OER OER-2007

Transcriptie

1 OER OER-2007

2 INHOUDSOPGAVE OER Wijzigingen in de OER die vanaf het collegejaar zijn vastgesteld door de FGV, zijn te herkennen aan een * bij het artikelnummer PREAMBULE: DOELSTELLINGEN ACADEMISCHE RECHTENOPLEIDING RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN 5 HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN 8 PARAGRAAF 1.1. DE OPLEIDINGEN 8 PARAGRAAF 1.2. TOELATING TOT DE OPLEIDINGEN 11 PARAGRAAF TOELATING TOT DE BACHELOROPLEIDINGEN 11 PARAGRAAF TOELATING TOT DE MASTEROPLEIDINGEN 12 PARAGRAAF 1.3. HET ONDERWIJS 14 PARAGRAAF 1.4. DE EXAMENS EN TENTAMENS 14 PARAGRAAF 1.5. STUDIEVOORTGANG EN STUDIEBEGELEIDING 17 HOOFDSTUK 2. DE ACADEMISCHE OPLEIDING NEDERLANDS RECHT 18 PARAGRAAF 2.1. DE BACHELOROPLEIDING NEDERLANDS RECHT 18 PARAGRAAF DE BACHELOROPLEIDING NEDERLANDS RECHT: HET ONDERWIJS 18 PARAGRAAF DE BACHELOROPLEIDING NEDERLANDS RECHT: DE TENTAMENS 18 PARAGRAAF DE BACHELOROPLEIDING NEDERLANDS RECHT: HET PROGRAMMA 19 PARAGRAAF 2.2. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT 21 PARAGRAAF DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT : HET ONDERWIJS 21 PARAGRAAF DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT : DE TENTAMENS 22 PARAGRAAF DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT : HET PROGRAMMA 23 HOOFDSTUK 3. DE ACADEMISCHE OPLEIDING INTERNATIONAAL EN EUROPEES RECHT 26 PARAGRAAF 3.1. DE BACHELOROPLEIDING INTERNATIONAAL EN EUROPEES RECHT 26 PARAGRAAF DE BACHELOROPLEIDING INTERNATIONAAL EN EUROPEES RECHT : HET ONDERWIJS 26 PARAGRAAF DE BACHELOROPLEIDING INTERNATIONAAL EN EUROPEES RECHT : DE TENTAMENS 26 PARAGRAAF DE BACHELOROPLEIDING INTERNATIONAAL EN EUROPEES RECHT : HET PROGRAMMA 27 PARAGRAAF 3.2. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAAL EN EUROPEES RECHT 29 PARAGRAAF DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAAL EN EUROPEES RECHT : HET ONDERWIJS 29 PARAGRAAF DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAAL EN EUROPEES RECHT : DE TENTAMENS 30 PARAGRAAF DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAAL EN EUROPEES RECHT : HET PROGRAMMA 31 HOOFDSTUK 4. DE ACADEMISCHE OPLEIDING NOTARIEEL RECHT 32

3 PARAGRAAF 4.1. DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT 32 PARAGRAAF DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET ONDERWIJS 32 PARAGRAAF DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : DE TENTAMENS 32 PARAGRAAF DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET PROGRAMMA 33 PARAGRAAF 4.2. DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT 35 PARAGRAAF DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET ONDERWIJS 35 PARAGRAAF DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : DE TENTAMENS 35 PARAGRAAF DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET PROGRAMMA 36 HOOFDSTUK 5. DE DUALE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT 37 HOOFDSTUK 6. DE ONDERZOEKSMASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT 39 HOOFDSTUK 8. DE GECOMBINEERDE OPLEIDINGEN NEDERLANDS RECHT EN BEDRIJFSWETENSCHAPPEN (RECHT EN MANAGEMENT) 43 HOOFDSTUK 9. DE GECOMBINEERDE OPLEIDINGEN NEDERLANDS RECHT EN ECONOMIE 45 HOOFDSTUK 10. DE GECOMBINEERDE MASTEROPLEIDINGEN NEDERLANDS RECHT, BELGISCH RECHT EN DUITS RECHT 47 PARAGRAAF NEDERLANDS RECHT 47 PARAGRAAF BELGISCH RECHT 48 PARAGRAAF DUITS RECHT 48 HOOFDSTUK 11. DE POST-INITIËLE MASTEROPLEIDING PALLAS LL.M. 50 HOOFDSTUK 7. DE MASTEROPLEIDING EUROPEAN LAW 41 PARAGRAAF 7.1. ALGEMEEN 41 PARAGRAAF 7.2. DE ENGELSTALIGE MASTEROPLEIDING EUROPEAN LAW 41 PARAGRAAF 7.3. DE ENGELS-/NEDERLANDSTALIGE MASTER- OPLEIDING EUROPEAN LAW 42 HOOFDSTUK 12. DE ACADEMISCHE OPLEIDINGEN NEDERLANDS RECHT EN NOTARIEEL RECHT IN DEELTIJD 51 PARAGRAAF HET ONDERWIJS VAN DE DEELTIJDSE OPLEIDINGEN 51 PARAGRAAF HET ONDERWIJS VAN DE DEELTIJDSE BACHELOROPLEIDINGEN 51

4 PARAGRAAF HET PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE BACHELOROPLEIDINGEN 51 PARAGRAAF HET ONDERWIJS VAN DE DEELTIJDSE MASTEROPLEIDINGEN 51 PARAGRAAF DE TENTAMENS VAN DE DEELTIJDSE OPLEIDINGEN 52 HOOFDSTUK 13. HET HBO-SCHAKELPROGRAMMA 53 PARAGRAAF VOORKENNISVEREISTEN DUALE MASTEROPLEIDING ONDERNEMING & RECHT 62 PARAGRAAF VOORKENNISVEREISTEN ENGELS- /NEDERLANDSTALIGE MASTEROPLEIDING EUROPEAN LAW 62 HOOFDSTUK 15. SLOTBEPALINGEN 63 HOOFDSTUK 14. VRIJSTELLINGEN EN VOORKENNISVEREISTEN 54 OVERGANGSREGELING OER PARAGRAAF VRIJSTELLINGEN 54 PARAGRAAF ALGEMENE BEPALINGEN 54 PARAGRAAF VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN VOLTOOIDE MASTEROPLEIDINGEN OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID. 54 PARAGRAAF VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN VOLTOOIDE BACHELOROPLEIDINGEN OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID 56 PARAGRAAF VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN NIET- VOLTOOIDE BACHELOROPLEIDINGEN OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID 58 PARAGRAAF VOORKENNISVEREISTEN 59 PARAGRAAF VOORKENNISVEREISTEN OPLEIDING NEDERLANDS RECHT 59 PARAGRAAF VOORKENNISVEREISTEN OPLEIDING INTERNATIONAAL EN EUROPEES RECHT 60 PARAGRAAF VOORKENNISVEREISTEN OPLEIDING NOTARIEEL RECHT 61

5 PREAMBULE: DOELSTELLINGEN ACADEMISCHE RECHTENOPLEIDING RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN De initiële rechtenopleidingen beogen een brede juridische vorming. Het streven is dat studenten aan het einde van hun studie in staat zijn met gevoel voor maatschappelijke verantwoordelijkheid zelfstandig probleemsituaties te onderkennen, te analyseren en een oplossing daarvoor te formuleren. Voorts behoren zij zelfstandig nieuwe kennis te kunnen verwerven. De academische opleidingen richten zich zowel op de oefening van het analyseren van juridische problemen en juridische teksten, als op het bedenken van maatschappelijk en juridisch houdbare oplossingen. Het in woord en geschrift kunnen weergeven van een en ander is een wezenlijk onderdeel van de opleidingen. Studenten behoren aan het eind van hun studie te beschikken over voldoende juridische kennis van grondbegrippen, structuur en kernleerstukken. Bovendien zullen zij enigszins vertrouwd moeten zijn met de professionele gewoonten en de professionele ethiek. Kennis, vaardigheid en attitude, zo volgt reeds impliciet uit het voorgaande, zijn te beschouwen als drie wezenlijke elementen in de rechtenopleidingen. Ten aanzien van deze elementen kunnen de volgende kanttekeningen worden geplaatst. In de eerste plaats zijn de opleidingen erop gericht dat de afgestudeerde voldoende parate juridische basiskennis heeft voor een beginnend jurist in de beroepspraktijk. In het bijzonder wordt daarbij rekening gehouden met specifieke kennisvereisten, zoals vervat in de (regelgeving krachtens de) Wet op de Rechterlijke Organisatie, de Advocatenwet en de Wet op het Notarisambt. Vervolgens is het ontwikkelen van de voor de jurist benodigde vaardigheden niet minder belangrijk. Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan het bijbrengen van specifiek juridische vaardigheden, opdat de jurist met behulp van juridisch bronnenmateriaal in staat is concrete problemen tot een oplossing te brengen. Maar ook het oefenen van meer algemene communicatieve vaardigheden, meer in het bijzonder schriftelijke en mondelinge taalvaardigheden, is voor de jurist van groot belang. Ten slotte dient tijdens de opleidingen een bepaalde attitude te worden ontwikkeld. Die attitude bestaat uit een kritische benadering van het recht en zijn functioneren in de samenleving als geheel. Om zelfstandig juridisch onderzoek te leren doen en relevante vraagstukken te onderkennen is in de opleidingen reflectie op het positieve recht via metajuridische vakken noodzakelijk. De faculteit acht in dit verband ook de wisselwerking van academisch onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van groot belang. Zij streeft ernaar om zoveel mogelijk ervaren wetenschappers te betrekken bij het onderwijs, teneinde dit belangrijke aspect van academische vorming optimaal te bevorderen. De Nijmeegse faculteit kent van oudsher generalistische opleidingen: zij wil juristen afleveren die breed inzetbaar zijn en besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Bij de omschrijving van doelstellingen van het onderwijs is ook de katholieke grondslag van de universiteit van belang. Docenten kunnen in het onderwijs ingaan op levensbeschouwelijke aspecten van een bepaald vraagstuk. Zij kunnen daarbij in voorkomende gevallen in het bijzonder aandacht vragen voor de persoonlijke waardigheid van de mens, voor de bescherming van de zwakken en voor gerechtigheid en vrede. Een Christelijke visie op mens en maatschappij kan in een academisch klimaat op deze wijze gestalte krijgen. De faculteit is zich ervan bewust dat het beeld van de vorming van juristen de laatste decennia substantieel is veranderd. Naast de initiële opleidingen van de jurist aan de universiteit zijn postinitiële opleidingen ontwikkeld. Daarbij kan worden gedacht aan de beroepsopleidingen voor advocaten, notarissen, bedrijfsjuristen en rechters, maar ook aan de specialisatie-opleidingen, zoals die van de Grotius Academie en aan de permanente educatie die bijvoorbeeld door de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie worden voorgeschreven. Tot de postinitiële opleidingen behoort voorts de opleiding van jonge onderzoekers. Ook deze ontwikkelingen rechtvaardigen dat in de initiële opleidingen de nadruk ligt op het bijbrengen van een generalistische juridische kennis, het oefenen van juridisch denken en andere juridische vaardigheden, en op het ontwikkelen van een gepaste attitude. Daadwerkelijk specialistische kennis en specifieke vaardigheden voor bepaalde juridische beroepen dienen veeleer aan de orde te komen in de postinitiële opleidingen. De faculteit rekent ook de postinitiële vorming van juristen tot haar kerntaak. Deze vorming kan het beste in samenwerking met de respectieve beroepsgroepen worden verzorgd. Een goede afstemming van de initiële en de postinitiële vorming is daarbij gewenst. Bij de wijze waarop dat onderwijs wordt gegeven, dient het belang van de student voorop te staan. In 2006 is het 1998-visiedocument van de faculteit, waarin strategische visies en doelstellingen zijn geformuleerd, herzien. Gesteld wordt onder meer dat 'de kwaliteit van het onderwijs van de faculteit mede tot 5

6 uitdrukking komt in de belangstelling en waardering van studenten'. In het Plan van aanpak verbetering onderwijs en onderwijsorganisatie is de kleinschaligheid van de Nijmeegse faculteit als profielkenmerk opgevoerd, hetgeen onder meer impliceert dat de studie(voortgang) van de studenten intensief wordt begeleid en gevolgd. Voorts kent de faculteit twee andere profielkenmerken: de internationale mogelijkheden voor studenten en de combinatie van wetenschappelijkheid en praktijkgerichtheid. Vanwege de studentgerichtheid ligt de nadruk op intensieve contacten tussen docenten en studenten in werkgroepen. In die contacten worden kennis, vaardigheid en attitude bijgebracht. In werkgroepen van beperkte omvang kan worden geoefend in het toepassen van de kennis ten behoeve van het tentamen, maar er is ook ruimte voor gedachteuitwisselingen tussen docent en student, die met behulp van de moderne communicatiemedia ook buiten de werkgroepen kunnen worden voortgezet. Bij de zogenoemde Rotae (oefenrechtbanken) kunnen basale, voor de beroepspraktijk benodigde vaardigheden worden geoefend. Bij het opstellen en beoordelen van essays, papers en scripties wordt de student aangesproken op maatschappelijke en praktische consequenties van de ingenomen standpunten. Deze nadruk op kleinschalig onderwijs betekent overigens niet dat hoorcolleges in de ban worden gedaan; zij zijn als plek van sociale ontmoeting van studenten onderling en als schouwtoneel van het denken van de hoogleraar - waar men niet alleen wordt gewezen op de hoofdlijnen in de stof, maar waar men ook kan zien hoe kritisch wetenschappelijk denken werkt - niet weg te denken uit het academische landschap. De door de faculteit aangeboden academische opleidingen bestaan uit bacheloropleidingen van drie studiejaren met een omvang van 180 EC en een masteropleiding van ten minste één studiejaar met een studielast van 60 EC. De bacheloropleiding omvat de propedeutische fase (B1-jaar) met een oriënterende, selecterende en verwijzende functie, met een studielast van 60 EC. De faculteit hecht eraan te benadrukken dat de bacheloropleiding en de masteropleiding tezamen één academische opleiding vormen. Binnen de academische opleiding volgt de student twee opeenvolgende opleidingen waaraan afzonderlijke diploma's zijn verbonden. Dit betekent dat de faculteit ervan uitgaat dat het diploma, verbonden aan de bacheloropleiding, geen betrekking heeft op een afgeronde academische opleiding, maar enkel ertoe strekt toegang te verlenen tot masteropleidingen. De bacheloropleiding heeft de functie de student voor te bereiden op door de faculteit aangeboden masteropleidingen, op masteropleidingen van andere juridische faculteiten in Nederland en in het buitenland. De bacheloropleiding is aldus niet gericht op vorming ten behoeve van juridische functies in de rechtspraktijk. De faculteit beschouwt de masteropleiding als de afronding van de academische opleiding. Aan het diploma, verbonden aan deze opleiding, is het civiel effect, noodzakelijk voor de vervulling van een aantal specifieke juridische functies, verbonden. Zowel de bacheloropleiding als de masteropleiding draagt een wetenschappelijk karakter. De faculteit biedt drie bacheloropleidingen aan, te weten Nederlands recht, Internationaal en Europees recht, alsmede Notarieel recht. De bacheloropleiding is breed van opzet binnen de juridische vakdiscipline. Voor de bacheloropleidingen Nederlands recht en Internationaal en Europees recht impliceert de brede opzet dat alle hoofdvakken van de juridische discipline, te weten burgerlijk recht, staats- en bestuursrecht, strafrecht alsmede Europees recht een overwegend onderdeel vormen van de opleiding. Laatstgenoemd vakgebied krijgt in de bacheloropleiding Internationaal en Europees recht uiteraard een verhoudingsgewijs extra zwaar accent. Ook de bacheloropleiding Notarieel recht heeft een brede opzet, in die zin dat de civielrechtelijke en de specifiek notarieelrechtelijke vakken de kern vormen van de opleiding. De bacheloropleidingen bevatten naast voornoemde brede oriëntatie op de juridische hoofdvakken een oriëntatie op een aantal andere juridische vakgebieden waaronder enkele keuzevakken. Ook metajuridische vakken (rechtsfilosofie, rechtssociologie, economie) maken deel uit van de opleiding. Het wetenschappelijk karakter van de bacheloropleidingen komt tot uitdrukking in de hiervoor besproken doelstellingen van het onderwijs, te weten het ontwikkelen van kennis, vaardigheid en attitude. Het bijbrengen van actuele kennis van de theorie op de genoemde vakgebieden, waarbij tevens de samenhang tussen de rechtsgebieden bijzondere aandacht vraagt, gaat gepaard met het trainen van vaardigheden in het onderwijs om deze kennis toe te passen. De bacheloropleidingen voorzien bovendien in het eerste jaar in een algemene oefening van communicatieve vaardigheden. In de daaropvolgende twee studiejaren zijn bij onder meer de hoofdvakken essayverplichtingen opgenomen in het onderwijs teneinde de academische schrijfvaardigheid van studenten verder te ontwikkelen. De bacheloropleidingen bieden studenten op deze wijze tevens een eerste gelegenheid om op meerdere rechtsgebieden zelfstandig onderzoek te verrichten, relevante rechtsbronnen te raadplegen en 6

7 daarover te rapporteren. De drie Rotae voorzien daarnaast, zoals hierboven vermeld, in een training van specifieke beroepsvaardigheden voor juristen. Het wetenschappelijk karakter van de bacheloropleidingen krijgt voorts gestalte door het bevorderen van een kritische reflectie op het recht in het onderwijs en door bijzondere aandacht hiervoor in de vakken rechtsfilosofie en/of rechtssociologie. Ten slotte is met betrekking tot de bacheloropleidingen nog van belang dat de faculteit meewerkt aan de ontwikkeling en instandhouding van een universitair 'Honours programma'. Dit programma, bestaande uit een keuzeaanbod van discipline-overstijgend onderwijs met een studielast van 17 EC, wordt aangeboden aan studenten ter aanvulling op hun bacheloropleiding. De student verwerft door het volgen van dit programma een afzonderlijk getuigschrift. In aansluiting op de bacheloropleidingen biedt de faculteit masteropleidingen aan. Voor elk van de drie bacheloropleidingen is een daarmee corresponderende masteropleiding ontwikkeld. Voor wat betreft de toegang tot de masteropleidingen geldt als uitgangspunt dat studenten van de faculteit der rechtsgeleerdheid Radboud Universiteit Nijmegen toegang hebben tot een masteropleiding, indien zij de daarmee corresponderende bacheloropleiding met succes hebben afgerond. Voor studenten van andere faculteiten en instellingen van hoger onderwijs geldt dat de examencommissie beslist over hun toelating tot de masteropleiding, tenzij de Onderwijs- en Examenregeling Rechtsgeleerdheid hierin voorziet. Het wetenschappelijk karakter van masteropleidingen komt eveneens tot uitdrukking in onderwijs, gericht op het ontwikkelen van kennis, vaardigheid en attitude. De masteropleidingen bieden zowel verdieping als verbreding van kennis op bepaalde vakgebieden. Kenmerkend voor de masteropleiding Nederlands recht en de masteropleiding Internationaal en Europees recht is de keuzevrijheid van studenten bij de samenstelling van het vakkenpakket. De student kan zich zelfstandig nader oriënteren op een aantal, al of niet uiteenlopende, rechtsgebieden. De masteropleidingen voorzien in enige afstudeerrichtingen, zodat een zekere specialisatie met behoud van het generalistische karakter van de opleiding mogelijk is. De masteropleiding Notarieel recht is samengesteld uit verplichte vakken. Aan het eind van de masteropleiding zijn studenten in staat theoretische kennis, inzichten en onderzoeksmethoden te integreren in een wetenschappelijke benadering en analyse van problemen van juridische aard. Dit vindt uiteindelijk zijn weerslag in een academische scriptie met een studielast van 18 EC (Nederlands recht), 17 EC (Internationaal en Europees recht) en 9 EC (Notarieel recht). Voorts biedt de faculteit de masteropleiding Nederlands recht in een duale variant aan, waarin de student zich in een bepaalde richting specialiseert en tijdens de opleiding werkervaring opdoet. Voor deze duale master geldt een verlengde studieduur. Het onderwijsprogramma is in nauwe samenwerking met de rechtspraktijk opgezet. Voor toegang tot de duale masteropleiding Nederlands recht geldt een selectieprocedure. De faculteit hecht, zoals gezegd, sterk aan het uitgangspunt van het waarborgen van academisch-juridische opleidingen waaraan het civiel effect is verbonden. Daarnaast onderkent de faculteit het belang van internationalisering en van een interdisciplinaire benadering. Met betrekking tot de internationalisering op het gebied van het wetenschappelijk onderwijs biedt de masteropleiding Nederlands recht en in het bijzonder de masteropleiding Internationaal en Europees recht studenten ruime gelegenheid vakken in hun opleiding te volgen aan buitenlandse faculteiten. Voorts streeft de faculteit naar bijzondere samenwerkingsverbanden met specifieke zusterfaculteiten in het buitenland, waarbij studenten in aansluiting op de masteropleiding van de 'eigen' faculteit waaraan het civiel effect is verbonden een tweede aanvullende masteropleiding volgen aan de buitenlandse zusterfaculteit. Het samenwerkingsverband met de juridische faculteit van de KU Leuven en de juridische faculteit van de Westfälische Wilhelmuniversität biedt dergelijke gecombineerde (dubbele) masteropleidingen. De interdisciplinaire benadering krijgt vooral gestalte in de samenstelling van bijzondere onderwijsprogramma's, waarbij studenten naast de reguliere masteropleiding van de 'eigen faculteit' een tweede masteropleiding volgen aan een andere faculteit. In dit verband is te wijzen op het onderwijsprogramma Recht en Management, in samenwerking met de faculteit der Managementwetenschappen Radboud Universiteit Nijmegen en de combinatie Notarieel recht en Fiscaal recht, een samenwerkingsverband met de faculteit der rechtsgeleerdheid UvT. Deze bijzondere gecombineerde (of dubbele) masteropleidingen hebben een verlengde studieduur, variërend van een tot anderhalf jaar. Ten slotte verzorgt de faculteit een masteropleiding European Law van 60 EC. Aan deze masteropleiding die in twee varianten wordt aangeboden (Engelstalig en Engels-/Nederlandstalig) is geen civiel effect verbonden. 7

8 HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN PARAGRAAF 1.1. DE OPLEIDINGEN Artikel 1 Het onderwijs- en examenprogramma van de academische opleidingen, behorende tot de studie der rechtsgeleerdheid aan de faculteit der rechtsgeleerdheid van de Radboud Universiteit Nijmegen wordt vastgesteld in overeenstemming met deze regeling. Artikel 2 1. De faculteit kent de volgende bacheloropleidingen met een studielast van 180 EC: a. de opleiding Nederlands recht; b. de opleiding Internationaal en Europees recht; c. de opleiding Notarieel recht. 2. De bacheloropleiding omvat een programma van drie studiejaren, het B1- jaar, het B2-jaar en het B3-jaar genoemd. 3. Een studiejaar bestaat uit twee semesters van veertien weken. 4. In het propedeutisch B1-jaar bestaat elk semester uit twee perioden van elk zeven weken. 5. Aan de bacheloropleiding is een examen verbonden. Artikel 3 1. De faculteit kent de volgende masteropleidingen met een studielast van 60 EC: a. de opleiding Nederlands recht; b. de opleiding Internationaal en Europees recht; c. de opleiding Notarieel recht; d. de opleiding European Law. 2. De masteropleiding omvat een programma van één studiejaar. 3. Het studiejaar bestaat uit twee semesters van veertien weken. 4. Aan de masteropleiding is een examen verbonden. Artikel 4 1. De faculteit kent de volgende masteropleidingen met een van artikel 3, lid 1, afwijkende studielast: a. de duale masteropleiding Nederlands recht, met een studielast van 80 EC; b. de Onderzoeksmasteropleiding Nederlands recht, met een studielast van 120 EC. 2. De faculteit kent de volgende gecombineerde masteropleidingen met een van artikel 3, lid 1, afwijkende studielast: a. de gecombineerde masteropleiding Nederlands en Belgisch recht; b. de gecombineerde masteropleiding Nederlands en Duits recht. 3. De faculteit kent de volgende schakelprogramma's met de navolgende studielast: a. het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Nederlands recht en Bedrijfswetenschappen (Recht en Management), met een studielast van 66 EC; b. het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Nederlands recht en Economie (Recht en Economie), met een studielast van 78 of 84 EC; c. het HBO-schakelprogramma ten behoeve van de toelating tot de masteropleiding Nederlands recht, met een studielast van 80 EC. Artikel 5 De faculteit neemt deel aan de post-initiële masteropleiding Pallas LL.M. European Business law, met een studielast van 72 EC. Artikel 6 1. De algemene eindtermen van de academische opleiding Nederlands recht luiden als volgt: De academische opleiding Nederlands recht beoogt in het algemeen zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van het Nederlands recht, dat de afgestudeerde in staat is tot een zelfstandige beoefening van juridische functies en in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker. Het onderwijs en de examens waarborgen dat de afgestudeerde voldoet aan de eisen die worden gesteld voor de toelating tot functies, voor de vervulling waarvan bij of krachtens de wet de hoedanigheid van meester in de rechten (Nederlands recht) als vereiste is gesteld. 2. De eindtermen van de bacheloropleiding Nederlands recht luiden als volgt: 8

9 a. De afgestudeerde beschikt over grondige kennis van grondbegrippen, structuur en kernleerstukken van het privaatrecht, staatsrecht, bestuurs(proces)recht, en straf(proces)recht, alsmede over gedegen kennis van het Europees recht, het internationale recht, ondernemings- en handelsrecht, burgerlijk procesrecht, en belasting-, of sociaal recht. b. De afgestudeerde beschikt over voldoende kennis van rechtsfilosofie of rechtssociologie, rechtsgeschiedenis en van economie om in staat te zijn juridische problemen in hun historische en maatschappelijke context te onderkennen en deze te analyseren. c. De afgestudeerde beheerst algemene juridische vaardigheden, welke nodig zijn voor (al dan niet digitale) informatieverwerving en (mondelinge en schriftelijke) verslaglegging. In de toepassing van specifieke juridische kennis is hij nader geoefend tijdens het onderwijs in de vakken van de opleiding. Daarbij wordt tevens bijzondere aandacht geschonken aan het verder ontwikkelen van schriftelijke en mondelinge taalvaardigheid. 3. De eindtermen van de masteropleiding Nederlands recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde is in staat theoretische kennis, inzichten en onderzoeksmethoden te integreren in een wetenschappelijke benadering en analyse van problemen van juridische aard. b. Na het afronden van de scriptie beheerst de afgestudeerde de vaardigheid om zelfstandig uitgebreid rechtswetenschappelijk onderzoek te verrichten en juridische onderzoeksmethoden en technieken daarbij toe te passen, alsmede een originele bijdrage te leveren aan het vakgebied, waarop het onderzoek betrekking heeft. c. De afgestudeerde heeft op een of meer vakgebieden gespecialiseerde kennis verworven en is in staat een dergelijke kennis op andere vakgebieden zelfstandig te verwerven. De afgestudeerde heeft bovendien zijn juridische kennis verbreed door het volgen van een of meer keuzevakken op verschillende vakgebieden. d. De afgestudeerde heeft de gelegenheid gekregen door het volgen van een stage inzicht te krijgen in de voor de desbetreffende beroepsgroep geldende gewoonten en ethiek. Artikel 7 1. De algemene eindtermen van de academische opleiding Internationaal en Europees recht luiden als volgt: De academische opleiding Internationaal en Europees recht beoogt in het algemeen zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van het Internationale en Europese recht, dat de afgestudeerde in staat is tot een zelfstandige beoefening van juridische functies en in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker. Het onderwijs waarborgt dat de afgestudeerde voldoet aan de eisen die worden gesteld voor de toelating tot functies voor de vervulling waarvan bij of krachtens de wet de hoedanigheid van meester in de rechten (Nederlands recht) als vereiste geldt en tevens beschikt over een zeer gedegen kennis op het gebied van het Europees recht. Hiertoe wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de doorwerking van het Europese recht in de Nederlandse rechtsorde. De vereiste internationaal publiekrechtelijke basis wordt gewaarborgd in het onderwijs, waar de meest relevante materiële en institutionele vraagstukken aan de orde komen. 2. De eindtermen van de bacheloropleiding Internationaal en Europees recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde beschikt over grondige kennis van grondbegrippen, structuur en kernleerstukken van het privaatrecht, staatsrecht inclusief het staatsrecht van de landen van de EU, bestuurs(proces)recht, straf(proces)recht, en Internationaal en Europees recht, alsmede over gedegen kennis van burgerlijk procesrecht en ondernemings- en handelsrecht. b. De afgestudeerde beschikt over grondige kennis van het constitutionele, institutionele, en (delen van het) materiële recht van de Europese Unie; verder beschikt hij over kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van rechtsvergelijking en het buitenlandse recht. c. De afgestudeerde beheerst algemene juridische vaardigheden, welke nodig zijn voor (al dan niet digitale) informatieverwerving en (mondelinge en schriftelijke) verslaglegging. In de toepassing van specifieke juridische kennis is hij nader geoefend tijdens het onderwijs in de vakken van de opleiding. Daarbij wordt tevens bijzondere aandacht geschonken aan het verder ontwikkelen van schriftelijke en mondelinge taalvaardigheid. 3. De eindtermen van de masteropleiding Internationaal en Europees recht luiden als volgt: 9

10 a. De afgestudeerde is in staat theoretische kennis, inzichten en onderzoeksmethoden te integreren in een wetenschappelijke benadering en analyse van problemen van juridische aard. b. De afgestudeerde beschikt over voldoende kennis van rechtsfilosofie, rechtssociologie, of rechtsgeschiedenis in Europees perspectief en van economie om in staat te zijn juridische problemen in hun historische en maatschappelijke Europese context te onderkennen en deze te analyseren. c. Na het afronden van de scriptie beheerst de afgestudeerde de vaardigheid om zelfstandig uitgebreid rechtswetenschappelijk onderzoek te verrichten en juridische onderzoeksmethoden en technieken daarbij toe te passen, alsmede een originele bijdrage te leveren aan het vakgebied, waarop het onderzoek betrekking heeft. d. De afgestudeerde heeft op een of meer vakgebieden gespecialiseerde kennis verworven en is in staat een dergelijke kennis op andere vakgebieden zelfstandig te verwerven. De afgestudeerde heeft bovendien zijn juridische kennis verbreed door het volgen van een of meer keuzevakken op verschillende vakgebieden. e. De afgestudeerde heeft door het volgen van een onderwijsprogramma aan een buitenlandse zusterfaculteit voldoende kennis en inzicht verworven aangaande de bijzondere kenmerken van de rechtsorde van het betrokken land. De afgestudeerde heeft bovendien door het volgen van het voornoemde onderwijsprogramma gespecialiseerde kennis verworven op een of meer vakgebieden op het terrein van het Internationale en/of Europese recht. f. De afgestudeerde heeft de gelegenheid gekregen door het volgen van een stage inzicht te krijgen in de voor de desbetreffende beroepsgroep geldende gewoonten en ethiek. Artikel 8 1. De algemene eindtermen van de academische opleiding Notarieel recht luiden als volgt: De academische opleiding Notarieel recht beoogt zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van de voor het notariaat, en de daarmede nauw verwante beroepsgroepen, relevante onderdelen van het recht, dat de afgestudeerde in staat is tot een zelfstandige uitoefening van juridische functies, in het bijzonder in de notariële beroepspraktijk en in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker. Het onderwijs en de examens waarborgen dat de afgestudeerde voldoet aan de eisen die bij of krachtens de wet gesteld worden voor de toelating tot functies in de notariële beroepspraktijk en waaraan de hoedanigheid van meester in de rechten verbonden is. 2. De eindtermen van de bacheloropleiding Notarieel recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde beschikt over grondige kennis van grondbegrippen, structuur en kernleerstukken van het privaatrecht, en over gedegen kennis van het voor de notariële praktijk relevante belastingrecht en het ondernemingsrecht. b. De afgestudeerde beschikt over grondige kennis van het personen- en familierecht, onroerende zakenrecht, rechtspersonen- en vennootschapsrecht en wetgeving betreffende belastingen van rechtsverkeer, alsmede over gedegen kennis van het erfrecht, het huwelijksvermogensrecht, het burgerlijk procesrecht, het socialezekerheidsrecht en het bestuursrecht. c. De afgestudeerde beschikt over voldoende kennis van rechtsfilosofie of rechtssociologie, rechtsgeschiedenis en van economie om in staat te zijn juridische problemen in hun historische en maatschappelijke context te onderkennen en deze te analyseren. d. De afgestudeerde beheerst algemene juridische vaardigheden, welke benodigd zijn voor (al dan niet digitale) informatieverwerving en (mondelinge en schriftelijke) verslaglegging. In de toepassing van specifieke juridische kennis is hij nader geoefend tijdens het onderwijs in de vakken van de opleiding. Daarbij wordt tevens bijzondere aandacht geschonken aan het verder ontwikkelen van schriftelijke en mondelinge taalvaardigheid. 3. De eindtermen van de masteropleiding Notarieel recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde is in staat theoretische kennis, inzichten en onderzoeksmethoden te integreren in een wetenschappelijke benadering en analyse van problemen van juridische aard. b. Na het afronden van de scriptie beheerst de afgestudeerde de vaardigheid om zelfstandig uitgebreid rechtswetenschappelijk onderzoek te verrichten en juridische onderzoeksmethoden en technieken daarbij toe te passen, alsmede een originele bijdrage 10

11 te leveren aan het vakgebied, waarop het onderzoek betrekking heeft. c. De afgestudeerde heeft specialistische kennis verworven van het erfrecht, het huwelijksvermogensrecht en de successiewetgeving en is in staat een dergelijke kennis op andere vakgebieden zelfstandig te verwerven. De afgestudeerde heeft zijn kennis van het belastingrecht (inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting) in het kader van het notariële recht verdiept. De afgestudeerde heeft bovendien zijn juridische kennis verbreed door het volgen van agrarisch recht en internationaal privaatrecht. d. De afgestudeerde heeft door kennis van het vak wetgeving notarisambt inzicht in de voor de notariële beroepsgroep geldende regels, gebruiken, gewoonten en ethische maatstaven. e. De afgestudeerde heeft de gelegenheid gekregen door het volgen van een stage nader inzicht te krijgen in de voor de desbetreffende beroepsgroep geldende regels, gebruiken, gewoonten en ethische maatstaven. Artikel 9 De eindtermen van de academische masteropleiding European Law luiden als volgt: a. De afgestudeerde is in staat theoretische kennis, inzichten en onderzoeksmethoden te integreren in een wetenschappelijke benadering en analyse van problemen van juridische aard. b. De afgestudeerde beschikt over gespecialiseerde kennis van het Europese mededingingsrecht en het Europese rechtbeschermingsrecht, alsmede in ten minste drie andere deelgebieden van het Europees Recht. Hij/zij heeft daarbij besef van de grondbegrippen, structuur en kernleerstukken van het Europees recht en van de wijze waarop het Europees recht doorwerkt in de rechtsorde van de lidstaten van de Europese Unie. c. Na het afronden van de scriptie beheerst de afgestudeerde de vaardigheid om zelfstandig uitgebreid rechtswetenschappelijk onderzoek te verrichten en juridische onderzoeksmethoden en technieken daarbij toe te passen, alsmede een originele bijdrage te leveren aan het Europese Recht. Artikel De academische opleiding Nederlands recht wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd. 2. De academische opleiding Notarieel recht wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd. 3. De academische opleiding Internationaal en Europees recht wordt alleen voltijds verzorgd. 4. De academische masteropleiding European Law wordt alleen voltijds verzorgd. PARAGRAAF 1.2. TOELATING TOT DE OPLEIDINGEN PARAGRAAF TOELATING TOT DE BACHELOROPLEIDINGEN Artikel Worden toegelaten tot één van de bacheloropleidingen in de zin van artikel 2, degenen die voldoen aan de bij de wet gestelde vooropleidingseisen. 2. In afwijking van lid 1, kan degene die de leeftijd van 21 jaren heeft bereikt worden toegelaten, indien hij bij een door de colloquium doctumcommissie in de zin van artikel 12 in te stellen onderzoek (colloquium doctum) heeft blijk gegeven van geschiktheid voor het onderwijs en van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs in de zin van artikel 12. Artikel De leden van de colloquium doctumcommissie worden door het faculteitsbestuur benoemd. 2. Het toelatingsonderzoek bedoeld in artikel 11, lid 2 omvat: a. Nederlands: centraal eindexamen vwo, bestaande uit een beknopte samenvatting van een tekst en het schrijven van een opstel; b. Engels, Frans, Duits of Spaans: centraal eindexamen vwo. Tekstbegrip wordt getoetst met meerkeuzevragen; c. Geschiedenis: centraal eindexamen vwo, twee onderwerpen zoals vastgesteld in de regeling "onderwerpen oc&w centraal schriftelijk eindexamen geschiedenis en staatsinrichting". 11

12 d. Maatschappijleer: centraal examen vwo, twee onderwerpen zoals vastgesteld in de regeling"onderwerpen oc&w centraal schriftelijk eindexamen maatschappijleer". 3. De colloquium doctumcommissie kan ontheffing verlenen van het in lid 2 bedoelde onderzoek, indien de kandidaat: a. op grond van een dergelijk onderzoek is toegelaten tot een opleiding van een andere faculteit der rechtsgeleerdheid; b. een equivalente vooropleiding heeft of c. voor ten minste 28 EC vakken heeft behaald uit het B1-jaar (contractcursist). Artikel 13 De examencommissie kan nadere eisen vaststellen voor de toelating tot de bacheloropleidingen op grond van een propedeusegetuigschrift, behaald aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs. Artikel Worden toegelaten tot het B2-jaar van het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Nederlands recht en Bedrijfswetenschappen (Recht en Management), studenten die de propedeuse Nederlands recht en de eerste twee vakken uit het schakelprogramma Bedrijfswetenschappen hebben behaald. 2. Worden toegelaten tot het B2-jaar van het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Nederlands recht en Economie, studenten die de propedeuse Nederlands recht en de eerste twee vakken uit het schakelprogramma Economie hebben behaald. Artikel Worden toegelaten tot het HBO-schakelprogramma, de kandidaten met een afgeronde HBO-opleiding aan een Nederlandse hogeschool die: a. Voor ten minste 80 EC aan juridische vakken hebben behaald in HBOopleiding, en b. het HBO-diploma behaald hebben met een gemiddeld cijfer van 7 of meer. 2. De faculteit laat per studiejaar maximaal 80 studenten toe tot het schakelprogramma. 3. Ingeval meer dan 80 ontvankelijke kandidaten zich aanmelden, vindt een selectie plaats op grond van het gemiddelde cijfer behaald voor de vakken: Bestuursrecht, Strafrecht en Privaatrecht. PARAGRAAF TOELATING TOT DE MASTEROPLEIDINGEN Artikel Studenten die het examen van één van de bacheloropleidingen in de zin van artikel 2 hebben behaald, worden toegelaten tot de desbetreffende masteropleiding. 2. Studenten die het examen van een equivalente bacheloropleiding hebben behaald aan een andere Nederlandse universiteit, worden toegelaten tot het onderwijs van de masteropleiding, voor zover zij ten minste 160 EC aan juridische vakken hebben behaald. 3. In afwijking van lid 1, worden studenten die het bachelordiploma nog niet hebben behaald, tot het onderwijs in hun masteropleiding toegelaten als zij in hun bacheloropleiding een deficiëntie van maximaal 20 EC hebben. 4. In afwijking van lid 1, worden studenten die één van de bacheloropleidingen in de zin van artikel 2 hebben afgerond, toegelaten tot een andere dan de desbetreffende masteropleiding, in de gevallen voorzien in paragraaf In alle overige gevallen is een door of namens de examencommissie afgegeven bewijs van toelating tot de masterfase vereist. 6. De in het derde en vierde lid bedoelde toelating geldt voor alle vakken zonder voorkenniseisen, en voor de vakken met voorkenniseisen indien daaraan is voldaan. Artikel Aan studenten die aan een andere Nederlandse universiteit het equivalente bachelordiploma hebben behaald, met minder dan 160 EC aan juridische vakken, kunnen door de examencommissie aanvullende eisen worden gesteld. 2. Aan studenten die het examen van de desbetreffende bacheloropleiding hebben behaald in een periode langer dan vijf jaar voorafgaand aan het verzoek tot toelating in de masteropleiding, kunnen door de examencommissie aanvullende eisen worden gesteld. 12

13 3. Studenten aan wie dergelijke aanvullende eisen zijn gesteld, worden toegelaten tot het onderwijs in de masteropleiding, mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. Artikel Studenten die het examen van de bacheloropleiding Nederlands recht bedoeld in artikel 2 hebben behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, komen in aanmerking voor toelating tot de Duale masteropleiding Nederlands recht (Onderneming en Recht). In alle overige gevallen beslist de examencommissie over de toelating. 2. Toelating vereist een leer-arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 121. Artikel Studenten die het examen van de bacheroropleiding Nederlands recht bedoeld in artikel 2 hebben behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, komen in aanmerking voor toelating tot de Onderzoeksmasteropleiding, indien zij met meer dan gemiddelde studieresultaten (7,5 of hoger) hun bachelorexamen hebben behaald. In alle overige gevallen beslist de examencommissie over de toelating. 2. Toelating vereist een gunstige beoordeling als bedoeld in artikel 154. Artikel Komen in aanmerking voor toelating tot de Engelstalige Masteropleiding European Law, studenten die a. een bachelordiploma op het terrein van de rechtsgeleerdheid hebben behaald aan een andere juridische faculteit, waaronder ook de juridische faculteiten, waarmee een samenwerkingsovereenkomst tot uitwisseling van studenten bestaat, en b. voldoen aan de daartoe in artikel 164 gestelde bijzondere toelatingsvoorwaarden. 2. In alle overige gevallen beslist de examencommissie. Artikel 21) 1. Komen in aanmerking voor toelating tot de Engels-/Nederlandstalige Masteropleiding European law, studenten die: a. een academische masteropleiding hebben afgerond aan een andere dan juridische faculteit, waarmee een samenwerkingsovereenkomst bestaat, en b. voldoen aan de daartoe in artikel 166 gestelde bijzondere toelatingsvoorwaarden. 2. In alle overige gevallen beslist de examencommissie. Artikel Komen in aanmerking voor toelating tot de gecombineerde masteropleiding Nederlands recht voor buitenlandse studenten, indien zij de academische opleiding Rechten volgen en aan hun faculteit de bacheloropleiding of een daarmee vergelijkbaar onderwijsprogramma hebben afgerond: a. studenten van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Katholieke Universiteit Leuven; b. studenten van de Juristische Facultät van de Westfälische Wilhelmsuniversität Münster. 2. De examencommissie beslist over de toelating. Artikel 23 Studenten die de bacheloropleiding Nederlands recht of de bacheloropleiding Internationaal en Europees recht bedoeld in paragraaf 2.1. en in paragraaf 3.1. hebben hebben afgerond, komen in aanmerking voor toelating tot: a. het onderwijsprogramma Belgisch recht van de Katholieke Universiteit Leuven, als bedoeld in paragraaf b. het onderwijsprogramma Duits recht van de Westfälische Wilhelmsuniversität Münster, als bedoeld in paragraaf Artikel Studenten die een bacheloropleiding hebben afgerond aan een Nederlandse instelling voor HBO-onderwijs worden toegelaten tot de masteropleiding Nederlands recht, mits een bewijs van toelating in de zin van lid 2 wordt overlegd. 2. Het bewijs van toelating tot de masteropleiding Nederlands recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen wordt afgegeven aan degene die het HBOschakelprogramma met een gezamenlijke studielast van 80 EC in de zin van artikel 203 met succes heeft afgerond. Artikel Wie op grond van een buitenlandse vooropleiding in aanmerking komt voor toelating tot één van de in artikel 2 en 3 genoemde academische 13

14 opleidingen, moet ten overstaan van de examencommissie aantonen de Nederlandse taal in voldoende mate te beheersen. 2. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het Staatsexamen Nederlands als Tweede Taal, niveau twee. PARAGRAAF 1.3. HET ONDERWIJS Artikel Het bacheloronderwijs wordt gegeven in de Nederlandse taal. 2. In afwijking van het eerste lid kan een andere taal worden gebezigd wanneer de aard van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe aanleiding geeft. Artikel Het masteronderwijs wordt gegeven in de Nederlandse taal. 2. In afwijking van het eerste lid kan een andere taal worden gebezigd wanneer de aard van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe aanleiding geeft. 3. In afwijking van het eerste lid, wordt de Engelstalige Masteropleiding European Law geheel in het Engels aangeboden. Artikel Onderwijs in de vorm van hoorcolleges, werkcolleges, rotae of in een andere onderwijsvorm vindt niet plaats, indien het niet zijn grondslag vindt in deze regeling, behoudens in bijzondere gevallen met toestemming van het faculteitsbestuur. 2. Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor de vaststelling van het rooster van de hoorcolleges, de werkcolleges, de rotae en de toewijzing van de voor het onderwijs bestemde ruimten. Artikel Het onderwijs wordt gegeven in de vorm door de verantwoordelijke gekozen. 2. De docenten zien erop toe dat het onderwijs in en de studie van het toevertrouwde vak de in deze regeling daarvoor aangegeven studiebelasting niet overschrijden. 3. De docenten bevorderen de onderlinge afstemming naar inhoud en naar volgorde van de onderdelen van de studiestof in de onderwijsprogramma's in de hun toevertrouwde vakken. 4. Ingeval het onderwijs werkgroeponderwijs omvat, heeft iedere student gedurende één studiejaar recht op deelname aan deze interactieve onderwijsvorm. 5. Het faculteitsbestuur draagt zorgt voor de tijdige bekendmaking van de onderwijsvorm van de vakken van de academische opleidingen. Artikel Gastcolleges en voordrachten worden niet gegeven in de plaats van de volgens het onderwijsprogramma te geven hoorcolleges of werkcolleges dan wanneer zij passen in het onderwijsprogramma. 2. Gastcolleges en voordrachten kunnen worden gegeven in een andere taal dan de Nederlandse. 3. Uitnodiging van gastdocenten geschiedt slechts met goedkeuring van het faculteitsbestuur. PARAGRAAF 1.4. DE EXAMENS EN TENTAMENS Artikel Er is een examencommissie rechtsgeleerdheid. 2. Het faculteitsbestuur benoemt de voorzitter en de overige leden van de examencommissie uit de leden van het wetenschappelijk personeel die met het verzorgen van het onderwijs belast zijn. 3. De examencommissie kan uit haar leden subcommissies voor de opleidingen instellen. Het faculteitsbestuur benoemt de voorzitter van een subcommissie. 4. De voorzitter van de examencommissie is belast met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie. Hij kan mandaat verlenen aan de voorzitter van een subcommissie. 5. Het faculteitsbestuur benoemt een secretaris van de examencommissie en van de subcommissies. Hij heeft raadgevende stem in de vergaderingen van de examencommissie en van de subcommissies. Artikel 32 14

15 1. De examencommissie is belast met het afnemen van examens en tentamens. 2. De examencommissie is verantwoordelijk voor de vaststelling van het examenrooster en de toewijzing van de voor het afleggen van de examens en de tentamens bestemde ruimten. 3. De examencommissie draagt zorg ervoor dat het tentamenrooster zo mogelijk voor een geheel studiejaar, doch ten minste voor een periode van een half jaar wordt vastgesteld. 4. Bij de vaststelling van het tentamenrooster wordt tevens bepaald tot wanneer, waar en op welke wijze de aanmelding voor de verschillende tentamens dient te geschieden. 5. De examencommissie draagt zorg voor het toezicht bij schriftelijke tentamens. 6. De examencommissie stelt nadere richtlijnen vast voor het afnemen van examens en tentamens. Artikel 33* 1. De examencommissie wijst de examinatoren voor het afnemen van de examens en de tentamens aan. 2. Als examinator van examens kunnen slechts worden aangewezen de hoogleraren en universitair hoofddocenten. Het faculteitsbestuur kan in voorkomende gevallen een (universitair) docent bevoegd verklaren tot het afnemen van examens. 3. Als examinator van tentamens kunnen worden aangewezen hoogleraren, universitair hoofddocenten, universitair docenten en docenten die met het verzorgen van het onderwijs in het desbetreffende vak zijn belast. Indien een deskundige van buiten de faculteit optreedt als examinator, dient de betrokken hoogleraar mede te ondertekenen. 4. De examencommissie kan examinatoren aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van tentamens en de vaststelling van de uitslag van het tentamen. Artikel Geruime tijd voor het afnemen van een schriftelijk tentamen stelt de examinator in beginsel een proeftentamen, alsmede de modelbeantwoording daarvan, ter beschikking op Blackboard. 2. In afwijking van lid 1, kan een docent afzien van het beschikbaar stellen van een proeftentamen en/of modelbeantwoording. 3. Het niet ter beschikking stellen van een proeftentamen en/of modelbeantwoording kan ter toetsing worden voorgelegd aan de examencommissie. Artikel In de bachelorfase organiseert de examinator enige tijd na afloop van het onderwijs een gezamenlijk responsiecollege voor het beantwoorden van vragen van studenten met betrekking tot de tentamenstof. 2. Responsiecolleges worden uiterlijk een week voor het tentamen ingericht. 3. Examinatoren kunnen een termijn stellen aan de mogelijkheid tot het stellen van individuele vragen. Artikel De vaststelling of is voldaan aan de voorwaarden met het oog op de toelating tot het examen of het tentamen, geschiedt door de examencommissie, of de door haar aangewezen examinator. 2. Een tentamen is behaald, indien het cijfer 6 of hoger is toegekend. 3. De uitslag van het tentamen wordt weergegeven met hele en halve cijfers. 4. Daarbij gelden de volgende afrondingsregels: a. x,1 en x,2 worden afgerond naar x; b. x,3 en x,4 worden afgerond naar x,5; c. x,6 en x,7 worden afgerond naar x,5; d. x,8 en x,9 worden afgerond naar x In afwijking van lid 4, worden 5,6 en 5,7 afgerond naar 6. Artikel 37* Het examen van de propedeutische fase (B1-jaar) is afgelegd, indien de tentamens van de tot de propedeutische fase behorende vakken met inachtneming van het bepaalde in lid 2 met goed gevolg zijn afgelegd. Artikel 38 Het bachelorexamen is afgelegd, indien de tentamens van alle tot de bacheloropleiding behorende vakken met goed gevolg zijn afgelegd en de waardering van de essays tot een voldoende heeft geleid. Artikel 39 15

16 Het masterexamen is afgelegd, indien de tentamens van alle tot de masteropleiding behorende vakken met goed gevolg zijn afgelegd, de scriptie is goedgekeurd en de bespreking van de scriptie heeft plaatsgevonden. Artikel Examens en tentamens worden afgenomen in de onderwijstaal, in de zin van artikel 26 en In afwijking van lid 1 kan, na goedkeuring van de examencommissie, een andere taal worden gebezigd. Artikel De examens en tentamens worden overeenkomstig deze regeling schriftelijk dan wel mondeling afgelegd. 2. Mondelinge tentamens en examens zijn in beginsel openbaar en bestaan uit een individuele toets, waarbij niet meer dan één persoon tegelijk wordt geëxamineerd. 3. Het mondeling afnemen van examens en tentamens gebeurt in beginsel door twee examinatoren. Artikel Tentamens in de vakken van het B1-jaar worden schriftelijk afgenomen, tenzij de examencommissie anders bepaalt. 2. Tentamens in de vakken van het B2-jaar en B3-jaar worden in beginsel schriftelijk afgenomen. 3. Tentamens in de vakken van de masteropleiding worden hetzij schriftelijk, hetzij mondeling afgenomen. 4. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de tijdige bekendmaking van de examenvorm van de vakken. Artikel Tentamens in de propedeutische fase, die met goed gevolg zijn afgelegd, verliezen hun geldigheid na verloop van twee jaren nadat het studiejaar van de propedeutische fase is aangevangen, indien binnen deze termijn niet alle B1-vakken zijn behaald. 2. In de gevallen waarin lid 1 toepassing heeft gevonden verliezen tentamens in de propedeutische fase, die met goed gevolg zijn afgelegd, hun geldigheid telkenmale na verloop van één jaar, indien binnen deze termijn niet alle B1-vakken zijn behaald. 3. Resultaten van tentamens in de propedeutische fase worden betrokken bij de bepaling van het judicium voor het bachelordiploma. 4. De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde propedeutische tentamens bedraagt zes jaar vanaf het moment waarop het propedeutisch examen is behaald. Overige tentamens verliezen hun geldigheid na verloop van vijf jaren, nadat zij met goed gevolg zijn afgelegd. 5. Op de geldigheidsduur van tentamens behorende tot de opleidingen die in deeltijd worden aangeboden, zijn de vorige leden van toepassing, met dien verstande dat de in lid 1 genoemde termijn vier jaren, en de in lid 2 genoemde termijn twee jaren bedraagt. 6. De examencommissie kan in bijzondere gevallen een termijn verlengen. 7. Van toepassing van lid 1 en 2 wordt schriftelijk mededeling gedaan. 8. Studenten kunnen tegen de in lid 7 bedoelde schriftelijke mededeling binnen zes weken bezwaar maken bij de examencommissie. Artikel Indien naar het oordeel van de examencommissie het voor een kandidaat wegens bijzondere omstandigheden zeer bezwaarlijk is zich te onderwerpen aan de bepalingen inzake de wijze van het afleggen van de examens en tentamens, kan de examencommissie voor hem een afzonderlijke regeling vaststellen. 2. De examencommissie en de examinatoren dragen zorg ervoor dat gehandicapte studenten in de gelegenheid worden gesteld de examens en tentamens af te leggen op een, gelet op de handicap, passende wijze. Artikel De examencommissie stelt het model vast van diploma's van met goed gevolg afgelegde examens. 2. De examencommissie stelt het model vast van getuigschriften van met goed gevolg afgelegde tentamens. 3. De examencommissie kan regels vaststellen voor de afgifte van getuigschriften en verklaringen. 4. Het faculteitsbestuur houdt een examenregister van de afgelegde examens, tentamens en gedeelten daarvan. 5. De tekst van de diploma's wordt gesteld in de Nederlandse en Engelse taal. 6. Het faculteitsbestuur stelt de Engelstalige benaming vast van de vakken uit de bacheloropleidingen en de masteropleidingen. 16