BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN (artikel 46 RvO)

Transcriptie

1 BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN (artikel 46 RvO) Van : CDA, Hans Visser PvdA, Djoke de Jong Datum indiening : 16 december 2013 Door : Het college van burgemeester en wethouders Onderwerp : Paracommercie Datum : 9 januari 2014 Aan de leden van de Raad, Ons college heeft de vragen van de leden Visser (CDA) en De Jong (PvdA) in volgorde van indiening (in cursief herhaald) als volgt beantwoord: 1. Het college heeft aangegeven een nader overleg te voeren met de betrokken partijen over de voorgestelde (concept)verordening. Met wie heeft u dit overleg gevoerd en wat is het resultaat geweest? Hieronder wordt uiteengezet welke stappen er zijn gezet bij de totstandkoming van het 3e ontwerp verordening met betrekking tot de paracommercie. 17 september: besluit college vaststelling 1e ontwerp Dit ontwerp bevat de schenktijden en een verbod op het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard in paracommerciële horeca. 27 september: brief aan alle commerciële horeca dat het ontwerp ter inzage ligt en een uitnodiging tot het geven van een reactie (zienswijze). 30 september: brief aan alle paracommerciële instellingen op sportief gebied dat het ontwerp ter inzage ligt en een uitnodiging om een reactie (zienswijze) te geven. 2 oktober: brief aan alle paracommerciële instellingen op sociaal cultureel gebied dat het ontwerp ter inzage ligt en een uitnodiging om een reactie (zienswijze) te geven. 3 oktober: bijeenkomst grote MFC s en wijkgebouwen in Oppenhuizen. 9 oktober: bijeenkomst middelgrote MFC s / dorpshuizen in Ysbrechtum. 17 oktober: bijeenkomst kleine MFC s / dorpshuizen in Schraard. Voor deze drie bijeenkomsten zijn alle MFC s, dorpshuizen en wijkgebouwen uitgenodigd. Op de avonden hebben wethouder Sinnema en mevrouw Hutterd van de afdeling JVZ een toelichting gegeven op het voorstel en is nadrukkelijk gevraagd zienswijzen in te dienen als men zich niet in het voorstel kon vinden. 5 november: 41 zienswijzen zijn ingediend, horeca grotendeels akkoord.

2 12 november: besluit college vaststelling 2e ontwerp Naar aanleiding van de zienswijzen heeft het college besloten tot een wijziging van het eerste ontwerp. De grootste wijziging is het toestaan van bijeenkomsten van persoonlijke aard bij paracommerciële rechtspersonen met activiteiten van sociaal-culturele aard met een maximum aantal van 12 bijeenkomsten per kalenderjaar. Daarbij heeft het college het volgende overwogen: Argumenten hiervoor zijn dat wanneer er geen reguliere horeca is in de omgeving er geen sprake van oneerlijke mededinging is. De VNG stelt dat de gemeenten geen onnodige beperkingen op hoeven te leggen, maar alleen als er sprake is van oneerlijke mededinging. Er wordt echter geen definitie van omgeving gegeven. In Súdwest-Fryslân is een groot aanbod van reguliere horecagelegenheden waar men feesten van persoonlijke aard kan vieren. Desalniettemin is het college van mening dat er tegemoet kan worden gekomen in de vraag naar bijeenkomsten van persoonlijk aard. Gelet op de zienswijzen en dat het past binnen de maatschappelijke doelstelling van dorpshuizen en MFC s is het college van mening dat 12 bijeenkomsten van persoonlijke aard acceptabel is. 19 november: informatieavond raadscommissie Omdat het 2e ontwerp afwijkt ten gunste van de paracommercie is de Koninklijk Horeca Nederland in de gelegenheid gesteld in te spreken. Op de avond zelf heeft een bestuurslid van t Joo ook ingesproken. 20 november: Brief aan alle indieners van zienswijzen met - Aangepaste ontwerpverordening - de reactienota zienswijzen als bijlage bij de brief. Tevens wordt gewezen op behandeling van het ontwerpvoorstel in de raadscommissie van 5 december. 26 november: brief aan alle commerciële en paracommerciële horeca dat de behandeling in de raadscommissie is uitgesteld naar 16 januari. 28 november: Gesprek Burgemeester en wethouder Sinnema met Koninklijke horeca Nederland (vertegenwoordiging commerciële horeca) en een delegatie van de dorpshuizen t Joo, de Klink en de Drieuwpolle (vertegenwoordiging van de paracommerciële horeca). Standpunten leiden niet tot compromis. Voor de volledigheid wordt verwezen naar het gespreksverslag, deze is bijgevoegd. 10 december: besluit college vaststelling 3e ontwerp. B&W handhaaft het voorstel van 12 bijeenkomsten van persoonlijke aard maar stelt wel ruimere tijden voor de sportkantines vast. 2. Gelet op de uitgestrektheid van het gebied en het maatschappelijk belang van de genoemde instellingen, heeft het college met de betrokken partijen overwogen om maatwerk te plegen binnen de gemeente? Het maatwerk bestaat enerzijds uit de categorie indeling. Er is gekozen om verschil te maken binnen de verschillende paracommerciële rechtspersonen en niet alles over één kam te scheren. Daarom hebben de MFC s en dorpshuizen ten opzichte van bijvoorbeeld de sportkantine de mogelijkheid alcohol te schenken bij bijeenkomsten van persoonlijke aard. Daarbij is gekozen voor 12 bijeenkomsten per jaar in de veronderstelling dat het merendeel van de MFC s en dorpshuizen hiermee uit de voeten kunnen. Een aantal grotere MFC s vindt dit aantal te laag. Zij bevinden zich echter ook vaak in de grotere dorpen waar vaak ook commerciële horeca is, waardoor het o.i. moeilijk is juist deze opstellingen meer mogelijkheden te geven in termen van paracommercie.

3 Het college heeft zich afgevraagd of een model dat Tytsjerksteradiel probeert te ontwikkelen maatwerk per dorp na overeenstemming ter plaatse bij de gemeente SWF toepasbaar zou zijn. Nog los van de nieuwe rechtsongelijkheden die dan kunnen ontstaan (het ene dorpshuis wel en het andere 2 km verderop niet) lijkt zo n model in ons gebied moeilijk toepasbaar. De commerciële horeca, die vaak het zomerseizoen als basis heeft en het hele jaar professioneel door wil blijven exploiteren mede in verband met het personeelsbeleid-, heeft aangegeven de 12 keer per jaar teveel te vinden. Bij een optimale benutting van deze 12 keer per jaar zien zij een groot omzetverlies. Wel ziet iedereen het maatschappelijk belang van de mogelijkheden, ook voor niet collectieve doelen, van MFC s en dorpshuizen. Ook is gewezen op een mogelijke doorontwikkeling van MFC s tot een vergelijkbare status en bedrijfsvoering (exploitatie, huurcontracten, personeelsbeleid, fiscus) als ware het commerciële horeca. De paracommercie zou hiermee verminderen en beter worden gereguleerd. 3. Over de vraag of een (rechts)persoon als concurrent belang heeft bij een besluit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) in de uitspraak van 24 oktober 2012 (LJN: BY1061) het volgende criterium geformuleerd: Volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2007, in zaak nr /1 is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende bij dit besluit. Dit is slechts het geval indien de onderneming in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is als de in het plan voorziene bedrijvigheid. Dit geldt ongeacht de vraag of het concurrentiebelang bij het nemen van dit besluit een rol kan spelen. Op welke wijze wil het college dit gaan vaststellen? De vraag of een (rechts)persoon als belanghebbende aangemerkt kan worden, is pas van belang als er een besluit wordt genomen waartegen bezwaar gemaakt kan worden, én er bezwaar gemaakt wordt. Tegen het besluit tot het vaststellen van deze verordening staat geen bezwaar open. Ten overvloede: tegen een handhavingsbeschikking staat wel bezwaar open. In een voorkomend geval zal aan de hand van de omstandigheden van het geval en de jurisprudentie beoordeeld worden of iemand als belanghebbende aangemerkt kan worden. Gezien de korte afstanden van kern naar kern en de grote dichtheid van zowel commerciële als niet commerciële horeca binnen de gemeente is dit al gauw het geval. 4. In de memorie van toelichting van de regering wordt aangegeven dat gemeente geen onnodige beperkingen gaat vastleggen in haar verordening daar waar de mededinging niet van toepassing is. Op welke wijze wil het college deze memorie van toelichting toepassen? Het college is van mening geen onnodige beperkingen opgelegd te hebben en heeft consensus proberen te bereiken over het schenken van alcohol bij bijeenkomsten van persoonlijke aard, door 12 van deze bijeenkomsten per instelling toe te staan. Daarnaast heeft de Burgemeester de gelegenheid om bij speciale aangelegenheden ontheffing te verlenen. 5. Is het college zich bewust van de uitspraak van de Raad van State over het niet hanteren van een afstandscriterium zoals genoemd in de jurisprudentie ABRS 22 juli 2009, LJN: BJ 3399 en heeft het college in het conceptmodel deze uitspraak meegewogen en besproken tussen de belanghebbenden? Ja, zie ook ons antwoord bij vraag 3. In de aangehaalde uitspraak gaat het om het verlenen van een vergunning. Daarbij moet worden afgewogen of er aan die vergunning voorschriften of beperkingen verbonden moeten worden om ongewenste mededinging te voorkomen. Daarnaast gaat in de uitspraak om een concreet geval. Een verordening is algemeen naar tijd, plaats en gaat er om of en hoeveel reguliere horeca er in de buurt is. De VNG stelt dat als er geen reguliere horeca is, dan is er ook geen concurrentie. Het college heeft overwogen en in de gesprekken aangegeven dat de

4 dichtheid van zowel de commerciële als paracommerciële horeca binnen de gemeente SWF hoog is en gezien de korte onderlinge afstanden al gauw op onderlinge concurrentie uitdraait en er daarmee ook rechtsongelijkheid ontstaat. 6. Heeft het college een poging ondernomen om tot een gezamenlijke verordening te komen waarbij zowel de horeca als de genoemde instellingen zich kon vinden? We kunnen ons voorstellen dat daar waar een vorm van wederkerigheid wordt ingebracht de partijen elkaar kunnen vinden in een onderlinge samenwerking. Het college heeft meerdere pogingen ondernomen om tot een gezamenlijke verordening te komen naar tevredenheid van zowel de paracommerciële horeca als de commerciële horeca. Dit is echter niet gelukt omdat de belangen te ver uiteen liggen. Met u vinden wij dit jammer. Partijen hebben overigens met respect kennis genomen van elkaars invalshoeken. 7. Heeft het college onderzocht welke effecten de verordening kan hebben op de exploitatie van de genoemde instellingen? Het college heeft aangehoord welke effecten de verordening kan hebben op de exploitaties bij zowel de commerciële horeca als dorpshuizen en MFC s. Eén van de mogelijkheden van grotere MFC s is om door te groeien naar een commerciële bedrijfsvoering. In het algemeen willen wij blijven benadrukken dat de discussie in essentie gaat over een deel van de exploitatie van dorpshuizen: nl. of het aantal toegestane (12) bijeenkomsten van persoonlijke aard met alcohol-schenktijden nu wel of niet redelijk is in termen van het reguleren van paracommercie. 8. Bij een negatief effect op de exploitatie heeft het college met de betrokken instellingen gehad over tegenmaatregelen, waardoor een gezonde exploitatie wordt gewaarborgd? Zowel onder de huidige als onder de gewijzigde Drank- en Horecawet geldt dat horecaactiviteiten in overeenstemming moeten zijn met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. In hoeverre rust er op de percelen waarop paracommerciële rechtspersonen zijn gevestigd een bestemming die slechts ondersteunende horeca toelaat. Of is dit in onze gemeente niet het geval? Deze verordening is zodanig opgesteld dat de paracommerciële rechtspersonen niet worden beperkt in de activiteiten gerelateerd aan de maatschappelijke doelstelling van de instelling. Deze kunnen volledig ontplooid worden binnen de schenktijden. De beperking is, zoals gesteld, louter bij bijeenkomsten van persoonlijke aard. De gevolgen zijn, zoals gesteld, wel door partijen aan de orde gesteld maar niet zodanig geconcretiseerd dat ook over optimalisering van de exploitatie (prijsbeleid, subsidie b.v.) is gesproken. Het karakter van een dorpshuis/mfc is qua doel en bestemming in essentie maatschappelijke doeleinden met horeca als ondersteunende functie. Uit een eerste analyse is gebleken dat op deze percelen een bestemming rust met bovenstaande planologische omschrijving. 9. Op welke wijze wil het college toezien op de naleving van een door de Raad vastgestelde verordening? Na vaststelling van de verordening door u zal het college de dan ontstane situatie en maatregelen aan zowel de commerciële als de paracommerciële horeca uiteenzetten en zonodig verduidelijken. In deze periode zal ook worden gewerkt aan het Preventie- en Handhavingplan. Deze dient 1 juli 2014 gereed te zijn. In dit plan wordt beschreven op welke wijze en met welke frequentie controles worden uitgevoerd. Wij willen u dit voor het zomerreces aanbieden.

5 10. Wanneer wordt het concept model verordening behandeld in de commissie- en raadsvergadering? Het college en het presidium gaan ervanuit dat de behandeling van het concept model verordening 16 januari 2014 behandeld wordt in de commissie en 30 januari 2014 in de Raad. College van B&W H. Apotheker J. Krul Burgemeester Gemeentesecretaris