Psychologie van de individuele verschillen, deel Slides + boek + lesnotities

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Psychologie van de individuele verschillen, deel Slides + boek + lesnotities"

Transcriptie

1 Psychologie van de individuele verschillen, deel Slides + boek + lesnotities 1

2 Herhaling eerste jaar Psychologische verschillen vooral tussen en mensen en in mindere late binnen mensen. Dit staat tegenover algemene psychologie. Er zijn twee grote deeldomeinen: - intelligentie - persoonlijkheid Twee grote visies op persoonlijkheid: - Nomothetische trekvisie: Assumpties: 1. Trekken zijn interne, stabiele eigenschappen (draagt de persoon altijd mee) 2. Trekken zijn causaal: ze verklaren het gedrag 3. Trekken nemen de vorm aan van dimensies waarop mensen verschillende plaatsen kunnen aannemen Implicaties: 1. Hoofdeffect van persoon is de belangrijkste manier om individuele verschillen in persoonlijkheid of gedrag op te vatten 2. Gedrag wordt gekenmerkt door relatief hoge: * type A consistentie: cross-temporele stabiliteit van gedrag * type B consistentie: cross-situationele stabiliteit * type C consistentie: cross-uitingsstabiliteit * type D consistentie: predictie van concreet gedrag op trekscores Jan An ruzie tandarts date - Interactionistische visie: Assumpties: 1. Persoonlijkheid is een reactie die door een concrete situatie wordt bepaald 2. Gedrag is een interactie tussen persoon en situatie (zelfde persoon anders reageren in een andere situatie) 3. Gedrag kan beschreven worden als: ALS (situatie)...dan (gedrag) Implicaties: 1. Interactie tussen persoon en situatie is belangrijkste manier om indiviuele verschillen in persoonlijkheid of gedrag op te vatten Jan An ruzie tandarts date 2

3 2. Gedrag wordt gekenmerkt door relatief hoge: * type A consistentie: cross-temporele stabiliteit van gedrag * type B consistentie: cross-situationele stabiliteit * type C consistentie: cross-uitingsstabiliteit * type D consistentie: predictie van concreet gedrag op trekscores Wie heeft gelijk? Aan de ene kant: Trekken zijn relatief cross-temporeel consistent, er zijn consistente individuele verschillen in algemene gedragstendenzen en deze verschillen voorspellen ook verdere levensoutcomens. Aan de andere kant: Weinig cross-situationele consistentie, gedragsuitingen correleren ook niet sterk onderling en worden slechts in beperkte mate voorspelt door trekken. Conclusie: Mensen worden gekenmerkt door (individuele verschillen in) algemene gedragstendenzen. Deze gedragstendenzen zijn relatief stabiel, en hebben een voorspellende kracht voor levensoutcomes maar zijn weinig informatief voor de predictie van concreet gedrag omdat dergelijk gedrag mede bepaald wordt in interactie met de specifieke situatie. De trekvisie domineert: wijdverspreide empirische theorie van structuur van persoonlijkheid (the big five), consistent theoretisch kader geeft mogelijkheid tot cumulatieve wetenschap en makkelijk te onderzoeken. Interactionisme: assumpties worden algemeen aanvaard, moeilijker te onderzoeken en gebrek aan omvattende theorie van persoonlijkheid. The big 5: - Neuroticisme emotionele stabiliteit - Extraversie introversie - Openheid voor dingen/intellect/creativiteit gesloten - Vriendelijkheid onvriendelijkheid - Conscientiousness = zorvuldigheid laksheid, gebrek aan motivatie 3

4 H6: Genen en persoonlijkheid 1. Inleiding Onderzoek van Segal: Een identieke tweeling wordt gescheiden bij de geboorte en komt elkaar terug tegen wanneer ze 40 jaar zijn. Er zijn een aantal opallende gelijkenissen maar ook een aantal verschillen. Spelen genen een bepaalde rol in persoonlijkheid? Het menselijk genoom - genoom verwijst naar de hele verezameling van genen dat een organisme bezit - bestaat uit DNA: dubbele helix opgebouwd uit nucleotiden (= fosfaatgroep fosforzuur, suikers desoxyribose en 4 basen nl guanine-cytosine en adenine-thymine) - gen bestaat uit specifieke combinaties van DNA-nucleotiden die kunnen coderen voor een bepaalde proteïne of eigenschap - het menselijk genoom bevat genen op 23 paar chromosomen (helft ma/pa) - maar 2% van het menselijk genoom codeert voor proteïnen, 98% is genetisch afval - het is een complex geheel: veel genen, manier van coderen kan sterk variëren en genetsisch afval (codeert niet, 98%) is toch functioneel (ze hebben een effect op alles) - elke celkern in ons lichaam bevat 2 complete sets van het menselijk genoom (behalve: rode bloedcel + eicel en spermacel) Human Genome Project is opgezet om de specifieke DNA molecule sequenties in de mens te identificeren. Dit heeft al resultaat gekend in 2000 maar dat bedoelt niet dat de functie van elk gen gekend is. Bovendien worden vele eigenschappen niet door een enkel gen maar door combinatie van vele genen gedetermineerd. Het aantal genen die de mens bezitten komt overeen met het aantal genen die een worm of een muis bezit maar de manier waarop menselijke genen worden gecodeerd tot proteïnen is veel variabeler dan bij andere soorten. Dit zorgt voor een enorme variabiliteit van proteïnen (veel meer dan bij andere soorten) en die zorgen voor de complexe verschillen tussen mensen en andere soorten. De meeste genen in het menselijk lichaam zijn voor iedereen dezelfde (lichaamsfuncties) maar een kleiner aantal kan verschillen tussen mensen (lichamelijke en psychische trekken). Mensen 4

5 verschillen dus in genoom (genotype) en dit kan samenhangen met bepaalde verschillen in hoe ze zijn (fenotype). 2. Doel van gedragsgenetica Welke menselijke eigenschappen zijn volledig genetisch bepaald en welke door de omgeving? Meeste eigenschappen zijn zowel genetisch- als omgevingsbepaald. Doelen van de gedragsgenetica: 1. Bepalen hoeveel (in %) van verschillen tussen mensen in een bepaalde trek toegeschreven kan worden aan genetische verschillen en hoeveel aan omgevingsverschillen = klassieke gedragsgenetica 2. Hoe gaan genen en omgeving interageren en correleren in het bepalen van individuele verschillen? = moderne gedragsgenetica 3. Bepalen welke genetische- en omgevingsinvloeden een invloed hebben op individuele verschillen Voorbeeld: grootte is 90% door genen en 10% door de omgeving bepaald (in 100 jaar zijn de mensen gemiddeld 5 cm groter geworden door betere voeding) 1. Klassieke gedragsgenetica Wat is overerfbaar? - Proportie variantie (%) van geobserveerde verschillen in een groep individuen die verklaard of toegeschreven worden aan genetische verschillen Hoe hangt het verschil in genen samen met de verschillen tussen mensen? - Fenotype: uiterlijk voorkomen, eigenschappen van een organisme, eindproduct zoals het zich voordoet Genotype: genetische constellatie van organisme Erfelijkheid: Proportie fenotypische variantie die toegeschreven kan worden aan genotypische variantie Omgevingsbepaaldheid is de proportie geobserveerde variantie in een groep personen die toe te schrijven is aan omgevingsvariantie. Volgens assumpties van klassieke gedragsgenetica is deze omgekeerd evenredig aan mate van overerfbaarheid en is er geen correlatie of interactie tussen omgevings- en genetische factoren. 1 = heritability + environment 5

6 Misvattingen over erfelijkheid: - Erfelijkheid kan niet toegepast worden op 1 individu, enkel op een groep individuen. Vb recept van cake: Elk element is noodzakelijk, het heeft dus geen zin om te zeggen dat het één ingrediënt meer verantwoordelijk is voor de cake dan het ander. Dit kan je wel zeggen als je over verschillen tussen cakes spreekt (de ene cake is zoeter door bv meer suiker). Implicatie voor nature-nurture debat: Dit debat bestaat niet op het vlak van 1 individu, 1 individu (cake) is nooit enkel bepaald door erfelijkheid of omgeving, altijd een wisselwerking van de beide. Beiden zijn noodzakelijk anders is er geen sprake van een individu. De discussie over de invloed van genen en omgeving is enkel relevant als het gaat over variatie in een groep, verschillen tussen individuen. - Erfelijkheid is niet constant of onveranderlijk: altijd van toepassing op een bepaalde groep, op een bapaald moment in de tijd, in een bepaalde omgeving (niet generaliseerbaar) - Erfelijkheid is niet een precieze statistiek, wel een schatting (door bv meetfouten...) Nature-nurture debat Zijn genen of omgeving belangrijker in het determineren van de persoonlijkheid? Analyse op 2 niveau s: - Level van het individu: Er is op dit niveau geen nature-nurture debat. Genen hebben een omgeving nodig om een individu (persoonlijkheid) te vormen. De beiden zijn nodig en je kan ze niet uit elkaar halen om te zien welke belangrijker is. - Level van de populatie: Hier kunnen we wel omgeving en genen uit elkaar halen om de invloed van elk te bestuderen. We zoeken eerst de verschillen in omgeving en genen. Dan gaan we kijken voor een bepaalde populatie, op een bepaald moment in de tijd welke van de twee (genen of omgeving) het meeste verantwoordelijk is voor de verschillen tussen individuen. Methoden in gedragsgenetica 1. Selectief kweken Er zijn individuele verschillen in de persoonlijkheid van honden, binnen en tussen rassen. Deze verschillen kunnen ontstaan door het selectief laten paren van individuen met bepaalde eigenschappen. Als dit werkt, is dit een teken dat deze eigenschappen deels erfelijk zijn. Dit kan enkel slagen als de eigenschappen erfelijk zijn. Het kan niet ethisch aanvaardbaar op mensen uitgevoerd worden. 6

7 2. Familie studies Correleert de mate van genetische overlap tussen familieleden met de mate van gelijkenis op vlak van bepaalde eigenschappen (Ouder-kind 50% ; Sibling 50% gemiddeld ; Grootouders-kleinkinderen 25% gemiddeld). Als een trek sterk erfelijk is, dan zouden familieleden die meer genetisch gerelateerd zijn ook meer gelijkend moeten zijn met betrekking tot deze trek dan familieleden die minder genetisch gerelateerd zijn (positieve r). Als een trek niet erfelijk is, zouden de mensen met meer genetische overlap niet meer op elkaar mogen lijken mbt die trek dan mensen met minder genetische overlap. Probleem: Familieleden die genen gemeenschappelijk hebben, hebben dikwijls ook hun omgeving gemeenschappelijk. Er is dus een vermenging/verwarring tussen genetische en omgevingsinvloeden. De invloed van beide kan niet definitief uit elkaar getrokken worden dus familiestudies geven nooit een sluitend antwoord. 3. Tweelingenstudies Twee soorten tweelingen: - 1-eigen/monozygoot: komen voort uit zelfde samensmelting van 1 ei- en 1 zaadcel, zijn dus genetisch identiek - 2-eigen/dizygoot: komen voort uit aparte ei-en zaadcel (groeien enkel samen in baarmoeder), zijn dus even verschillend als normale siblings (50% genetische overlap) Erfelijkheid kan hierdoor geschat worden: vergelijken in welke mate MZ tweelingen meer op elkaar lijken in vergelijking met DZ tweelingen Als MZ meer op elkaar lijken op een bepaalde trek dan DZ, dan levert dit bewijs van erfelijkheid van die eigenschap. Als MZ niet meer op elkaar lijken op een bepaalde trek dan DZ, dan kunnen we stellen dat die trek niet erfelijk is. Hoe wordt dit berekend? Er zijn vele formules, een eenvoudig voorbeeld: MZ: Tweeling 1 Tweeling 2 DZ: Tweeling 1 Tweeling x verschil tussen correlatie over MZ (tweeling 1 en tweeling 2) en correlatie over DZ: Heritability² = 2(r(MZ) r(dz)) 7

8 Twee assumpties, aannames bij deze methode: - Gelijke omgevingsassumptie = MZ tweelingen ondergaan evenveel (en niet meer) gelijke omgevingsinvloeden als DZ tweelingen. Als MZ bv meer gelijkaardige omgevingsinvloeden ondergaan dan DZ tweelingen, dan wordt erfelijkheid overschat omdat een deel ervan afkomstig is van meer gelijke omgeving. Onderzocht door bv na te gaan bij misgediagnosticeerde tweelingen: o MZ die als DZ beschouwd werden: minder gelijkend dan echte MZ? o DZ die als MZ beschouwd werden: even gelijkend als echte MZ, meer als DZ? Deze assumptie blijkt in het algemeen ongeschonden, dus MZ en DZ hebben evenveel gelijke omgevingsinvloeden - Representativiteit assumptie: zijn tweelingen representatief voor de gehele bevolking? Dit lijkt wel het geval te zijn. 4. Adoptie studies Adoptie: kind deelt omgeving/groeit op bij ouders zonder genetische overlap, maar heeft genetische overlap met natuurlijke ouders met wie geen omgeving gedeeld wordt. De twee kunnen uit elkaar gehaald worden: - Als positieve correlaties gevonden worden tussen geadopteerde kinderen en hun adoptieouders, geeft dit aan dat omgevinsinvloeden een rol spelen - Als positieve correlaties gevonden worden tussen adoptiekinderen en hun genetische ouders, geeft dit aan dat genetische invloeden een rol spelen Adoptie studies leveren krachtige resultaten omdat ze de gelijke omgevingsassumptie niet nodig hebben: volledige scheiding, geen confound tussen genetische en omgevingsinvloeden, dus een schending ervan is geen probleem. Maar de assumptie dat adoptiekinderen en hun ouders representatief zijn is betwijfelbaar wegens de selectieve plaatsing: adoptieouders lijken op genetische ouders. Er blijkt geen selectieve plaatsing te zijn. Onderzoeksopzet die de sterkte van tweelingen- en adoptiestudies verenigd zijn heel sterke onderzoeken: onderzoek met apart opgegroeide MZ tweelingen (bv. geadopteerde tweelingen): twins reared apart (zeer zeldzaam). Ze hebben hetzelfde genotype maar een verschillende omgeving. Dus gedeelde verschillen (r) kunnen enkel door genetische verschillen verklaard worden. H² = r(mz tweelingen die apart opgroeien) = directe index van erfelijkheid 8

9 Belangrijkste bevindingen van klassiek gedragsgenetisch onderzoek 1. Persoonlijkheidstrekken Reviews van gedragsgenetica: schatting van erfelijkheid voor belangrijke PH-trekken (N E O V C) rond de 50%. - Zweedse studie: erfelijkheid voor Extraversie 0.60 en Neuroticisme 0.54, correlaties bij tweelingen: E (MZ +.51//DZ +.21) en N (MZ +.50//DZ +.23) - Duitse studie (adoptie): Extraversie erfelijkheid 40%, N 30% en geen correlatie tussen adoptieouders en kinderen Ook andere persoonlijkheidskenmerken of sociale outcomes: - Activiteitsniveau: erfelijkheid is Agressie: erfelijkheid is tussen Sexuele orïentatie (hetero, homo, bi-sexueel): Relatief stabiele individuele verschilsaspect. Is gerelateerd aan belangrijke levensaspecten: levensstijl, groepen met wie men optrekt, fuiven waar men naartoe gaat Controversieel en zich ontwikkelend onderzoeksdomein. De (gemengde) bevindingen geven aan dat genen slechts beperkte en indirecte invloed uitoefenen op volwassen sexuele oriëntatie. Indirect: via gender conformisme of Gender Identity Disorder (zich het andere geslacht voelen, vb jongen die zich een meisje voelt of omgekeerd) in kindertijd? Minnesota Twin Study De gemiddelde correlatie tussen MZ tweelingen is De correlaties tussen MZ tweelingen die apart zijn opgegeroeid bij verschillende persoonlijkheidstrekken zijn onderzocht. Zo hebben ze bv gevonden dat de correlatie bij traditionalisme 0.59 is. We zouden traditionalisme eerder beschouwen als omgevingsbeïnvloed, maar deze trek heeft blijkbaar toch een matige erfelijkheid. Ook bij chimpansees is er erfelijkheid (dominantie 0.66). Er zijn ook steeds meer en meer crossculturele studies over erfelijkheid. Erfelijkheid van persoonlijkheid is dan ook verantwoordelijk voor het feit dat persoonlijkheidstrekken redelijk stabiel blijven doorheen de tijd. 2. Als..dan.. profielen - Sociaal-cognitieve benadering van persoonlijkheid (Mischel): Persoonlijkheid is een systeem van stabiele als dan verbanden. Vb als (eer gekrenkt) dan (agressief). - Onderzoek Borkenau et al. (2006): 25% genetische invloed (kleiner, is logisch). Ze hebben de gedeelde omgevingsinvloeden beperkt. 9

10 3. Attitudes en voorkeuren Attitudes zijn persoonlijke evaluaties, meningen van een bepaald levensaspect, sociale wereld (bv abortus, doodstraf) en vertonen stabiele individuele verschillen die gelinkt zijn aan gedrag. - Sommige vertonen redelijke erfelijkheid (bv.60) zoals traditionalisme, conservatisme en beroepsvoorkeuren. Dit is toch wel redelijk opvallend zoals bv stemgedrag (en dit zou niet te wijten zijn aan opvoeding, correlatie bij adoptiekinderen was niet significant). - Sommige vertonen geen erfelijkheid zoals geloofsovertuiging en racisme (maar stijgt wel een beetje met de leeftijd) Het is niet duidelijk waarom sommige attitudes een erfelijke component bezitten en andere niet (mogelijke oorzaak: gelinkt aan andere, duidelijk overerfbare eigenschappen). Beroepsvoorkeur hangt bijvoorbeeld samen met intelligentie, en andere PH trekken (sensation seeking, extraversie ) en deze zijn ook deels erfelijk. 4. Drinken en roken Dit zijn gedragsuitdrukkingen van PH trekken en ze vertonen relatief stabiele individuele verschillen. De kans dat een MZ rookt als zijn andere MZ rookt is 16 keer groter dan een MZ die dan niet rookt. Bij DZ is dit maar 7 keer groter. Dit is een suggestieve evidentie voor erfelijkheid. Zowel drinken als roken vertonen evidentie van erfelijkheid (ook deelaspecten zoals beginnen, volhouden, kunnen stoppen): ongeveer 0.50 of meer. 5. Huwelijk De erfelijkheid om te trouwen is 68%. Dit kan het gevolg zijn van overgeerfde eigenschappen: Mannen die trouwen hebben meer eigenschappen overgeerfd die vrouwen belangrijk vinden in een man om te trouwen. Het verschil bij vrouwen in tevredenheid in hun huwelijk is 50% erfelijk. Dit kan ook het gevolg zijn van overgeerfde eigenschappen: sommige eigenschappen (die worden overgeerfd) van de vrouw zijn verantwoordelijk voor de tevredenheid van het huwelijk bij zowel de man als de vrouw. Omgevingsinvloeden We mogen niet uit het oog verliezen dat de voorgaande studies die matige erfelijkheid aangeven voor bepaalde trekken, tevens een bewijs zijn van het belang van omgevingsinvloeden! PH trekken vertonen een erfelijkheid van 30-50%, omgevingsinvloeden zijn dus verantwordelijk voor maximaal 50 70% van verschillen tussen mensen. Het is dus belangrijk te achterhalen welke de belangrijkste omgevingsinvloeden zijn. Twee belangrijke types omgevingsinvloeden: 10

11 - Gedeelde: tijdens de opvoeding worden bepaalde aspecten van de omgeving gedeeld door siblings (bv aantal boeken thuis, PC, interesses ouders...) - Niet gedeelde: er zijn ook omgevingsaspecten die niet gedeeld worden door siblings (bv andere vrienden, jeugdbeweging, andere school, klas, leerkrachten...) Voor vele PH trekken is er een grote omgevingsinvloed, maar deze invloed blijkt het grootst voor niet-gedeelde aspecten! Voor de meeste PH trekken hebben gedeelde omgevingsaspecten minder invloed (uitzondering: agressie, maar direct verband?), nog wel belangrijk bij sommige PH trekken (bv antisoc gedrag, depressie...). Dit is in contrast met de algemene opvatting dat de opvoeding en het thuismilieu de PH bepaalt. Maar we weten niet goed welke niet-gedeelde ervaringen nu zo cruciaal zijn in het bepalen van PH. Er zijn twee mogelijkheden: - groot en nog niet gekend - vele kleine beetjes 2. Moderne gedragsgenetica Hedendaagse gedragsgenetica stelt fundamentele assumpties van de klassieke gedragsgenetica in vraag namelijk additiviteitsassumptie. De klassieke gedragsgenetica doet alsof: - Er geen meetfout is: e² = 1 - h² maar zie test-hertest-r: gaat niet op - Er geen interactie is: 1 = h² + e² maar we weten dat de invloed van de omgeving bepaald wordt door genen en omgekeerd! In 2 richtingen: Invloed van genen op omgeving en invloed van omgeving op genexpressie. - Er geen correlatie is: COV(h,e) = 0 maar we weten dat dit niet opgaat: bv slimme ouders, slimmere opvoeding en aggressie: genetische en omgevingsinvloeden zijn gecorreleerd Gen-omgevingsinteractie 1. Genen beinvloeden effect van de omgeving: Individuen met verschillend genotype reageren anders op zelfde omgevingskenmerken: enkel in bepaalde omstandigheden komen genetische verschillen gedragsmatig tot uiting. Bv. Taakperformantie van Introversie en Extraversie (hebben verschillende genetische constitutie) in luide vs. rustige condities: - I presteren best in rustige omstandigheden, slecht in luide omstandigheden - E presteren goed in drukte, lawaai, en maken soms meer fouten in rustige omgeving 11

12 Kinderen die worden mishandelt, worden antisociaal en agressief als en enkel als hun brein lage niveaus van de neuritransmitter MAOA aanmaakt. Dus gewelddadige ouders creeren gewelddadige kinderen als het kind een genotype heeft dat weinig MAOA aanmaakt. Dus individuele verschillen interageren met de omgeving in de beïnvloeding van prestaties. 2. Omgeving beinvloedt effect van genen: Recent onderzoek geeft aan hoe de omgeving het effect van genen beinvloedt. In welke mate en hoe komen factoren tot uiting in het fenotype? a. In welke mate? Vb gen-omgevingsinteractie: Genetische bijdrage op mentale ontwikkeling ifv SES (Studie Tucker-Drob et al., 2011) zie afbeelding b. Hoe? Vb onderzoek Weaver et al. (2006): Onderzoek naar aggressie en stressrespons bij ratten. Pasgeboren ratten worden de eerste 3 weken afgezonderd van de moeder. Deze omgevingsfactor beinvloedt glucocorticoide genexpressie in de hersenen (hippocampus en prefrontale cortex). Deze spelen belangrijke rol bij reguleren van stressrespons. Dit geldt ook omgekeerd, moeders die veel zorg besteden aan offspring beinvloeden hierdoor genexpressie. Genotype-omgevingscorrelatie Er is een verband tussen genetische invloeden, en omgevingsinvloeden. Er zijn verschillen in de blootstelling aan verschillende omgevingen tussen individuen met verschillende genotypes. Met andere woorden, personen met een andere genotypen worden systematisch blootgesteld aan andere omgevingsfactoren. Er zijn drie types genotype-omgevingscorrelatie: - Passief De ouders geven zowel genen als omgeving door aan kinderen, zonder dat de kinderen hier zelf een actieve rol in spelen. Bv verbale intelligentie van kind en aantal boeken thuis, 12

13 agressieve overerving en agressief thuismilieu. Er is/ontstaat een verband tussen de genen die iemand meekrijgt en de omgeving waarin hij/zij opgroeit. - Reactief Ouders (of anderen) reageren anders op het kind, afhankelijk van het genotype van het kind. Bv aanleg voor knuffelbaarheid van baby s: hoe groter de aanleg, hoe meer de ouders het kind ook gaan knuffelen. De correlatie kan ook neg zijn, bv bij een agressief kind gaan de ouders een veilige en liefdevolle omgeving creeren om de agressie vh kind tegen te gaan. - Actief Persoon met een bepaald genotype gaat zelf actief op zoek naar een bepaalde omgeving. Bv sensatiebelustheid (erfelijk) zoeken zelf risico situaties op, flow-sensitieve personen houden van en zoeken activiteiten die hoge concentratie vereisen, agressieve personen zoeken agressievere milieus op. Dit fenomeen noemt men ook niche picking. Genotype-omgevingscorrelatie kan positief of negatief zijn. Vb negatieve r: gedrag van ouders/omgeving gaat in tegen het genetisch veroorzaakte gedrag van kind. Dus de omgeving kan het gedrag (expressie vh genotype) dus aanmoedigen of ontmoedigen. De omgeving kan ingaan tegen iemands gedrag of hun gedrag net faciliteren. Hedendaags onderzoek gaat niet meer op zoek naar simplificaties en simpele schattingen. Intelligentie is niet nature of nurture, ook niet nature + nurture maar Intelligentie = nature x nurture. De invloed van genetische factoren kan niet los onderzocht worden van de omgevingsinvloeden (op genexpressie). De invloed van omgeving staat ook niet los van de kenmerken van het genoom. Het heeft dus geen zin om de invloed van beiden apart te kwantificeren (Meaney). Hedendaags onderzoek bekijkt dan ook de interactie tussen beiden. Moleculaire genetica Onderzoek gericht op het identificeren van specifieke genen die geassocieerd zouden zijn met bepaalde Phtrekken. Vb het veel onderzocht gen D4DR (gen gelocaliseerd op de korte arm van chromosoom 11, codeert voor dopaminereceptoren. Dopamine is een neurotransmitter die zorgt voor plezier bij intense ervaringen met een receptoren in de hersenen). - Als de D4DR veel wordt herhaald (= lange arm) dan heeft men een relatief ongevoelige dopamine receptoren. Die personen gaan op zoek naar dopamine rush, bv door avontuur, drugs en nieuwe ervaringen. - Als D4DR weinig wordt herhaald dan is men zeer responsief tov dopamine. Deze personen gaan niet op zoek naar nieuwe ervaringen want dit zou voor te hoge dopamine zorgen. 13

14 D4DR Gen Dit is het meest frequent onderzocht in relatie met de PHtrek novelty seeking. Individuen met lange herhaling scoren hoger op deze trek dan individuen met korte herhaling. Maar er is een zwakke associatie en gebrek aan replicatie-onderzoek (dit geldt voor veel van dit soort onderzoek). Misschien is het D4DR gen wel een van de vele genen die elk een beetje bijdragen tot de PHtrek novelty seeking. Het lijkt erg onwaarschijnlijk dat slechts 1 gen meer dan een klein percentage verklaart van de variatie in PH. Nomaden vertonen meer novelty seeking (langere D4DR keten, dus weinig responsief op dopamine) gedrag dan gesettelde volkeren, dit is zo gegroeid door evolutionaire selectie. Polymorphisme Dit is gelinkt aan een dysfunctie in de prefrontale en ACC hersengebieden die zorgen voor de regulatie van negatieve emoties. Dit hangt samen met neiging tot agressie, zelfs zonder provocatie. Negatieve omstandigheden en emoties worden gelinkt aan grotere gevoeligheid voor woede en agressie zoals bv bij onaangename stimulatie als warmte. Ze zijn ook vaker slechtgezind. Maar ook hier is er een zwakke associatie en gebrek aan replicatie-onderzoek. Latere studies moeten onderzoeken in welke mate het verschil in een bepaald gedrag kan toegeschreven worden aan het verschil in een bepaald gen. Men is dus stilletjes aan genomgevinsinteractie aan het onderzoeken met behulp van moleculaire genetica. 3. Gedragsgenetica, wetenschap, politiek en waarden Gedragsgenetici proberen te bepalen hoeveel van de verschillen tussen mensen in PH toe te schrijven zijn aan genetische en omgevingsinvloeden. Dit is een omstreden gebied van de wetenschap want bevindingen dat sommige PH-trekken erfelijk zijn druisde in tegen vorige toonaangevende opvattingen (stammend uit behaviorisme) dat PH gevormd wordt door socialisatie, opvoedingsstijl Dit heeft tegenkanting gekend in wetenschappelijke kringen. Controversie omtrent genen en persoonlijkheid Er bestaat hierover controversie zowel op maatschappelijk als politiek en ideologisch vlak: bezorgdheid over politieke of ideologisch misbruik van bevindingen van gedragsgenetica. Zo is men bang dat men mensen in vakjes gaat stoppen en beoordelen. Ook een van de vlakken van bezorgdheid is de preferentiële behandeling of eugentica genaamd. Dit gaat over de veranderbaarheid van bepaalde eigenschappen maar ook omtrent verantwoordelijkheid en schuld en 14

15 zelfs over vrije wil. Resultaten van onderzoek komen dikwijls sensationeel en zonder nuance via de pers in de aandacht te staan. Omdat wetenschappelijk onderzoek ook misbruikt kan worden voor politieke en ideologische doeleinden hebben onderzoekers de belangrijke verantwoordelijkheid om correct en genuanceerd hun bevindingen te communiceren vooral als het gaat over resultaten en implicaties. Men moet ook behoed zijn voor de ideologische implicaties. Wetenschap zou waardevrij moeten zijn, maar dat is niet altijd zo want de wetenschappers zelf zijn niet waardenvrij (maar ze kunnen elkaar wel verbeteren en aanvullen). Kennis is beter dan onwetendheid of sensatiebelustte one-liners. Bovendien toont moderne gedragsgenetica aan dat klassieke assumpties niet kloppen en dat het geen kewstie is van additiviteit. Als een bepaalde persoonlijkheidstrek gedeeltelijk erfelijk blijkt te zijn betekent dit niet dat omgevingsinvloeden geen rol meer spelen. Het is zelden alles of niets, eerder en...en. Als iets erfelijk is, betekent dit niet dat het onveranderlijk is door omgevingsinvloeden. Vb Flyn-effect: IQ (erfelijk) stijgt met 7 punten per generatie, als gevolg van wat? informatiemaatschappij? voeding? De meeste controversie bestaat rond de erfelijkheid van individuele verschillen in intelligentie. Intelligentie is erfelijk. Sommige auteurs beweerden dat bepaalde rassen erfelijk minder intelligent zijn dan andere (Hernstein & Murray, 1994). Er zou dus minder inspanning nodig zijn om bepaalde bevolkingsgroepen degelijk op te leiden. In het laatste decennium is de oorspronkelijke controverse wat gezakt en is gedragsgenetica redelijk mainstream. Een uitzondering is de controversie over sexuele geaardheid. Als homosexualiteit weinig erfelijk is, kan je het ook afleren? 15

16 H7: Fysiologische benadering van persoonlijkheid 1. Inleiding, begrippen en geschiedenis Elliot Elliot bleek een tumor te hebben in het voorste deel van zijn hersenen, een deel dat behoorde tot de prefrontale cortex wat helemaal verwijdert moest worden. Na de operatie was zijn IQ en geheugen niet verandert, wat wel was verandert was zijn persoonlijkheid. Hij gedraagde zich impulsief en ervaarde bijna geen enkele (sterke) emoties meer. Phineas Cage Een van de bekendste gevallen in neuro-psychologie. Hij was een treinspoorwerker 19de eeuw, een aangenaam, vriendelijk, hardwerkend en graag gezien man. Hj maakte een ongeval mee waarbij een ijzeren staaf door zijn kaak en voorhoofd (beschadiging frontale hersenstructuren) geschoten werd. Hij overleeft en herstelt. Zijn intellectuele vermogens bleven intact maar zijn PH veranderde sterk. Hij werd agressief, impulsief, kon geen plannen tot uitvoer brengen en gedroeg zich niet meer naar maatschappelijke normen (maar later weer bijgedraaid?). Zijn schedel is bewaard gebleven en veelvuldig onderzocht. Dit was het eerste bekende voorbeeld in hoe hersenwerking (of schade daaraan) een invloed kan uitoefenen op PH. Hersenbeschadiging kan lijden too verandering van PH. De meest voorkomende verandering is dat met impulsen niet meer onder controle kan houden. Dit komt doordat er geen of een verminderde verbinding is tussen de frontale lobben, die het controlecentrum vormen. Vroege voorlopers van een fysiologische benadering van PH Het idee dat PH het product is van biologische processen is oud. Temperamentsleer Hippocrates en Galenus (2de E nc) : 4 types PH obv hoeveelheid van bepaalde lichaamsvochten, maar geen empirische ondersteuning. Slijm flegmatisch kalm, bedacht bloed sanguinisch levendig, gelukkig gele gal cholerisch vlug kwaad zwarte gal melancholisch pessimistisch 16

17 Sheldon s fysiologische benadering van PH William Sheldon ( 30 en 40) beweerde dat lichaamstype iemands PH bepaalt. - Endomorf (dik): Sociaal, maakt graag plezier - Mesomorf (gespierd): Assertief, ruw - Ectomorf (mager): Bedachtzaam, introvert Maar lichaamstypes en PH werden gemeten door dezelfde persoon (geen blinde ratings) en replicatie bleef uit. Tegenwoordig focussen fysiologische persoonlijkheidsonderzoekers niet meer op zo n globale lichamelijke indicatoren maar op meer preciese fysiologische aspecten of substraten. 2. Fysiologische systemen Fysiologische systemen verwijzen naar functionele systemen die aan de basis liggen van de werking van een organisme. Persoonlijkheidspsychologen zeggen dat een verschil in de fysiologie zorgt voor een verschil in het psychologisch functioneren. Een voorbeeld van zo een fysiologisch systeem is het zenuwstelsel (hersenen, zenuwbanen). Het autonoom zenuwstelsel bestaat uit 2 subsystemen namelijk het sympathisch (fight/flight) en het parasympatisch (rest-and-digest) zenuwstelsel. Nog fysiologische systemen zijn het hart- en bloedvatenstelsel en het musculoskeleton (spieren en botten). Een voordeel aan fysiologische systemen is dat de parameters relatief objectief meetbaar zijn. Hoe hangen deze samen met PH? Men moet een onderscheid maken tussen: - Fysiologische correlaten of indicatoren: fysiologische kenmerken die samenhangen met PH of gedrag, zonder noodzakelijk een causale samenhang. Enkele voorbeelden zijn: versnelling hartslag en angst (toch causaal verband? Welke richting?), temperatuurstijging en woede, 2:4 vingerratio en mannelijkheid (ringvinger > wijs: meer mannelijk gedrag, veel nemen maar onder sexprikkels gaan ze meer toegeven) en vorm gezicht en agressie (breed = agressiever). - Fysiologische/biologisch causaal substraat: fysiologische kenmerken zijn de oorzaak van bepaalde persoonlijkheidseigenschappen. Twee voorbeelden hiervan zijn: verschillen in hersenhelftactiviteit en emotionaliteit + testosteron en 2:4 vingerratio. Het doel van een fysiologische benadering is te onderzoeken of er een link is tussen individuele verschillen in fysiologie en individuele verschillen in psychologisch functioneren zowel als indicator, als causaal model. Er is nood aan een theoretisch model dat stipuleert hoe PH en situatie 17

18 interageren in het voortbrengen van specifieke responsen, hoe deze responsen zich fysiologisch kunnen uiten (indicator) en in welke mate PH op zich een biologisch substraat heeft. Caveat maakte een samengebalde bespreking van enkele fysiologische indicatoren en substraten. Dit is een ingewikkeld domein: dikwijls zijn verbanden niet zo eenduidig als ze in het boek voorgesteld worden. Brug tussen PH en fysiologische variabelen: onderzoeken welke trekken verband houden met welke fysiologische reacties, in welke condities en in respons tot welke stimuli. 3. Fysiologische maten in PH-onderzoek Electrodermale respons/activiteit (huidgeleiding) Zweetklieren (bv. op handpalm) worden beinvloed door activiteit van het sympathisch autonoom zenuwstelsel: bereidt het lichaam voor op actie bij bedreiging of uitdaging (Fight/flight). Bij arousal/opwinding: klieren produceren zweet. De hoeveelheid zweet kan gemeten worden adhv de hoeveelheid electrische geleiding van 1 punt naar ander punt (elektrische impulsen worden verstuurd van de ene electrode en men kijkt hoeveel er aankomt aan een tweede electrode). Deze metingen worden meestal verkregen via elektroden of sensoren die op het lichaamsoppervlak geplaatst worden. Geeft de mogelijkheid om de respons op verschillende stimuli te meten (lawaai, foto s, pijn, stress...) en individuele verschillen hierin. Ook in rust zijn er verschillen tussen mensen in huidgeleiding: gerelateerd aan angst en neuroticisme (sympathisch zenunstelsel is chronisch actief). - Voordeel: niet-invasief, weinig discomfort - Nadeel: beperkte bewegingsvrijheid (draadloos?), a-specifiek Stressrespons Een stressreactie bestaat uit activatie van twee systemen: - Fight-flight respons: activatie van het sympatische systeem dat zorgt voor de snellere reacties (bloedvatverwijdingen, bloeddruk, hartslag... klaarmaken voor actie) en inhibitie van parasympatisch systeem (rest and digest wordt laag gehouden en de voet wordt van de rem genomen) - Corticoide systeem (vanuit bijnierschors): langdurige beïnvloeding van het metabolisme, immuunsysteem en andere lichaamsfucnties 18

19 Cardiovasculaire activiteit Cardiovasculaire activiteit wordt gestuurd door het hart. Bloeddruk = de druk die het bloed uitoefent op de wanden van de bloedvaten: - Systolisch: bij samentrekken hartspier (groter) diastolisch: tussen samentrekkingen (kleiner) - Onder invloed van sympatisch zenuwstelsel: hogere druk (door meer volume te pompen door de bloedvaten of door de bloedvaten te vernauwen) geeft voorbereiding tot actie bij dreiging of uitdaging (fight/flight) maat van bv. reactiviteit op stress Hartslag = # slagen/minuut, kan varieren van slag tot slag: - Gemeten door bv tijdsinterval te meten tussen twee hartslagen - Onder invloed van sympatisch en parasympatisch zenuwstelsel - Geeft voorbereiding tot actie weer: stijgt bij angst, opwinding, defensieve respons en daalt bij innemen van informatie, aandacht, orientatierespons - Ook hier bestaan individuele verschillen in reactiviteit (bij dezelfde taak) Hartreactiviteit: individuele verschillen in hoe fel hartactiviteit verandert onder bepaalde stimulatie (bv. Stress). Dit wordt bijvoorbeeld gemeten bij de backward serial subtraction task : tel zo snel mogelijk af vanaf 4576 per 7. De mate van reactiviteit is geassocieerd met individuele verschillen in type A PH (ongeduldig, competitief, vijandig) en dit hangt samen met risico op hart- en vaatziekten. Hartslagvariabiliteit: individuele verschillen in de mate waarin hartslag varieert over de tijd. Dit lijkt, onder andere, samen te hangen met de vaardigheid om emoties te kunnen reguleren. Het idee hierachter is: het reflecteert fysiologische flexibiliteit. Hoe groter variabilitieit, des te sterker de parasympatische invloed op het hart. Hersenactiviteit Informatieoverdracht binnen de hersenen: - Binnen hersencellen: via electrische geleiding - Tussen hersencellen: via chemische stoffen (neurotransmittors) Als gevolg van eerste: hersenen produceren (spontaan) electrische activiteit die gemeten wordt via electroden op het hoofd (electrodencephalogram (EEG)). Het geeft de activiteit van hersendelen 19

20 weer in rust of tijdens uitvoeren van een taak of bij een bepaalde stimulus. Wanneer men bv een angstinducerende stimulus aanbied, verhoogt de activiteit. Er is een theorie die zegt dat de snelheid van geleiding evenredig is met het IQ. Het nadeel is dat het weinig specifiek is want de electroden ontvangen een signaal dat uit een bepaalde regio komt (niet van een specifiek punt). Hersen-visualisatie technieken (brain imaging) geven info over structuur en functies van hersengebieden door meting van bloeddoorstroming in specifieke gebieden in hersenen bij uitvoeren van bepaalde taken. Positron emission tomography (PET) werkt als volgt: Eerst brengt men een radioactieve stof in in de bloedbaan. Bij verval geeft deze electronen met positieve landing af, die gemeten kunnen worden (per regio). Het geeft dus een hoeveelheid bloed (activiteit) aan, in een bepaalde regio. PET Functional magnetic resonance imaging (fmri) werkt als volgt: Opsporen van veranderingen in bloed (locale reductie in desoxyhemoglobines) die optreden bij verhoogde bloeddoorstroming, adhv magnetische resonanties. Geeft dus aan welke gebieden actief zijn (verhoogde bloeddoorstroming) bv bij het uitvoeren van bepaalde taken (bv. geheugen, emoties, spraakherkenning,...). Voorbeeld: - Negatieve prenten: frontale activatie bij N-personen Neuroticisme ~ verhoogde gevoeligheid voor negatieve stimuli - Positieve prenten: frontale activatie bij E-personen Extraversie ~ verhoogde gevoeligheid voor positieve stimuli PH wordt geassocieerd met hersenreactiviteit op bepaalde stimuli Voorbeeld: Amygdala. Dit is een kleine hersenstructuur in mediale temporale lob die een belangrijke rol speelt bij verwerking van emotionele informatie. Er is een verhoogde activiteit aanwezig bij angst/threat detectie. 20

21 Andere Biochemische analyse van bloed of speeksel: - Hormoonspiegels weerspiegelen bv veranderingen in immuunsysteem (het functioneren vh immuunsysteem kan omhoog en omlaag gaan door stress, emoties.. wordt gelinkt aan PH) o Testosteron: agressie, risicogedrag o Cortisol: stress (bv hogere niveaus bij verlegen kinderen, ze ervaren meer stress) o Oxytocine: hoog level is gerelateerd aan gehechtheid en vertrouwen. Bij vrouwelijke ratten bij wie aanmaak wordt geblokkeerd worden vijandig en eten hun jongen op. - Enzymes Monoamine oxidase (MAO): enzyme in bloed dat neurotransmittors (chemische stoffen die verantwoordelijk zijn voor communicatie tussen hersencellen) zou beïnvloeden (zou rol spelen bij oa sensatie zoeken) 4. Persoonlijkheidsdimensies met fysiologisch substraat Extraversie-introversie Eysenck s theorie: fysiologisch substraat E-I is een van de fundamentele persoonlijkheidstrekken die verschillen tussen mensen beschrijven en het biologisch substraat is hiervoor een belangrijk criterium. E-I wordt gemeten aan de hand van bv Eysenck vragenlijst. - Hoge extraversie: praat graag, leert graag niewe mensen kennen en nieuwe plekken, actief, snel verveeld, haat routine en uitbundig - Lage extraversie: stil, teruggetrokken, verkiest alleen te zijn of slechts met enkele vrienden ipv in menigte en verkiest het vertrouwde ipv het nieuwe Introverten hebben een hoger activiteitsniveau in het Ascending Reticular Activating System (ARAS) hersensysteem (reguleert cortisol niveaus, geen eenduidig verband). Mensen streven ernaar om ARAS activiteit op een optimaal niveau te houden, bij dit optimaal niveau presteren/functioneren mensen het best (elke taak heeft zijn eigen optimaal niveau van ARAS activiteit). - Introverten hebben chronisch teveel activatie/cortisol: vermijden extra stimulatie en trachten hun niveau te verlagen. - Extraverten hebben chronisch te weinig activatie/cortisol: trachten hun niveau te verhogen en zoeken stimulatie. 21

22 Maar onderzoek gaf aan dat I en E niet verschillen in basis niveau (in rust, geen verschil in activiteitsniveau), maar dat I wel meer reactief zijn bij gemiddelde stimulatie (in termen van EEG of huidgeleiding). Hierdoor heeft Eysenck zijn theorie bijgesteld: het verschil tussen E en I ligt niet in de basisarousal, maar in de reactiviteit van arousal (I reactiever: sneller en meer) bij stimulatie Dus bij keuzevrijheid zullen E meer activiteit, opwinding en stimulatie verkiezen dan I. - I presteren beter bij/verkiezen weinig stimulatie (anders overgeprikkeld slecht presteren) - E presteren beter bij/verkiezen veel stimulatie (anders ondergeprikkeld verveling en slecht presteren)) Wanneer ze eenzelfde taak uitvoeren, is hun level van arousal dezelfde alleen hebbe E meer stimulatie nodig dan I om tot hetzelfde arousalniveau te komen omdat ze van hun eigen uit al minder arousal bezitten. Dit verklaart de gedragsverschillen tussen I en E. Gevoeligheid voor beloning en straf Jeffrey Gray: biologische theorie van PH reinforcement sensitivity theory PH is fundamenteel gebaseerd op de gevoeligheid van twee hypothetische hersensystemen: - Gedragsactivatiesysteem, Behavioral Activation System (BAS): reageert op belonging en reguleert toenaderingsgedrag. Als er mogelijkheid is tot een beloning gaat men toenaderingsgedrag vertonen bv naar buiten lopen bij het horen vh ijsjeskarretje. = versneller - Gedragsinhibitiesysteem, Behavioral Inhibition System (BIS): reageert op bestraffing, frustratie, onzekerheid, nieuwe dingen en reguleert inhibitie, vermijdingsgedrag. Als er een mogelijkheid is van bestraffing gaat men vermijdingsgedrag vertonen bv eten zien bij ziekte. = rem Activiteit van BIS produceert gevoelens van angst, activiteit van BAS produceert impulsiviteit. Mensen verschillen van elkaar in de activiteit/gevoeligheid van beide systemen: - Hoge BIS: gevoelig voor angst, vermijding en negatieve emoties - Hoge BAS: gevoelig voor impulsiviteit, toenadering en positieve emoties Opmerking: Een uitzondering is woede. Woede is een negatieve emotie (BIS) die gekenmerkt wordt door impulsiviteit, toenaderingsgedrag (BAS). 22

23 Implicatie: - Hoge BAS mensen leren beter door belonging dan lage BAS mensen - Hoge BIS mensen leren beter door straf dan lage BIS mensen Leren BIS-ers meer door straf dan door beloning? Leren BAS-ers meer door beloning dan door straf? Dat weten we niet. We weten enkel dat bij straf de prestaties van BIS>BAS en bij belonging de prestaties van BAS>BIS, maar er is niets geweten over het absolute niveau. Is de conclusie uit het onderzoek dezelfde als uit het onderzoek over impulsieve personen? Neen, dit zegt net dat impulsieve personen beter leren door beloning dan door straf. Delinquenten zijn meer impulsief dus hebben een hogere BAS. Integratie met model van Eysenck Impulsief = hoge E (en matige N) Angstig = hoge N (en matig lage Extraversie OF Introversie) BAS (gedrag stellen voor beloning) = E (meer reactief voor pos emoties) BIS (vermijden van straf) = N (meer reactief voor neg emoties) Impulsieve personen kunnen hun drang tot toenadering (met als gevolg beloning) minder goed controlleren dan niet impulsieve personen. Daarom vertonen impulsieve personen ook meer toenaderingsgedrag en minder vermijdingsgedrag. Ze leren niet goed door straf, door hun zwakke BIS. 23

24 Overgevoelige BIS: angstaanvallen, depressie... Er is een vragenlijst opgesteld om de BIS gevoeligheid te meten. Er is ook een schaal opgesteld die de individuele verschillen in sterkte van BIS en BAS meet. Reageren op een mogelijke beloning of reageren op een bedreiging, gebeurt via andere systemen. In deze systemen zijn individuele verschillen die gelinkt zijn aan PH. Deze verschillen zijn misschien zichtbaar in de bouw van onze hersenen en zijn misschien ook gelinkt aan het beter leren door of beloning of straf. Leren door straf of door beloning gebeurt via verschillende hersenmechanismen. Daarom zijn verschllen in graden van gevoeligheid voor straf of beloning. Wordt ook gerelateerd aan asymmetrische hersenactiviteit BAS: relatief meer activiteit in L-hemisfeer BIS: relatief meer activiteit van R-hemisfeer The Geen Study De participanten waren extraverten en introverten. Het effect van lawaai op leren werd getest, hartslag en huidgeleiding werd gemeten. Ze moesten woordparen leren terwijl er random lawaai door de headphone werd gegeven. Er waren 3 condities: - conditie waarin ze zelf mochten kiezen hoe luid het lawaai stond - een conditie waar ze het volume van de vorige I of E kregen (gelijk met zichzelf, I I) - een conditie waar ze het volume van de I of E voor hun kregen, tegengesteld aan zichzelf (I E). E kozen een hoger volume dan I. Wanneer ze zelf het volume mochten kiezen of volume kregen van een persoon uit hun groep, waren de resultaten van I en E even goed. - I werken onder volume van E: over aroused slecht prestatie - E werken onder volume van I: onderaroused (bored) slecht presteren I onder E volume presteerden nog slechter dan E onder I volume Ochtentype/avondtype Er zijn stabiele verschillen tussen mensen in Ochtendtype/avondtype. De oorzaak zou liggen in verschillen in onderliggend biologisch circadiaan (dagcirkel) ritme. Verschillende biologische 24

25 processen fluctueren op basis van een cyclus van gemiddeld 24-25u: circadiaan ritme bv lichaamstemperatuur en hormoonsecreties. Maar er zijn grote individuele verschillen in de lengte van deze cyclus. Hoe wordt dit onderzocht? Men doet dit adhv temporele isolatie studies: proefpersonen worden ondergebracht in een leefomgeving zonder enige tijdsindicatie en hun biologische functies worden gemeten: mensen verschillen sterk in de lengte van hun slaap-waakcycli, temperatuurschommelingen (16u- 50u). Personen met korter ritme pieken vroeger tijdens de dag (temperatuur, alertheid etc), gaan vroeger slapen en worden vroeger wakker dan personen met een langer ritme. Personen met een korter ritme zijn eerder ochtendmensen, personen met een langer ritme zijn eerder avondmensen. Ochtendmensen zijn op hun best tussen 8 en 11, avondmensen tussen 17 en 23. Dit komt doordat ochtendmensen een kortere cyclus hebben. Een persoon met een 22u ritme, staat makkelijker vroeg op want zijn/haar biologische dag is al 2u vroeger om. Ze zijn dus al 2u vroeger klaar om een nieuwe dag te beginnen. Een avondtype heeft een langere cyclus, hun dag duurt langer dan 24u. Wat gebeurd er als mensen met verschillend ritme samenleven? Ze hebben een lagere kwaliteit van relatie. Je kan je koffieconsumptie ook afstemmen adhv je O/A (savonds/smorgens). Tegen je natuurlijke circadiaan ritme leven gaat maar is moeilijk. A kunnen zich beter aanpassen aan een verandering dan O. Wanneer men van student naar een werkend persoon gaat, verschuift iedereen zijn type ietsje meer naar een ochtendtype. Individuele verschillen in circadiaan ritme en moment van piektemperatuur hangen inderdaad samen met scores verkregen via een O/A vragenlijst. O/A is een stabiele karaktertrek doorheen de tijd. Dit is een voorbeeld van hoe biologisch, fysiologische processen aan de basis kunnen liggen van PHkenmerken. Dit werd cross-cultureel en over de tijd bevestigd. 25

26 Hersenasymmetrie en affectieve stijl Naar waar kijken je ogen als je je concentreert op moeilijke vraag? Dit is een indicatie voor L/R lateralisatie. - L: relatief meer R-hemisfeer activiteit - R: relatief meer L-hemisfeer activiteit Linker en rechter hersenhelft vertonen lateralisatie, dwz beide helften staan niet in voor exact dezelfde functies, ze zijn gespecialiseerd. Er is dus een asymmetrie waardoor de hersenhelften instaan voor de controle van specifieke functies bv L: taal (centra van Broca en Wernicke). Adhv bv een EEG kan men activiteit van beide hersendelen meten bv Alpha wave: omgekeerd verband met activiteit (hoe minder Alpha golven, hoe meer activiteit er was in dat deel van de hersenen). - L-hemisfeer is relatief meer actief dan R bij ervaren van positieve emoties - R-hemisfeer is relatief meer actief dan L bij ervaren van negatieve emoties Wanneer iemand zijn L-hemisfeer meer dominant is, is deze persoon meer gevoelig voor pos emoties. Is de R-hemisfeer dominant, is de persoon meer gevoelig voor neg emoties (vb gevoeliger voor stress, hoger cortisolgehalte). Drempel: ze ervaren dus sneller pos (L) of neg (R) emoties op dezelfde stimuli, hun drempel is dus lager voor of pos of neg emoties. Vooral frontaal volgens theorie, maar zie figuur: Maar bij kwaadheid is L-hemisfeer actief, dus lateralisatie slaat niet zozeer op positief/negatief, wel meer op toenadering/vermijding (wat meestal overlapt met pos/neg maar niet voor alle emoties). Wanneer men boos is zoekt men dus toenadering ipv vermijding. - L: toenadering (BAS) - R: vermijding (BIS) Het verschil in hersenasymetrie tussen personen is een stabiele persoonseigenschap over de tijd. Conclusie: affectieve stijl hangt samen met of kan voorspeld worden adhv relatieve asymmetrie en hersenhelft activiteit. Mindfullness meditatie training (training die monniken ondergaan) zorgt voor een lichte verschuiving naar L-hemisfeer dominantie. Het vermindert ook stress en geeft het immuunsysteem een boost. 26

27 H8: Evolutionaire benadering van persoonlijkheid 1. Evolutietheorie Iedereen heeft voorouders die erin geslaagd zijn om te overleven tot de tijd rijp is voor voortplanting en zich voort te planten. We hebben (deels) de mechanismen die door onze voorouders werden gebruikt om deze doelen te bereiken, geërfd. Vòòr Darwin waren reeds twee elementen van evolutie erkend: - verandering doorheen de tijd (bv. fossielen: soorten die nu niet meer bestaan of anders zijn) - aanpassing aan de omgeving Natuurlijke selectie Revolutionaire biologie: Charles Darwin ( , VK) reisde met Beagle de wereld rond. Hij ontwikkelde een theorie over het proces dat dergelijke adaptaties creëert en hoe veranderingen over de tijd plaatsvinden: natuurlijke selectie. In 1859 kwam zijn boek On the origin of species by means of natural selection uit. Basisprincipes van natururlijke selectie: - Een organisme produceert meer nakomelingen dan er kunnen overleven en zich voortplanten (er is altijd verlies ) - Bepaalde eigenschappen of varianten stellen een organisme beter in staat om te overleven en zich voort te planten, zij krijgen dus meer nakomelingen (natuurlijke variatie) - Nakomelingen erven die eigenschappen (die tot meer succes leidde om te overleven en zich voort te planten) over Dus de eigenschappen van succesvolle varianten worden overgeërfd en de eigenschappen van nietsuccesvolle varianten niet. Doorheen de tijd zullen de succesvolle varianten en eigenschappen de gehele populatie of soort kenmerken. Adaptaties: deze overgerfde eigenschappen weerspiegelen oplossingen voor overlevings- en voortplantingsproblemen Eerste principe: De omgeving, natuur legt restricties op overleven. Organismen met bepaalde eigenschappen (adaptaties) slagen er beter in om met deze uitdagingen, problemen om te gaan. Doordat deze organismen zich meer voortplanten, worden deze eigenschappen ook meer overgeërfd. 27

28 Enkele randvoorwaarden: - Natuurlijke variatie: er is variatie tussn organismen van eenzelfde soort en hun eigeschappen - Selectie: Sommige ( fitte ) eigenschappen stellen een organisme beter in staat om te overleven en zich voort te planten (adaptaties) - Erfelijkheid: deze eigenschappen worden overgeërfd van ouders op kinderen Sexuele selectie Het viel Darwin op dat vele eigenschappen geen direct overlevingsnut hadden of zelfs juist overlevingskansen deden dalen bv. Bonte kleuren, lange staarten van de pauw. Hoe kan dit verklaard worden? Tweede principe: Sexuele selectie: eigenschappen die bijdragen tot reproductieve succes van organisme (voortplantingskansen) hebben ook grotere kans om overgeerfd te worden. Sommige inividuen zijn meer succesvol dan anderen wat betreft voortplanting. Deze verschillen zijn resultaat van de competitie tussen individuen van dezelfde soort. Er zijn twee vormen: - Intrasexuele competitie: leden van zelfde geslacht wedijveren voor sexuele toegang tot leden van andere geslacht. Dus eigenschappen die in deze competitie tot succes leiden, worden meer overgeërfd bv gewei, agressie. - Intersexuele competitie: leden van bepaalde sexe kiezen hun partner op basis van eigenschappen van deze partner. Dus eigenschappen die in deze competitie tot succes leiden worden meer overgeërfd bv pauwestaart (teken van goede gezondheid). Genen en inclusieve fitheid Tot nu toe (Darwin) was er een focus op overleven en voortplanten van organisme. Toen kwam de ontdekking van het Gen: DNA-pakket (verantwoordelijk voor specifieke eigenschappen) dat wordt overgeërfd van ouder op kind. Dit is het kleinste unit van overgeërfde informatie dat niet verder opdeelbaar is als functionele eenheid. Moderne evolutionaire biologen (o.a. Richard Dawkins) hebben Darwin s theorie voor een deel verlaten/geherformuleerd. De ontdekking van het gen als eenheid van overerving leidde tot cruciale inzicht dat natuurlijke en sexuele selectie verschillende vormen zijn van hetzelfde proces namelijk dat overerving/voortbestaan van genen een cruciale factor is: - overleven is hiervoor noodzakelijk - voortplanten is hiervoor noodzakelijk 28

29 Door deze mechanismen is er differentiële gen reproductie. Dit is het basismechanisme van evolutie: sommige genen hebben meer kans om overgeerfd te worden dan andere (nl die genen die leiden tot overleven en/of voortplanting). Een gevolg is dat de theorie verder uitgebreid kan worden, niet meer beperkt tot het individu zelf: Inclusieve fitheid theorie (Hamilton, 1964) Dit is de evolutietheorie die overerving van eigen genen centraal stelt. Deze theorie zegt dat men het persoonlijk reproductief succes beschermt (hoeveelheid nageslacht). Een individu deelt genen met aanverwanten dus men beschermt ook de voortplanting van genetische verwanten (want deze hebben deels dus ook jouw genen). De graad van bescherming hangt af van de graad van genetisch verwantschap. Voor een zus zal men bijvoorbeeld meer moeite doen dan voor een achternicht (want verwantschap is groter). Maw, de overerving van een gen is afhankelijk van hoe goed een organisme zelf overleeft en reproduceert + hoe goed een organisme kan zorgen dat verwanten overleven en reproduceren. Het is logisch dat de baten van voor verwanten te zorgen niet ten koste mogen gaan van het eigen reproductie-succes. Opmerking: Dit is nog iets anders dan het idee van groepsselectie. Groepsselectie is een hypothese uit de evolutionaire biologie/psychologie die stelt dat eigenschappen die de groep ten goede komen (maar niet per se het individu) ook evolutionair overgeerfd worden bv altruisme. Maar deze hypothese lijkt alsnog weinig evidentie te vinden. Producten van het evolutie-proces Het evolutieproces (een soort van filter voor eigenschappen) leidt tot de creatie van eigenschappen van een soort. Er zijn drie soorten: 1. Adaptaties Adaptaties zijn de primaire producten van evolutie. Definitie: een betrouwbaar, zich ontwikkelende structuur in of eigenschap van het organisme die de oplossing vormt voor een adaptief probleem, omdat het interageert met de terugkerende structuur van de wereld rondom het organisme. De omgeving stelt het organisme voor uitdagingen, adaptaties zijn geëvolueerde eigenschappen die met deze uitdagingen omgaan. Een assumptie is dat er een zekere constantie is in de omgeving. Dus er is eerst een adaptief probleem (alles dat overleving of reproductie belemmert). Adapaties zijn gevormd en geperfectioneerd over duizenden jaren, dus worden ze gekenmerkt door efficientie, 29

30 precisie en betrouwbaarheid. Adaptaties zijn zoals een sleutel tot een slot (de omgeving). Maar soms zijn ze niet meer nuttig in moderne tijden (bv. Xenofobie). We leven in moderne tijden met de hersenen uit het stenen tijdperk 2. Bijproducten van adaptaties Bijproducten zijn toevallige effecten of bijkomende functies van adaptaties, die echter niet voor die reden geevolueerd zijn. Bijvoorbeeld neus: handig om een bril op te zetten of ringvinger: middel om te tonen dat je een partner hebt. 3. Ruis of random variaties Als gevolg van natuurlijke variatie: er is variatie in eigenschappen die louter op toeval gebaseerd zijn en die geen specifieke adaptieve functie hebben (bv. Verschillen in oorschelp). Als deze mutaties niet hinderen (neutraal voor selectie), blijven ze gewoon bestaan. Maar sleeping feature : deze eigenschappen kunnen soms wel - door toeval of veranderende omgeving - functioneel worden en uitgroeien tot adaptaties (bv. Stel geen zonlicht meer: grote oorschelpen worden evolutionair voordeel). 2. Evolutionaire psychologie Principes van evolutie toepassen op het verklaren van psychologische eigenschappen. De mens vandaag de dag wordt gekenmerkt door (verschillen in) bepaalde eigenschappen. Deze eigenschappen verklaren we door aan te geven hoe ze bijdragen aan het overleven en doorgeven van genetisch materiaal. Aannames van evolutionaire psychologie: - Functionaliteit: psychologische adaptaties zijn ontwikkeld om tegemoet te komen aan adaptieve problemen. Dus het is cruciaal om de evolutionaire functie van een bepaalde eigenschap te identificeren. Waarom zijn angst, geheugen, intelligentie, PH-eigenschappen... belangrijk? - Domein- specificiteit: adaptaties zijn ontwikkeld door evolutionaire processen als oplossing voor specifieke problemen (elk probleem heeft een eigen adaptieve oplossing ) - Talrijkheid: er waren veel adaptieve problemen en er zijn dus vele verschillende adaptaties ontwikkeld (maw een mens heeft vele verschillende eigenschappen voor verschillende problemen, niet 1 opl voor alles), ook modules genaamd. Bijvoorbeeld angst voor vele omstandigheden (hoogte, slangen, spinnen ), cognitieve vaardigheden (geheugen, voorspellen...). 30

31 Empirisch testen van evolutionaire hypothesen Het probleem is dat we niet kunnen teruggaan in de tijd en onderzoeken of bepaalde eigenschappen inderdaad het gevolg zijn van bepaalde omgevingsuitdagingen. Vandaar dat de evolutionaire psychologie verplicht is om hypothesen te genereren uit theorieen die getoetst kunnen worden. Die toetsbare hypotheses worden dan bevestigt of ontkracht, of alternatieve hypothesen worden ontkrachten. Zo kunnen we de theorieen toetsen aan de realiteit. Methode Er zijn verschillende niveaus (van abstract naar concreet) van analyse in de evolutionaire psychologie (hierarchische levels van analyse): - Algemene evolutieleer: evolutie door selectie Dan specificatie: - Midden niveau: specificatie van de alg evolutieleer, bv sexuele selectie Hieruit volgen: - Specifiekere hypothesen: de sexe die de grootste investering moet doen voor het opgroeien van nakomelingen, is het meest kieskeurig wat betreft partnerselectie. De sexe die kleinste investering brengt, is meer competitief met sexegenoten om rivalen uit te schakelen tegenover kieskeurige andere sexe. Hieruit ontwikkelen zich specifieke, toetsbare predicties: - Concrete niveau: specifieke, toetsbare predicties. Vrouwen zijn meer kieskeurig en kiezen partners die willen (bereidheid) en kunnen (middelen, status) investeren, en scheiden mannen die dat niet meer doen. Mannen zijn minder kieskeurig en meer competitief met sexegenoten. Als de predicties worden bevestigd, stijgt de geloofwaardigheid van de hypotheses waar ze zijn van afgeleid. Hoe meer predicities er worden bevestigd, hoe sterker de hypothese/theorie. Wanneer de predicties niet worden bevestigd, wordt de hypothese/theorie in vraag gesteld. Twee methoden van uitvoeren van empirisch onderzoek als testing van hypothesen: - Deductieve methode ( top-down ): vertrekt van theorie, leidt predicties af (theory-driven) - Inductieve methode ( bottom-up ): reasoning approach, vertrekt van empirische bevinding en stelt op basis ervan een theorie op (data-driven) Opmerking: Beiden zijn valide manieren om wetenschap te beoefenen, in alle disciplines. 31

32 3. Drie domeinen van toepassing Evolutionaire psychologie formuleert hypothesen over 3 domeinen van menselijk functioneren/ph: - Menselijke natuur in het algemeen: verklaren van eigenschappen die alle mensen kenmerken (de fundamentele menselijke natuur ) - Geslachtsverschillen: verklaren van verschillen tussen mannen en vrouwen - Interindividuele verschillen: verklaren van verschillen tussen mensen 1. Menselijke natuur Redenering: Psychologische mechanismen die succesvol zijn voor overleving en voortplanting overleven mechanismen die dat niet/minder zijn. Het gevolg hiervan is dat de menselijke natuur een gevolg is van evolutionaire processen. Doorheen de tijd verspreiden de succesvolle eigenschappen zich in de populatie en kenmerken deze (bv. twee ogen ). Voorbeelden zijn: - Need to Belong (nood om ergens toe te behoren) - helpgedrag en altruisme - Universele Emoties. Need to Belong Theorie: Één van de belangrijkste uitdagingen voor de mens is samen te leven in groep. Dit is noodzakelijk om te overleven en voort te planten (voedsel, verzorgen nakomelingen, verdediging en beschikbaarheid van partners). Eigenschappen die het succesvol samenleven bevorderen (dus de kans verminderen op exclusie), hebben evolutionair voordeel. Bijvoorbeeld: - Angst voor uitsluiting/sociale angst (angst om negatief beoordeeld te worden door anderen): mensen die dit meer bezaten hadden meer kans op overleven en reproduceren dan mensen die hier ongevoelig voor zijn - Self-esteem hangt af van de kwantiteit en de kwaliteit van contacten met anderen - Gedrag dat de groep bevoordeelt wordt positief bevonden (vriendelijkheid, helpgedrag) vs. gedrag dat de groep benadeelt (lief afpakken, agressie, lafheid) wordt negatief beoordeeld Empirische evidentie voor de theorie: - externe dreiging zorgt voor een sterkere groepsband - de kans om een beloning (vb geld, eten..) te krijgen, zorgt ook voor een sterkere groepsband - sociale exclusie veroorzaakt pijn dat op hetzelfde circuit in de hersenen zit als fysische pijn Samengevat: need to belong is een fundamenteel menselijke eigenschap 32

33 Helpgedrag en altruisme Theorie: (zie Inclusive fitness theorie) Helpgedrag van een persoon is rechtstreekse afhankelijk van de mate waarin de geholpene bijdraagt aan de overleving van de genen van die persoon. - helpgedrag daalt naarmate genetische overlap daalt - helpgedrag daalt ook naarmate de verwanten ouder zijn (hoe ouder, hoe kleiner de kans dat ze nog kinderen gaan krijgen). - mensen die vruchtbaarder zijn, gaan een grotere kans hebben om geholpen te worden. Het draait dus eigenlijk allemaal om de kans die bestaat voor het al dan niet doorgeven van genen. 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0, everyday life/death Deze vaststellingen zijn sterker in een leven/dood (brand) situatie. In klein dagelijks hulpgedrag (zoals boodschappen doen) worden ouderen meer geholpen dan jongeren. 2. Geslachtsverschillen Evolutionaire psychologie veronderstelt dat mannen en vrouwen: - hetzelfde zijn in die domeinen waarin ze dezelfde omgevingsuitdagingen en adaptieve problemen zijn tegengekomen doorheen de tijd - verschillen in die domeinen waarin ze verschillende omgevingsuitdagingen en adaptieve problemen zijn tegengekomen doorheen de tijd Dus men verwacht geslachtsverschillen in bv kinderen baren. De vrouw baart kinderen, man niet: als gevolg van dit verschil hebben man en vrouw dus verschillende eigenschappen ontwikkeld (weeën, baarmoeder... maar ook psychologische verschillen). Belangrijk verschil volgens de evolutionaire psychologie door het verschil in adaptieve problemen: - Vrouwen staan in voor baren en voeden van nakomelingen. Er is dus nood aan middelen zoals voedsel, bescherming... Ze zijn dus afhankelijk van een man. Daarom kiezen ze een man op basis van de mogelijkheden en de wil om te investeren in een vrouw. - Mannen zijn nooit zeker van vaderschap. Ze gaan zich gedragen in een manier om de kans op vaderschap te vergroten namelijk door jaloesie. 33

34 Deze biologische realiteit is de oorzaak van (bepaalde) geslachtsverschillen op het vlak van psychologie en gedrag. Dus volgens de evolutionaire psychologie benaderen we geslachts/genderverschillen op deze manier: - In welke domeinen komen M/V andere adaptieve problemen tegen? - Wat zijn de geslachts/genderspecifieke wijzen die geevolueerd zijn om hiermee om te gaan? - Welke sociale, culturele en contextuele factoren beinvloeden verder deze geslachtsverschillen? Agressie Criminaliteitsstatistieken: Grote meerderheid van moordenaars en slachtoffers van moord zijn mannen. Er moet wel een onderscheid worden gemaakt tussen instrumentele agressie (agressie om een doel te bereiken) en affectieve agressie (door emoties). - directe fysieke agressie (M>V) - indirecte agressie (M? V) Hoe verklaren we dat er meer (fysieke) agressie is onder mannen? De evolutionaire psychologie verklaart dit adhv de theorie van ouderinvestering en sexuele selectie: - Vrouw: kan slechts weinig kinderen voortbrengen (weinig variantie) en investeert het meest in de opvoeding (zwangerschap, voeding): kiezen zorgvuldig een partner - Man: kan vele kinderen voortbrengen maar kieskeurige vrouwen. Dit leidt tot grote verschillen (variantie) tussen mannen in hoe succesvol ze zijn (= hoeveel kinderen ze hebben) = effective polygyny. Sommige hebben veel, andere weining kinderen. Het gevolg hiervan is: hoe groter de variantie (= verschillen tussen mannen), hoe groter competitie tussen mannen (meer risicovolle strategieën om aan een partner te geraken of om aan status en middelen te raken vb geweld). Dit principe wordt ook gezien als de oorzaak van sexuele dimorfie: verschillen in verschijningsvorm tussen mannen en vrouwen (grootte, gespierde bouw). Hoe groter de competitie en verschillen in toegang tot voortplanting, des te groter de verschillen tussen M en V (gevonden adhv een inductieve methode). Mannen die heel hun leven alleen zijn kunnen als laatste strategie om aan een vrouw te geraken, een andere man vermoorden. Mannen die arm en ongetrouwd zijn itt rijk en gehuwd, hebben een grotere kans om een moord te plegen. Dit is vastgesteld adhv correlaties, dit bewijst dus niet dat arm 34

35 en ongehuwd zijn de oorzaak is van een moord te plegen. Mannen sterven gemiddeld ook vroeger dan vrouwen, dit door hun risicovol en agressief gedrag. Dus mannen gaan andere mannen vermoorden omdat ze in competitie zijn met elkaar om aan een vrouw te geraken. Jaloesie Biologische realiteit: - Man is nooit zeker van vaderschap. Als kinderen niet van hem zijn, steekt hij veel energie in de overleving van andere genen. Hij heeft dus belang bij om zeker te zijn over de vaderschap. Hij heeft een trouwe partner nodig. - Vrouw is zeker van moederschap. Zij heeft vooral nood aan een investerende partner. Geslachtsverschillen in jaloezie zijn dus relatieve verschillen. - Vrouw is vooral emotioneel jaloers: wanneer partner een emotionele band heeft of verliefd is op een andere vrouw, dreigt zij de investering door de partner te verliezen - Man is vooral sexueel jaloers: wanneer partner sexuele relaties heeft met andere mannen, dreigt hij zekerheid over vaderschap te verliezen Nu passen we een deductieve methode toe op deze theorie. Afgeleide predicties van deze theorie worden bevestigd in empirisch onderzoek: vrouwen vinden emotionele ontrouwheid erger dan sexuele, en dit geldt omgekeerd voor mannen (ook in termen van fysiologische arousal bij inbeelden). Dit is ook cross-culturele bevestigd maar er is recent steeds meer debat over deze resulaten. Alternatieve hypothese double shot : Als de man denkt aan sexuele ontrouw, vreest hij ook voor emotionele ontrouw. Dit is dubbel erg. De reden waarom de man sexuele ontrouwheid erger vind is omdat hij denkt dat uit sexuele ontrouwheid, emotionele ontrouwheid komt. Bij vrouwen is het andersom. Als de vrouw denkt aan emotionele ontrouw, vreest zij ook voor sexuele ontrouw. Dit is ook dubbel erg. Maar deze theorie is niet bevestigd in onderzoek. De theorie is ook niet cross-cultureel bevestigd. Evolutionaire hypothese vs double-shot hypothese: 1) Onderzoek waar men bij vroeg om in te beelden dat: - je partner emotioneel maar niet sexueel ontrouw was - je partner sexueel maar niet emotioneel ontrouw was 35

36 Als de double shot hypothese de juiste was zou bij dit experiment het verschil tussen M en V moeten verdwijnen. Dit gebeurde niet! 2) Onderzoek waarbij je moest inbeelde dat je partner zowel emotioneel als sexueel ontrouw was. Welk van de 2 is het ergste? Ze vonden geslachtverschillen in het voordeel van de evolutionaire hypothese (ook crosscultureel bevestigd). 3) De evolutionaire hypothese kan verklaren waarom deze geslachtsverschillen universeel zijn. De double shot theory niet. De geslachtverschillen zijn ook geen experilmenteel artefact : - Zelfs met afleiding blijven de verschillen bestaan. - Uit een verhaal onthouden mannen meer voorbeelden van sexuele ontrouwheid dan van emotionele ontrouwheid, bij vrouwen is het andersom - Vrouwen zijn meer opgelucht wanneer ze te weten komen dat hun man toch niet emotioneel ontrouw was. Mannen zijn meer opgelucht bij het te weten komen dat hun vrouw toch niet sexuele ontrouw was. - Bij mensen die al zoizo gemiddeld gezien al meer jaloers zijn, is het geslachteverschil nog groter. De evoltionaire hypothes heeft alle uitdagingen al overwonnen, dit doet de geloofwaardigheid van deze visie stijgen. Aantal sexuele partners Afkomstig uit een onderzoek uitgevoerd op een amerikaanse campus: Meisje/jongen aan vreemden laten vragen: Hallo, ik heb je de laatste tijd hier opgemerkt. Ik vind je zeer aantrekkelijk. Wil je - vanavond iets gaan drinken? - vanavond mee naar mijn appartement? - vanavond met mij naar bed? 36

37 Aantal ja antwoorden: Ook andere reacties zoals beledigd (V) en gevleid (M). Het feit dat vrouwen minder bereid waren om seks te hebben was niet door hun veiligheid want anders zouden ze ook niet op date gaan. De reden van weigeren was dezelfde bij M als bij V. Er is een geslachtsverschil bij het aantal sexuele partners iemand wilt hebben in zijn/haar leven. Evolutionaire visie: het geslacht dat het minste tijd inversteert in zijn nakomelingen, gaat minder kieskeurig zijn bij het kiezen van een partner en gaan meer sexuele partners hebben. Mannen kunnen hun reproductief succes verhogen door met meerdere vrouwen sex te hebben. Ze hebben dus relatief meer evolutionair voordeel bij meerdere partners. Dit uit zich in: - een voorkeur voor meer partners ( Hoeveel bedpartners zou je in de komende maand, jaar willen hebben? : M>V) - effectief meer partners - grotere bereidheid tot sex met vreemden - een grotere lust voor affaires - gemiddeld meer aan seks denken - meer sexuele fantasien (1 fantasie = meerdere vrouwen) - Voor mannen is uiterlijk belangrijker in partnerkeuze (gezonde genen). Voor vrouwen zijn zorgzame karaktertrekken en middelen belangrijker (hoewel: voor beide zijn PHtrekken als lief, begrijpend en interessant het belangrijkste). Dit is cross-cultureel bevestigd. 3. Individuele verschillen Tot nu toe zijn er enkel evolutionaire verklaringen die de menselijke natuur of man-vrouw verschillen verklaren. Hoe individuele verschillen verklaren? Dit is dan ook het meest uitdagende en moeilijke niveau van analyse voor de evolutionaire psychologie. 37

38 Verschillende verklaringen: 1. Omgevingsinvloeden zorgen voor individuele verschillen in algemene psycholgische mechanismen Individuele verschillen zijn het resultaat van verschillen in de omgeving, die ervoor zorgen dat mechanismen in verschillende graden worden geactiveerd. Bv. Iedereen heeft Need to belong maar door de opvoeding en ervaringen drukt dit zich anders uit (dominantie vs submissie). Voorbeeld: een vader aanwezig/afwezigh in de vroege kindertijd (0-5j) - afwezig: je kan niet rekenen op de zorg van ouders, een relatie is niet voor altijd vroeg seks hebben, veel van partner wisselen (= meer nakomelingen maken), anderen zijn niet te vertrouwen en relaties eindigen ooit - aanwezigheid van een investerende en betrouwbare vader: anderen zijn betrouwbaar en je kan op hun rekenen een langdurige relatie zoeken: laat seks, veel investering in weinig kinderen Steun voor deze visie: - kinderen van gescheiden ouders hebben meer mensen seks - bij afwezigheid van een vader: meisjes krijgen vroeger hun menstruatie Dit zijn correlaties, er is dus geen oorzaak-gevolg uit af te leiden. 2. Overerfbare individuele verschillen die contingent zijn op andere trekken Bv. Interactie met lichaamsbouw: wijze om iets te bereiken wordt bepaald door fysieke kenmerken. Er zijn twee strategieën in sociale interactie die evolutionair voordelig gebleken zijn: - Agressie - Vriendelijkheid De effectiviteit van elke strategie hangt af van (je perceptie van) je fysieke lichaamsbouw: verklaart individuele verschillen. Een agressieve strategie is effectiver als je een gespierde lichaamsbouw hebt. Maar evidentie is beperkt (bv. delinquenten hebben gemiddeld genomen meer gespierde lichaamsbouw). De neiging om een agressieve strategie te hebben of niet is reactief overerfbaar: het is een secundair gevolg van de overerving van de lichaamsbouw. 3. Frequentie-afhankelijke strategische individuele verschillen Evolutionaire processen bepalen doorgaans eigenschappen van een gehele soort. Soms kunnen er twee of meerdere varianten evolueren binnen 1 popultaie. Belangrijke uitzondering is de frequentieafhankelijke selectie: een bepaalde eigenschap heeft slechts evolutionaire (overlevings-) waarde als deze in een beperkte proportie in de populatie voorkomt. 38

39 Voorbeelden: - linkshadigheid: voordeel bij gevecht, maar slechts als de minderheid van populatie linkshandig is. - Man-vrouw ratio is gelijk, als deze ongelijk is, zorgt de evolutie terug voor een balans. - Psychopathie: manipulatief, profiteren van welwillendheid van anderen. Hoe meer psychopathen er zijn, hoe minder effectief dit is (de kosten worden te hoog voor de niet psychopathen, die gaan de psychopathen dan straffen). In de moderne tijd zijn er meer psychopathen omdat ze kunnen weggaan uit hun omgeving wanneer het te riskant wordt (dit kon vroeger niet). 4. Optimaal niveau van PH trek varieert over plaats en tijd Hypothese: zowel hoge als lage scores op de Big 5 persoonlijkheidstrekken hebben evolutionaire voordelen en nadelen ( fitness ), afhankelijk van het moment en omstandigheden. Bv. fitheid van risicovol exploratief gedrag afhankelijk van schaarste (goed) vs. overvloed (slecht) van voedsel. Dus elke positie wordt gekenmerkt door een trade-off tussen voor-en nadelen. Er is geen optimale positie (want die is afhankelijk van omstandigheden, geslacht ), en zodoende blijft de variantie in de populatie bewaard. Voor- en nadelen van Big Five: - Neuroticisme ( emotionele stabiliteit): + aandachtig voor gevaar - stress, depressie, gezondheidsrisicos - Extraversie ( introversie): + Voortplantingsvoordeel (veel en korte relaties), sociale bondgenoten, exploratie - geen familiale stabiliteit, fysieke risico s - Openheid/intellect/creativiteit: + Creativiteit, aantrekkelijkheid - Psychose, afwijkende overtuigingen - Vriendelijkheid: + Empathie, harmonieuze relaties, helpend - Wordt makkelijker bedrogen & belogen, niet egoïstisch - Conscientiousness = gewetensvolheid ( laksheid, gebrek aan motivatie): + Langetermijn denken, doelen nastreven, betere levensverwachting - Rigiditeit, geen impulsiviteit 39

40 Doordat deze Phtrekken erfelijk zijn wordt de genetische variabiliteit behouden binnen een populatie. Dit is goed want verschillende niveaus van trekken zijn in verschillende omgevingen voordelig (het optimum level hangt af van de tijd en de omgeving) = balancing selection. 5. Aan de hand van verschilsdetectiemechanismen De mens wordt geconfronteerd met adaptieve problemen: sommige mensen gaan hier beter mee om dan anderen. Mensen zijn uitgerust met detectie-mechanismen om te idenitificeren hoe anderen met de fundamentele adaptieve problemen omgaan en welke oplossingen de beste zijn. Dus de big five zien heeft overlevingswaarde, het geeft mensen vervolgens rollen die het beste zijn om om te gaan met een adaptief probleem. - Wie heeft veel kans om te stijgen op sociale ladder? Wie is de baas? Extraversie, dominantie - Wie kan er goed samenwerken en is dus een mogelijke partner? Met wie ga ik om? Vriendelijkheid - Wie is betrouwbaar en kan werk verzetten? Op wie kan ik rekenen? Gewetensvolheid - Wie zal me bezwaren met eigen persoonlijke problemen en is labiel in samenwerking? Wie vermijd ik best? Neuroticisme - Bij wie kan ik terecht voor goed advies? Aan wie vraag ik raad? Openheid, Intellect redelijk indirecte hypotheses! 4. Beperkingen van evolutionaire psychologie 1. Ongekend verleden Adaptaties zijn gevormd over een lange tijdsperiode van evolutie en we kunnen niet teruggaan om met zekerheid vast te stellen wat welke veranderingen heeft veroorzaakt. Dus we moeten inferenties maken. Door meer trachten te leren over evolutionaire mechanismen, trachten we ook meer te weten te komen over ons verleden. 2. Onbegrepen fenomenen Er zijn nog veel zaken waar evolutionaire theoretici geen antwoord op hebben (relatief jonge tak van wetenschap). Bv: Wat triggered emoties? 3. De wereld is anders nu Moderne omstandigheden zijn zonder twijfel sterk verschillend op vele vlakken met vroegere tijden. Wat vroeger adaptief was, is dat nu misschien niet meer, en omgekeerd. Bv. Individualiteit, originaliteit, grote bevolking, mondialisering. 40

41 4. Alternatieve verklaringen Het is soms mogelijk om met een alternatieve (evolutionaire) hypothese, hetzelfde fenomeen te verklaren. Maar dit heeft ook een voordeel: in de wetenschap is het dan de bedoeling om van elke theorie predicties te genereren en die dan elke te toetsen aan de empirie (finale toetssteen). Welke van die allemaal worden bevestigd en welke weerlegd? 5. Moeilijk toetsbaar Evolutionaire hypothesen worden soms geacht niet toetsbaar te zijn (toetsbaarheid is een criterium voor ware wetenschap, cfr. Popper). Namelijk: Wat is een fitte karakeristiek? Datgene dat overgeerfd wordt in de populatie. / Wat wordt overgeerfd? Een fitte karakeristiek. Dus wat evolutionair voordeel is, is wat er bestaat, wat niet voordelig is bestaat niet: niet te toetsen. Maar er zijn recent pogingen om specifieke hypothesen af te leiden uit theorie en die dan te toetsen aan de empirie. Drie misverstanden 1. Evolutionaire verklaring is een moreel excuus: De moraal is van een andere orde. 2. De evolutionaire verklaring is een motief: mensen doen dit of dat omdat... Evolutionaire verklaringen zeggen niet noodzakelijk iets over motieven of psychologische processen. Bv. sex: dient voor voortplanting van genen, maar dit is wel het laatste dat dan door je hoofd speelt. 3. Het is niet eerlijk, het is discriminerend: de gevolgen van de verklaring doen er niet toe. 41

42 H9: Psychoanalytische benadering van persoonlijkheid 1. Inleiding Prof. Ross Cheit: een geval van een teruggekomen herinnering na 25 jaar van misbruikt te zijn geweest door een kampleider. Dit gebeurt na een trigger die iets te maken heeft met de herinnering nl, neefje dat naar een koor ging gaan hij werd depressief, ongelukkig herinnering komt naar boven. Psychoanalytisten geloven dat een traumatische herinnernig helemaal kan worden vergeten maar jaren nadien kan zorgen voor psychologische problemen doordat die herinnering zich in het onbewuste bevindt. Door deze herinnering van het onbewuste terug naar het bewuste te halen, kunnen de psychologische problemen worden opgelost. Sigmund Freud: grondlegger van psychoanalyse. Hij is geboren in 1856 in Tsjechië, op zijn 4j is hij naar Wenen verhuisd. Hij was een briljante student geneeskunde. Hij richtte een prive praktijk voor zenuwziekten (psychiater) op en ontwikkelde een theorie over de menselijke geest doorheen het behandelen van patiënten. Hij benadrukte de rol van het onbewuste en het belang van vroege ontwikkeling in menselijke functioneren. Hij schreef ook een boek over hoe het onbewuste via dromen tot uiting kan komen. Hij kwam elke woensdag samen met zijn volgers om zijn theorie uit te leggen en te testen (door vbn op patienten): Wednesday Psychological Circle. Dit breidde dan uit tot de Vienna Psychoanalytic Society International Psycoanalytic Association. Hij beweerde dat de volwassen persoonlijkheid een resultaat was van hoe ze als kind omgingen met hun sexuele en agressieve drangen. In 1938 vluchtte hij als joods intellectueel naar Londen, en stierf in 1939 aan kanker. Freud had een stiekeme passie voor archeologie, hij werd ook de archeoloog van de menselijke geest genoemd. 2. Principes van de psychoanalyse 1. Fundamentele assumpties van psychoanalytische theorie Algemeen: De menselijke psyche bevat een interne bron van psychische energie dat gedrag motiveert (instincten). De wet van behoud van energie werd hier ook op toegepast: de hoeveelheid psychische energie dat een persoon bevat blijft heel hun leven constant. De energie zoekt een uitweg (zoals druk in een vat). Dus de menselijke geest is als een hydraulisch systeem: er is een interne druk, 42

43 energie die gelost moet worden. Hoe dit gebeurt (= de uitweg van de energie), uit zich in kenmerken van de persoonlijkheid. Persoonlijkheidsverandering wijst op een verandering van de manier waarop de psychische energie verlost wordt. 2. Fundamentele begrippen in de psychoanalytische theorie Basisinstincten: Sex en agressie Instincten zijn sterke interne krachten die alle energie voorzien in het psychisch systeem. In de eerste versie van Freud s theorie zijn er twee belangrijke instincten: zelfbehoud en sex (zie de twee types selectie bij Darwin, overleven en voortplanting: het is mogelijk dat Freud zich hierop heeft geïnspireerd). In zijn latere versies waren de belangrijke instincten: - Levensinstinct/Libido (niet enkel voor seks)/eros: zelfbehoud, sex en plezier - Doodsinstincten/Thanatos: doodsdrift, destructie en agressie Gedrag en handelen worden gedreven door het bevredigen van deze instincten, of door de controle ervan. Deze instincten kunnen elkaar tegenwerken, maar kunnen ook gecombineerd optreden (vb eten: gericht op leven maar houdt tevens vernieling in, verkrachting: seks en vernieling). De energie die wordt gebruikt om 1 type gedrag te sturen, kan niet meer worden gebruikt om een ander gedrag te sturen. De energie kan worden omgebogen om een ander gedrag te sturen. Opdeling van de menselijke geest De menselijke geest bevat drie niveaus: - Bewuste: gevoelens, ideeën, gedachten waar je je nu van bewust bent (top van de ijsberg die uit het water komt) - Voorbewuste: informatie waar je nu niet aan denkt, maar die je makkelijk kan ophalen, herinneren (deel van de ijsberg dat in het water is, maar die we nog kunnen zien) - Onbewuste: grootste deel van de geest (deel van de ijsberg dat we niet kunnen zien) Onbewuste Het onbewuste deel van onze geest bevat onaanvaardbare inhouden, waarvan we ons niet bewust zijn. Meestal zijn het die dingen die we niet onder ogen willen/kunnen/mogen zien (dikwijls gerelateerd aan sex of agressie): - Gedachten: bv. ik ben het niet waard te leven - Gevoelens: bv. Ik ben razend op mijn moeder 43

44 - Herinneringen: bv. negatieve ervaringen - Wensen: bv. ik wil die persoon vermoorden Het onbewuste bevat het ontoelaatbare: driften (uit instincten), gevoelens, gedachten, herinneringen die bewust ondraaglijk zouden zijn. Deze inhouden zijn geladen met psychische energie. Vandaat dat deze inhouden een weg naar buiten zoeken, dit is bevrediging van het onbewuste: gemotiveerde onbewuste. Maar de maatschappij, regels, normen, zelfbescherming laat niet toe dat deze inhouden zich ongenuanceerd uitdrukken. Het individu moet dus leren deze neigingen te controleren, of om te zetten in meer toelaatbare uitingen. Psychisch determinisme: niets gebeurt zomaar Vandaar het gemotiveerde onbewuste : onbewuste inhouden zoeken hun weg naar buiten, maar dienen vermomd te worden wegens hun ontoelaatbare karakter. Freud beweerde dan ook dat niets zomaar gebeurt: achter elk gebaar, handeling, gevoel, gedachte, symptoom zit een reden (= psychisch determinisme). Bv. een scepticus zegt: Ik twijfel aan uw theorieën, Dr. Fraude. Deze reden is meestal een uiting van inhouden van onze geest, bewust, prebewust maar meestal onbewust. Dus alle belangrijke en minder belangrijke dingen die we (niet) doen of zeggen, hebben een reden. De redenen kunnen achterhaald worden als we het onbewuste kunnen onderzoeken. De meeste symptomen van geestelijke ziekten zijn veroorzaakt door onbewuste motivaties. Het zijn fysische expressies van onderdrukte traumatische ervaringen. Om deze symptomen te genezen, moet de onbewuste oorzaak dus ontdekt worden en die onderdrukte herinneringen moeten terug naar het bewuste worden verplaatst. Freud heeft deze theorie genezen door praten - die initieel is uitgevonden door Breuer (adhv een patient Anna O) - verfijnd. Anna O leed ook aan fysische problemen die hun oorzaak vonden in onverwerkte traumatische ervaringen. Door die verdrongen ervanringen van het onbewuste terug naar het bewuste te halen, verdwenen de fysische problemen. Voorbeelden van het onbewuste: - blindsight = bij schade aan het primaire visueel centrum in de hersenen, werken de ogen nog steeds maar het centrum in de hersenen dat verantwoordelijk is voor objectherkenning werkt niet meer. Het vreemde is dat mensen dan nog steeds een beoordeling kunnen maken vh object dat ze werkelijk niet kunnen zien. Verklaring: de ogen zenden de info niet alleen naar het primaire visuele centrum maar ook nog naar andere centra (herkenning van beweging, kleur en emotionele evalutaie). Je kan een persoon met blindsight dus conditioneren door bv een bepaald object telkens samen 44

45 met een schock aan te bieden. Het object (dat de persoon niet kan zien) wordt achteraf toch negatief geevalueerd. - Deliberation-without-awareness: o o Moeilijke keuzes maken: wanneer je dit dilemma dan even uit je bewuste haalt, zal het onbewuste hierover verder nadenken (zonder dat je je hiervan bewust bent). Dan komt er een moment waarop je opeens je keuze hebt gemaakt (die later de juiste bleek te zijn). moeilijke keuzes kan je dus best onbewust maken/aan het onbewuste overlaten ( eens een nachtje over slapen ) Makkelijke keuzes kan je best bewust maken. 3. De structuur van persoonlijkheid De psychoanalytische PHtheorie draait rond hoe mensen omgaan met hun sexuele en agressieve instincten binnen de beperkingen die worden opgelegd door onze beschaving en maatschappij. Dus sexuele en agressieve drijfveren kenmerken de mens, maar de uitvoering ervan is niet altijd tolereerbaar: hoe mensen hiermee omgaan vormt hun PH. Hoe? Dit gebeurt onbewust: de menselijke geest doet dit door zich op te delen en de delen met elkaar in competitie te laten gaan: - één deel van de geest bevat of creëert deze drijfveren/instincten (Id) - een ander deel vertegenwoordigt de maatschappelijke normen en waarden (Superego) - een ander deel tracht de drijveren en maatschappelijke normen te verzoenen zodat de energie van de instincten toch geuit kan worden, maar binnen de grenzen van het aanvaardbare (Ego) Id: Reservoir van psychische energie Dit is het meest primitieve deel van onze geest, de bron van alle (voornamelijk sexuele en agressieve) drijfveren en instincten. Het opereert volgens het lustprincipe: zoekt onmiddellijke bevrediging van instincten en drijfveren zonder om te kijken naar mogelijke gevolgen of nadelen. Dit principe domineert ook tijdens de vroege kindertijd. Het wordt geregeerd door primair procesdenken zoals bij dromen en fantasien: zonder logische regels, zonder bewust denken en zonder band met de realiteit. In dromen komt dit wat aan de 45

46 oppervlakte: je kan vliegen, mensen veranderen van identiteit Wanneer een object van een drijfveer (bv. Sexueel of agressief) niet beschikbaar is, kan het Id een mentaal beeld maken van dat object om deze drijfveer te bevredigen. Er is mentale energie geinvesteerd in deze fantasie en de drijfveer is tijdelijk bevredigt (tijdelijk omdat de drijfveer niet in de realiteit is vervult). Dit noemt men wensvervulling. Superego: beschermer van normen Het Superego (ontwikkeld vanaf 5j) is het deel dat de normen en waarden van de maatschappij geïnternaliseerd heeft of vertegenwoordigt. Dit komt overeen met wat sommigen het geweten zouden noemen. Het superego bepaalt wat juist en wat fout is. Dit wordt aangeleerd door socialisatie, opvoeding, via school, religie. Werkt vooral door: - het goede te versterken (en geeft zodoende aanleiding tot bv. trots). Bv. Je hebt iemand geholpen: trots = versterker. - het slechte te bestraffen (en geeft zodoende aanleiding tot bv. gevoelens van schuld en schaamte = sterke werkmiddelen van het Superego). Bv. Je hebt iemand kwaad berokkend: schaamte, schuld = bestraffer. Maar net zoals het Id, is het Superego niet gebonden aan de realiteit dus soms zijn standaarden onrealistisch hoog of laag: - Te laag: geen schuldgevoelens, psychopathie - Te hoog: perfectionistisch, nooit goed, chronische schaamte Ego: manager van PH Tracht het Id te beperken aan de realiteit: de onmiddellijke bevrediging van het Id is niet aanvaardbaar of veroorzaakt problemen. Het Ego tracht enerzijds het Id te bevredigen, maar binnen de grenzen van het aanvaardbare. Bv. Pesten ipv vermoorden/flirten, masturbatie ipv sex. Het ontwikkelt zich in de loop van het 2de en 3de levensjaar. Het Ego werkt aan de hand van het realiteitsprincipe: het Ego begrijpt dat de instincten van het Id in conflict zijn met de maatschappelijke normen en tracht deze hieraan aan te passen. Dit gebeurt adhv secundair proces denken : tracht strategieën te bedenken en uit te werken om met de beperkingen om te gaan terwijl instincten toch kunnen bevredigd worden. Sommige drangen zijn echter nooit acceptabel. 46

47 Hoe meer energie er wordt gebruikt bij 1 bepaalde zelfcontrole aciviteit (dus conflict tussen Id en Superego), hoe minder er kan gebruikt worden bij een andere zelfcontrole activiteit die in tijd dicht volgt op de eerste. Het Ego kan dus ook uitgeput raken = Ego-depletion. Je moet zelfcontrole zien als een spier. Wanneer het overgebruikt is, is het een tijdje zwak. Je kan zelfcontrole ook trainen net zoals een spier. Metafoor De menselijke geest is als een buizensysteem zoals in een huis: het buizensysteem bevat water onder druk. De druk is een metafoor voor de psychische energie van de instincten, die zich opbouwt en die vraagt om losgelaten te worden. Om om te gaan met deze druk, zijn er drie soorten loodgieters (corresponderend met de verschillende delen van de geest): - De kranen open: we laten alles los bij de minste druk (Id, het onbewuste dat de vrije psychische energie bevat) - De kranen dicht: we houden alle kranen dicht, het allerbelangrijkste is dat de druk niet ontsnapt (SuperEgo, wil kost wat kost de normen van de maatchappij in ere houden) - De druk afleiden: we zoeken naar manieren om de druk af te leiden zodat de druk vermindert maar we toch geen smeerboel hebben (Ego, bemiddelt tussen beide) Interactie/conflict tussen delen De drie delen staan in conflict, Bv. Je zit op een examen en je kan het blad van die voor je goed lezen: - Id: lezen, afschrijven, succes, macht, sex - Superego: dat mag niet, je gaat gestraft worden! - Ego: Hoe hiermee omgaan? Wat is de kans dat ik gepakt word? Heb ik het wel nodig? Als ik het niet doe, voel ik me misschien wel beter? tracht beiden te verzoenen Maar deze conflicten leiden dikwijls tot angst, onbehagen, spanning... - Angst is een onaangename staat die aangeeft dat er iets niet juist is en dat er iets gedaan moet worden. - In de psychoanalyse: angst geeft aan dat de controle van het Ego bedreigd wordt door de realiteit, door impulsen van het Id of door de strenge controle van het Superego. Dit geeft aanleiding tot verschillende types van angst. 47

48 Types angst - Objectieve angst: vrees voor een objectieve, in realiteit aanwezige bedreiging (bv. beer in het bos). - Neurotische angst: bij een conflict tussen het Id en het Ego. Het Ego vreest de controle te verliezen en de instincten vrij spel te geven. Bv. Angst voor je te laten gaan in sex, liefde of agressie, conflict, angst om ontoelaatbare dingen te zeggen. - Morele angst: bij een conflict tussen Ego en Superego. De standaarden dreigen niet overeen te komen met realiteit. Het Superego daagt de persoon constant uit om te leven volgens hogere en hogere standaarden. Bv. Een laag zelfwaardegevoel, angst niet goed te doen voor anderen (ouders), chronische schaamte omdat je niet leeft volgens je eigen standaarden. In alledrie deze types is het de functie van het Ego met deze conflicten om te gaan en de angst of het conflict te reduceren en beperken. Omgaan met angst/conflict Het Ego tracht om te gaan met dreigingen en tracht zo angst te reduceren. Dit doet het met defensiemechanismen. Defensiemechanismen hebben 2 fucties: - het beschermen van het Ego (zodat die zijn taak nog goed kan vervullen) - angst en distress zo goed mogelijk te reduceren Freud heeft enkele het defensiemechanismen beschreven. Anna Freud (dochter) heeft na de dood van Freud een grote rol gespeeld in het identificeren van nog andere defensiemechanismen. Fenichel (en ook Anna) zei dat de defensiemechanismen meer focusten op het beschermen van de eigenwaarde. Iedereen heeft een bepaald geprefereerd beeld over zichzelf en ze zullen er alles aan doen om dit beeld te beschermen tegen aantastingen. Repressie Dit is het belangrijkste defensiemechanisme. Het is trachten de ontoelaatbare inhouden, impulsen en instincten verborgen te houden voor het bewustzijn omdat deze anders angst zouden uitlokken. Bv. verdrongen negatieve herinneringen of onbewuste verlangens. Dus de realiteit wordt verdrongen om deze niet onder ogen te moeten zien. Freud zei dat mensen veel beter de positieve omstandigheden onthouden bij een bepaald event dan de negatieve. Negatieve gebeurtenissen worden dikwijls verdrongen. 48

49 Er is veel onderzoek verricht omtrent repressieve verdedigingsmechanismen. Wetenschappers hebben vragenlijsten opgesteld om te onderzoeken welke soort personen repressie gebruikt als defensiemechanisme bij bedreigingen. A: Defensie vragenlijst: eigen fouten ontkennen, bv. Ik lieg nooit, ik heb nooit iemand kwaad willen doen (Iedereen doet dit wel eens!) B: Angst vragenlijst: ik ervaar gemakkelijk stress en angst C: Angst metingen bij bepaalde stimuli Mensen met een hoge score op A, een lage score op B en een hoge score op C zijn repressors: ze ontkennen sterk hun eigen fouten (= hoge defensie), ze rapporteren weinig stress of angst (= omdat deze door hun defensiemechanisme naar het onbewuste worden verbannen), maar vertonen wel sterke fysiologische reacties (bv. Op associatietaak = uiting vh onbwuste). Ze hebben ook minder uitgesproken en uitgewerkte emotionele herinneringen, vooral zaken die raken aan het zelf of evaluatief van aard zijn. Repressors ervaren niet alleen minder negatieve emoties, ze zorgen er ook voor dat die negatieve ervaringen hun geheugen niet binnendringen. Dit is een soort van verdinging. Onderzoek over autobiografisch geheugen wordt vaak gelinkt aan depressie. Ontkenning Ontkenning is: in plaats van iets te verbergen, het bestaan ervan ontkennen (de feiten niet onder ogen willen zien). Dit ontkennen is meer acceptabel dan de realiteit onder ogen te zien. Bv. doen alsof iemand nog leeft, alsof je beste vrienden bent met iemand die je haat, ontkennen dat je relatie slechtgaat Bijvoorbeeld: - ontkennen dat je vrouw je heeft verlaten, zeggen dat ze moest en dat als ze een keuze had, ze niet zou zijn weggegaan dit is minder bedereigend voor je zelfbeeld - slechte feedback bestempelen als fout en irrelevant ipv het onder ogen te willen zien en de visie over zichzelf te veranderen minder bedreigend voor je zelfbeeld Hierover is er veel onderzoek. Men heeft ook een fundamentele attributie-fout gevonden: - Wanneer men succes heeft: meer aan jezelf wijten - Wanneer men faalt: meer aan anderen, omstandigheden wijten Waarom roken mensen ookal weten ze dat het ongezond is? Ze ontkennen hun kwetsbaarheid, de bewijzen dat het ongezond is of dat ze lang willen leven... 49

50 Mensen minimaliseren dikwijls de risico s van hun ongezond gedrag. Ontkenning komt ook dikwijls voor in dagdromen of fantasien: door te denken aan hoe het zou kunnen geweest zijn, beschermen ze zichzelf tegen de angst-inducerende realiteit van hun eigen leven. Verplaatsing Verplaatsing is: een ontoelaatbare impuls of instinct botvieren op een ongevaarlijk (of meer acceptabel) object. Bv. Kwaad op prof, uitwerken op anderen ( displaced aggression ). Deze ontoelaatbare impulsen kunnen zowel agressie als sexuele impulsen als angst zijn. Soms heeft verplaatsing een domino-effect: vb. Man roept op vrouw, vrouw roept op kinderen, kinderen doen de hond pijn... Catharsis-theorie = wanneer je kwaad bent op iemand en je leeft die kwaadheid uit door bv op je kussen te slaan, ben je erna minder kwaad. Deze theorie is experimenteel getest en blijk niet te kloppen. De gevaarlijke impulsen worden dus verplaatst van een gevaarlijk (of onacceptabel) object naar een minder gevaarlijk (of een meer acceptabel) object. Onthoud dat dit niet bewust gebeurt. Het is onbewust omdat de defensiemechanismen net willen vermijden dat een persoon zekere onacceptabele gevoelens heeft tov een specifiek persoon/object. Bewust zijn woede verplaatsen is NIET het defensiemechanisme verplaatsing. Er zijn hierover studies gedaan: mensen die kwaad worden gemaakt zijn agressiever (ongeacht de welke persoon) maar er is geen bewijs dat dit een defensiemechanisme is. Rationalisatie Rationalisatie is: een onaanvaardbare reden vervangen door een meer aanvaardbare. Er gebeurt iets ergs, onaanvaardbaars, maar de ernst ervan wordt opgevangen door het rationaliseren van de oorzaak, dus door de echte (soc onaanvaardbare) oorzaak te vervangen door een meer aanvaardbare reden. Bv. het moest zo zijn, het was de ander zijn fout, het examen was te moeilijk en niet eenduidig opgesteld... 50

51 Reactieformatie Reactieformatie is: in een poging om de uiting van een onaavaardbare impuls tegen te gaan, gedrag vertonen dat het tegengestelde van die impuls belichaamt. Bv. Kwaad op iemand maar die poeslief behandelen, verliefd op iemand zijn maar die negeren. Dit defensiemechanisme voorspelt dus soms het omgekeerde gedrag van de impuls die eraan de grondslag van ligt. Het Ego doet dit onbewust. Wanneer personen net het omgekeerde doet dan wat van hun verwacht wordt of wanneer men overdreven gedrag vertoont, gaat er een alarm in ons af: Misschien bedoelt de persoon net het omgekeerde dan wat hij is aan het doen!. Projectie Projectie is: eigen onaanvaardbare eigenschappen, wensen of impulsen projecteren op anderen. Wat je aan anderen soms het meest ergert of stoort, zijn net die eigenschappen van jezelf die je het minst graag hebt of onder ogen wil zien ( al wat dat ge zegt zijt ge zelf ). We kunnen makkelijker die personen haten dan onzelf haten voor die eigenschappen (we willen niet toegeven dat we zelf die eig hebben). Dit is om ons eigen Ego te beschermen tegen een negatief zelfbeeld. Voorbeelden: - Tekeer gaan tegen iets om je eigen interesse erin te verbergen. - J. Edgar Hoover was FBI-baas gedurende een groot deel van de 20ste eeuw. Hij besteedde veel energie aan het bestrijden van subversie (oa homosexualiteit), maar volgens verschillende bronnen zou hij zelf homosexueel geweest zijn (was nooit getrouwd). - Mannen die vreemdgaan zijn meer achterdochtig dat hun eigen vrouw vreemdgaat. - Iemand die iedereen altijd dom noemt, is misschien zelf onzeker over zijn intelligentie. Valse consensus effect iets soortgelijk als projectie: de neiging die vele mensen hebben om aan te nemen dat anderen hetzelfde zijn als hen zijn aan hen. Bv extraverten denken dat vele anderen ook extraverten zijn. Het valse consensus effect hebben over de eigen slechte krakteristieken kan Ego defensief zijn, net zoals bij projectie: Komaaan, iedereen doet het!. Sublimatie Het herkanaliseren van sexuele of agressieve impulsen (van de Id) in sociaal aanvaardbare gedragingen. Zo moet het Ego minder energie steken in het Id onder controle te houden. Bv. Agressie omzetten in sporten, hout gaan kappen wanneer je boos bent, je sexuele driften omzetten in een grote liefde voor een hobby of levenswerk. Volgens Freud het meest adaptieve defensiemechanisme: destructieve impulsen worden toch deels bevredigd, maar op een constructieve manier. 51

52 Defensiemechanisemen in het dagelijkse leven We worden constant geconfronteerd met teleurstellende gebeurtenissen. Defensiemechanismen helpen ons met om te gaan met deze gebeurtenissen en de emoties die ze teweegbrengen. Sommige situaties worden net erger door het gebruik van defensiemechanismen vb. Het vermijden van mensen die veel projecteren. Hoe weten we dat het gebruik van defensiemechanismen geen probleem is ah worden?: - zolang het je niet weerhoud van de mogelijkheid om productief te zijn - zolang je relaties kan blijven onderhouden Sommige problemen kunnen niet opgelost worden, hierbij zijn defensiemechanismen zeer handig. 4. Psychosexuele fases in PH ontwikkeling Freud stelde dat mensen doorheen een aantal fases gaan in hun PH ontwikkeling. Aan het begin van elke fase staat het kind voor een specifiek conflict dat het moet oplossen. Een conflict draait steeds rond de manier waarop sexuele bevrediging bekomen kan worden via een bepaald lichaamsdeel. Sexuele energie wordt geinvesteerd in dat lichaamsdeel en dient op een goede manier gekanaliseerd, opgelost te worden. Als dit niet lukt: fixatie en geen of een beperkte overstap naar de volgende, meer volwassen fase. Hoe elke persoon het probleem al dan niet oplost (binnen de beperkingen opgelegd door de maatschappij), draagt bij tot de ontwikkeling van aspecten van zijn/haar PH. Individuele verschillen zijn dus te danken aan de verschillende manieren dat kinderen omgaan met die problemen. Een volwassen PH wordt dus helemaal gevormd in de kindertijd. Dus kinderen trachten sexuele bevrediging te bereiken door energie te investeren in een bepaald lichaamsdeel. Elke opeenvolgende fase weerspiegelt een meer volwassen manier om met sexuele energie om te gaan. 1. Orale fase (geboorte tot 18 maanden) De voornaamste bron van bevrediging en spanningsreductie zijn de mond, lippen en tong. Dit is de fase waarin babies alles in hun mond steken, troost vinden via voeding... - Het kernconflict: het laten van borst/flesvoeding (= weaning ) wat een conflict creeert tussen (BIOLOGIE) plezier vinden in de mond/eten (Id, onmiddellijke bevrediging) en (PSYCHOLOGIE) hierover controle bereiken (= onafhankelijk worden maar angst hebben om alleen te worden gelaten). Orale fixatie uit zich in overdreven afhankelijkheid en orale bezigheden (roken, drinken, eten, praten, nagelbijten ). 52

53 - Een tweede kernconflict: plezier hebben personen bijten en kauwen op dingen vs. dit niet mogen van de ouders Orale fixatie in de volwassenheid: vijandigheid, altijd ruzie maken, mensen bespotten (= psy bijten ) 2. Anale fase (18 maanden tot 3j) De bron van bevrediging is de uitscheiding van faeces en later (tijdens toilettraining) de controle hierover. Id wil onmiddellijke spanningsreductie maar later moet het kind dit leren controleren. Het conflict draait rond (zelf-)controle. Anale fixatie: - teveel zelfcontrole: dwangmatig, overgecontroleerd, overdreven netjes - gebrek aan zelf-controle: vuil en slordig Ze leren dus dat ze keuzes kunnen maken en dat ze wilskracht hebben. Dit is ook de fase waarin het kind dus op alles Nee kan beginnen zeggen. Dit kan wijzen op het feit dat het kind later koppig zal zijn, gierig zal zijn, anderen niet zal geven wat ze willen Fallische fase (3-5j) Het kind ontdekt dat hij/zij een/geen penis heeft en dat aanraking van de genitaliën plezier kan brengen. Het sexuele verlangen wordt gericht op de ouder van de andere sexe en men wil exclusieve zorg en aandacht. Dezelfde sexe is een rivaal en moet geëlimineerd worden. Conflict: dit is niet toegelaten Dit produceert het Oedipus conflict (voor jongens) en het Electra conflict (voor meisjes): de onbewuste wens om de mama/papa voor zichzelf te hebben en de andere te elimineren. Dit uit zich in castratieangst voor jongens (straf door vader, penis eraf) en penisnijd voor meisjes (ze wilt haar vader maar is ook kwaad op hem omdat hij een penis heeft, meisjes geven de moeder de schuld van geen penis te hebben). Dit lost zich op door de identificatie met ouder van zelfde geslacht. Ik wil later zoals papa/mama worden. Hieruit wordt het Superego geboren (internalisatie van de normen en waarden van de ouder van hetzelfde geslacht) en de mannelijke/vrouwelijke genderrol geboren. Opmerking: Freud geloofde niet in Electra conflict en diens oplossing en zag vrouwen als moreel inferieur omdat dit conflict nooit afdoend werd opgelost. 4. Latentiefase (6j-puberteit) Weinig psychologische ontwikkeling. Het kind concentreert zich op het aanleren van vaardigheden voor het volwassen leven. (Latere psychoanalytici beweerden dat er wel veel psy ontw was.) 53

54 5. Genitale fase (puberteit tot doorheen de volwassenheid) De sexuele energie (libido) is gefocused op de geslachtsorganen, maar uit zich niet via zelfmanipulatie zoals in de fallische fase, maar als volwassen sexualiteit. Deze fase bevat geen specifiek conflict. Iemand bereikt deze fase enkel als alle vorige fases en conflicten met succes doorworsteld zijn. Volgens deze theorie is de PH ontwikkeling dus compleet rond 5/6 jaar. Conclusie Elke fase is dus een conflict tussen het Id en de regels van de maatschappij, vooral opgelegd door onze ouders. Metafoor van een leger: wanneer een conflict niet goed is opgelost, moeten er soldaten achterblijven om dat probleem te handhaven. Zo kunnen er minder soldaten door naar de volgende fase en komen er dus minder aan in de uiteindelijke genitale fase. Zo kan er dus minder energie worden gestoken in het opbouwen en behouden van volwassen relaties. Succesvolle PH ontw = productief zijn en relaties kunnen opbouwen en onderhouden. Gegeven deze theorie van persoonlijkheid en persoonlijkheidsontwikkeling, waar komen individuele verschillen vandaan? Individuele verschillen ontstaan als gevolg van: - verschillen in wel/niet oplossen van bepaalde conflicten - verschillen in het preferentieel gebruik van defensiemechanismen - verschillen in: * sterkte van Id * controlevermogen van Ego * standaarden vooropgesteld door Superego 5. Psychoanalytische therapie Psychoanalyse is naast een theorie ook een methode van psychotherapie. Het doel van deze methode is het herstructureren van de PH. Het middel dat men gebruikt is het onbewuste bewust maken. Op deze manier kunnen onopgeloste conflicten of verdrongen inhouden geïdentificeerd worden en kan eraan gewerkt worden om er op een veilige manier mee om te gaan (energie los te laten). Bv. Bewuste: Authoriteitsconflict; OnderBewuste: Agressie op vader. Freud heeft zijn theorie over PH opgesteld adhv het behandelen van patienten. De meeste psychoanaltici hebben zelf deze psychoanalytische therapie ondergaan (die moest van Freud). 54

55 Het onbewuste bewust maken Onbewuste conflicten kunnen (uit het onbewuste glippen en) zich uiten in psychische of fysische symptomen. Het intermediaire doel van de psychoanalyse is dus het identificeren van onbewuste gedachten en gevoelens. Eens dit gelukt is, is het tweede uiteindelijke doel om de persoon op een volwassen en realistische wijze leren om te gaan met die onbewuste inhouden. Bv. leren omgaan met agressie op vader. Technieken om het Onbewuste bewust te maken De grote uitdaging is dus de belangrijke onbewuste inhouden te achterhalen maar dit is niet makkelijk want deze zijn onbewust. Verschillende technieken: - Vrije associatie: Alles zeggen wat in je opkomt en zo weinig mogelijke bewuste controle trachten uit te oefenen op wat men zegt of doet (bv. Alles tekenen wat er in je opkomt, zie ook Action painting). Je moet dus kunnen weerstaan aan je filter (tegen bv schaamte). Hierdoor (als de controle wat minder scherp is) kunnen er potentieel belangrijke inhouden toch naar boven komen. De belangrijke taak van de psychoanalysticus is hierbij dus het herkennen van belangrijke inhouden (die de ongewenste symptomen kunnen veroorzaken) en zo weinig mogelijk input geven. Action Painting, Jackson Pollock - Droomduiding: In dromen kunnen onbewuste, ontoelaatbare inhouden toch een uiting vinden in de veilige toestand van slaap, zij het nog steeds in vervormde of gemaskeerde vorm. De onvervormde inhouden zouden te verontrustend zijn (het Ego is zelfs in de slaap nog een beetje actief) Onderscheid tussen: o Manifeste inhoud: bv. Klein dier maakt fontein kapot in tuin van kasteel o Latente inhoud: vadermoord Als men deze inhouden en symbolen kan interpreteren, krijgt men toegang tot de inhoud van het onbewuste. 55

56 Dromen heeft 3 funties: wensvervulling (wishfulfillment), het loslaten van de druk vh onbewuste en dromen zijn de bewakers vd slaap. Dit gebeurt allemaal zonder angst op te wekken.. - Projectieve technieken: bv. Rorschach Wat zie je hierin? Aanbieding van ambigu materiaal: kan op allerlei manieren geïnterpreteerd worden, betekenis aan gegeven worden. Vragen wat de persoon hierin ziet. Projectieve hypothese: wat persoon hierop antwoord, geeft inzage in (het Onbewuste aspecten van) de persoonlijkheid. Maar empirische evidentie is niet voldoende, er is discussie rond de betrouwbaarheid en validiteit van deze techniek. Het proces van psychoanalyse Op basis van vrije associatie, dromen en projectieve technieken geeft de psychoanalyticus interpretaties van psychodynmaische, onbewuste oorzaken van de klachten of problemen. Bv agressie tov vader, onopgeloste hechting met moeder. Doorheen deze interpretaties verwerft de patient inzicht, een begrip van de onbewuste oorzaken van diens problemen. Dit gaat gepaard met ontlading van onbewuste spanningen en emoties die met de onderdukte ervaring gepaard gaan. Maar dit is een moeilijk proces want de patient heeft zich voorheen altijd met alle macht verzet tegen deze inhouden en ontladingen. Er onstaan obstakels in de therapie: - Weerstand: De patiënt verzet zich tegen het bewust worden van inhouden (voelt zich bedreigd). Het Ego heeft zoveel moeite gestoken in het onderdrukken van die gebeurtenis (ena angst te vermijden) en zal er nu alles aan doen om het psychoanalytisch proces tegen te gaan. De verdedigingen zijn in gevaar en dus gaat het Ego obstakels opzetten. Bv. Therapie missen, weerstand tegen therapeut, veel tijd spenderen aan obelangrijke dingen tijdens de therapie, boos worden op therapist... Dit wordt op zijn beurt het onderwerp van de therapie want dit geeft aan dat men dicht bij de kern van het probleem komt. 56

57 - Overdracht: De therapeut wordt behandeld als een belangrijke figuur in de persoon zijn leven. De persoon verplaatst de gevoelens (pos/neg) die hij bij een bepaald persoon in zijn leven (heden/verleden) heeft over naar de therapeut. Dit wordt dan tevens het onderwerp van de therapie. Oude conflicten worden dan opnieuw uitgespeeld in de therapie (de beleving wordt opnieuw gespeeld maar deze keer met de therapeut). Zo leert de therapeut meer over het onbewust van de persoon (om zo interpretaties te geven over de persoon zijn gedrag). Overdracht gebeurt ook ih dagelijkse leven (dagelijkse interacties met mensen worden beinvloed door vroegere relatiepatronen). Een psychoanalytische therapie kan soms jaren in beslag nemen. Er is pas succes wanneer de energie (die vroeger besteed werd door het Ego om die gebeurtenissen te onderdrukken) besteed kan worden aan constructieve zaken zoals liefde en werk. Waarom is de psychoanalyse belangrijk? Dit is een oude psychologische theorie. Is deze achterhaald na vele andere ontwikkelingen? - Het was de eerste omvattende theorie over ontwikkeling, persoonlijkheid en therapie. - Het blijft een belangrijke invloed hebben op moderne psychotherapie: o Expliciet: via opleiding o Impliciet: het belang van praten in de therapie via de nadruk op impliciete, onbewuste inhouden die een rol kunnen spelen (vrije associatie/overdracht/weerstand/droomanalyse wordt nog steeds gebruikt) De psychoanalyse heeft een blijvende invloed op de populaire westerse cultuur. De theorie maakt deel uit van de taal en de theorie van de leek (het gedrag van onszelf en anderen begrijpen). De psychoanalyse heeft nog steeds een blijvende invloed op het onderzoek over onder andere het onbewuste en de defensiemechanismen. Nu nog vinden onderzoekers ondersteuning voor verschillende ideeen van de Freudiaanse theorie [de originele of de aangepaste (aangepast door latere psychoanalytici)]. Er is ook veel onderzoek naar automaticiteit: vele van onze beslissingen, ideeen en opvattingen worden meer bepaald door automatische, onbewuste processen dan voordien aangenomen werd. Voorbeeld: Verkiezingsuitslag obv de eerste indruk van de competentie van een persoon obv een pasfoto. Psychoanalyse is het fundament voor vragen die psychologen zich nu nog steeds stellen. De psychoanalyse heeft nog steeds (deels) invloed op de huidige Phonderzoek/Phtheorien. 57

58 6. Evaluatie van Freud s bijdragen De psychoanalyse was de eerste (en misschien wel enige) volledige theorie over PH. Het heeft een ongeziene impact gehad op de psychologie, psychiatrie en het westerse denken in het algemeen (fislosofie, literatuur, kunst, architectuur, atropologie, sociologie, geneeskunde...) bv: action painting. Vele volgende ontwikkelingen id psy zijn gebouwd op de fundamenten (onbewuste, angst, verdediging) van de psychoanalyse. Freud was de grondlegger van de moderene persoonlijkheidspsychologie. Maar er zijn kritieken: - Freud hechtte zelf niet sterk aan de waarde van het experiment of hypothesetoetsing om de validiteit van de psychoanlyse te bewijzen. Zo wordt het meer een kwestie van geloof (want het is niet wetenschappelijk bewezen). - Het is moeilijk om sommige specifieke hypothesen te toetsen, bv. Conflicten in de psychosexuele fases. - Freud steunde op case studies van de behandeling van rijke burgerij (vooral vrouwen die veel tijd hadden) waarop hij zijn theorie van de menselijke natuur bouwde. Is dit dan wel representatief voor de gehele bevolking? - Freud steunde op eigen interpretaties van feiten ipv op de feiten zelf (hij heeft ook enkel geschreven over zijn interpretatie ipv over de eigenlijke feiten). Is dit wel wetenschappelijk? Dit is de interpretatie van slechts 1 persoon, misschien interpreteren wij de feiten wel anders. - Zijn nadruk op het sexuele kan misschien gekaderd worden in de geest van de toen heersende sexuele moraal. - Kritiek op het feit dat Phontw al gedaan is rond 5 jaar. Sommigen beweren dat er nog ontw is in de puberteit/volwassenheid. - Sommigen bekritiseren Freuds negatieve kijk op het fundamentele karakter van de menselijke natuur (het Id = neg). - Sommigen bekritiseren zijn vrouwonvriendelijke standpunten (vrouwen zijn inferieur, ze willen eigenlijk een man zijn). De theorie heeft volgens hen meer een historische waarde dan een psychologische waarde. 58

59 H11: Motieven en persoonlijkheid 1. Inleiding Dispositionele benadering: op zoek naar onderliggende trekken om gedrag te verklaren. Motivationele psychologie: zoeken naar onderliggende motieven of drijfveren achter gedrag van mensen. Wat drijft mensen om te doen wat ze doen? - Universele motieven - Stabiele individuele verschillen Dus PH bestaat uit een set van interne motieven. Deze motieven oefenen via bewuste of onbewuste mentale processen een invloed uit op gedrag, gevoelens en gedachten. 2. Basisbegrippen Motief = een interne staat of kracht die gedrag opwekt en stuurt naar een specifiek object of doel Motieven kunnen verschillen in type en hoeveelheid (intensiteit). Een motief komt voort uit een tekort (deficit). Hierdoor onstaat er een spanning of discrepantie die een behoefte (need) teweegbrengt. Dit veroorzaakt een interne kracht (motivatie) die gericht is op een specifiek object. Kracht wordt omgezet in covert gedrag (gedachten fantasieën) of overt gedrag (dingen doen). Theoretisch model: Wanneer de behoefte vervuld wordt, daalt spanning of discrepantie. Het gevolg hiervan is: motieven drijven mensen om dingen rondom hen op te merken,na te denken en zich te gedragen zodat de nood of het tekort vervuld kan worden. 59

60 Motieven: kenmerken Motieven horen in het intrapsychologische domein: - Intra: motieven kunnen zowel bewust als onbewust zijn - Het steunt op de projectieve technieken om de onbewuste motieven te weten te komen. Onderscheid tussen motieven als trait vs. motieven als state Trait: nood of tekort keert terug of men heeft nooit genoeg. Dit zijn stabiele kenmerken: - Individuele verschillen in soort en sterkte - Interne drijfveer - Verschillen zijn meetbaar - De verschillen zijn relatief stabiel doorheen de tijd - Liggen aan oorzaak van resultaten in het leven: succes en tevredenheid in relaties, werk State: nood verbonden aan specifieke omstandigheden Ze zijn afhankelijk van individu en omgeving (interactie). Bv. Als een taak niet lukt. Welke kenmerken? Specifieke theorieën, 2 grote tradities: - Academische traditie - Humanistische traditie 3. Academische traditie 1. Henry Murray: Theorie van behoeftes Murray was eerst een dokter en is dan volledig overgeschakeld naar de psychologie. Behoefte (need) = een bereidheid om een bepaald gedrag te stellen onder bepaalde omstandigheden Behoeftes verwijzen naar een staat van spanning. Bevrediging van die behoefte gaat samen met een afname van spanning. Dus (Murray): het proces van spanningsvermindering is bevredigend, niet de spanningsloze staat achteraf. Het gevolg is dat mensen soms dingen zoeken om de spanning op te drijven om daarna weer te laten afnemen (bv. Horrorfilms). 60

61 Hoe hebben needs invloed op menselijk handelen? Behoeften organiseren het gedrag, door de persoon ertoe te drijven om gedrag te stellen dat de behoefte bevredigt. Behoeftes organiseren het gedrag, beïnvloeden de perceptie, leiden ons om te zien wat we willen zien (or what we need to see) (=belangrijk inzicht). Murray stelde een lijst op van fundamentele menselijke behoeftes (Bv. Need voor sociale affectie, ambitie). Elke behoefte is geassocieerd met specifieke: - Intenties, wensen: goede relaties hebben, succes hebben... - Emoties: liefde, trots... - Actietendenzen: tijd doorbrengen met anderen, hard werken... - Geassocieerde trekken (persoonskenmerken): vriendelijkheid, volharding... Elke persoon wordt gekenmerkt door een eigen unieke hierarchie van behoeften (relatieve belang, kracht): elke behoefte kan in een persoon met verschillende kracht of intensiteit aanwezig zijn. Elke behoefte interageert met al de andere behoeften binnen een persoon. Deze interactie maakt het concept motief dynamisch. Verschillen in verhoudingen tussen de behoeften geven aanleiding tot andere gedragingen, percepties Bijvoorbeeld: - Hoge behoefte aan affiliatie en ambitie: meevoelend leidertype, met oor voor anderen - Hoge behoefte aan ambitie maar lage affiliatie: nietsontzienende leider Een behoefte is intern aanwezig in een persoon, maar niet onafhankelijk van de omgeving. Elementen in de omgeving beïnvloeden de behoeftes van een persoon: Press / Druk van de omgeving = omgevingselementen die relevant zijn voor de behoeftes. Vb. Iemand die een behoefte heeft aan affiliatie zal hiervan niets merken in een omgeving waar bijvoorbeeld geen anderen zijn. Wanneer er wel andere zijn, zal hij sneller een kans zien om te beginnen praten met anderen (dan iemand die die behoefte niet heeft). We maken een onderscheid tussen: - Alpha druk: objectieve realiteit - Beta druk: gepercipieerde realiteit. Afhankelijk van behoeftes van het individu zal deze de omgeving anders interpreteren. Bv. Honger: konijn zien als eten. Iedereen percipieert de omgeving dus op een andere manier (ahfankelijk van zijn/haar behoeftes). Beta druk maakt dat omgeving relevant is voor bepaalde behoeften. Dus gedrag is het gevolg van de interactie tussen persoon (behoeftes) en omgeving (press). 61

62 Apperceptie: waarnemen en interpreteren van omgeving ifv behoeftes Samenspel van needs en presses maakt dat personen een situatie op de ene of de andere manier zullen interpreteren. Thematic Apperception Technique (TAT): ambigue afbeeldingen laten interpreteren ( wat gebeurt er inn de foto? ). De assumptie erachter is dat de behoeftes van een persoon worden uitgedrukt in diens interpretaties. Meten van behoeftes TAT Aanbieden van een ambigue stimulus en vragen deze te interpreteren zonder directies. Een persoon s antwoord kan alle kanten op. Deze antwoorden bieden ons inzicht in motieven van de persoon (cfr. projectieve technieken), zowel op trait (de gemiddelde score van alle afbeeldingen op een bepaalde trek) als state niveau. Vroeger werden de antwoorden gewoon geinterpeteerd, nu zijn er objectieve scoringsstrategieen. Onderzoek naar validiteit vd TAT: mensen in bepaalde behoefte brengen en daarna hun antwoorden analyseren. Soms is er een lage interne consistentie, test-herstestbetrouwbaarheid en validiteit. Wanneer de test op een correcte manier is afgenomen en gescoord is er wel een test-hertestbetrouwbaarheid. De TAT correleert maar zwak met motief-gerelateerde gedragingen (score op TAT correleert zwak met het eigenlijke gedrag). Bij andere projective technieken wordt er ook ambigu materiaal getoond die dan moet geinterpreteerd worden. Zelfrapportering vragenlijsten = rechtstreekse self-report - Gewoon vragen naar hun motieven, wensen en motief-geremateerd gedrag. - Hoge test-hertest betrouwbaarheid en een hoge predictieve waarde 62

63 TAT en vragenlijstmethodes: Meten ze wel hetzelfde? Vaststelling: TAT en vragenlijsten zijn zwak gecorreleerd. McClelland zegt dat ze andere types van motvatie meten: - TAT meet impliciete motivatie: grotendeels onbewuste of impliciete wensen, aspiraties, motieven, behoeften. Deze motivaties worden misschien niet uitgedrukt in gedrag maar wel in de manier waarop ze de wereld interpreteren. - Vragenlijsten meten bewuste, expliciete, zelf toegeschreven motivaties: eigenschappen, motieven die je zelf toeschrijft aan je gedrag. Dit is het deel waar ze bewust zijn van wat er voor hun belangrijk is en wat hun bewuste motieven zijn. Beide hoeven dus niet hetzelfde te zijn, enkele verschillen : TAT vs Vragenlijsten natuurlijk vs adoptie eigen vs aangepraat/overgenomen onbewust vs bewust blijft duren vs houdt op McClelland: - Impliciete motieven: voorspellen beter lange termijn gedragingen (bv. ondernemingssucces) en levensuitkomsten - Zelf toegeschreven motieven: voorspellen beter korte termijn gedragingen, concreet gedrag in een concrete situatie (bv. hard werken op een taak) Multi-Motive Grid Dit is een test die elementen van de TAT met elementen van vragenlijsten met elkaar combineert. Er worden foto s getoont die een bepaald motief naar boven brengen. Hierna moet de persoon vragen beantwoorden. De getoonde foto s zullen zijn antwoorden beinvloeden. Dit is een betrouwbare en gevalideerde techniek. 2. Fundamentele motieven: The Big Three 1. Need for Achievement = prestatiedrang Wat? - De behoefte om het beter te doen, succesvol en competent te zijn 63

64 - Wordt opgewekt in prestatiesituaties - Wordt bijgestaan door gevoelens van ineteresse en verrassing - Het wordt geassocieerd met nieuwsgierigheid en verkennend gedrag - Personen die dit in hoge mate bezitten: o o o Verkiezen activiteiten met niet teveel maar ook niet te weinig uitdaging Verkiezen taken waarvoor ze zelf verantwoordelijk zijn voor slagen Verkiezen taken waarbij feedback over hun prestaties gegeven wordt Mensen die hoog scoren op nach (hebben een hoge correlatie met de volgende dingen): - Zijn meer ondernemend (in de zin van een eigen bedrijfje oprichten) en zijn meer succesvol in ondernemen - Zijn meer gemotiveerd in studiesettings - Gaan actief op zoek naar oplossingen bij een probleem - Halen voldoenging uit het bereiken van een doel - Zijn gemotiveerd om het beter te doen dan anderen Trainig voor nach kan het succes in buisness verbeteren. Mensen met een hoge score voor nach voelen zich meer toegetrokken tot risicovolle en onzekere jobs omdat succes een eigen verantwoordelijkheid is waarbij veel probleem-oplossend gedrag voor nodig is. Er zijn ook culturele verschillen in het uitdrukken van nach: - USA: valsspelen is niet fout om iets te bereiken - Papua New Guinea: school is een niet competitief terrein, iedereen moet het hier goed doen. Het goed doen als een individu (vooral wanneer het ten koste is van iemand anders) wordt hier gezien als iets slechts. Dit verschil is logisch: in PNG moeten ze op elkaar kunnen rekenen voor hulp wanneer ze het moeilijk hebben. In collectivistische culturen wordt individualisme lager gewaardeerd dan iemand die de groep helpt. Geslachtsverschillen Vroeger werd er enkel onderzoek gedaan met mannen. Toen was de nach enkel belangrijk bij mannen. Nu is dat helemaal anders. Er zijn geen geslachtsverschillen op het algemeen niveau. De geslachtverschillen liggen in de manier waarop de nach wordt geuit: - Man: ze investeren hun hoge nach in beroepssucces 64

65 - Vrouw: hangt af van het belang dat ze hechten aan carière en/of familie: o Carriere en familie is belangrijk: ze investeren hun hoge nach in het behalen van goede punten en een diploma. Ze trouwen later en starten ook later aan het maken van een gezin. o Enkel familie is belangrijk: investeren hun hoge nach in dingen die gerelateerd zijn aan daten en een relatie hebben Afhankelijk of ze hun beroep en/of een gezin belangrijk vinden, investeren ze meer nach in hun beroep en/of (het maken van) gezin. Er is ook een geslachtsverschil in de ervaringen tijdens de kindertijd die samenhang met nach: - Man: hoge nach hangt samen met zorgende en steunende ouders tijdens de kindertijd - Vrouw: hoge nach is geassocieerd met een stressvol en moeilijk familieleven in de kinderijd. De moeders waren zeer kritisch en agressief competitief tov hun dochters. Ook waren ze minder verzorgend en gaven ze minder affectie. Vrouwen die kwamen van een gezin van gescheiden ouders scoorden hoger op de nach. Bij jongens was dit omgekeerd. Dit komt omdat de moeder voor de meisjes een sterk achievement voorbeeld was. Voor jongens was de moeder een teken dat een man niet nodig is om het gezin te kunnen onderhouden. Ook zullen vrouwen directe competitie met anderen proberen te vermijden, vooral wanneer winnen bedoelt dat er iemand anders verliest. Bij mannen is dit niet. Kan nach beïnvloed worden bij kinderen? Ja, door onafhankelijkheidstraining in realistische standaard setting: - onafhankelijkheidtraining: autonomie en onafhankelijkheid promoten. Dit geeft het kind een gevoel van dingen te baas kunnen en geeft het kind zelfvertrouwen - in realistische standaard settingen: Ouders moeten kinderen duidelijk maken wat van hen verwacht wordt. Deze verwachtingen mogen niet boven het kind zijn kunnen liggen want dan geeft het kind makkelijker op. Je moet dus realistische doelen stellen, het jkind erin helpen en belonen als het is gelukt. Frequent succes zorgt voor de ontwikkeling van een hoge nach. - Een goede gehechtheid draagt bij tot een hogere nach in de volwassenheid: een goede hechting zorgt ervoor dat het kind meer gaat exploreren en zo nieuwe vaardigheden leert. Leren om effectiet te werk te gaan, leidt tot hogere nach, je eigen competenties meer te 65

66 waarderen en de moeilijkheden ih leven zien als uitdagingen die moeten overkomen worden (worden niet als kansen om te falen gezien) Vaardigheden zijn niet vast, ze kunnen ontwikkeld worden door moeite te doen. Mensen die denken dat deze vast (of genetisch aangeboren) zijn en niet kunnen worden ontwikkeld zijn dom en zullen een lage navh hebben. Vaardigheden zijn veranderbaar! Een huidige prestatie laat zien waar men op dat moment staat, niet waar men ooit zal staan. Ieders potentieel zal gerealisserd worden door doorzetting en moeite 2. Need for power = machtsdrang Wat? - Bereidheid of voorkeur om invloed te kunnen uitoefenen op mensen - Wordt opgewekt in situaties waarin de mogelijkheid bestaat om leiding, controle te nemen - Personen met hoge score zijn gericht op: o Controle hebben over situaties en mensen o Gaan sneller in conflict o Nemen grotere risico s bij gokken o Hebben meer prestige bezittingen zoals autos, creditkaarten... o Zijn assertiever en dominanter in groep Algemeen: Power ~ approachgedrag Gevoel van power leidt tot hogere kans op approach gedrag/activatie BAS, zowel: - positief: positieve gevoelens (MAAR kwaadheid), hogere aandacht voor beloning - negatief: desinhibitie, sociaal onaangepast gedrag (bv. excentrieke gedrag van Rich & Famous), agressie Gebrek aan power verlaagt de kans op approach gedrag. Geslachtsverschillen: - Geen in algemeen niveau - Geen verschil in situaties die npow uitlokken - Geen verschil in in levensuitkomsten - Hangt samen met impulsief en agressief gedrag bij mannen, niet bij vrouwen. Mannen met een hoge npow tov lage npow hebben: minder bevredigende liefdesrelaties, meer ruzie met anderen, meer echtscheidingen, jonger seks, meer seksuele partners en 66

67 buiten vrouwen meer sexueel uit. Dit geldt allemaal niet voor vrouwen! Dit gedrag zou vooral samenhangen met socialisatie ipv met biologische factoren. Kan npow beïvloed worden bij kinderen? Ja, door verantwoordelijkheidstraining (bv. Zorgen voor broertje/zusje, chiro/scouts ) uit npow zich later niet zoals hierboven beschreven. Dit vermijdt dat er later zo een losbandig, impulsief gedrag wordt vertonen. Gezondheidsgevolgen: Hoge npow: kunnen niet goed om met frustratie en stress (power stress). Wanneer hun macht wordt verhindert, krijgen ze frustratie en stress. Dan zijn ze vatbaarder voor ziekten, hebben ze een hoge bloeddruk en zijn ze meer frequent ziek (verminderde efficiëntie van het immuunsysteem). Gevangenen met een hoge npow zijn het meeste ziek en hebben het minste antgigenen (het slechtst werkende immusysteem). Oorlog, vrede en macht: - een oorlog brak uit wanneer er veel Power beelden werden gebruikt in de speech van het parlement, oorlogen stopte wanneer de Power beelden in de speechen ook stopte - onderzoek naar hoe de motieven in speechen van presidenten hun stijl en succes van leiderschap beinvloedde: een voorschrift voor een effectief leiderschap is het evenwicht te vinden tussen macht, affiliatie en prestatiedrang - veel Power beelden in communicatie tussen landen kan leiden tot conflict: dit komt omdat er op Power beelden wordt gereageerd met andere Power beelden en zo escaleert dit tot een conflict. Je kan best dezelfde booschap geven maar met het gebruik van zo weinig mogelijk Power beelden. 3. Need for Intimacy = nood aan vriendschap, intimiteit Wat? - Voorkeur en opzoeken van warme, dichte, communicatieve relaties met anderen - Wordt vooral opgewekt in sociale settings - Personen met hoge nint: o Denken meer aan interpersoonlijke relaties o Rapporteren meer pos emoties wanneer ze bij anderen zijn 67

68 o o o o o o Lachen meer, meer oogcontact Beginnen meer gesprekken, schrijven meer brieven (doen meer moeite om relaties te onderhouden). Willen meer intieme en meningsvolle contacten hebben met anderen Dit is niet hetzelfde als Extraversie: hoge nint hebben liever een goed gesprek met iemand dan te gaan feesten (omgekeerd voor extraverten) Heeft liever weinig maar goede vrienden Wordt geassocieerd met eerlijkheid, liefdevol, niet dominant en niet egocentrsich Geslachtverschillen: - Consistente bevinding: vrouwen scoren hoger op nint dan mannen - Wordt geasocieerd met minder problemen hebben zoals stress en alcohol en wordt geassocieerd met betere levensuitkomsten (V: geluk en tevredenheid met hun leven, M: minder spanning in hun leven) 4. Humanistische traditie Vorige: vertrekken van/nadruk op tekort/behoefte Tegenbeweging: Nadruk op het einddoel en benadrukken van de vrije wil (middel) en zelfactualisatie (doel) als belangrijk menselijk motief = humanistische traditie. Bij de humanistische traditie ligt de nadruk op het feit dat de mensen zich bewust zijn van hun noden, hun keuzes en dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor de uitkomsten in hun leven. De zin van ieders leven ligt in de keuzes die die persoon maakt en de verantwoordelijkheid die zij al dan niet nemen voor deze keuzes. Deze benadering is een tegenbeweging tegen psychoanalytische en behavioristische opvattingen waarin mensen slechts een beperkte vrije wil hebben in het bepalen van hun gedrag. Humanistische basisaanname is dat de menselijke natuur positief is. Middle-life crisis: mensen komen tot het besluit dat ze niet veel keuzes maken in hun dagelijkse leven (ze ondergaan het leven gewoon). Ze nemen daarom terug verantwoordelijkheid over hun leven door hun eigen leven terug te creeren. 68

69 De motivatie tot zelfactualisatie De humanistische visie legt de nadruk op de menselijke behoefte voor groei, zelfontplooiing en het realiseren van het eigen potentieel. Ze zien motivatie als iets dat gebaseerd is op de behoefte om te groeien naar zijn volle potentieel (= motivatie tot zelfactualisatie) ipv behoefte door een tekort/gebrek. Abraham Maslow Carl Rogers Abraham Maslow Zelfactualisatie = het proces om alles te bekomen dat ieder in staat is om te bekomen. Veel van zijn ideen zijn de basis voor theorievorming en onderzoek in deze tijd. Hij definieert behoeften adhv hun doelen. Maslow stipuleert een hierarchie van behoeften: van fundamentele biologische basisbehoeften (aan de bodem) tot psychologische idealen (aan de top). Deze hierarchie is van toepassing op de doorsnee mens, er zijn altijd uitzonderingen. Maslow s behoeftenhierarchie (van bodem naar top): - Fysiologische behoeften: voedsel, water, lucht, sex. Dit is van belang voor het overleven van het individu en van de soort. - Veiligheidsbehoefte (safety): onderdak, bescherming, inkomen. - Belongingness/affiliatie: need to belong, liefde, affectie, nood aan acceptatie, familie, clubs, teams. Zich verbonden voelen met een groep: wordt dikwijls in uiterlijke kenmerken kenbaar gemaakt. - Esteem (achting, waarde): waarde van anderen, zelfwaarde, respect, de moeite waard gevonden worden. - Self-actualization: nood om eigen potentieel te ontwikkelen, zichzelf te ontplooien Behoeftenhierarchie: 69

70 Belongingness: - Vroeger was dit veel makkelijker: er waren toen voorgemaakte groepen waar je automatisch toe behoorde. Nu is dit veel moeilijker want onze maatschappij biedt minder mogelijkheden om deze behoefte te bevredigen. - Eenzaamheid is een teken dat deze behoeft niet wordt bevredigt, vervreemding van je groep is er ook een. - Gangs voorzien groep lidmaatschap voor personen die anders tot geen enkel groep behoren. - Deze behoeft komt vanuit onze evolutie: vroeger was behoren tot een groep essentieel voor de overleving van het individu. Nu is dit niet meer essentieel voor de overleving maar we hebben deze behoefte nog steeds. Esteem: - Er zijn 2 typen: eigenwaarde en waarde die men krijgt van anderen. De eigenwaarde hangt meestal ag van de waarde die men krijgt van anderen. - Men wilt gezien worden als iemand die competent en sterk is en dingen bereikt in het leven hiervoor wilt men respect dit geeft ons meer zelfvertrouwen en eigenwaarde Zelfactualisatie: voor zijn volledige potentieel kan ontplooien, moet men eerst te weten komen who one was meant to be. Wie ben ik voorbestemd om te worden? Kenmerken hierarchie: - De lagere noden zijn sterker, meer drukkend dan hogere noden. Motivatie tot vervulling van hogere noden is sneller afgeleid, minder dwingend. - De lagere behoeften moeten eerst vervuld zijn voor men zich kan richten op hogere behoeften. - De behoeften uit de hierarchie komen ook tevoorschijn tijdens de ontwikkeling, met de lagere behoeften eerst en dan op latere leeftijd de hogere behoeften. - Men kan meerdere behoeften tegelijk bervredigen (wanneer men het meeste energie steekt in zelfontplooing, moet men nog steeds de fysiologische behoeften zoals eten bevredigen). Maar op elk moment kunnen we zeggen in welk niveau men het meeste energie steekt. Eenzelfde gedrag dient dikwijls ter vervulling van meerdere behoeftes, ook al zijn de verschillende behoeftes dikwijls in meer of minder sterke mate motiverend voor een gedrag. - Studeren: safety, esteem, self-actualisatie - Hobby: zelfactualisatie, need to belong 70

71 - Gaan eten: fysiologische behoefte, need to belong - Uiterlijke tekenen van groep: Zelfactualisatie en Need to belong Maslow heeft zijn theorie ontworpen vanuit zijn eigen ideen, niet adhv empirisch onderzoek. Niet alle studies steunen Maslow s theorie. Toch vinden sommige onderzoeken steun voor zijn hoofd-ideen. Uitkomst van een studie: Positieve en negatieve gevoelens zijn differentieel gerelateerd aan vervulling van behoeftes. - Negatieve gevoelens: vooral bij niet vervullen van lagere behoeftes (honger, angst...) - Positieve gevoelens: vooral bij vervullen van hogere behoeftes (respect, zelfvervulling, eigen dromen waarmaken...) Geluk (pos gevoelens, afwezigheid van neg gevoelens, levenstevredenheid) is beide. Voor geluk maakt het niet uit aan welke behoefte men is aan het werken. Mensen die zijn ah werken aan zelfactualisatie zijn niet desnoods gelukkiger dan mensen die aan een andere behoeft werken. Maar hierin zijn wel cultuurverschillen: wat men verstaat onder geluk hangt af van cultuur tot cultuur. Maslow heeft een lijst gemaakt van allemaal personen die hij als zelfactualisten zag (ong 1% vd bevolking). Hij heeft een mijst opgesteld van alle characteristieken die die personen gemeenschappelijk hadden. Dit bedoelt niet dat als je deze characteristieken hebt, dat je dan ook een zelfactualist bent. Een concept dat is verbonden met zelfactualisatie is Flow: Flow = een subjectieve staat waarin mensen zitten wanneer ze helemaal betrokken zijn in iets tot op het punt waar ze tijd, moeheid en alles anders vergeten behalve de activiteit zelf. In een Flow staat functioneert een persoon op zijn volste capaciteit. Flow ervaringen zijn zeldzaam, ze komen voor onder zeer specifieke omstandigheden: - er is een evenwicht tussen de vaardigheden vd persoon en de uitdaging vd situatie - er is een duidelijk doel - er is onmiddellijk feedback over de prestaties vd persoon De Flow ervaring kan op zich een sterke motivatie zijn en is een indicatie dat men zelfactualisatie is aan het ervaren. 71

72 Voorbeeld Maslow Wanneer het comminisme viel, bleven de mensen daar werken ookal werden ze niet meer betaald. Waarom deden ze dit? - het werk zelf biedde bevrediging van de Esteem-need - werk kan een plaats zijn voor zelfontwikkeling, bevrediging van behoeften en een stap dichter naar zelfactualisatie - Soms kan dit een tijdelijke vervanging zijn voor geld Carl Rogers Rogers focuste zich op de manieren die zelfactualisatie kunnen bevorderen of waardoor men zelfactualisatie kan bereiken. Hij ontwikkelde een Persoonlijkheidstheorie en een methode van psychotherapie Carl Rogers (humanisme): - Mensen zijn fundamenteel goed/positief en gericht op zelfactualisatie. - Een gezond functionerend persoon is bezig met streven naar zelfactualisatie: ze hebben dit misschien nog niet bereikt maar er bevinden zich geen obstakels op hun weg naar zelactualisatie. Een gezond functionerend persoon kan men herkennen aan bepaalde characteristieken: o staan open voor nieuwe ervaringen o houden van verscheidenheid en nieuwe dingen o leven met hun gedahcten in het heden (niet in het verleden of de toekomst) o vertrouwen in zichzelf, hun gevoelens en hun oordelen o ze gaan geen hulp zoeken bij anderen in het maken van een beslissing o ze zijn niet conventioneel: ze maken hun eigen verplichtingen en rekenen op zichzelf - Mensen kunnen hier obstakels in tegenkomen: Rogers heeft een therapievorm (clientcentered therapy) ontwikkeld die erop gericht is om zelfactualisatie terug op de sporen te zetten. Belangrijk obstakel is de conditionele waardering: - Iederen wordt geboren met nood aan positieve waardering. - Vele ouders en significante anderen plaatsen condities op tekenen van waardering = conditionele waardering. Waardering wordt enkel verkregen onder bepaalde condities, bij het stellen van bepaald gedrag. Bv Als goed in sport, bij goede punten, als gedraagt op familiefeest. Het gevolg is dat er gedrag wordt gesteld ifv van het verkrijgen van waardering 72

73 ( Wat zullen ze denken ). Dit creëert afhankelijkheid: men past het gedrag aan aan de verwachtingen, normen van anderen. - Conditionele waardering staat het nastreven van de eigen behoeftes, wensen, geluk, waarden, zelfactualisatie... in de weg want ze streven naar dingen die anderen (en misschien niet hun) gelukkig maakt. Ze leven hun leven op een manier om anderen tevreden te maken. Ze bekomen wat anderen willen dat ze bekomen. - Hoe het wel zou moeten: onconditionele waardering: Ouders mogen verwachtingen hebben van hun kind maar ze mogen hun liefde niet conditioneel maken en enkel geven als ze voldoen aan die verwachtingen. Ze moeten vh kind houden en accepteren voor wie hoe het is, ongeacht hun fouten. Zo moeten de kinderen zichzelf niet veranderen om anderen blij te maken (of om liefde/acceptatie te krijgen). De kinderen leren om ook zichzelf te accepteren ongeacht hun tekortkomingen. Ze creeren zelfvertrouwen, volgend hun eigen interesses en vertrouwen op hun eigen gevoelens om het juiste te doen. Zo ontwikkelen ze de karakteristieken van een goed functionerend persoon en kunnen ze beginnen aan zelfactualisatie. - Wanneer mensen niet meer gericht zijn op zelfactualisatie onstaat onrust, angst. o Er ontstaat een discrepantie tussen het zelfconcept en de eigen ervaringen. o We willen deze angst reduceren door de discrepantie te verminderen: Omdat we ons zelfconcept niet willen veranderen, kunnen we enkel nog onze ervaring veranderen. Dit doen we met defensiemechanismen (we beschermen ons zelfconcept). Bv. vervormen (distortion) van ervaringen, aan andere oorzaken attribueren... Een gezond functionerend persoon kan zijn zelfconcept wel veranderen. Een studie heeft een verband gevonden tussen zelfactualisatie en emotionele intelligentie. EQ is belangrijker dan IQ voor zelfactualisatie. Mensen kunnen hun weg naar zelfactualisatie verliezen, niet omdat ze een te laag IQ hebben maar omdat ze niet meer in contact zijn met hun gevoelens. Emotionele intelligentie: - het vermogen om je eigen gevoelens te kennen en die te kunnen controleren - het vermogen om jezelf te kunnen motiveren - het vermogen om te weten hoe anderen zich voelen en te kunnen beinvloeden hoe anderen zich voelen Oplossing: mensen terug op het pad van zelfactualisatie brengen. Sleutel om dit te bereiken: - Ontwikkelen van onconditionele positieve zelfwaardering door het ontvangen van positieve onconditionele waardering van belangrijke anderen (ouders, therapeut...). 73

74 - Rogers benadering van therapie is gericht op een persoon terug op het pad van zelfactualisatie te zetten. Het is een client-centered therapie: het ontdekken van eigen streven en belangen en deze trachten te actualiseren. Client-centered therapy: - er wordt nooit een interpretatie gegeven van zijn/haar probleem - er wordt geen oplossing geboden voor het probleem - er wordt niet geprobeert de client te veranderen: de therapist creert de juiste condities zodat de client zichzelf kan veranderen De juiste condities: Drie voorwaarden voor therapeutische vooruitgang: - Atmosfeer van echte aanvaarding van client door therapeut - Therapeut drukt onconditionele positieve waardering voor cliënt uit: hij accepteert alles wat de client zegt zonder veroordeling De atmosfeer nu veilig zodat de client zijn bezorgdheden kan beginnen verkennen - Empathisch begrijpen: de cliënt moet voelen dat de therapeut hem/haar echt begrijpt (= empathie) zonder interpretaties of instructies te geven. De therapeut werkt enkel als spiegel : parafraseren van wat de client net heeft gezegd (zowel de inhoud als de gevoelens), de therapeut reflecteert de gevoelens van de cliënt, maar zonder distorties (Nondirectieve benadering). Door proberen de therapist te laten begrijpen wat hij/zij bedoelt, zal de cient zichzelf beter leren begrijpen en kan hij/zij ook makkeijker de de manier waarop hij/zij over zichzelf denkt veranderen. Empathisch begrijpen verwijst naar: het perspectief van andere kunnen innemen en de bezorgdheden, gevoeligheden van andere kunnen begrijpen. Empathy: - is niet significant erfelijk - kan aangeleerd worden: hoe meer men oefent, hoe beter men erin wordt Hoewel empathie kan aangeleerd worden en de prestaties dus door oefenen omhoog kunnen worden gehaald, zijn er individuen die consistent beter zijn in empathie dan anderen. Welke karakteristieken maken iemand beter in empathie? 74

75 Voorbeeld Rogers: Verantwoordelijkheid, keuzes en zelfactualisatie Gauguin (schilder) werkte in het begin bij een bank. Zijn droom was om schilder te worden maar dat deed hij niet. In plaats daarvan bleef hij werken voor de bank en zijn famillie ondersteunen maar kocht wel een paar schilderijen. Toen de bank wat problemen ondervond, bleef hij meer en meer weg van zijn werk en begon te schilderen. Zijn financiele situatie kwamen hieronder te lijden, wat er uiteindelijk voor zorgde dat ook zijn huwelijk hieronder kwam te lijden. Hij wou meer van zijn nieuwe leven, zij meer van het oude. Hij verliet zijn vrouw en kinderen, verhuisde naar Tahiti en weidde zijn leven aan schilderen. Ethische vraag: Mag je zomaar al je verantwoordelijkheden laten vallen om zo je zelfactualisatie te bereiken? Mag je je zelfactualisatie nastreven ookal is dit ten koste van alles anders? 75

76 H13: Persoonlijkheid en emoties 1. Inleiding Emoties kunnen gedefinieerd worden door hun 3 componenten. Emoties gaan gepaard met: - subjectieve gevoelens - lichamelijke veranderingen (meestal in het zenuwstelsel): ademhalng, hartslag, spierspanning, samenstelling vh bloed, gezichts- en lichaamsuitdrukking - action tendencies (actieneigingen): ze verhogen de kans op een bepaald gedrag Emoties spelen een grote rol in ons leven. Ervaren van emoties kleurt ons leven: - Ze worden intens sociaal gedeeld. - Het zijn belangrijke determinanten van ons gedrag, hoe we communiceren, ons welzijn, wat/wie we graag en niet graag hebben - Mensen verschillen in hun emotionele reacties: dit is een deel van de psychologische individuele verschillen. Begrijpen hoe en waarom mensen hierin verschillen, is een deel van het begrijpen van persoonlijkheid. Sommigen zeggen dat emoties adaptieve acties zijn die ons helpen overleven. Vb. Wanneer we de emotie van walging ervaren, hebben we de reactie om direct iets uit te speeken dat niet goed is voor ons. Darwin heeft een functionele analyse gedaan van emoties en emotionele expressies. Zijn nadruk lag op de vraag Waarom hebben we emoties? en of emoties de fitness van idividuen bevorderde. Darwin concludeerde dat emotionele expressie een manier is om info over te dragen van het ene dier naar het andere over wat er waarschijnlijk gaat gebeuren. Wat zijn emoties?; Waarom hebben we ze?; Hoe verschillen mensen emotioneel?... Deze vragen werden reeds behandeld door vroege filosofen (Aristotle, Spinoza, James, Freud), maar bleven relatief onaangeraakt tot 2/3 van de 20 e eeuw (focus op gedrag, cognitie, perceptie...). Ongeveer 30j geleden was er hernieuwde aandacht aan deze vragen (Ekman, Arnold...). Sinds de laatste 15 j is het een boomend onderzoeksdomein geworden. Deze les gaan we een poging doen om enkele van deze vragen te beantwoorden. 76

77 2. Definitie van emoties Wat zijn emoties? Er is geen eensluitende definitie. Er zijn 3 wijzen om iets te definieren: - In termen van de oorzaak, de omstandigheden waarin het voortkomt (waar komt het vandaan?) - In termen van functie (voor wat dient het voor?) - In termen van componenten (uit wat bestaat het?) 1. Definitie in termen van oorsprong (waar komt het vandaan?) Evolutionaire psychologie: Emoties en emotionele reacties zijn geevolueerd omdat ze een evolutionair adaptieve functie hebben voor het organisme. Het feit dat we emoties hebben geeft het ons een hogere kans op overleven en reproductie. Een emotie heeft als functie (zijn ontwikkeld om) de overlevingskansen van een individu te verhogen. Elke emotie en de daar aan gekoppelde reacties bieden een organisme evolutionair voordeel in de reactie op bepaalde omgevingsgebeurtenissen. - Kwaadheid: o bij bedreiging: fight/afschrikking tegenstander o bij obstakel: obstakel uit de weg ruimen - Schaamte: bij persoonlijk falen, jezelf verstoppen van socii - Angst: bij dreiging: flight 2. Definitie in termen van functie (waar dient het voor?) Emoties zijn gesycnhroniseerde responsen die signaleren dat er een gebeurtenis is die persoonlijk van belang is en die een dreiging of opportuniteit inhoudt en motiveren de persoon om met deze gebeurtenis efficient om te gaan - persoonlijk significant (het is voor jou van belang) vb: partner zien flirten met iemand anders - opportuniteit of dreiging (goed of slecht) vb: slecht of goed - die het individu motiveren om efficient (= in relatie tot eigen doelen en belangen) met de gebeurtenis om te gaan (= gedrag) vb: ruzie maken, vermijden in toekomst of laten gebeuren, nieuwe wegen inslaan Onze emoties laten ons toe om snel en efficient te reageren op belangrijke gebeurtenissen (adaptief) 77

78 Voorbeelden: - WOEDE: o in reactie op een bedreiging: om vijand te bevechten of te doen vluchten o in reactie op frustratie: verwijderen van obstakel - SCHAAMTE: in reactie op personlijk falen: verstoppen voor peers - VREES: in respons op dreiging: vluchten - BLIJHEID: in respons op succes: energie om verder te gaan 3. Definitie in termen van componenten (uit wat bestaat het?) Emoties bestaan uit verschillende, onderling samenhangende componenten: 1. Ervaringscomponenten (subjectieve ervaring, gevoelens) 2. Lichamelijke componenten (fysiologie, hormonen, hersenen) 3. Gedragsmatige componenten (gezicht, stem, gedrag) Met andere woorden: emoties manifesteren zich in 1. Hoe je je voelt 2. Hoe je lichaam reageert 3. Hoe je je gedraagt 1. Gevoels/ervaringscomponent van emoties: Hoe kunnen we beschrijven wat we voelen? Op het meest basisniveau Wanneer we een emotie hebben, voelen we ons goed of slecht, actief of passief = kernaffect. Het kernaffect reflecteert de meest fundamentele eigenschappen van gevoelens in temren van valentie (goed vs slecht) en arousal (actief vs passief). Op elk moment kunnen we beschrijven hoe we ons voelen in termen van goed/slecht en actief/passief. = kernaffect 78

79 Onze emotionele ervaring is dikwijls echter meer specifiek Ze gaan ergens over, ze reflecteren een evaluatie van een gebeurtenis in functie van onze belangen en competenties = appraisals. - BLIJ = we voelen ons goed want iets gaat volgens plan, succes - WOEDE = gevoel dat iets niet volgens plan ging (frustratie), iemand heeft hier schuld aan, het was oneerlijk - VREES = iets is bedreigend voor iets dat voor ons van belang is en we weten niet direct hoe ermee om te gaan - GUILT = iets slechts gebeurde en ik heb er de schuld aan appraisalcomponenten refelcteren hoe we de gebeurtenis evaueren Onze emotionele ervaring is dikwijls echter meer specifiek Onze gevoelens reflecteren ook hoe we willen omgaan met gebeurtenis = actietendenzen - BLIJ = we willen het blijven doen - WOEDE = we willen iemand schade toebrengen, terugslaan, obstakel uit de weg ruimen - VREES = we willen ontsnappen, weglopen, vermijden - SCHULD = we willen het goedmaken actietendensen reflecteren de wijze waarop emoties specifiek gedrag motiveren om met een gebeurtenis om te gaan Dus Wanneer we een emotie hebben, WAT we voelen bestaat uit: - goed/slecht, actief/passief (kernaffect) - hoe we de gebeurtenis evalueren (appraisals) - specifieke neiging om er iets aan te doen (actietendenzen) 2. Lichamelijke componenten van emoties: hoe reageert ons lichaam? Emoties gaan samen met lichamelijke veranderingen. 1. Perifere fysiologie Fysiologische veranderingen in het lichaam bij emoties, bv. Hartslag, bloeddruk, huisgeleiding. Negatieve emoties treden dikwijls op in combinatie met een zogenaamde stress response : activiteit van het sympathisch zenuwstelsel om snel en efficient om te gaan met een bedreiging = verhoogde hartslag, openen van bloedvaten, verhoogde bloeddruk, huidgeleiding, startle response: 79

80 - treedt op tijdens stress (emotionele films, subtraction task...) - meestal gepaard met negatieve gevoelens OPM: nochthans geen emotie-specifieke fysiologie. build response : activiteit van het parasympatheticsch zenuwstelsel, functie om energie terug op te bouwen en voorraden aan te leggen = verlaagde Hartslag, bloeddruk, huidgeleiding - treedt op tijdens rust, kalmte - geassocieerd met positieve emoties 2. Centraal zenuwstelsel: hersenen Verschillende patronen van hersenactiviteit worden gelinkt aan emoties. Bv. Richard Davidson: onderzoekt hersenasymmetrie en de relatie met emoties - ontdekte dat mensen die meer positieve emoties ervaren, gekenmerkt worden door relatief meer activiteit in de L prefrontale hersenhelft - mensen die meer negatieve emoties ervaren, worden gekenmerkt door relatief meer activiteit in de R prefrontale hersenhelft Wordt ook gevonden in respons op experimentele manipulatie. Is wel veranderbaar bv. na boedhistische meditatie of mindfulness training. Bv. Amygdala activiteit: klein, amandelvormige structuur in het limbisch systeem Toont verhoogde activiteit tijdens emotionele respons: inbrekersalarm van de hersenen: er gebeurd iets belangrijks. Afwijkingen in amygdala-werking en structuur hangen samen met stemmingsstoornissen zoals angststoornissen, depressie... 80

81 3. Gedragscomponenten van emoties: Hoe gedragen we ons? Emoties uiten zich in gedrag. 1. Gezichtsexpressies van emoties Paul Ekman: onderzoek over faciale expressie van emoties. Verschillende gezichtsuitdrukkingen van emoties worden universeel herkend. De faciale expressie van emoties reflecteren hun evolutionaire betekenis: - VREES : open ogen... verhogen vd aandacht - WOEDE : fronzen, tanden tonen... vijand afschrikken - WALGING : tong uitsteken... onaangename stimuls verwijderen Gevolg: gezichtsuitdrukkingen van emoties worden (bijna) universeel herkend (zelfs in culturen met geen westerse invloed) Echter, universele herkenning betekent niet dat de uitingen sterk samenhangen met ervaring: - universele herkenning is niet hetzelfde als universele expressie - expressie treedt zeker niet altijd op: het zijn zeer prototypische uitingen. In het echte leven tonen mensen hun emoties dikwijls niet of de uitingen zijn meer subtiel. - Methodologische problemen bv. Taal (sommige emoties hebben wel een naam in één taal maar dan weer niet in een andere taal) Vandaar is er debat of deze uitingen wel zo sterke indicaties zijn van emoties in het dagdagelijkse leven. Bovendien: De context speelt ook een rol in herkenning: normaal gezien hebben we een context bij het interpreteren van gelaatsexpressies: deze beinvloeden sterk ons oordeel. Op de foto s is er geen context. 81

82 2. Vocale uiting van emoties Prosodie (ritme, stress, pitch) van gesproken taal weerspiegelt emotionele kenmerken: - WOEDE: snel, explosief, lage stem - VREES: snel, gehakkeld, hoog - DROEF: traag, laag - BLIJ: hoog, afwisselend snel en traag 3. Emoties uiten zich in daadwerkelijk gedrag - WOEDE: aanvallen, vechten, afschrikken, roepen - VREES: vluchten, vermijden - DROEF: trager, apathisch, wenen - BLIJ: uitroepen Maar het is niet altijd goed of gepast om uw emoties te tonen. Bv. Als je niet wil dat anderen zien hoe je je voelt, lachen op begrafenis, blij zijn om punten als anderen gebuisd zijn... Uiting van emoties wordt dikwijls onderdrukt en vervangen met meer gepast of verzwakt gedrag. 4. Besluit Wat zijn emoties? Emoties zijn gesycnroniseerde responsen die bestaan uit verschillende componenten en die geevolueerd zijn om een individu toe te laten om te gaan met belangrijke uitdagingen en gepast gedrag te ondernemen 82

83 3. Theorieen van wat emoties veroorzaakt Wat veroorzaakt emoties? Er bestaan verschillende theorieen. Theorieen verschillen in termen van - Wat de meest belangrijke componenten zijn - Hoe sterk ze onderling samenhangen Dit leidt tot verschillende visies op emoties - als vaste paketten - als los gekoppelde systemen - als dimensioneel - als categorisch Emoties als categorien Je kan het best denken over emoties als een klein aantal primaire en duidelijk te onderscheiden emoties. Er zijn honderden soorten emoties. Men is op zoek gegaan naar de fundamentele factoren die onderliggend zijn aan al deze verschiedenheid. Zo heeft men 5 primaire Phtrekken gevonden die onderliggend zijn aan alle emotionele adjectieven. Zo hebben de de complexiteit van emoties vereenvouwdigt. Onderzoekers die op zoek zijn gegaan naar die fundamentele factoren, zijn het niet eens met elkaar over welke nu die primaire emoties zijn. Dit komt door de verschillende criteria die zij hanteren om primaire emoties te definieren. Primaire emoties zijn een onvereenvoudigbare set van emoties die als ze gecombineerd worden, alle emoties vormen. Verschillende onderzoekers hebben verschillende criteria om te determineren welke emoties primair zijn en welke niet. - Ekman: primaire emoties hebben een bepaalde gezichtsuitdrukking die unierseel is en overal wordt herkend. Deze expressies zijn een aageboren stuk van de menselijke natuur (dit is niet aangeleerd want zelfs blinde mensen maken die gezichtsuitdrukkingen). - Izard: primaire emoties zijn motivaties om een bepaald gedrag te vertonen -... Emoties als dimensies Emoties zijn brede dimensies van ervaringen. Onderzoekers hebben mensen zichzelf laten scoren op verschillende emoties. Dan hebben ze hierop een statistische methode toegepast en zo de basisdimensies gezocht die onderliggend zijn aan alle emoties. Ze zijn tot een consensus gekomen 83

84 over de fundamentele basisdimensies van emoties: Leuk/niet leuk en hoge/lage activatie. Al onze emoties zijn dus een combinatie van een bepaalde activatie en een bepaalde leukheid. Elke plaats op deze circumplex staat voor een andere emotie. zie : 4. Circumplex/constructionistiche theorieen e.g., Russell, Barrett. Wat veroorzaakt emoties? Welke causale mechanismen maken dat iemand emotioneel reageert op een gebeurtenis? Wat veroorzaakt woede, blijheid...? Er bestaan verschillende theoretische voorstellen, die verschillen van elkaar inzake welke componenten een belangrijke rol spelen en hoe ze onderling samenhangen. 1. William James 2. Stanley Schachter 3. Basis emoties 4. Circumplex/constructionistische theorieen 5. Appraisal theorieen 1. William James ( ) it s not that we run away from the bear because we are afraid, we are afraid because we run Cruciale rol voor lichamelijke processen 84

85 Maar: - Wat veroorzaakt lichamelijke veranderingen? - Cannon (1927): er is geen emotiespecifieke fysiologie Ondanks deze kritiek komen sommige aspecten van deze theorie terug in hedendaags onderzoek. Bv onderzoek naar embodiment van emoties (hoe we emoties ervaren, is afhankelijk van lichamelijk processen): hoe lichaamsprocessen emoties beinvloeden. 2. Stanley Schachter ( ) Wou kritiek op James aanpakken: 2-factorentheorie van emoties. Cruciale rol voor lichamelijke processen EN appraisals Experimentele evidentie: - proefpersonen worden geinjecteerd met adrenaline (of placebo): veroorzaakt lichamelijke arousal - in wachtzaal samen met aangename of onaangename persoon: ervaren van vreugde of woede Maar wat veroorzaakt lichamelijke veranderingen? 3. Basis emoties/affectprogramma theorie, bv. Ekman, Izard, Tomkins Meer een theorie over emotiecomponenten en interrelaties ertussen dan een theorie over oorzaak. Elke emotie wordt gekenmerkt door een uniek neuraal circuit dat samenhangt met een vast patroon van responsen/vast pakket van componenten wanneer iemand een emotie ervaart. Evidentie: - emotion-specifieke neurale circuits (maar, discussie) - emotion-specifieke responsen (Ekman), fysiologie (maar, discussie) Emoties weerspiegelen distincte categorieen 85

86 Identificatie van een lijst van basisemoties (primaire emoties) die aan deze voorwaarden voldoen: woede, vrees, blijheid, walging, verrassing, droefheid en trots. Alle andere emoties zijn combinaties of afgeleiden hiervan (bv irritatie, jaloezie). Cruciale rol voor lichamelijke processen en sterke interrelaties tussen componenten Maar wat veroorzaakt een affect programma? 4. Circumplex/constructionistiche theorieen e.g., Russell, Barrett Starten met de aanname dat er niet zoiets bestaat als vrees, woede... (dit zijn enkel woorden die we gebruiken om te beschrijven hoe we ons voelen). De basis van onze emotionele ervaringen is het kernaffect: een integrale mengeling van valentie en arousal. Verschillende posities in het kernaffect circumplex komen overeen met verschillende emoties. De circumplex posities laten toe om relaties tussen emoties te onderzoeken. Er bestaat niet zoiets als vrees, woede, blijheid... Dit zijn slechts namen die we geven aan bepaalde combinaties van het kernaffect. Analogie met kleuren: - Onderliggend: continua, dimensies van verschillende golflengten. Toch ervaren we ze als discrete kleuren zoals blauw. - Zelfde voor emoties: in werkelijkheid zijn er enkel twee onderliggende continue dimensies, maar we categorizeren verschillende posities als emoties. 86

87 Emoties relfecteren onderliggende dimensies (geen categorieen). Dit is een cruciale rol voor het kernaffect. 5. Appraisal theorien van emoties (Frijda, Smith & Lazarus, Scherer, Roseman...) Willen specifiek bepalen hoe een stimulus een emotie uitlokt. Assumpties: - We interpreteren, appraisen een gebeurtenis in functie van wat ze betekent voor onze doelen en belangen en hoe we ermee kunnen omgaan. - Verschillende combinaties van dergelijke appraisals hangen samen met specifieke emotionele ervaringen. Belangrijke appraisals en hun relatie met emoties: - belang (Is het belangrijk voor mij?): bepaalt intensiteit van emotie - doelcongruentie (Is het goed of slecht voor mij?): bepaalt valentie - verantwoordelijke (wie heeft het gedaan): onderscheidt woede van schuld/schaamte - coping (kan ik ermee omgaan?): onderscheidt woede van vrees Als de gebeurtenis: - niet belangrijk is: geen (intense) emotie (bv. Goede punten): BLIJ - relevant, incongruent, zelf is (bv iemand gekwetst): SCHAAMTE, SCHULD - relevant, incongruent, ander is (bv iemand kwetst u): WOEDE - relevant, incongruent, geen coping is (bv auto): VREES patronen van appraisals bepalen de emotionele ervaring 87

88 4. Emoties en individuele verschillen Emoties en emotionele ervaring zijn een integraal deel van de persoonlijkheid van een persoon. Begrijpen van emoties + beschrijven en verklaren van individuele verschillen in emoties = ook deel van de persoonlijkheidspsychologie. Er is veel variabiliteit in de emotionele ervaring, zowel tussen als binnen individuen. Mensen verschillen in de emoties die ze ervaren, zelfs in de reactie op gelijkaardige situaties. Bv. Brugge wint tegen Anderlecht, partner beëindigt relatie... Onderzoekers bestuderen individuele verschillen in emoties op twee levels : - trek niveau/trait (tussen) - toestandsniveau/state (binnen) Trekniveau Dit zijn individuele verschillen in de algemene neiging om positieve en negatieve emoties te ervaren. Emotion traits hangen samen met de persoonlijkheid (bv. N, E, prefrontal brain asymmetry). Een emotionele trek is een patroon van emotionele reacties die een persoon frequent ervaart doorheen verscheidene levenssituaties. Dit patroon is stabiel doorheen de tijd en is specifiek voor ieder persoon. Echter: Mensen zijn niet altijd in zulke toestanden! Het is belangrijk om naar de context of situatie te kijken en de emotionele ervaringen daarbinnen te bestuderen. Toestandsniveau Dit zijn gevoelens in het moment, ze komen en gaan. Ze hangen meer af vd situatie waar de persoon zich in bevindt dan van de persoon zelf. Ze hebben een specifieke oorzaak, die buiten de persoon ligt. Waarom kunnen mensen verschillende emoties ervaren, zelfs in reactie op dezelfde situatie? Dit is appraisal theorieen van emoties: Hoe mensen zich voelen in specifieke situaties hangt af van de manier waarop ze de situatie evalueren. Situationele gebeurtenis x doelen/belangen, competencies van de persoon = bepalen de emotie Dit is de interactionischtische theorie van emoties (cfr. CAPS). 88

89 Bijgevolg veranderen de gevoelens van mensen doorheen de tijd als een functie van de manier waarop ze de omstandigheden en gebeurtenissen die ze tegenkomen evalueren. De emoties van sommige mensen vertonen meer veranderingen en fluctuaties dan de emoties van andere mensen = (tussen persoon) individuele verschillen, in (binnen persoon) emotionele variabiliteit of stabiliteit Variabiliteit in termen van kernaffect: - Kernaffect : combinatie van pleasure en arousal - Op elk moment kan ons gevoel beschreven worden in termen van deze twee dimensies - De gevoelens van mensen vormen een patroon of traject in deze twee- dimensionele kernaffect ruimte doorheen de tijd. Verschillende individuen worden gekenmerkt door verschillende trajecten. Dit wordt onderzocht in Experience Sampling Studies met behulp van bv. palmtop computers. Sommige mensen zijn meer emotioneel variabel/stabiel dan anderen. Emotionele variabiliteit is geassocieerd met lager welbevinden (poor psychological maladjustment) en zelfs stemmingsstoornissen. 5. Reguleren van emoties Het feit dat onze emoties veranderen en fluctueren over de tijd impliceert niet dat we ons emoties niet kunnen controleren of reguleren. We zijn niet zomaar slaaf van onze emoties (op enkele zeldzame uitzonderingen na). Echter: In werkelijkheid reguleren we tot op zekere hoogte het merendeel van onze emoties die we ervaren en de manier waarop we ze uiten (bv wanneer laat jij je emotioneel volledig gaan?). Individuele verschillen hierin bepalen in grote mate verschillen in emoties. 89

90 Emotieregulatie = - Inspanningen die mensen doen om hun emotionele responses te versterken, te behouden of af te zwakken (Gross) - inspanningen die gedaan worden om de natuurlijke koers van emoties te veranderen (Koole) Mensen kunnen verschillende dingen doen (gewild of niet, bewust of niet) om hun emoties te reguleren. Sommige hangen samen met positieve gevolgen terwijl andere tot negatieve gevolgen leiden. Het proces model van Gross is gebaseerd op verschillende fases in het proces van emotie elicitatie en expressie (appraisal model). 90

91 91

92 Hoe beïnvloeden deze regulatie strategieën onze emoties? Wat werkt in ons voordeel en wat niet? Aandact richten Sommige mensen hebben meer de neigeng om hun aandact op negatieve informatie te leggen - emotionele stroop taak: Welk kleur heeft het woord hieronder? MOORD - dot probe taak: Waar verschijnt de X, links of rechts? X De reactietijd op zulke taken wordt beschouwd als een indicatie van aandacht voor negatieve informatie gerelateerd met angststoornissen en fobieën: Verhoogde aandacht voor negatieve, bedreigende informatie. Reappraisal Experiment: bekijk disturbing film clip (rituele mutilatie bij een stam in het amazone gebied) terwijl verbaal commentaar gemanipuleerd wordt: - Benadrukken van de pijnlijke ervaring - Benadrukken van de sociale functie van het ritueel Hoe mensen de gebeurtenis evalueren verandert hun stress en fysiologische reactie. Reappraisal heeft in het algemeen positieve gevolgen. Ruminatie Piekeren over negative aspecten en gevolgen - ze versterkt negatieve gevoelens - het is gerelateerd met het onstaan en de duur van depressieve episodes Suppressie Sociale normen geven weer hoe en wanneer we onze emoties moeten uitdrukken. Vaak wordt van ons verwacht dat we onze emoties onderdrukken. Is dit goed of slecht? 92

93 Experiment: film clip Suppressie is: - rapporteren van geen verandering in emotionele ervaring - wel verhoging in fysiologische arousal Bij kwaadheid: gerelateerd met hart- en vaatziekten Algemeen: geassocieerd met negatieve gevolgen (welzijn, sociale relaties...) Social sharing Verandert gemiddeld genomen de intensiteit van de emotie niet maar dit hangt ook af van sociale feedback. 6. Emotionele inhoud en stijl Verdere bespreking adhv overkoepelende begrippen inhoud en stijl. - Inhoud: welke specifieke emoties we kunnen ervaren - Stijl: hoe we emoties kunnen ervaren Ze worden beiden beschreven op trekniveau: ze worden beiden gekenmerkt door de eigenschappen van persoonlijkheidskenmerken - Beschrijven/verklaren gedrag - Zijn stabiel over tijd en situaties - Zijn zinvol om verschillen tussen mensen te vatten 1. Geluk 1. Definitie? Wanneer zijn we gelukkig? - Aristoteles: doel vh leven is om gelukkig te zijn. Geluk wordt bereikt door een deugdzaam leven te leiden en een goed persoon te zijn. - Rousseau: geluk wordt bereikt door wensen en verlangens na te streven - James: geluk is de match tussen aspiraties en prestaties. Men kan gelukkiger worden door zijn prestaties te verhogen of door zijn aspiraties te verlagen. Eigentijdse definitie vd positieve psychologie : geluk is een combinatie van - levenstrevedenheid - Meer positieve dan negatieve emoties ervaren (kritische ratio = 2.9) = hedonic balance 93

94 Geluk is een subjectieve eigenschap, die ook wordt gemeten als een subjectieve eigenschap: mensen rapporteren hoe ze zich voelen en of ze tevreden/gelukkig zijn. Een gemiddeld persoon is 65% van de tijd gelukkig, 15% neutraal en 20% ongelukkig. Is de meting van geluk valide? Ja deze meting is valide want: - Het voorspelt andere geluk-verwante aspecten van iemand zijn PH - Overeenkomst met other-ratings (je zelfgerapporteerde geluk komt overeen met hoe anderen jou zien in termen van gelukkig zijn) - Diary studies: gelukkige personen rapporteren meer leuke ervaringen - Gelukkige mensen herinneren meer leuke en minder niet-leuke ervaringen - Psychologen zijn het er over eens wie gelukkige en wie ongelukkig is - Correleert met positieve levenskenmerken bv. Meer hulpvaardig, vertrouwen meer, zijn meer creatief, vergeven makkelijker, zijn meer sociaal, hebben meer energie, zijn minder ziek, zijn minder vijandig - Correleert met sociale wenselijkheid (wat op zich ook correleert met other-ratings) Dus een deel van gelukkig zijn is ook zichzelf zien als een goed, competent en wenselijk persoon (= een positieve illusie hebben over zichzelf). 2. Wat maakt mensen gelukkig? Geluk correleert met positieve levensuitkomsten zoals huwelijk, lang leven.. Deze correlaties worde geiterpreteerd als volgt: succes in het leven (bv huwelijk) maakt iemand gelukkig. Ze zien dit ook zo met geld: veel geld maalt gelukkig. Maar zou de causale richting niet andersom kunnen zijn: dat wanneer je gelukkig bent, je betere levensuitkomsten behaalt (dus meer succes hebt in je leven)? Ze hebben hier onderzoek over gedaan ahdv een meta-anlyse. Er zijn 2 soorten studies: - een longitudinale studie - een experimentele studie: geluk is gemanipuleerd en de uitkomsten hierdoor worden gemeten. Als de gelukkige mensen hoger scoren, dan hebben we bewijs dat de causale richting gaat van geluk naar succes. Conclusie: geluk gaat in veel gevallen vooraf aan succes/positieve levensuitkomsten. Bij sommige levensuitkomsten is het iets complexer: hierbij gaat de causaliteit in beide richtingen = wederkerige causaliteit. Vb. Je hebt een goed huwelijk omdat je gelukkig bent, maar je bent ook gelukkig omdat je een goed huwelijk hebt. 94

95 Wat weten we over gelukkige mensen? - Er zijn geen geslachtsverschillen in gelukkig zijn. Vrouwen zijn 2 keer meer gediagnosticeerd met depressie en mannen hebben 2 keer meer kans om alcoholieker te worden. Toch blijkt uit onderzoek dat er praktisch geen verschil is tussen mannen en vrouwen in gelukkig zijn. Dit is ook cross-cultureel bevestigd. - Er is zijn geen leeftijdsverschillen in gelukkig zijn (al varieert datgene wat geluk bepaalt waarschijnlijk wel). Gelukkig zijn heeft dus niets te maken met leeftijd, er is dus geen periode in het leven waar mensen gelukkiger zijn. - Er is geen verschil in gelukkig zijn tussen verschillende etniciteiten binnen een land: Benadeelde etnische groepen blijven gelukkig doordat de personen zich (vooral dingen waar ze goed in zijn) gaan vergelijken met andere personen uit hun groep. Ze steken hun problemen op dingen die buten zichzelf liggen. Er zijn wel verschillen in gelukkig zijn als je gaat kijken op nationaal niveau: - mensen in arme landen zijn minder gelukkig dan mensen in rijke landen - mensen in landen met minder humane en politieke rechten zijn minder gelukkig - de bevolkingsdichtheid en de homogeniteit binnen een land toonde enkel een zeer kleine correlatie met geluk Er wordt verondersteld dat verschillen in economische welvaart, mensenrechten en vrijheden onderliggend zijn aan deze verschillen. Zie bv. Studie van Kuppens et al (2006): de frequentie van positieve en negatieve emoties in 48 landen. 95

96 Gebaseerd hierop: Maakt geld mensen gelukkig? Uit onderzoek is gebleken dat als men controlleert voor alle andere variabelen, dat geld niet gelukkiger maakt. Maar als men deze vraag bekijkt over landen is het antwoord ja: De bevinding dat welvaart van landen samenhangt met geluk kan te wijten zijn aan andere factoren zoals meer mensenrechten en politieke rechten, meer scholingsmogelijkheden, betere medische voorzieningen, betere sociale zekerheid Het is beter om naar de relatie binnen landen te kijken - in arme landen is er een relatie tussen rijkdom en geluk - in rijke landen: geen relatie (ook geen relatie tussen stijging vd welvaart en geluk) In arme landen helpt geld om de basisbehoeften te vervullen en dit correleert met geluk. In rijke landen zijn alle basisbehoeften reeds vervuld en geld maakt niet gelukkiger. Dit is de drempeltheorie: - Onder een bepaalde drempel van rijkdom: meer kans dat men niet gelukkig is, hier is een matig verband met rijkdom - Boven drempel (zoals meeste mensen in onze samenleving): geen verband tussen geluk en rijkdom (Lotto winnaars zijn niet gelukkiger na 6 maand) Onder een bepaalde drempel is het onwaarschijnlijk om gelukkig te zijn, maar boven die drempel liggen is ook geen garantie voor geluk. Opmerking: in rijke landen is er wel een relatie tussen relatief inkomen en geluk. Besluit: geld zelf maakt niet gelukkig maar wat men er mee doet misschien wel. 3. Geluk en persoonlijkheid Sommige mensen zijn constant gelukkiger dan anderen. Hoe komt dit? Samenhang met persoonlijkheid: Onderzoek geeft aan dat hoge E en lage N samenhangen met hogere niveaus van geluk (het heeft een grotere bijdrage dan alle demografische variabelen samen). - Extraversie wordt geassocieerd met pos emoties - Neuroticisme wordt geassocieerd met neg emoties Dit werd bevestigd door meerdere studies. Zie ook recent onderzoek: geluk & persoonlijkheid delen genetische basis 96

97 Er zijn twee verschillende verklarende modelen: - Indirect model: PH maakt dat een persoon een bepaald leven leidt, dat dan weer op zich geluk en positieve emoties bepaalt. Bv. E: Socialer, meer pos ervaringen; N: klagen veel, eenzamer - Direct model: PH veroorzaakt direct verschillen in emotionele ervaring (de hoeveelheid pos en neg emoties) op dezelfde situatie Testen van het direct model: Eerst werden van elke participant de Phscores op de trek E en N gemeten. Dan werden hun racties op emotionele stimuli (foto s van leuke en niet leuke dingen) gemeten - E: beste voorspeller van pos emotionele reacties op positieve S het is makkelijk om een E goedgezind te maken - N: beste voorspeller van neg emotionele reacties op negatieve S het is makkelijk om een N slechtgezind te maken Dus PH heeft een rechtstreeks effect op emotionele reacties (in interactie met de omgeving!) - E: Als (pos gebeurtenis) dan ervaren ze (meer pos gevoelens) - N: Als (neg gebeurtenis) dan ervaren ze (meer neg gevoelens) 4. Kan geluk veranderd worden? Vroeger: enkel set-point-theorie Nu: - Genetische set-point - Belangrijke gebeurtenissen: goede en slechte - Inspanning kan geluk beïnvloeden, men moet werken aan zijn/haar geluk: o dankbaarheid uiten, gratitude visit o nadenken over best possible selves, best possible day : hoe zal je zijn wanneer alles zo goed mogelijk verloopt o anderen helpen, goed zijn voor anderen o je activiteiten aanpassen aan je sterktes o... 97

98 2. Depressie Depressie is veelvoorkomend in de westerse wereld. Het is een zware belasting van de gezondheidszorg. Er zijn verschillende soorten van depressies die men kan onderbrengen in verschillende categorien. Theoretische modellen Diathesis-stress model: depressie is het resultaat van de combinatie van - Bestaande gevoeligheid bij persoon (diathesis) - Stressvolle life events Er moet dus een bestaande gevoeligheid voor depressie zijn bij een persoon. Om deze depressie te laten doorbreken, moet er een stressvol life event plaatsvinden. Ze moeten samen voorkomen om een depressie te veroorzaken. Beck s cognitieve theorie: Bepaalde cognitieve stijlen zijn een risico-factor om een depressie te ontwikkelen. Cognitieve stijlen verwijzen naar het toepassen van specifieke schema s. Een schema is de manier waarop (Hoe?) men inkomende info van de buitenwereld (Wat?) verwerkt en interpreteert. - Hoe (de wijzen)? Cognitieve stijlen die depressie veroorzaken gebruiken schemas die alle inkomende info verdraait op een negatieve manier wat de persoon depressief maakt: o Overgeneralizeren: ik kan niks goed doen, alles wat ik ooit zal doe zal foutlopen... o Arbitraire conclusies zonder bewijs: bv. Het gaat over mij o Personaliseren: het ligt altijd aan mij, o Catastroferen: nu is alles om zeep - Wat (de info)? Cognitieve triade = de drie gebeiden vh leven die het meest worden beinvloed door die schemas: o Het beeld over jeaelf o De wereld o De toekomst De verdraaiingen van inkomende info die hierboven worden beschreven (overgeneralizeren ) kunnen op elk van deze gebieden worden toegepast. Deze verdraaiingen gebeuren snel, automatisch en buiten het bewustzijn. Dit beinvloed hoe de persoon zich voelt en hoe hij zich gedraagt. Iemand die denkt dat hij een mislukkeling is, zal zich ook 98

99 dikwijls gedragen als een mislukkeling en opgeven om nog moeite te doen. Zo creert hij/zij een selffulfilling prophecy (hij/zij maakt zelf waar wat hij/zij denkt). Depressieve gevoelens leiden tot meer verdaaiingen die op zich dan weer leiden tot meer depressieve gevoelens. Dit wordt dan een zichzelf in stand houdende spiraal. Om dit te doorbreken moet men in therapie gaan. Die therapie gaat die verdraaiingen terug gaan veranderen. Andere cognitieve theorie: in termen van explanatory style (de wijze waarop je oorzaken van gebeurtenissen percipieert). Depressie ~ pessimistische explanatory style: - Intern: de oorzaak ligt bij mij - Stabiel: je kan niets aan de oorzaak veranderen - Globaal: de oorzaak heeft ook effect op andere domeinen Biologische theorie: Depressie ~ onevenwicht in neurotransmittoren (noradrenaline, dopamine...) aan de synapsen vh zenuwstelsel id hersenen. Vandaar dat vele antidepressiva (bv. Prozac) gericht is op het onevenwicht te herstellen. Maar dit is niet altijd succesvol. Zijn er dan verschillende soorten depressie: biologische en cognitieve? Beweging is goed voor de gezondheid en helpt ook bij de preventie van ziekten (ook depressie). 99

100 H16: Persoonlijkheid en gender 1. De studie van geslachtsverschillen Differentiële psychologie is de studie van verschillen tussen (binnen) mensen. Een van de meest in het oog springende verschil is geslacht. Het onderwerp van geslachtsverschillen lokt veel interesse uit.: - Mensen zijn blijkbaar sterk gefascineerd door geslachtsverschillen (bv. Mannen komen van Mars, vrouwen van Venus, Flair, krant...) - Onderzoek dat geslachtsverschillen vindt, krijgt veel aandacht in de media - Neiging tot overbenadrukken van geslachtsverschillen (maar zijn de verschillen wel zo groot?, hoe moeten ze geïnterpreteerd worden?) Vb boek dat zegt dat vrouwen een lagere zelfwaarde hebben dat het gevolg is van destructieve gebeurtenissen tijdens hun ontwikkeling. Definitie geslachtsverschil: Het gemiddelde verschil tussen mannen en vrouwen op het vlak van een bepaald kenmerk, zonder vooroordelen over de oorzaak van het verschil. - Bv. Mannen kunnen gemiddeld genomen verder gooien dan vrouwen - Bv. Vrouwen zijn gemiddeld genomen emotioneler dan mannen Definitie gender: Gender is de sociale interpretatie van wat het nu bedoelt om man of vrouw te zijn. Dit kan veranderen doorheen de tijd. Genderstereotypen zijn overtuigingen over hoe mannen en vrouwen van elkaar verschillen of zouden moeten verschillen in tegenstelling tot wat de echt verschillen zijn. De studie van geslachtsverschillen is controversieel: Politiek Sommigen vrezen dat bevindingen gebruikt zouden worden om de eigen politieke agenda naar voor te schuiven of om conservatieve waarden te handhaven bv. Vrouw aan de haard, man naar het werk. - glazen plafond : empirische vaststellingen dat het moeilijker is voor vrouwen om door te stoten naar hogere funtcies - glass cliff : wanneer het slecht gaat met een bedrijf, zetten ze een vrouw aan het hoofd om het op te lossen (= doorbreken van glazen plafond, maar ze komen in slechte situatie te zitten) 100

101 Waarheidsgehalte Sommigen stellen dat geslachtsverschillen eerder genderstereotypes weerspiegelen dan echte verschillen. Is dit zo? Voor welke eigenschappen wel/niet? Sommigen stellen dat gevonden geslachtsverschillen eerder biasses van wetenschappers weerspiegelen dan echte objectieve verschillen. Nut? Sommigen stellen dat dit onderzoek beter gestopt wordt omdat het indruist tegen het principe van gelijkheid (maar wetenschap = waardevrij?). Anderen stellen dat gelijkheid pas kan gerealiseerd worden als men kennis heeft van geslachtsverschillen. 2. Geschiedenis van de studie van geslachtsverschillen Voor 1974 werd er weinig aandacht aan dit onderwerp besteed (de meeste studies werden gedaan met mannen). In 1974: The Psychology of Sex Differences (Maccoby and Jacklyn). Ze hebben betsaande studies herbekenen en hebben zo een conclusie gevormd over hoe mannen en vrouwen verschillen: er werden kleine verschillen gevonden. - V > M in verbale taken - M > V in wiskunde en spatiale taken (bv. Mentale rotatie) - PH: weinig tot geen verschillen, het enige bestaande verschil is het verschil op vlak van agressie: M > V Ondanks de kritiek op het wetenschappelijke karakter van het onderzoek (subjectieve selectie, gebrekkige statistische technieken) veroorzaakte het een golf van onderzoek naar geslachtsverschillen. Bij deze onderzoeken werden er ook vrouwen als participanten gebruikt. Ze maakten gebruik van meer gepaste statistische technieken bv. Meta-analyse. Een metanalyse bekijkt de bevindingen van verschillende studies samen en schat dan (met grotere objectiviteit en precisie) de grootte van het verschil: - Significantie-test - Effect-grootte: een schatting van hoe groot het verschil werkelijk is Effect-grootte: hoe groot zijn de verschillen? Significantie-test (t-test): bepaalt of het verschil tussen groepen (mannen-vrouwen) statistisch significant is. Maar dit hangt af van de grootte van de onderzochte steekproef (zie standaardfout van schatting). Eenzelfde verschil dat niet significant is in een kleinere onderzochte groep, kan wel 101

102 significant zijn in een grotere onderzochte groep. Dus er zou beter een aanduiding zijn van grootte van verschil dat niet afhankelijk is van de grootte van de steekproef. De meest gebruikte maat om grootte van verschillen uit te drukken is de effect-grootte of Cohen s d: Dit drukt het verschil tussen groepen uit met als eenheid StandaardDeviatie. Maw: hoeveel SD s verschillen twee groepen (bv. geslachten) van elkaar? Bv. d = 0.50 bedoelt dat het gemiddelde verschil tussen twee groepen een halve SD is. Een effect-grootte kan voor elke studie over geslachtsverschillen apart berekend worden. Dan kan men de gemiddelde effect-grootte berekenen van alle studies tesamen om zo een beter beeld te krijgen over of er een verschil is en hoe groot dit al dan niet is. Een positieve d geeft aan dat mannen hoger scoren dan vrouwen, een negatieve d geeft aan dat vrouwen hoger scoren dan mannen. Fictief voorbeeld van examenpunten: JAN 12 KAREL 9 STEVEN 11 MARLEEN 12 SOFIE 16 TINE 15 ELLEN 13 - Gemiddelde mannen: 10,25 - Gemiddelde vrouwen: 13,6 - Standaard deviatie: 2,37 - d? (10, )/2,37 = -1,41 Dus vrouwen scoren gemiddeld 1,41 SD hoger dan mannen. KRISTOF 9 LEEN 12 Conventie over de effect-grootte d: = klein = medium = groot 102

103 Aanname: karakteristiek volgt zogenaamd een normaalverdeling Verschil mannen en vrouwen: Geslachtsverschil zegt iets over verschillen tussen groepen, geslachten. Maar er zijn ook verschillen binnen groepen. Dus ondanks een gemiddeld verschil kan er een grote mate van overlap zijn! Zelfs een grote effectsize heeft niet direct implicaties voor één bepaald individu. Minimalisten en maximalisten Sommigen focussen op overlap, anderen op verschil. - Minimalisten: omschrijven geslachtsverschillen als klein en zonder grote gevolgen o Ze leggen de nadruk op de overlap - Maximalisten stellen dat de grootte van verschillen niet geminimaliseerd mag worden o zelfs kleine effect-groottes kunnen belangrijke gevolgen hebben Bv. Helpgedrag, agressie o vele andere effecten in de psychologie hebben gelijkaardige effect-groottes Dit blijft een aanslepend debat 103

104 3. Geslachtsverschillen in PH Op welke vlakken van PH verschillen mannen en vrouwen? Geslachtsverschillen in temperament Er is hierover een meta-analyse gedaan. Temperament is de uiting van biologisch gebaseerde emoties en gedrag consistenties die vroeg ih leven verschijnen en die p atronen en levensuitkomsten voorspelt. Dit interessant want vroege geslachtsverschillen zouden een biologische basis hebben. Gevonden effecten: matig tot niet - inhibitie = het vermogen om ongepaste responsen en gedragingen te kunnen controleren: d = -0,40 Inhibitie is verbonden met de latere ontwikkeling van de trek conscientiousness. Het geslachtsverschil schijtn te verdwijnen want mannen en vrouwen verschillen niet in de trek conscientiousness. - Perceptuele gevoeligheid = het vermogen om subtiele stimuli in de omgeving op te merken: d = -0,38 - Surgence is een cluster van toenaderingsgedrag, een hoge activiteit en impulsiviteit: d = 0,38 De subcomponenten van surgency toonden minder geslachtsverschille,: activiteitsniveau: d = 0.33 high-intensity pleasure: d = 0.30 Hierdoor spelen jongetjes ruwere spelletjes dan meisjes. Jongens hebben dus een hogere surgency en lagere inhibitie: - Dit is misschien de reden waarom jongens meer disciplineproblemen hebben in hun vroege schooljaren. - Dit zorgt ook voor een geslachtsverschil in fysieke agressie (13jaar oud): d = 0.60 De context waarin geslachtsverschillen zich voordoen zijn zeer specifiek. Dit zorgt ervoor dat men denkt dat geslachtsverschillen in PH gezien kunnen worden als patronen van sociale adaptatie die complex en context-specifiek zijn. Er is geen geslachtsverschil in negatieve affectiviteit (componenten zoals kwaadheid, distress, verdrietigheid...). De enige kleine uitzondering is de component angstigheid: d = Meisjes zijn 104

105 dus ietsje banger dan jongens. Negatieve affectiviteit is verbonden met de trek emotionele instabiliteit, waarin wel een medium geslachtsverschil terug te vinden is in de volwassenheid. Genderstereotypen kunnen misschien leiden tot geslachtsverschillen in de volwassenheid, gezien dat er in de kindertijd een verwaarloosbaar klein verschil en een enorme overlap is tussen meisjes en jongens. PH opgevat in termen van Vijffactorenmodel 2 soorten resultaten: - resultaten uit boek - resultaten voor 1ste bach psychologie 2006, 2007, en 2008 Caveats: - selecte steekproef - zelfrapportering Extraversie Boek - Sociaal: vrouwen scoren lichtjes hoger - Activitietsniveau: mannen scoren lichtjes hoger - Assertiviteit: Mannen scoren redelijk hoger (d = 0.50) Vb: mannen onderbreken anderen meer dan vrouwen (zorgt soms voor ruzie tussen de geslachten) - Mannen vinden de waarde van macht belangrijker: ze vinden sociale status en dominantie belangrijker Extraversie, cross-culturele studie: d = 0.15 Onderzoek Mehl (Science, 2007) - Typische uitspraak: vrouwen babbelen meer - Observatie via EAR (Electronically Activated Recorder): record op random momenten verbaal gedrag - M = V (16200 vs worden/dag) 105

106 1ste BACH : d = : d = -0, : d = Algemeen o o o Sociabel: vrouwen scoren hoger Activiteitsniveau: mannen en vrouwen zijn ongeveer gelijk Assertiviteit: Mannen scoren redelijk hoger Vriendelijkheid Boek - Vertrouwend: vrouwen scoren matig hoger (d = -0.25) - Zachtaardigheid: vrouwen scoren sterk hoger (d = -0.97) - Glimlachen: vrouwen doen dit meer, maar dit kan tevens een weerspiegeling zijn van onderdanigheid of lage status ipv van vriendelijkheid Vriendelijkheid, cross-culturele studie: d = ste BACH : Algemeen scoren vrouwen een beetje hoger : Algemeen scoren vrouwen hoger : Algemeen scoren vrouwen hoger - Algemeen: o Vertrouwend: vrouwen scoren matig hoger o Zachtaardigheid: vrouwen scoren hoger Agressie (omgekeerde van Vriendelijkheid) Boek - Mannen zijn meer fysiek agressief o PH tests Vb TAT: d = 0.86 o Fantasie metingen (agressie tov anderen): d = 0.84 o Metingen van manifest gedrag o Rapporteringen van anderen: d = 0.63 o Zelf-rapporteringen: d =

107 - Grote gevolgen in maatschappij: o Mannen zijn verantwoordelijk voor 90% van de moorden wereldwijd (meeste slachtoffers zijn ook mannen) o Mannen begaan meer misdaden van alle soorten o Het andeel is het grootst tijdens de puberteit en jongvolwassenheid, na de meeftijd van 50 jaar gaat dit naar beneden en worden mannen en vrouwen meer gelijk op het vlak van criminele agressie o Maar bv. Indirecte agressie: vrouwen scoren hoger Dit is cross-cultureel bevestigd. 1ste BACH Specifieke maten van agressie: - Fysieke en verbale agressie: o 2006/2007: Mannen zijn meer fysiek en verbaal agressief (obv BDHI) - Maar ervaren van kwaadheid en hostiliteit: o 2006/2007: Geringe geslachtsverschillen Gewetensvolheid Boek Orde: vrouwen score een beetje hoger (d = -0.13) Gewetensvolheid, cross-culturele studie: d = (verwaarloosbaar) Maar zelfs kleine verschillen kunnen een groot cumulatief effect hebben doorheen de tijd (bv. na jaren, ruzie over orde maken). 1ste BACH : d = : d = : d = Algemeen: vrouwen zijn meer gewetensvol o Orde: Emotionele Stabiliteit (kalm, stabiel) ( Neuroticisme (veranderlijkheid van stemming)) Boek - Mannen en vrouwen zijn gelijkaardig wat betreft impulsiviteit - Vrouwen scoren hoger op angst (d = 0.28) 107

108 Emotionele stabiliteit, cross-culturele studie: d = Vrouwen scoren dus lager op emotionele stabiliteit (dus hoger op N). 1ste BACH : emotionele stabiliteit: d = : d = 0, : d = Algemeen: vrouwen zijn matig meer emotioneel labiel, neurotisch. o Impulsiviteit: d = 0.02 o Vrouwen scoren hoger op angst (-0.55) en kwetsbaarheid (-0.45) Openheid Boek Onderzocht via: - zelfrapportering - partner-rapportering - interviewer rapporteringen (1 man en 1 vrouw) Geen geslachtsverschillen Cross-culturele studie: d = ste BACH : d = : d = 0, : d = -0,02 Mannen staan lichtjes meer open voor fantasie, maar minder voor gevoelens Zelfwaarde Je hebt verschillende soorten zelfwaarden (op vlak van school, sport, relaties...), maar wij bespreken de globale zelfwaarde (een totale evaluatie van zichzelf). Globale zelfwaarde wordt geassocieerd met vele aspecten van het functioneren en ook met mentale gezondheid. Mensen met een hogere zelfwaarde: - kunnen beter omgaan met stress - doen het beter op cognitieve taken wanneer ze geconfronteerd worden met negatieve feedback over een voorgaande taak 108

109 - zeggen dat wanneer ze succes hebben dit te danken is aan hun eigen maar wanneer ze falen ontkennen ze hun verantwoordelijkheid hiervoor Self-esteem (zelfwaarde): resultaat van meta-analyse: - kleine effect-size, mannen scoren iets hoger (d = 0.21) - maar afhankelijk van de leeftijd: o Jonge kinderen (7-10): klein verschil (d = 0.16) o Naarmate kinderen ouder worden, wordt het verschil (beetje) groter: j d = 0.23 en 15-18j d = 0.33 o In volwassenheid wordt het verschil weer kleiner o Uiteindelijk verdwijnt het verschil zo goed als helemaal: 60+ d = ste BACH: mannen scoren licht hoger Zelfs kleine verschillen hierin kunnen een invloed hebben op het dagelijkse geluk. Geslachtsverschillen in depressie Steeds meer en meer mensen lijden aan een depressie, vooral in landen met een hogere economische ontwikkeling. Jongere mensen hebben een grotere kans dan oudere mensen om in een zware depressie te geraken. In de kindertijd zijn er geen geslachtsverschillen in depressie, maar vanaf de puberteit komt depressie twee tot drie keer zoveel meer voor bij V dan bij M. De grootste geslachtsverschillen komen voor tussen de leeftijd van 18 en 44. Na 44j convergeren verschillen weer min of meer. Ook verschillende symptomen: - Vrouwen: veel eten, huilen, zoeken hulp, overactiviteit, verlaagde zelfwaardering - Mannen: Agressie, gaan minder hulp te zoeken, inactief, teruggetrokken, drugs Enkele mogelijke verklaringen: - Ruminatie ( = repeatedly focusing on one s symptoms or distress ): women ruminate more (because they are searching for ways to control their lives), which contributes to the perseverance of depressive symptoms - Isolated family theory - Dissatisfaction with physical appearance: rond de leeftijd van 13j begint de mate competition voor meisjes. Jongens vinden het uiterlijk van hun partner zeer belangrijk. Als 109

110 een meisje dus een partner wilt vinden, moet ze er goed uitzien. Meisjes komen dus onder druk te staan om er goed uit te zien. Meisjes id puberteit zijn minder tevreden met hun lichaam en hun uiterlijk, wat kan leiden tot eetproblemen. Deze ontevredenheid is gelinkt aan depressie. Emotionaliteit Wat betreft de frequentie en intensiteit van het ervaren van specifieke emoties, cross-culturele studie: De eerst 4 zijn positieve emoties: freq: d = 0.20 intensity: d = 0.23 De laatste 4 zijn neg emoties: freq: d = 0.14 intensity: d = 0.25 Wat besluit je hieruit over het verschil tussen mannen en vrouwen in emotionaliteit? Het verschil tussen mannen en vrouwen inzake ervaren van zowel pos als neg emoties is miniem, met vrouwen die emoties een beetje meer en intenser ervaren dan mannen. Dit gaat in tegen onze stereotypen over vrouwen die te emotioneel zijn en mannen die hun emoties niet genoeg uiten. Misschien uiten mannen hun emoties gewoon niet omdat ze emoties minder vaak en minder intens ervaren als vrouwen. Sexualiteit Op dit vlak worden al grotere verschillen teruggevonden: - Interesse in casual sex: d = 0.81 (maar dit daalt als je context in rekening neemt en mogelijke negatieve sociale perceptie) - Aantal gewenste partners tijdens leven: d = Masturbatie: Sexuele tevredenheid:

111 - Mannen hebben meer moeite dan vrouwen om bevriend te zijn met iemand van het andere geslacht. Mannen zullen eerder bevriend worden met een vrouw omdat ze zich er sexueel tot aangetrokken voelen en zullen sneller de vriendschap verbreken als deze niet leidt tot seks. - Mannen zijn meer sexueel agressief (= vrouwen verplichten om seks te hebben ookal willen ze dat niet). Niet alle mannen zijn sexueel agressief, dit is enkel toepasbaar op een gelimiteerde subgroep: o Mannen die hostile masculinity vertonen: ze zijn dominant en degraderend tov vrouwen o Mannen die de Phtrek empathie niet hebben o Mannen die narcistisch zijn Mensen-dingen dimensie - vrijetijd interesses Hierin is een groot geslachtsverschil (d = 1.35) - Mannen zijn meer geïnteresseerd in dingen (wagens, spelletjes, elektronische toestellen) - Vrouwen meer in mensen (In zelfbeschrijving refereren ze meer naar relaties, sociale aspecten) Dit komt overeen met onze stereotypen over mannen en vrouwen. Deze verschillen hebben waarschijnlijk gevolgen voor de beroepskeuzes van mannen en vrouwen en de vrijetijdsinteresses die mannen en vrouwen hebben. 111

112 Samenvatting Globaal genomen zijn de verschillen klein. Als er verschillen zijn, is de effect-grootte klein tot matig. Enkele uitzonderingen: - directe agressie - sexuele interesse Het is belangrijk om als wetenschappelijk opgeleidde psycholoog te kijken naar data, resultaten ipv steotypes en populaire boeken. Boeken (Mars/Venus, The Female Brain, The Male Brain): verspreiden of wakkeren gender stereotypes aan die niet ondersteund worden door onderzoek. Deze stereotypes beinvloeden op zich weer gedrag en hoe mensen zichzelf zien. Dit houdt stereotypes in stand. 4. Masculiniteit, Feminiteit, Androgynie en Sexerollen Vroegere aanname: geslachtsverschilen in PH zijn te wijten aan 1 onderliggende dimensie, namelijk Mannelijkheid-Vrouwelijkheid. Iemand die hoog scoort op V scoort automatisch laag op M (en omgekeerd). Iedereen kon ergens op die schaal worden geplaatst. Maar in de jaren 70: Misschien kan iemand hoog scoren op zowel M als V? Ontwikkeling van het concept androgynie. Androgynie M en V zijn misschien niet tegenpolen, maar vormen aparte onafhankelijke dimensies. Ontwikkeling van nieuwe meetinstrumenten: - aparte schalen voor M en V(F) Mannelijk assertief waaghals, stout dominantie Vrouwelijk zorgend emotie expressie empathie 112

113 Er zijn dus 4 verschillende types: Personen die zowel hoog scoren op M als op V, werden androgyne genoemd, hetgeen weerspiegeld dat een persoon zowel vrouwelijke als mannelijke eigenschappen kan hebben. Androgyne zijn de meest hoog gevolueerde van allemaal omdat ze de meest waardevolle eigenschappen hebben van de beide geslachten (ze zijn dus vrij van traditionele sexrollen). Onze visie op sexrollen is hiedoor verandert en zo is er een politieke bewiging ontstaan: mannen moesten meer verzorgend en empathisch worden en vrouwen moesten meer assertief worden en meer beroepen uitoefenen die zogezegd voor mannen waren. Recent: meer kritiek gekomen op het concept androgynie - Zowel M en V zijn beter op te vatten als multidimensioneel ( 1 dimensie), met verschillende onderliggende, niet noodzakelijk correlerende facetten - In verschillende studies werden toch sterk negatieve correlaties gevonden tussen M en V (dus eerder bipolair) Enkele recentere inzichten - vragenlijsten meten dus niet sexerollen, maar de PH-trekken instrumentaliteit (objecten, onafhankelijkheid, taken op een directe manier afkrijgen...) en expressiviteit (uiten van emoties) - er worden gender schemas gemeten (= de wijze waarop informatie verwerkt wordt in termen van sexe-geassocieerde schemas), androgynie = gender aschematisch. Het ideale is dat je geslacht niet laat beinvloeden in de manier waarop je denkt. Veel onderzoekers beweren dat gender schemata persoonlijkheidsattributen zijn die geabsorbeerd zijn uit socialisaties, ouders, de media en de cultuur. Anderen zeggen dat geslachtsgedragingen en attitudes matig erfelijk zijn binnen een geslacht (bv bij vrouwen is 38% van de variantie in 113

114 geslachtstypische gedragingen te danken aan genetische verschillen). Er is nog steeds een grote ruimte voor omgevingsfactoren die de ontwikkeling van sexrollen beinvoeden. Wat zijn de consequenties in het echt leven van M en V? 5. Gender Stereotypes Gender stereotypes: - Overtuigingen over hoe we denken dat geslachten verschillen ( noodzakelijk hoe geslachten echt verschillen) - Kunnen een grote rol spelen in het beïnvloeden van gedrag en perceptie Bv. Onderzoek over stereotype threat, sollicitatie - De inhoud van genderstereoypes is sterk gelijkend over culturen Genderstereotypen hebben drie componenten: - Cognitief: hoe we mensen percipiëren, categoriseren Bv. Vrouwen zorgen meer en beter voor kinderen - Affectief: hoe we reageren op anderen (adhv in welke categorie die persoon valt) Meer vriendelijk tov een man dan tov een vrouw - Gedragsmatig: gedrag tov anderen (adhv in welke categorie die persoon valt) bv. Discriminatie Welke zijn aanhoudende stereotypes (na onderzoeken)?: - Vrouwen zijn meer sociaal, groepsgericht - Mannen zijn meer instrumenteel gericht, gericht op onafhankelijkheid van de groep Dit is ook cross-cultureel bevestigd. Mensen overschatten wel de grootte van de geslachtsverschillen. Stereotype subtypes: - Onze genderstereotypes zijn volgens sommigen niet uniform per geslacht, maar hebben we verschillende gedifferentieerde stereotypes per geslacht ~ categorieën waar we mensen in plaatsen 114

115 - Voorbeelden: Maar er is replicatie-onderzoek nodig. Is er empirisch bewijs voor het bestaan van deze stereotype subtypes? Belang van genderstereotypes: - Mensen handelen obv stereotypes zonder dat deze per se waarheid bevatten - Ze kunnen dus belangrijke gevolgen hebben o Wettelijke uitspraken: Vb de familie krijgt meer geld voor een slachtoffer als het een man was dan een vrouw o Lagere autoprijzen: vrouwen betalen meer in de garage dan mannen o Jobs o Gezondheid: een man zal eerder een hartoperatie krijgen dan een vrouw ookal is de hartschade gelijk o Sociale reputatie: Vb een mannelijke auteur krijgt meer negatieve reviews dan een vrouwelijk auteur ongeacht het geslacht van de reviewer 6. Theorieën van geslachtsverschillen 1. Socialisatie en sociale rollen Bestaan er nog geslachtsrollen? Socialisatie theorie: jongens en meisjes zijn anders omdat ze anders opgevoed worden: - Jongens worden bekrachtigd in mannelijk gedrag en meisjes in vrouwelijk gedrag (rol stereotypes) - Zo leren kinder gedrag dat gepast is voor hun geslacht Bandura s sociale leertheorie: jongens en meisjes leren gedrag door het gedrag van sexe-genoten (models) te observeren Evidentie: - Afhankelijkheid wordt meer aangespoord in meisjes - Onafhankelijkheid meer in jongens 115

116 - Vaders spelen meer fysiek met zonen - geslachts speelgoed Cross-culturele evidentie voor differentiële behandeling van jongens en meisjes: - Huishoudelijke taken zijn meer voor meisjes - Jongens worden meer aangemoedigt om competitief te zijn - Buitengaan: afstand dat ze mogen weggaan van huis verschilt - Sexuele vrijheid verschilt Maar is er een causale richting? En wat is dan de verklaring voor de differentiële opvoedingsstijlen? Voeden ouders hun kinderen meer op in sex-linked ways of gedragen de ouders zich zo als correspondentie op de sex-linked voorkeuren van hun kind? Sociale roltheorie: sexeverschillen ontstaan omdat mannen en vrouwen terechtkomen in andere beroepen en familierollen - Mannen: meer leidinggevend, de broodwinners - Vrouwen: meer zorgend, de huismoeder Na een tijdje leren kinderen het gedrag dat samengaat met die rollen. Evidentie: bv. als vrouwen in een leidinggevende rol terechtkomen, worden ze ook dominanter. Maar waarom komen ze daar terecht in the first place? Opmerking: Interessante evidentie: Geslachtsrollen zijn sterk veranderd de laatste decennia (vrouwen gaan meer werken en mannen helpen ih huisdhouden) en zullen waarschijnlijk nog verder veranderen. Zullen geslachtsverschillen dan mee veranderen (namelijk verdwijnen want M en V worden steeds meer gelijk in hun geslachts- en familierollen)? Cross-culturele studie: landen die het meest sexueel geljik zijn (zelfde rechten en mogelijkheden voor vrouwen als mannen), vertonen de grootste en niet de kleinste geslachtsverschillen in de PH. Dit gaan in tegen de sociale roltheorie! 116

117 2. Hormonale Theorieën Hormonale, fysiologische verschillen liggen aan de oorzaak van geslachtsverschillen. Sommigen zeggen dat het verschil begint in de baarmoeder. De hormonen waaraan de foetus wordt blootgesteld hang af vh geslacht. Dit kan zorgen voor een andere organisatie van de hersenen, dat op zijn beurt kan zorgen voor het verschil tussen geslachten. Vb: de aandoening CAH waarbij de adrenaline klier overactief is bij de vrouwelijke foetus. Dit zorgt ervoor dat het meisje hormonaal vermannelijkt wordt. Dit uit zich later in de voorkeur voor mannelijk speelgoed, scoren beter op mannelijke cognitieve vaardigheden en hebben een voorkeur voor een mannelijk beroep. Nog een voorbeeld vd hormonale theorie speelt zich af na de puberteit: jongens hebben veel hogere niveaus van testosteron in hun bloed (ongeveer 10x meer en er is geen overlap tussen M en V!). Bij hyenas is het omgekeerd, V hebben meer testosteron in hun bloed. Geslachtsverschillen in testosteron worden gelinkt aan verschillen in traditionele geslachttypische gedragingen zoals agressie, dominantie, beroepskeuze en sexuele drift (dit zijn de grootste geslachtsverschillen). Er zijn natuurlijk ook verschillen in testosteronniveau binnen 1 geslacht. Vrouwen die gemiddeld meer testosterone hebben, oefenen meer mannelijke beroepen uit. Ook bij lesbische vrouwen heeft de mannelijke partner een hoger testosteroneniveau dan de vrouwelijke partner. Hogere testosteronelevels hangen samen met hogere dominantie en agressie en met meer sexuele wensen bij beide geslachten. Bij vrouwen stijgt het level testosterone net voor de ovulatie. Maar in welke richting gaat het causaal verband? Wanneer men bijvoorbeeld wint, stijgt het testosteronniveau. Zijn er dan geslachtverschillen door het verschil in testosteron bij M en V of is het verschil in testosteron een gevolg van geslachtsverschillen? Sommigen beweren dat het verband bidirectioneel is: hogere levels van testosterone resulteren uit en kunnen ook d oorzaak zijn van veranderingen in gedrag. Maar wat is de oorsprong van deze hormonale/gedrags verschillen? 3. Evolutionair psychologische theorieën Geslachtsverschillen worden verwacht op die domeinen waar mannen en vrouwen andere adaptieve problemen, uitdagingen tegenkwamen. - Vrouw staat in voor baren en zorg van kinderen 117

118 - Man kan zonder veel gevolgen reproduceren maar de man is nooit zeker van vaderschap. Adaptieve problemen oplossen is een voorwaarde voor de overleving en de voortplanting vh individu. Bv: wij lusten graag zoete en vette dingen, dit heeft een overlevingswaarde nl genoeg calorien binnenkrijgen. Zou hebben vrouwen en mannen verschillende mechanismen opgebouwd (= oplossingen op adaptieve problemen) om te kunnen overleven en reproduceren: - vrouw: Vroeger was het adaptieve probleem dat de vrouw iemand nodig had die voor haar en haar kinderen zou zorgen (nl bescherming bieden, voedsel voorzien...) omdat zij dat niet zelf kon tijdens en na haar zwangerschap. Daarom zoekt ze een partner die kan en wil investeren in kinderen. Ze zijn selectief in hun partnerkeuze. - Mannen zijn meer agressief omdat ze de strijd aangaan met andere mannen om zo een vrouwtje voor hun te winnen. Ook doen ze er alles aan om zoveel mogelijk dingen te hebben om het vrouwtje te laten zien dat ze voor haar en haar kinderen kunnen zorgen. Mannen waren ook minder selectief in het kiezen van een partner (omdat dit een reproductief nadeel was), ze hadden seks met alle vrouwtjes die ze konden krijgen (dan hebben ze het meeste reproductieve succes). Onderzoek vindt inderdaad op verschillende terreinen evidentie voor voorspelde geslachtsverschillen: aantal sexuele partners, casual seks, agressie. Er zijn vrouwen die casual seks willen maar dit is een strategie om steeds op te klimmen, steeds naar een betere man te gaan (meer geld, bescherming...). Maar het is moeilijker om verschillen binnen een sexe op deze vlakken uit te leggen: - waarom zijn er die ontrouwe vrouwen? - waarom zijn er nieuwe mannen? Op andere vlakken dan sexualiteit en agressie, zijn er minder duidelijke predicties. 4. Integratie Verschillende perspectieven leveren plausibele maar incomplete verklaringen. Vandaar is er nood aan een integratieve theorie die de verschillende niveaus in rekening brengt: - evolutie: antwoord op de vraag waarom geslachten verschillen. - hormonaal: antwoord op de vraag hoe geslachten verschillen. 118

119 - Socialisatie: antwoord op de vraag hoe geslachten verschillen. 7. Conclusie 119

Psychologie van de individuele verschillen

Psychologie van de individuele verschillen Psychologie van de individuele verschillen 1.1 Psychologie van de individuele verschillen vooral tussen mensen (inter), maar ook binnen mensen (intra) Intelligentie, cognitief functioneren Persoonlijkheid

Nadere informatie

Psychologie van de individuele verschillen: deel 2

Psychologie van de individuele verschillen: deel 2 Psychologie van de individuele verschillen: deel 2 Hoofdstukken 6 7 8-11 13 15 16 18 Over artikels geen examenvragen. Het boek is vooral achtergrondlectuur. Grijze delen geen leerstof: - Hfst 7: o Sensation

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift bestaat uit een aantal studies waarin onderzocht is waar individuele verschillen vandaan komen in welbevinden (WB) en gerelateerde menselijke eigenschappen, zoals

Nadere informatie

Block 1: Basic emotions, Brain structures and Stress.

Block 1: Basic emotions, Brain structures and Stress. Block 1: Basic emotions, Brain structures and Stress. Vraag 1 (10 punten) A. Wat is het Circuit van Papez en welke hersenstructuren maken hier deel van uit? (5 punten) B. Welke extra hersenstructuren zijn

Nadere informatie

Menselijke kenmerken: genen of omgeving? Hilde Van Esch Centrum voor Menselijke Erfelijkheid

Menselijke kenmerken: genen of omgeving? Hilde Van Esch Centrum voor Menselijke Erfelijkheid Menselijke kenmerken: genen of omgeving? Hilde Van Esch Centrum voor Menselijke Erfelijkheid Synaps IS ALLES GENETISCH? nature genen nurture omgeving erfelijk aanleg / talent aangeboren verworven aangeleerd

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

BOKS 7: Identiteit Psychologie. College 1: Persoonlijkheid. Timo Jansen

BOKS 7: Identiteit Psychologie. College 1: Persoonlijkheid. Timo Jansen BOKS 7: Identiteit Psychologie College 1: Persoonlijkheid Timo Jansen Indeling college Psychologie: wat en waarom Waarom persoonlijkheidspsychologie? Hoe omschrijf ik mijzelf (en anderen)? Nature of nurture?

Nadere informatie

Eenzaamheid. Genetisch bepaald? Eeske van Roekel, MSc PhD candidate Orthopedagogiek. Behavioural Science Institute Radboud University Nijmegen

Eenzaamheid. Genetisch bepaald? Eeske van Roekel, MSc PhD candidate Orthopedagogiek. Behavioural Science Institute Radboud University Nijmegen Eenzaamheid Genetisch bepaald? Eeske van Roekel, MSc PhD candidate Orthopedagogiek Behavioural Science Institute Radboud University Nijmegen Stellingen Eenzaamheid staat gelijk aan veel alleen zijn Waar:

Nadere informatie

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt genetische aanleg voor sportgedrag een rol? Hoe hangt sportgedrag samen met geestelijke

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Wat is overerfbaarheid?

Wat is overerfbaarheid? Samenvatting differentiële psychologie deel 2 PERSOONLIJKHEID H6 Genen en persoonlijkheid Psychologie van de individuele verschillen (tussen mensen, groepen, man-vrouw enz.) is de tegenhanger van de algemene

Nadere informatie

hoofdstuk 2-4 hoofdstuk 2

hoofdstuk 2-4 hoofdstuk 2 Samenvatting Het doel van het onderzoek, zoals beschreven in dit proefschrift, is het identificeren van fysiologische parameters voor het meten van stress bij vleesvarkens. Stress, veroorzaakt door de

Nadere informatie

THE GENETICS OF ELECTROPHYSIOLOGICAL INDICES OF BRAIN ACTIVITY. AN EEG STUDY IN ADOLESCENT TWINS

THE GENETICS OF ELECTROPHYSIOLOGICAL INDICES OF BRAIN ACTIVITY. AN EEG STUDY IN ADOLESCENT TWINS THE GENETICS OF ELECTROPHYSIOLOGICAL INDICES OF BRAIN ACTIVITY. AN EEG STUDY IN ADOLESCENT TWINS Samenvatting Tot nu toe was weinig bekend over de genetische en omgevingsinvloeden van individuele verschillen

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 205 Het is niet zonder reden dat autoriteiten wereldwijd aandacht besteden aan programma s en interventies om mensen meer te laten bewegen. Sportactiviteiten van gemiddelde tot

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting. Nederlandse samenvatting Lateralisatie en schizofrenie

Nederlandse Samenvatting. Nederlandse samenvatting Lateralisatie en schizofrenie Nederlandse samenvatting Lateralisatie en schizofrenie 255 256 De twee hersenhelften, de hemisferen, van het menselijke brein verschillen zowel in vorm als in functie. In sommige hersenfuncties, zoals

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Achtergrond Het risico op het ontwikkelen van een psychiatrische ziekte, zoals attention deficit hyperactivity disorder (ADHD), schizofrenie of verslaving, wordt voor een aanzienlijk deel bepaald door

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten In dit proefschrift werd de relatie tussen depressie en het risico voor hart- en vaatziekten onderzocht in een groep

Nadere informatie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van

Nadere informatie

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als 1 Temperament van het kind en (adoptie)ouderschap Sara Casalin Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als verlegen, blij, impulsief, zenuwachtig, druk, moeilijk, koppig,

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Workshopavond 1 Persoonlijkheid & Motivatie 16/01/2017

Workshopavond 1 Persoonlijkheid & Motivatie 16/01/2017 Workshopavond 1 Persoonlijkheid & Motivatie 16/01/2017 -> voorstelling 1 e week februari 2017 + 1 contact / maand GEZOND BEWEGEN maaike@nudgeme.be maaike@koslearning.be want verandering begint bij jezelf

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING CHAPTER X 188 INLEIDING Wereldwijd neemt het aantal mensen met overgewicht steeds verder toe. In Nederland heeft ruim de helft van de huidige bevolking overgewicht, en 14% heeft

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Bij de ontwikkeling van metabole ziekten zoals overgewicht, type 2 diabetes en Anorexia Nervosa spelen omgevingsfactoren zoals dieet en fysieke activiteit een belangrijke rol. Er zijn echter grote individuele

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting. Samenvatting

Nederlandse Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Toenaderen of vermijden. Neurobiologische mechanismen in sociale angst Het doel van dit proefschrift was om meer inzicht te krijgen in de psychobiologische mechanismen die een rol spelen bij

Nadere informatie

Jos van Erp Hartstichting / De Hart&Vaatgroep. Stress en gezondheid

Jos van Erp Hartstichting / De Hart&Vaatgroep. Stress en gezondheid Jos van Erp Hartstichting / De Hart&Vaatgroep Stress en gezondheid Acute stress Het stressmechanisme is een overlevingsmechanisme Stressor Het stressmechanisme: Een fysiologisch systeem dat functioneert

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 188 Type 1 Diabetes and the Brain Het is bekend dat diabetes mellitus type 1 als gevolg van hyperglykemie (hoge bloedsuikers) kan leiden tot microangiopathie (schade aan de kleine

Nadere informatie

CHAPTER 13 NEDERLANDSE SAMENVATTING - VOOR DE LEEK -

CHAPTER 13 NEDERLANDSE SAMENVATTING - VOOR DE LEEK - CHAPTER 13 NEDERLANDSE SAMENVATTING - VOOR DE LEEK - CHAPTER 13 Het doel van mijn promotieonderzoek was het exploreren van de invloed van onderstaande factoren op de regulatie van stresshormonen bij veel

Nadere informatie

03/07/15' ADHD, ODD, CD? Wat moet ik weten en wat kan ik ermee? Programma. Begripsbepaling: Agressie. Begripsbepaling: ODD, CD en ADHD

03/07/15' ADHD, ODD, CD? Wat moet ik weten en wat kan ik ermee? Programma. Begripsbepaling: Agressie. Begripsbepaling: ODD, CD en ADHD ADHD, ODD, CD? Wat moet ik weten en wat kan ik ermee? Woensdag 29 oktober P. Deschamps Begripsbepaling: ODD, CD en ADHD Begripsbepaling: Agressie Disruptive Behavior Disorders (DBD), Disruptieve Gedragsstoornissen

Nadere informatie

Psychologische problemen bij volwassenen met Klinefeltersyndroom. Nathalie Vanderbruggen

Psychologische problemen bij volwassenen met Klinefeltersyndroom. Nathalie Vanderbruggen Psychologische problemen bij volwassenen met Klinefeltersyndroom Nathalie Vanderbruggen Psychoneurologisch functioneren in KS ( Verri et al. 2010) Cognitief functioneren: Psychopathologische kwetsbaarheid:

Nadere informatie

GEZOND BEWEGEN.

GEZOND BEWEGEN. GEZOND BEWEGEN maaike@nudgeme.be maaike@koslearning.be want verandering begint bij jezelf We worden geboren als een blanco blad = onze persoonlijkheid, gedrag, waarden, worden gevormd door onze omgeving

Nadere informatie

infprg03dt practicumopdracht 4

infprg03dt practicumopdracht 4 infprg03dt practicumopdracht 4 W. Oele 31 augustus 2008 1 Evolutie Het volgende citaat komt letterlijk van Wikipedia: Met evolutietheorie (soms ook wel evolutieleer genoemd) wordt de wetenschappelijke

Nadere informatie

Ontdek je kracht voor de leerkracht

Ontdek je kracht voor de leerkracht Handleiding les 1 Ontdek je kracht voor de leerkracht Voor je ligt de handleiding voor de cursus Ontdek je kracht voor kinderen van groep 7/8. Waarom deze cursus? Om kinderen te leren beter in balans te

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

2. Erfelijkheid en de ziekte van Huntington

2. Erfelijkheid en de ziekte van Huntington 2. Erfelijkheid en de ziekte van Huntington Erfelijkheid Erfelijk materiaal in de 46 chromosomen De mens heeft in de kern van elke lichaamscel 46 chromosomen: het gaat om 22 paar lichaamsbepalende chromosomen

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

2 Voortplanten met organen Bouw en werking van geslachtsorganen Werking van geslachtshormonen Afsluiting 31

2 Voortplanten met organen Bouw en werking van geslachtsorganen Werking van geslachtshormonen Afsluiting 31 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Voortplanten van genen 9 1.1 Genetica 9 1.2 Kruisingen 13 1.3 Crossing-over en mutatie 16 1.4 Erfelijkheid en praktijk 17 1.5 Inteelt en inteeltdepressie 21 1.6 Afsluiting

Nadere informatie

Individuele gevoeligheid voor riskant middelengebruik in de adolescentie. Anja Huizink

Individuele gevoeligheid voor riskant middelengebruik in de adolescentie. Anja Huizink Individuele gevoeligheid voor riskant middelengebruik in de adolescentie Anja Huizink Adolescentie = grenzen verkennen Op zoek naar prikkels Brein in ontwikkeling Nucleus accumbens (basale ganglia): -

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Newsletter April 2013

Newsletter April 2013 1. Inleiding Met het thema van deze nieuwsbrief willen we ons richten op de fundamenten van het fokken: de basisgenetica. Want of je het nu wil of niet. dit is ook de basis voor een succesvolle fok! Misschien

Nadere informatie

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA DNA bevat de erfelijke informatie van een organisme. Een gen(ook wel erffactor) is een stukje DNA dat de informatie bevat voor een erfelijke eigenschap(bvb

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Prikkelverwerking bij Gedragsstoornissen

Prikkelverwerking bij Gedragsstoornissen Prikkelverwerking bij Gedragsstoornissen (ODD & CD) Congres Prikkelverwerking 6 november 2014 Dr. M.A.J. Raaijmakers GZ-psycholoog en Universitair Docent UU INTRODUCTIE AGRESSIE! Video:! http://www.youtube.com/watch?v=o00yfkje1fo!

Nadere informatie

Summary in Dutch 179

Summary in Dutch 179 Samenvatting Een belangrijke reden voor het uitvoeren van marktonderzoek is het proberen te achterhalen wat de wensen en ideeën van consumenten zijn met betrekking tot een produkt. De conjuncte analyse

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL

DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL INLEIDING DEEL I: DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: WAT EN HOE? 1. Doelstelling en Geschiedenis a. Doelstelling i. Wat? 1. Beschrijven van verschillen 2. Beschrijven van

Nadere informatie

Temperamentsprofielen bij verslaving

Temperamentsprofielen bij verslaving 17 februari 2017 Temperamentsprofielen bij verslaving Dr Els Santens Psychiater Team Verslavingszorg Inhoud Kader doctoraatsonderzoek Verslaving Gray s Reinforcement Sensitivity Theory (RST) Temperamentsprofielen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting 185 Substance P and the Neurokinin 1 Receptor: from behavior to bioanalysis Affectieve stoornissen zoals angst en depressie zijn aandoeningen die een grote

Nadere informatie

Jos van Erp Psycholoog / Beleidsadviseur De Hart&Vaatgroep / Hartstichting j.v.erp@hartstichting.nl. Stress en hart- en vaatziekten

Jos van Erp Psycholoog / Beleidsadviseur De Hart&Vaatgroep / Hartstichting j.v.erp@hartstichting.nl. Stress en hart- en vaatziekten Jos van Erp Psycholoog / Beleidsadviseur De Hart&Vaatgroep / Hartstichting j.v.erp@hartstichting.nl Stress en hart- en vaatziekten Indeling Het stressmechanisme Psychologische stress Stress en het ontstaan

Nadere informatie

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen). Samenvatting door M. 1493 woorden 28 februari 2014 5 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Genotype en fenotype Veel eigenschappen zijne erfelijk. Je hebt deze eigenschappen geërfd van

Nadere informatie

Dag van intelligentie 2018

Dag van intelligentie 2018 Dag van intelligentie Design 2018 Dr. Marc P.H. Hendriks, Klinisch neuropsycholoog Het Brein achter Intelligentie; Van localisatie naar netwerktheorieën Structuur en Functie De hersenen van boven Structuur

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Wat verandert er in het zenuwstelsel als een dier iets leert? Hoe worden herinneringen opgeslagen in de hersenen? Hieraan ten grondslag ligt het vermogen van het zenuwstelsel om

Nadere informatie

Vervolgens wordt ook ingegaan op de hypothese dat patronen in fenotypische plasticiteit adaptief kunnen zijn. De eerste vraag was of natuurlijke

Vervolgens wordt ook ingegaan op de hypothese dat patronen in fenotypische plasticiteit adaptief kunnen zijn. De eerste vraag was of natuurlijke Variatie in abiotische factoren komt voor in alle natuurlijke omgevingen, zoals variatie in ruimte en tijd in temperatuur, licht en vochtigheid. Deze factoren kunnen vervolgens bijvoorbeeld voedselaanbod

Nadere informatie

Psychologische behandeling van bipolaire patiënten. Dinsdag 17 januari 2017 Dr. Manja Koenders PsyQ Rotterdam/Universiteit Leiden

Psychologische behandeling van bipolaire patiënten. Dinsdag 17 januari 2017 Dr. Manja Koenders PsyQ Rotterdam/Universiteit Leiden Psychologische behandeling van bipolaire patiënten Dinsdag 17 januari 2017 Dr. Manja Koenders PsyQ Rotterdam/Universiteit Leiden Omgaan met stessoren (1) Stressgevoeligheid Stress Generation theory The

Nadere informatie

Genetische factoren bij eetstoornissen. Het is nog onvoldoende bekend waarom mensen eetstoornissen ontwikkelen. Wel is

Genetische factoren bij eetstoornissen. Het is nog onvoldoende bekend waarom mensen eetstoornissen ontwikkelen. Wel is Genetische factoren bij eetstoornissen Het is nog onvoldoende bekend waarom mensen eetstoornissen ontwikkelen. Wel is gebleken dat er niet één oorzaak is, maar dat verschillende factoren een rol spelen

Nadere informatie

Regie over eigen leerproces? In het nieuws. Hersenweetjes. PET, MEG en MRI. Ouderavond Mariscollege d.d. 27 maart 2017

Regie over eigen leerproces? In het nieuws. Hersenweetjes. PET, MEG en MRI. Ouderavond Mariscollege d.d. 27 maart 2017 Introductie brein Voorwaarden voor leren Tips om het leren te ondersteunen Ouderavond Mariscollege d.d. 27 maart 2017 Workshops: Gameverslaving Alcohol/drugs Social media Praten met je puber Invloed van

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs TECHNISCH RAPPORT 30 augustus 2018 Dit document is een technisch rapport van het onderzoek naar het verband tussen kenmerken van de jeugdjaren

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse Introductie Nicotine is een van de meest gebruikte verslavende middelen en levert, door het roken van sigaretten, een grote bijdrage aan morbiditeit (ziekte) en mortaliteit (sterfte). Wereldwijd

Nadere informatie

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari 2018 8,6 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica 2 Fenotype, genotype en epigenetica Erfelijke

Nadere informatie

PhD Thesis Wouter J. Peyrot

PhD Thesis Wouter J. Peyrot PhD Thesis Wouter J. Peyrot NEDERLANDSE SAMENVATTING In het eerste deel van dit proefschrift wordt de complexe relatie tussen genetische effecten en omgevingsfactoren bij het ontstaan van depressie onderzocht

Nadere informatie

HTS Report NEO-FFI-3. Persoonlijkheidsvragenlijst. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report NEO-FFI-3. Persoonlijkheidsvragenlijst. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam NEO-FFI-3 Persoonlijkheidsvragenlijst HTS Report ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Zelfrapportage INLEIDING NEO-FFI-3 2/8 Inleiding Dit rapport beschrijft de scores van de kandidaat op de NEO-FFI-3 persoonlijkheidsvragenlijst.

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

Mindfulness voor kinderen Introductie

Mindfulness voor kinderen Introductie Mindfulness voor kinderen Introductie Mindfulness voor kinderen - Introductie Mindfulness algemeen Wat? Geschiedenis Waarom? Hoe? Mindfulness kinderen Mindfulness voor kinderen Mindful Kids training Mindful

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Dit proefschrift behandelt moleculaire veranderingen die plaatsvinden in de hersenen van de rat na blootstelling aan morfine, een verslavende stof. Dit type onderzoek is zowel

Nadere informatie

Lawaai en slaap. Winni Hofman. Universiteit van Amsterdam Somnio Online Slaaptherapie

Lawaai en slaap. Winni Hofman. Universiteit van Amsterdam Somnio Online Slaaptherapie Lawaai en slaap Winni Hofman Universiteit van Amsterdam Somnio Online Slaaptherapie Omgevingsraad Schiphol 3 juli 2017 1 Slaap belangrijk voor functioneren overdag alertheid omgaan met stress voldoende

Nadere informatie

WORK EXPERIENCE PROFILE

WORK EXPERIENCE PROFILE WORK EXPERIENCE PROFILE VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Werkstress is een verschijnsel dat al jaren sterk de aandacht trekt. Statistieken van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid geven aan dat

Nadere informatie

Samenvatting Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken op het gebied van gehechtheid en psychosociaal functioneren in de volwassenheid. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de gehechtheidstheorie.

Nadere informatie

Wat zijn chromosomen en genen?

Wat zijn chromosomen en genen? Voorwoord Deze gids bevat informatie over wat er tot nu toe bekend is over 47,XYY. Het is geschreven als hulpmiddel om deze genetische aandoening beter te kunnen begrijpen en om anderen beter uitleg hierover

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting 169 Nederlandse samenvatting Het aantal ouderen boven de 70 jaar is de laatste jaren toegenomen. Dit komt door een significante reductie van sterfte op alle leeftijden waardoor een toename van de gemiddelde

Nadere informatie

6 e Nieuwsbrief EPISCA onderzoek maart 2015

6 e Nieuwsbrief EPISCA onderzoek maart 2015 6 e Nieuwsbrief EPISCA onderzoek maart 2015 Het is al weer lang geleden dat jullie iets van ons hebben gehoord en dat komt omdat er veel is gebeurd. We hebben namelijk heel veel analyses kunnen doen op

Nadere informatie

De Neurobiologie van Stress(management) - Darwin ontmoet Spinoza -

De Neurobiologie van Stress(management) - Darwin ontmoet Spinoza - De Neurobiologie van Stress(management) - Darwin ontmoet Spinoza - Dr. Victor Kallen TNO Earth, Life, & Social Sciences Het Evolutionair Stress-model 3. COGNITIES : Bewustzijn Beoordeling situatie Toetsen

Nadere informatie

Hartcoherentie training

Hartcoherentie training Hartcoherentie training Hoe werkt hartcoherentie training Onze lichaamstemperatuur, hormoonhuishouding, het immuunsysteem, spijsvertering, ademhaling en de hartslag. Ze hebben één ding gemeen: ze worden

Nadere informatie

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. Abstract: - 3 experimenten - Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. - Studie 1&2: consumenten verwachten

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Samenvatting SAMENVATTING 189 Depressie is een veelvoorkomende psychische stoornis die een hoge ziektelast veroorzaakt voor zowel de samenleving als het individu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Nadere informatie

antidepressivum, rat, overerfbaar, mechanismen, gedrag

antidepressivum, rat, overerfbaar, mechanismen, gedrag 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Effecten van het antidepressivum vortioxetine op hersenmechanismen in genetische diermodellen voor depressie 1.2 Looptijd van het project 1.3 Trefwoorden (maximaal

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting In dit proefschrift werd de relatie tussen subjectieve intensiteit en aangenaamheid in smaak onderzocht. Gewoonlijk wordt aangenomen dat de sensorische aangenaamheid van een stimulus afhankelijk is van

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Is een klas een veilige omgeving?

Is een klas een veilige omgeving? Is een klas een veilige omgeving? De klas als een vreemde sociale structuur Binnen de discussie dat een school een sociaal veilige omgeving en klimaat voor leerlingen moet bieden, zouden we eerst de vraag

Nadere informatie

Ambulant gemeten variatie in autonome zenuwstelselactiviteit

Ambulant gemeten variatie in autonome zenuwstelselactiviteit Ambulant gemeten variatie in autonome zenuwstelselactiviteit Het centrale thema van dit proefschrift is het meten van variatie in autonome zenuwstelselactiviteit. Zowel variatie binnen personen als tussen

Nadere informatie

Happy Pup, Happy Dog!

Happy Pup, Happy Dog! Happy Pup, Happy Dog! De gevoelige periode voor gedragsorganisatie wordt verdeeld in drie fasen: -Fase 1: 0-3 weken Aanvankelijk bestaat de comfortkit van een puppy gewoonlijk uit zijn moeder, zijn nestgenootjes

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting References Appendices Publications Curriculum vitae

Chapter 9. Nederlandse samenvatting References Appendices Publications Curriculum vitae Chapter 9 Nederlandse samenvatting References Appendices Publications Curriculum vitae Nederlandse samenvatting Genetische factoren bij eetstoornissen Het is nog onvoldoende bekend waarom mensen eetstoornissen

Nadere informatie

Linking Depression. Longitudinal and neuroimaging genetic studies in major depressive disorder. Esther Opmeer

Linking Depression. Longitudinal and neuroimaging genetic studies in major depressive disorder. Esther Opmeer Linking Depression Longitudinal and neuroimaging genetic studies in major depressive disorder Esther Opmeer Nederlandse Samenvatting Depressie staat in de top 3 van ziekten die de meeste ziektelast geven

Nadere informatie

vetreserves worden aangemaakt door de gastheer. Het eerste aspect met betrekking tot deze hypothese berust op het verband tussen deze metabolische

vetreserves worden aangemaakt door de gastheer. Het eerste aspect met betrekking tot deze hypothese berust op het verband tussen deze metabolische Het verlies van eigenschappen is een belangrijk proces dat bijdraagt aan evolutionaire veranderingen van organismen. Desondanks heeft onderzoek op dit gebied relatief weinig aandacht gekregen en wordt

Nadere informatie

Het (on)meetbare brein

Het (on)meetbare brein Het (on)meetbare brein Proost op de wetenschap, SPUI25 Lukas Snoek Universiteit van Amsterdam Even voorstellen... Wie ben ik? Lukas Snoek, promovendus psychologie ("Brein & Cognitie") aan de UvA Interesse

Nadere informatie

Genen -> Hersenen -> Gedrag

Genen -> Hersenen -> Gedrag Genen -> Hersenen -> Gedrag Eco de Geus Afdeling Biologische Psychologie Faculteit der Psychologie en Pedagogiek Vrije Universiteit, Amsterdam Biologische psychologie doet onderzoek naar de biologische

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/35174 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Diepen, Hester Catharina van Title: Retinal and neuronal mechanisms of circadian

Nadere informatie

DOELSTELLINGEN LESPAKKET OVERAL DNA

DOELSTELLINGEN LESPAKKET OVERAL DNA DOELSTELLINGEN LESPAKKET OVERAL DNA HOE TE GEBRUIKEN Als leerkracht kun je kiezen hoe je dit lespakket gebruikt in de klas. Je kunt de verschillende delen los van elkaar gebruiken, afhankelijk van de beschikbare

Nadere informatie

Veilig gehechte kinderen ontwikkelen steeds rijkere verbindingen, krijgen meer integratie en adequate prefrontale functies

Veilig gehechte kinderen ontwikkelen steeds rijkere verbindingen, krijgen meer integratie en adequate prefrontale functies BLOK III LIEFDE Veilig gehechte kinderen ontwikkelen steeds rijkere verbindingen, krijgen meer integratie en adequate prefrontale functies Met opgroeien van veilige hechtingsrelaties ontwikkelen kinderen

Nadere informatie

Waarom kijkt iedereen boos? Vergelijkend onderzoek van de hersenen van mensen met een depressie

Waarom kijkt iedereen boos? Vergelijkend onderzoek van de hersenen van mensen met een depressie Waarom kijkt iedereen boos? Vergelijkend onderzoek van de hersenen van mensen met een depressie Jojanneke is een studente van 24 jaar en kampt al een tijdje met depressieve klachten. Het valt haar huis-

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Hoofdstuk 1 Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift onderzoekt de functie van het autonome zenuwstelsel in een bevolkingscohort (pre)adolescenten. Onderzoek naar biologische

Nadere informatie