die Keure VASTESTOFFYSICA Oplossingen MODULE INTERACTIE - 3 e GRAAD
|
|
- Marcella Thys
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 die Keure VASTESTOFFYSICA Oplossingen MODULE INTERACTIE - 3 e GRAAD
2 2 7 Oefeningen REEKS 1 1. Bij 27 C heeft Si een dichtheid aan vrije elektronen van 1, cm -3. Per hoeveel atomen Si is er een vrij elektron? We beschouwen een stukje Si met volume 1 cm3. De massa hiervan is m = t V = 2,33 10 kg 3 m 3 1 cm3 = 2, kg m m 3 = 2, kg = 2,33 g De stofhoeveelheid n ( het aantal mol ) aan Si in dit blokje is n = m M = 2,33 g = 0,0829 mol 28,09 g/mol Het aantal atomen Si is dan N = n N A = 0,0829 mol 6, atomen Si / mol = 4, atomen Si Een blokje Si van 1 cm 3 bevat 4, atomen Si en 1, vrije elektronen. Er zijn 1, vrije elektronen per 4, atomen Si. Er is dus 1 vrij elektron per 4, / 1, atomen Si = 3, atomen Si. 2. Een zuivere halfgeleider is aangesloten op een bron. De stroom is een gevolg van de verplaatsing van de vrije elektronen en de gaten. Verklaar waarom de driftsnelheid van de vrije elektronen groter is dan die van de gaten. De verplaatsing van een gat gebeurt door het overspringen van covalent gebonden elektronen. Dit gaat trager dan de verschuiving van de vrije elektronen.
3 3 3. Een p-type halfgeleider bevat vrije elektronen: heel veel veel niet zo veel weinig geen beweeglijke gaten: heel veel veel niet zo veel weinig geen positieve roosterionen: heel veel veel niet zo veel weinig geen negatieve roosterionen: heel veel veel niet zo veel weinig geen Een p-type halfgeleider bevat 'veel' gaten die praktisch allemaal afkomstig zijn van deacceptoratomen en nagenoeg evenveel negatieve roosterionen. Het aantal vrije elektronen en gaten afkomstig van de zuivere halfgeleider is klein. Dus: vrije elektronen: weinig vrije gaten: veel positieve roosterionen: geen negatieve roosterionen: veel 4. Als een diode in doorlaatrichting is aangesloten en de spanning erover is lager dan de drempelspanning, dan is de weerstand van de diode klein / groot. Onder de drempelspanning gedraagt een diode zich als een isolator en is de weerstand groot. 5. Een diode is aangesloten in doorlaatrichting. Dan bewegen: a) gaten van p- naar n-gebied b) gaten van n- naar p-gebied c) vrije elektronen van p- naar n-gebied d) vrije elektronen van n- naar p-gebied Het juiste antwoord is a en d. 6. Een koperdraad heeft lengte 4,60 m en doorsnede 1,5 mm 2. Bereken de weerstand van de draad. De weerstand R is R = t l /A = 1, X m 4,60 m / 1,5 mm 2 = 1, X m 4,60 m / (1, m 2 ) = 0,052 X
4 4 7. Een koperdraad met lengte 14,50 m heeft een diameter van 0,20 mm. Als je over de draad een spanning aanlegt van 6,0 V, meet je een stroomsterkte van 0,758 A. Bereken hieruit de specifieke weerstand van koper. Uit R = t l / A volgt t = R A / l We berekenen eerst de weerstand R: R = U / I = 6,0 V / 0,758 A = 7,9 X Dan is t = 7,9 X r (0,10 mm) 2 / 14,50 m = 7,9 X r (0, m) 2 / 14,50 m = 1, m (let op: straal = diameter / 2) 8. Ik wil een weerstand maken van 8,3 met een draad met diameter 0,50 mm en = 3, m. Hoe lang moet die draad zijn? Uit R = t l / A volgt l = R A / t = 8,3 X r (0,25 mm) 2 / (3, Xm) = 8,3 X r (0, m) 2 / (3, Xm) = 43 m (let op: straal = diameter / 2) 9. Een gloeilamp heeft op kamertemperatuur een weerstand van 120 en bestaat uit wolfraam. De lengte van het gloeidraadje is 12,8 cm. Bereken de dikte van het draadje. Uit R = t l / A volgt A = t l / R = 5, X m 12,8 cm / 120 X = 5, X m 12, m / 120 X = 6 O m 2 Vermits A = r d 2 / 4 is d 2 = 4 A / r = 4 6,O m 2 / r; = 7, m 2 d = 8, m = 8, mm
5 5 10. Welke stof uit de tabel heeft de kleinste -waarde? Waarom gebruikt men dat materiaal niet voor elektriciteitsdraden? Zilver heeft de kleinste p-waarde (1, X m), gevolgd door koper (1, X m) Men gebruikt koper omdat dat aanzienlijk goedkoper is dan zilver. Een nadeel is wel dat koper oxideert. Daarom worden contactpunten dikwijls verzilverd of verguld. 11. Over een koperdraad met lengte 1,50 m wordt een spanning aangelegd van 1,5 V. Men meet een stroomsterkte van 1,5 A. Bereken: a) de weerstand van de draad b) de diameter van de draad a) De weerstand van de draad is R = U / I = 1,5 V / 1,5 A = 1,0. X b) Uit R = t l / A volgt A = t l / R = 1, Xm m / 1,0 X = 2, m 2 Vermits A = r d 2 / 4 is d2 = 4 A / r 12. Een gloeilamp heeft een vermogen van 100 W bij 230 V. De lamp van een overheadprojector heeft een vermogen van 250 W bij 24 V. a) Welke lamp heeft de grootste weerstand? b) Van welke lamp is de gloeidraad het dikst als de lengte en het materiaal van beide draadjes hetzelfde zou zijn? a) De weerstand kun je bepalen met de formule P = U 2 / R gloeilamp: R = U 2 / P = (230 V) 2 / 100 W = 529 X lamp overheadproj: R = U 2 / P = (24 V) 2 / 250 W = 2,3 X De gloeilamp heeft de grootste weerstand. b) Uit R = t l / A volgt A =t l / R Hoe kleiner de weerstand, hoe groter de doorsnede en dus de dikte van de draad moet zijn (bij eenzelfde t en l). De lamp van de overheadprojector is dus het dikst. Dit zie je ook als je zo'n lamp bekijkt. 13. Een koperdraad heeft bij 0 C een weerstand van 0,150. Bereken de weerstand van die draad bij 40 C. De weerstand bij temperatuur i wordt gegeven door: R = R o [1 + a i ] Bij 40 C is de weerstand R = 0,150 X [1 + 4, C 1 40 C] = 0,176 X
6 6 14. Een goudcontact in een elektrisch circuit van de Space Shuttle heeft bij -15 C een weerstand van 0,0030. Tijdens de lancering stijgt de temperatuur van dit circuit tot 40 C. Bepaal de weerstand van het contact bij die temperatuur. De weerstand bij temperatuur i wordt gegeven door: R = R o [1 + a i] Bij 15 C is de weerstand 0,0030 X, dus 0,0030 X = R o [1 + 3, C 1 ( 15 C)] (1) Bij 40 C is de weerstand R 2, dus R 2 = R o [1 + 3, C 1 40 C] (2) Deel (2) door (1): R , 8 10 C 40 C@ = 0, 0030 X , 8 10 C ^ 15 Ch@ R2 1+ 0, 15 = 0, 0030 X 1 0, 057 Delen we (2) door (1), dan vind je R 2 = 0,0037 X 15. De weerstand van een metalen draad is 12,56 bij 0 C en 18,29 bij 100 C. Bepaal de temperatuurcoëfficiënt van het materiaal. De weerstand bij temperatuur i wordt gegeven door: R = R o [1 + a i] Bij 0 C is de weerstand 12,56 X: 12,56 X = R o [1 + a 0 C ] (1) Bij 100 C is de weerstand 18,29 X: 18,29 X = R o [1 + a 100 C ] (2) Deel (1) door (2): 12, 56 X 1 = 18, 29 X 1 + a 100 C Uitwerken naar a geeft 12,56 X [1 + a 100 C ] = 18,29 X 12,56 X + 12,56 X a 100 C = 18,29 X 18, 29 X 12 2 a = 2 612, 56 X 100 C = C:afgerond op2bc@ X C 3 1 a = 44, 10 C
7 7 16. Een weerstand heeft een temperatuurcoëfficiënt van 2, C -1 en een weerstand van 100. Bij welke temperatuur is de weerstand tweemaal zo groot? De weerstand bij temperatuur i wordt gegeven door: R = R o [1 + a i ] De weerstand R o is gelijk aan 100 X. R = 100 X [1 + a i] Stel dat de weerstand bij temperatuur i ' twee maal zo groot is, dus 200 X: 200 X = 100 X [1 + 2, C -1 i '] 200 X = 100 X X 2, C -1 i ' [X schrappen] i ' = 1 1 = 357 C 280, 10 C 17. Een koperdraad heeft bij 20 C een weerstand van 1,0. Bij welke temperatuur wordt de weerstand nul als de weerstand lineair zou blijven dalen met de temperatuur? De weerstand bij temperatuur i wordt gegeven door: R = R o [1 + a i] Bij 20 C is de weerstand gelijk aan 1,0 X. 1,0 X = R o [1 + 4, C 1 20 C] Daaruit volgt R o = 0,92 X Stel dat de weerstand bij temperatuur i ' nul zou wordt, dan geldt 0 X = 0,92 X [1 + 4, C 1 i '] 0 = 1 + 4, C -1 i' 1 1 i ' = 3 1 = C 43, 10 C
8 8 18. Een PTC en een weerstand zijn in serie op een bron aangesloten. Hoe verandert de stroomsterkte en de spanning over de PTC bij stijgende temperatuur? U b R PTC Als de temperatuur stijgt, zal de weerstand van de PTC stijgen; de totale weerstand van de kring stijgt en de stroom daalt want I = U / (R + R PTC ) Vermits de weerstand van de PTC stijgt, neemt de spanning erover toe: de spanning over de PTC is U PTC = R PTC. I = R PTC U / (R + R PTC ) U = R R + 1 / PTC 19. Een NTC en een weerstand zijn in serie op een bron aangesloten. Hoe verandert de stroomsterkte en de spanning over de NTC bij stijgende temperatuur? U b R NTC Als de temperatuur stijgt, zal de weerstand van de NTC dalen; de totale weerstand van de kring daalt en de stroom stijgt want I = U / (R + R NTC ) Vermits de weerstand van de NTC daalt, daalt de spanning erover: de spanning over de NTC is U NTC = R NTC I = R NTC U / (R + R NTC ) U = R R + 1 / NTC
9 9 20. Een thermistor en een lampje zijn in serie op een bron aangesloten. Het lampje brandt nauwelijks. Als je de thermistor met een lucifer verwarmt, gaat het lampje harder branden. Verklaar. De thermistor is een NTC. Als de temperatuur stijgt, zal de spanning over de NTC dalen en over het lampje stijgen (zie 13). Experimenteel kun je mooi demonstreren met een koolstofweerstand zoals gebruikt in oude elektronische apparaten zoals tv's en een fietslampje (6 V - 3 W). Koolstof staat in het periodiek systeem in de kolom van de halfgeleiders en gedraagt zich als een NTC (zie ook gegevenskaart). 21. Koolstof heeft een negatieve temperatuurcoëfficiënt, omdat koolstof a) een metaal is c) een halfgeleider is b) een isolator is d) een gedopeerde halfgeleider is NIEUW - VOLGT
10 10 REEKS 2 1. De verhouding R R o θ is onafhankelijk van R o, alhoewel R o in die verhouding voorkomt. Verklaar grafisch hoe dat kan. Neem bv. een weerstand waarvoor R o tweemaal zo groot is. Dan is voor dezelfde temperatuurstijging i de toename van de weerstand R ook tweemaal zo groot. R 2 R 2R O R R O 1 Als R o tweemaal zo groot wordt en R ook, dan blijft de verhouding R 3R i O 3 ^= ah constant. 2. Het gloeidraadje van een lamp heeft diameter 0, m en weerstand 50. Voor een weerstand van 25 moet het gloeidraadje een diameter hebben van a)0, m b)0, m c) 0, m d)0, m Uit R = t l / A volgt A = t l / R Als de weerstand de helft moet zijn, moet de doorsnede A verdubbeld worden. A 2 = 2 A 1 r d 2 2 / 4 = 2 r d 1 2 d 2 2 = 2 d 1 2 = 2 (0, m) 2 d 2 = 0, m Het juiste antwoord is c.
11 11 3. Een geleider met lengte l en diameter d is aangesloten op een bron met spanning U. Als ik de geleider vervang door één met dezelfde diameter en uit hetzelfde materiaal, maar met een dubbele lengte, zal a) de weerstand van de geleider stijgen/dalen/gelijk blijven b) de stroomsterkte stijgen/dalen/gelijk blijven c) het elektrisch veld in de draad stijgen/dalen/gelijk blijven d) de driftsnelheid van de vrije elektronen in de geleider stijgen/dalen/gelijk blijven a) R = t l / A. Als l groter wordt, wordt R groter (t en A zijn constant) b) I = U / R: als R stijgt, zal I dalen (U is constant) c) In de geleider is er een homogeen veld en geldt U = E d en dus E = U / d. De parameter d is de lengte van de draad. Als d stijgt en U constant blijft, zal E dalen. d) De driftsnelheid hangt enkel af van het elektrische veld in de draad en van de roosterstructuur. Vermits het veld daalt en de geleider uit hetzelfde materiaal bestaat, zal o dalen. In de formule I = n A o Q blijft n, A en Q constant en neemt o af. Daardoor neemt de stroom af. Dit is in overeenstemming met b) 4. Bij een tl-buis loopt een stroom door een gas. De buis heeft een inwendige diameter 10 mm en lengte 40 cm. Op de buis staat 230 V - 11 W. Bereken de specifieke weerstand van het gas. We berekenen eerst de weerstand van de lamp: P = U 2 / R R = U 2 / P = (230 V) 2 / 11 W = X De specifieke weerstand t volgt uit R = t l / A: t =R-A/l = X. r. (5,0 mm) 2 / 40 cm = X r (5,O 10 3 m) 2 / 0,40 m = 0,94 X m 5. Een elektrische boiler is aangesloten op 230 V. De verwarmingsweerstand van de boiler is gemaakt van nichroom, heeft een lengte van 4,0 m en een doorsnede van 0,25 mm 2. Bereken de stroom door de boiler. We berekenen eerst de weerstand van de boiler: R = ρt l / A = X m 4,0 m / 0,25 mm 2 = X m 4,0 m / (0, m 2 ) = 16 X De stroomsterkte is I = U / R = 230 V / 16 X = 14 A
12 12 6. Geef de moleculaire verklaring van het feit dat a) R ~ l b) R ~ 1/A c) de weerstand afhangt van het materiaal waaruit hij bestaat. a) Zie ook vraag 11 en 12 van deze reeks. Als de lengte van een geleider (aangesloten op een bron met constante spanning) verdubbelt, zal het elektrische veld in de draad gehalveerd worden (U = E d). De 'drijfkracht' op de vrije elektronen wordt gehalveerd (F = E Q ) De driftsnelheid en dus ook de stroomsterkte wordt gehalveerd (I = n A o Q ) De weerstand R verdubbelt dan (R = UI[) b) Zie ook vraag 3 uit reeks 2 Als de doorsnede van een geleider (aangesloten op een bron met constante spanning) verdubbelt, zal het elektrische veld in de draad constant blijven (U = E d). De 'drijfkracht' op de vrije elektronen blijft constant (F = E Q ) De driftsnelheid van de elektronen blijft constant. De stroomsterkte verdubbelt (I = n A o Q ) De weerstand R is dan gehalveerd (R = U / I ) c) De weerstand is de verhouding U / I. Voor een geleider hangt de stroomsterkte I af van de dichtheid n aan vrije elektronen en van de snelheid o waarmee de vrij elektronen door het rooster opschuiven, en dus van de roosterstructuur. De parameter 'n'en 'roosterstructuur' zijn verschillend van het ene materiaal tot het andere. 7. Op een lamp staat 230 V 100 W. Bij 20 C is de weerstand 36. De temperatuurcoëfficiënt van het gloeidraadje is 4, C -1. Bepaal de gloeitemperatuur van het draadje bij 230 V. De gegevens '230 V 100 W' hebben betrekking op de lamp als ze brandt. De temperatuur van het gloeidraadje is dan hoog (stel die temperatuur i'). De weerstand berekend met de formule P = U 2 / R geeft dus de weerstandswaarde op die gloeitemperatuur i' R = U 2 / P = (230 V) 2 / 100 W = 529 X De weerstand bij temperatuur i wordt gegeven door: R = R o [1 + a i] We berekenen eerst de weerstand van de gloeidraad bij 0 C. We weten dat de weerstand van de lamp gelijk is aan 36 X bij 20 C: 36 X = R o [1 + 4, C 1 20 C] Daaruit volgt R o = 33 X Op gloeitemperatuur i' is de weerstand 529 X: 529 X = 33 X [1 + 4, C 1 i'] 1 + 4, C 1 i' = 529 / , C 1 i' = 16 Dus i' = 15 / 4, C 1 = C
13 13 8. Welke uitspraak klopt? Kon ik rondlopen in a) een zuiver halfgeleider, dan zou ik af en toe een positief gat en een negatief roosterion zien; b) een p-type halfgeleider, dan kom ik enkel ladingen tegen die vast zitten in het rooster; c) de depletielaag, dan is de kans om een vrij elektron of een gat aan te treffen even groot. a is niet juist want in een zuivere halfgeleider zijn er geen negatieve roosterionen b is niet juist want een p-type halfgeleider bevat vrije positieve gaten c is juist want in de depletielaag is de kans om een vrij elektron of gat aan te treffen even groot, nl. (theoretisch) Een ijzeren draad van een weideafsluiting heeft lengte 350 m en gemiddelde diameter 2,58 mm. Hoeveel verandert de weerstand van de draad van de winter (-15 C) ten opzichte van de zomer (+ 30 C)? We berekenen eerst de weerstand van de draad: R = t l/a = X m 350 m / [r (2,58 / m)²] = 6,7 X De weerstand bij temperatuur i wordt gegeven door: R = R o [1 + a i ] = 6,7 X [1 + a i ] Bij 15 C is de weerstand R = 6,7 X [1 + 6, C 1 ( 15 C) ] = 6,1 X Bij 30 C is de weerstand R = 6,7 X [1 + 6, C 1 30 C ] = 7,9 X De verandering van de weerstand is 7,9 X 6,1 X = 1,8 X
14 Stel dat je een n-type halfgeleider zo sterk uitvergroot dat de atomen op zo n 10 cm van elkaar zouden liggen. Welke uitspraak geeft best weer wat je dan zou zien? Je ziet a) veel vrije elektronen en gaten; b) veel vrije elektronen en positieve roosterionen; c) enkel atomen en covalente bindingen; d) vooral atomen en covalente bindingen en met wat geluk een vrij elektron en een positief roosterion. Het juiste antwoord is d: bij dopering van 1 op 106 is er per 106 atomen een vrij elektron en een positief roosterion. 11. Een elektrisch kacheltje bestaat uit 2 parallelgeschakelde weerstandsdraden met elk een vermogen van 1200 W bij 230 V. Het kacheltje is aangesloten op een kring met een zekering. Schakelt men de 2 weerstanden tegelijk in dan springt de zekering. Als men de tweede weerstand enige tijd na de andere inschakelt springt de zekering niet. Verklaar. We berekenen eerst de weerstand van een draad met P = U 2 / R: R = U 2 / P = (230 V) 2 / 1200 W = 44,1 X. Dit is de weerstand als de weerstandsdraad heet is. De stroomsterkte is dan I = U / R = 230 V / 44,1 X = 5,2 A Als je de weerstand inschakelt, is hij koud en is de weerstand veel lager, bv. 15 X. De stroom is dan I = U / R = 230 V / 115 X = 15 A Schakel je de weerstanden tegelijk in, dan is de stroomsterkte 2 15 A = 30 A want beide draden zijn koud. Een zekering van bv. 25 A springt dan. Schakel je nu de weerstandsdraden één voor één in, dan is de stroom bij het inschakelen van de eerste draad 15 A en springt de zekering niet. De weerstandsdraad warmt op en de stroomsterkte daalt tot 5,2 A. Schakel je dan de tweede draad in, dan komt er 15 A bij want draad 2 is koud. De totale stroom is 20,2 A en de zekering springt niet. 12. Bewijs: als de temperatuur van een weerstand verandert van 1 tot 2 is de verandering van de weerstand R 2 R 1 = R 0 ( 2 1 ) De weerstand bij temperatuur i wordt gegeven door: R = R o [1 + a i] Bij temperatuur i 1 geldt R 1 = R o [1 + a i 1 ] (1) Bij temperatuur i 2 geldt R 2 = R o [1 + a i 2 ] (2) (2) (1) geeft R 2 R 1 = R o [1 + a i 2 ] R o [1 + a i 1 ]
15 15 R 2 R 1 = R o + R o a i 2 R o R o a i 1 R 2 R 1 = R o a i 2 R o a i 1 R 2 - R 1 = a R o ( i 2 i 1 ) 13. De grootte van het elektrisch veld in de depletielaag is van de orde 10 5 N/C. De depletielaag is ongeveer 5 µm breed. Bereken het potentiaalverschil over de depletielaag. Stel dat het elektrische veld in de depletielaag een homogeen veld is. Dan is wordt het potentiaalverschil(= de spanning) over de depletielaag gegeven door U = E d U = 10 5 N / C 5 nm = 10 5 N / C m = 0,5 V 14. Bij - 60 C is de waarde van een weerstand 145,5 en bij 100 C is de weerstand 169,8. Bepaal de temperatuurcoëfficiënt van het materiaal waaruit de weerstand bestaat. De weerstand bij temperatuur i wordt gegeven door: R = R o [1 + a i ] Bij -60 C geldt 145,5 X = R o [1 + a (-60 C )] (1) Bij 100 C geldt 169,8 X = R o [1 + a 100 C] (2) delen door (2) geeft 145, a ^ 60 Ch@ = 169, a 100 C@ Deze vergelijking oplossen naar a geeft a = 0, C 1
16 Per hoeveel atomen Ge is er een vrij elektron (bij 27 C)? Is dat meer of minder in vergelijking met Si? Verklaar. Een blokje Ge met volume 1 cm 3 heeft een massa van 5,3 g. De stofhoeveelheid daarvan is m = n M n = m / M = 5,3 g / (72,59 g/mol) = 0,073 mol Het aantal atomen Ge is N = n N A = 0,073 mol 6, atomen / mol = 4, atomen Ge De dichtheid aan vrije elektronen is 2, vrije e per cm 3 Dus: 1 cm 3 bevat 2, vrije elektronen en 4, atomen 1 vrij elektron per 4, / 2, atomen = 1, atomen Ge bevat 1 vrij elektron per 1, atomen Si bevat 1 vrij elektron per 3, atomen Ge bevat dus relatief meer vrije elektronen. Een mogelijke verklaring is dat de valentieelektronen bij Ge verder van de kern liggen en dus gemakkelijker vrij kunnen komen (zie periodiek systeem). 16. Om een temperatuursensor te maken, zet Sofie een NTC in serie met een weerstand van 10,0 k op een bron met spanning 10,0 V. Bij 20,0 C meet ze over de NTC een spanning van 5,20 V en bij 50,0 C een spanning van 3,34 V. a) Bepaal de weerstand van de NTC bij 20 C en bij 50 C. b) Stel de functie voor de ijkgrafiek op. Veronderstel dat de sensor lineair is. c) Welke temperatuur meet ze met de sensor als de spanning over de NTC 4,52 V is? U b = 10,0 V R NTC 10,0 kx a) Bij 20 C is de spanning over de weerstand U = 10,0 V 5,20 V = 4,80 V De stroom door de weerstand is I = U / R = 4,80 V / 10,0 kx = 0, A
17 17 Dit is ook de stroom door de NTC. De weerstand van de NTC is dan R 20 C = U / l = 5,20 V / (0, A) = 10, X = 10,8 kx Op analoge wijze vind je voor de weerstand van de NTC bij 50 C R 50 C = 5,0 kx b) De ijkgrafiek geeft het verband tussen U en i. U (V) 5,20 3, i ( C) Als de grafiek lineair is, geldt U = m i + q Invullen van de meetresultaten: 3,34 V = m 50 C + q 5,20 V = m 20 C + q Dit stelsel oplossen naar m en q geeft m = 0,061 V / C q = 6,4 V De ijkfunctie is dan U = 0,061 V / C i + 6,4 V c) Als ze met de sensor een spanning meet (over de NTC) van 4,52 V, volgt de temperatuur uit 4,52 V = 0,061 V / C. i + 6,4 V Je vindt dan i = 31 c 17. Een PTC en een NTC hebben bij kamertemperatuur eenzelfde weerstand en worden op hetzelfde ogenblik op een bron aangesloten. De bronspanning is in beide gevallen dezelfde. Na enige tijd is de NTC heet en de PTC niet. Verklaar. NTC: als er stroom door de NTC loopt, wordt die warm en daalt de weerstand. Hierdoor neemt de stroom toe en ontstaat nog meer warmte (P = U 2 / R). PTC: als er stroom door de PTC loopt, wordt die warm en stijgt de weerstand. Hierdoor neemt de stroom af en ontstaat minder warmte (P = U 2 / R).
18 Een ijzerdraad heeft bij 10,0 C een weerstand van 25,3. Hoe groot is de weerstand bij 60,0 C? De weerstand bij temperatuur i wordt gegeven door: R = R o [1 + a i] Bij 10,0 C is de weerstand 25,3 X. Daaruit kun je R o bepalen: 25,3 X = R o [1 + 6, C 1 10,0 C] R o = 23,9 X Bij 60,0 C is de weerstand R = 23,9 X [1 + 6, C 1 60,0 C] = 32,5 X 19. Een diode is aangesloten in doorlaatrichting. Hoe verandert de weerstand van de diode als de spanning vanaf 0 V toeneemt? Onder de drempelspanning is de weerstand van de diode hoog: de vrije elektronen en gaten geraken nog niet over de depletielaag en de diode gedraagt zich als een isolator. Boven de drempelspanning is de weerstand van de diode laag: de vrije elektronen en gaten geraken wel over de depletielaag en de diode gedraagt zich als een isolator. Hoe hoger de spanning, hoe sterker het elektrisch veld over de diode, hoe meer elektronen uit de covalente bindingen vrij komen en hoe lager de weerstand wordt.
19 Fig. a toont de R (θ)-grafiek voor een draad met doorsnede A. Welke grafiek geldt voor een draad met zelfde lengte en uit hetzelfde materiaal gemaakt, maar met een doorsnede die tweemaal zo groot is (grafiek b, c of d)? R R R 0 R 0 a) b) 0 0 R R R 0 R 0 c) d) 0 0 We bekijken de situatie bij temperatuur i o. Als de doorsnede twee maal zo groot is, is de weerstand twee maal zo klein want R = t l / A. Oplossing b) kan dus niet. Blijft over c) of d). De weerstand bij temperatuur i wordt gegeven door: R = R o [1 + a i] De rico van de rechte is a R o : rico = a R o a is de temperatuurcoëfficiënt en is enkel afhankelijk van het materiaal waaruit de weerstand bestaat. R o is twee maal zo klein (zie hoger) Dus is de rico twee maal zo klein. c) kan dus niet, want daar hebben beide rechten dezelfde rico. Het juiste antwoord is dus d.
20 Je beschikt over een lampje (6 V 3 W), een diode met drempelspanning 0,7 V en een bron met regelbare spanning. Je zet het lampje en de diode in serie en regelt de bronspanning zo dat het lampje op zijn normaal vermogen (3 W) brandt. a) Teken de schakeling. b) Hoe groot is de spanning die je meet over de bron, over het lampje, over de diode? c) Vervolgens keer je de polen van de bron om. Brandt het lampje nog? Verklaar. Hoe groot is de spanning die je nu meet over het lampje, over de diode? a) 6 V / 3 W b) De spanning over het lampje is 6 V want het lampje brandt normaal De diode staat in doorlaatrichting en geleidt, dus de spanning over de diode is 0,7 V, de drempelspanning. Het lampje en de diode staan in serie: de bronspanning is dus 6,7 V. c) Als je de bron omkeert, staat de diode in sperrichting. Ze geleidt niet. Het lampje brandt niet. De spanning over het lampje is 0 V. De spanning over de diode is 6,7 V. Dit klopt ook met een vroeger geziene eigenschap, nl. bij een serieschakeling krijgt de grootste weerstand de grootste spanning. In sperrichting is de weerstand van de diode immers zeer groot. 22. Een weerstand heeft een temperatuurcoëfficiënt en weerstand R. Leid de formule af voor de temperatuur waarbij de weerstand nul zou worden. De weerstand bij temperatuur i wordt gegeven door: R = R o [1 + a i] We stellen de temperatuur waarbij de weerstand nul zou worden voor door i'. Dan geldt 0 X = R o [1 + a i'] Daaruit volgt i' = 1/a
21 Wat is het verschil tussen een positief gat en een positief roosterion? Een positief gat is beweeglijk, het kan verschuiven. Een positief roosterion zit vast in het rooster. 24. Om een temperatuursensor te maken zet men een weerstand in serie met een NTC. Waarom gebruikt men niet enkel de NTC? Als je enkel de NTC gebruikt, is de spanning erover altijd gelijk aan de bronspanning, ook als de temperatuur ervan verandert. Als je de NTC in serie zet met een weerstand, verdeelt de bronspanning zich over de NTC en de weerstand. Als de weerstand van de NTC verandert (door een temperatuurverandering), verandert ook de spanningsverdeling. Enkel in dat geval verandert de spanning over de NTC met de temperatuur.
22 Een lampje is aangesloten op een bron. Het lampje heeft kenmerken 6 V 3 W. Bij een spanning die hoger is dan 6 V springt het lampje. De bron geeft een spanning van 6 V en kan een maximale stroom leveren van 5 A. Boven die waarde springt de zekering van de bron. a) Ga na dat de lamp normaal brandt. b) Je beschikt over een diode met drempelspanning 0,7 V en doorslagspanning 20 V. Je kan die diode op 4 manieren in de schakeling opnemen: in serie of parallel, in sper- of in doorlaatrichting. Teken voor elk van die gevallen de schakeling en voorspel wat er zal gebeuren. a) De bron geeft een spanning van 6 V, de lamp brandt dus op haar normaal vermogen. De stroom door de lamp volgt uit P = U I: I = P / U = 3 W / 6 V = 0,5 A De bron kan 5 A leveren, dus de zekering van de bron springt niet. b) 4 mogelijkheden diode in serie en in doorlaatrichting: De diode geleidt. Over de diode staat dan de drempelspanning van 0,7 V. Over het lampje staat dan 5,3 V: het lampje brandt praktisch normaal.
23 23 diode in serie en sperrichting. De diode geleidt niet. De weerstand van de diode is dan zeer groot ( oneindig ). De spanning over de diode is dan 6 V (zie wetten serieschakeling), de spanning over het lampje 0 V. Het lampje brandt niet. diode parallel en in doorlaatrichting Over de diode staat 6 V in doorlaatrichting. De diode geleidt. De weerstand van de diode in doorlaatrichting is zeer laag. De stroom door de diode is dan groot zodat de zekering van de bron vrijwel onmiddellijk springt. De kortstondige grote stroom kan er ook voor zorgen dat de diode onherstelbaar beschadigd wordt. Het lampje licht even op (tot de zekering van de bron springt). diode parallel en in sperrichting Over de diode staat 6 V in sperrichting. De diode geleidt niet. Over het lampje staat 6 V en het brandt normaal.
24 We hebben aangetoond dat R = R o (1 + α θ) waarbij R o de weerstand is bij 0 C en 0 C de referentietemperatuur. a) Toon aan dat algemeen geldt dat R = R 1 [1 + α 1 (θ - θ 1 )] waarbij R 1 de weerstand is bij temperatuur θ 1 en θ 1 de referentietemperatuur. b) Toon aan dat de temperatuurcoëfficiënt afhangt van de referentietemperatuur, m.a.w. toon aan dat α niet gelijk is aan α 1. a) Vertrek van de formule R(i) = R o (1 + a i) (1) Bij temperatuur i r geldt: R r = R o (1 + a i r ) R R r i r i En dus R o = R r / (1 + a i r ) Dat invullen in (1) geeft R^ih = R r 1 + a i 1 + a i R^ 1 a ih + i = Rr ; a i 1E 1+ a i 1 a R^ih = Rr ; a i a ^i irh R^ih = Rr < 1 + F 1 + a i r r r r ire (1 bijtellen enaftrekken) R^ a ih = Rr : a i r ^i ihd r R^ih = R 61 + a ^i ih@ met a = r r r r a 1 + a i r b) Uit a Als r a = 1 + a i i r = 0 C, geldt r volgt dat ar! R(i) = R 61+ a ^i 0 Ch@ o R(i) = R 61+ a ^i 0 Ch@ o r r a en dat a r afhangt van de referentietemperatuur i r.
25 25 en a a ar = = 1+ a i 1+ a 0 C en dus R^h i = R 61 + a i@ o r = a
26
jaar: 1989 nummer: 10
jaar: 1989 nummer: 10 Gegeven een cylindervomtige geleider van 1 m lengte met een diameter van 5 mm. De weerstand van de geleider is R. De draad wordt uitgerekt tot een lengte van 1,2 m terwijl het volume
Nadere informatieUitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)
Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5) 2.1 Inleiding 1. a) Warmte b) Magnetische Energie c) Bewegingsenergie en Warmte d) Licht (stralingsenergie) en warmte e) Stralingsenergie 2. a) Spanning (Volt),
Nadere informatiedie Keure vastestoffysica VASTESTOFFYSICA MODULE INTERACTIE - 3 e GRAAD
die Keure VASTESTOFFYSICA MODULE INTERACTIE - 3 e GRAAD 2 1 Vaste stoffen Foto: Tsveta Ivanova KU Leuven De foto toont eilandjes van goud, organische moleculen en kobaltatomen, bekeken door een tunnelmicroscoop,
Nadere informatieElektrische stroomnetwerken
ntroductieweek Faculteit Bewegings- en evalidatiewetenschappen 25 29 Augustus 2014 Elektrische stroomnetwerken Dr. Pieter Neyskens Monitoraat Wetenschappen pieter.neyskens@wet.kuleuven.be Assistent: Erik
Nadere informatieHoofdstuk 1. Elektrische weerstand
Hoofdstuk 1. Elektrische weerstand Alle materialen hebben elektrische weerstand. Soms is de weerstand laag en gaat elektrische stroom er gemakkelijk door. In andere gevallen is de weerstand hoog. Deze
Nadere informatie5 Weerstand. 5.1 Introductie
5 Weerstand 5.1 Introductie I n l e i d i n g In deze paragraaf ga je verschillende soorten weerstanden bestuderen waarvan je de weerstandswaarde kunt variëren. De weerstand van een metaaldraad blijkt
Nadere informatieUitwerkingen Hoofdstuk 2 - deel 2
Uitwerkingen Hoofdstuk 2 - deel 2 4 VWO 2.6 Serie en parallel 51. Vervanging 52. Bij de winkelstraat zijn de lampen parallel geschakeld en bij de kandelaar in serie. 53. Voorbeeld: Serie De stroom moet
Nadere informatieMen schakelt nu twee identieke van deze elementen in serie (zie Figuur 3).
jaar: 1989 nummer: 09 Men heeft een elektrisch schakelelement waarvan we het symbool weergeven in figuur 1. De (I,U) karakteristiek van dit element is weergegeven in de nevenstaande grafiek van figuur
Nadere informatieSamenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit)
Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit) Samenvatting door een scholier 1671 woorden 2 december 2012 5,6 55 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Natuurkunde H2 elektriciteit
Nadere informatieEnergie : elektriciteit : stroomkringen
Energie : elektriciteit : stroomkringen De netspanning is uitgevallen! Pas dan merk je wat elektriciteit voor ons betekent. Geen licht, geen computer, geen playstation, het eten op het elektrisch fornuis
Nadere informatie1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1,00.10 3 kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4,19.10 3 J/(kg.
ste ronde van de 9de Vlaamse Fysica Olympiade Formules ste onde Vlaamse Fysica Olympiade 7 9de Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde De eerste ronde van deze Vlaamse Fysica Olympiade bestaat uit 5 vragen
Nadere informatieLangere vraag over de theorie
Naam (in drukletters): Studentennummer: Langere vraag over de theorie (a) Bereken de elektrische potentiaal voor een uniform geladen ring en dit voor een punt dat ligt op de as die loodrecht staat op de
Nadere informatieVoorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 25 juli 2015 dr. Brenda Casteleyn
Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Fysica: Elektrodynamica 25 juli 2015 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Atheneum van Veurne (http://www.natuurdigitaal.be/geneeskunde/fysica/wiskunde/wiskunde.htm),
Nadere informatieOpgave 2 Een spanningsbron wordt belast als er een apparaat op is aangesloten dat (in meer of mindere mate) stroom doorlaat.
Uitwerkingen 1 A Een spanningsbron wordt belast als er een apparaat op is aangesloten dat (in meer of mindere mate) stroom doorlaat. Een ideale spanningsbron levert bij elke stroomsterkte dezelfde spanning.
Nadere informatieAlles om je heen is opgebouwd uit atomen. En elk atoom is weer bestaat uit protonen, elektronen en neutronen.
2 ELEKTRICITEITSLEER 2.1. Inleiding Je hebt al geleerd dat elektriciteit kan worden opgewekt door allerlei energievormen om te zetten in elektrische energie. Maar hoe kan elektriciteit ontstaan? En waarom
Nadere informatie1. Langere vraag over de theorie
1. Langere vraag over de theorie a) Bereken, vertrekkend van de definitie van capaciteit, de capaciteit van een condensator die bestaat uit twee evenwijdige vlakke platen waarbij de afstand tussen de platen
Nadere informatieEen positief geladen stok wordt in de buurt gebracht van een metalen bol. Deze bol staat op een isolerende standaard, maar is via een koperdraad verbonden met de aarde. In de koperdraad loopt, 1. een stroom,
Nadere informatieWe hangen drie metalen bollen aan een draad en we geven ze alledrie een positieve of negatieve lading. Bol 1 en 2 stoten elkaar af en bol 2 en 3 stoten elkaar af. Wat kun je nu zeggen? 1. 1 en 3 hebben
Nadere informatieQUARK_5-Thema-04-elektrische stroom Blz. 1. Grootheid Symbool Eenheid symbool Verband tussen eenheden Stroomsterkte I Ampère A 1 C
QUAK_5-Thema-04-elektrische stroom Blz. 1 THEMA 4: elektrische stroom Elektrische stroom Elektrische kring (L Verplaatsing van lading Spanningsbron -> elektrisch veld -> vrije ladingen bewegen volgens
Nadere informatieNaam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren
Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren Schakeling In de hiernaast afgebeelde schakeling kan de spanning
Nadere informatieLangere vraag over de theorie
Langere vraag over de theorie a) Bereken de potentiaal van een uniform geladen ring met straal R voor een punt dat gelegen is op een afstand x van het centrum van de ring op de as loodrecht op het vlak
Nadere informatieElektriciteit, wat is dat eigenlijk?
Achtergrondinformatie voor de leerkracht Te gebruiken begrippen tijdens de les. Weetje!! Let op de correcte combinatie lampjes en batterijen -- 1,2 V lampjes gebruiken met de AA-batterijen van 1,5 V ---
Nadere informatieGlas en barnsteen hebben een tegengestelde lading als ze opgewreven zijn, de lading van gewreven glas noem je positief.
Samenvatting door E. 2498 woorden 2 april 2015 7,2 23 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Pulsar Hoofdstuk 3 Elektriciteit 3.1 Lading, Spanning en Stroom Elektrische lading Door wrijving kunnen voorwerpen
Nadere informatieNATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p
NATUURKUNDE KLAS 5 PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p Opgave 1: alles heeft een richting (8p) Bepaal de richting van de gevraagde grootheden. Licht steeds
Nadere informatieQ l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1
Eerste ronde - 3ste Vlaamse Fysica Olympiade 3ste Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde. De eerste ronde van deze Vlaamse Fysica Olympiade bestaat uit 5 vragen met vier mogelijke antwoorden. Er is telkens
Nadere informatieImpedantie V I V R R Z R
Impedantie Impedantie (Z) betekent: wisselstroom-weerstand. De eenheid is (met als gelijkstroom-weerstand) Ohm. De weerstand geeft aan hoe goed de stroom wordt tegengehouden. We kennen de formules I R
Nadere informatieVWO 4 kernboek B hoofdstuk 8
SAMENVATTING ELEKTRICITEIT VWO 4 kernboek B hoofdstuk 8 HOEVEELHEID LADING Symbool Q (soms q) Eenheid C (Coulomb) Iedereen heeft wel eens gemerkt dat voorwerpen elektrische eigenschappen kunnen krijgen.
Nadere informatieNaam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5
Naam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5 OPGAVE 1 Teken hieronder het bijbehorende schakelschema. Geef ook de richting van de elektrische stroom aan.
Nadere informatieHoofdstuk 2: Weerstand van een geleider
Hoofdstuk 2: Weerstand van een geleider A. Risack weerstanden. Waardoor wordt de weerstand van een draad bepaald? R~L R~/A R~materiaal => materiaal constante = ρ ρ= soortelijke weerstand R.A * m² [ * m]
Nadere informatieVlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie 2014-2015 Eerste ronde
Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen KU Leuven Departement Chemie Celestijnenlaan 200F bus 2404 3001 Heverlee Tel.: 016-32 74 71 E-mail: info@vonw.be www.vonw.be Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste
Nadere informatieDEEL 6 Serieschakeling van componenten. 6.1 Doel van de oefening. 6.2 Benodigdheden
Naam: Nr.: Groep: Klas: Datum: DEEL 6 In de vorige oefeningen heb je reeds een A-meter, die een kleine inwendige weerstand bezit, in serie leren schakelen met een gebruiker. Door de schakelstand te veranderen
Nadere informatieSpanning en sensatie!!! Wat een weerstand!! Elektriciteit. 3HV H3 elektriciteit les.notebook February 13, Elektriciteit 3HV
3HH3elektriciteitles.notebook February 13, 2016 Spanning en sensatie!!! Elektriciteit Elektriciteit 3H Wat een weerstand!! Spanning en Lading + + + + 3HH3elektriciteitles.notebook February 13, 2016 + +
Nadere informatie3.4.3 Plaatsing van de meters in een stroomkring
1 De stroom- of ampèremeter De ampèremeter is een meetinstrument om elektrische stroom te meten. De sterkte van een elektrische stroom wordt uitgedrukt in ampère, vandaar de naam ampèremeter. Voorstelling
Nadere informatieHoofdstuk 2: Weerstand van een geleider
Hoofdstuk 2: Weerstand van een geleider A. isack weerstanden. Waardoor wordt de weerstand van een draad bepaald? 2 1 weerstanden. Waardoor wordt de weerstand van een draad bepaald? ~L 3 weerstanden. Waardoor
Nadere informatieOpgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l
Opgave 1 Een kompasnaald staat horizontaal opgesteld en geeft de richting aan van de horizontale r component Bh van de magnetische veldsterkte van het aardmagnetische veld. Een spoel wordt r evenwijdig
Nadere informatieOm een lampje te laten branden moet je er een elektrische stroom door laten lopen. Dat lukt alleen, als je een gesloten stroomkring maakt.
Samenvatting door een scholier 983 woorden 8 april 2011 6,8 988 keer beoordeeld Vak Methode NaSk Nova Natuurkunde H5 par 1 t/m 5 samenvatting Par. 1 Een stroomkring maken Om een lampje te laten branden
Nadere informatieGeleider: (metaal) hierin kunnen elektronen bewegen, omdat de buitenste elektronen maar zwak aangetrokken worden tot de kern (vrije elektronen)
Boekverslag door B. 1240 woorden 16 juni 2015 7.6 10 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Pulsar Hoofdstuk 3, Elektriciteit 1 1 Lading en stroom Elektrische lading kan positief of negatief zijn. Gelijke
Nadere informatieExamen HAVO. natuurkunde 1
natuurkunde 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 24 mei 13.30 16.30 uur 20 05 Voor dit examen zijn maximaal 76 punten te behalen; het examen bestaat uit 25 vragen. Voor elk
Nadere informatieNatuur- en scheikunde 1, elektriciteit, uitwerkingen. Spanning, stroomsterkte, weerstand, vermogen, energie
4M versie 1 Natuur- en scheikunde 1, elektriciteit, uitwerkingen Werk netjes en nauwkeurig Geef altijd een duidelijke berekening of een verklaring Veel succes, Zan Spanning, stroomsterkte, weerstand, vermogen,
Nadere informatieElektronica. Gilles Callebaut
Elektronica Gilles Callebaut 1.1 Intrinsieke (zuivere) halfgeleiders Een halfgeleider is een element met 4 valentie elektronen. (Si en Ge) Ze ordenen zich dus volgens een kristalrooster. De omgevingstemperatuur
Nadere informatie6,9. Samenvatting door een scholier 833 woorden 13 december keer beoordeeld. Natuurkunde 1.1
Samenvatting door een scholier 833 woorden 13 december 2014 6,9 35 keer beoordeeld Vak Natuurkunde 1.1 Sommige materialen kunnen stroom doorlaten > geleiders. Isolatoren laten geen stroom door. De grootte
Nadere informatieOpgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.
Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3. figuur 3 De schuifweerstand is zo ingesteld dat de stroomsterkte 0,50 A is. a) Bereken het
Nadere informatie1. Weten wat potentiaal en potentiaalverschil is 2. Weten wat capaciteit en condensator is 3. Kunnen berekenen van een vervangingscapaciteit
Hoofdstuk 2 Elektrostatica Doelstellingen 1. Weten wat potentiaal en potentiaalverschil is 2. Weten wat capaciteit en condensator is 3. Kunnen berekenen van een vervangingscapaciteit 2.1 Het elektrisch
Nadere informatieHfd 3 Stroomkringen. Isolator heeft geen vrije elektronen. Molecuul. Geleider heeft wel vrije elektronen. Molecuul.
Hfd 3 Stroomkringen Enkele begrippen: Richting van de stroom: Stroom loopt van de plus naar de min pool Richting van de elektronen: De elektronen stromen van de min naar de plus. Geleiders en isolatoren
Nadere informatieVWO 4 kernboek B hoofdstuk 8
SAMNVATTING LKTICITIT VWO 4 kernboek B hoofdstuk 8 HOVLHID LADING Symbool Q (soms q) enheid C (Coulomb) Iedereen heeft wel eens gemerkt dat voorwerpen elektrische eigenschappen kunnen krijgen. Als je over
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1 havo 2005-I
Opgave 1 Nieuwe bestralingsmethode Lees onderstaand artikel. artikel Sinds kort experimenteert men met een nieuwe methode om tumoren te behandelen. Aan een patiënt wordt borium-10 toegediend. Deze stof
Nadere informatie1.8 Stroomsterkte; geleiding.
1.8 Stroomsterkte; geleiding. Met stroomsterkte (I) wordt bedoeld: de hoeveelheid lading die per seconde langs komt. De eenheid is dus coulomb per seconde (C/s) maar we werken meestal met de ampère (A)
Nadere informatieSchakelingen Hoofdstuk 6
Schakelingen Hoofdstuk 6 Een schakeling... I = 0,1 A = 100 ma U = 6 V Geen grote stroom door de lamp. Dit komt door de weerstand van die lamp. De weerstand kunnen we berekenen. Presentatie H6 1 De weerstand
Nadere informatieSignalen stroom, spanning, weerstand, vermogen AC, DC, effectieve waarde
Technologie 1 Elektrische en elektronische begrippen Signalen stroom, spanning, weerstand, vermogen AC, DC, effectieve waarde Opleiding Pop en Media Peet Ferwerda, januari 2002 Deze instructie wordt tijdens
Nadere informatieVoorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 4 november Brenda Casteleyn, PhD
Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Fysica: Elektrodynamica 4 november 2017 Brenda Casteleyn, PhD Met dank aan: Atheneum van Veurne, Leen Goyens (http://users.telenet.be/toelating) 1. Inleiding
Nadere informatie6 Schakelingen. Lading en spanning. Nova. Leerstof. Toepassing
6 Schakelingen 1 Lading en spanning Leerstof 1 a een negatieve lading b elektronen c De elektronen gaan van de doek naar de pvc-buis. d een positieve lading 2 a Het voorwerp trekt dan andere voorwerpen
Nadere informatieVlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde
Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen KU Leuven Departement Chemie Celestijnenlaan 200F bus 2404 3001 Heverlee Tel.: 016-32 74 71 E-mail: info@vonw.be www.vonw.be Vlaamse Fysica Olympiade 2015-2016
Nadere informatieOplossing examenoefening 2 :
Oplossing examenoefening 2 : Opgave (a) : Een geleidende draad is 50 cm lang en heeft een doorsnede van 1 cm 2. De weerstand van de draad bedraagt 2.5 mω. Wat is de geleidbaarheid van het materiaal waaruit
Nadere informatiealuminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012
DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Dichtheid Soortelijke
Nadere informatieOplossing oefeningen. Deel 1: Elektriciteit
Oplossing oefeningen Afhankelijk van je oplossingsmethode en het al dan niet afronden van tussenresultaten, kun je een lichtjes verschillende uitkomst verkrijgen. Deel 1: Elektriciteit Hoofdstuk 1: Elektrische
Nadere informatieMkv Magnetisme. Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar.
Mkv Magnetisme Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar. In een punt P op een afstand d/2 van de rechtse geleider is
Nadere informatieVoorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur
natuurkunde 1,2 Examen VWO - Compex Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur 20 05 Vragen 1 tot en met 17. In dit deel staan de vragen waarbij de computer
Nadere informatieQ l = 24ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 24ste Vlaamse Fysica Olympiade 1
Eerste ronde - 4ste Vlaamse Fysica Olympiade 4ste Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde. De eerste ronde van deze Vlaamse Fysica Olympiade bestaat uit 5 vragen met vier mogelijke antwoorden. Er is telkens
Nadere informatieDenk aan ALLE letters van FIRES! Geef duidelijke berekeningen. Er zijn 4 opgaven. Totaal 35 punten.
NATUURKUNDE KLAS 4 PW HOOFDSTUK PW HOOFDSTUK 2 18/12/2008 Denk aan ALLE letters van FIRES! Geef duidelijke berekeningen. Er zijn 4 opgaven. Totaal 35 punten. Opgave 1 (3 + 2 + 4 pt) Een van de natuurkundeleraren
Nadere informatieSchriftelijk examen: theorie en oefeningen Fysica: elektromagnetisme
Schriftelijk eamen: theorie en oefeningen 2010-2011 Naam en studierichting: Aantal afgegeven bladen, deze opgavebladen niet meegerekend: Gebruik voor elke nieuwe vraag een nieuw blad. Zet op elk blad de
Nadere informatieWoensdag 21 mei, uur
I H- ll EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1975 Woensdag 21 mei, 14.00-17.00 uur NATUURKUNDE Zie ommezijde Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit
Nadere informatieJAN Denk aan ALLE letters van FIRES! Geef duidelijke berekeningen. Er zijn 4 opgaven. Totaal 34 punten.
NATUURKUNDE KLAS 4 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK 2 JAN.. 2009 Denk aan ALLE letters van FIRES! Geef duidelijke berekeningen. Er zijn 4 opgaven. Totaal 34 punten. Opgave 1 (3 + 4 pt) De batterij in de hiernaast
Nadere informatieUitwerkingen opgaven hoofdstuk 6. 6.1 Elektrische lading; stroom, spanning en spanningsbron
itwerkingen opgaven hoofdstuk 6 6.1 Elektrische lading; stroom, spanning en spannings Opgave 5 a De wielen die het contact vormen tussen het vliegtuig en de grond zijn gemaakt van rubber, en rubber is
Nadere informatie4.2 Het instapprobleem Een roodgloeiende metaaldraad onderdompelen in water
4 Elektrische energie 4.1 Introductie Inleiding Het hoofdstuk gaat over het goed en veilig functioneren van elektrische schakelingen en over wetmatigheden die gelden voor elektrische schakelingen. Je hebt
Nadere informatie4,1. Samenvatting door L. 836 woorden 21 november keer beoordeeld. Natuurkunde. Natuurkunde samenvattingen Havo 4 periode 2.
Samenvatting door L. 836 woorden 21 november 2012 4,1 51 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Pulsar Natuurkunde samenvattingen Havo 4 periode 2. Hoofdstuk 3 Stroom, spanning en weerstand. * Elektrische
Nadere informatieDeze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden. Vraag 1
Vraag 1 Twee stenen van op dezelfde hoogte horizontaal weggeworpen in het punt A: steen 1 met een snelheid v 1 en steen 2 met snelheid v 2 Steen 1 komt neer op een afstand x 1 van het punt O en steen 2
Nadere informatie2 Elektriciteit Elektriciteit. 1 A De aal heeft ca 4000 elektrische cellen van 0,15 volt, die in serie geschakeld zijn.
2 Elektriciteit 1 2.1 Elektriciteit 1 A De aal heeft ca 4000 elektrische cellen van 0,15 volt, die in serie geschakeld zijn. 2 mp3-speler dynamo fiets accu lamp op je kamer stopcontact auto batterij 3
Nadere informatieVak: Elektromagnetisme ELK Docent: ir. P.den Ouden nov 2005
Onderstaande opgaven lijken op de de verwachten tentamenvragen. Getallen bij beweringen kunnen zijn afgerond, om te voldoen aan de juiste significantie. BEGIN TOETS 1 Een magnetisch veld kan worden voorgesteld
Nadere informatieNatuurkunde Overal vwo deel 1 Samenvatting hoofdstuk 1 Verbanden met druk
Samenvatting door een scholier 2127 woorden 17 maart 2011 3,7 21 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Samenvatting hoofdstuk 1 Verbanden met druk We gebruiken in de natuurkunde eenheden
Nadere informatieALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.
LGEMEEN 1 De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa. 5 Van een bi-metaal maakt men een thermometer door het aan de ene kant vast te klemmen en aan de
Nadere informatieUITWERKINGEN EXTRA OPGAVEN SCHAKELINGEN
UITWERKINGEN EXTRA OPGAVEN SCHAKELINGEN U. Gegevens invullen: 24 0 24-0 4 V 2a R v2 R R 2. invullen gegevens: R v2 3 4 7 28 b R tot R v. invullen gegevens: 7 dus 4 A U U c R R. invullen gegevens: 3 dus
Nadere informatie1. Weten wat elektrische stroom,spanning en vemogen is en het verband ertussen kennen 2. Elektrische netwerken kunnen oplossen
Hoofdstuk 3 Elektrodynamica Doelstellingen 1. Weten wat elektrische stroom,spanning en vemogen is en het verband ertussen kennen 2. Elektrische netwerken kunnen oplossen Elektrodynamica houdt de studie
Nadere informatiemethode 2: Voor de vervangingsweerstand van de twee parallel geschakelde lampen geldt:
Uitwerkingen natuurkunde Havo 1999-I Opgave 1 Accu 3p 1. Het vermogen van de lampen wordt gegeven door P = VI. Dus de accu moet een stroom leveren van I = P/V = 100/12 = 8,33 A. De "capaciteit" wordt berekend
Nadere informatie6,1. 1.3: Tabellen en diagrammen. 1.4: Meetonzekerheid. Samenvatting door een scholier 906 woorden 13 januari keer beoordeeld.
Samenvatting door een scholier 906 woorden 13 januari 2005 6,1 61 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Hoofdstuk 1. 1.3: Tabellen en diagrammen. Tabel: In de tabel komen de meet resultaten daarom heeft een
Nadere informatie1 Overzicht theorievragen
1 Overzicht theorievragen 1. Wat is een retrograde beweging? Vergelijk de wijze waarop Ptolemaeus deze verklaarde met de manier waarop Copernicus deze verklaarde. 2. Formuleer de drie wetten van planeetbeweging
Nadere informatiewww. Fysica 1997-1 Vraag 1 Een herdershond moet een kudde schapen, die over haar totale lengte steeds 50 meter lang blijft, naar een 800 meter verderop gelegen schuur brengen. Door steeds van de kop van
Nadere informatieSerie. Itotaal= I1 = I2. Utotaal=UR1 + UR2. Rtotaal = R1 + R2. Itotaal= Utotaal : Rtotaal 24 = 10 + UR2 UR2 = 24 10 = 14 V
Om te onthouden Serieschakeling Parallelschakeling Itotaal= I = I2 Utotaal=U + U2 totaal = + 2 Itotaal=I + I2 Utotaal= U = U2 tot 2 enz Voor elke schakeling I totaal U totaal totaal Itotaal= I = I2 Utotaal=U
Nadere informatieExamenopgaven VMBO-KB 2004
Examenopgaven VMBO-KB 2004 tijdvak 1 maandag 24 mei 9.00-11.00 uur ELEKTROTECHNIEK CSE KB Gebruik waar nodig de bijlage formulelijst. Dit examen bestaat uit 50 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 60
Nadere informatieb. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten.
Oefenopgaven vervangingsweerstand en transformator 1 Twee lampjes L1 en L2 staan in serie: R1 = 5,0 Ω en R2 = 9,0 Ω Bereken de vervangingsweerstand van de twee lampjes. gegeven: R1 = 5,0 Ω, R2 = 9,0 Ω
Nadere informatieDEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.
DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. Materiaal Dichtheid g/cm 3 Soortelijke warmte J/g C Smelttemperatuur C Smeltwarmte J/g Kooktemperatuur C Lineaire uitzettingscoëfficiënt mm/m C alcohol 0,8 2,5 114 78 aluminium
Nadere informatieInhoudsopgave De weerstand
Inhoudsopgave Inhoudsopgave...2 Inleiding...3 Wet van Ohm...3 Geleidbaarheid (conductantie)...3 Weerstandsvariaties...3 Vervangingsweerstand of substitutieweerstand...4 Serieschakeling...4 Parallelschakeling...4
Nadere informatieOpgave 1 Er zijn twee soorten lading namelijk positieve en negatieve lading.
itwerkingen Opgave Er zijn twee soorten lading namelijk positieve en negatieve lading. Opgave 2 Een geleider kan de elektrische stroom goed geleiden. Metalen, zout water, grafiet. c. Een isolator kan de
Nadere informatiekoper hout water Als de bovenkant van het blokje hout zich net aan het wateroppervlak bevindt, is de massa van het blokje koper gelijk aan:
Fysica Vraag 1 Een blokje koper ligt bovenop een blokje hout (massa mhout = 0,60 kg ; dichtheid ρhout = 0,60 10³ kg.m -3 ). Het blokje hout drijft in water. koper hout water Als de bovenkant van het blokje
Nadere informatieVWO-gymnasium. VWO gymnasium practicumboek. natuurkunde
VWO-gymnasium 3 VWO gymnasium practicumboek natuurkunde natuurkunde 3 vwo gymnasium Auteurs F. Alkemade L. Lenders F. Molin R. Tromp Eindredactie P. Verhagen Met medewerking van Th. Smits Vierde editie
Nadere informatie4.2 Het instapprobleem Een roodgloeiende metaaldraad onderdompelen in water
4 Elektrische energie 4.1 Introductie Inleiding Het hoofdstuk gaat over het goed en veilig functioneren van elektrische schakelingen en over wetmatigheden die gelden voor elektrische schakelingen. Je hebt
Nadere informatieSamenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3
Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door C. 2009 woorden 16 januari 2014 7,2 6 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Hoofdstuk 1 Elektriciteit 1.1 Er bestaan twee soorten elektrische lading
Nadere informatieEen elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.
Inhoud Basisgrootheden... 2 Verwarmingsinstallatie... 3 Elektrische schakelingen... 4 Definities van basisgrootheden... 6 Fysische achtergrond bij deze grootheden... 6 Opgave: Geladen bollen... 7 De wet
Nadere informatiealuminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012
DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. Mulo III kandidaten maken item 1 t/m 30 Mulo IV kandidaten maken item 1 t/m 36 -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Nadere informatieDeling van elektrische stroom en spanning. Student booklet
Deling van elektrische stroom en spanning Student booklet Deling van elektrische stroom en spanning - INDEX - 2006-04-06-17:15 Deling van elektrische stroom en spanning In deze module wordt uitgelegd
Nadere informatieHet geheim van de vierkants weerstand.
Het geheim van de vierkants weerstand. PA0 FWN Vast wel eens van gehoord. De vierkants-weerstand. Om dit te begrijpen gaan we eens kijken hoe weerstanden gewoonlijk gemeten worden. Normaal doen we dit
Nadere informatieSamenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 4
Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 4 Samenvatting door Roy 1370 woorden 5 maart 2017 6,8 14 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Nova Samenvatting h4 NaSk1 4.1 Elke keer dat je een apparaat aanzet,
Nadere informatieEXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1975 (GYMNASIUM EN ATHENEUM) Vrijdag 22 augustus, 9.30-12.30 uur NATUURKUNDE
EXAMEN VOORBEREDEND WETENSCHAPPELJK ONDERWJS N 1975 (GYMNASUM EN ATHENEUM) Vrijdag 22 augustus, 9.30-12.30 uur NATUURKUNDE,, " 1: Van een fotocel is de kathode K bedekt met. een laagje metaal mefeen grensgolflengte
Nadere informatie2. Factoren onderzoeken die invloed hebben op het vermogen van de zonnecellen
Experiment 2 2. Factoren onderzoeken die invloed hebben op het vermogen van de zonnecellen Inleiding In deze experimentenreeks ga je onderzoeken welke factoren een effect hebben op het geleverde vermogen
Nadere informatieWe willen dat de magnetische inductie in het punt K gelijk aan rul zou worden. Daartoe moet men door de draad AB een stroom sturen die gelijk is aan
jaar: 1995 nummer: 28 Twee zeer lange draden zijn evenwijdig opgesteld. De stroom door de linkse draad ( zie figuur) is in grootte gelijk aan 30 A en de zin ervan wordt aangegeven door de pijl. We willen
Nadere informatieJuli geel Fysica Vraag 1
Fysica Vraag 1 Een rode en een zwarte sportwagen bevinden zich op een rechte weg. Om de posities van de wagens te beschrijven, wordt een x-as gebruikt die parallel aan de weg georiënteerd is. Op het ogenblik
Nadere informatieVraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5
Vraag 1 Een hoeveelheid ideaal gas is opgesloten in een vat van 1 liter bij 10 C en bij een druk van 3 bar. We vergroten het volume tot 10 liter bij 100 C. De einddruk van het gas is dan gelijk aan: a.
Nadere informatieJ De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:
Uitwerking examen Natuurkunde1 HAVO 00 (1 e tijdvak) Opgave 1 Itaipu 1. De verbruikte elektrische energie kan worden omgerekend in oules: 17 = 9,3 kwh( = 9,3 3, ) = 3,3 De centrale draait (met de gegevens)
Nadere informatie