Rolnummer:. Rep.: / VONNIS In de zaak van:

Transcriptie

1 Rolnummer:. Rep.: / VONNIS In de zaak van: ABC NV, met kruispuntbanknummer, met vennootschapszetel te., hebbende als raadsman mr., advocaat te.. - eisende partij - tegen: XYZ NV, met kruispuntbanknummer., met vennootschapszetel te., hebbende als raadsman mr., advocaat te.. - verwerende partij - Bij dagvaarding, betekend op / /2011 door het ambt van gerechtsdeurwaarder. te., vordert nv ABC : - dat nv XYZ zou worden veroordeeld tot betaling van 365,33 EUR vermeerderd met : * de verwijlintresten vanaf 20 december 2011 tot de dagvaarding : aan de conventionele intrestvoet van 12 % op jaarbasis op 299,48 EUR ; aan de wettelijke intrestvoet op 50,00 EUR ; * de gerechtelijke intresten vanaf de dagvaarding tot de dag der volledige betaling : aan de conventionele intrestvoet van 12 % op jaarbasis op 299,48 EUR ; aan de wettelijke intrestvoet op 50,00 EUR ; - dat nv XYZ zou worden veroordeeld tot de gedingkosten, hierin begrepen een rechtsplegingsvergoeding van 220,00 EUR ; - dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard, niettegenstaande elk verhaal, zonder borgstelling en met uitsluiting van het kantonnement. Namens nv XYZ werden besluiten neergelegd op / /2012. Namens nv ABC werden besluiten neergelegd op / /2012. Namens nv XYZ werden synthesebesluiten neergelegd op / /2012. De raadslieden van de partijen zijn verschenen en hebben gepleit in openbare terechtzitting op / /2012 en / /2012. Het bundel van de rechtspleging en de stukken werden nagezien. Uiteenzetting en standpunt in rechte van nv ABC 1. nv ABC zet uiteen dat zij groothandelaar is in elektrisch materiaal en tot een groep behoort van vennootschappen, genaamd ABC-GROUP, die gelijkaardige activiteiten voeren. Dit uit zich concreet in ondermeer de vermelding van het logo van ABC-GROUP op alle facturen, creditnota s, etc... van deze vennootschappen, alsmede het gebruik door hen van identieke algemene verkoopsvoorwaarden.

2 In casu heeft nv XYZ een bestelling geplaatst bij nv ABC via de firma nv JKL, met zetel gevestigd te, die eveneens ressorteert onder ABC-GROUP, voor de levering van welbepaald materiaal. Deze bestelling werd door nv XYZ geplaatst ingevolge en conform een offerte nr..., die zij voordien had bekomen vanwege de nv JKL, met referentie Dionysius. Daar dit materiaal niet voorradig was bij de nv JKL, werd tussen partijen afgesproken dat de levering zou geschieden door nv ABC via afgifte in de nachtkluis van de nv JKL, en dat er evident door nv ABC gefactureerd zou worden aan nv XYZ. Eén en ander was immers dringend. Vervolgens werd het materiaal door een aangestelde van nv XYZ (met voornaam Bruno) afgehaald in de nachtkluis van de nv JKL. Nog steeds conform de afspraken, werd de levering vervolgens door nv ABC gefactureerd aan verweerster, met factuur nr.. ad EUR d.d. 15/07/2011, waarop duidelijk de referentie Dionysius staat vermeld. Voormelde factuur werd door nv ABC op haar uitgiftedatum overgemaakt aan nv XYZ, en werd door laatstgenoemde niet geprotesteerd, en dus aanvaard. Aangezien nv XYZ evenwel niet tot betaling van voormelde factuur overging, werd zij daartoe aangemaand middels een aangetekende aanmaning d.d. 25/07/2011. Er volgden naderhand nog aanmaningen vanwege nv ABC d.d. 30/08/2011, 12/09/2011 en 06/10/2011. Daar er door nv XYZ geen gevolg werd gegeven aan de voormelde aanmaningen, zag nv ABC zich genoodzaakt om haar raadsman in te schakelen. Aldus werd nv XYZ middels aangetekend schrijven d.d. 24/10/2011 formeel in gebreke gesteld door de raadsman van nv ABC. Hierop reageerde nv XYZ voor het eerst met schrijven per d.d. 26/10/2011 om uur, waarin zij om bijkomende informatie verzocht m.b.t. de door nv ABC gevorderde bedragen. Een gemotiveerd antwoord van de raadsman van nv ABC werd aan nv XYZ overgemaakt met schrijven per d.d. 14/11/2011 om uur, waarbij tevens nogmaals een kopie van de kwestieuze factuur aan nv XYZ werd bezorgd. Evenwel bleef nv XYZ nog steeds talmen om enige betaling te verrichten en verzocht zij andermaal om bijkomende informatie m.b.t. de factuur en levering, met haar schrijven per e- mail d.d. 16/11/2011 om uur. Met schrijven per d.d. 30/11/2011 om uur heeft de raadsman van nv ABC andermaal gemotiveerd geantwoord op voormeld schrijven van nv XYZ, en haar nogmaals uitdrukkelijk verzocht om haar betaling onverwijld te verrichten. nv XYZ meende echter geen gevolg te moeten geven aan dit schrijven, zodat nv ABC op datum van / /2011 de dagvaarding aan nv XYZ diende te laten betekenen. In rechte argumenteert nv ABC samengevat : - dat nv XYZ de factuur wel degelijk heeft ontvangen ;

3 - dat nv XYZ diverse malen is aangemaand geworden door de dienst debiteurenbeheer van ABC-GROUP, met betrekking tot en in opdracht van ondermeer nv ABC en de nv JKL, zonder dat nv XYZ ook maar enige vorm van protest of opmerking heeft laten geworden aan nv ABC (dienaangaande verwijst nv ABC naar de aanmaningen d.d. 25/07/2011, 30/08/2011, 12/09/2011 en 06/10/2011 waarop de betreffende factuur nr.. onder de firmanaam van nv ABC telkenmale duidelijk staat vermeld) ; - dat nv XYZ zelf in haar schrijven per d.d. 26/10/2011 om uur heeft verklaard dat de kwestieuze factuur dateert van daags voor aanvang van haar verlofperiode (wellicht is de factuur om die reden bij haar diensten zoek geraakt, en poogt zij dit te verdoezelen onder het voorwendsel dat zij de factuur niet zou hebben ontvangen) ; - dat uit de regelmatige inschrijving van een factuur in het boek van de uitgaande facturen van een handelaar een vermoeden van toezending kan worden afgeleid ; - dat de kwestieuze factuur nr.. ad EUR d.d. 15/07/2011 door nv ABC effectief werd ingeboekt ; - dat uit haar BTW-aangifte eveneens blijkt dat de factuur werd ingeschreven in de boekhouding ; - dat de factuur door nv XYZ nooit werd geprotesteerd en derhalve werd aanvaard (artikel 25 van het wetboek van koophandel) ; - dat er werd geleverd wat er door nv XYZ werd besteld ; - dat de leveringsplaats van de materialen zich, zoals tussen partijen werd afgesproken, in de nachtkluis van de nv JKL bevond en dat het aan de aangestelde van nv XYZ behoorde om de bijgevoegde zendnota van nv ABC in de brievenbus van de nv JKL te deponeren bij de in ontvangstneming van het materiaal, hetgeen voornoemde evenwel heeft nagelaten om te doen ; - dat de nachtkluis van de nv JKL is uitgerust met een camera, waardoor de persoon die de materialen heeft afgehaald eenvoudig geïdentificeerd zou kunnen worden (hieruit zou immers onomstotelijk blijken dat de aangestelde van nv XYZ de materialen heeft afgehaald) ; - dat haar algemene verkoopsvoorwaarden van toepassing zijn (de levering en facturatie van nv ABC is geschied onder dezelfde algemene voorwaarden volgens dewelke de offerte nr.. aan nv XYZ werd overgemaakt en in deze offerte wordt bovendien verwezen naar algemene verkoopsvoorwaarden) ; - dat de bewijskracht van de aanvaarde factuur zich uitstrekt over alle vermeldingen op de factuur en dus eveneens tot de voorwaarden die erop werden aangebracht, zonder dat het enig belang heeft of de bedingen vermeld worden op de voor- of achterzijde van de factuur. In tegenstelling tot hetgeen nv XYZ meent te moeten beweren, is zij wel degelijk in het bezit van de algemene verkoopsvoorwaarden van nv ABC, vermits hoger reeds werd aangetoond dat zij zondermeer in het bezit is van de factuur van nv ABC, waarop op de keerzijde de algemene verkoopsvoorwaarden van nv ABC staan vermeld. nv ABC vordert intresten aan de conventionele intrestvoet van 12% op jaarbasis en een forfaitaire schadevergoeding à 15% op grond van respectievelijk de artikelen 10 en 13 van haar Algemene Verkoopsvoorwaarden. Aangezien de algemene verkoopsvoorwaarden inherent zijn aan de overeenkomst tussen partijen, ziet nv ABC niet in waarom zij toepassing zou dienen te maken van de wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties, die slechts een suppletief karakter bezit. Voor zoveel als nodig, wenst nv ABC bovendien te benadrukken dat de gevorderde conventionele intresten en schadevergoeding beide dienen ter dekking van onderscheiden schadeposten.

4 Moratoire intresten dekken het renteverlies dat de schuldeiser lijdt ten gevolge van het niet kunnen wederbeleggen van de verschuldigde sommen, terwijl het verhogingsbeding de vergoeding beoogt voor de bijkomende kosten en inspanningen die de schuldeiser zich moet getroosten om betaling te bekomen (administratiekosten, briefwisseling en dergelijke). nv ABC verwijst naar de dienst debiteurenbeheer binnen ABC-GROUP, die de opvolging en recuperatie van openstaande facturen van de onder ABC-GROUP ressorterende vennootschappen verzorgt. Het spreekt voor zich dat ondermeer een dergelijke dienst kosten met zich meebrengt voor nv ABC. Ondergeschikt vordert nv ABC intresten en een schadeloosstelling zoals voorzien in de artikelen 5 en 6 van de wet van 02/08/2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties. In dat geval vordert nv ABC, naast verwijl- en gerechtelijke intresten in toepassing van art. 5 van de voormelde wet, een schadeloosstelling van 10% op de hoofdsom, hetgeen als redelijk en gebruikelijk kan worden aanzien. Vanzelfsprekend vordert nv ABC in dat geval geen rechtsplegingsvergoeding. Uiteenzetting en standpunt in rechte van nv XYZ nv XYZ betwist de vordering. Zij doet naar eigen zeggen op zeer regelmatige basis een beroep op de firma nv JKL voor de levering van materialen. Bij elke levering en/of afhaling van materialen dient steeds een leveringsbon te worden ondertekend door het personeel van nv XYZ, die tezelfdertijd wordt afgestempeld door de nv JKL. De nv JKL maakt blijkbaar deel uit van nv ABC. Deze leveringsbon blijft in het bezit van nv ABC, ten bewijze dat materialen werden afgehaald door/geleverd aan nv XYZ. Daar waar nv XYZ geen weet heeft van enige afhaling/levering van materialen door nv ABC, heeft zij van in den beginne telefonisch (meer bepaald aan Petra) en daarna per mail gevraagd de ondertekende en afgestempelde leveringsbon over te maken van de kwestieuze materialen. Zodra deze leveringsbon, zijnde bewijs van levering, zou worden ontvangen door nv XYZ, zou worden betaald. Dit geldt ook nog op heden. nv XYZ wenst te betalen, op voorwaarde evenwel dat zij de goederen mocht ontvangen. Het is uiteraard de logica zelve dat nv XYZ niet kan gehouden zijn tot betaling van goederen die zij niet mocht ontvangen. Enkel de leveringsbon kan bewijzen dat nv XYZ de goederen mocht ontvangen. Het is onbegrijpelijk dat nv ABC deze leveringsbon niet wenst voor te leggen. Indien zij niet in het bezit is van deze door nv XYZ ondertekende leveringsbon, werd niet geleverd aan nv XYZ. Dit is de kern van onderhavige zaak. Dat nv XYZ aandringt op de leveringsbon is eens te meer logisch, daar zij sinds het bestaan van de firma BVBA XYZ met zetel te - firma met gelijkaardige naam en gelijkaardige activiteiten als nv XYZ (ook klant van nv ABC) maar waarmee nv XYZ geen enkele uitstaans heeft - steevast facturen ontvangt van allerhande leveranciers voor goederen die niet aan haar werden geleverd maar wel aan deze andere firma XYZ. Deze andere firma Desauw profiteert en/of poogt blijkbaar te profiteren van de gelijkaardige naam om zich goederen te laten leveren en/of goederen af te halen in de hoop dat gefactureerd wordt aan nv XYZ. Het is in die optiek dat nv XYZ aandringt op de ondertekende bestelbon, gezien enkel deze het bewijs van effectieve levering/afhaling kan leveren.

5 Kan nog opgemerkt dat nv XYZ (en naar alle waarschijnlijkheid ook deze andere firma XYZ) gezien hun beroepsactiviteiten maandelijks dergelijke goederen bestelt bij zowel de firma nv JKL als andere firma's. Louter op basis van de lijst van goederen kan door nv XYZ dan onmogelijk worden nagegaan of zij deze goederen heeft mogen ontvangen van nv ABC. Bij nv XYZ is geen enkel spoor terug te vinden dat nv ABC dergelijke goederen heeft geleverd. Enkel de bestelbon kan het bewijs leveren van effectieve levering. nv ABC heeft op een factuur lastens nv XYZ uitgeschreven t.b.v. 299,48 euro incl btw. De datum van was de laatste werkdag van nv XYZ voor het bouwverlof. nv XYZ heeft deze factuur initieel niet mogen ontvangen. Zij kon deze factuur dan ook niet protesteren. Na aanmaning in augustus terzake heeft nv XYZ, die uit bouwverlof kwam, onmiddellijk gemeld aan nv ABC (meer bepaald aan Petra) geen enkele factuur te hebben ontvangen en dat ABC zelfs niet terug te vinden is in haar leveranciersbestand. Ook mocht nv XYZ geen enkele levering en/of bon dienaangaande terugvinden. Het betrof duidelijk een vergissing in hoofde van nv ABC. nv ABC werd dan ook verzocht de factuur en ondertekende afhaalbon over te maken. nv XYZ mocht hierop, zij het laattijdig, enkel de voorzijde van de factuur ontvangen. Tot op heden wordt geen enkele ondertekende afhaalbon overgelegd door nv ABC. Na ontvangst van de factuur heeft nv XYZ nv ABC steeds verzocht de ondertekende leveringsbon over te maken. Het behoort aan nv ABC om te bewijzen dat de kwestieuze goederen vervat in de gevorderde factuur effectief werden geleverd aan nv XYZ. Dit bewijs wordt heden niet geleverd. Uiterst subsidiair betwist nv XYZ dat de algemene factuurvoorwaarden van nv ABC van toepassing zijn. nv XYZ mocht de factuur van nv ABC immers niet ontvangen na beweerde uitgifte in juli Zij mocht enkel een aanmaning ontvangen in augustus voor de kwestieuze factuur. Zij heeft toen onmiddellijk gevraagd aan nv ABC om de factuur en de leveringsbon over te maken, daar zij niet wist over welke levering dit wel zou gaan. Na ontvangst van enkel de voorzijde van de factuur en niet de algemene voorwaarden (nv XYZ mocht slechts kennisnemen van deze algemene voorwaarden tijdens onderhavige procedure), en zelfs ook nog vóór ontvangst van de factuur na ontvangst van een aanmaning, heeft nv XYZ de kwestieuze factuur geprotesteerd. Bovendien bestaan er geen enkele voorgaande handelsrelaties met nv ABC en is deze laatste zelfs niet terug te vinden is in het leveranciersbestand van nv XYZ. nv XYZ heeft enkel regelmatige handelsrelaties met de firma nv JKL (blijkbaar behorende tot dezelfde groep als nv ABC). nv XYZ had voorafgaand aan onderhavige procedure geen enkele kennis van deze algemene voorwaarden, zodat zij deze zelfs niet kon protesteren. Het forfaitair schadebeding dient volgens nv XYZ in elk geval nietig te worden verklaard of minstens te worden gereduceerd tot de relevante buitengerechtelijke invorderingskosten. Overeenkomstig artikel 1153 van het Burgerlijk Wetboek (in combinatie met artikel 5 Wet Betalingsachterstand) bestaat de schadevergoeding wegens vertraging in de uitvoering van

6 een verbintenis tot betaling van een bepaalde geldsom enkel uit nalatigheidsinterest tegen een referentie-rentevoet. nv XYZ meent deze nalatigheidsintresten niet verschuldigd te zijn, bij gebreke van ontvangst van de kwestieuze factuur na uitgifte en te meer bij gebreke aan kennisgeving van de algemene verkoopsvoorwaarden. In afwijking van artikel 1153 van het Burgerlijk Wetboek kan overeenkomstig artikel 6 Wet Betalingsachterstand bovenop de nalatigheidsinteresten (artikel 5 Wet Betalingsachterstand) ook nog een redelijke schadeloosstelling voor relevante invorderingskosten worden gevorderd. Deze invorderingskosten omvatten de redelijke buitengerechtelijke invorderingkosten (kosten van aanmaningen en administratieve kosten) en de redelijke gerechtelijke invorderingskosten (gerechtskosten en kosten en erelonen van de advocaat). Het is aan de schuldeiser om de werkelijke schade te bewijzen. Geen enkele andere schade (overbruggingskrediet, morele schade, enz.) kan bovenop de nalatigheidsintersten worden gevorderd. Indien men een schadebeding voorziet dient men op straffe van nietigheid te specificeren welke schadeposten door het schadebeding gedekt zijn en hieronder de advocaten kosten en - honoraria niet te begrijpen. Indien men geen specifiëring aangeeft (waardoor de advocatenkosten en -honoraria inbegrepen worden geacht in het schadebeding) of indien men de advocatenkosten en -honoraria onder de specifiëring begrijpt, kan overeenkomstig artikel 1023 van het Gerechtelijk Wetboek met het schadebeding geen rekening worden gehouden. In casu is nv XYZ niet in het bezit van de algemene voorwaarden van nv ABC, zodat zij bovenstaande specifiëring niet kan nagaan. In elk geval indien het schadebeding in de verkoopsvoorwaarden van nv ABC niet voorzien de daaronder begrepen schadeposten, dit in strijd is met artikel 1023 van het Gerechtelijk Wetboek, dient het schadebeding als niet geschreven te worden beschouwd. Minstens dient toepassing te worden gemaakt van de matigingsbevoegdheid van de Rechter overeenkomstig art B.W. De Wet Betalingsachterstand is van complementaire aard ten aanzien van artikel 1231 B.W. van het gemeen recht. Dienvolgens kan de Rechter ambtshalve schadebedingen matigen wanneer ze kennelijk onredelijk zijn. Een schadebeding omvat overeenkomstig artikel 6 de gerechtelijke invorderingskosten, waaronder de dagvaardingskosten. Deze dagvaardingskosten worden door nv ABC bijkomstig gevraagd, zodat de dagvaardingskosten in elk geval in mindering van het schadebeding dienen te worden gebracht. Men kan uiteraard geen twee maal schade vorderen. In casu vordert nv ABC bovenop het schadebeding (dat overeenkomstig artikel 6 reeds de advocatenkosten en -honoraria omvat) nog een rechtsplegingsvergoeding (= gerechtelijke invorderingskost). Uiteraard kan men geen twee maal dezelfde schade vorderen. Hieruit volgt dat het schadebeding in elke geval dient te worden gereduceerd tot de relevante buitengerechteliike invorderingskosten waarvan sprake is in artikel 6 Wet Betalingsachterstand (zie supra). In elk geval kan hoogstens een minimum rechtspleging worden toegekend op de hoofdsom. Het behoorde nv ABC om vooraleer tot dagvaarding over te gaan de gevraagde leveringsbon over te maken. Evenwel ging nv ABC lukweg over tot dagvaarding. De dagvaarding was duidelijk voorbarig. Nog steeds weigert nv ABC de leveringsbon voor te leggen. Indien deze niet wordt en/of kan worden voorgelegd, kan enkel besloten dat zij geen goederen aan nv XYZ leverde. De vordering dient dan ook integraal te worden afgewezen.

7 Beoordeling 1. Wij zijn enerzijds van oordeel dat nv ABC faalt in de op haar rustende bewijslast dat nv XYZ de litigieuze factuur heeft ontvangen vóór 14 november De inschrijving van de factuur in de boekhouding van nv ABC bewijst hoegenaamd niet dat nv XYZ de factuur heeft ontvangen. Hoogstens kan dergelijke inschrijving bewijzen dat de factuur werd opgemaakt, maar dit volstaat niet om ze aan nv XYZ tegenstelbaar te maken op grond van artikel 25 van het wetboek van koophandel. In het dagboek van de aankopen (juli 2011) van nv XYZ zelf is van de litigieuze factuur geen spoor te bekennen. Bijgevolg kan nv ABC zich niet beroepen op een stilzwijgende aanvaarding van de factuur door nv XYZ, des te meer aangezien nv XYZ reeds twee dagen na ontvangst van de d.d. 14 november 2011 (bundel Mr.., stuk 9) heeft aangedrongen op het overmaken van een afhaalbon (bundel Mr.., stuk 10), wat zij consequent verder is blijven doen, ook in de loop van huidige procedure. 2. Wij zijn anderzijds van oordeel dat nv ABC faalt in de op haar rustende bewijslast dat zij de goederen waarvan sprake in de bestelbon d.d. 12 juli 2011 daadwerkelijk heeft geleverd. 3. Rekening houdend met hetgeen voorafgaat, is de vordering van nv ABC ongegrond. nv ABC wordt verwezen in de gedingkosten. OM DEZE REDENEN: Wij Vrederechter, gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, gewijzigd bij het gerechtelijk wetboek; Rechtdoende op tegenspraak. Verklaren de vordering toelaatbaar doch ongegrond ; Verwijzen nv ABC in de gedingkosten, die aan de zijde van nv XYZ als volgt worden vereffend : 220,00 EUR (rechtsplegingsvergoeding). Aldus gevonnist en uitgesproken in het Gerechtsgebouw II te Kortrijk in openbare terechtzitting van het Vredegerecht van het tweede kanton Kortrijk op dinsdag veertien augustus tweeduizend en twaalf. Tegenwoordig Christophe Robbe, Vrederechter van het tweede kanton Kortrijk en Mario Delie, Waarnemend Hoofdgriffier. de Waarnemend Hoofdgriffier, de Vrederechter, Mario Delie Christophe Robbe Aangeboden op niet te registreren de Ontvanger