Sociaal- Economische Raad

Transcriptie

1 Sociaal- Economische Raad

2 Natuurlijke en rechtspersonen tot wie een ontwerpverordening van de Sociaal-Economische Raad of een bedrijfslichaam zich uitstrekt, kunnen gedurende vier weken bij de betreffende organisatie schriftelijk bedenkingen aanvoeren tegen de in dit Mededelingenblad gepubliceerde ontwerpverordening. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Verordeningen en besluiten De Bestuurskamer heeft op 8 mei 28 ingestemd met het besluit tot vaststelling van de jaarrekening 27 van het Productschap Zuivel en het Bosschap. Mbbo 28, nr. 4 2

3 Tegen een besluit tot goedkeuring van een begroting of een herziene begroting van een bedrijfslichaam kunnen belanghebbenden binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt een beroepschrift indienen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 221, 25 EA Den Haag. BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Tuinbouw PT 5 Besluit PT heffing export groenten en fruit Japan en Taiwan 27 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw, d.d. 25 maart 28, houdende vaststelling van het tarief van de heffing inzake export van groenten en fruit naar Japan en Taiwan (Besluit PT heffing export groenten en fruit Japan en Taiwan 27) HET BESTUUR VAN HET PRODUCTSCHAP TUINBOUW, gelet op artikel 4 van de Verordening PT heffing export groenten en fruit Japan en Taiwan 27; gehoord de Commissie voor groenten en fruit, d.d. 3 april 27; BESLUIT: Artikel 1 Artikel 2 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit PT heffing export groenten en fruit Japan en Taiwan 27. Artikel 3 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Dit besluit en de daarbij behorende toelichting zal worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Zoetermeer, 25 maart 28 A. Bruggeman vice- C. Kuijvenhoven Mbbo Vbbo 28, nr. 4 3

4 Toelichting Voor 27 worden de kosten geraamd op circa 1.,. Uitgaande van 3.5 keuringseenheden wordt voorgesteld het tarief voor 27 vast te stellen op 3,. Overzicht tarieven periode , , 23 27, 24 4, 25 3, 26 25, 27 3, Het concept van dit besluit is op 3 april 27 besproken in de Commissie voor groenten en fruit. De commissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de voorgestelde verhoging met 5,~. Het in dit besluit vermelde tarief blijft onder het in de verordening toegestane maximum van 45,-. Zoetermeer, 25 maart 28 A. Bruggeman vice- C. Kuijvenhoven Productschap Zuivel PZ 6 Zuivelverordening Herziene Begroting 28 Verordening van het Productschap Zuivel van 26 maart 28, houdende de vaststelling van de herziene begroting van baten en lasten voor 28 (Zuivelverordening Herziene begroting 28) Het bestuur van het Productschap Zuivel; Gelet op artikel 119 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Besluit: Artikel 1 De herziene begroting van baten en lasten van het Productschap Zuivel voor 28 is als volgt: lx 1.,-) Begrotingsjaar 28 Totaal Bestuuren Markt Product en Arbeid Mede- Generaal Algemeen Dienst bewind BATEN 1 Heffingen Diensten aan derden Rente Vergoeding medebewind Overige baten Totaal baten LASTEN 1 Personeelskosten Reis-, verblijf-, representatiekosten Huisvestingskosten Bureaukosten Vergaderkosten Financiële relaties Diensten door derden Overige lasten 4 Totaal lasten Saldo V Reserve 1/ Reserve 31/ Vbbo 28, nr

5 Artikel 2 De middelen van het Productschap Zuivel worden aangehouden op rekening-courant of deposito bij in Nederland gevestigde banken die door De Nederlandsche Bank zijn erkend. Artikel 3 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 28. Artikel 4 Deze verordening wordt aangehaald als Zuivelverordening Herziene begroting 28. Zoetermeer, 26 maart 28 G.A. Koopstra F. Beekman Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 8 mei 28. PZ 7 Verordening tot wijziging van de Zuivelverordening administratieve heffingen 28 en de Zuivelverordening heffing afzetbevordering zuivel 28 "Verordening van het Productschap Zuivel van 26 maart 28, tot wijziging van de administratieve heffingen en de bestemmingsheffing ter bevordering van de afzet van zuivelproducten voor het jaar 28 Het bestuur van het Productschap Zuivel; Gelet op artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 7 van het Instellingsbesluit Productschap Zuivel; Besluit: Artikel l De Zuivelverordening administratieve heffingen 28 wordt gewijzigd als volgt: In artikel 2, eerste lid, wordt ",6 per 1 kg melk" vervangen door:,4 per 1 kg melk. Artikel II De Zuivelverordening heffing afzetbevordering zuivel 28 wordt gewijzigd als volgt: A In artikel 2, eerste lid, wordt ",3 per 1 kg melk" vervangen door:, per 1 kg melk. B In artikel 3 wordt ",3 per 1 kg melk" vervangen door:, per 1 kg melk. Vbbo 28, nr. 4

6 Artikel III Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt terug tot en met 1 januari 28. Zoetermeer, 26 maart 28 G.A. Koopstra F. Beekman Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 8 mei 28 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 21 april 28, nr. TRCJZ/28/951. TOELICHTING Met deze wijzigingsverordening worden de administratieve heffingen en de heffing afzetbevordering zuivel voor het jaar 28 verlaagd. Administratieve heffingen De administratieve heffingen dienen ter financiering van de bestuurs- en apparaatskosten van het productschap. Daarnaast worden uit de opbrengst subsidies van sectoraal belang verstrekt. De subsidies worden in de begroting verantwoord onder de hoofdfunctie Product en Dienst, functie Kwaliteit. In de begroting 28 is als gevolg van de beëindiging van de vaste financieringsrelatie met NIZO voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek een bedrag van 3.. gereserveerd voor nader vast te stellen projecten op het terrein van onderzoek of kwaliteitsbevordering van sectoraal belang. Het bestuur heeft besloten dit bedrag niet geheel te benutten en de begroting op dit punt te herzien. De administratieve heffing die ontvangers van melk verschuldigd zijn kan als gevolg hiervan met,2 per 1 kg melk worden verminderd. Heffing afzetbevordering zuivel De heffing afzetbevordering zuivel dient ter financiering van de public relations activiteiten van de Zuivelstichting, voorheen het Nederlands Zuivelbureau, en aanverwante activiteiten. De subsidies worden in de begroting verantwoord onder de hoofdfunctie Markt. In de begroting 28 is als gevolg de afbouw van de vaste financieringsrelatie met de Zuivelstichting een bedrag van 2.. nog niet toegezegd en gereserveerd voor projecten. Het bestuur heeft.besloten dit bedrag in 28 niet geheel te benutten en de begroting op dit punt te herzien. De heffing afzetbevordering kan als gevolg hiervan worden verlaagd tot, per 1 kg. Zoetermeer, 26 maart 28 G.A. Koopstra F. Beekman Vbbo 28, nr. 4

7 Bedrijfschap Afbouw BA l Verordening Vergoedingen Bestuursleden 28 Verordening van het Bedrijfschap Afbouw, inhoudende regels over vergoedingen voor de en bestuursleden (VERORDENING VERGOEDINGEN BESTUURSLEDEN 28) Het bestuur van het Bedrijfschap Afbouw; Gelet op de artikelen 77, 83, 85 en 88 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gelet op hoofdstuk 6 (Vergoedingen bedrijfslichamen) van het Besluit beleidsregels Bestuurskamer; Gelet op Besluit tot vaststelling van de hoogte van vergoedingen aan leden van de raad, het dagelijks bestuur en de commissies 27-28; Besluit vast te stellen de volgende verordening: 1 VERGOEDING VOORZITTER Artikel 1 De ontvangt voor de periode 1 januari 28 tot en met 31 december 28 een vergoeding voor derving van inkomsten, alsmede voor representatie- en overige kosten, niet zijnde reis- en verblijfskosten, van 4.98,- per jaar voor elk dagdeel dat de per week als regel ten behoeve van het Bedrijfschap Afbouw., werkzaam is. Het aantal dagdelen bedraagt 4 per week. Artikel 2 De ontvangt een vergoeding van de werkelijk gemaakte reis- en verblijfskosten. 2 VERGOEDING BESTUURSLEDEN Artikel 3 De leden en plaatsvervangende leden van het bestuur en van andere commissies, ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen per dagdeel waarop wordt vergaderd, een vacatievergoeding van 37,-. Artikel 4 De leden en plaatsvervangende leden van het bestuur en van andere commissies, ontvangen per dag waarop zij één of meer vergaderingen van het bestuur of een commissie hebben bijgewoond een vergoeding voor reis- en verblijfskosten, die als volgt is samengesteld: a. een reiskostenvergoeding van,28 per kilometer vanaf het woonadres/verblijfplaats; b. een verblijfskostenvergoeding van 12,-. Vbbo 28, nr. 4

8 Artikel 5 Onder een dagdeel wordt in deze verordening verstaan de delen van een dag, waarvan het eerste aanvangt op het tijdstip van de aanvang van de eerste bijgewoonde vergadering en het tweede en derde aanvangen, nadat sedert dat tijdstip vijf respectievelijk tien uren zijn verstreken. Artikel 6 Een presentielijst van de betrokken vergadering strekt tot uitsluitend bewijs dat een lid respectievelijk plaatsvervangend lid die vergadering heeft bijgewoond. Artikel 7 Indien daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat, kan het bestuur bepaalde bijeenkomsten gelijkstellen met vergaderingen als bedoeld in artikel 3. Artikel 8 1. Deze verordening is niet van toepassing op de vergaderingen die buiten Nederland worden gehouden. 2. Voor het bijwonen van de in het eerste lid bedoelde vergaderingen ontvangt het lid, dat die vergadering bijwoont, vergoedingen overeenkomstig door het bestuur hiervoor vast te stellen maatstaven. 3 SLOTBEPALINGEN Artikel 9 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening vergoedingen bestuursleden 28. Artikel 1 Deze verordening treedt in werking op de dag na de goedkeuring door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad en werkt terug tot en met 1 januari 28. Rijswijk, 6 februari 28 J.J.F, van de Kant A.B. van Kruistum Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 8 mei 28. Vbbo 28, nr. 4

9 TOELICHTING De Sociaal-Economische Raad (SER) heeft in het Besluit beleidsregels Bestuurskamer de regels en richtlijnen over de vergoedingen bedrijfslichamen vastgesteld. Deze vergoedingen moeten door de besturen van de bedrijfslichamen jaarlijks per kalenderjaar worden vastgesteld. Naar aanleiding daarvan is de Verordening vergoedingen bestuursleden 28 door het Bedrijfschap Afbouw vastgesteld. De vergoeding voor de wordt vastgesteld op 4.98,- per jaar voor elk dagdeel dat de per week als regel ten behoeve van het Bedrijfschap Afbouw werkzaam is. De vergoeding voor de bestuursleden wordt vastgesteld op 37,- voor het bijwonen van vergaderingen per dagdeel. De reiskostenvergoeding is vastgesteld op,28 per kilometer vanaf het woonadres/verblijfadres. De verblijfskostenvergoeding is 12,-. De bedragen die door het Bedrijfschap Afbouw zijn gehanteerd, vallen binnen de grenzen van het Besluit tot vaststelling van de hoogte van vergoedingen aan leden van de raad, het dagelijks bestuur en de commissies van de SER. Rijswijk, 6 februari 28 J.J.F. van de Kant A.B. van Kruistum Bosschap BOS 4 Verordening Begroting 28 Verordening van het Bosschap van 2 maart 28 houdende de vaststelling van de begroting van baten en lasten voor 28 (Verordening begroting 28) Het bestuur van het Bosschap; Gelet op artikel 119 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Besluit: Artikel l De begroting van baten en lasten van het Bosschap voor 28 is als volgt: Vbbo 28, nr. 4

10 JAAR 28 Baten 1. Heffingen 2. Retributies 3. Diensten aan derden 4. Rente 5. Vergoeding opgedragen taken 6. Niet bestede subsidies 7. Overige baten totaal van de baten Lasten 1. Voorzitter / Personeelskosten 2. Reis-, verblijf- en representatiekstn 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 5. Vergaderkosten 6. Financiële relaties 7. Diensten door derden 8. Overige lasten subtotaal 9. Interne overboekingen totaal van de lasten TOTAAL GENERAAL Bestuur en l Produkten... Arbeid Algemeen! dienst C c C C c JI C c Saldo j 4 o Reserve 1/1 Reserve 31/ cfl c[ i $ Artikel 2 De verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 28 Artikel 3 Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Begroting 28. Driebergen, 2 maart 28 A. Jorritsma-Lebbink G.J.P. Jansen Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 8 mei 28. Vbbo 28, nr. 4 1

11 BOS 5 Verordening Bosschap Heffing Subsidies en Bijdragen 28 Verordening van het bestuur van het Bosschap tot het opleggen van heffingen (Verordening Bosschap Heffing Subsidies en Bijdragen 28). Het bestuur van het Bosschap; Gelet op de artikelen 95 en 126 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en artikel 7 van het Instellingsbesluit Bosschap 23, Besluit: 1 Begripsbepalingen artikel 1 In deze verordening worden overgenomen de begripsbepalingen van artikel 3 van het Instellingsbesluit Bosschap 23. artikel 2 Onder beboste oppervlakte worden in deze verordening verstaan: a. terreinen tot bos beplant en/of bezaaid; b. (kaal)kapvlakte(n), ten aanzien waarvan een publiekrechtelijke herplantplicht bestaat; c. hakhout; d. kwekerijen voor bosplantsoen, uitgezonderd handelskwekerijen. Onder hakhout zijn niet begrepen wallen smaller dan 3 meter. artikel 3 Onder rijbeplanting(en) worden in deze verordening verstaan: beplanting(en) gelegen langs perceelgrenzen, wegen en dijken en bestaande uit de boomsoorten populier (behalve Italiaanse populier en knotpopulier) en/of wilg (behalve knotwilg) en uit overige boomsoorten. Onder overige boomsoorten worden uitsluitend verstaan: inlandse eik, Amerikaanse eik, es (behalve knotes), iep en beuk. artikel 4 Onder omzet wordt in deze verordening verstaan: het totaalbedrag dat door een bosbouwambachtonderneming in een kalenderjaar in rekening is gebracht aan bosbouwondernemingen en rondhouthandelsbedrijven wegens uitvoering van werkzaamheden met betrekking tot bossen en/of andere houtopstanden en andere dienstverlening, de bijlevering van materialen, spuitmiddelen e.d. daaronder begrepen, exclusief b.t.w.; zulks met dien verstande, dat genoemd totaalbedrag dient te worden verhoogd met een bedrag dat wordt verkregen door het aantal m 3 te vermenigvuldigen met 11,35, door bosbouwambachtondernemingen die hout op stam en/ of in het bos liggend hout kopen en de daaraan in het bos te verrichten werkzaamheden zelf uitvoeren. Vbbo 28, nr. 4 11

12 artikel 5 Onder heffingsplichtige wordt in deze verordening verstaan: degene, die krachtens het bepaalde in deze verordening heffing is verschuldigd. 2 Heffingsbepalingen artikel 6 1. Aan degenen, die op 1 januari 28 een onderneming drijven waarin de bosbouw en/of de houtteelt wordt uitgeoefend, wordt een heffing opgelegd, voorzover: a. de beboste oppervlakte 5 ha of meer bedraagt; b. het aantal bomen in rijbeplanting(en) 1 of meer is; c. de beboste oppervlakte en de rijbeplanting(en), omgerekend in beboste oppervlakte overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, tezamen 5 ha of meer bedragen. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt aan degenen, die op 1 januari 28 een bosbouwonderneming drijven, waarvan de beboste oppervlakte en de rijbeplantingen, omgerekend in beboste oppervlakte overeenkomstig artikel 8, tezamen minder dan 5 ha bedragen, een heffing opgelegd, indien tot die onderneming tenminste 1 ha beboste oppervlakte behoort, ten aanzien waarvan op grond van de "Beschikking vrijstelling meldings- en herplantplicht", vrijstelling is verleend van de herplantplicht. artikel 7 De heffing als bedoeld in artikel 6 geschiedt naar beboste oppervlakte(n) en/of rijbeplanting(en). artikel 8 1. Aan degenen, die een onderneming drijven waarin de bosbouw en/of houtteelt wordt uitgeoefend, wordt een heffing opgelegd van,15 per ha. 2. Voor de berekening van het aantal hectaren beboste oppervlakte worden wegen en/of brandstroken, voorzover deze niet breder zijn dan zes meter, tot de beboste oppervlakte gerekend. 3. Voor de berekening van het aantal hectaren beboste oppervlakte worden rijbeplanting(en) langs wegen en/of brandstroken voorzover deze breder zijn dan zes meter en lopen binnen of langs een beboste oppervlakte, tot die beboste oppervlakte gerekend, indien de rijbeplanting(en) tot dezelfde onderneming behoort (behoren). 4. Voor de berekening van heffingen worden oppervlakten van een halve hectare en minder naar beneden afgerond en oppervlakten van meer dan een halve hectare naar boven afgerond. Het bepaalde in dit lid is ook van toepassing op rijbeplantingen, omgerekend in beboste oppervlakte, met dien verstande, dat 2 bomen geacht worden gelijk te zijn aan 1 ha beboste oppervlakte. Indien het aantal minder dan 2 bedraagt, wordt dat aantal geacht gelijk te zijn aan een evenredig deel van 1 ha. Vbbo 28, nr. 4 12

13 artikel 9 1. De heffingen voor ondernemingen waarin de bosbouw en/of de houtteelt wordt uitgeoefend worden berekend over het gehele jaar naar de toestand op 1 januari Het bestuur kan terzake nadere voorschriften geven. artikel 1 Rijbeplantingen van gemeenten, die zijn gelegen binnen de bebouwde kom, zoals deze volgens de Bouwverordening is vastgesteld, zijn vrijgesteld van heffing. artikel Degene, die op 1 januari 28 een bosbouwambachtonderneming drijft, is verplicht vóór 1 september 28 op een daartoe verstrekt formulier opgave te doen van de in 27 behaalde omzet, als bedoeld in artikel Degene, die op 1 januari 28 een bosbouwambachtonderneming drijft, wordt een heffing opgelegd voorzover de behaalde omzet als bedoeld in artikel 4 in ,-- of meer bedroeg. 3. De heffing bedoeld in lid 2 bedraagt: a. bij een omzet van , of meer, doch minder dan 45.38,-- 5,48 b. bij een omzet van 45.38,-- of meer, doch minder dan ,-- 1,88 c. bij een omzet van ,-- of meer, doch minder dan ,-- 16,35 d. bij een omzet van , of meer, doch minder dan ,- 21,75 e. bij een omzet van , of meer 27,23 artikel Voor de toepassing van deze verordening wordt gebruik gemaakt van de gegevens, verstrekt krachtens de Registratieverordening Bosschap 1954, de Registratieverordening Bosschap 1957, de Registratieverordening Bosschap 199, de Registratieverordening Bosschap 1998, de Registratieverordening Bosschap 22, de Registratieverordening Bosschap 26, de Registratieverordening Bosschap 28 en de opgave van de behaalde omzet als bedoeld in artikel 11, lid Indien deze gegevens niet voorhanden zijn, wordt de heffing ambtshalve door de namens het bestuur vastgesteld. artikel Aan de ondernemer die lid of indirect lid is van: a. de Nederlandse Vereniging van Boseigenaren b. de Algemene Vereniging Inlands Hout en over het jaar 27 de volledige contributie heeft betaald, wordt een aftrek Vbbo 28, nr. 4 13

14 toegestaan van 5% van de contributie op het totaal van de algemene heffing Bosschap 28 en de heffing inzake subsidies en bijdragen 28, met een maximum van de helft van het totaal van beide heffingen. De aftrek wordt slechts verleend, indien uit door genoemde organisaties verstrekte opgaven blijkt, dat de contributie over het voorafgaande jaar is betaald. 2. Onder indirecte leden worden in dit verband verstaan leden van een brancheof regionale/locale organisatie, die is aangesloten bij een in het eerste lid, onder a of b genoemde koepelorganisatie. «* 3. Andere ondernemersorganisaties kunnen ten behoeve van hun leden een verzoek bij het dagelijks bestuur van het Bosschap indienen om eveneens te worden toegelaten tot de aftrekregeling als bedoeld in het eerste lid. 4. Toegelaten wordt een organisatie die aan de volgende voorwaarden voldoet: a. een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid; b. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheden kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen; c. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties, d. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet onbetekenend is, e. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en f. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. artikel De oplegging van de heffing geschiedt door of namens het bestuur door middel van toezending of uitreiking aan de in artikel 5 bedoelde personen van een gedagtekende heffingsaanslag. 2. De heffingsaanslag moet bevatten: a. de naam en de woonplaats van de heffingsplichtige; b. een specificatie van het bedrag der heffing; c. het totaal van de heffing; d. in de daarvoor in aanmerking komende gevallen het in artikel 13 bedoelde bedrag van de aftrek; e. het totaal van de aanslag. artikel De betaling moet geschieden binnen een maand na de dagtekening van de heffingsaanslag. Vbbo 28, nr. 4 14

15 2. De heffingsaanslag vermeldt het in lid 1 bedoelde betalingstijdstip en bevat informatie over de wijze van betaling. 3 Slotbepalingen artikel Deze verordening wordt geplaatst in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. 2. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 28 en wordt afgekondigd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. 3 Deze verordening wordt aangehaald als: "Verordening Bosschap Heffing Subsidies en Bijdragen 28". Driebergen, 2 maart 28 A. Jorritsma-Lebbink G.J.P. Jansen Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 8 mei 28 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 25 april 28, nr. TRCJZ/28/938. Algemeen TOELICHTING Uit de heffing inzake Subsidies en Bijdragen worden door het Bosschap de subsidies en bijdragen gefinancierd die worden verstrekt op het gebied van onderzoek, voorlichting en opleiding in het algemeen belang van de bosbouwsector. De maatregelen dragen bij aan de verdere ontwikkeling van deze sector en kunnen bezwaarlijk door de individuele bedrijven worden geïnitieerd en gefinancierd. Resultaten van ondersteunde activiteiten worden gepubliceerd in de daarvoor in aanmerking komende vakbladen en/of worden op verzoek van belangstellenden beschikbaar gesteld; alle belangstellenden kunnen dan ook van de resultaten profiteren. Subsidiering of het toekennen van bijdragen zonder dat daaraan een algemeen belang kan worden toegekend wordt niet als een Bosschapstaak gezien. Voorts verdient hier opmerking dat alle activiteiten zijn c.q. worden beoordeeld aan de hand van de zgn. PBO-toets (is sprake van een gemeenschappelijk belang, is sprake van een complementaire activiteit, dus aanvullend en/of versterkend, en voorziet de activiteit in een duidelijke behoefte, m.a.w. is dus vraaggestuurd?). Financiering van deze activiteiten uit publieke middelen acht het bestuur nodig omdat het (mede) om een collectief belang van de bosbouw gaat waaraan alle bedrijfstakgenoten zouden behoren bij te dragen. Door van alle ondernemers een bijdrage te vragen kunnen de financiële lasten per onderneming relatief laag gehouden worden. Vbbo 28, nr. 4 15

16 Financiering langs privaatrechtelijke weg acht het bestuur hier niet aan de orde, gelet op het algemene en gemeenschappelijke belang. Bovendien zal financiering langs die weg niet tot het gewenste resultaat leiden. De heffingen De heffing bedraagt voor de boseigenaren,15 per ha, terwijl de tarieven van de heffing van bosbouwambachtondernemingen resp. 5,48, 1,88, 16,35, 21,75 en 27,23 per omzetklasse bedragen. De opbrengst van de heffing wordt voor het jaar 28 begroot op De heffing is in de begroting opgenomen onder de hoofdfunctie bestuur. De heffing inzake Subsidies en Bijdragen en de daaruit gefinancierde activiteiten zijn door de Europese Commissie goedgekeurd bij beschikking van 28 februari 2 (steunmaatregel nr N 754/99). Artikelsgewijs artikel 1 1. Er is een bedrijfschap voor de bosbouw en de houtteelt, genaamd Bosschap. 2. Het Bosschap is ingesteld voor: ondernemingen waarin de bosbouw wordt uitgeoefend; ondernemingen waarin de houtteelt wordt uitgeoefend; bosbouwambachtondernemingen, zijnde ondernemingen die tegen betaling werkzaamheden verrichten in bossen of andere houtopstanden, welke bedrijfsmatig in ondernemingen waarin de bosbouw of de houtteelt wordt uitgeoefend, plegen te worden verricht. 3. Het Bosschap is gevestigd te Driebergen. artikel 13 Artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie biedt de mogelijkheid om aan heffingsplichtigen, die lid zijn van een ondernemersorganisatie, een aftrek op de heffing toe te staan (de zogenaamde Schilthuis- of georganiseerdenaftrek). Voor de aftrek komen in ieder geval in aanmerking de leden van de organisaties die in het bestuur van het Bosschap zijn vertegenwoordigd, te weten de Nederlandse Vereniging van Boseigenaren en de Algemene Vereniging Inlands Hout. De filosofie achter de georganiseerdenaftrek is, dat het binnen het georganiseerde deel van het bedrijfsleven in het kader van die brancheoverstijgende belangenbehartiging expertise opbouwt, beleidsvoorbereidend werk verricht, draagvlak organiseert en menskracht inzet, gefinancierd uit vrijwillig opgebrachte contributiegelden. De niet georganiseerde ondernemers profiteren daarvan mee, zodat het alleszins gerechtvaardigd is dat de georganiseerden een korting krijgen op de verplichte heffing. artikel 15 Op grond van artikel 127, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, kan de van het Bosschap het verschuldigde bedrag van de heffing, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, bij dwangbevel invorderen. Het bedrag kan bij parate executie worden ingevorderd, dat wil zeggen dat er geen Vbbo 28, nr. 4 16

17 tussenkomst van de rechter is vereist. Voordat met de invordering kan worden begonnen, moet de ondernemer schriftelijk zijn aangemaand om het verschuldigde bedrag binnen een in de aanmaning gestelde termijn van ten minste tien dagen te betalen. In de aanmaning moet worden vermeld dat als niet binnen de termijn wordt betaald, overeenkomstig het eerste lid van artikel 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie zal worden ingevorderd. De procedure tot invordering van een aan een ondernemer opgelegde heffing, als bedoeld in artikel 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie wordt niet gestart, zolang: a. tegen de beschikking waarbij de heffing is opgelegd nog bezwaar of beroep open staat; b. op een tegen een heffing ingesteld bezwaar of beroep nog niet onherroepelijk is beslist. Driebergen, 2 maart 28 A. Jorritsma-Lebbink GJ.P. Jansen BOS 6 Verordening tot intrekking van de Verordening Bosschap Bestrijding Dennenscheerder 26 Verordening van het Bosschap van 2 maart 28 tot intrekking van de Verordening Bosschap Bestrijding Dennenscheerder 26 gepubliceerd in Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie van 14 juli 26 (Verordening tot intrekking van de Verordening Bosschap Bestrijding Dennenscheerder 26) Het bestuur van het Bosschap; Gelet op artikel 5 van het Instellingsbesluit Bosschap; Besluit: Artikel 1 De Verordening Bosschap Bestrijding Dennenscheerder 26 wordt ingetrokken. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Driebergen, 2 maart 28 A. Jorritsma-Lebbink GJ.P. Jansen Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 8 mei 28. Vbbo 28, nr. 4 17

18 Toelichting bij de Verordening tot intrekking van de Verordening Bosschap Bestrijding Dennenscheerder 26 De Verordening Bosschap Bestrijding Dennenscheerder 26 is een verordening ingesteld door het Bosschap in Het bestuur van het Bosschap heeft in zijn vergadering d.d. 5 december 27 besloten deze verordening buiten werking te stellen en op te heffen. Reden daartoe vorm het feit, dat thans vraagtekens moeten worden geplaatst bij nut, noodzaak, en effectiviteit van deze verordening. De volgende overwegingen spelen daarbij een rol: De dennenscheerder kan schadelijk zijn voor bomen maar doodt deze niet. In de toelichting van de verordening voor bestrijding van de dennenscheerder staat dat de dennenscheerder in de twijgen van bomen behorende tot het geslacht Pinus tot gevolg kan hebben dat de houtaanwas van de boom vermindert en de boomvorm nadelig wordt beïnvloed. Alleen bij heel ernstige aantasting kan de boom sterven of zodanig wegkwijnen dat deze insecten aantrekt die weer andere bomen kunnen aantasten. Het risico dat een insect een plaag veroorzaakt sterk is gedaald omdat de Nederlandse bossen een volwassen stadium bereiken waardoor ze minder gevoelig worden voor extreme weersomstandigheden en ook voor insectenplagen. De perceptie ten aanzien van het begrip 'schade' is veranderd en het waardeoordeel over bosbeheer en de bijdrage van dood hout aan het ecosysteem bos de afgelopen decennia radicaal is veranderd. Tegenwoordig is het uitgangspunt dat het bos een ecosysteem is, waarin ook dood hout een belangrijke rol speelt. De motivatie om de verordeningen in te stellen is het veilig stellen van de houtproductie in de Nederlandse bossen. Gedurende de laatste decennia zijn echter de inzichten en meningen over de rol van houtproductie in de Nederlandse bossen bij diverse (grote) eigenaren sterk veranderd. Het is onduidelijk hoe effectief de bepalingen in de verordening zijn bij het voorkomen en bestrijden van plagen. De zware maatregel van een verordening is geen garantie voor het voorkomen van een plaag. De werkingssfeer van de Bosschapsverordeningen is beperkt tot de terreinen van aangesloten boseigenaren bij het Bosschap. De praktijk leert echter dat soorten die plagen van betekenis veroorzaken doorgaans ook buiten de grenzen van de aangesloten eigenaren bij het Bosschap zitten. Handhaving van niet meer adequate regelgeving acht het bestuur van het Bosschap niet gewenst. Driebergen, 2 maart 28 A. Jorritsma-Lebbink GJ.P. Jansen Vbbo 28, nr. 4 18

19 BOS 7 Verordening tot intrekking van de Verordening Bosschap Bestrijding Nonvlinder 26 Verordening van het Bosschap van 2 maart 28 tot intrekking van de Verordening Bosschap Bestrijding Nonvlinder 26 gepubliceerd in Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie van 14 juli 26 (Verordening tot intrekking van de Verordening Bosschap Bestrijding Nonvlinder 26) Het bestuur van het Bosschap; Gelet op artikel 5 van het Instellingsbesluit Bosschap; Besluit: Artikel 1 De Verordening Bosschap Bestrijding Nonvlinder 26 wordt ingetrokken. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Driebergen, 2 maart 28 A. Jorritsma-Lebbink GJ.P. Jansen Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 8 mei 28. Toelichting bij de Verordening tot intrekking van de Verordening Bosschap Bestrijding Nonvlinder 26 De Verordening Bosschap Bestrijding Nonvlinder 26 is een verordening ingesteld door het Bosschap in Het bestuur van het Bosschap heeft in zijn vergadering d.d. 5 december 27 besloten deze verordening buiten werking te stellen en op te heffen. Reden daartoe vorm het feit, dat thans vraagtekens moeten worden geplaatst bij nut, noodzaak, en effectiviteit van deze verordening. De volgende overwegingen spelen daarbij een rol: Er sinds 1985 geen plaag meer is geweest van de nonvlinder in de Nederlandse bossen Het risico dat een insect een plaag veroorzaakt sterk is gedaald, omdat de Nederlandse bossen een volwassen stadium bereiken waardoor ze minder gevoelig worden voor extreme weersomstandigheden en ook voor insectenplagen. De perceptie ten aanzien van het begrip 'schade' is veranderd en het waardeoordeel over bosbeheer en de bijdrage van dood hout aan het ecosysteem bos in de afgelopen decennia radicaal is veranderd. Tegenwoordig is het uitgangspunt dat het bos een ecosysteem is, waarin ook dood hout een belangrijke rol speelt. De motivatie om de verordeningen in te stellen was het veilig stellen van de houtproductie in de Nederlandse bossen. Gedurende de laatste decennia zijn echter de inzichten en meningen over de rol van houtproductie in de Nederlandse bossen sterk veranderd. Het is onduidelijk hoe effectief de bepalingen opgenomen in de verordening zijn bij het voorkomen en bestrijden van plagen. De zware maatregel van een verordening is geen garantie voor het voorkomen van een plaag. Vbbo 28, nr. 4 19

20 De werkingssfeer van de Bosschapsverordeningen is beperkt tot de terreinen van aangesloten boseigenaren bij het Bosschap. De praktijk leert echter dat soorten die plagen van betekenis veroorzaken doorgaans ook buiten de grenzen van de aangesloten eigenaren bij het Bosschap zitten. Handhaving van niet meer adequate regelgeving acht het bestuur van het Bosschap niet gewenst. Driebergen, 2 maart 28 A. Jorritsma-Lebbink GJ.P. Jansen Bedrijfschap Horeca en Catering HOR 4 Verordening Vergoeding Voorzitter 27 VERORDENING van het Bedrijfschap Horeca en Catering, houdende toekenning van een vaste vergoeding aan de van het bedrijfschap. (VERORDENING VERGOEDING VOORZITTER 27) No. l 1/28 Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering; Gelet op artikel 83 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie; Gelet op het Besluit beleidsregels Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad; Besluit vast te stellen de navolgende verordening: Artikel 1 1. De geniet een vaste vergoeding van 11.1 per kalenderjaar. 2. De wordt geacht gemiddeld ca 2,7 dagdeel per week voor het bedrijfschap Horeca en Catering werkzaam te zijn. Artikel 2 1. De Verordening vergoeding (no. l 2/25) wordt ingetrokken. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening vergoeding 27. Vbbo 28, nr. 4 2

21 3. Deze verordening treedt in werking op de dag na goedkeuring door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad en werkt terug tot en met 1 januari 27. Zoetermeer, 19 maart 28 P.J. Biesheuvel W. Spaink Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 8 mei 28. TOELICHTING In deze verordening wordt de vergoeding van de van het Bedrijfschap vastgesteld. De vaststelling was hiervoor gebaseerd op de Verordening regels en richtlijnen vergoedingen bedrijfslichamen van de SER. Deze verordening is komen te vervallen en de richtlijnen zijn opgenomen in het Besluit beleidsregels Bestuurskamer van de SER. De beleidsregels van de Bestuurskamer van de SER gaan uit van een maximale jaarvergoeding per dagdeel van 3 keer het bedrag dat de SER aan de leden van de Raad, het dagelijks bestuur en de commissies als vergoeding vaststelt. Deze verordening voldoet aan de beleidregels van de bestuurskamer zoals vermeld in artikel 6.5 van het Besluit beleidsregels van de Bestuurskamer van de SER. De vaste vergoeding van de wordt vastgesteld op een bedrag van ,-. De vergoeding wordt vastgesteld op basis van een werkzaamheid van 14 dagdelen per jaar, hetgeen neerkomt op een werkzaamheid van ca. 2,7 dagdelen per week. Met uitzondering van de vaste vergoedingsbedragen en het aantal dagdelen is deze verordening inhoudelijk niet gewijzigd ten opzichte van zijn voorganger. Zoetermeer, 19 maart 28 P.J. Biesheuvel W. Spaink Vbbo 28, nr. 4 21

22