Is Kinderopvang een Rem of Steun in de Ontwikkeling van Peuters? De Rol van Temperament.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Is Kinderopvang een Rem of Steun in de Ontwikkeling van Peuters? De Rol van Temperament."

Transcriptie

1 FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Academiejaar Eerste Examenperiode Is Kinderopvang een Rem of Steun in de Ontwikkeling van Peuters? De Rol van Temperament. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de psychologie, afstudeerrichting klinische psychologie door Lien Devos Promotor: Ivan Mervielde Begeleiding: Sarah De Pauw

2 Ondergetekende Lien Devos geeft toestemming tot het raadplegen van de scriptie

3 INHOUDSTAFEL VOORWOORD...1 ABSTRACT...2 INLEIDING...3 Wat is Kinderopvang?... 4 Definitie van Kinderopvang... 4 De Evolutie van de Kinderopvang... 5 De Huidige Situatie van de Kinderopvang in Vlaanderen... 7 Zijn Invloeden van Ouderlijke Zorg en Kinderopvang Verschillend? De Evolutie binnen Onderzoek: Is kinderopvang een Rem of een Steun in de Ontwikkeling van Peuters? Recente Onderzoeksbevindingen: Is kinderopvang een Rem of een Steun in de Ontwikkeling van Peuters? Kwantiteit van opvang Het type opvang De kwaliteit van opvang Welke Variabelen Spelen een Rol in de Relatie tussen Kinderopvang en Probleemgedrag? Niveau van het Kind De rol van temperament Niveau van de Ouders De rol van de Socio-economische status van het gezin De rol van ouderlijk gedrag Interacties tussen niveau van het kind, de ouders/ het gezin en de kinderopvang Processen die Onderliggend zijn aan de Mogelijke Verschillen tussen Ouderlijke Opvang en Kinderopvang Kinderopvang: Meer Frequente Contacten met Leeftijdsgenoten Onderzoeksvragen METHODE...31 Steekproef... 31

4 Kinderen Ouders Opzet Vragenlijsten Achtergrondvariabelen De informatiefiches Gedragsproblemen en emotionele problemen De Gedragsvragenlijst voor kinderen van 1,5 5 jaar Temperament De EAS Temperamentvragenlijst Analyses RESULTATEN...39 Invloed van Opvang op Probleemgedrag bij Peuters Invloed van Temperament op de Relatie tussen Opvang en Probleemgedrag De Gevolgen van Formele Opvang op de Gemiddelde Leeftijd van 2 jaar Hoofdeffecten van leeftijd en geslacht Hoofdeffecten van kinderopvang Hoofdeffecten van temperament Interactie- effecten tussen formele opvang en temperament De Gevolgen van Formele Opvang op de Gemiddelde Leeftijd van 2,5 jaar Hoofdeffecten van leeftijd en geslacht Hoofdeffecten van formele opvang Hoofdeffecten van temperament Interactie-effecten tussen formele opvang en temperament De Gevolgen van Kinderopvang op de Gemiddelde Leeftijd van 2,5 jaar Hoofdeffecten van geslacht en leeftijd Hoofdeffecten van kinderopvang Hoofdeffecten van temperament Interactie-effecten tussen kinderopvang en temperament Invloed van SES op de Relatie tussen de Opvang en Probleemgedrag? DISCUSSIE...53 Is Kinderopvang een Rem of een Steun in de Ontwikkeling van Peuters?... 53

5 De Analytische bevindingen De relatie met de bestaande literatuur De Rol van Temperament De Rol van Achtergrondvariabelen Sterktes, Beperkingen en Suggesties van het Onderzoek REFERENTIES...62 BIJLAGEN...67 Bijlage 1: Informatiefiche kinderopvangvariabelen Bijlage 2: EAS-temperamentvragenlijst... 68

6 VOORWOORD In dit voorwoord wil ik graag iedereen bedanken die mij de mogelijkheid heeft geboden om deze scriptie tot een goed einde te brengen. Daarbij vernoem ik graag de mensen van de universiteit Gent, waaronder Lic. Sara De Pauw, mijn begeleidster en Prof. Ivan Mervielde, mijn promotor. In het bijzonder wil ik mijn begeleidster, Sara De Pauw bedanken voor haar tijd en begeleiding die ze mij met veel enthousiasme geboden heeft. Dank zij haar is het mogelijk geworden om het onderzoek te realiseren. Via de feedbackmomenten heeft zij mij bijgestaan met tips en kritische bemerkingen. Uiteraard wil ik ook mijn medestudente, Stefanie Schellekens, bedanken voor haar steun en hulp bij de uitvoering van de studie. Daarnaast wil ik ook mijn promotor, Ivan Mervielde, bedanken voor de opvolging van het onderzoek. In dit dankwoord wil ik mij ook even richten tot alle mensen die bereid waren om aan de studie mee te werken. Zonder de vrijwillige medewerking van alle deelnemende ouders zou het onderzoek nooit gerealiseerd zijn. Mijn oprechte dank hiervoor. Ten slotte vernoem ik ook graag mijn familie en vrienden, die mij gesteund hebben doorheen het hele proces. Daarbij wil ik voornamelijk mijn ouders bedanken die mij vanaf het begin hun steun en hulp aangeboden hebben. Zij hebben het in eerste instantie mogelijk gemaakt om deze vijfjarige studie aan te vatten. Doorheen die vijf jaar hebben ze mij voortdurend bijgestaan, op zowel de leuke als moeilijke momenten en zijn ze mij blijven steunen in mijn studie. Daarnaast wil ik ook al mijn vrienden en in het bijzonder mijn vriend bedanken voor al hun geduld en opoffering. Iedereen bedankt! 1

7 ABSTRACT Binnen onze samenleving zien we de laatste jaren een sterke toename van het aantal kinderen in de kinderopvang. We kunnen echter weinig zeggen over de rol die kinderopvang speelt bij de ontwikkeling van kinderen. Het doel van de studie was nagaan of kinderopvang een rem of een steun is in de ontwikkeling van peuters en welke rol temperament hierin speelt. De EAS-temperamentvragenlijst en CBCL/1,5-5j werden bij 452 kinderen tussen 1,5 en 4 jaar, over de periode van 1,5 jaar afgenomen. De invloed van verschillende vormen van opvang, werd nagegaan door een longitudinale associatie met probleemgedrag. De correlatieanalyses en de multiple hiërarchische regressieanalyses gaven maar weinig significante relaties aan tussen de verschillende vormen van opvang en probleemgedrag. De rol van temperament en de interacties tussen temperament en formele opvang enerzijds en tussen temperament en kinderopvang anderzijds werden eveneens nagegaan door een longitudinale associatie met probleemgedrag. De multiple hiërarchische regressieanalyses laat zien dat de interactie-effecten tussen het temperament en het soort opvang ondergeschikt zijn aan de significante hoofdeffecten van temperament. Temperament blijkt vooral direct probleemgedrag te voorspellen. Daarbij werd ook gecontroleerd voor de achtergrondvariabelen leeftijd en geslacht van het kind. Alleen leeftijd lijkt een effect te hebben op probleemgedrag. Het effect verdwijnt wel over de tijd. Via een multiple hiërarchische regressieanalyse werden eveneens de effecten van SES (berekend aan de hand van de hoogste opleiding van de vader) op zich en in interactie met het soort opvang op probleemgedrag bekeken. Er werden geen enkele effecten gevonden van SES. 2

8 INLEIDING Is kinderopvang een rem of een steun in de ontwikkeling van peuters? Al decennia lang is dit een interessegebied voor vele onderzoekers, ouders, opvoeders, politici. Vele peuters brengen een groot deel van hun eerste levensjaren door bij verzorgers in kinderopvangcentra, onthaalouders, grootouders, vrienden, buren (Van Keer, Bettens, Buysse, 2004). De zorg door de moeder neemt gelijktijdig in omvang af. De peuters zullen aan moederlijke zorg moeten inboeten, terwijl andere sociale contacten juist aangemoedigd worden. Welk effecten dit heeft op de verdere ontwikkeling van de peuters, is al ruime tijd een punt van discussie in de sociale wetenschappen (Belsky, 2006; NICHD Early Child Care Research Network, 2001, 2002; Andersson, 1989). Maar welke invloed hebben de peuters zelf op dit proces? Welke rol speelt het temperament van de peuters in de kinderopvang? In dit onderzoek zullen we daarom ook stilstaan bij de rol van temperament bij peuters. Kinderopvang kent de laatste tijd een sterk groeiende belangstelling. Media, politici, ouders, onderzoeker, zijn allen bezig met vraagstukken om en rond opvang van kinderen. Voor ouders is kinderopvang een belangrijk hulpmiddel in het dagelijkse leven. Volgens een onderzoek van de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD, 2006) werken beide ouders bij 74% van de gezinnen met kinderen jonger dan 6 jaar, en worden de kinderen bij gevolg overdag door derden opgevangen. Vandenbroeck (2004) beschreef in zijn boek over honderdvijftig jaar kinderopvang, de maatschappelijke betekenis van kinderopvang en de rol ervan op de toegenomen interesse voor kinderopvangcentra. Kinderopvang kent drie maatschappelijke functies (Vandenbroeck, 2004). Ten eerste heeft het een economische functie. Kinderopvang creëert werkgelegenheid en maakt het tegelijkertijd mogelijk voor ouders om werk en gezin te combineren. Ten tweede heeft het een pedagogische of educatieve functie. Kinderen opvangen betekent meer dan alleen verzorgen en opvang aanbieden. Kinderen worden er ook opgevoed en gestimuleerd in hun fysische en psychische ontwikkeling. Ze komen er in contact met leeftijdsgenootjes en leren hiermee omgaan. Ten derde heeft het ook een sociale functie. Kinderopvang werkt mee aan een samenleving die sociaal rechtvaardiger is. Ouders krijgen de mogelijkheid om meer tijd aan andere zaken te besteden: gaan solliciteren, tot rust komen, voor een zieke 3

9 ouder zorgen Daarenboven is de toegankelijkheid voor de verschillende sociale en culturele groepen de laatste decennia toegenomen. Kinderopvang is een normaliteit geworden in onze samenleving. De drie maatschappelijke functies en de imposante rol die kinderopvang ingenomen heeft in ons dagdagelijks leven, onderstrepen het belang van dit onderwerp. In het volgende onderdeel van de studie zullen we wat dieper ingaan op de wetenschappelijke geschiedenis en achtergrond rond kinderopvang en zijn rol op de ontwikkeling van peuters. In het eerste deel gaan we kort in op wat kinderopvang in België inhoudt. Vervolgens bespreken we de evolutie en discussies rond dit thema in de wetenschap. Vele onderzoekers zijn het niet eens over welke voor- en nadelen kinderopvang kent, in vergelijking met ouderlijke zorg. De controverse die tot op de dag van vandaag leeft, zullen we uitvoerig onder de loep nemen. Daarnaast staan we stil bij enkele achtergrondvariabelen die een rol kunnen spelen op de relatie tussen kinderopvang en bepaalde ontwikkelingsuitkomsten. Daarbij bespreken we zowel kenmerken op niveau van kind, de ouders als de opvang zelf. Ten slotte staan we ook stil bij de beïnvloedende processen die onderliggend kunnen zijn aan de mogelijke verschillen tussen de thuis- en kinderopvangomgevingen. Daarbij behandelen we enerzijds het contact met de leeftijdgenoten en anderzijds het contact met de verzorgers. Wat is Kinderopvang? Definitie van Kinderopvang Onze maatschappij heeft een uitgebreid gamma aan opvangmogelijkheden. Kind en Gezin (2006) maakt hierbij een onderscheid tussen informele en formele opvang. De informele opvang is de opvang door grootouders, familie, vrienden of kennissen, en de opvang die plaatsvindt in het thuismilieu van het kind (huispersoneel, au pair, babysit, ) (Kind en Gezin, p. 6, 2006). De overheid komt hier uiteraard in geen enkele wijze tussen. De formele opvang daarentegen, wordt wel grotendeels gereguleerd door de overheid en kan men opdelen in vier vormen: kinderdagverblijven, onthaalouders, buitenschoolse opvang en buurt- en nabijheiddiensten (Kind en Gezin, 2006). In dit onderzoek is de definitie van kinderopvang beperkt tot kinderdagverblijven en onthaalmoeders. Hieronder geven we een korte toelichting van beide opvangvormen zoals beschreven door Kind en Gezin (2006). 4

10 Kinderdagverblijven voorzien opvang in groepsverband en zijn op te delen in zelfstandige en niet-zelfstandige kinderdagverblijven (Kind en Gezin, 2006). Het onderscheid heeft te maken met het al dan niet aanwezig zijn van wettelijk vastgelegde openingsuren en -momenten, de erkenning door Kind en gezin en subsidiëring door Kind en Gezin (Kind en Gezin, 2006). Bij niet-zelfstandige kinderdagverblijven zijn de openingsuren en -momenten wettelijk vastgelegd en wordt men erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin. Bij zelfstandige kinderdagverblijven is dit niet het geval. Kinderdagverblijven kan men eveneens opsplitsen in enerzijds crèches en anderzijds peutertuinen (Kind en Gezin, 2006). Crèches voorzien opvang voor kinderen die nog niet naar school gaan en kinderen die deeltijds naar de kleuterschool gaan. Peutertuinen voorzien opvang voor kinderen vanaf 18 maanden tot ze naar de kleuterschool mogen gaan. Onthaalouders bieden opvang in gezinsverband en bestaan uit zelfstandige onthaalouders en aangesloten onthaalouders (Kind en Gezin, 2006). Aangesloten onthaalouders zijn georganiseerd vanuit een dienst, zijn erkend en worden gesubsidieerd door Kind en Gezin. Zelfstandige onthaalouders daarentegen bepalen zelfs hun openingsuren en -momenten, zijn niet erkend door Kind en gezin, en krijgen geen subsidiëring van Kind en Gezin. Ze voorzien beiden opvang voor kinderen die nog niet naar school gaan en kinderen die deeltijds naar de kleuterschool gaan (Kind en Gezin, 2006). De Evolutie van de Kinderopvang Al deze vormen van kinderopvang en maatschappelijke functies kenden een hele evolutie. Vandenbroeck (2004) schets in zijn boek 150 jaar kinderen, ouders en kinderopvang. Hij stelt dat in de vorige eeuw, kinderopvang een hele ontwikkeling heeft doorgemaakt. Op het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw ontwikkelde het idee dat kinderopvang dient ter vervanging van de buitenshuis werkende moeder en als een manier om kindersterfte tegen te gaan (Vandenbroeck, 2004). In die periode was de visie van Henri Velge (1910; in Vandenbroeck, 2004) de meest toonaangevende wat betreft de maatschappelijke functies van kinderopvang. Hij bracht kindersterfte in verband met de buitenshuis werkende moeder, die normaal voor haar gezin zou moeten zorgen. Hij beargumenteerde dat kinderopvang noodzakelijk was 5

11 om kinderen van de negatieve invloeden en zodoende ook van de (onverantwoordelijke) werkende moeder te beschermen, maar zag het ook als een gevaar voor de verdere ontwikkeling van het kind. Vandenbroeck (2004) beschrijft dat na de tweede wereldoorlog de bevolking betere levensomstandigheden en een daling van de kindersterfte kende. Hij stelt dat de kinderopvang daarom een andere rechtvaardiging vroeg dan het voorkomen van kindersterfte. De rechtvaardiging van de kinderopvang kwam nu vanuit de psychologische hoek, namelijk van de ontwikkelingspsychologie. Belangrijke wetenschappers zoals Erikson en Piaget beschreven dat de ontwikkeling van het kind in meerdere fasen opgesplitst kan worden en waarbij elke fase specifieke ontwikkelingsopgaven en noodzakelijke opvoedingstaken kent (Verhofstadt-Denève, Vyt & Van Geert, 2003). De nieuwe rechtvaardiging voor kinderopvang kwam ook vanuit een andere hoek van de psychologie, namelijk de hechtingstheorie (Bowlby, 1991). Volgens deze theorie is het alleen maar schadelijk om moeder en kind van elkaar te scheiden. De moederlijke zorg tijdens de eerste levensjaren is volgens hen noodzakelijk voor een goede ontwikkeling van het kind. Vandenbroeck (2004) beschrijft dat dit leidt tot het vergroten van de verantwoordelijkheid van de moeder, maar tegelijk ook de rechtvaardiging van de kinderopvang representeert. Hij argumenteert dat het versterkte verantwoordelijkheidsgevoel van de moeder samengaat met een groeiende onzekerheid over haar opvoedingskwaliteiten. Het tekortschieten van haar opvoedingskwaliteiten zou in deze visie immers de noodzakelijke opvoedingstaken in gedrang brengen. Naast de moeder, werd de verantwoordelijkheid dus ook doorgeschoven naar andere volwassen. In de periode van economische groei beschrijft Vandenbroeck (2004) ook een toename van het aantal scheidingen en vrijheden voor jongeren, waardoor kinderen moeten beschermd worden tegen de noodlottige consequenties van hun omgeving. Om dit te bewerkstelligen, konden ouders hun kinderen naar opvangcentra brengen waar specialisten over het ontwikkelingsproces van hun kind zouden waken (Vandenbroeck, 2004). Vandenbroeck (2004) stelt vast dat het gewicht van de kinderopvang vanaf de jaren 70 vergroot. Het aantal beschikbare plaatsen binnen de kinderopvang stijgt aanzienlijk, doordat het maatschappelijk en economisch belang van kinderopvang toeneemt (Vandenbroeck, 2004). Het aantal (hoogopgeleide) vrouwen op de arbeidsmarkt stijgt, 6

12 waardoor de druk voor meer arbeidsplaatsen toeneemt. Vandenbroeck (2004) beschrijft dat men deze trend ook in de kinderopvangcentra zag verschijnen: kinderopvang werd een voorziening voor de welvarende gezinnen. Dit wordt door Deleeck (2001) beschreven met de term Mattheüseffect. Het Mattheüseffect betekent dat de voordelen van een beleid steeds weer naar een bepaalde sociale klasse in de samenleving gaat (Deleeck, 2001). Vandenbroeck (2004) beschrijft dat de invloed van de psychologie op de kinderopvang wel blijft bestaan. Hij argumenteert dat het belang van het contact tussen moeder en kind tijdens de eerste levensjaren blijft leven. Het aantal kinderen dat wordt opgevangen stijgt immers niet evenredig met het aantal beschikbare plaatsen. Vandenbroeck (2004) stelt wel vast dat de invulling van kinderopvang evolueert op het einde van deze eeuw. Hij beschrijft dat ondanks de verantwoordelijkheid van de moeder blijft bestaan, de kinderverzorgers niet langer in concurrentie traden met de ouders, maar door hun kennis van de ontwikkeling van kinderen, een medewerker van de ouderlijke opvoeding werden. Ouders konden leren van kinderverzorgsters. Aangezien kinderverzorgers niet langer als concurrentie gezien werden, werd de drempel tot de kinderopvang verlaagd. Vandenbroeck (2004) stelt dat aan het einde van deze eeuw het aantal beschikbare plaatsen in de kinderopvang niet langer toenam. De vraag bleef echter verder stijgen. Hierdoor groeide het aantal private initiatieven. Tijdens deze periode verbeterde de kwaliteit van de kinderopvang enorm. De overheid bepaalde kwaliteitsnormen voor de voorschoolse opvang en nam hierdoor een deel van de verantwoordelijkheid van de opvoeding over. Er was tegelijkertijd een toegenomen aandacht voor het autonome kind met zijn eigen competenties en sterktes. Men meende dat het kind zelf relaties kan aangaan met anderen en zelf tot oplossingen kan komen. De ouder droeg niet langer alle verantwoordelijkheid, maar deze werd nu gedeeld met zowel de overheid als het kind. Dit denkbeeld bleef tot op de dag van vandaag bestaan. De Huidige Situatie van de Kinderopvang in Vlaanderen De evolutie van de economische toestand in België, samen met het veranderende beeld over de verantwoordelijkheid van de moeder, hebben geleid tot een ander beeld over kinderopvang. De opvang van peuters vanaf enkele maanden na de geboorte is een normaal gegeven geworden. De laatste jaren is er toenemende vraag naar kinderopvang in België (OECD, 2006). Volgens een enquête naar het gebruik van opvang bij kinderen 7

13 jonger dan drie jaar in Vlaanderen (Van Keer et al., 2004), maakt 66% van de kinderen gebruik van niet-ouderlijke opvang. Dit is volgens de enquête een stijging tegenover Ongeveer 55,7% van de ouders vertrouwd hun kinderen regelmatig toe aan derden, 10,1% af en toe (minder dan 5u/week voor nier schoolgaande kinderen en minder dan 1 keer/week voor kinderen tussen 2,5 en 3 jaar) en 34,2% nooit (Van Keer et al., 2004). De enquête geeft ook aan dat bij kinderen die regelmatig worden opgevangen door derden (55,7%), één derde voornamelijk informele opvang krijgt (Van Keer et al., 2004). Voor kinderen die slechts af en toe gebruik maken van opvang door derden, krijgt 70% informele opvang. Bij de informele opvang wordt het grootste deel opgevangen door de grootouders. Voor de leeftijd van 6 maanden domineert vooral de zorg door de ouders. De formele opvang ligt het hoogst bij de kinderen die regelmatig worden opgevangen door derden (Van Keer et al., 2004). Volgens een rapport van Kind en Gezin uit 2006 maakt het grootste deel (50,5%) van de kinderen tussen 1 en 2 jaar gebruik van formele opvang. Tussen de leeftijd van 2 maanden en 1 jaar ligt het percentage rond de 42%. Bij kinderen tussen 2 en 3 jaar maakt nog 34,7% gebruik van formele opvang. De meerderheid van de kinderen (51,9%) gaat tussen 2 en 3 jaar al naar school. Vanaf drie jaar maakt nog maar 13% van de kinderen gebruik van formele opvang. De toenemende vraag naar opvang voor kinderen tussen 3 maanden en 3 jaar (Van Keer et al., 2004), kan men toeschrijven aan een stijging van het aantal werkende vrouwen: 60% van de moeders heeft een job, waarvan één derde deeltijds en twee derde voltijds (OECD, 2006). De moeders die deeltijds werken, hebben de mogelijkheid om de resterende tijd met hun kinderen door te brengen. Dit kan bevorderlijk zijn voor de relatie met het kind. De meeste kinderen komen uit gezinnen waar beide ouders voor een inkomen zorgen, ondanks het feit dat de overheid middelen aanbiedt om de toegang voor alle bevolkingsgroepen te vergemakkelijken (OECD, 2006). Dit overgewicht van gezinnen met twee inkomens kan men verklaren doordat slechts 62% van de plaatsen in de kinderopvang wordt gesubsidieerd (OECD, 2006). Ongeveer 38% wordt niet gesubsidieerd, waardoor gezinnen met een lager inkomen in deze groep minder vertegenwoordigd zijn. De overheid erkent de prangende nood aan gelijkschakeling van opvang voor alle sociale klassen en alle culturele groepen en namen recent ook enkele maatregelen hieromtrent (Het Laatste Nieuws, 2008). 8

14 Naast de nood aan gelijkschakeling, klinkt uit een onderzoeksrapport van Unicef ook een nood aan kwaliteitsopvang (UNICEF, 2008). Het Innocenti Research Centre (IRC), Unicef s onderzoeksinstituut in Florence, heeft de kwaliteit van opvang vergeleken in de rijkste landen van de wereld (OESO (Organistaie voor economische Samenwerking en Ontwikkeling) landen). Dit gebeurde aan de hand van tien vooropgestelde criteria, die een minimale maatstaf vormen voor een goede ontwikkeling van het kind in de eerste levensjaren. Uit het rapport blijkt dat België 6 van de 10 voorwaarden voor een goede kinderopvang kan realiseren (UNICEF, 2008). België voorziet voldoende gesubsidieerde en erkende voorschoolse opvang (1) en educatie (2), maatregelen voor kansarme kinderen (3), een laag percentage (minder dan 10%) kinderarmoede (4), nagenoeg universele toegang tot essentiële gezondheidsdiensten voor kinderen (5) en ongeveer 1% van het Bruto Nationaal Product aan voorschoolse diensten voor kinderen (6). De vier tekortkomingen zijn het gebrek aan voldoende opgeleide (7) en geschoolde (8) opvoeders in kinderopvangcentra, een tekort aan voldoende opvoeders voor het aantal kinderen (9) en een te korte periode ouderschapsverlof (10). Volgens de vooropgestelde criteria dient minstens de helft van de verzorgers in kinderopvangcentra over een diploma te beschikken en ongeveer 80% dient getraind te zijn (UNICEF, 2008). België voldoet momenteel nog niet aan deze normen (UNICEF, 2008). Evenzeer wordt het maximale aantal kinderen per opvoeder in kinderopvangcentra in België overschreden (UNICEF, 2008). De vooropgestelde norm is 1 opvoeder per 15 kinderen (UNICEF, 2008). Volgens het rapport van UNICEF (2008) overschrijdt België deze norm. Ten slotte voorziet België maar een half jaar aan betaald ouderschapsverlof, terwijl de norm op 1 jaar ligt (UNICEF, 2008). Dit criterium is volgens deskundigen de meest ideale opvang gedurende het eerste levensjaar (Bowlby, 1990). De zorg in de eerste levensmaanden zou cruciaal zijn voor de verdere ontwikkeling van het kind. In die periode kan een band worden opgebouwd tussen verzorger en kind en kan een veilige basis ontstaan om de verdere wereld te exploreren. In België krijgt ongeveer 42% van de kinderen tussen 2 maanden en 1 jaar formele opvang (Kind en Gezin, 2006). 9

15 Zijn Invloeden van Ouderlijke Zorg en Kinderopvang Verschillend? Zoals beschreven is de bovenstaande tekst krijgen, de dag van vandaag, een groot aantal kinderen onder de drie jaar voorschoolse opvang. Daar komen ze op vroege leeftijd in contact met leeftijdsgenoten, maar vermindert eveneens het contact tussen moeder en kind. Daarom is het van belang te weten wat de impact hiervan is op de ontwikkeling van kinderen. Om hier meer inzicht te krijgen, dienen we meer te weten over de invloed van de thuisomgeving vergeleken met de invloed van kinderdagverblijven op de ontwikkeling van de peuters. In vroeger onderzoek zijn veel tegenstrijdige resultaten gevonden. Vele onderzoekers hebben dan ook dit onderwerp bestudeerd. Hieronder zullen we een overzicht geven van de evolutie van de belangrijkste onderzoeken en de controverses hierbinnen. Daarnaast zullen we aan de hand van recente studies stilstaan bij de effecten van opvang op de ontwikkeling van peuters. De Evolutie binnen Onderzoek: Is kinderopvang een Rem of een Steun in de Ontwikkeling van Peuters? De discussie in de literatuur kent zijn voedingsbodem bij onderzoek van Belsky. Belsky (School of Psychology, Birkbeck, University of London, 2009) is momenteel professor aan het Birkbeck College in London en is deskundige op het domein van de ontwikkelingspsychologie en familiestudies. Hij is vooral bekend omwille van zijn onderzoek op het gebied van de ouder-kindrelatie. In het verleden heeft Belsky ook veel studies gedaan rond de invloed van opvang door de moeder vergeleken met de invloed van opvang door derden. Hij heeft gedurende twee decennia de rol van kinderopvang op de ontwikkeling van kinderen in de Verenigde Staten bestudeerd en onderzocht. Momenteel werkt hij mee aan een longitudinale studie in de Verenigde Staten, de NICHD Study of Child Care, die op grote schaal de rol van kinderopvang op de gehele ontwikkeling van het kind onderzoekt. Belsky (1990) besluit in een samenvattend artikel (Belsky, 2001) over een decennium aan onderzoek dat opvang van meer dan 20 uur per week in kinderdagverblijven, beginnend tijdens het eerste levensjaar, negatieve gevolgen kent voor de verdere ontwikkeling van het kind. Zorg die binnen het eerste levensjaar niet door de moeder verleend is, zou risico s inhouden voor het ontwikkelen van een 10

16 onveilige hechting tussen moeder en kind. Hij stelt vast dat de combinatie van vroege (tijdens het eerste levensjaar) en langdurige (meer dan 20u per week) opvang negatieve gevolgen kan hebben voor het gedrag van zowel peuters, kleuters als lage schoolkinderen. Het effect van de kwantiteit van opvang is volgens Belsky (2001) bepalend. De methodologie en procedure van de studies naar de invloed van kinderopvang zijn over de jaren heen sterk geëvolueerd. Na de publicatie van de bevindingen van Belsky (1990) is er grote tegenstand en kritiek gekomen op de gevonden resultaten. De eerste kritiek betreft het gebrek aan alternatieve verklaringen voor het probleemgedrag (Scarr, 1998). De studie is geen experimentele opzet waar random verdeeld wordt over de twee groepen (ouderlijke en niet-ouderlijke opvang), maar een longitudinale studie waar beide groepen sterk van elkaar kunnen verschillen (Scarr, 1998). Daarom zou het kunnen dat het gevonden effect van Belsky, geen effect is van de opvang op zich, maar van de verschillen tussen de twee groepen (Scarr, 1998). Families en kinderen die gebruik maken van vroege opvang, kunnen verschillen van families die slechts af en toe of pas later gebruik maken van opvang. Het is daarom van belang om voor verschillende achtergrondvariabelen zoals socio-economische status, de kwaliteit van ouderschap, temperament van het kind, leeftijd van het kind, en andere kind- en gezinsfactoren te controleren. De tweede kritiek is dat de kwaliteit van zorg niet mee in rekening wordt genomen (Scarr, 1998). Deze factor zou de resultaten immers kunnen verklaren. Het is daarom van belang om voor belangrijke kenmerken van de kinderopvang zoals de kwaliteit van zorg, het type zorg, de aanvangsleeftijd en de hoeveelheid zorg die kinderen in een opvang ervaren te controleren. De derde kritiek betreft methodologische problemen. De procedure van de Strange Situation om de hechtingsrelatie te meten, zou een artefact bevatten (McGurk, Caplan, Hennessy & Moss, 1993). De Strange situation is een methode om de hechtingsvorm tussen kind en ouder vast te stellen (Ainsworth & Bowlby, 1991). De procedure bestaat uit meerdere stappen (Ainsworth & Bowlby, 1991). Eerst zijn moeder en kind in een kamer samen aan het spelen. Nadien gaat de moeder weg en even later komt een vreemde de kamer binnen. Na enkele minuten komt de moeder terug. Tijdens 11

17 verschillende situaties wordt de reactie van het kind naar de moeder en de vreemde toe, geobserveerd. Aan de hand van de observatiegegevens wordt de vorm van de hechtingsrelatie (veilig of onveilig) bepaalt. De methode zou patronen van onveilige hechting weergeven, terwijl deze in werkelijkheid niet aanwezig zijn (McGurk et al., 1993). Kinderen die weinig of net extreem veel veranderingen in hun gedrag tonen bij de scheiding van de moeder, wordt vaak beschreven als onveilig gehechte kinderen. Maar kinderen die gewoon zijn aan een frequente separatie met de moeder kunnen ook door ervaring met de situatie minder stress ervaren en onafhankelijker zijn (McGurk et al., 1993). Studies baseren zich daarom beter niet alleen op metingen van de Strange Situation, maar ook op andere vormen om hechting te meten. Belsky (2007) weerlegt zelf al de kritieken. Hiervoor baseert hij zich grotendeels op de onderzoeksbevindingen van de NICHD (National Institute of Child Health and Human Development) Study of Early Child Care (NICHD Early Child Care Research Network, 2001, 2002). Het is het meest grootschalig onderzoek in de Verenigde Staten dat momenteel lopende is. Het is een onderzoek waarbij meer dan 1364 kinderen, uit 10 verschillende gebieden van de USA, vanaf hun geboorte tot ongeveer 15 jaar gevolgd worden. Het is een longitudinale en prospectieve studie die de invloed van verschillende vormen van opvang op de ontwikkeling van het kind bekijkt. Het is ook een unieke en grootschalige studie die naast het type opvang ook de invloed van het ouderlijk gedrag, de gezinsfactoren, en de kwantiteit, kwaliteit en type van opvang mee in rekening brengt. Momenteel is het onderzoek nog lopende om te kijken naar lange termijneffecten. De resultaten van het NICHD-onderzoek (2001, 2002) zijn deels gelijk aan de bevindingen van Belsky (1990). Het negatieve effect van vroeger en langdurige opvang wordt ook in dit onderzoek teruggevonden, zelfs na controle van andere factoren zoals de kwaliteit van opvang, type van opvang, instabiliteit van opvang en ouderlijk opvoedingsgedrag. Het effect treedt onafhankelijk van de andere factoren op. De studie (NICHD Early Child Care Research Network, 2001, 2002) heeft, in tegenstelling tot Belsky (1990), ook positieve effecten van kinderopvang gevonden. Vroege en langdurige opvang blijkt ook betere taal- en cognitieve vaardigheden te voorspellen. Kinderen met meer ervaring in kinderdagverblijven zijn ook meer assertief 12

18 en onafhankelijk dan andere kinderen (NICHD Early Child Care Research Network, 2001, 2002). Naast de kwantiteit van opvang blijken ook andere factoren, onafhankelijk van elkaar, een invloed te hebben op de verdere ontwikkeling van het kind. De kwaliteit en type van zorg onafhankelijk van de kwantiteit van niet-ouderlijke zorg hebben eveneens een invloed op de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Die invloed kan zowel in positieve als negatieve richting gaan. Andersson (1989) is één van de onderzoekers die in het verleden voornamelijk positieve effecten vond van kinderopvang op de ontwikkeling van het kind. Hij is ontwikkelingspsycholoog en professor aan de Stockholm Institute of Education. In zijn onderzoek volgde Andersson (1989) 119 Zweedse kinderen vanaf hun eerste levensjaar (6 maand) tot 8 jaar. Hij nam daarbij al enkele variabelen van kinderopvang in rekening zoals kwaliteit van zorg, duur van opvang en type van zorg. Vooral de aanvangsleeftijd (vóór 1 jaar) en het type opvang (kinderdagverblijven) leken een groot deel van de variantie van de resultaten te verklaren. Andersson (1989) concludeerde dat kinderen die al vóór de leeftijd van één jaar naar kinderdagverblijven gaan, populairder zijn en beter functioneren, dan kinderen die op latere leeftijd naar kinderdagverblijven zijn gegaan of thuis zorg hebben gekregen. Ze zijn meer volhardend en onafhankelijk, bezitten betere verbale vaardigheden, zijn minder angstig, vertonen minder problemen in de overgang van peuter- naar kleuterschool, en hebben sociaal meer zelfvertrouwen, dan kinderen die niet voor de leeftijd van één jaar naar kinderdagverblijven zijn gegaan. In een follow-up studies (Andersson, 1992) werden op de leeftijd van 8 en 13 jaar nog steeds positieve effecten gevonden van de aanvangsleeftijd. Kinderen die voor de leeftijd van één jaar naar kinderopvangcentra gaan, haalden betere schoolresultaten en kregen van hun leerkrachten meer positieve scores op meerdere sociaal-emotionele variabelen, dan kinderen die op latere leeftijd naar kinderdagverblijven zijn gegaan of thuis zorg hebben gekregen. 13

19 Recente Onderzoeksbevindingen: Is kinderopvang een Rem of een Steun in de Ontwikkeling van Peuters? Binnen het onderzoeksveld zijn er zowel onderzoekers die beweren dat kinderopvang een rem is voor de ontwikkeling van peuters als onderzoekers de beweren dat kinderopvang een steun is binnen de ontwikkeling van peuters. Recente studies onderzoeken nog steeds deze controverse. De meeste onderzoekers zijn wel al tot een consensus gekomen over de rol van kwaliteit van opvang voor de verdere ontwikkeling van het kind. De invloed van de hoeveelheid kinderopvang, het type opvang en de leeftijd waarop kinderen voor het eerst naar de kinderopvang gaan, blijft nog een bron van discussie. Hieronder geven we een overzicht van enerzijds de studies die kinderopvang zien als een rem voor de ontwikkeling van peuters en anderzijds de studies die kinderopvang zien als een steun voor de ontwikkeling van peuters. In tabel 1 vind je een schematisch overzicht van de verschillende studies. Kwantiteit van opvang. Onder de kwantiteit van de opvang verstaan we het aantal uren dat een kind wekelijks in de opvang verblijft en hoeveelheid tijd het kind in de eerste levensjaren doorbrengt in kinderopvang. Belsky concludeerde uit zijn vroegere studies dat voornamelijk de vroege (vóór de leeftijd van één jaar) en langdurige (> 20u per week) opvang een risico vormt voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. De onderzoeksbevindingen van de NICHD (National Institute of Child Health and Human Development) Study of Early Child Care (NICHD Early Child Care Research Network, 2001, 2002) laten eveneens zien dat kinderen die al vanaf vroege leeftijd (het eerste levensjaar) veelvuldig en continu (meer dan 20u per week) worden opgevangen door andere verzorgers dan de moeder, een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van gedragsproblemen op de peuter- en kleuter- en het begin van de lagere schoolleeftijd. De effecten blijken in deze studies (NCHD Early Child Care Research Network, 2001) niet alleen negatief. Kinderen die veel tijd spenderen in kinderopvang vertonen ook betere taal- en cognitieve vaardigheden dan kinderen die alleen ouderlijke zorg krijgen (NICHD Early Child Care Research Network, 2001). Vanaf het derde leerjaar vindt men geen negatieve effecten meer van vroege en langdurige opvang op probleemgedrag (Belsky et al., 2007). De negatieve resultaten lijken te vervallen op lange termijn, terwijl de positieve blijven bestaan. 14

20 Tabel 1. Overzicht gelijkenissen en verschillen tussen de verschillende studies. INT EXT Sociaal Cognitief Belsky (1990) Meer gedragsproblemen bij vroege (binnen het eerste levensjaar) en langdurige (meer dan 20u per week) niet ouderlijke opvang (alle opvang buiten de moeder). NICHD (2001, Meer gedragsproblemen Kinderen met Kinderen met 2002) bij vroege (binnen het meer ervaring meer ervaring eerste levensjaar) en met niet- met niet- langdurige (meer dan ouderlijke ouderlijke zorg 20u per week) niet zorg hebben betere ouderlijke opvang (alle zijn meer cognitieve en opvang buiten de assertief en taalvaardig- moeder). onafhankelijk heden.. Van IJzendoorn Meer gedragsproblemen (2003) bij vroege (binnen het eerste levensjaar) en langdurige (meer dan 20u per week) opvang, buiten opvang van ouders en grootouders. Fergusson, Meer gedragsproblemen Maughan & bij 4 jarigen die Golding (2008) tijdens hun eerste twee levensjaren opvang kregen door grootouders. 15

21 INT EXT Sociaal Cognitief Dmitrieva, Meer Steinberg & gedragsproblemen Belsky (2007) zowel op individueel niveau als op groepsniveau (klassen). Andersson Kinderen die Kinderen die al Kinderen die al Kinderen die (1989, 1992) al voor de voor de leeftijd van voor de leeftijd van al voor de leeftijd van één jaar naar één jaar naar leeftijd van één jaar naar kinder- kinder- één jaar naar kinder- opvangcentra gaan, opvangcentra gaan, kinder- opvangcentr vertonen minder zijn populairder, opvangcentra a gaan, zijn problemen in de meer volhardend gaan, minder overgang van en onafhankelijk, vertonen angstig. peuter- naar hebben sociaal betere kleuterschool. meer verbale zelfvertrouwen en vaardigheden vertonen betere. verbale vaardigheden. Van Meer Beijsterveldt gedragsproblemen (2005) bij 3 jarige kinderen die de eerste drie levensjaren ervaringen gehad hebben met kinderopvangcentra. 16

22 Zowel de negatieve effecten van niet-ouderlijke zorg en het verdwijnen van deze effecten op lange termijn uit de NICHD-studie (2001; Belsky et al, 2007) zijn bevestigd door een recent onderzoek uit Nederland (Van Beijsterveldt, Hudziak & Boomsma, 2005). Deze studie onderzocht de invloed van vroege kinderopvang op de ontwikkeling van gedragsproblemen. De informatie over de geschiedenis van kinderopvang werd verzameld bij de ouders als het kind 5 jaar was (retrospectief). De ouders en de leerkracht dienden ook het gedrag (internaliserende vs. externaliserende problemen) van het kind longitudinaal te beoordelen, respectievelijk op de leeftijd van 3, 7 en 10 jaar en op de leeftijd 7 en 10 jaar. De resultaten van de studie (Van Beijsterveldt, Hudziak & Boomsma, 2005) toonden eveneens dat kinderen, die niet-ouderlijke zorg kregen voor de leeftijd van 1 jaar (en met een frequentie van minimum 2,5 dagen per week over een periode van minstens 2 jaar), meer externaliserende problemen vertoonden dan kinderen die alleen ouderlijke zorg kregen. Ook op lange termijn (7 en 10 jaar) werden deze effecten echter niet meer aangetroffen. De korte termijneffecten zijn op lange termijn niet meer aanwezig, waardoor de onderzoekers van de studie zich de vraag stellen wat nog de invloed van de kwantiteit van opvang is en of er geen alternatieve verklaring kan gevonden worden. De negatieve effecten van niet-ouderlijke zorg uit de NICHD-studie (2001) werden niet alleen gevonden op individueel niveau, maar ook op groepsniveau (Dmitrieva, Steinberg & Belsky, 2007). De Early Childhood Longitudinal Study (ECLS; Dmitrieva et al., 2007) is eveneens een longitudinale studie, met meer dan 3000 kinderen in meer dan 200 klassen, die de verschillen tussen ouderlijke en niet-ouderlijke zorg in de USA onderzocht. Naast het individuele effect van niet-ouderlijke zorg op het kind zelf, keken ze ook naar het effect van een klasgroep, waarin het merendeel (minstens 50%) van de kinderen al op vroege leeftijd niet-ouderlijke zorg. De onderzoekers (Dmitrieva et al., 2007) stelden vast dat niet alleen de combinatie van vroege en langdurige niet-ouderlijke opvang op individueel niveau, leidt tot meer agressief gedrag op lage schoolleeftijd, maar ook dat kinderen met nauwelijks of geen geschiedenis in kinderopvangcentra, meer agressief gedrag vertonen wanneer ze in een klas zitten waarin het merendeel van de kinderen een grote hoeveelheid van hun kindertijd doorbrachten in kinderopvangcentra. Met andere woorden lijkt dit te wijzen op een besmettingsgevaar van de negatieve effecten van niet-ouderlijke zorg. 17

23 De resultaten van Belsky (1990) en de NICHD-studie (2001, 2002) liggen in de lijn van de hechtingstheorie van Bowlby (Ainsworth & Bowlby, 1991). De theorie van Bowlby (1990) is ontstaan naar aanleiding van zijn persoonlijke geschiedenis en zijn werk met kinderen met onaangepast gedrag en kinderen die al vanaf vroege leeftijd hun ouders verloren waren. Uit zijn observaties concludeerde hij dat langdurige afwezigheid van de moeder tijdens de eerste drie levensjaren kan leiden tot nefaste gevolgen voor de verdere geestelijke gezondheid van het kind. Na enkele kritieken en bevindingen werd zijn theorie wat bijgeschaafd en aangevuld (Bowlby, 1990). Zijn studente Mary Ainsworth ontwikkelde ook een methode, The Strange Situation, om de vorm van hechting bij een kind te meten (Bowlby, 1990). Ondanks de aanpassingen blijft zijn basisconclusie hetzelfde: het opbouwen van een hechtingsband tussen het kind en de primaire verzorger van het kind is noodzakelijk voor een normale ontwikkeling van het kind (Bowlby, 1990). Het opbouwen van een hechtingsband gebeurt vooral tijdens het eerste levensjaar van het kind. De voorwaarde voor een normale ontwikkeling is een voortdurende sensitiviteit en responsiviteit van de primaire verzorger op de noden van het kind (Bowlby, 1990). De verzorger moet de signalen van het kind kunnen herkennen, interpreteren en een adequate respons op geven. De respons van de verzorger moet ook tijdig gegeven worden, zodanig dat het kind beiden kan linken aan elkaar. Als aan de voorwaarden is voldaan, dan kan een veilige hechting zich ontwikkelen. Een kind heeft een veilige basis nodig om de wereld en zichzelf te leren kennen. Ook latere sociale relaties kunnen door deze band beïnvloed worden. Hechting is immers een representatie van de hechtingservaringen tot dan toe. Vroegere ervaringen zullen het sociale gedrag tegenover anderen beïnvloeden, waardoor de representaties vaak bevestigd worden. Wanneer een emotionele hechting tussen het kind en de primaire verzorger ontstaat, ervaart het kind angst of is het op zijn hoede bij vreemden. Het krijgt bovendien enorme stress wanneer het wordt gescheiden van de primaire verzorger. Vroegtijdige en langdurige scheiding van de primaire verzorger is geassocieerd met een onveilige hechting en risico s voor het ontstaan van ontwikkelingsproblemen. Kinderen die tijdens het eerste levensjaar naar een kinderdagopvang gaan, kunnen blootgesteld worden aan dezelfde risico s. Bowlby (1990) wijst er echter op dat de ervaringen met de ouders een belangrijke basis zijn voor 18

24 latere sociale relaties, maar dat ervaringen met andere verzorgers eveneens latere sociale relaties beïnvloeden. Ze kunnen een onveilige gehechtheid vergroten of net compenseren. Zowel ouders als andere verzorgers kunnen veranderingen of stabiliteit in het gehechtheidpatroon van het kind bewerkstelligen (Belsky, 1990). Het type opvang. De variabele opvang kan men op meerdere manieren operationaliseren. De operationalisatie is echter niet gelijk over de verschillende onderzoeken. In de studies van Belsky (1990) en de NICHD Early Child Care Research Network (2001, 2002) wordt een onderscheid gemaakt tussen ouderlijke en nietouderlijke opvang. Ouderlijke opvang betreft alleen de opvang door de moeder. Alle andere verzorgers, waaronder ook de vader, worden geclassificeerd onder de variabele niet-ouderlijke opvang. Uit het onderzoek van de NICHD Early Child Care Research Network (2001) is gebleken dat meer ervaring in niet-ouderlijke opvang zowel evidentie voor positieve als negatieve effecten op de ontwikkeling van kinderen voorspelt. Niet-ouderlijke opvang vormt volgens de studie op korte termijn een risico voor het ontwikkelen van gedragsproblemen, ongehoorzaamheid, verhoogde niveaus van agressie en onveilige ouder-kindrelaties. De studie geeft ook aan dat niet-ouderlijke opvang betere mogelijkheden kent voor het ontwikkelen van taal- en cognitieve vaardigheden, sociale competenties, assertiviteit en onafhankelijkheid. Van IJzendoorn et al. (2003; in Linting & van IJzendoorn, 2008) heeft in een ongepubliceerde conferentiepaper de data van de NICHD-studie (2001, 2002) opnieuw geanalyseerd. Daarbij heeft hij de kwantiteit van niet-ouderlijke zorg anders geformuleerd dan in de oorspronkelijke studie van de NICHD. In de oorspronkelijke studie werd de kwantiteit van niet-ouderlijke zorg geoperationaliseerd als de hoeveelheid zorg die het kind krijgt van alle verzorgers behalve de moeder (dus ook de vader, grootouders, ) en dat bij meer of gelijk aan 20 u per week. Van IJzendoorn (2003; in Linting & van IJzendoorn, 2008) operationaliseerde de kwantiteit van nietouderlijke zorg als de hoeveelheid zorg die het kind krijgt van alle verzorgers behalve de ouders (moeder en vader) en dat bij meer of gelijk aan 10 u per week. In zijn analyse heeft hij echter geen relatie gevonden tussen de tijd die een kind doorbrengt bij familieleden, zoals grootouders of de partner, en het ontwikkelen van externaliserende gedragsproblemen. Hij heeft deze relatie wel teruggevonden bij babysitters, 19

25 kinderjuffrouwen (nanay s), kinderdagverblijven en onthaalmoeders. Daarnaast heeft hij in zijn analyses ook een relatie gevonden tussen de tijd dat een kind doorbrengt bij babysitters, kinderjuffrouwen (nanay s), kinderdagverblijven en onthaalmoeders en het ontwikkelen van betere sociaal-emotionele ontwikkeling. Op lange termijn blijven de effecten bestaan, maar ze worden alleen gerapporteerd door de leerkracht en zijn minder sterk aanwezig (Belsky et al., 2007). De resultaten van de Van IJzendoorn (2003; in Linting & van IJzendoorn, 2008) worden echter niet teruggevonden in een recente studie van Fergusson, Maughan & Golding (2008). Zij vonden dat zorg, verleend door de grootouders tijdens de eerste twee levensjaren, geassocieerd is met emotionele- en gedragsproblemen, hyperactiviteit en problemen met sociale relaties op 4 jaar. De kwaliteit van opvang. Onder de determinanten van de kwaliteit van de zorg in de kinderopvang begrijpen we vooral structurele kenmerken zoals het aantal kinderen per kinderverzorger, de grootte van de groep kinderen en de training van de verzorgers (Scarr, 1998). Onderzoek van Deynoot-Schaub en Riksen-Walraven (2006) heeft uitgewezen dat kinderen die een hogere kwaliteit van zorg krijgen, positiever omgaan met leeftijdsgenoten en minder negatieve interacties met leeftijdsgenoten vertonen, dan kinderen die een minder goede zorg krijgen. Volgens het NICHD Early Child Care Research Network (2002) ontwikkelen kinderen die kwalitatief betere zorg kregen, bovendien betere sociale vaardigheden, schoolvaardigheden, taalvaardigheden en minder gedragsproblemen op peuter- en kleuterleeftijd. Onderzoek van Deynoot-Schaub en Riksen-Walraven (2006) heeft bovendien uitgewezen dat een hogere kwaliteit bekomen wordt in kleinere groepen van kinderen in een kinderdagverblijf, en bij een kleinere verhouding van het aantal kinderen per zorgverlener. De resultaten van het onderzoek kunnen verklaard worden door de nabijheid tussen het kind en de zorgverlener. Zorgverleners, die minder kinderen hebben om voor te zorgen, hebben meer tijd en mogelijkheden om de interactie tussen de kinderen te controleren en ondersteunen. Onderzoeken met betrekking tot de groepsgrootte (NICHD, Early Child Care Research Network 1996; Deynoot-Schaub & Riksen-Walraven, 2006) hebben aangetoond dat grote groepen minder positieve zorg krijgen en dat in drukke groepen 20

26 meer gedragsverstoringen, vijandigheid en conflict in interacties tussen kinderen aanwezig zijn, dan in minder drukke groepen. Anderzijds kan verwacht worden dat in grotere groepen een grotere kans bestaat om zowel positieve als negatieve ontmoetingen met leeftijdsgenoten te hebben, omdat er simpelweg meer kinderen zijn om een interactie mee aan te gaan. Welke Variabelen Spelen een Rol in de Relatie tussen Kinderopvang en Probleemgedrag? De bevindingen van de verschillende publicaties laten zien dat meerdere variabelen van kinderopvang een invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van het jonge kind. Zowel de kwantiteit, kwaliteit en type van opvang voorspellen zowel positieve als negatieve effecten op de ontwikkeling van kinderen. Het is van belang de relatie te onderzoeken tussen het ontstaan van ontwikkelingsproblemen en de verschillende beïnvloedende factoren. In de vorige paragraaf hebben we de rol van kwantiteit, kwaliteit en type opvang al besproken. Daarnaast kunnen ook variabelen op niveau van het kind en op niveau van de ouders een deel van de relatie tussen kinderopvang en probleemgedrag verklaren. In de volgende paragraaf zullen we daarom stilstaan bij de rol van temperament, de socio-economische status (SES) van het gezin en ouderlijk gedrag. Niveau van het Kind De rol van temperament. Rettew & McKee ( 2005) beschrijven temperament als het geheel van gedragstrekken die al vanaf de geboorte aanwezig zijn. Ze kennen een genetisch grondslag en blijven relatief stabiel over tijd. Hoewel temperamentkenmerken weinig beïnvloedbaar zijn door ervaringen, betekent dit niet dat temperament helemaal niet beïnvloedbaar is door de omgeving. Onderzoek (Rettew & McKee, 2005) heeft uitgewezen dat vooral de niet-gedeelde omgeving een invloed kan hebben op het temperament van het kind. Bovendien is gebleken dat de erfelijkheidscoëfficiënten stabiel blijven over de tijd, maar toch een stijging kennen over de leeftijd (Rettew & McKee, 2005). Dit betekent dat vooral in de eerste levensjaren omgevingsinvloeden van belang zijn. Vaak zal een interactie tussen temperament en omgeving aanwezig zijn en zullen beiden elkaar beïnvloeden. Zo kan het temperament van het kind een rol spelen 21

27 in kinderopvang en kinderopvang in de exploratie van de temperamentstrekken van het kind. Ondanks een lange geschiedenis van onderzoek, is er nog steeds weinig consensus over een aanvaardbare definitie van temperament en de belangrijkste onderliggende temperamentdimensies. In dit onderzoek beperken we ons tot het temperamentmodel van Buss en plomin (2006). Buss en plomin (2006) zien temperament als een vroege predictor van de persoonlijkheid bij volwassenen. Zij beschreven vijf criteria om te kunnen spreken van temperament: erfelijke eigenschappen, relatieve stabiliteit tijdens de kindertijd, bewaard in de volwassenheid, evolutionair adaptief, en fylogenetische geschiedenis. De oorspronkelijke versie is gebaseerd op vier temperamentfactoren (Buss & plomin, 2006): Emotionaliteit, Activiteit, Sociabiliteit en Impulsiviteit (EASI). De vierde factor Impulsiviteit bleek echter geen stabiele factor te zijn en nog sterk te evolueren tot het vijfde levensjaar. Daarom werd de factor Impulsiviteit verwijderd uit het model en de EASI werd de EAS. Doordat conceptuele en empirische analyses uitwezen dat de temperamentfactor Sociabiliteit niet het tegengestelde was van Verlegenheid, maar verlegenheid op zich een aparte factor vormde, werd een verlegenheidschaal toegevoegd aan de EAS vragenlijst. Daaruit beschrijven ze vier temperamentfactoren: Emotionaliteit, Activiteit, Sociabiliteit en Verlegenheid. Bowlby en Ainsworth (1991) wijzen erop dat het temperament van het kind en de persoonlijkheid van de ouders een rol kunnen spelen in de opbouw van een hechtingsband tussen het kind en de ouders. Het temperament van het kind kan volgens hen bepalen in welke mate het kind stress ervaart bij de scheiding van de primaire verzorger, maar ook in welke mate het kind snel leed ervaart. Bowlby en Ainsworth (1991) beschrijven dat het in beide situaties van belang is dat de verzorger sensitief en responsief reageert op het kind, om zo te voorkomen dat een onveilige hechtingsband zou ontstaan. De persoonlijkheid van de ouders zal mede bepalen in welke mate het kind zorg krijgt (Bowlby en Ainsworth, 1991). Beiden zullen elkaar wederzijds beïnvloeden. Bowlby (1990) wijst er bovendien op dat ervaringen met andere verzorgers eveneens een belangrijke rol spelen. Ze kunnen zowel een onveilige gehechtheid vergroten als compenseren. Het temperament van het kind en de persoonlijkheid van de kinderverzorger werken dus op elkaar in. 22

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

De (on)gelijke deelname aan kinderopvang in Vlaanderen

De (on)gelijke deelname aan kinderopvang in Vlaanderen De (on)gelijke deelname aan kinderopvang in Vlaanderen Sofie Kuppens HIVA KU Leuven Kennisplatform BUITENKANS Vóór en vroegschoolse educatie in de strijd tegen kinderarmoede 27 April 2016 Overzicht Inleiding

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Steunpunt WVG Minderbroedersstraat 8 B-3000 Leuven +32 16 37 34 32 www.steunpuntwvg.be swvg@kuleuven.be Rapport 42 JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Onderzoeker: Promotor:

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Kinderopvang = instrument in strijd tegen kinderarmoede

Kinderopvang = instrument in strijd tegen kinderarmoede Kinderopvang = instrument in strijd tegen kinderarmoede Kinderopvang heeft verschillende functies: een economische functie, een pedagogische en een sociale functie. Kwalitatieve kinderopvang weet deze

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities. in Early Childhood Health. The Generation R Study. Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING

Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities. in Early Childhood Health. The Generation R Study. Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities in Early Childhood Health The Generation R Study Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING Sociaal-economische gezondheidsverschillen vormen een groot maatschappelijk

Nadere informatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie Samenvatting Gehoor en de relatie met psychosociale gezondheid, werkgerelateerde variabelen en zorggebruik. De Nationale Longitudinale Studie naar Horen Slechthorendheid is een veelvoorkomende chronische

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Zindelijkheidstraining

Zindelijkheidstraining Zindelijkheidstraining Wanneer starten met het zindelijkheidsproces? Nore Kaerts Wanneer is het het juiste moment om te starten met het zindelijkheidsproces bij jonge, gezonde kinderen? Wanneer is het

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Veiligheid en welbevinden. Hoofdstuk 1

Veiligheid en welbevinden. Hoofdstuk 1 30 Veiligheid en welbevinden Kees (8) en Lennart (7) zitten in de klimboom. Kees geeft Lennart een speels duwtje en Lennart geeft een duwtje terug. Ze lachen allebei. Maar toch kijkt Lennart even om naar

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

Kinderopvang in Vlaanderen

Kinderopvang in Vlaanderen Kinderopvang in Vlaanderen Karlien Vanpée, Leen Sannen & Georges Hedebouw (2000), Kinderopvang in Vlaanderen. Gebruik, keuze van de opvangvorm en evaluatie door de ouders, HIVA- K.U.Leuven, 348 p. De vraag

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Samenvatting. Summary in Dutch

Samenvatting. Summary in Dutch Summary in Dutch Door de snelle wereldwijde verspreiding van pediatrische besmetting met HIV komen er elke dag meer dan 450 nieuwe gevallen bij (UNAIDS, 2007). De vooruitgang in medische behandelingen

Nadere informatie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

Opvoedingsvragen, nood aan ondersteuning en preventieve gezinsondersteuning bij gezinnen met jonge kinderen

Opvoedingsvragen, nood aan ondersteuning en preventieve gezinsondersteuning bij gezinnen met jonge kinderen Opvoedingsvragen, nood aan ondersteuning en preventieve gezinsondersteuning bij gezinnen met jonge kinderen Prof. dr. Karla Van Leeuwen Dit onderzoek is uitgevoerd door: Karla Van Leeuwen (Promotor) Sofie

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Waar voelen kinderen zich meer op hun gemak: in kinderdagverblijven of in gastouderopvang? Ervaren kinderen en hun professionele opvoeders in de kinderopvang meer stress (hogere niveaus

Nadere informatie

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven.

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven. * Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven In dit proefschrift worden de resultaten van de PERRIN CP 9-16 jaar studie (Longitudinale

Nadere informatie

Interactievaardigheden in de Kinderopvang

Interactievaardigheden in de Kinderopvang Interactievaardigheden in de Kinderopvang Toelichtende tekst bij PowerPoint pedagogisch kader training Voorleescoördinator In 2012 is een landelijke meting uitgevoerd door het Nederlands Consortium Kinderopvang

Nadere informatie

Simulatie van de vraag naar voorschoolse kinderopvang

Simulatie van de vraag naar voorschoolse kinderopvang Simulatie van de vraag naar voorschoolse kinderopvang foto: Landelijke Kinderopvang vzw West-Vlaanderen komt 3.000 plaatsen in kinderopvang tekort Tanja Termote Senior researcher WES Tanja Termote De behoefte

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

6 Psychische problemen

6 Psychische problemen psychische problemen 6 Psychische problemen Gonneke Stevens In onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van jongeren is het relevant aandacht te besteden aan psychische problematiek, waarbij vaak een

Nadere informatie

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning

Nadere informatie

Betekenis van vaderschap

Betekenis van vaderschap Betekenis van vaderschap Conferentie vader-empowerment G.O.Helberg Kinder-en Jeugdpsychiater Materiaal ontleed aan onderzoek: Prof. dr. Louis Tavecchio Afdeling POWL, Universiteit van Amsterdam Een paar

Nadere informatie

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting Verschillende internationale studies toonden socio-economische verschillen in gezondheid aan, zowel in mortaliteit als morbiditeit. In bepaalde westerse landen bleek dat, ondanks de toegenomen welvaart,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 31 322 Kinderopvang Nr. 390 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting Proefschrift Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems Merel Griffith - Lendering Samenvatting Het gebruik van cannabis is gerelateerd aan een breed scala van psychische problemen, waaronder

Nadere informatie

Samenvatting Onderzoeksrapport SOCIAAL EN EMOTIONEEL WELBEVINDEN VAN JONGE KINDEREN IN SCHOOL EN OPVANG. Een onderzoek in vijf Europese landen

Samenvatting Onderzoeksrapport SOCIAAL EN EMOTIONEEL WELBEVINDEN VAN JONGE KINDEREN IN SCHOOL EN OPVANG. Een onderzoek in vijf Europese landen Samenvatting Onderzoeksrapport SOCIAAL EN EMOTIONEEL WELBEVINDEN VAN JONGE KINDEREN IN SCHOOL EN OPVANG Een onderzoek in vijf Europese landen WAT IS HET SEED PROJECT? 'SEED: Social and Emotional Education

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Samenvatting. (Dutch Summary)

Samenvatting. (Dutch Summary) (Dutch Summary) In dit proefschrift is de ontwikkeling van gedrags- en emotionele problemen van tweelingen en eenlingen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar onderzocht. In hoofdstuk 1 wordt een introductie

Nadere informatie

Als ouders scheiden: kinderen en hun grootouders Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2

Als ouders scheiden: kinderen en hun grootouders Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 Als ouders scheiden: kinderen en hun grootouders Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 1 Vrije Universiteit Brussel, 2 Katholieke Universiteit Leuven Wanneer ouders scheiden, gaan grootouders mogelijk een

Nadere informatie

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

Nadere informatie

Jeugdmonitor Zeeland: Kinderopvang

Jeugdmonitor Zeeland: Kinderopvang 1 Jeugdmonitor Zeeland: Kinderopvang Ouders van jonge kinderen Augustus 2018 2 2 Colofon Ruben De Cuyper Jolanda van Overbeeke Esther Spuesens Dit themarapport is samengesteld door ZB Planbureau Jeugdmonitor

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.

Nadere informatie

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Irene Houtman & Ernest de Vroome (TNO) In het kort: Onderzoek naar de ontwikkeling van burn-outklachten en verzuim door psychosociale

Nadere informatie

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr.

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. Nieuwsbrief voor ouders De sociale ontwikkeling van kinderen Universiteit van Amsterdam Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. 1 Beste ouder, Door middel van deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte

Nadere informatie

met een breakdown. Hierbij is het onderzoek specifiek gericht op langdurige pleegzorgplaatsingen van adolescente pleegkinderen. Naast de continuïteit

met een breakdown. Hierbij is het onderzoek specifiek gericht op langdurige pleegzorgplaatsingen van adolescente pleegkinderen. Naast de continuïteit Het doel van een pleegzorgplaatsing is doorgaans gericht op het zo snel mogelijk herstellen van de oorspronkelijke opvoedingssituatie of het op korte termijn verkrijgen van duidelijkheid omtrent de haalbaarheid

Nadere informatie

GROTE VARIATIE. Determinanten van gedragsontwikkeling bij kinderen en jongeren met cerebrale parese KENNISMAKING KINDEREN MET CEREBRALE PARESE

GROTE VARIATIE. Determinanten van gedragsontwikkeling bij kinderen en jongeren met cerebrale parese KENNISMAKING KINDEREN MET CEREBRALE PARESE VAKGROEP ORTHOPEDAGOGIEK VAKGROEP S-, PERSOONLIJKHEIDS- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE Determinanten van gedragsontwikkeling bij kinderen en jongeren met cerebrale parese Prof. dr. Sarah De Pauw - Dra. Lisa Dieleman

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) 2. Introductie slaapproblemen Deze introductie beschrijft de definitie van slaapproblemen en slaapstoornissen, de prevalentie en de gevolgen

Nadere informatie

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 1Vrije Universiteit Brussel, 2 KU Leuven Grootouders kunnen een belangrijke rol spelen in het leven van

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Achtergrond In 2016 werden in Nederland 169.136 kinderen geboren; hiervan werden 11.622 kinderen prematuur ofwel te vroeg geboren (na minder dan 37 weken zwangerschap) en 2.295 extreem prematuur (na minder

Nadere informatie

Children in Flexible Child Care

Children in Flexible Child Care Children in Flexible Child Care Experiences of Stability in Center Care, Quality of Care and the Child s Adjustment J.C. de Schipper (2003) Nederlandse samenvatting behorende bij proefschrift 2003 J.C.

Nadere informatie

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Inhoud van de presentatie

Inhoud van de presentatie De overgang van het basis- naar het secundair onderwijs vanuit ontwikkelingspsychologisch perspectief Annelies Somers i.s.m. Prof. Hilde Colpin Prof. Karine Verschueren ~ Centrum voor Schoolpsychologie

Nadere informatie

Welzijn van Kinderen van Gedetineerde Moeders. Voorlopige Resultaten. Menno Ezinga, Sanne Hissel, Anne-Marie Slotboom, Catrien Bijleveld

Welzijn van Kinderen van Gedetineerde Moeders. Voorlopige Resultaten. Menno Ezinga, Sanne Hissel, Anne-Marie Slotboom, Catrien Bijleveld Welzijn van Kinderen van Gedetineerde Moeders Voorlopige Resultaten Menno Ezinga, Sanne Hissel, Anne-Marie Slotboom, Catrien Bijleveld INLEIDING Stijgend aantal gedetineerde vrouwen (100%) Weinig bekend

Nadere informatie

4.4 Hechting en scheiding

4.4 Hechting en scheiding 4.4 Hechting en scheiding 155 In het leven van elk kind komt er een moment waarop ze zich los moeten maken van hun eerste verzorger. Voor sommige kinderen gebeurt dat al heel vroeg doordat ouders bijvoorbeeld

Nadere informatie

Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst

Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst Samenvatting en Conclusies Samenvatting van het onderzoeksproject De studies die in dit proefschrift worden

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een goede hand functie is van belang voor interactie met onze omgeving. Vanaf het moment dat we opstaan, tot we s avonds weer naar bed gaan,

Nadere informatie

Delen is Helen. Wat kan je doen bij verlies van relatie, werk, geliefde of gezondheid

Delen is Helen. Wat kan je doen bij verlies van relatie, werk, geliefde of gezondheid Delen is Helen Wat kan je doen bij verlies van relatie, werk, geliefde of gezondheid Rouw Is een natuurlijk proces, waarbij verdriet en eenzaamheid voorkomende gevoelens kunnen zijn. Verlies van gezondheid

Nadere informatie

Deel één Ȃ communicatie over het levenseinde in Europa: een vergelijkend onderzoek.

Deel één Ȃ communicatie over het levenseinde in Europa: een vergelijkend onderzoek. Samenvatting 204 De ethische grondslag om patiënten te betrekken bij beslissingen over de medische behandelingen aan hun levenseinde wordt in Europa in toenemende mate erkend, net als de voordelen van

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

Gezinspedagogiek. Specialisatie. Faculteit der Sociale Wetenschappen. MSc Education and Child Studies

Gezinspedagogiek. Specialisatie. Faculteit der Sociale Wetenschappen. MSc Education and Child Studies Specialisatie Gezinspedagogiek MSc Education and Child Studies Faculteit der Sociale Wetenschappen Universiteit Leiden. Universiteit om te ontdekken. Gezinspedagogiek MSc Education and Child Studies Graad

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Hechting en hechtingsproblemen. Risico- en beschermende factoren

Hechting en hechtingsproblemen. Risico- en beschermende factoren Hechting en hechtingsproblemen Risico- en beschermende factoren September 2017 2017 Nederlands Jeugdinstituut Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt. 2.2 Gavpppd en socio-economische kenmerken Iedereen die mobiliteit en verplaatsingsgedrag bestudeert, heeft wellicht al wel eens van een studie gehoord waarin socio-economische kenmerken gebruikt worden

Nadere informatie

KINDEROPVANG IN VLAANDEREN 2001

KINDEROPVANG IN VLAANDEREN 2001 1 KINDEROPVANG IN VLAANDEREN 2001 INHOUD Deel 1: Cijfers en feiten Hoofdstuk 1. Schets van het opvanglandschap 1. Informele kinderopvang 2. Formele kinderopvang 3. De plicht tot melding aan Kind en Gezin

Nadere informatie

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind Samenvatting Coparenting en Angst van het Kind In dit proefschrift worden verschillende associaties tussen coparenting en angst binnen het gezin getoetst, zoals voorgesteld in het model van Majdandžić,

Nadere informatie

Samenvatting Inleiding Methode

Samenvatting Inleiding Methode Samenvatting Inleiding In de ene familie komt criminaliteit vaker voor dan in de andere. Uit eerder onderzoek blijkt dan ook dat kinderen van criminele ouders zelf een groter risico lopen op het plegen

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) SAMENVATTING Jaarlijks wordt 8% van alle kinderen in Nederland prematuur geboren. Ernstige prematuriteit heeft consequenties voor zowel het kind als de ouder. Premature

Nadere informatie

Protocol Tweelingen maart 2015

Protocol Tweelingen maart 2015 Protocol Tweelingen maart 2015 Beleid van de school Om uiteindelijk te kunnen beslissen of de kinderen in dezelfde of verschillende klassen worden geplaatst, zijn ouders afhankelijk van de mogelijkheden

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting In deze studie is de relatie tussen gezinsfunctioneren en probleemgedrag van kinderen onderzocht. Er is veelvuldig onderzoek gedaan naar het ontstaan van probleem-gedrag van kinderen in de

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20683 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Griffith-Lendering, Merel Frederique Heleen Title: Cannabis use, cognitive functioning

Nadere informatie

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J., De Fraine B. & Van den Branden N. Promotor:

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen Dit proefschrift gaat over moeheid bij mensen die dit als belangrijkste klacht presenteren tijdens een bezoek aan de huisarts. In hoofdstuk 1 wordt het onderwerp moeheid in de huisartspraktijk kort geïntroduceerd,

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Onderzoek naar het gebruik van metaforen door kinderen werd populair in

Nadere informatie

Nieuwsbrief voor ouders

Nieuwsbrief voor ouders Nieuwsbrief voor ouders De sociale ontwikkeling van kinderen Amsterdam, oktober 2012, jaargang 5, nr. 2 Universiteit van Amsterdam Beste ouders, Door middel van deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Over de hele wereld groeien veel kinderen met een migrantenachtergrond tweetalig op, omdat hun etnische of eerste taal verschilt van de meerderheidstaal, hun tweede taal. De etnische

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Dit proefschrift richt zich op het individuele, dyadische, en groepsniveau van complexiteit binnen gezinnen met adolescente kinderen. De gezinnen die werden bestudeerd bestonden

Nadere informatie

55% ervaart druk om perfect te zijn als werknemer, 37 % als ouder en 32 % als partner

55% ervaart druk om perfect te zijn als werknemer, 37 % als ouder en 32 % als partner PERSBERICHT Lancering 20.11.2018 1 op 4 heeft last van problematische stress Dat blijkt uit enquête bij 5000 personen 55% ervaart druk om perfect te zijn als werknemer, 37 % als ouder en 32 % als partner

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht Tweede luik "Het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes" (literatuurstudie en emprirsche studie) (Jan Van Damme & Agnes De Munter- K.U.Leuven) 1. Welke sekseverschillen in prestaties?

Nadere informatie