Jaarverslag over de verrichtingen van het Zilverfonds in 2002, medegedeeld aan de regering en aan de federale wetgevende Kamers in uitvoering van

Transcriptie

1

2

3 Jaarverslag over de verrichtingen van het Zilverfonds in 2002, medegedeeld aan de regering en aan de federale wetgevende Kamers in uitvoering van artikel 41 van de wet van 5 september 2001 tot voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds. D/2003/9887/1 mei

4

5 INHOUD Voorwoord van de Minister van Financiën 5 Voorwoord van de Minister van Begroting 7 Inleiding door de voorzitter van de raad van bestuur 9 Jaarverslag over de werking van het Zilverfonds in I Oprichting en werking van het Zilverfonds 13 II Belegging van de reserves 13 III Inkomsten 16 IV Beleggingen 17 V Portefeuille per 31 december VI Werkingskosten 19 VII Jaarrekeningen 20 Bijlagen 27 1 Wet van 5 september Samenstelling van de raad van bestuur van het Zilverfonds 35 3 Wetgeving, reglementering en publicaties 36 4 Contact 39 3

6

7 Voorwoord van de Minister van Financiën Alle bevolkingsstudies tonen aan dat onze maatschappij weldra een onevenwicht zal kennen tussen de actieve bevolking en de gepensioneerden als de generatie van de "baby boom" de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken. Dit brengt mee dat een steeds kleiner wordend gedeelte van de actieve bevolking zal moeten instaan voor de financiering van de pensioenen van een steeds groeiend aantal gepensioneerden. Hier vandaag niets tegen ondernemen zou neerkomen op het doorschuiven van het probleem naar de volgende generaties. Met dit voor ogen heeft de regering, al in 2001, het Zilverfonds opgericht om de financiering van de pensioenen na 2010 te verzekeren, waarbij tevens het enkele jaren geleden ingezette verminderingsproces van de openbare schuld versneld wordt. Die vermindering van de schuldenlast maakt het mogelijk begrotingsmarges vrij te maken die jaarlijks kunnen bestemd worden voor belastingverminderingen, maar ook voor het Zilverfonds. De middelen die vroeger besteed werden aan de terugbetaling van de interest op schuld worden momenteel gedeeltelijk in een reserve gestort om obligaties of andere consolideerbare effecten mee aan te schaffen. Naast dit instrument om het wettelijk pensioen voor iedereen veilig te stellen, heeft de hervorming van de tweede pensioenpijler, doorgevoerd in de loop van deze regeringstermijn, tot doel de aanvullende pensioenen aan te moedigen via fiscale stimuli, en in de komende jaren bij te dragen tot de leefbaarheid van ons pensioenstelsel. Hetzelfde geldt voor het pensioensparen met de herindexering van de maximumbedragen die recht geven op aftrek van belastingen of op belastingvermindering. Maar we mogen het hierbij niet laten! Eerst en vooral moeten regelmatige en aangepaste middelen voor het Zilverfonds gegarandeerd worden. Daarna moeten ook de fiscale stimuli voor de aanvullende pensioenen van de tweede en de derde pijler uitgebreid worden. Ook de fiscale druk op de inkomsten uit arbeid moet verlaagd worden, om de productieve basis van onze economie uit te breiden. Tenslotte moet de totale afschaffing overwogen worden van de beperkingen op arbeid na de pensioengerechtigde leeftijd, en de herwaardering voortgezet worden van de pensioenen van de zelfstandigen. De uitvoering van die prioriteiten, uitgebreid in gang gezet onder deze regering, moet versneld worden willen we de actieve bevolking van vandaag, en ook de volgende generaties, een comfortabele levensstandaard bieden na lange jaren van arbeid. Didier REYNDERS, Minister van Financiën 5

8

9 Voorwoord van de Minister van Begroting Met de oprichting van het Zilverfonds op 14 september 2001 beschikt de overheid over een geschikt instrument om de resultaten van een volgehouden voorzichtig begrotingsbeleid, dat gericht is op een versnelde schuldafbouw, te oormerken voor de financiering van de extrapensioenlasten in de toekomst. Ongerekend de CREDIBE-operatie, zal het Zilverfonds tegen eind 2003 over ongeveer miljoen euro aan middelen kunnen beschikken die op een veilige manier worden belegd in specifieke schatkistbons. Eind 2002 was dat nog maar 1.055,8 miljoen euro. De CREDIBEoperatie zal bovendien tot gevolg hebben dat een belangrijke voorsprong wordt genomen op het oorspronkelijke schema: de regering heeft immers beslist dat de opbrengst verbonden aan de verkoop van de activa van CREDIBE zal gestort worden in het Zilverfonds. De door deze regering geleverde begrotingsinspanningen zullen de komende jaren moeten verder gezet worden. In de volgende Zilvernota van de regering (najaar 2003) dient een concreet meerjarenplan opgesteld te worden voor de periode waarbij een systematische verhoging van de middelen van het Zilverfonds wordt vastgelegd. Daarnaast dient het beleid verder gericht te zijn op het opvangen van de gevolgen van de vergrijzing, in het bijzonder door absolute prioriteit te geven aan de creatie van werkgelegenheid en de verhoging van de arbeidsparticipatie. Aldus kan op een geloofwaardige wijze de betaalbaarheid van de wettelijke pensioenen gegarandeerd worden. Tenslotte wil ik van de gelegenheid gebruik maken om iedereen die betrokken is bij de werking van het Zilverfonds te danken voor de bijzonder efficiënte wijze waarop zij tijdens dit eerste werkingsjaar hun taken hebben vervuld. Door beroep te doen op bestaand personeel van de FOD Financiën, kan trouwens gebruik gemaakt worden van de know-how die bij de Thesaurie aanwezig is op budgettair en financieel vlak en kan het beheer van het Zilverfonds bovendien gebeuren aan een minimale kost. Johan VANDE LANOTTE, Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie 7

10

11 Inleiding door de voorzitter van de raad van bestuur Zoals Rome niet op één dag gebouwd werd, zo heeft het Zilverfonds tijdens zijn eerste werkingsjaar niet reeds de financiering van de pensioenstelsels voor de volgende decennia veilig gesteld. Toch verliep de start van het Zilverfonds geenszins in mineur. Dit jaarverslag overloopt de verrichtingen van het Fonds voor het dienstjaar 2002, dat afgesloten werd met een portefeuille van ruim één miljard euro die marktconform en veilig op lange termijn belegd werd. Eind 2003 kunnen de reserves aangroeien tot nagenoeg vijf miljard euro, wat bezwaarlijk als peanuts kan worden afgedaan. Zij die het Zilverfonds een lege doos noemen, zijn gebrekkig geïnformeerd of te kwader trouw. Ik kan verzekeren dat het Zilverfonds zijn middelen in klinkende munt ontvangt. In 2002 betrof het 438 miljoen euro opbrengst van de UMTS-licenties, 177 miljoen euro meerwaarde gerealiseerd bij de overdracht van activa in goud naar de Europese Centrale Bank en 429 miljoen euro uitzonderlijke winsten gerealiseerd door de Nationale Bank van België. Deze middelen werden, op instructie van de raad van bestuur van het Zilverfonds en overeenkomstig de bepalingen van de Zilverfonds-wet, belegd in Staatsobligaties. Deze reserves zullen slechts onder zeer strikte, in de Zilverfonds-wet omschreven, voorwaarden (o.a. dat de overheidsschuld moet gedaald zijn onder de Maastrichtwaarde van 60% van het BBP) kunnen aangewend worden voor de financiering van de wettelijke pensioenstelsels. Dat de reserves van het Zilverfonds tegelijkertijd in aanmerking genomen worden bij de berekening van de schuldgraad is de logica zelve. Het betreft immers schulden van de federale overheid bij een overheidsinstelling, die elkaar opheffen bij de consolidering van de globale overheidsschuld. De raad van bestuur van het Zilverfonds is voor het eerst samengekomen op 1 maart 2002 en heeft in 2002 zes keer vergaderd. De raad bepaalt het beleid van het Fonds en staat in de eerste plaats in voor het beheer van de reserves. Dit jaarverslag rapporteert over de wijze waarop het Zilverfonds tijdens zijn eerste werkingsjaar uitvoering gegeven heeft aan de taken die hem werden toevertrouwd. De wetgever heeft er bij de oprichting van het Zilverfonds voor gekozen het Fonds een autonoom statuut van parastatale B te geven. Met genoegen kan ik mededelen dat het Fonds zijn opdracht in volle onafhankelijkheid en onder maximale controle uitvoert, en dit met een zeer beperkte administratieve structuur en tegen een minimale kostprijs. De werkingskosten van het Zilverfonds bedroegen in 2002 niet meer dan euro, waarvan ruim vier vijfde bovendien teruggestort werd in de Schatkist, met name de wedden van de personeelsleden van de Thesaurie die belast werden met de werking van het Zilverfonds. Mijn dank gaat tenslotte uit naar allen die het Zilverfonds in de startblokken gezet hebben en die dit eerste werkingsjaar vlot hebben laten verlopen. Naast de leden van de raad van bestuur en de regeringscommissaris dank ik in het bijzonder de personeelsleden van de Administratie van de Thesaurie die bij het opstarten van het Zilverfonds betrokken waren. Het is een geruststellende gedachte dat de middelen die gereserveerd worden om in de toekomst de betaalbaarheid van de pensioenstelsels te garanderen, op een veilige, deskundige en transparante wijze belegd worden. Marc BOEYKENS, voorzitter van de raad van bestuur. 9

12

13 Jaarverslag over de werking van het Zilverfonds in

14

15 I Oprichting en werking van het Zilverfonds Het Zilverfonds werd in 2001 opgericht om tegemoet te komen aan de onvermijdelijke budgettaire gevolgen van de vergrijzing van de bevolking. Het Fonds heeft tot doel reserves aan te leggen om in de periode de extra-uitgaven van de diverse wettelijke pensioenstelsels ingevolge de vergrijzing te financieren. Het werd in het leven geroepen als parastatale B door de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds 1. Het Fonds staat onder het gezamenlijk toezicht van de Minister van Financiën en van de Minister van Begroting. Het Zilverfonds wordt bestuurd door een raad van bestuur samengesteld uit tien leden 2. De raad van bestuur bepaalt het beleid en staat in voor het beheer van de reserves. De inkomsten van het Zilverfonds bestaan uit begrotingssurplussen, overschotten van de sociale zekerheid en niet-fiscale ontvangsten. De inkomsten bestaan tevens uit de opbrengsten van de beleggingen. Voor zover de schuldgraad lager ligt dan 60 procent kan het Zilverfonds vanaf 2010 uitgaven verrichten voor de financiering van de diverse wettelijke pensioenstelsels. De werkingskosten van het Zilverfonds worden ten laste van de algemene uitgavenbegroting genomen. II Belegging van de reserves a. Een specifiek schuldinstrument Bij ministerieel besluit van 21 maart 2002 betreffende de uitgifte van Schatkistbons- Zilverfonds 3 werd ten behoeve van het Zilverfonds een specifiek schuldinstrument in het leven geroepen. Volgende argumenten lagen aan de basis van de keuze voor een apart product: 1 Belgisch Staatsblad van 14 september De wettekst is opgenomen in bijlage 1. 2 De samenstelling van de raad van bestuur is opgenomen in bijlage 2. 3 Belgisch Staatsblad van 27 maart De tekst is opgenomen in bijlage 3. 13

16 De markt van de gebruikelijke financieringsinstrumenten van de Schatkist wordt niet beïnvloed. Indien de middelen van het Zilverfonds zouden geïnvesteerd worden in schatkistcertificaten of OLO s (lineaire obligaties), dan zou het uitstaand bedrag van deze instrumenten verhoogd worden met een volume dat niet verhandeld kan worden in de secundaire markt. Een specifiek schuldinstrument kan alleen verworven worden door het Zilverfonds. De creatie van een specifiek schuldinstrument geeft aan de markt de volledige zekerheid dat het secondaire marktgebeuren op een bepaald ogenblik niet verstoord zou worden door eventuele verkopen op de secundaire markt van schatkistcertificaten of OLO s door het Zilverfonds. De creatie van een speciaal uit te geven schuldinstrument kadert in het nastreven van een zo groot mogelijke markttransparantie, een principe dat voor de institutionele beleggers zeer belangrijk is. Anderzijds wordt de transparantie en objectiviteit van de Schatkist naar het Zilverfonds toe verzekerd door het feit dat de rendementen van een specifiek schuldinstrument gekoppeld kan worden aan de rentecurve van de schatkistcertificaten en de OLO s. Het creëren van een instrument op maat geeft bovendien ook de mogelijkheid om het beleggingsinstrument volledig aan te passen aan de noden van het Zilverfonds qua vorm (jaarlijkse interesten of kapitalisatie van de interesten), qua looptijd en qua bedrag. Het ministerieel besluit van 21 maart 2002 legt tevens de basiskenmerken van de Schatkistbons-Zilverfonds vast : De Schatkistbons-Zilverfonds zijn gedematerialiseerde effecten ingeschreven in het Grootboek van de Staatsschuld. Ze worden uitgegeven op verzoek van het Zilverfonds. Ze brengen interest op aan de rentevoet bepaald door het Agentschap van de Schuld, in overeenstemming met de financieringskost van de Schatkist in de markt voor gelijkaardige bedragen, vervaldagen en uitgiftemodaliteiten. Ze zijn terugbetaalbaar op de eindvervaldag maar kunnen evenwel, geheel of gedeeltelijk, vervroegd terugbetaald worden aan marktvoorwaarden. 14

17 b. De algemene richtlijnen De Zilverfonds-wet bepaalt dat de Minister van Financiën jaarlijks, op voorstel van de raad van bestuur van het Fonds, de algemene richtlijnen vaststelt inzake de beleggingen. Deze richtlijnen worden overgezonden aan het Rekenhof. 1 In overleg met de Schatkist heeft de raad van bestuur volgende Algemene richtlijnen voor 2002 voorgesteld, die werden goedgekeurd door de Minister van Financiën op 21 maart 2002: Richtlijn 1: De beleggingen van het Zilverfonds gebeuren in 2002 uitsluitend in effecten van de Belgische Staatsschuld. Richtlijn 2: Het Zilverfonds belegt zijn inkomsten in 2002 in Schatkistbons-Zilverfonds (ministerieel besluit van 21 maart 2002 betreffende de uitgifte van Schatkistbons- Zilverfonds ) met eindvervaldag tussen 2010 en Richtlijn 3: De Schatkistbons-Zilverfonds waarin het Zilverfonds in 2002 belegt zijn van het zerocoupon-type. Richtlijn 4: De inkomsten van het Zilverfonds die niet onmiddellijk kunnen belegd worden in Schatkistbons-Zilverfonds worden in 2002 tijdelijk bij de Schatkist belegd op een rekening met vooropzeg van 48 uur. De eerste richtlijn bevestigt de verplichting opgenomen in de Zilverfonds-wet om, indien de Belgische schuldgraad hoger is dan 100 procent, te beleggen in effecten en fondsen van de Belgische Staat 2. Aangezien het Zilverfonds ten vroegste in 2010 uitgaven mag doen, bepaalt de tweede richtlijn dat in 2002 zal belegd worden in effecten die hun eindvervaldag bereiken tussen 2010 en De derde richtlijn beveelt de belegging in zerocoupon-obligaties. Bij zerobonds worden de interesten gekapitaliseerd en in éénmaal uitgekeerd op de eindvervaldag. De rendementen van de zerocoupon worden berekend op basis van de OLO-rentecurve. De uitgifte van een zerobond heeft het voordeel dat vanaf het begin van de investering het werkelijke rendement en dus de terugbetalingswaarde op de eindvervaldag gekend is. Er is immers geen onzekerheid meer over het rendement van de herinvestering van de jaarlijkse interesten. De zerobond beantwoordt - althans voor de beleggingen tijdens de eerste jaren - best aan de behoeften van het Zilverfonds dat geen uitgaven zal verrichten vóór het jaar Artikel 31, 2 de lid, van de wet van 5 september Artikel 32, 1, van de wet van 5 september

18 De vierde richtlijn tenslotte bepaalt dat de inkomsten van het Zilverfonds die niet onmiddellijk langlopend kunnen belegd worden, geplaatst worden bij de Schatkist op een rekening met vooropzeg van 48 uur. Dit is de gebruikelijke beleggingswijze voor parastatale instellingen die hun beschikbare middelen op korte termijn bij de Schatkist plaatsen. Rekeningen met vooropzeg van 48 uur werden in 2002 door de Schatkist vergoed tegen de minimum rentevoet vastgelegd door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties min 10 basispunten. Binnen het kader van de algemene richtlijnen voor 2002 werden met de Schatkist de uitgiftemodaliteiten van de Schatkistbons-Zilverfonds overeengekomen. Er werd meer bepaald geopteerd voor de uitgifte van fungibele lijnen van Schatkistbons-Zilverfonds 1. c. De richtlijnen van de raad van bestuur De Zilverfonds-wet bepaalt dat de raad van bestuur van het Zilverfonds de richtlijnen voor het beleggen van de reserves vaststelt 2. De instructies van de raad van bestuur voor de beleggingen in 2002 worden behandeld in punt IV van dit verslag. III Inkomsten a. Het startkapitaal van het Zilverfonds Bij de oprichting van het Zilverfonds in 2001 werd door de regering een bedrag van 614,9 miljoen euro niet-fiscale ontvangsten als startkapitaal ter beschikking van het Fonds gesteld. Het betrof meer bepaald: 437,8 miljoen euro opbrengst van de verkoop van de UMTS-licenties ,1 miljoen euro meerwaarde gerealiseerd bij de overdracht van activa in goud naar de Europese Centrale Bank 4. Deze bedragen toegekend voor 2001 werden deels in 2001 (374,4 miljoen euro) en deels in 2002 (240,5 miljoen euro) gestort aan het Zilverfonds. Het bedrag van 614,9 miljoen euro, verhoogd met 9,2 miljoen euro verworven interesten op de tijdelijke belegging ervan in de Schatkist, hetzij totaal 624,1 miljoen euro, werd eind maart 2002 langlopend belegd. 1 In principe zullen jaarlijks twee fungibele lijnen van Schatkistbons-Zilverfonds uitgegeven worden. Naar het voorbeeld van de OLO s wordt bij de creatie van een lijn de faciale interestvoet en de eindvervaldag vastgelegd. Op eenzelfde lijn kan meerdere malen ingetekend worden door aanpassing van de uitgifteprijs aan de marktomstandigheden. Door het gebruik van fungibele lijnen wordt vermeden om bij elke belegging nieuwe Schatkistbons-Zilverfonds te moeten creëren. De keuze voor twee lijnen met een verschillende eindvervaldag is ingegeven door redenen van thesauriebeheer. 2 Art. 18, 2de lid, van de wet van 5 september Koninklijk besluit van 3 november 2001 betreffende de toekenning in 2001 van bepaalde niet-fiscale ontvangsten aan het Zilverfonds en koninklijk besluit van 3 november 2001 betreffende de toewijzing in 2001 van bepaalde niet-fiscale ontvangsten aan het Zilverfonds (Belgisch Staatsblad van 15 november 2001). 4 Artikel 5 van de wet van 10 december 2001 betreffende de definitieve omschakeling op de euro (Belgisch Staatsblad van 20 december 2001). 16

19 b. De inkomsten van het Zilverfonds in 2002 In 2002 werd een bedrag van 666,3 miljoen euro niet-fiscale ontvangsten aan het Zilverfonds toegewezen, meer bepaald: 429 miljoen euro afkomstig van de uitzonderlijk hoge ontvangsten gerealiseerd als aandeel van de Staat in de winsten van de Nationale Bank van België tijdens het boekjaar Dit bedrag, verhoogd met 2,7 miljoen euro interesten op de tijdelijke belegging ervan, werd in september 2002 langlopend belegd. 237,3 miljoen euro afkomstig van het winstaandeel dat in 2002 door Belgacom aan de Staat gestort werd 2. Dit bedrag werd in maart 2003 aan het Zilverfonds gestort. De Schatkistbons-Zilverfonds waarin het Fonds belegt zijn van het zerocoupon-type en de gekapitaliseerde interesten worden bijgevolg pas uitgekeerd op de eindvervaldag. In economische optiek worden de interesten evenwel geventileerd over de looptijd van de belegging. De in 2002 prorata temporis verworven interesten op de beleggingen in Schatkistbons-Zilverfonds bedragen 31,6 miljoen euro. IV Beleggingen In 2002 werden door het Zilverfonds twee beleggingen uitgevoerd in twee lijnen van Schatkistbons-Zilverfonds. a. De belegging van het startkapitaal van het Zilverfonds. De opbrengst van de verkoop van de UMTS-licenties (437,8 miljoen euro), de meerwaarde gerealiseerd bij de overdracht van activa in goud naar de Europese Centrale Bank (177,1 miljoen euro) en de korte-termijnbeleggingsopbrengsten (9,2 miljoen euro) werden op 28 maart 2002 belegd in de Schatkistbon-Zilverfonds 15 april 2010 met volgende karakteristieken: uitgiftedatum: 28 maart 2002 eindvervaldag: 15 april 2010 kapitaal: ,25 euro uitgifteprijs: tegen pari zerocoupon-rente, vastgesteld op basis van de OLO-rentecurve van 25 maart 2002: 5, % terugbetaalbaar op de eindvervaldag: ,39 euro ens het boekjaar Dons-Zilverfonds bedragen 31,6 miljoen euro. 1 Koninklijk besluit van 9 augustus 2002 betreffende de principiële toekenning aan het Zilverfonds van een gedeelte van de niet-fiscale ontvangsten die ontvangen werden als aandeel van de Staat in de winsten die de Nationale Bank van België heeft gerealiseerd tijdens in het boekjaar 2001 en koninklijk besluit van 9 augustus 2002 betreffende de vastlegging van het bedrag van de toewijzing aan het Zilverfonds van een gedeelte van de niet-fiscale ontvangsten die ontvangen werden als aandeel van de Staat in de winsten die de Nationale Bank van België heeft gerealiseerd in het boekjaar 2001 (Belgisch Staatsblad van 3 september 2002). 2 Koninklijk besluit van 27 januari 2003 betreffende de toekenning in 2002 van bepaalde niet-fiscale ontvangsten aan het Zilverfonds en koninklijk besluit van 18 maart 2003 betreffende de toewijzing in 2002 van bepaalde niet-fiscale ontvangsten aan het Zilverfonds (Belgisch Staatsblad van 28 maart 2003). 17

20 b. De belegging van de inkomsten van het Zilverfonds voor Het aan het Zilverfonds toegekend aandeel van de Staat in de winsten gerealiseerd door de Nationale Bank van België (429 miljoen euro), verhoogd met de gelopen interesten op de tijdelijke belegging van dit bedrag (2,7 miljoen euro) werd op 12 september 2002 belegd in de Schatkistbon-Zilverfonds 15 oktober 2010 met volgende kenmerken: uitgiftedatum: 12 september 2002 eindvervaldag: 15 oktober 2010 kapitaal: ,50 euro uitgifteprijs: tegen pari zerocoupon-rente, vastgesteld op basis van de OLO-rentecurve van 9 september 2002: 4, % terugbetaalbaar op de eindvervaldag: ,87 euro Het bedrag van 237,3 miljoen euro afkomstig van het winstaandeel Belgacom 2002 werd, zoals hiervoor aangegeven, pas in maart 2003 aan het Fonds gestort. V Portefeuille per 31 december 2002 Bij het einde van zijn eerste werkingsjaar bedraagt de portefeuille van het Zilverfonds, met inbegrip van de prorata temporis verworven interesten op de zero-couponleningen, 1.087,4 miljoen euro: Portefeuille van het Zilverfonds per 31 december 2002 (in miljoenen euro) Nominaal bij Prorata interesten Portefeuille op Terugbetaalbaar op uitgifte per de eindvervaldag SB-ZF ,1 25,7 649,8 955,7 SB-ZF ,7 5,9 437,6 618,9 Totaal 1.055,8 31, , ,6 De portefeuille die het Zilverfonds in 2002 opgebouwd heeft zal in 2010, bij het bereiken van de eindvervaldagen van de Schatkistbons-Zilverfonds, 1.574,6 miljoen euro waard zijn. 18

21 VI Werkingskosten Bij de oprichting van het Zilverfonds heeft de wetgever er voor gekozen om het Fonds een autonoom statuut te geven als parastatale B met autonoom beheer, boekhouding en controle. Administratief leunt het Zilverfonds nauw aan bij de federale Schatkist. De Zilverfonds-wet wijst de administrateur-generaal van de Thesaurie van rechtswege aan als lid van de raad van bestuur en belast hem in de functie van gedelegeerd bestuurder met het dagelijks beheer van het Fonds. Het Zilverfonds doet tegen vergoeding beroep op het personeel van de Staat. Het is gehuisvest in de lokalen van de federale Thesaurie. De werkingskosten van het Zilverfonds worden ten laste van de algemene uitgavenbegroting genomen. Op de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2002 werd hiertoe een krediet van euro voorzien, waarvan euro benuttigd werd. De werkingskosten betreffen voornamelijk de terugstorting in de Schatkist van de wedden en vergoedingen van vier personeelsleden van de Thesaurie die door de Minister van Financiën ter beschikking van het Zilverfonds gesteld werden. De andere werkingskosten betreffen onder meer de aankoop van informaticamateriaal en software, de vergoeding van de bedrijfsrevisor en de zitpenningen van de leden van de raad van bestuur. 19

22 VII Jaarrekening BALANS ACTIVA 31/12/2002 Vaste activa 9.463,01 I. OPRICHTINGSKOSTEN 0 II. IMMATERIELE VASTE ACTIVA 1.161,60 III. MATERIELE VASTE ACTIVA C. Meubilair - Informatica- en buroticamaterieel 8.301, ,41 Vlottende activa ,11 VII. VORDERINGEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR B. Overige vorderingen 0 0 VIII. GELDBELEGGINGEN B. Overige beleggingen Zerobonds ,75 Gelopen interesten zerobonds ,37 Op ten hoogste een maand van werkingsmiddelen , ,82 IX. LIQUIDE MIDDELEN 0 X. OVERLOPENDE REKENINGEN 2.245,29 TOTAAL ACTIVA ,12 20

23 BALANS PASSIVA 31/12/2002 Eigen vermogen ,76 IV. RESERVES D. Reserves niet-fiscale ontvangsten ,34 Reserves afkomstig van de opbrengsten van beleggingen , ,75 VI. KAPITAALSUBSIDIES 9.463,01 Schulden ,36 IX. SCHULDEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR C. Handelsschulden ,65 E. Schulden m.b.t. belastingen, bezoldigingen en sociale lasten , ,70 X. OVERLOPENDE REKENINGEN ,66 TOTAAL PASSIVA ,12 21

24 RESULTATENREKENING LASTEN 2002 II. BEDRIJFSKOSTEN ,54 B. Diensten en diverse goederen ,85 C. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen ,50 D. Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtings ,19 kosten, op immateriële en materiële vaste activa. XIII. TE BESTEMMEN WINST VAN HET BOEKJAAR ,75 TOTAAL ,29 22

25 RESULTATENREKENING OPBRENGSTEN 2002 I. BEDRIJFSOPBRENGSTEN ,54 D. Andere bedrijfsopbrengsten ,54 IV. FINANCIELE OPBRENGSTEN ,41 B. Opbrengsten van de vlottende activa ,41 VII. UITZONDERLIJKE OPBRENGSTEN ,34 TOTAAL ,29 RESULTAATVERWERKING A. Te bestemmen winstsaldo ,75 C. Affectatie aan het eigen vermogen ,75 3. Aan de andere reserves ,75 23

26 Toelichting Balans - Activa 1. Geldbeleggingen Op 31 december 2002 bedragen de beleggingen van het Zilverfonds ,82 euro, verdeeld als volgt: ,75 nominaal kapitaal van de Schatkistbons-Zilverfonds ,37 gelopen interesten op de Schatkistbons-Zilverfonds in ,70 saldo van de zichtrekening "werkingskosten" die elke dag "overnight" belegd wordt bij de Schatkist 2. Overlopende rekeningen Onder deze post worden de interesten opgenomen die verworven werden op de "overnight"- belegging van de zichtrekening "werkingskosten" gedurende het jaar Dit bedrag zal in 2003 geïncasseerd worden. Balans - Passiva 1. Reserves Reserves niet-fiscale ontvangsten Deze post vertegenwoordigt op 31 december 2002 de gedurende het jaar 2002 aan het Zilverfonds geaffecteerde niet-fiscale ontvangsten (UMTS-licenties, meerwaarde goud en aandeel van de Staat in de winst van de NBB). Reserves afkomstig van de opbrengsten van beleggingen Onder deze post worden de interesten opgenomen die gerealiseerd werden op de belegging van de ontvangsten op een rekening van de Schatkist met vooropzeg van 48 uur. 24

27 2. Kapitaalsubsidies Dit bedrag vertegenwoordigt het aandeel van de investeringssubsidie dat nog niet verbruikt werd voor de aflossingen. 3. Overlopende rekeningen Het betreft voornamelijk de gelopen interesten op de zerobond-beleggingen ( ,37 euro). Om te vermijden dat de reserves zouden verhoogd worden met de verworven maar nog niet geïncasseerde interesten, worden deze bedragen tot hun effectieve ontvangst aangehouden op een overlopende rekening. Resultatenrekening - Lasten De werkingskosten ( ,54 euro) bestaan voornamelijk uit kosten met betrekking tot de bezoldigingen van het personeel van het Fonds. Deze lasten worden voor hun geheel gesubsidieerd zoals de andere bedrijfsopbrengsten aantonen. Resultatenrekening - Opbrengsten 1. Opbrengsten van de vlottende activa Het betreft de interesten gerealiseerd in 2002 op de belegging van de ontvangsten op een rekening met vooropzeg van 48 uur. 2. Uitzonderlijke opbrengsten Deze post herneemt de in de loop van het jaar 2002 aan het Fonds ter beschikking gestelde ontvangsten. Het geheel van deze opbrengsten werd belegd en werd geaffecteerd aan de reserves van het Fonds. 25

28 Verslag van de bedrijfsrevisor over de jaarrekeningen op 31 december 2002 Overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen, breng ik U verslag uit over de uitvoering van de controleopdracht die mij werd toevertrouwd. Ik heb de controle uitgevoerd van de jaarrekening, opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van het Fonds, over het boekjaar, afgesloten op 31 december 2002 met een balanstotaal van EUR en waarvan de resultatenrekening afsluit met een winst van het boekjaar van EUR. Ik heb eveneens de bijkomende specifieke controles uitgevoerd die door de wet zijn vereist. Verklaring over de jaarrekening zonder voorbehoud Mijn controles werden verricht overeenkomstig de normen van het Instituut der Bedrijfsrevisoren. Deze beroepsnormen eisen dat mijn controle zo wordt georganiseerd en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat, rekening houdend met de Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften met betrekking tot de jaarrekening. Overeenkomstig deze normen heb ik rekening gehouden met de administratieve en boekhoudkundige organisatie van de instelling, alsook met de procedures van interne controle. De verantwoordelijken van het Fonds hebben mijn vragen naar ophelderingen of inlichtingen duidelijk beantwoord. Ik heb op basis van steekproeven de verantwoording onderzocht van de bedragen opgenomen in de jaarrekening. Ik heb de waarderingsregels, de betekenisvolle boekhoudkundige ramingen die de instelling maakte en de voorstelling van de jaarrekening in haar geheel beoordeeld. Ik ben van mening dat deze werkzaamheden een redelijke basis vormen voor het uitbrengen van mijn oordeel. Naar mijn oordeel, rekening houdend met de toepasselijke wettelijke bestuursrechtelijke voorschriften, geeft de jaarrekening afgesloten op 31 december 2002 een getrouw beeld van het vermogen, van de financiële toestand en van de resultaten van de instelling. Bijkomende verklaringen en inlichtingen Ik vul mijn verslag aan met de volgende bijkomende verklaringen en inlichtingen die niet van aard zijn om de draagwijdte van mijn verklaring over de jaarrekening te wijzigen : - het jaarverslag bevat de door de wet vereiste inlichtingen en stemt overeen met de jaarrekening; - onverminderd formele aspecten van ondergeschikt belang, wordt de boekhouding gevoerd en de jaarrekening opgesteld overeenkomstig de in België toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften; - ik dien u geen enkele verrichting of beslissing mede te delen die in overtreding met de statuten of de toepasselijke wetten zou zijn gedaan of genomen. De resultaatsverwerking die wordt voorgesteld, stemt overeen met de wettelijke en statutaire bepalingen. Brussel, 14 april 2003 Martine BRANCART Bedrijfsrevisor 26

29 Bijlagen 27

30

31 Bijlage 1 Wet van 5 september 2001 tot voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Art. 2. Voor de toepassing van deze wet dient te worden verstaan onder de diverse wettelijke pensioenstelsels: 1 de pensioenstelsels van de sociale zekerheid voor werknemers; 2 de pensioenstelsels van de sociale zekerheid van de zelfstandigen; 3 de pensioenstelsels ten laste van de algemene uitgavenbegroting; 4 het stelsel van de inkomensgarantie voor ouderen. HOOFDSTUK II. - De Zilvernota Afdeling 1. - Inhoud van de Zilvernota Art. 3. Op voorstel van de ministers bevoegd voor Begroting, voor Sociale Zaken, voor Pensioenen en voor Middenstand stelt de regering jaarlijks een Zilvernota op, waarin ze haar beleid met betrekking tot de vergrijzing uiteenzet. De Zilvernota biedt in het bijzonder de volgende informatie: 1 een raming van de extra-uitgaven van de diverse wettelijke pensioenstelsels, de stelsels van de sociale zekerheid van werknemers en zelfstandigen en het stelsel van de inkomensgarantie voor ouderen, in het bijzonder die verbonden aan de demografische evolutie; 2 het begrotingsbeleid op middellange en lange termijn, rekening houdend met de ramingen vermeld in 1 ; 3 het algemene regeringsbeleid gericht op het opvangen van de gevolgen van de vergrijzing, in het bijzonder met betrekking tot het bevorderen van de werkgelegenheid en de verhoging van de arbeidsparticipatie; 4 de evolutie van de reserves van de aanvullende pensioenen (tweede pijler) en van de armoedegraad bij bejaarden; 5 een overzicht van de ontvangsten, de uitgaven en de reserves van het Zilverfonds. Art. 4. Voor de opstelling van de Zilvernota steunt de regering op het verslag van de Studiecommissie voor de vergrijzing bedoeld in afdeling 2 van dit hoofdstuk en op het jaarlijks advies van de afdeling "Financieringsbehoeften van de overheid" van de Hoge Raad van Financiën. Art. 5. De Zilvernota wordt jaarlijks meegedeeld aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad. Afdeling 2. - Studiecommissie voor de vergrijzing Art. 6. Binnen de Hoge Raad van Financiën wordt een 'Studiecommissie voor de vergrijzing' opgericht. De Studiecommissie voor de vergrijzing wordt belast met het opstellen van een jaarlijks verslag, waarin de budgettaire en sociale gevolgen van de vergrijzing worden onderzocht. Dit verslag bevat in het bijzonder een raming van de financiële gevolgen op het vlak van de diverse wettelijke pensioenstelsels, de stelsels van de sociale zekerheid van werknemers en zelfstandigen en het stelsel van de inkomensgarantie voor ouderen die verbonden zijn aan de demografische evolutie. 29

32 De Studiecommissie voor de vergrijzing kan, op eigen initiatief of op verzoek van de regering, tevens onderzoek verrichten naar specifieke aangelegenheden in verband met de vergrijzing. Art. 7. Met betrekking tot de raming van de kosten op het vlak van de diverse wettelijke pensioenstelsels, de stelsels van de sociale zekerheid van werknemers en zelfstandigen en het stelsel van de inkomensgarantie voor ouderen, die verbonden zijn aan de demografische evolutie gaat de Studiecommissie voor de vergrijzing in het bijzonder uit van de volgende principes: 1 inzake economische groei wordt gerekend met een voorzichtige raming van de trendgroei, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen van de demografische evolutie voor deze trendgroei; 2 inzake de pensioenuitgaven wordt uitgegaan van de op dat ogenblik geldende wettelijke bepalingen, inclusief diverse varianten inzake welvaartsaanpassing; 3 inzake de uitgaven in het stelsel van de gezondheidszorgen wordt een afzonderlijke raming gemaakt van de invloed van veranderingen in de leeftijdstructuur van de bevolking en andere factoren zoals de prijsevolutie en de evolutie van de medische technologie. Art. 8. Het verslag van de Studiecommissie voor de vergrijzing wordt elk jaar vóór 30 april medegedeeld aan: 1 de federale regering; 2 de afdeling "Financieringsbehoeften van de overheid" van de Hoge Raad van Financiën; 3 de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad. Art. 9. De aanbevelingen met betrekking tot het begrotingsbeleid van de overheid, vervat in het jaarlijks advies van de afdeling "Financieringsbehoeften van de overheid" van de Hoge Raad van Financiën houden in het bijzonder rekening met het verslag van de Studiecommissie voor de vergrijzing. Art. 10. De volgende leden maken van rechtswege deel uit van de Studiecommissie voor de vergrijzing: 1 de vice-voorzitter van de Hoge Raad van Financiën, die het voorzitterschap waarneemt; 2 het door het Federaal Planbureau voorgestelde lid van het bureau van de Hoge Raad van Financiën, die het ondervoorzitterschap waarneemt. De overige leden van de Studiecommissie voor de vergrijzing worden door de Koning benoemd, met inachtneming van de volgende regels: 1 één lid op voordracht van het Federaal Planbureau; 2 één lid op voordracht van de Nationale Bank van België; 3 één lid op voordracht van de minister van Financiën, gekozen uit de ambtenaren van de studiedienst van het departement; 4 één lid op voordracht van de minister van Begroting, gekozen uit de ambtenaren van de studiedienst van het departement; 5 één lid op voordracht van de minister van Sociale Zaken, gekozen uit de ambtenaren van de studiedienst van het departement; Het mandaat van de leden van de Studiecommissie voor de vergrijzing duurt vijf jaar en kan hernieuwd worden. In geval van overlijden, ontslag of afzetting van een lid, beëindigt het nieuw benoemde lid het mandaat van degene die hij opvolgt. Art. 11. De Studiecommissie voor de vergrijzing kan in het kader van haar werkzaamheden de personen horen van wie het advies haar nuttig voorkomt. 30

33 HOOFDSTUK III. - Zilverfonds Afdeling 1. - Oprichting van het Zilverfonds Art. 12. Er wordt een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid opgericht, genaamd Zilverfonds. De zetel van het Zilverfonds is gevestigd in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. Art. 13. Het Zilverfonds wordt ingedeeld in de categorie B van artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut en staat onder het gezamenlijk toezicht van de minister van Financiën en de minister van Begroting. Afdeling 2. - Doelstelling en opdracht van het Zilverfonds Art. 14. Het Zilverfonds heeft tot doel reserves aan te leggen teneinde het mogelijk te maken om in de periode tussen 2010 en 2030 de extra-uitgaven op het vlak van de diverse wettelijke pensioenstelsels ten gevolge van de vergrijzing te financieren. Art. 15. Met het oog op deze doelstelling heeft het Zilverfonds de volgende opdracht: 1 in te staan voor het beheer van zijn inkomsten en uitgaven; 2 in te staan voor het beheer van zijn reserves. Afdeling 3. - Raad van bestuur van het Zilverfonds Art. 16. Het Zilverfonds wordt bestuurd door een raad van bestuur, samengesteld uit tien leden, waarvan negen worden benoemd door de Koning als volgt: 1 vier leden op voordracht respectievelijk van de eerste minister, de minister van Financiën, de minister van Begroting en de minister van Sociale Zaken; 2 drie leden op voordracht van het beheerscomité van de Sociale Zekerheid en een lid op voordracht van de raad van bestuur van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen; 3 een lid op voordracht van de Nationale Bank van België. De voorzitter wordt door de Koning, op voorstel van de minister van Begroting, benoemd onder de in het eerste lid, 1, bedoelde leden. De administrateur-generaal van de Thesaurie is van rechtswege lid en vervult de functie van gedelegeerd bestuurder van het Zilverfonds. De raad van bestuur bestaat uit evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden. Art. 17. De bestuurders worden voor zes jaar benoemd. Hun mandaat is hernieuwbaar. In geval van overlijden, ontslag of afzetting van een bestuurder, beëindigt de nieuw benoemde bestuurder het mandaat van degene die hij opvolgt. Art. 18. De raad van bestuur bepaalt het beleid en staat in voor het beheer van de reserves. Hij beschikt over alle bevoegdheden opdat het Zilverfonds zijn opdrachten kan uitvoeren en staat in voor de goede werking ervan. De raad van bestuur stelt de richtlijnen voor het beleggen van de reserves vast. De gedelegeerd bestuurder staat in voor het dagelijks beheer van het Zilverfonds. Hij bereidt de beslissingen van de raad van bestuur voor en voert ze uit. 31

34 Art. 19. De raad van bestuur kan aan de gedelegeerd bestuurder bepaalde bestuursbevoegdheden overdragen. De gedelegeerd bestuurder kan met instemming van de raad van bestuur bepaalde van zijn bevoegdheden overdragen aan de personeelsleden van het Zilverfonds. Art. 20. Het Zilverfonds wordt in alle gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur. Behalve voor gerechtelijke handelingen kan de voorzitter met instemming van de raad van bestuur zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid overdragen aan de gedelegeerd bestuurder. Art. 21. De gedelegeerd bestuurder brengt geregeld verslag uit aan de raad van bestuur. De raad van bestuur of zijn voorzitter kan op elk ogenblik aan de gedelegeerd bestuurder vragen verslag uit te brengen over de werkzaamheden van het Zilverfonds. Art. 22. De Koning stelt vergoedingen en presentiegelden voor de leden van de raad van bestuur vast. Afdeling 4. - Inkomsten van het Zilverfonds Art. 23. De inkomsten van het Zilverfonds bestaan uit begrotingssurplussen, overschotten van de sociale zekerheid en niet-fiscale ontvangsten. De inkomsten van het Zilverfonds bestaan tevens uit de opbrengsten uit de beleggingen van de reserves van het Zilverfonds. Art. 24. Op basis van het geraamde begrotingssurplus en in functie van de aanbevelingen vervat in de Zilvernota, wordt in de algemene uitgavenbegroting jaarlijks het bedrag ingeschreven dat aan het Zilverfonds wordt gestort. Art. 25. Op basis van de geraamde overschotten van de sociale zekerheid en in functie van de aanbevelingen vervat in de Zilvernota, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, jaarlijks het bedrag dat door de R.S.Z. - Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, 2, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 decem-ber 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en door het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen aan het Zilverfonds wordt gestort. Art. 26. Met toepassing van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt bij de sectie "Rijksschuld" van de algemene uitgavenbegroting een begrotingsfonds ingesteld met de naam "Diverse niet-fiscale ontvangsten bestemd voor het Zilverfonds". Art. 27. Het begrotingsfonds wordt gestijfd door niet-fiscale ontvangsten die de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, geheel of gedeeltelijk aan het Zilverfonds toewijst. Het bedrag van de aldus aan het Zilverfonds toegewezen niet-fiscale ontvangsten wordt ingeschreven als ontvangsten van het in artikel 26 bedoelde begrotingsfonds en als uitgaven opgenomen in de algemene uitgavenbegroting ten laste van een variabel krediet van dit begrotingsfonds. Art. 28. De modaliteiten van de stortingen aan het Zilverfonds worden geregeld bij wege van een tussen het Zilverfonds en de minister van Financiën te sluiten overeenkomst. Afdeling 5. - Uitgaven van het Zilverfonds Art. 29. Op basis van de aanbevelingen vervat in de Zilvernota met betrekking tot de behoeften van het volgende jaar, bepaalt de Koning, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na mededeling aan de federale wetgevende Kamers, jaarlijks het bedrag dat wordt opgenomen uit de middelen van het Zilverfonds en wordt toegekend aan de diverse wettelijke pensioenstelsels en het stelsel van de inkomensgarantie voor ouderen. Dit bedrag wordt voor 31 oktober van het lopende jaar meegedeeld aan het Zilverfonds. De Koning bepaalt, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het tijdschema voor de storting van deze bedragen. Art. 30. Het Zilverfonds kan vanaf het jaar 2010 uitgaven verrichten op voorwaarde dat de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product lager is dan zestig procent. 32

35 Afdeling 6. - Beheer van de reserves van het Zilverfonds Art. 31. De beleggingen van het Zilverfonds dienen te geschieden met inachtneming van voorzichtige beleggingsregels. Jaarlijks stelt de minister van Financiën op voorstel van de raad van bestuur van het Zilverfonds de algemene richtlijnen vast inzake de beleggingen van het Zilverfonds. Deze richtlijnen worden overgezonden aan het Rekenhof Art. 32. De belegging van de reserves van het Zilverfonds gebeurt : 1 bij een verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product hoger dan 100 procent, in effecten en fondsen van de Belgische Staat; 2 bij een verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product lager dan 100 procent, in activa die, bij de berekening van de Maastricht-schuld, in mindering kunnen worden gebracht van de brutooverheidsschuld. Afdeling 7. - Werking van en controle op het Zilverfonds Art. 33. Het Zilverfonds doet, tegen vergoeding, een beroep op het personeel van de Staat. De minister van Financiën wijst hiertoe de nodige personeelsleden aan. Art. 34. De werkingskosten van het Zilverfonds worden ten laste genomen van een krediet dat in de algemene uitgavenbegroting wordt ingeschreven. De modaliteiten met betrekking tot de stortingen ter dekking van de werkingskosten van het Zilverfonds worden geregeld bij wege van een tussen het Zilverfonds en de minister van Financiën te sluiten overeenkomst. Art. 35. De Koning bepaalt, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere werkingsregelen van het Zilverfonds. HOOFDSTUK IV. - Wijzigingsbepalingen, diverse bepalingen en inwerkingtreding Art. 36. In artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut wordt onder categorie B het woord "Zilverfonds" in alfabetische volgorde ingevoegd. Art. 37. In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, voor het laatst gewijzigd bij de wet van 2 januari 2001, wordt een subrubriek 51-2 "Diverse niet-fiscale ontvangsten bestemd voor het Zilverfonds" ingevoegd. Art. 38. Aan artikel 10 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt een 5 toegevoegd, dat luidt als volgt: "5 een Zilvernota, waarin de regering haar beleid met betrekking tot de vergrijzing uiteenzet". Art. 39. Artikel 127 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, gewijzigd bij de wet van 5 mei 1997, wordt aangevuld met de volgende paragraaf: " 5. Het Federaal Planbureau wordt belast met het secretariaat van de Studiecommissie voor de vergrijzing opgericht bij artikel 6 van de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds en de deelname aan de uitvoering van de aan haar toevertrouwde opdracht" 33

36 Art. 40. Het Zilverfonds is vrijgesteld van alle inkomstenbelastingen, de registratie-, zegel-, griffie-, hypotheeken successierechten, de met het zegel gelijkgestelde taksen, alsmede de andere rechtstreekse of onrechtstreekse belastingen. Het Zilverfonds is eveneens vrijgesteld van alle belastingen of taksen ten voordele van de provincies en gemeenten. Art. 41. Voor 31 mei van elk jaar stelt het Zilverfonds een jaarverslag op dat betrekking heeft op het vorige begrotingsjaar. Dit jaarverslag wordt medegedeeld aan de regering en aan de federale wetgevende Kamers. Art. 42. Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Gegeven te Brussel, 5 september

37 Bijlage 2 Samenstelling van de raad van bestuur van het Zilverfonds 1 Marc BOEYKENS, voorzitter 2 Adviseur bij de Cel beleidsvoorbereiding van de FOD Kanselarij van de Eerste Minister Willy DELFLYS 3 Expert bij het Kabinet van de Minister van Financiën Mia DE VITS 4 Voorzitter van het Algemeen Belgisch Vakverbond Françoise MASAI 5 Directeur van de Nationale Bank van België Marcel SAVOYE 4 Nationaal Secretaris van het Algemeen Christelijk Vakverbond Pieter TIMMERMANS 4 Directeur-generaal van het Verbond van Belgische Ondernemingen Anne VANDERSTAPPEN 6 Adviseur bij de Unie van Zelfstandige Ondernemers Luc VAN MEENSEL 7 Expert bij het Kabinet van de Minister van Begroting Marc WILLEMS 8 Adjunct-kabinetschef van de Minister van Sociale Zaken en Pensioenen Jean-Pierre ARNOLDI, gedelegeerd bestuurder 9 Administrateur-generaal van de thesaurie Regeringscommissaris Kris DE WITTE 10 Kabinetschef van de Minister van Begroting 1 Koninklijk besluit van 24 december 2001 houdende benoeming van de leden van de raad van bestuur van het Zilverfonds (Belgisch Staatsblad van 23 januari 2002). 2 Lid op voordracht van de Eerste Minister; voorzitter op voordracht van de Minister van Begroting. 3 Op voordracht van de Minister van Financiën. 4 Op voordracht van het beheerscomité van de Sociale Zekerheid. 5 Op voordracht van de Nationale Bank van België. 6 Op voordracht van de raad van bestuur van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen. 7 Op voordracht van de Minister van Begroting. 8 Op voordracht van de Minister van Sociale Zaken. 9 Lid en gedelegeerd bestuurder van rechtswege art. 16, 3de lid van de wet van 5 september Koninklijk besluit van 24 december 2001 houdende benoeming van de regeringscommissaris bij het Zilverfonds (Belgisch Staatsblad van 23 januari 2002). 35

38 Bijlage 3 Wetgeving, reglementering en publicaties Wetgeving en reglementering Wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds. Belgisch Staatsblad van 14 september 2001, p ; de tekst is opgenomen in bijlage 1 bij dit jaarverslag. Koninklijk besluit van 3 november 2001 betreffende de toekenning in 2001 van bepaalde niet-fiscale ontvangsten aan het Zilverfonds. Belgisch Staatsblad van 15 november 2001, p Koninklijk besluit van 3 november 2001 betreffende de toewijzing in 2001 van bepaalde niet-fiscale ontvangsten aan het Zilverfonds. Belgisch Staatsblad van 15 november 2001, p Koninklijk besluit van 24 december 2001 tot vaststelling van de werkingsmodaliteiten van het Zilverfonds. Belgisch Staatsblad van 23 januari 2002, 2 de ed., p Koninklijk besluit van 24 december 2001 houdende benoeming van de leden van de raad van bestuur van het Zilverfonds. Belgisch Staatsblad van 23 januari 2002, 2 de ed., p Koninklijk besluit van 24 december 2001 tot vaststelling van de vergoedingen en presentiegelden van de leden van de raad van bestuur van het Zilverfonds. Belgisch Staatsblad van 23 januari 2002, 2 de ed., p Koninklijk besluit van 24 december 2001 houdende benoeming van de regeringscommissaris bij het Zilverfonds. Belgisch Staatsblad van 23 januari 2002, 2 de ed., p