STRUCTUUR EN ORGANISATIE VAN DE INTERFACULTAIRE INTERDISCIPLINAIRE CENTRA BINNEN DE GROEP HUMANE WETENSCHAPPEN

Transcriptie

1 STRUCTUUR EN ORGANISATIE VAN DE INTERFACULTAIRE INTERDISCIPLINAIRE CENTRA BINNEN DE GROEP HUMANE WETENSCHAPPEN 1. FACULTEITEN BETROKKEN BIJ DE BESTAANDE INTERFACULTAIRE INTERDISCIPLINAIRE CENTRA Penvoerende faculteit voor de reeds bestaande interfacultaire interdisciplinaire centra (IIC): o het Leuven Centre for Global Governance Studies (LCGGS): Rechten o het Leuven Centre for Irish Studies (LCIS): Letteren o het Leuvens Centrum voor de Studie van de Transmissie van Teksten en Ideeën in Oudheid, Middeleeuwen en Renaissance (LECTIO): HIW Andere faculteiten die eveneens bij projecten van de bestaande IIC betrokken zijn: o LCGGS : Rechten, Sociale Wetenschappen, Economie en Bedrijfswetenschappen, HIW, Letteren Daarnaast is er ook betrokkenheid vanuit de groep W&T (departement Natuuren Sterrenkunde; departement Werktuigkunde en departement Aard en Omgevingswetenschappen) o LCIS : Letteren, Economie en Bedrijfswetenschappen, Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Theologie en Religiewetenschappen, HIW o LECTIO : HIW, Letteren, Theologie en Religiewetenschappen en Rechten 2. WAARBORGEN VANUIT HET GROEPSBESTUUR Voor de interfacultaire interdisciplinaire centra geldt dat ze organiek deel uitmaken van een faculteit maar daar een statuut krijgen dat hen een zo groot mogelijke autonomie, flexibiliteit en wetenschappelijke slagkracht waarborgt. Volgende elementen dragen hiertoe bij: o Continuïteit van de werking in naam, logo, behuizing, interne en externe communicatie o Continuïteit van beheersstructuur, met 1 amendement : de vicedecaan onderzoek van de penvoerende faculteit of de decaan wordt toegevoegd aan de 1

2 Bestuursraad; indien gewenst worden ook de vicedecanen onderzoek van andere betrokken faculteiten of decanen aan de Bestuursraad toegevoegd o Eerder aangegane verbintenissen ten aanzien van derden en personeel worden gerespecteerd o Garantie voor de interdisciplinaire werking binnen de penvoerende faculteit. Bij betwisting fungeert het Groepsbestuur als beroepsinstantie; het neemt ook de eindbeslissing. 3. GOVERNANCEMODEL 3.1. ORGANEN o Een Dagelijks Bestuur, bestaande uit de directeur, eventuele assistent directeurs of onderzoeksmanagers en de administratief verantwoordelijke van het centrum. Het dagelijks bestuur staat in voor de dagelijkse werking van het centrum en legt verantwoording af voor het gevoerde beleid aan de Bestuursraad. De directeur van het centrum wordt op voordracht van de Bestuursraad door het Groepsbestuur aangesteld voor een hernieuwbare periode van 4 jaar. o Een Bestuursraad : Deze zet op basis van voorstellen vanuit het Dagelijks Bestuur de strategische lijnen uit, reflecteert over nieuwe initiatieven en adviseert het Dagelijks Bestuur. Het is het orgaan waar de faculteiten en disciplines die betrokken zijn in het interfacultaire interdisciplinaire centrum elkaar ontmoeten en het interdisciplinaire karakter van het centrum bewaken. De Bestuursraad bewaakt tevens de interne billijkheid van de allocatie van de onderzoeksmiddelen. Deze Bestuursraad weerspiegelt in zijn samenstelling het interfacultaire en interdisciplinaire karakter van het centrum, d.w.z. dat alle deelnemende disciplines en faculteiten in voldoende mate aanwezig zijn. De vicedecaan onderzoek van de penvoerende faculteit of de decaan ervan, is ex officio lid van de Bestuursraad. Zo de betrokken faculteiten dit wensen zetelen ook hun vicedecaan onderzoek of hun decaan in de Bestuursraad. De Bestuursraad legt zijn eigen kalender en vergaderritme vast, maar komt minstens drie maal per jaar samen. De voorzitter van de Bestuursraad wordt op voordracht van de Bestuursraad door het Groepsbestuur HW aangesteld voor een hernieuwbare periode van vier 2

3 jaar. De voorzitter is ZAP van de KU Leuven, behoort niet tot het dagelijks bestuur van het centrum en is geen lid van de penvoerende faculteit. o Een Wetenschappelijke Adviesraad met externe experten in het domein, sponsors,. Zij zorgen er mee voor dat het betrokken centrum zichtbaarheid krijgt, zij adviseren over externe subsidiemogelijkheden etc ROL VAN DE DIRECTEUR, VAN DE VICEDECAAN ONDERZOEK EN VAN DE VOORZITTER VAN DE BESTUURSRAAD De directeur is verantwoordelijk voor : het dagelijks bestuur het formuleren van strategische voorstellen ten aanzien van de Bestuursraad het zoeken naar wetenschappelijke partners en financiering de periodieke rapportering aan de betrokken faculteiten De vicedecaan onderzoek van de penvoerende faculteit en de voorzitter van de Bestuursraad waken over het eigen karakter van het IIC. Ze hebben aandacht voor de relatie van het IIC met het onderzoek in de betrokken faculteiten en houden contact met de vicedecanen onderzoek van de betrokken faculteiten ROL VAN DE ONDERZOEKSCOORDINATOR HUMANE WETENSCHAPPEN De onderzoekscoördinator HW bewaakt mee dat de IIC de nodige autonomie, flexibiliteit en wetenschappelijke slagkracht krijgen en/of behouden om hun missie waar te kunnen maken. De onderzoekscoördinator HW: kijkt erop toe of de IIC hun interdisciplinaire karakter waarmaken en stimuleert hen waar mogelijk om hun interdisciplinariteit verder uit te bouwen. is de verbindingspersoon tussen de centra enerzijds en het Groepsbestuur HW anderzijds. is voorzitter van het overlegplatform van IIC van de groep HW. 3

4 4. RAPPORTERINGSMODEL Elk centrum werkt een voorstel van rapporteringsmodel uit en legt dit aan het Groepsbestuur voor. In elk geval dienen voorzien te worden: o Halfjaarlijks verslag aan de Bestuursraad van de wetenschappelijke en financiële stand van zaken o Voorbereiding en uitwerking van een jaarverslag dat tevens voorgelegd wordt aan de betrokken faculteiten en aan het Groepsbestuur HW. 5. HET STATUUT VAN EEN INTERFACULTAIR INTERDISCIPLINAIR CENTRUM BINNEN HUMANE WETENSCHAPPEN: BASISKADER VOOR NIEUWE CENTRA A. CRITERIA WAARAAN EEN IIC MOET BEANTWOORDEN i) Het centrum werkt rond een geëxpliciteerd eenheidsvormend thema; ii) Dit thema wordt interdisciplinair benaderd, waarbij ZAP leden uit minimaal 3 verschillende disciplines uit minstens 2 faculteiten van de groep HW betrokken zijn; iii) Het IIC kan een track record voorleggen dat getuigt van intensieve interdisciplinaire samenwerking. Dit moet met name blijken uit: gezamenlijke interdisciplinaire onderzoeksprojecten betrekking hebbend op het eenheidsvormend thema, bij voorkeur bij verschillende financieringskanalen, met promotor en co promotor(en) uit de betrokken disciplines/faculteiten (uiteraard niet voor elk project telkens allemaal); geregeld, collectieve interne onderzoekseminaries met de betrokken onderzoekers rond het eenheidsvormend thema; doctoraten rond het eenheidsvormend thema met promotor en copromotor(en) uit de betrokken disciplines/faculteiten (uiteraard niet voor elk doctoraat telkens allemaal); gezamenlijke publicaties (in die gevallen waar co auteurschap gebruikelijk of aangewezen is) rond het eenheidsvormend thema; de organisatie van gezamenlijke initiatieven van wetenschappelijke en maatschappelijke dienstverlening rond het eenheidsvormend thema. B. PROCEDURE VOOR ERKENNING VAN EEN NIEUW IIC Onderzoekers die een nieuw interdisciplinair centrum binnen de groep HW willen opzetten dienen een voorstel van oprichting op te maken. Dit voorstel van oprichting bevat minimaal: 4

5 o De visie, de missie en doelstellingen (met bijzondere aandacht voor het interdisciplinair karakter van het centrum) o De deelnemende onderzoekers o Een voorstel van penvoerende faculteit o Het governance model en de samenwerkingsafspraken o Het rapporteringsmodel o Bewijs dat aan de criteria voor interfacultair interdisciplinair centrum is voldaan (zie 5.A); met name dient reeds een zeker track record van systematische interdisciplinaire samenwerking te worden aangetoond. Het voorstel wordt ingediend bij de onderzoekscoördinator HW die het voorstel evalueert en een advies over al dan niet erkenning ter beslissing voorlegt aan het Groepsbestuur. C. VOORDELEN VERBONDEN AAN EEN ERKENNING ALS IIC Er wordt via specifieke webpagina s gezorgd voor duidelijke zichtbaarheid van de interfacultaire interdisciplinaire centra binnen de groep Humane Wetenschappen. Het statuut van IIC kan gelden als erkenning van een gevestigde onderzoekscontext waarnaar bij competitieve projectaanvragen kan worden verwezen. Dat zou in principe ook een argument kunnen zijn om bij eventuele toekenning van BOF middelen een evaluatiebonus voor interdisciplinariteit toe te kennen. In de mate van het mogelijke wordt ernaar gestreefd om voor de IIC gezamenlijke werkruimte te voorzien zodat de diverse betrokkenen minstens deeltijds ook fysiek samen kunnen werken. 6. VERREKENING VAN DE MERITES VAN DE INTERFACULTAIRE INTERDISCIPLINAIRE CENTRA TUSSEN DE BETROKKEN FACULTEITEN In eerste instantie wordt van de IIC verwacht dat zij expliciet afspraken maken over een faire verdeling van de algemene lusten en lasten over alle betrokkenen binnen het IIC : het opnemen van verantwoordelijkheden, het (co )promotorschap van projecten en doctoraten, de organisatie van de administratie, Met betrekking tot de merites dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen 5

6 Het verdelen van projectmiddelen over de promotoren van de verschillende deelnemende faculteiten De return van projecten in het intragroepsallocatiemodel HW Bij het verdelen van projectmiddelen over de promotoren van de verschillende faculteiten worden er van bij aanvang van het project duidelijke afspraken gemaakt over de taakverdeling binnen elk project. De middelen die verbonden zijn aan het uitvoeren van bepaalde taken, dienen ter beschikking gesteld te worden van het betrokken ZAP lid dat de taken uitvoert. Daarnaast is het allocatiegewijs goed dat de IIC zich bewust zijn van de problematiek en intern nadenken over hoe een billijke verdeling van de merites tussen de faculteiten er zou kunnen uitzien. Daarom wordt van de IIC gevraagd om op basis van het jaarverslag op een transparante manier aan het Groepsbestuur door te geven hoe de procentuele verdeling van de inzet en betrokkenheid van de betrokken ZAP leden er voor het afgelopen jaar uitzag. Binnen Lirias is er de mogelijkheid om projecten te identificeren met vb. Lectio, LCGGS, LCIS, wat de analyse kan faciliteren. Op die manier kan elke faculteit die bijdraagt aan (een) project(en) van een IIC ook die bijdrage vertaald zien in een verrekening in het allocatiemodel. 6