PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

Transcriptie

1 Nr november e jaargang PBO-blad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Bestuurssamenstellingen 2 Verordeningen en besluiten 3 BEDRIJFSLICHAMEN 4 Hoofdbedrijfschap Ambachten 4 Bosschap 14 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 20 Productschap Akkerbouw (PA 11 en PA 12) 20 Productschap Dranken (PD 4) 24 Productschap Pluimvee en Eieren (PPE 25 tot en met PPE 27) 24 Productschap Vee en Vlees (PVV 30) 28

2 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie Natuurlijke en rechtspersonen tot wie een ontwerpverordening van de Sociaal-Economische Raad of een bedrijfslichaam zich uitstrekt, kunnen gedurende vier weken bij de betreffende organisatie schriftelijk bedenkingen aanvoeren tegen de in dit Mededelingenblad gepubliceerde ontwerpverordening. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bestuurssamenstellingen Besluit benoemingsrechten Productschap Pluimvee en Eieren 2012 Besluit van de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad van 1 november 2011 tot aanwijzing van de organisaties die gerechtigd zijn tot het benoemen van de leden van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren onder bepaling van het aantal leden, dat per organisatie benoemd kan worden (Besluit benoemingsrechten Productschap Pluimvee en Eieren 2012). De Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad; Gelet op artikel 74, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gelet op artikel 5 van het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren; Gelet op de Verordening representativiteit organisaties; Gelet op de Instellingsverordening Bestuurskamer 2008; Gehoord de betrokken organisaties; Besluit: 1 Benoemingsgerechtigde organisaties Artikel 1 Elk van de volgende organisaties kan van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren, bestaande uit eenentwintig leden, het achter haar naam vermelde aantal leden benoemen: ORGANISATIES VAN ONDERNEMERS Voor de ondernemingen op het gebied van: de pluimveehouderij Land- en Tuinbouworganisatie Nederland 2 leden Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders van de drie Centrale Landbouw Organisaties 2 leden Nederlandse Vakbond Pluimveehouders 1 lid de verwerkende industrie en de groothandel in eieren Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandelaren 2 leden de verwerkende industrie en de groothandel in pluimvee, wild en tamme konijnen Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie 2 leden 2

3 de detailhandel in eieren en pluimvee Nederlandse Bond van Poeliers en Wildhandelaren 1 lid Vereniging Centraal Bureau Levensmiddelenhandel 1 lid ORGANISATIES VAN WERKNEMERS Voor de ondernemingen op het gebied van: de pluimveehouderij FNV Bondgenoten 3 leden CNV Vakmensen 1 lid de verwerkende industrie en de groothandel in eieren CNV Dienstenbond 1 lid FNV Bondgenoten 1 lid de verwerkende industrie en de groothandel in pluimvee, wild en tamme konijnen FNV Bondgenoten 2 leden CNV Vakmensen 1 lid de detailhandel in eieren en pluimvee FNV Bondgenoten 1 lid 2 Slotbepalingen Artikel 2 Het Besluit benoemingsrechten Productschap Pluimvee en Eieren 2011 wordt ingetrokken. Artikel 3 Dit besluit wordt geplaatst in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 4 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari Artikel 5 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit benoemingsrechten Productschap Pluimvee en Eieren Den Haag, 1 november 2011 A.H.G. Rinnooy Kan voorzitter E.A. van Bonzel Een organisatie kan tegen het op haar betrekking hebbende besluit binnen zes weken na de dag van verzending met een gemotiveerd bezwaarschrift bezwaar maken bij de Bestuurskamer. Verordeningen en besluiten De Toezichtkamer heeft op 3 november 2011 ingestemd met het besluit tot vaststelling van de jaarrekening 2010 van het Productschap Dranken. 3

4 BEDRIJFSLICHAMEN Hoofdbedrijfschap Ambachten Tervisielegging en verkrijgbaarstelling ontwerpbesluit vaststelling rekening inkomsten en uitgaven van het Bedrijfschap voor het Natuursteenbedrijf 2006 tot en met 21 mei 2008 Het dagelijks bestuur maakt, gelet op artikel 124, tweede lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 5, tweede lid van het Besluit opheffing Bedrijfschap voor het Natuursteenbedrijf, bekend dat het ontwerpbesluit tot vaststelling van de rekening der inkomsten en uitgaven van het Bedrijfschap voor het Natuursteenbedrijf over de periode van 1 januari 2006 tot en met 21 mei 2008, met toelichting bij het secretariaat, Ierlandlaan 21 te Zoetermeer, voor een ieder ter lezing is neergelegd en aldaar verkrijgbaar is. De beraadslagingen worden gehouden in de openbare bestuursvergadering van 14 december Ontwerp- Verordening bestemmingsheffing optiekbedrijf minimum kwaliteitseisen 2012 Ontwerp- Verordening van het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van 14 december 2011, houdende regels ter zake van de aan de ondernemers die het optiekbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffing minimum kwaliteitseisen voor het jaar 2012 (Verordening bestemmingsheffing optiekbedrijf minimum kwaliteitseisen 2012). Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 95, tweede lid en artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gezien het advies van de Commissie optiekbedrijf; Besluit: 1 BEGRIPSBEPALING EN TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. de ondernemer: degene die een onderneming drijft, dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; b. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; c. bestemmingsheffing: heffing die gebaseerd is op artikel 9, tweede lid, van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten. Artikel 2 Deze verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven waarin het optiekbedrijf wordt uitgeoefend. 2 DE HEFFING Artikel 3 1. Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening een onderneming drijven waarin het optiekbedrijf wordt uitgeoefend, wordt voor het jaar 2012 een heffing opgelegd ten behoeve van de handhaving van de minimum kwaliteitseisen optiekbranche. 2. De heffing wordt vastgesteld op grondslag van het aantal vestigingen waarin door de ondernemer het het optiekbedrijf wordt uitgeoefend. De heffing bedraagt 95,- voor iedere vestiging waarin het optiekbedrijf wordt uitgeoefend. 3. In afwijking van het tweede lid bedraagt de heffing, indien de ondernemer het bedrijf uitsluitend anders dan in een vestiging uitoefent, 95,- per onderneming. 4

5 4 OVERIGE BEPALINGEN Artikel 4 De artikelen 5 tot en met 14 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2012 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 5 De voorzitter neemt de besluiten op grond van de artikel 3. Artikel 6 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na afkondiging in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 7 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing optiekbedrijf minimum kwaliteitseisen Deze regeling zal met de toelichting in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie worden geplaatst. Den Haag, voorzitter TOELICHTING Inleiding Door het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten is de Verordening minimum kwaliteitseisen optiekbranche 2012 vastgesteld. In deze verordening worden voor de gehele optiekbranche naast opleidingseisen kwaliteits- en hygiëne-eisen aan de bedrijfsvoering van de opticien gesteld. Voor de toelichting op het belang van het stellen van minimum kwaliteitseisen voor deze branche en de noodzaak deze eisen publiekrechtelijk te handhaven, wordt verwezen naar de toelichting bij de Verordening minimum kwaliteitseisen optiekbranche Financiering van voorlichting, toezicht en handhaving Om een goede naleving van de verordening te bewerkstelligen zullen alle ondernemers in de branche worden geïnformeerd over de gestelde eisen en het belang daarvan voor de branche. Omdat zonder toezicht en handhaving een verordening waarin eisen worden opgelegd een lege huls is, zal het HBA de eisen door middel van tuchtrecht handhaven. In het kader van de controle op de naleving worden functionarissen aangesteld. Deze functionarissen hebben bevoegdheden om hun toezichthoudende taak te kunnen uitoefenen. De kosten voor de voorlichting, het toezicht en de handhaving worden bij de branche neergelegd. In de eerste twee jaren zullen alle opticiens, contactlensspecialisten en optometristen in Nederland tenminste eenmaal worden gecontroleerd. In de volgende jaren kan met een lagere frequentie worden gecontroleerd. In het eerste jaar worden tevens initiële kosten gemaakt: het tuchtgerecht met eigen secretariaat moet worden samengesteld en ingesteld; een handhavings- en sanctiebeleid moet worden geformuleerd en controleurs worden geschoold. In de aanloopfase is het niet duidelijk hoeveel de opbrengst uit de op te leggen boetes zal bedragen. Vooralsnog is daarom uitgegaan van een lage schatting van de opbrengst uit boeten. Na de eerste twee jaar zal naar verwachting de opbrengst uit de op te leggen boetes een belangrijk deel van de kosten kunnen dekken en zal de bestemmingsheffing navenant kunnen worden verlaagd. Door het bestuur van het HBA is voor de optiekbranche een adviescommissie ingesteld. Deze commissie heeft het bestuur geadviseerd onderhavige bestemmingsheffing vast te stellen. 5

6 Draagvlak De NUVO is een representatieve partij in de optiekmarkt, waarin grote en kleine bedrijven vertegenwoordigd zijn. De Algemene Ledenvergadering van de NUVO heeft ingestemd met het door middel van tuchtrecht afdwingen van minimum kwaliteitseisen. De vergadering stemde ook in met een bestemmingsheffing om de controle en handhaving middels tuchtrecht te financieren. PBO-toets Het geplande handhavingsproject voldoet aan de voorwaarden die het HBA als publiekrechtelijk bedrijfslichaam aan zijn activiteiten stelt; deze toets omvat de volgende elementen: pbo-gehalte: zij passen binnen de wettelijke taak en bevoegdheden van het HBA; complementariteit: bedoelde activiteiten worden niet of onvoldoende door de markt of door private organisaties opgepakt; non-exclusiviteit: de resultaten staan in beginsel aan alle bedrijfsgenoten, georganiseerden en niet-georganiseerden ter beschikking; evaluatie: er is voorzien in een evaluatie. primaat van stimuleren boven reguleren: in beginsel zijn de activiteiten gericht op het stimuleren van branchegenoten, zonder daarbij dwingende regels op te leggen. In het kader van minimum kwaliteitseisen kan met uitsluitend stimulerende maatregelen het gewenste minimum kwaliteitsniveau niet worden behaald (zie toelichting op de Verordening minimum kwaliteitseisen optiekbranche 2012) ; draagvlak: de activiteiten zijn afgestemd met de branche; Raming van de opbrengst De netto opbrengst van de heffing wordt voor het jaar 2012 geraamd op ,- (Zie voor berekening de Verordening tot eerste wijziging van de begroting 2012). Representativiteit De representativiteit van de optiekbranche bedraagt 67% op grond van aantal personen werkzaam bij georganiseerde bedrijven, 66% op grond van de omzet door georganiseerde bedrijven en 56% op grond van het aantal georganiseerde bedrijven (bron: Organisatorische representativiteit/draagvlak HBA 2007). Heffing De hoogte van de heffing bedraagt 95,- per vestiging of ambulante onderneming. De heffing wordt per vestiging opgelegd. Het doel van deze differentiatie is om, gelet op de doelstelling van de Verordening minimum kwaliteitseisen optiekbranche 2012 de lasten evenredig te verdelen. In deze verordening is geen verminderingsregeling opgenomen bij cumulatie van bestemmingsheffingen zoals in artikel 5 van de Verordening bestemmingsheffing optiekbedrijf 2012 wel is bepaald. Ook als het optiekbedrijf als nevenactiviteit wordt uitgeoefend zijn minimum kwaliteitseisen immers op de ondernemer van toepassing. Administratieve lastendruk en uitvoeringsaspecten De heffingsstructuur is zodanig dat zij voor de ondernemer geen administratieve lastendruk met zich brengt. De gegevens worden volledig ontleend aan het Handelsregister. Bovendien wordt de bestemmingsheffing gecombineerd opgelegd met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten, de Bestemmingsheffing optiekbedrijf en indien aan de orde met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Omdat in artikel 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie is geregeld dat de heffing bij dwangbevel kan worden ingevorderd, zijn in deze verordening geen handhavingsbepalingen nodig. Mededinging De verordening is getoetst aan het mededingingsrecht. In de verordeningen komen geen bepalingen voor die de mededinging beperken. Ook de met de opbrengst van de onderhavige bestemmingsheffing gefinancierde activiteit beperkt de mededinging niet. 6

7 Europese regelgeving Onderhavige verordening en de met de opbrengst van de bestemmingsheffing gefinancierde project kan niet als een steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden gekwalificeerd. De heffingsverordening is niet in strijd met overige Europees rechtelijke regelingen. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 2 Onder het optiekbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het aanmeten van visuele hulpmiddelen, met inbegrip van het doen van subjectieve of objectieve metingen van de ogen of het onderzoeken van de ogen op abnormaliteiten; het bedrijf van het aanmeten, aanpassen, assembleren of afpassen van brillen; het bedrijf van het herstellen van visuele of optische hulpmiddelen. De opticiens/contactlensspecialisten en optometristen vormen samen de optiekbranche. Zij leveren in de regel visuele hulpmiddelen af. Optometrie bevat onder meer het doen van objectieve metingen en het aanmeten en aanpassen van contactlenzen alsmede het beoordelen van en screenen van de ogen op aandoeningen. Artikel 3 De bestemmingsheffing wordt opgelegd naast de op grond van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2012 en de Verordening bestemmingsheffing optiebedrijf 2012 opgelegde heffingen. Artikel 4 Ten aanzien van de bestemmingsheffing is een aantal bepalingen van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2012 van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze bepalingen regelen onder meer de wijze waarop de heffing wordt opgelegd en de termijn waarbinnen de heffing moet zijn betaald. Den Haag, voorzitter Ontwerp- Verordening minimum kwaliteitseisen optiekbranche 2012 Ontwerp- Verordening van het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van 14 december 2011, houdende regels voor de waarborging van de kwaliteit in de optiekbranche (Verordening minimum kwaliteitseisen optiekbranche 2012). Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 93, 95, 102 en 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gezien de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004; Besluit: 1 DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. Hoofdbedrijfschap: het Hoofdbedrijfschap Ambachten; b. bestuur: het bestuur van het hoofdbedrijfschap; c. de voorzitter: de voorzitter van het hoofdbedrijfschap; d. het optiekbedrijf: het optiekbedrijf zoals bedoeld in het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten. 7

8 Artikel 2 Deze verordening is van toepassing op de ondernemer die een onderneming drijft waarin het optiekbedrijf wordt uitgeoefend. 2 KWALITEITSEISEN Artikel 3 1. De refractiebepaling wordt uitgevoerd door een ten minste op MBO niveau 4 gediplomeerd opticien. 2. Een opticien in opleiding mag de refractiebepaling verrichten na het behalen van de module refractioneren (binoculair zien) mits onder supervisie en verantwoordelijkheid van een ten minste op MBO niveau 4 gediplomeerd opticien en die op de locatie aanwezig is. 3. Een optometrist in opleiding mag de refractiebepaling verrichten na het behalen van Binoculaire refractie toets van de hbo-opleiding optometrie mits onder supervisie en verantwoordelijkheid van een tenminste op MBO niveau 4 gediplomeerd opticien en die op de locatie aanwezig is. Artikel 4 Een refractiebepaling moet minimaal voldoen aan: a. anamnese; b. subjectieve refractie volgens KC- of nevelmethode; c. binoculaire test. Artikel 5 1. Een ruimte waar de refractiebepaling plaatsvindt, is zodanig ingericht dat deze privacy biedt, verduisterbaar is en dat een subjectieve refractie accomodatievrij kan worden verricht. 2. Voor refractiebepaling staan de volgende instrumenten ter beschikking: a. verlichte letterproef of optotypenprojector; b. proefglazenset al dan niet met phoropter. Artikel 6 1. De contactlensaanpassing en controle wordt uitgevoerd door een persoon die ten minste het door de representatieve brancheorganisatie danwel representatieve brancheorganisaties gezamenlijk erkende diploma contactlensspecialist heeft behaald. 2. Een contactlensspecialist in opleiding mag de contactlensaanpassing en controle van zachte contactlenzen uitvoeren na het behalen van de module zachte contactlenzen mits onder supervisie en verantwoordelijkheid van een persoon die ten minste het door de representatieve brancheorganisatie danwel de representatieve brancheorganisaties gezamenlijk erkende diploma contactlensspecialist heeft behaald en die op de locatie aanwezig is. 3. Een contactlensspecialist in opleiding mag de contactlensaanpassing en controle van vormstabiele contactlenzen uitvoeren na het behalen van de module vormstabiele contactlenzen mits onder supervisie en verantwoordelijkheid van een persoon die ten minste het door de representatieve brancheorganisatie danwel de representatieve brancheorganisaties gezamenlijk erkende diploma contactlensspecialist heeft behaald en die op de locatie aanwezig is. 4. Een optometrist in opleiding mag de contactlensaanpassing en controle voor zachte contactlenzen uitvoeren na het behalen van module zachte lenzen van de hboopleiding optometrie mits onder supervisie en verantwoordelijkheid van een persoon die ten minste het door de representatieve brancheorganisatie danwel de representatieve brancheorganisaties gezamenlijk erkende diploma contactlensspecialist heeft behaald en die op de locatie aanwezig is. 5. Een optometrist in opleiding mag de contactlensaanpassing en controle voor vormstabiele contactlenzen uitvoeren na het behalen van module vormstabiele contactlenzen van de hbo-opleiding optometrie mits onder supervisie en verantwoordelijkheid van een persoon die ten minste het door de representatieve brancheorganisatie danwel de representatieve brancheorganisaties gezamenlijk erkende diploma contactlensspecialist heeft behaald en die op de locatie aanwezig is. 8

9 Artikel 7 Een ruimte waar contactlenzen worden aangepast beschikt over de volgende instrumenten en voorzieningen: a. verlichte letterproef of optotypenprojector; b. proefglazenset al dan niet met phoropter; c. opthalmometer, keratometer of cornea topograaf; d. spleetlampmicroscoop; e. stromend water; f. paslenzen en fluoresceïne; g. UV-lamp of kobaltfilter. Artikel 8 1. Een bril wordt volgens de Bieselsmethode afgepast door, of onder supervisie en verantwoordelijkheid van ten minste een op mbo niveau 4 gediplomeerd opticien en die op de locatie aanwezig is. 2. De Richtlijn afpassen brillen volgens de Bieselsmethode is in de ruimte waar de refractiebepaling plaatsvindt aanwezig. 4 TOEZICHT Artikel 9 1. Het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften wordt uitgeoefend door een door het bestuur namens het hoofdbedrijfschap aangewezen dienst of personen. 2. De ondernemer is verplicht mee te werken aan het door de aangewezen dienst of personen uit te oefenen toezicht. 3. Ten behoeve van de controle op de in de artikelen 3, 6 en 8 gestelde eisen ligt voor de met het toezicht belaste persoon op de locatie een kopie van het in de artikelen 3, 6 en 8 bedoelde diploma of en kopie van het bewijs dat de in de artikelen 3, 6 en 8 bedoelde module is behaald, ter inzage. 4. De in het eerste lid bedoelde dienst of personen is/zijn bevoegd berechtingsrapporten ten behoeve van tuchtrechtelijke afhandeling op te maken. 5 HANDHAVING Artikel 10 Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld zoals voorzien in de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie OVERIGE BEPALINGEN Artikel 11 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli Artikel 12 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening minimum kwaliteitseisen optiekbranche Deze regeling zal met de toelichting in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie worden geplaatst. Den Haag, voorzitter 9

10 TOELICHTING Inleiding Het oog is een essentieel maar ook kwetsbaar orgaan voor de mens. De consument verwacht dat een oogonderzoek of meting wordt verricht door een vakbekwaam (gediplomeerd) opticien. Binnen het grootste deel van Europa is dit wettelijk geregeld. Nederland vormt hierop een negatieve uitzondering. Sinds de afschaffing van de Vestigingswet Bedrijven worden in Nederland geen wettelijke opleidingseisen meer gesteld aan opticiens. Hierdoor is de vreemde situatie ontstaan dat een oogmeting in de jaren 80 nog was voorbehouden aan een oogarts en dat een oogmeting nu door iedereen mag worden gedaan. De NUVO hecht er sterk aan dat alle oogmetingen in de branche worden verricht door ten minste gediplomeerde opticiens. De consument ziet de opticien als eerste aanspreekpunt voor oogzorg en gaat ervan uit dat de overheid vakbekwaamheidseisen stelt aan optiekbedrijven. Consumenten lette daarom niet op keurmerken en kunnen zoals vaak in de zorg, moeilijk zelf een inschatting maken van de deskundigheid van een optiekbedrijf. Klanttevredenheid is hierbij namelijk niet allen van belang. Het ontbreken van deskundigheid verhoogt de kans op het niet (tijdig) signaleren van de tekenen om te moeten doorverwijzen maar ook de kans op kostbare onterechte doorverwijzingen. Ondeskundigheid leidt daarom niet alleen tot slechte producten en dienstverlening, maar zorgt ook voor een inefficiënt gebruik van de eerste- en tweedelijns zorg en voor gebrekkige zorg voor de consument. De koppeling van handelingen zoals een oogmeting aan een erkend MBO-optiekdiploma is daarom een randvoorwaarde. Hiertoe is regulering vereist gebleken. De NUVO heeft zich tot het HBA gewend met het verzoek op grond van artikel 93 van de Wet op de bedrijfsorganisatie een verordening vast te stellen waarin deze randvoorwaarde publiekrechtelijk wordt gerealiseerd en gehandhaafd. Geen adequate alternatieven De branche heeft eerst op andere manieren gepoogd aan de verwachtingen en belangen van de consument tegemoet te komen. Dit heeft niet tot een bevredigende oplossing geleid. Door de toepassing van kwaliteitskeurmerken is geprobeerd de belangen van de consument te beschermen. Door de grote diversiteit aan keurmerken levert dit in de praktijk echter niet het gewenste resultaat op. Het blijft vaak onduidelijk voor de consument of de opticien daadwerkelijk gediplomeerd is. De afgelopen jaren heeft de NUVO verschillende kwaliteitsverbeteringstrajecten opgestart voor haar leden. Dit heeft merkbaar tot een verbeterde kwaliteit van de bedrijfsvoering van de branche als geheel geleid. Echter een klein deel binnen de optiekbranche kiest ervoor om niet mee te gaan in dit kwaliteitsverbeteringstraject. De ondernemers die bewust niet mee gaan in die kwaliteitsverbetering zijn te vinden binnen alle segmenten in de optiekbranche. De eventuele gevolgen van deze niet gekwalificeerde dienstverlening raken de belangen van de consument en hiermee de gehele optiekbranche, onevenredig zwaar. Dit is een onwenselijke situatie. De branche loopt hierdoor bovendien het reële risico op imagoschade. De Nationale Opticienstest van het AD in september 2008 liet zien dat bij één op de vier optiekzaken de oogmeting niet goed (genoeg) werd uitgevoerd. De NUVO produceerde het boekje: Waarom elke opticien een diploma moet hebben! Tien levensechte argumenten voor bescherming beroep opticien. Dit is onder andere aangeboden aan leden van de Tweede Kamer. De NUVO heeft aangestuurd op opname van de opticien in de Wet BIG. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft echter aangegeven de Wet BIG niet de geëigende weg te vinden gelet op de huidige doelen en criteria van deze wet. Nadeel van de BIG-erkenning is overigens dat deze op individueel niveau ligt. Voorkeur heeft normering op ondernemingsniveau waardoor de handhaving een stuk eenvoudiger is. De onderhavige verordening van het HBA ligt op ondernemingsniveau. Voorafgaande aan de vaststelling van de onderhavige verordening heeft op ambtelijk niveau afstemming plaatsgevonden met het Ministerie van Volksgezondheid. 10

11 De NUVO heeft onderzoek gedaan naar mogelijk relevante Europese wet- en regelgeving ten aanzien van aan het optiekambacht te stellen kwaliteitseisen. Hierbij was de ECOO betrokken. Dit is de Europese koepelorganisatie voor de opticiens. Uit dit onderzoek blijkt dat vanuit de EU geen regelgeving is te verwachten waarin aan het beroep van opticien kwaliteitseisen worden gesteld. Het is aan de lidstaten zelf om eisen te stellen aan de kwaliteit van beroepen/ambachten mits dit noodzakelijk en proportioneel is om het beoogde doel te bereiken. Gezien de regelgeving in omringende landen, is het niet vreemd dat van overheidswege een minimumkwaliteit voor de uitoefening van het optiekbedrijf wordt afgedwongen. Gevolgen voor en draagvlak bij de ondernemers Het bij verordening aan een branche opleggen van onderhavige regeling is een zwaar middel. De eisen die worden afgedwongen zijn echter zodanig dat iedere opticien hieraan kan voldoen. Het gaat immers om een minimum niveau. De meeste ondernemers in de branche stemmen in met een regeling waarmee een minimum kwaliteitsniveau in de branche wordt vastgelegd. De ondernemers in de branche zijn doordrongen van het feit dat het volksgezondheidsaspect een wezenlijk aspect is van hun vak en iedere opticien tenminste het minimumniveau moet hebben. De leden van de NUVO zijn de afgelopen periode voortdurend op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen op het gebied van minimum kwaliteitseisen. De algemene vergadering van de NUVO heeft ingestemd met deze regelgeving die krachtens de verordening voor de gehele optiekbranche bindend zal zijn. De ondernemers hebben voor de handhaving van deze regeling ook een financiële bijdrage over. Er is een voorlopige begroting gemaakt voor de kosten verbonden aan de controle, het tuchtgerecht en de secretariële ondersteuning. De totale kosten op jaarbasis worden geraamd op Deze begroting resulteert in een heffing van circa 95 per vestiging per jaar. Noodzaak voor verordening Zoals gezegd is het bij verordening opleggen van een regeling is een zwaar middel. De wetgever plaatst in dat licht de volgende kanttekening bij artikel 93: Verordenende bevoegdheden zijn een noodzakelijk instrument om alle bedrijfsgenoten indien de noodzaak daartoe wordt aangetoond te kunnen binden. De binding van alle bedrijfsgenoten kan in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn voor een evenwichtige ontwikkeling van de sector. Ongebondenheid van een minderheid zou deze ontwikkeling kunnen frustreren en kunnen leiden tot negatieve effecten. De negatieve effecten en de frustratie van de ontwikkeling van de sector zullen dus duidelijk naar voren moeten komen. Uit het in deze toelichting wordt overwogen, kan worden geconcludeerd dat algemeen verbindende regels op het gebied van de minimumkwaliteit zonder meer noodzakelijk zijn. Wegens gebrek aan afdoende alternatieven is de reglementering via een verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten de enige mogelijkheid. Inhoud regeling Naast opleidingseisen streeft men naar het stellen van kwaliteits- en hygiëne-eisen aan de bedrijfsvoering van de opticien. Door het stellen van eisen op deze terreinen verwacht de NUVO een belangrijke stap in het professionaliseringstraject voor de optiekbranche te kunnen zetten. De NUVO richt zich hierbij op regelgeving op ondernemersniveau. Dit vanuit de gedachte om de verantwoordelijkheid voor de (professionalisering van de) bedrijfsvoering daar te leggen waar deze hoort, namelijk bij de ondernemer. Gelet op het te dienen belang dient de regelgeving bindend te zijn voor de gehele optiekbranche. Wettelijke bevoegdheid De wettelijke taak van het HBA is: een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen, waarvoor het HBA is ingesteld, te bevorderen, alsmede het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen (art. 71 Wbo). Het bij verordening bepalen 11

12 van minimum kwaliteitseisen voor de optiekbranche valt onder deze wettelijke taakstelling van het HBA. Het HBA is een publiekrechtelijk bedrijfslichaam. Het bestuur van het HBA heeft verordenende bevoegdheid. Deze bevoegdheid is gebaseerd op de Grondwet (artikel 134). In artikel 93 van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo) is deze verordenende bevoegdheid nader geregeld. Een verordening om de kwaliteit van de dienstverlening en de bedrijfsvoering te verbeteren valt onder de onderwerpen b en c van artikel 93, tweede lid. Op grond van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten kan het hoofdbedrijfschap op basis van dit artikel verordeningen vaststellen. Een dergelijke verordening past dan ook binnen de wettelijke taak van het HBA. De regeling van minimum kwaliteitseisen is niet bij of krachtens de wet uitsluitend aan anderen overgelaten. De verordeningen kunnen bindende regelen inhouden voor natuurlijke en rechtspersonen, die de ondernemingen, waarvoor het HBA is ingesteld, drijven, alsmede voor de personen, werkzaam bij die ondernemingen (artikel 102, lid 1 Wbo). Werkingssfeer Uitgangspunt van de wet is dat de werkingssfeer van verordeningen zich niet verder uitstrekt dan tot de bedrijfsgenoten waarvoor het Hoofdbedrijfschap is ingesteld. Alle ondernemingen die het optiekbedrijf uitoefenen vallen onder de werkingssfeer van het Hoofdbedrijfschap Ambachten. Een algemeen verbindende regeling bindt daardoor alle ondernemers in deze branche. Onder het optiekbedrijf wordt volgens het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten verstaan: - het bedrijf van het aanmeten van visuele hulpmiddelen, met inbegrip van het doen van subjectieve of objectieve metingen van de ogen of het onderzoeken van de ogen op abnormaliteiten; - het bedrijf van het aanmeten, aanpassen, assembleren of afpassen van brillen of contactlenzen; - het bedrijf van het herstellen van visuele of optische hulpmiddelen, verrekijkers, loepen en dergelijke. De opticiens en optometristen vormen samen de optiekbranche. Oogartsen die in het kader van hun oogartsenpraktijk oogmetingen verrichten of ogen onderzoeken op abnormaliteiten, oefenen uiteraard niet het optiekbedrijf uit. Draagvlak De NUVO is een representatieve partij in de optiekmarkt, waarin grote en kleine bedrijven vertegenwoordigd zijn. De concepteisen zijn aan alle leden voorgelegd en op basis van reacties aangepast. Deze aangepaste versie is behandeld in een Algemene Ledenvergadering. Opmerkingen van leden zijn in een nieuwe versie verwerkt. Het bestuur heeft de eisen definitief vastgesteld. Binnen het bedrijfsleven is er voldoende draagvlak voor het bestuursrechtelijk afdwingen van de kwaliteitseisen. Periodieke toets Iedere vier jaar moet het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten de bestaansgrond van de verordening toetsen. Hierover moet verslag worden uitgebracht aan de betrokken ministers (art. 106, lid 2 Wbo). Toezicht en handhaving Zonder toezicht en handhaving is een verordening waarin eisen worden opgelegd een lege huls. De Wbo biedt in combinatie met het instellingsbesluit twee mogelijkheden voor het toezicht en de handhaving, dat zijn het strafrecht en het tuchtrecht (art. 104). Aanwijzing als strafbaar feit kan slechts plaatsvinden, indien dat nodig is voor de bescherming van de door de betrokken bepaling beschermde belangen. Naar het oordeel van het kabinet is het uitgangspunt van de wet dat handhaving plaatsvindt door middel van tuchtrecht tenzij strafrechtelijke handhaving geboden is. Strafrechtelijke handhaving kan alleen aan de orde komen als het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen daartoe noopt. Oftewel het strafrecht vervult een vangnetfunctie. Tuchtrechtelijke handhaving van onderhavige kwaliteitseisen is een adequate vorm. 12

13 Het HBA stelt in 2012 een tuchtgerecht in. Hierbij wordt samenwerking gezocht met een reeds bestaand tuchtgerecht binnen de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. In het kader van de controle op de naleving wordt een dienst aangewezen die voldoende bevoegdheden heeft om de toezichthoudende taak uit te kunnen oefenen. Het besluit tot aanwijzing van dienst die is belast met het toezicht op de naleving behoeft de goedkeuring van de betrokken ministers. Europese regelgeving De verordening is niet in strijd met Europees rechtelijke regelingen. Lidstaten van de EU moeten op grond van het EU-verdrag in beginsel producten tot hun markt toelaten die afkomstig zijn uit andere landen en die daar rechtmatig dat wil zeggen. overeenkomstig de in die andere lidstaat geldende regelgeving, zijn vervaardigd of in de handel gebracht. De in de verordening gestelde eisen zijn niet aan te merken als eisen die aan goederen of producten worden gesteld. De verordening behoeft dan ook geen notificatie. Diensten moeten in beginsel in de hele EU vrij kunnen worden verricht. Dit is slechts anders, wanneer sprake is van een gerechtvaardigde uitzondering. Zo zijn bijvoorbeeld nationale maatregelen die het vrij goederen- of dienstenverkeer beperken om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid toegestaan, mits deze maatregelen noodzakelijk en proportioneel zijn. De noodzaak en proportionaliteit is hierboven al toegelicht. Ondernemers uit andere lidstaten van de EU, die over een (nagenoeg) gelijkwaardig diploma beschikken, voldoen hiermee aan de bij deze verordening gestelde diploma-eis. Zij kunnen de gelijkwaardigheid van het buitenlandse diploma aantonen door middel van een positieve diplomawaardering door het Informatiecentrum Diplomawaardering (IcDW). Het stellen van de onderhavige eisen valt wel volledig onder de werkingssfeer van de Dienstenrichtlijn. De door het HBA gestelde eisen vallen niet onder de categorie verboden eisen. Krachtens de Dienstenrichtlijn zal het HBA de verordening melden. Administratieve lasten Onderhavige verordening creëert geen administratieve lasten. Financiering Voor de financiering van de kosten voortvloeiende uit de handhaving van deze verordening zal, zoals hierboven al gememoreerd, een aparte bestemmingsheffing aan alle branchegenoten worden opgelegd. Mededinging De onderhavige verordening staat de gezonde mededinging niet in de weg omdat deze verordening alle branchegenoten bindt (art, 93, lid 5 Wbo). De gestelde eisen hebben een minimumkarakter om consumenten een kwaliteitsgarantie te geven, maar ook om er voor te zorgen dat er voor bedrijven voldoende ruimte overblijft om te concurreren op kwaliteit. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 Onder het optiekbedrijf wordt krachtens het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten verstaan: - het bedrijf van het aanmeten van visuele hulpmiddelen, met inbegrip van het doen van subjectieve of objectieve metingen van de ogen of het onderzoeken van de ogen op abnormaliteiten; - het bedrijf van het aanmeten, aanpassen, assembleren of afpassen van brillen of contactlenzen; - het bedrijf van het herstellen van visuele of optische hulpmiddelen, verrekijkers, loepen en dergelijke. De opticiens en optometristen vormen samen de optiekbranche. 13

14 Oogartsen die in het kader van hun oogartsenpraktijk oogmetingen verrichten of ogen onderzoeken op abnormaliteiten, oefenen uiteraard niet het optiekbedrijf uit. Artikel 9 Op de locatie waar het optiekbedrijf wordt uitgeoefend dient een kopie van het desbetreffende diploma aanwezig te zijn. Deze verplichting wordt gesteld om de controle van de in deze verordening gestelde dipomaverplichting effectief en efficiënt te laten verlopen. De NUVO heeft een register van de bij haar leden werkzame opticiens. Dit register is toegankelijk voor de controleurs. De controleurs zullen bij de controle dit register raadplegen. Artikel 11 De verordening treedt op 1 juli 2012 in werking. Dit biedt het HBA de gelegenheid voordat de verordening in werking treedt alle ondernemers in de branche te informeren. Ook wordt de periode vóór 1 juli gebruikt om het handhaving te organiseren en een tuchtgerecht in te stellen. Den Haag, voorzitter Bosschap Ontwerp- Verordening Bosschap Heffing Subsidies en Bijdragen 2012 Verordening van het Bosschap van 8 december 2011 houdende regels ter zake van de aan de onder de werkingssfeer van het Bosschap vallende ondernemingen op te leggen heffing subsidies en bijdragen voor het jaar 2012 (Verordening Bosschap Heffing Subsidies en Bijdragen 2012) Het bestuur van het Bosschap; Gelet op artikelen 93, 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op artikel 7 van het Instellingsbesluit Bosschap; Besluit: 1 Begripsbepalingen Artikel 1 Deze verordening verstaat onder: 1. onderneming: onderneming waarvoor het Bosschap is ingesteld: a. onderneming waarin de bosbouw, het bosbeheer, het natuurbeheer of de houtteelt wordt uitgeoefend; b. bosbouwambachtonderneming als bedoeld in artikel 1, sub c van het Instellingsbesluit Bosschap; 2. ondernemer: ondernemer als bedoeld in artikel 1 tweede lid van de Registratieverordening Bosschap 2010; 3. register: register als bedoeld in artikel 4 van de Registratieverordening Bosschap 2010; 4. bosgrond: oppervlakten grond als bedoeld in artikel 1 vierde lid van de Registratieverordening Bosschap 2010; 5. omzet boswerk: omzet boswerk als bedoeld in artikel 1 zesde lid van de Registratieverordening Bosschap 2010; 6. heffingsplichtige: de ondernemer wiens onderneming op 1 januari 2012 staat ingeschreven in het register; 7. hectareheffing: heffing als bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van het Instellingsbesluit Bosschap; 14

15 8. omzetheffing: heffing als bedoeld in artikel 7 eerste lid onder b van het Instellingsbesluit Bosschap; 9. heffing: de hectareheffing of de omzetheffing; 10. voorzitter: voorzitter van het Bosschap. 2 Heffingen Artikel 2 1. De heffingsplichtige is voor het jaar 2012 per onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 1.a. een hectareheffing aan het Bosschap verschuldigd van 0,18 per ha bosgrond. 2. Indien de oppervlakte bosgrond niet in het register staat opgenomen, wordt deze oppervlakte geschat en wordt de heffing ambtshalve door de voorzitter opgelegd. Artikel 3 1. De heffingsplichtige met betrekking tot een onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 1.b., ontvangt voor iedere bosbouwambachtonderneming een formulier voor opgave omzet boswerk. 2. De voorzitter stelt het formulier als bedoeld in lid 1 voorafgaand vast. 3. Verzending van een formulier als bedoeld in lid 1 kan achterwege blijven indien de gevraagde gegevens op een andere wijze worden verkregen. 4. De heffingsplichtige verstrekt de op het formulier als bedoeld in lid 1 gevraagde gegevens binnen een maand na ontvangst van dit formulier. 5. De heffingsplichtige is voor het jaar 2012 per bosbouwambachtonderneming een omzetheffing aan het Bosschap verschuldigd volgens onderstaande tariefschaal. Omzet boswerk Omzetheffing 0 tot , tot , tot , tot , tot , en meer 36,22 6. De omzet wordt bepaald aan de hand van het formulier voor opgave omzet boswerk 2011, waarop is aangegeven: - de hoeveelheid omzet aan boswerk in geld (excl. BTW) - de hoeveelheid omzet aan boswerk in m 3 gekocht of verkregen hout als bedoeld in artikel 1, zesde lid van de Registratieverordening Bosschap Voor de bepaling van de omzet in m 3 over 2011 wordt het gekochte of verkregen hout gewaardeerd tegen 11,90 per m Indien de omzet boswerk als bedoeld in de voorgaande leden niet in het register staat opgenomen, wordt deze geschat en wordt de heffing ambtshalve door de voorzitter opgelegd. Artikel 4 Voor de toepassing van deze verordening wordt gebruik gemaakt van de gegevens, verstrekt krachtens de Registratieverordening Bosschap 1954, de Registratieverordening Bosschap 1957, de Registratieverordening Bosschap 1990, de Registratieverordening Bosschap 1998, de Registratieverordening Bosschap 2002, de Registratieverordening Bosschap 2006, de Registratieverordening Bosschap 2009, de Registratieverordening Bosschap 2010 en de opgave van de behaalde omzet als bedoeld in artikel 3. Artikel 5 1. Aan de heffingsplichtige die lid of indirect lid is van: - de Nederlandse Vereniging van Boseigenaren (verder: NVBE) of - de Algemene Vereniging Inlands Hout (verder: AVIH) wordt een aftrek toegestaan ter grootte van 50% van de aan de NVBE of AVIH betaalde contributie, tot een maximum van 10% van de heffing inzake subsidies en bijdragen

16 Bij de berekening van de aftrek worden alleen de hectareheffing en omzetheffing betrokken en alleen het hectare- of omzetgerelateerde deel van de contributie aan NVBE en AVIH. De aftrek wordt voorts slechts verleend, indien uit door NVBE en AVIH verstrekte opgaven blijkt, dat de contributie over het aan de heffing voorafgaande jaar is betaald. 2. Onder indirecte leden van de NVBE worden in dit verband verstaan leden van de NVBE Sectie Overheden en leden van de Federatie Particulier Grondbezit, alleen en voor zover zij bos of natuur in eigendom, erfpacht, opstalrecht of vruchtgebruik hebben. Onder directe leden van de NVBE worden verstaan Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en De Landschappen. 3. Andere ondernemersorganisaties kunnen ten behoeve van hun leden een verzoek bij het dagelijks bestuur van het Bosschap indienen om eveneens te worden toegelaten tot de aftrekregeling als bedoeld in het eerste lid. Toegelaten wordt een organisatie die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die aan de voorwaarden voldoet zoals bedoeld in Beleidsregel 5 van het Besluit beleidsregels toezicht van de SER, juncto artikelen 3 tot en met 7 en artikel 9 van de Verordening Representativiteit Organisaties van de SER. 4. Aan de heffingsplichtige wordt per kalenderjaar jaar slechts eenmaal de aftrek, als bedoeld in het eerste tot en met derde lid, toegekend. Artikel 6 Oplegging van de heffing geschiedt door of namens het bestuur door middel van toezending of uitreiking van een gedagtekende heffingsaanslag aan de heffingsplichtige. De heffingsaanslag bevat: a. de naam van de heffingsplichtige b. een specificatie van het bedrag van de heffing; c. in de daarvoor in aanmerking komende gevallen het in artikel 5 bedoelde bedrag van de aftrek; d. het totaal van de heffingsaanslag. 3 Betaling en invordering Artikel 7 1. De heffingsplichtige voldoet de heffing binnen 30 dagen na dagtekening van de aanslag. 2. Indien de heffingsplichtige het bepaalde in het eerste lid niet of niet geheel nakomt, ontvangt de heffingsplichtige een herinnering. 3. Indien de heffingsplichtige de heffing binnen twee weken na dagtekening van de herinnering niet of niet geheel heeft betaald, ontvangt de heffingsplichtige een schriftelijke aanmaning om alsnog binnen 14 dagen te betalen. 4. Indien de heffingsplichtige de heffing op basis van de in het voorgaande lid genoemde aanmaning niet of niet geheel heeft betaald, volgt invordering bij dwangbevel. 4 Slotbepalingen Artikel 8 Deze verordening treedt in werking met ingang 1 januari Artikel 9 Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Bosschap Heffing Subsidies en Bijdragen Driebergen, voorzitter 16

17 ALGEMENE TOELICHTING Inleiding Uit de heffing inzake subsidies en bijdragen worden door het Bosschap de subsidies en bijdragen gefinancierd die worden verstrekt op het gebied van onderzoek, voorlichting en opleiding in het algemeen belang van de sector bos en natuur. De maatregelen dragen bij aan de verdere ontwikkeling van deze sector en kunnen bezwaarlijk door de individuele bedrijven worden geïnitieerd en gefinancierd. Resultaten van ondersteunde activiteiten worden gepubliceerd in de daarvoor in aanmerking komende vakbladen en/of worden op verzoek van belangstellenden beschikbaar gesteld; alle belangstellenden kunnen dan ook van de resultaten profiteren. Subsidiering of het toekennen van bijdragen zonder dat daaraan een algemeen belang kan worden toegekend wordt niet als een Bosschapstaak gezien. Voorts verdient hier opmerking dat alle activiteiten zijn c.q. worden beoordeeld aan de hand van de zgn. PBO-toets (is sprake van een gemeenschappelijk belang, is sprake van een complementaire activiteit, dus aanvullend en/of versterkend, en voorziet de activiteit in een duidelijke behoefte, m.a.w. is dus vraag gestuurd). Financiering van deze activiteiten uit publieke middelen acht het bestuur nodig omdat het (mede) om een collectief belang van de sector gaat waaraan alle bedrijfstakgenoten zouden behoren bij te dragen. Door van alle ondernemers een bijdrage te vragen kunnen de financiële lasten per onderneming relatief laag gehouden worden. Financiering langs privaatrechtelijke weg acht het bestuur hier niet aan de orde, gelet op het algemene en gemeenschappelijke belang. Bovendien zal financiering langs die weg niet tot het gewenste resultaat leiden. Heffingen In verband met de toename van de begrote uitgaven wordt de heffing voor bosgronden verhoogd van 0,15 naar 0,18. De tarieven van de heffing bij bosbouwambachtondernemingen stijgen eveneens en bedragen nu respectievelijk 7,29, 14,47, 21,75, 28,93 en 36,22 per omzetklasse. De opbrengst van de heffing voor het jaar 2012 wordt begroot op ,-. De heffing is in de begroting opgenomen onder de hoofdfunctie bestuur. De heffing inzake Subsidies en Bijdragen en de daaruit te financieren activiteiten zijn door de Europese Commissie goedgekeurd bij beschikking van 28 februari 2000 (Steunmaatregel nr. N 754/99). Uitvoering en handhaving Alle ondernemingen krijgen een heffing opgelegd naar de situatie per 1 januari van het onderhavige jaar. Artikel 6 vermeldt welke gegevens de heffingsaanslag dient te bevatten. Conform artikel 7 dient de onderneming de heffingsaanslag binnen een maand na dagtekening te betalen. Ondernemingen die op dat moment niet hebben betaald, krijgen een eerste herinnering, op basis waarvan binnen de daarin gestelde termijn de aanslag alsnog dient te worden betaald. Ondernemingen die op basis van de eerste herinnering niet tijdig hebben betaald, ontvangen een tweede herinnering, op basis waarvan binnen de daarin gestelde termijn de aanslag dient te worden betaald. Ondernemingen die ook op basis van de tweede herinnering niet tijdig hebben betaald, worden telefonisch benaderd. Hen wordt gevraagd naar de reden van het niet voldoen van de aanslag en hen wordt aangegeven binnen een daartoe aan te geven korte termijn te betalen. Zo niet, dan wordt de vordering uit handen gegeven en gaat een traject van inning via de deurwaarder van start. Administratieve lasten In het kader van de Code Goed Bestuur van de product- en bedrijfschappen dient in de toelichting bij de heffingsverordening te worden ingegaan op omvang en noodzaak van administratieve lasten in dit verband. De omvang van de administratieve lasten is vermeld in de meting ter zake voor het jaar Dat ziet er als volgt uit. 17

18 Naam verordening Verordening Algemene Heffing en Verordening Subsidies en Bijdragen Verordening Algemene Heffing en Verordening Subsidies en Bijdragen Administratieve handeling Totaal administratieve lasten Aantal bedrijven Gemidd. admin. last per bedrijf Opgave omzet , ,49 Betaling heffing , ,02 Over de noodzaak van administratieve lasten kan worden gesteld, dat opgave van de omzet en betaling van de heffing verplicht is, en dat deze handelingen administratieve lasten meebrengen. Echter, doordat steeds meer bedrijven hun opgave omzet via mijnbosschap.nl (sinds 2010) digitaal aanleveren, gaan de administratieve lasten op dat punt substantieel afnemen. Verder worden de administratieve lasten in het kader van deze verordening beperkt, doordat de heffing op grond van deze verordening tezamen met de heffing op grond van de Verordening Bosschap Algemene Heffing 2012 in één heffingsaanslag wordt opgelegd, hetgeen de betaling ervan vergemakkelijkt. Ook een eventuele aanmaning en een mogelijk daaropvolgend invorderingstraject volgen dezelfde, gezamenlijke route. Wijzigingen ten opzichte van voorgaande verordening In deze verordening zijn ten opzichte van de Verordening Bosschap Heffing Subsidies en Bijdragen 2011 de volgende wijzigingen aangebracht: - verhoging van de areaalheffing voor bosgronden van 0,15 naar 0,18 per hectare - verhoging van de omzetheffing per omzetklasse voor bosbouwambachtondernemingen van (respectievelijk) 5,48 naar 7,29, van 10,88 naar 14,47, van 16,35 naar 21,75, van 21,75 naar 28,93, en van 27,23 naar 36,22 - de maximum hoogte van de aftrek van de contributie als bedoeld in artikel, 5 lid 1 is teruggebracht van 30% van de heffing naar 10% van de heffing (2012 is daarmee laatste jaar van aftrek). Tevens zijn een groot aantal redactionele wijzigingen en enkele andere correcties doorgevoerd. Ten slotte is in de toelichting op de verordening informatie opgenomen over omvang, noodzaak en beperking van de administratieve lasten in het kader van deze verordening. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 5 Artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie biedt de mogelijkheid om aan heffingsplichtigen, die lid zijn van een ondernemersorganisatie, een aftrek op de heffing toe te staan (de zogenaamde Schilthuis- of georganiseerdenaftrek). Deze aftrek wordt, conform het bepaalde in het achtste lid van bovengenoemd artikel, afgebouwd en in 2013 afgeschaft. Voor aftrek komen in ieder geval in aanmerking de leden van de organisaties die in het bestuur van het Bosschap zijn vertegenwoordigd, te weten de Nederlandse Vereniging van Boseigenaren en de Algemene Vereniging Inlands Hout. De filosofie achter de georganiseerdenaftrek is, dat het binnen het Bosschap georganiseerde deel van het bedrijfsleven in het kader van de brancheoverstijgende 18