Met de functies Verticaal zoeken of Horizontaal zoeken kun je gegevens in het rekenblad laten opzoeken en weergeven.

Transcriptie

1 Formules functies verticaal en horizontaal zoeken Excel Met de functies Verticaal zoeken of Horizontaal zoeken kun je gegevens in het rekenblad laten opzoeken en weergeven. Opbouw van de functie Verticaal zoeken De functie VERT.ZOEKEN zoekt in de meest linkse kolom van een tabel (matrix)naar een bepaalde waarde en geeft als resultaat de waarde uit dezelfde rij in een opgegeven kolom. De functie VERT.ZOEKEN bevat standaard 3 argumenten: Het eerste argument is de waarde die je zoekt. Dat kan een concreet getal zijn, of zoals in het voorbeeld een celverwijzing: je zoekt de inhoud van cel H3. Het tweede argument is het bereik van de tabel of matrix waarin je zoekt. Er wordt steeds in de eerste (=meest linkse) kolom van de matrix gezocht. De waarden van die eerste kolom moeten oplopend gesorteerd zijn. In het voorbeeld wordt er in de eerste kolom (C) van de matrix C3:F8 gezocht. Het derde argument is het volgnummer van de kolom waarvan de waarde op dezelfde rij als de gevonden waarde teruggegeven wordt. De meest linkse kolom heeft volgnummer 1. In het voorbeeld worden waarden uit de vierde kolom (F) teruggegeven. In het voorbeeld werd de formule =VERT.ZOEKEN(H3;C3:F8;4) ingevoerd in cel I3. Als cel H3 de waarde 5 bevat, wordt die waarde gezocht in kolom C. Vervolgens wordt de waarde op dezelfde rij als de gevonden waarde uit kolom F (de vierde kolom) teruggegeven. Dat is het getal 7. Ander voorbeelden voor waarden van (H3;I3) zijn (2;40), (3;17), (1;12). Er wordt altijd een waarde berekend! Als de zoekwaarde niet voorkomt, wordt die waarde teruggegeven van de rij die zich juist boven de rij bevindt met de eerste voorkomende waarde die groter is dan de zoekwaarde. Als H3 de waarde 4 bevat, wordt in I3 de waarde 17 teruggegeven, omdat 5 de eerste voorkomende waarde is die groter dan 4 is. Er wordt dan een waarde teruggegeven van de rij erboven, wat resulteert in 17.

2 Andere voorbeelden voor zulke waarden van (H3;I3) zijn (10;40), (20;40), (6,5;17). Bovenstaande principes resulteren uiteraard in gekke resultaten als de eerste kolom niet gesorteerd is! Als de zoekwaarde kleiner is dan alle waarden van de eerste kolom, wordt als resultaat de foutmelding #N/B teruggegeven. Om goed met de functie VERT.ZOEKEN te kunnen werken, kun je dus best het bereik eerst oplopend sorteren volgende de eerste kolom. Omdat dit in heel wat gevallen echter onmogelijk is, kun je bij de functie nog een vierde argument opgeven, waarmee je aangeeft of je de te zoeken waarde al dan niet benadert. Indien je als argument WAAR opgeeft, kun je dit argument evengoed weglaten en krijg je de situatie zoals hierboven uitgelegd werd. Er wordt dan altijd een resultaat gegeven, wat soms een benadering is. Als je echter als argument ONWAAR opgeeft, wordt enkel naar exacte voorkomens gezocht en hoeft de eerste kolom niet gesorteerd te zijn. Als je als vierde argument ONWAAR gebruikt, krijg je altijd de foutboodschap #N/B terug als je naar een waarde zoekt die niet voorkomt. Als je geen vierde argument gebruikt, wordt de standaardwaarde WAAR toegepast. Je kunt de formule met de functie VERT.ZOEKEN volledig manueel typen, maar je gebruikt beter de knop Functie invoegen.

3 De functie VERT.ZOEKEN opbouwen met de knop Functie invoegen 1 Klik op de knop Functie invoegen op de formulebalk. Je vindt de functie VERT.ZOEKEN bij de categorie Zoeken en verwijzen. 2 Geef de verschillende argumenten op. In het vak Zoekwaarde typ je het adres van de cel waarin de zoekwaarde staat. In het vak Tabelmatrix typ je het bereik van de matrix waarin gezocht moet worden. Je kunt dat bereik ook slepen. Vouw desnoods eerst het dialoogvenster samen. De eerste kolom van die matrix moet oplopend gesorteerd zijn. Desnoods moet je daartoe de tabelmatrix oplopend sorteren (er is een fiche beschikbaar waarin uitgelegd wordt hoe je dat moet doen).

4 Het vak Kolomindex_getal moet het volgnummer bevatten van de kolom waaruit waarden teruggegeven worden. De meest linkse kolom van de matrix heeft volgnummer 1. In het vak Benaderen typ je eventueel ONWAAR. Het invoeren van WAAR in dit vak heeft hetzelfde effect als het vak leeglaten. Onderaan vind je het voorlopige resultaat van de formule. 3 Klik ten slotte op OK. Naast de functie VERT.ZOEKEN is ook de functie HORIZ.ZOEKEN beschikbaar. De opbouw is volledig gelijkaardig, maar kolommen en rijen worden nu omgewisseld. Opbouw van de functie Horizontaal zoeken De functie HORIZ.ZOEKEN zoekt in de bovenste rij van een tabel (matrix)naar een bepaalde waarde en geeft als resultaat de waarde uit dezelfde kolom in een opgegeven rij. De functie HORIZ.ZOEKEN bevat 3 of 4 argumenten: Het eerste argument is de waarde die je zoekt. Dat kan een concreet getal zijn, of zoals in het voorbeeld een celverwijzing: je zoekt de inhoud van cel H3. Het tweede argument is het bereik van de tabel of matrix waarin je zoekt. Er wordt steeds in de bovenste rij van de matrix gezocht. In het voorbeeld wordt er in de eerste rij (3) van de matrix C3:F8 gezocht. Het derde argument is het volgnummer van de rij waarvan de waarde op dezelfde kolom als de gevonden waarde teruggegeven wordt. De bovenste rij heeft volgnummer 1. In het voorbeeld worden waarden uit de vijfde rij (7) teruggegeven. Het vierde argument is optioneel. Als je het argument weglaat of WAAR gebruikt, wordt de gezochte waarde benaderd en moet de eerste rij van de matrix oplopend gesorteerd zijn. Gebruik je ONWAAR als vierde argument, dan hoeft de eerste rij van de matrix niet gesorteerd te zijn en krijg je enkel exacte waarden terug.

5 In het voorbeeld werd de formule =HORIZ.ZOEKEN(H3;C3:F8;5;ONWAAR) ingevoerd in cel I3. Als cel H3 de waarde 9 bevat, wordt die waarde gezocht in rij 3. Vervolgens wordt de waarde op dezelfde kolom als de gevonden waarde uit rij 7 (de vijfde rij) teruggegeven. Dat is het getal 15. Andere voorbeelden voor zulke waarden van (H3;I3) zijn (1;6), (10;13), (8,#N/B), (0,#N/B). Overigens gelden dezelfde principes als bij de functie VERT.ZOEKEN. Je kunt de functie HORIZ.ZOEKEN ook opbouwen met de knop Functie invoegen. De werkwijze is volledig dezelfde als bij de functie VERT.ZOEKEN. Raadpleeg i.v.m. formules ook de volgende fiches Algemeen werken met de helpfunctie Formules invoeren Formules relatieve en absolute adressering Formules totalen maken Formules functies algemeen Formules functies overzicht Via de helpfunctie op zoek gaan naar uitleg over functies en technieken in Office. Opbouw van formules; een formule invoeren en bewerken; automatische herberekening Om formules op te bouwen met relatieve, absolute en gemengde adressering Om snel en doeltreffend totalen te maken van geselecteerde cellen; op dezelfde manier ook gemiddelden, maximum, minimum berekenen Het doel van functies; vorm; functies invoeren; de helpfunctie gebruiken om de juiste functie te vinden Een overzicht van veelgebruikte functies en hun betekenis