Werktijdenregeling Tilburg University

Transcriptie

1 Werktijdenregeling Tilburg University Artikel 1 Inhoud regeling Naast algemene regels voor de invulling van de werktijden bevat deze regeling nadere regels ter uitwerking van de CAO-bepalingen over de flexibele werkduur (art. 5.6), het meerjarenspaarmodel (art. 5.5) en de vakantie (art. 4.7). Artikel 2 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. arbeidstijdpatroon: de voor een werknemer geldende arbeids- en rusttijden, die zijn vastgesteld binnen de voor de werknemer toepasselijke feitelijke werkweek en werktijdvorm; b. flexibele werkduur: de in artikel 5.6 CAO bedoelde mogelijkheid voor de werknemer om in combinatie met aanpassing van het aantal verlofdagen een andere feitelijke werkweek af te spreken dan de volgens de CAO gebruikelijke werkweek, die voor voltijders 38 uur per week bedraagt; c. omvang volledige arbeidsduur: volgens de CAO bedraagt de volledige arbeidsuur 38 uur per week, maar afwijking daarvan is mogelijk door toepassing van de flexibele werkduur; d. feitelijke werkweek: het aantal feitelijke arbeidsuren per werkweek dat voor een werknemer is afgesproken met toepassing van artikel 4; e. werktijdvorm: één van de werktijdvormen als beschreven in artikel 6; f. actietijden: de voor een organisatieonderdeel vastgestelde tijden waarbinnen de werkzaamheden van dat organisatieonderdeel worden uitgeoefend, gelet op de specifieke functie van dat organisatieonderdeel. Artikel 3 Vaststelling arbeidstijdpatroon Conform artikel 4.2, lid 1 t/m 3 CAO stelt de werkgever voor de werknemer een arbeidstijdpatroon vast met inachtneming van de bepalingen van de Arbeidstijdenwet. Artikel 4 Flexibele werkduur en vaststelling feitelijke werkweek 1. Ter invulling van artikel 5.6 CAO gelden aan de Tilburg University ten aanzien van de flexibele werkduur de bepalingen van dit artikel; 2. Behoudens het bepaalde in lid 6 en lid 7 heeft elke werknemer recht op de flexibele werkduur, tenzij het belang van de bedrijfsvoering zich hiertegen verzet 1 ; 3. Voor een voltijder houdt het in lid 2 bedoelde recht in, dat hij mag kiezen uit de volgende varianten: a. de combinatie van een feitelijke werkweek van 40 uur met toekenning van 96 extra b. een feitelijke werkweek van 38 uur; c. de combinatie van een feitelijke werkweek van 36 uur met inlevering van 96 vakantieuren 1 Deze bijzin is overgenomen uit art. 5.6 CAO. 1

2 4. Voor een werknemer met een 0,9 deeltijdfactor houdt het in lid 2 bedoelde recht in, dat hij mag kiezen uit de volgende varianten: a. de combinatie van een feitelijke werkweek van 36 uur met toekenning van 86,4 extra b. de combinatie van een feitelijke werkweek van 32 uur met inlevering van 105,6 vakantieuren 5. Voor een werknemer met een 0,8 deeltijdfactor houdt het in lid 2 bedoelde recht in, dat hij mag kiezen uit de volgende varianten: a. de combinatie van een feitelijke werkweek van 32 uur met toekenning van 76,8 extra b. de combinatie van een feitelijke werkweek van 28 uur met inlevering van 115,2 vakantieuren 6. Aan de flexibele werkduur kan niet worden deelgenomen door: a. deeltijders met een deeltijdfactor van minder dan 0,8 fte. Voor deze deeltijders is de omvang van de feitelijke werkweek gelijk aan de uitkomst van: deeltijdfactor maal 40 uur. b. deelnemers aan een seniorenregeling. Voor hen gelden de regels uit de toepasselijke seniorenregeling. 7. In het belang van de bedrijfsvoering heeft de werkgever ten aanzien van werknemers die zich naar het oordeel van de werkgever niet houden aan de bij Tilburg University toepasselijke regels voor het opnemen en registreren van verlofdagen, de bevoegdheid om de omvang van de feitelijke werkweek conform de CAO te bepalen op een 38-urige werkweek (voor voltijders) dan wel een afgeleide daarvan voor deeltijders. 8. Indien dat ook in het belang van de bedrijfsvoering is, kunnen de leidinggevende en de werknemer zonder aanpassing van de deeltijdfactor afspreken dat de omvang van de feitelijke werkweek tijdens de loop van een kalenderjaar per periode van een aantal weken zal variëren in combinatie met extra vakantieopname (tijdens een periode van vermindering van het aantal feitelijke werkuren per week) of extra vakantie-opbouw (tijdens een periode van verhoging van het aantal feitelijke werkuren per week). Artikel 5 Procedure afspraken feitelijke werkweek 1. Met werknemers die in dienst treden, worden met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 vóór aanvang van het dienstverband afspraken gemaakt over de toepasselijke feitelijke werkweek. 2. Gemaakte afspraken blijven van toepassing gedurende het gehele kalenderjaar, tenzij onvoorziene omstandigheden voor de werkgever en de werknemer aanleiding zijn om de afspraken tussentijds aan te passen. 3. Gemaakte afspraken worden na afloop een kalenderjaar steeds stilzwijgend verlengd tenzij: a. de werkgever of de werknemer het initiatief neemt om nieuwe afspraken te maken binnen het in artikel omschreven 4 kader; b. het bedrijfsbelang aanpassing binnen het in artikel 4 omschreven kader van de gemaakte afspraken vereist. Artikel 6 Mogelijke werktijdvormen 1. Voor de invulling van de uren van de feitelijke werkweek kent Tilburg University de werktijdvormen: vaste werktijden, glijdende werktijden en ingeroosterde werktijden. 2. Bij vaste werktijden gelden voor een werknemer elke week dezelfde begin-, pauze- en eindtijden per werkdag. 2

3 3. Bij glijdende werktijden bepaalt de werknemer zelf de begin-, pauze- en eindtijd per werkdag, met dien verstande dat bij een 8-urige werkdag de begintijd moet liggen tussen 7.30 en 9.30 uur, dat de eindtijd moet liggen tussen en uur, dat tussen beginen eindtijd tenminste 8,5 uur behoort te liggen (8 uur werk + minimaal 30 minuten rustpauze) en dat de directeur de bandbreedte voor begin- en eindtijd in het belang van de bedrijfsvoering kan beperken. Voor dagen waarop een werknemer minder dan 8 uur werkt, bepaalt de directeur de bandbreedte voor de begin- en eindtijden. 4. Bij ingeroosterde werktijden worden de begin-, pauze- en eindtijd vastgesteld binnen de actietijden van het betreffende organisatieonderdeel. Artikel 7 Algemene voorwaarden voor invulling van de feitelijke werkweek 1. Behoudens overuren en behoudens het bepaalde in lid 4 mag een werknemer in principe per dag niet meer dan 8 uur werken. 2. Per werkdag werkt de werknemer zoveel mogelijk in werktijdblokken van 8 of 4 uur. 3. Tenzij het belang van de bedrijfsvoering zich hiertegen verzet, mag de werknemer per periode van twee of vier weken werktijdblokken van resp. 2 of 4 uur samenvoegen, waardoor hij op een bepaalde weekdag slechts eens in de vier resp. twee weken hoeft te werken, mits de wel te werken weken tevoren eenduidig worden vastgelegd. 4. In afwijking van lid 1 mogen voltijdse OBP-werknemers met ingeroosterde werktijden vier dagen van 9 uur werken op voorwaarde dat die 9-urige werkdag naar het oordeel van de directeur ook in het belang van de bedrijfsvoering is. Artikel 8 Rusttijden en pauzes Voor rusttijden en pauzes geldt de standaardregeling uit de Arbeidstijdenwet. In afwijking daarvan geldt de 'Collectieve regeling arbeids- en rusttijden' voor de in die regeling genoemde categorieën werknemers. Artikel 9 Tijdelijke aanpassing werktijden bij bijzondere omstandigheden Als bijzondere omstandigheden (zoals extreme weersomstandigheden) daartoe aanleiding geven, heeft de directeur van een faculteit of dienst de bevoegdheid om in het belang van de werknemers tot een tijdelijke aanpassing van de actietijden van een organisatieonderdeel en/of de werktijden van de werknemers te besluiten. Artikel 10 Aanvullende bepalingen inzake vakantie 1. Vervallen. 2. Bij opname van een vakantiedag wordt van het vakantietegoed het aantal uren afgeboekt dat de werknemer volgens zijn arbeidstijdpatroon gewerkt zou hebben op die werkdag als hij geen vakantie had opgenomen. 3. Als een feestdag samenvalt met een weekdag die volgens het voor die werknemer geldende arbeidstijdpatroon niet zou gelden als een werkdag, krijgt de werknemer geen compensatiedag. 4. Vervallen. 3

4 Artikel 11 Collectieve sluitingsdagen 1. Aan Tilburg University gelden de volgende dagen als collectieve sluitingsdagen: o de dagen tussen Kerst en Nieuwjaar; o iedere losse werkdag tussen een feestdag en een weekend of tussen een feestdag en een feestdag. 2. Als een collectieve sluitingsdag samenvalt met een weekdag die volgens het voor die werknemer geldende arbeidstijdpatroon als werkdag geldt, wordt het voor die dag vastgelegde aantal werkuren afgeboekt van het vakantietegoed. 3. In afwijking van lid 2 hebben deelnemers aan een seniorenregeling bij het samenvallen van een collectieve sluitingsdag met een voor hen gangbare werkdag de keuze tussen afboeken van vakantieverlof voor die collectieve sluitingsdag of inhalen van de gemiste werkdag op een andere dag. Artikel 12 Meerjaren spaarverlof 1. Zoals bepaald in artikel 5.5 CAO mag de werknemer per jaar maximaal 148 verlofuren sparen ten behoeve van een langdurige, aaneengesloten verlofperiode. Het maximum van 148 verlofuren wordt verminderd met het aantal verlofuren dat met toepassing van het keuzemodel arbeidsvoorwaarden wordt geruild voor een doel in geld. Bovendien mag de werknemer in een kalenderjaar alleen verlofuren sparen die het wettelijk aantal verlofuren voor dat kalenderjaar te boven gaan. 2. De spaarperiode bedraagt minimaal drie en maximaal vijf jaar. Tenzij anders overeengekomen, moet het verlof uiterlijk binnen een jaar na afloop van de spaarperiode zijn opgenomen. Niet opgenomen verlofdagen vervallen na verloop van vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak in het spaarmodel is ingebracht. 3. Aan het begin van de spaarperiode maakt de werknemer voorlopige afspraken met zijn leidinggevende over het doel waarvoor wordt gespaard en het moment waarop de werknemer het spaartegoed denkt op te nemen. Deze afspraken worden opgenomen in het personeelsdossier, worden aan het begin van elk jaar herbezien en worden voorafgaand aan de feitelijke opname tijdig geconcretiseerd. 4. In het belang van een goede spreiding van de werkdruk kan de werkgever na overleg met de werknemer beperkingen stellen aan de perioden waarin het spaarverlof mag worden opgenomen. 5. Het spaarverlof kan worden ingezet: o voor een langere verlofperiode met een persoonlijk doel; o voor een sabbatical leave, als bedoeld in art. 4.16a CAO; o in combinatie met seniorenverlof, FPU en/of pensionering. 6. De werknemer dient een concreet opleidingsplan in, als hij het spaarverlof wil besteden aan een sabbatical leave en daarbij in aanmerking wil komen voor faciliteiten van de werkgever. Indien de besteding van het sabbatical leave naar het oordeel van de werkgever mede in het bedrijfsbelang is, kent de werkgever een premie in de vorm van extra verlof en een tegemoetkoming in de scholingskosten toe. 7. Bij beëindiging van het dienstverband dienen de opgespaarde verlofdagen direct voorafgaand hieraan te worden opgenomen. Indien en voor zover dit niet mogelijk is, vindt uitbetaling plaats onder de condities als vermeld in artikel 5.7, lid 2 CAO. 8. Om een gelijkmatige spreiding van de verlofperioden over de sparende werknemers van een organisatie-eenheid te waarborgen, kan aan werknemers de mogelijkheid worden geboden een voorschot op toekomstige spaardagen te nemen, dat dan na afloop van de verlofperiode binnen een termijn van maximaal drie jaren wordt afgelost. Bij voortijdige beëindiging van 4

5 het dienstverband worden de reeds opgenomen dagen boven het feitelijk spaartegoed in mindering gebracht op het salaris. 9. Als de werknemer langer dan een maand ziek is tijdens een geplande verlofperiode, kunnen nieuwe afspraken over opname worden gemaakt. 10. Op spaarverlof dat tot en met 2004 met toepassing van de ADV-regeling is gespaard, blijft de 'Overgangsregeling flexibele werkduur en afschaffing ADV' van toepassing. 11. Indien de werknemer beschikt over een levenslooptegoed, dat hij wil aanwenden voor verlof, kan hij de twee verlofsoorten na elkaar opnemen. Artikel 13 Hardheidsclausule In gevallen waarin toepassing van deze regeling tot onredelijke consequenties leidt, kan de werkgever afwijkend beslissen ten gunste van de werknemer. Artikel 14 Citeerartikel Deze regeling wordt genoemd 'Werktijdenregeling Tilburg University. Artikel 15 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van 25 maart 2014 en vervangt hiermee de Werktijdenregeling UvT, die in werking was getreden op 1 januari