DE LOGICA VAN HET WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DE LOGICA VAN HET WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK"

Transcriptie

1 DE LOGICA VAN HET WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK 1. Wetenschap en gezond verstand 1.1. Kennis WETENSCHAP Kennis verwerven (gewaarwording + waarneming) ALLEDAAGSE LEVEN Kennis verwerven (ervaringen + bijkomende kennis) Gezond verstand Netwerk van concepten FUNCTIELEER LTM: - Organisatie - Semantisch netwerk (link?) - Opslag/integratie Informatie uit geheugen = activatie Informatie in geheugen = integratie 1.2. Twee criteria CONSISTENTIE (coherentie) Geen tegenspraak CORRESPONDENTIE (empirische verificatie) Overeenkomst toetsen TOEPASSING CRITERIA OP GEZOND VERSTAND Nuttig: Vergt veel energie Onbelangrijk Misleidend Veronderstelling wordt niet getoetst Fouten

2 1.3. Selectiviteit WETENSCHAP Systematisch: overeenstemming methodologie Gecontroleerd: storende variabelen Selectief: - Onderzoeksobject + methodologie - Geëxpliciteerd + 2 criteria - Niet altijd eensgezindheid - Onderhevig aan confirmatietendens + heuristieken GEZOND VERSTAND Selectiviteit: confirmerende evidentie HEURISTIEKEN Oplossingsstrategie (shortcut) Beschikbaarheidheuristiek - Frequentie (grote verzameling = makkelijker) - Probabiliteit - Andere factoren - Gemakkelijke klasse LIJKT grotere klasse Vividness van informatie Representativiteitheuristiek - Waarschijnlijkheid dat geval A tot klasse B behoort - Geen rekening met basisprobabiliteit van klasse B WETENSCHAP IS OOK SELECTIEF Onderzoeksobject en methodologie Verschil met dagdagelijks denken - Geëxpliciteerd - Interne consistentie en empirische verificatie Opmerkingen - Niet altijd eensgezindheid - Onderhevig aan confirmatietendens, beschikbaarheidheuristiek, representativiteits- INTUITIEVE FYSICA Vaak foute voorspellingen Misvattingen verdwijnen bij het zien INTUITIEVE PSYCHOLOGIE Volle maan beïnvloedt menselijk gedrag Mensen met tegengestelde persoonlijkheden trekken elkaar aan Blinde mensen hebben supergevoelig gehoor

3 2. Enkele opvattingen over wetenschap 2.1. Statistische en dynamische visie op wetenschap STATISTISCHE VISIE Vaststaande feiten en theorieën Niet getornd aan verworven kennis, kennis uitbreiden Veranderingen in de periferie Overmatig vertrouwen Meer nadruk op feiten uitbreiden DYNAMISCHE VISIE Nieuwe kennis, oude kennis wordt gewijzigd Compleet nieuwe theorieën Veranderingen in centrum Wetenschappelijke revoluties Realistischer Meer nadruk op belang van theorie CONNECTIVITEITSPRINCIPE (Bronowski) Vooruitgang: verklaring van nieuwe en oude feiten Kan op verschillende manieren EINSTEIN-SYNDROOM Wetenschap bestaat alleen uit dramatische ontdekkingen en doorbraken Cruciale experiment - Misvatting dat alle wetenschappelijke problemen opgelost worden in 1 enkel cruciaal experiment Grote sprong voorwaarts - Misvatting dat theoretische vooruitgang het resultaat is van 1 enkel kritisch inzicht dat alle vorige kennis op de helling zet Imre Lakatos: - Veel kritische experimenten worden pas later als kritisch erkend Kanttekeningen: - Rol van media - Vaststelling dat theorie niet voldoet aan connectiviteitsprincipe is manier om theorie als pseudowetenschappelijk te ontmaskeren PRINCIPE VAN CONVERGERENDE EVIDENTIE Evidentie van meerdere studies

4 2.2. Kennisgerichte vs. pragmatische visie PRAGMATISCHE VISIE Wetenschap is gericht op vooruitgang van leefwereld (bv. vaccins, computers ) Motief: oplossing voor praktisch probleem KENNISGERICHTE VISIE Hoe functioneert de werkelijkheid van onze leefwereld? (bv. geheugen, verstaan van zin ) Motief: fenomeen begrijpen en verklaren KENMERKEN Onderscheid toepassingsgericht (pragmatisch) en fundamenteel (kennisgericht) onderzoek Verschil in klemtoon: bv. geneeskunde - Realiseren therapeutische effecten - Fundamenteel onderzoek (organen ) Complementair verschil - Kennisgericht Pragmatisch: gevolgen? - Pragmatisch Kennisgericht: vragen ontstaan Niet alle wetenschap is meteen maatschappelijk relevant (bv. TV) Hoofdbedoeling wetenschap - Mensheid verbeteren - Theorievorming (kennis verwerven, vastleggen in theorieën, verklaren van fenomeen)

5 3. Doel van wetenschap: theorie 3.1. Theorie Een verzameling constructen (concepten), definities en stellingen die een systematische zienswijze geven op fenomenen, door causale relaties tussen variabelen te specificeren, met de bedoeling de fenomenen te verklaren en te voorspellen Concept Een theoretisch begrip dat een abstractie uitdrukt over de aanwezigheid van een eigenschap en dat verkregen werd na generalisatie (veralgemening) over specifieke of particuliere (op een bepaalde plaats en tijd) observaties Construct 3.5. Causale relatie Oorzakelijk verband: verandering in ene variabele X leidt tot verandering in andere variabele Y Samenvatting 1. Theorie bestaat uit stellingen over gedefinieerde en gerelateerde constructen 2. Theorie specificeert de relaties tussen variabelen en geeft daardoor een systematische zienswijze op de fenomenen beschreven door de variabelen 3. Theorie verklaart fenomenen door te specificeren welke variabelen met welke variabelen gerelateerd zijn stelt de onderzoeker in staat te voorspellen Een concept dat met opzet en bewust gecreëerd werd of aangepast werd voor wetenschappelijke doeleinden Variabele Concept of construct dat verschillende (numerieke) waarden kan aannemen (kan variëren).

6 4. De empirische cyclus 4.1. Observatiefase STARTPUNT Probleem/obstakel/idee Vage nieuwsgierigheid, soort gevoel, iets begrijpen Particuliere observatie: wekt interesse Opmerkingen - Toeval: serendipisme/serendipiteit (= gave om door toevalligheden en intelligentie iets te ontdekken waar men niet naar op zoek was) - Geleid door theorie: probeert observaties te verklaren en is het resultaat van inductieve fase 4.3. Deductieve fase DEDUCTIEF Vanuit theorie worden voorspellingen (predicties) gemaakt OPMERKING Predicties: vatbaar voor empirische toetsing 4.2. Inductieve fase INDUCTIEF Vanuit particuliere observaties wordt gegeneraliseerd naar algemeen geldende uitspraken. OPMERKING Vergt heel wat denkwerk om observatiefase om te zetten naar hanteerbaar probleem Wordt vaak over het hoofd gezien (wat zijn de relevante problemen in een wetenschap?)

7 4.4. Evaluatieve fase TESTEN VAN THEORIEEN 1. Als theorie X juist is hypothese H wordt bevestigd 2. Als H verworpen wordt theorie X is verkeerd 3. Als H bevestigd wordt theorie X zou juist kunnen zijn BELANGRIJK SCHEMA OBSERVATIEFASE INDUCTIEVE FASE THEORIE DEDUCTIEVE FASE PREDICTIES EVALUATIEVE FASE OBSERVATIES

8 5. Operationaliseren van variabelen 5.1. Operante (of instrumentele of Skinneriaanse) conditionering RESPONS Gedraging, geassocieerd stimuli STIMULUS/BEKRACHTIGER Positief: gebeurtenis die kans op respons verhoogt wanneer ze op respons volgt Negatief: gebeurtenis die kan op respons verhoogt wanneer ze verdwijnt na respons CONSEQUENS Gevolg S-R-C Stimulus pijn wenen Respons wenen aandacht Consequens aandacht wenen daalt 5.2. Stelling of postulaat Sterkte waarmee een respons geassocieerd wordt = stimulus (= mate waarin er geleerd wordt) neemt toe: Naarmate aantal bekrachtigingen onmiddellijk na de respons toeneemt Naarmate de intensiteit van elke bekrachtiging toeneemt De twee variabelen werken onafhankelijk van elkaar in Beweringen over hoe werkelijkheid functioneert door causale relaties tussen concepten te specificeren Bezitten universele geldigheid Zegt nog niet hoe men het in werkelijkheid zou kunnen nagaan 5.3. Afgeleide stelling Als de intensiteit van de bekrachtiging constant gehouden wordt, dan zal de responssterkte toenemen wanneer het aantal bekrachtigingen toeneemt Wat je kan opmaken uit een stelling zonder iets toe te voegen Zegt nog niet hoe men het in werkelijkheid moet nagaan

9 5.4. Hypothese Taken worden vlugger geleerd wanneer personen sociaal bekrachtigd (geprezen) worden door meerdere personen dan wanneer ze bekrachtigd worden slechts één persoon Herformuleren van stelling in termen van observeerbare (en manipuleerbare) variabelen Nog steeds geformuleerd als uitspraak met universele geldigheid, maar niet onmiddellijk empirisch verifieerbaar Concrete situatie bedenken die voldoet aan voorwaarden gespecificeerd in hypothese 5.5. Predictie of voorspelling We zijn niet geïnteresseerd in concrete predicties, maar wel in het overeenkomen van theorie met de werkelijkheid Wordt het veronderstelde verband geobserveerd? 5.6. Onafhankelijke en afhankelijke variabele ONAFHANKELIJKE VARIABELE Gemanipuleerd Heeft invloed op iets AFHANKELIJKE VARIABELE Geobserveerd Wordt beïnvloed door iets CONCREET EXPERIMENT Predicties bevestigd: theorie houdbaar Predicties niet bevestigd: theorie niet houdbaar en vatbaar voor herziening Reductieproces van theoretische concepten naar geoperationaliseerde variabelen in een predictie is verstrengeld met empirische cyclus

10 OBSERVATIEFASE INDUCTIEVE FASE THEORIE DEDUCTIEVE FASE AFGELEIDE STELLINGEN HYPOTHESES PREDICTIES EVALUATIEVE FASE OBSERVATIES

11 6. Hypotheses 6.1. Demonstratie TAAK Bij elke proefbeurt beslissen of doelstimulus aanwezig is of niet DOELSTIMULUS Rood streepje naar links, streepje naar links, rood streepje AFLEIDER Rode streepjes naar rechts, streepjes naar links, zwarte streepjes ONAFHANKELIJKE VARIABELE Aantal afleiders AFHANKELIJKE VARIABELE Reactietijd, aantal fouten HYPOTHESES Er bestaat een verband tussen aantal afleiders en reactietijd - Wanneer aantal afleiders wijzigt, wijzigt RT Er bestaat een stijgend verband tussen aantal afleiders en reactietijd - Wanneer aantal afleiders stijgt, stijgt RT Er bestaat een stijgend lineair verband tussen aantal afleiders en reactietijd - Even grote toename bij aantal afleiders, ook bij RT VOORWAARDEN HYPOTHESE Expliciet verwezen naar het bestaan van verband Verwijst naar mogelijkheid van empirische toetsing ONDERSCHEID HYPTOHESES In nulvorm: geen verband Er is verband, maar zegt de richting niet Er is verband en zegt de richting wel Er is verband, richting en een specifieke vorm en grootte ACHTERLIGGENDE THEORIE Parallelle verwerking - Zoeken naar enkelvoudig kenmerk - Onderscheiden op basis van één kenmerk - Pre-attentief - Alle locaties tegelijk onderzoeken - VLAKKE ZOEKCURVE Seriële verwerking - Zoeken naar conjunctie van kenmerken - Onderscheiden op basis van combinatie van kenmerken - Attentief - Alle locaties één voor één onderzoeken - ZOEKCURVE MET STIJGEND (LINEAIR) VERBAND

12 Primitieve kenmerken van perceptie ontdekken Als je de stimulus kan vinden onafhankelijk van aantal afleiders: vermoedelijk primitief kenmerk - Kromming van lijnstuk - Oriëntatie van lijnstuk - Kleur en helderheid - Beweging BOODSCHAP Nulhypothese is nuttig in het geval van primitieve kenmerken voorspellen (geen verband tussen aantal afleiders en RT)

13 7. Relatie theorie-empirische cyclus 7.1. Inleiding DEFINITIES Theorie: causaal netwerk van theoretische constructen Correspondentiecriterium: delen van theorie moeten overeenkomen met werkelijkheid Wetenschap bestaat uit theorie en empirische evidentie 7.2. Onderscheid model-theorie MODEL Causaal netwerk van theoretische concepten Netwerk van verbanden tussen theoretische concepten staat model voor datgene wat er in de werkelijkheid gebeurt Model kan getoetst worden op logische gronden: coherentiecriterium Causaal netwerk van concepten = theoretische ruimte Werkelijkheid Opmerking: Coherentiecriterium: rol van computersimulatie - Stel: theorie over het begrijpen en onthouden van teksten - Complex geheel van deelprocessen o Activeren van woorden in mentaal lexicon o Zinsontleding o Integratie van representatie van zinnen o Zo onthouden dat men kan reproduceren - Computersimulatie: o Nabootsen van dit geheel van deelprocessen o Voordeel: elk deelproces expliciteren o Werkt niet bij: inconsistenties/onvolledigheden Theoretisch verband tussen concepten Correspondentieregel tussen theoretisch concept en observeerbare data

14 THEORIE Model waarbij bepaalde constructen verbonden zijn met empirische wereld door correspondentieregels Correspondentieregel geeft procedure aan om construct aan data te relateren Theorie kan empirisch getoetst worden 7.3. Twee verschillende definities van constructen OPERATIONELE DEFINITIE Construct wordt gedefinieerd in termen van observeerbare data en/of manipuleerbare variabelen Figuur: dubbele lijnen Voorbeelden - Gewicht definiëren in termen van concrete wegingsoperaties - Tijd definiëren door te refereren naar klokken - Intelligentie definiëren door aan te geven welke gedragingen we intelligent vinden o Prestatieniveau o Intelligentietest CONSTITUTIEVE DEFINITIE Construct wordt gedefinieerd in termen van andere constructen in de set (zoals in woordenboek) = circulair Figuur: enkele lijnen Voorbeelden - Tijd definiëren als onafhankelijke variabele in bewegingswetten - Intelligentie is het vermogen abstract te denken

15 OPMERKINGEN Een construct kan verschillende operationele definities hebben - Gewicht: evenwichtsbalans, veerbalans, lichte afwijkingen, toch hoge correlatie - Intelligentie: intelligentietests, correleren niet zo hoog Een construct kan verschillende constitutieve definities hebben - Afhankelijk van concepten waarmee in verband gebracht 7.4. Latente en manifeste variabelen 7.5. Verband met operationalisering Theorie: constitutief gedefinieerde concepten (latent) Predictie: operationeel gedefineerde concepten (manifest) OBSERVATIEFASE INDUCTIEVE FASE THEORIE LATENTE VARIABELE Niet rechtstreeks observeerbaar Constructvariabele Constitutief gedefinieerd MANIFESTE VARIABELE Men moet over de variabele kunnen beschikken om de test op te lossen Observatievariabele/indicatorvariabele Operationeel gedefinieerd DEDUCTIEVE FASE EVALUATIEVE FASE AFGELEIDE STELLINGEN HYPOTHESES PREDICTIES OBSERVATIES

16 7.6. Extreem operationalisme ALLE CONSTRUCTEN MOETEN EEN OPERATIONELE DEFINITIE HEBBEN Voorbeelden o Voedseldeprivatie is definitie van honger o Maat van performantie is definitie van respons-sterkte Een puur meetinstrument dat maar 1 variabele meet is onmogelijk 7.7. Correlationele vs. theoretische verklaringen CORRELATIONELE PROCEDURES OF VERKLARINGEN Stellingen die de relatie weergeven tussen variabelen die min of meer direct observeerbaar zijn EXTREEM OPERATIONALISME = FOUT Alle constructen moeten wel tenminste indirect met observeerbare data verbonden zijn, zo niet: geen verklarende kracht Concept: set van operaties = notie van convergerende operaties Uit de modelmatig veronderstelde verbanden tussen concepten kunnen predicties afgeleid worden die voor empirische toetsing vatbaar zijn THEORETISCHE PROCEDURES OF VERKLARINGEN Verklaart relaties op basis van principes die niet onmiddellijk gegeven zijn en verder gaan dan strikte empirische kennis

17 ALGEMEEN Nooit puur theoretisch of correlationeel Verschil in gradatie Begint puur correlationeel en gaat naar theoretisch 7.8. Fysica als vb. van een sterke wetenschap Veel constructen, correspondentieregels en relaties tussen constructen Correspondentieregels vaak operationele definities van hoeveelheden Getallen aan constructen toekennen = kwantificeerbaar Relatie tussen constructen kan mathematische vgl. worden 7.9. Psychologie als minder sterke wetenschap Theoretische constructen die belangrijk zijn voor verklaren van fenomenen in psychologie Connecties tussen concepten = theoretische relaties Connectie vaak vaag en verbaal uitgedrukt i.p.v. mathematisch Voorbeelden: prestatiemotivatie, intelligentie - Prestatie = functie van vaardigheden en motivatie - Intelligentie = resultaat van erfelijkheid en omgeving - Intelligentie = vaardigheid van problemen oplossen Probleem: men is het niet eens dat operationeel gedefinieerde concepten hetzelfde zijn als de theoretisch gedefinieerde concepten (stippellijn) We hebben concept en daarnaast een meting ervan Gevolgen voor empirische cyclus: predictie niet bevestigd Theorie fout Operationeel gedefinieerde variabelen zijn geen goede metingen van de corresponderende constitutief gedefinieerde variabelen Verband met empirische cyclus OBSERVATIE Van empirie naar construct PREDICTIE Van construct naar empirie FORMELE MODELLEN Wanneer relaties tussen constructen mathematische vergelijkingen zijn Kan data a.h.w. berekenen i.p.v. echte observaties Procedure om theorie te testen: predicties bevestigd of niet? Operationeel gedefinieerde constructen Intelligentie = score op test Sociaal-economische status = som van inkomen en prestige van job Motivatie = tijdsperiode waarbinnen een proefdier geen eten krijgt

18 8. De rol van formele modellen 8.1. Voorbeeld uit fysica NEWTON Constructen: lichamen, krachten Stellingen: - Lichaam waarop geen kracht wordt uitgeoefend: constante snelheid - A kracht op B, B tegengestelde kracht op A - Constante massa: F = m.a - Aantrekkingskracht = evenredig met respectieve massa s en omgekeerd evenredig me kwadraat van onderlinge afstand Afgeleide stellingen: - Op basis van regels van logica - Valwetten - Beweging van planeten rond zon ALGEMEEN Op basis van 1 set observaties via correspondentieregels de theoretische ruimte binnengaan Binnen de ruimt via mathematische transformaties van 1 construct naar een ander gaan Via correspondentieregels voorspellingen maken m.b.t. de empirie OBSERVATIEVERMOGEN Afhankelijk van technologische ontwikkelingen Snelheid waarmee theorieën getoetst kunnen worden zijn dus ook afhankelijk van dit URBAIN LEVERRIER Afwijking in baan van Uranus - Uranus: onderhevig aan bijkomende zwaartekracht die actief is van grotere afstand van de zon - Deductie leidt tot predictie: onbekende planeet? - Galle: planeet Neptunus Veranderde niets aan Newtons theorie TOMBAUGH Pluto: idem als Neptunus - Uit empirische evidentie - Uit theorie: geen directie empirische evidentie

19 9. Beoordelingscriteria voor theorieën 9.1. Interne consistentie Uitspraak mag niet in tegenspraak zijn met de rest van de theorie waarvan uitspraak deel maakt Empirische correspondentie Tenminste een deel van de theorie komt overeen met de ervaringswereld Extensiviteit Hoe omvangrijk is het specifieke domein binnen de observeerbare werkelijkheid die een theorie beweert te kunnen verklaren? VOORBEELD 3 theorieën over relatie tussen scheiding en aantrekkelijkheid: wanneer mensen gescheiden worden van een object/persoon, wordt dat object dan na een tijd aantrekkelijker of niet? Waarom? Gemotiveerde nostalgie Waarde van object overdrijven: gemotiveerd om positieve herinneringen te hebben aan objecten waar ze vroeger mee in contact kwamen Uitdoving Minder aantrekkelijk: valt niet langer samen met aangename stimulus Geheugen door saliënte kenmerken = MEEST EXTENSIEF Kwaliteiten goed/slecht overdrijven: opslag van de meest saliënte kenmerken in het geheugen 9.4. Spaarzaamheid THEORIE 2 theorieën die evenveel verklaren (extensiviteit), maar verschillen in complexiteit: kiezen voor de meest eenvoudige Spaarzaamheidsprincipe = het scheermes van Ockham WILLEM VAN OCKHAM Engels scholastiek filosoof Men moet geen veelheid poneren zonder ertoe gedwongen te zijn Overbodige entiteiten moeten uit de theorie weggesnoeid worden met het scheermes VOORBEELD: Vis vitalis: levenskracht in levend organisme Wegsnoeiing gebeurde pas eind 19 e eeuw OPMERKINGEN Extensiviteit en spaarzaamheid = niet absoluut geldend Extensiviteit en spaarzaamheid = conflict - Theorie sterker: empirische inhoud uitbreiden zonder uitbreiding verklarend begrippenkader - Naar aanleiding van poging om theorie te laten winnen aan extensiviteit dat begrippenkader dient uitgebreid te worden

20 9.5. Maatschappelijke relevantie Een theorie wordt interessanter naarmate ze toelaat er meer praktische toepassingen uit af te leiden, zeker in het geval van een bijdrage tot het oplossen van sociaal-economische, medische of technische problemen. OBSERVATIEFASE INDUCTIEVE FASE THEORIE: constitutief gedefinieerde constructen DEDUCTIEVE FASE AFGELEIDE STELLINGEN HYPOTHESES PREDICTIES: operationeel gedefinieerde constructen EVALUATIEVE FASE OBSERVATIES

21 10. De evaluatieve fase Inleiding Karl Popper WETENSCHAPSFILOSOFISCHE DISCUSSIE Toetsen in hoeverre (een deel van) de theorie overeenkomt met de ervaringswereld Wat zijn de implicaties van een empirische bevestiging/verwerping van een theorie? THEORIE Empirisch onderzoek legt nadruk op het bevestigen van de gestelde hypothese door de waarnemingen TEGENARGUMENT 1: werkt vooringenomenheid in de hand 1. Mensen zoeken informatie die consistent is met hun hypothese en vermijden potentieel falsifiërende informatie 2. Selectie gebeurt al in keuze van proefopzet 3. Observeren kan ook selectief zijn New look psychologie Motivatie en verwachtingen kleuren perceptie. Later twijfels: effect op perceptie of respons? Perceptie van de schijnbeweging Persoon neemt beweging waar zonder dat er een fysische beweging is Bottum-up verwerking Data-gedreven Top-down verwerking Conceptueel gedreven o Op basis van vroegere opgedane kennis gaat het visuele systeem hypotheses genereren over voorwerpen die aanwezig kunnen zijn in de wereld en gaat dan actief op zoek naar evidentie om deze hypotheses te bevestigen/verwerpen.

22 Contexteffecten o Letterherkenning Hetzelfde patroon wordt telkens anders gezien o o TOP-DOWN VERWERKING Scène-context effecten op objectidentificatie Matchen met kennis over voorwerpen, opgeslagen in het geheugen BOTTOM-UP VERWERKING TOP-DOWN VERWERKING: voorkennis over omgeving stuurt opname en/of interpretatie van sensorische informatie Scène-context effecten op objectidentificatie Paradigma: Oogbewegingsregistratie Cruciale manipulatie: al dan niet verbreken van verwachte relatie tussen object en scène (constistent = juist; inconsistent = fout) Afhankelijke variabele: fixatieduur op voorwerp Veronderstelling: fixatieduur is operationalisering van gemak waarmee objecten kunnen geïdentificeerd worden Hypothese: fixatieduur = langer bij inconsistente voorwerpen TOP-DOWN VERWERKING TEGENARGUMENT 2: logisch bezwaar Een eenmalige bevestiging van predictie a.d.h.v. geobserveerde gegevens biedt geen absolute zekerheid over algemene geldigheid van de hypothese waaruit de predictie werd afgeleid CONCLUSIE Werken met theorieën die tot falsifieerbare hypothesen leiden 1. Falsificatie: verwerpen van hypothese d.m.v. observaties 2. Popperiaans falsificationisme: falsificatie impliceert zekerheid over het onjuist zijn van een hypothese TAKE HOME Er moet aangetoond kunnen worden hoe een theorie verworpen zou kunnen worden - Toetsbare theorieën zijn interessant Een theorie zegt meer in de mate dat ze zich openstelt voor weerlegging en des te waardevoller als de theorie tegen het risico van weerlegging bestand is - Niet falsifieerbare theorieën zeggen niet veel VOORBEELDEN: o Groene mannetjes in hersenen, extrasensorische perceptie (believer en skepticus), Stanovich Problemen - Popperiaans falsificationisme consequent doortrekken = bescheidenere opstelling van theorieën - Theorieën verwerpen is niet de enige bedoeling - Kanttekening: baseer kennis op het uitsluiten van alternatieve verklaringen (hoop op 1 juiste verklaring)

23 10.3. Lakatos THEORIE Genuanceerd falsificationisme: theorie T kan worden verlaten ten voordele van theorie T indien: 1. T omvat de niet gefalsifieerde empirische inhoud van T T verklaart tenminste wat T verklaarde 2. T heeft grotere empirische inhoud van T T verklaart meer dan T en voorspelt misschien zelfs fenomenen die volgens T onwaarschijnlijk of onmogelijk zijn 3. Een gedeelte van de meerinhoud van T wordt niet door de werkelijkheid gefalsifieerd OPMERKINGEN T en T verschillen in empirische inhouden (wat ze verklaren) T en T kunnen op totaal verschillende verklaringsprincipes beroep doen T zal op den duur moeten wijken voor T DYNAMISCHE VISIE OP WETENSCHAP PROBLEEM Vergelijken van empirische inhoud van T en T veronderstelt een methode om de overeenkomst tussen theorie en werkelijkheid na te gaan Objectiviteit door consensus THEORIE Hoe beslissen wetenschappers of observaties al dan niet overeenstemmen met de werkelijkheid? Selectiviteit, top-down verwerking Objectiviteit door consensus: observaties worden in één richting geïnterpreteerd indien iedereen het over de interpretatie eens is Communicatie via publicaties en congressen VOORBEELD Ontwikkelingswerker ziet olifant als verre olifant, terwijl de Inheemse bewoner de olifant ziet als kleine olifant. Wanneer ze dichterbij gaan denkt de bewoner dat de olifant groter geworden is. Wanneer de ontwikkelingswerker de mening van de andere bewoners vraagt, steunen zij allemaal de interpretatie van de Inheemse bewoner. IMPLICATIES Objectiviteit door consensus is niet waterdicht Belang van theorie: Realistisch aan te nemen dat olifanten zo snel groeien? Belang van ontwikkeling van regels over wat ondersteunende en falsifiërende evidentie is en hoe we consensus bereiken over welke evidentie Discussieforum waarin beoordelingscriteria permanent ter discussie staan

24 METEN IN DE PSYCHOLOGIE 1. Inleiding ALGEMEEN Wetenschappelijke kennis wordt opgebouwd door uitspraken te doen over onderlinge samenhang tussen variabelen PROBLEMEN Meetbaarheid van psychologische variabelen In welke mate het zin heeft te spreken over fundamenteel meten in psychologie? Hoe causaliteit uit observatiegegevens infereren? Hoe kunnen uit gegevens valide conclusies getrokken worden over onderzoekshypothese? Hoe kunnen we zekerheid verhogen dat er geen storende variabele in het spel is? 2. Meetniveaus 2.1. Inleiding VOORBEELD: vragenlijst i.v.m. creativiteit Score = operationalisering van theoretisch construct creativiteit A behaalt score 80 en B behaalt score 40, maar betekent dit dat A twee maal zo creatief is als B? Het antwoord heeft niet enkel te maken met validiteit en betrouwbaarheid van vragenlijst, maar ook met problematiek van meetniveaus. We zijn niet geïnteresseerd in wat we rechtstreeks zien, maar wel in de verbanden die we niet rechtstreeks zien Natuurlijke variabelen VARIABELEN Voorbeelden: Personen (geslacht), aardbevingen (hevigheid), voorwerpen (temperatuur), werknemers (maandloon), gezinnen (aantal kinderen) KRITISCHE SLIDE: Een natuurlijke variabele is een indeling van alle mogelijke onderzoeksobjecten op basis van een welbepaalde eigenschap in een aantal wederzijds uitsluitende klassen, waarbij ieder object tot één en slechts één klasse behoort. De klassen komen overeen met de waarden die de variabele kan aannemen

25 ONDERZOEKSOBJECTEN In het voorbeeld: personen, aardbevingen, voorwerpen, werknemers, gezinnen EIGENSCHAP In het voorbeeld: geslacht, hevigheid, temperatuur, maandloon, aantal kinderen WAARDEN In het voorbeeld: mannelijk/vrouwelijk, 1/2/3 op schaal van Richter, 15/32/5 C, 11/17/36 per uur, 1/2/3/4 STUDIEOBJECT VAN PSYCHOLOGIE Gedrag en onderliggende mentale processen VARIABILITEIT Psychologie bestudeert variabiliteit in gedrag en mentale processen in functie van verschillen in - Situaties - Personen - (tijd) De aspecten van situatie en gedrag die kunnen veranderen fungeren als variabelen. Dit betekent dat situatie of gedrag naar een bepaald aspect in één van een aantal klassen kan worden ingedeeld. OPMERKINGEN Alle mogelijke onderzoeksobjecten, niet enkel die toevallig beschikbaar zijn in een bepaald onderzoek = veralgemeenbaarheid De waarden van een variabele zijn nog geen getallen Aantal klassen kan eindig of oneindig zijn - Haarkleur: eindig (discreet) - Lengte: oneindig (telbaar: discreet; niet-telbaar: continu) - Heeft te maken met discrete en continue variabelen 2.3. Discrete vs. continue variabelen DISCRETE (CATEGORISCHE) VARIABELE Elk punt op schaal is gescheiden van volgende Er moet een sprong gemaakt worden tussen waarden (enkel stapsgewijs) Equivalent met natuurlijke getallen, MAAR niet gelijk hieraan - Voorbeelden: Geen 2,5 kind per gezin, geen 7,5 woorden herinneren Meting kan 1,2 2,2 3,2 - zijn, maar toch sprong van 1 Opmerkingen: - Gemiddelde kan wel een niet-bestaande individuele waarde aannemen - Variabelen kunnen verschillen in fijnheid (resolutie) bij klassenindeling VOORBEELD Hoogte van Eiffeloren = meeteenheid voor lengte minder fijne klassenindeling Lengte van wijsvinger = meeteenheid voor lengte fijnere klassenindeling CONTINUE VARIABELE Geen grens op onderverdeling van punten Tussen elke 2 waarden vind je een waarde Equivalent met reële getallen

26 OPMERKINGEN Continuïteit is een theoretische veronderstelling - Lengte kunnen we enkel in ons hoofd berekenen, niet op oneindig veel cijfers na de komma Enkel discrete variabelen observeren, omdat meetinstrument altijd beperkt is In praktijk spreken we toch van continue variabele - Als de variabele een groot aantal waarden kan aannemen - Als de variabele geconceptualiseerd kan worden als manifestatie van een onderliggende continue variabele Hoe fijner de klassenindeling van discrete variabele, hoe dichter in de buurt van overgang van discrete naar continue variabelen 2.4. Van waarden naar meetwaarden EEN GESCHAALDE VARIABELE OF SCHAAL De waarden worden voorzien van getalwaarden en vormen zo meetwaarden KRITISCHE SLIDE: WAT IS METEN? Meten is het toekennen van getallen aan de waarden van een natuurlijke variabele, zodanig dat de geobserveerde relaties tussen de waarden (klassen) afgebeeld zijn in overeenzkomstige relaties tussen de getallen (de waarden van de geschaalde variabele) VOORBEELD Variabele: geslacht Emma Martha Vrouwelijk 1 Bavo Ewald Mannelijk 2 Willem Onderzoeks- waarden meetwaarden objecten

27 EEN RELATIONEEL SYSTEEM Een verzameling objecten en één of meerdere situaties gedefinieerd tussen de objecten (< A, R1, R2, >) A is een (niet lege) set R1, R2 : relaties gedefinieerd op elementen van A EMPIRISCH RELATIONEEL SYSTEEM Objecten en relaties zijn empirisch Objecten: entiteiten waarop meting betrekking heeft (bv. kinderen) Relaties: observeerbare relaties tussen entiteiten (bv. grootte) Het heeft niets met getalwaarden te maken! VOORBEELD Variabele: lengte Emma 163 Groter dan Martha 152 Groter dan Bavo 122 Groter dan Ewald 120 Groter dan Willem 106 ERS: Onderzoeksobjecten + relaties NRS NUMERISCH RELATIONEEL SYSTEEM Objecten zijn getallen Homomorfisme: relaties tussen elementen in het empirisch relationeel systeem worden weerspiegeld in relaties in numerisch relationeel systeem Transformatievrijheid: op voorwaarde dat relaties tussen elementen in het empirisch relationeel systeem bewaard blijven in het numerisch relationeel systeem

28 2.5. Nominaal niveau NOMINAAL Categorienamen zijn een label, een naam Getallen gegeven aan categorieën zijn geen echte getallen (1 is niet helft van 2 of is niet minder dan 2 ). We konden ook A,B,C en D gebruiken Elk item/voorwerp/gebeurtenis moeten we slechts in één categorie kunnen plaatsen Frequenties: het aantal keer dat een gebeurtenis zich binnen een bepaalde categorie voordoet LABELS Hetzelfde: leden van eenzelfde categorie Verschillende: leden van verschillende categorieën ERS Behoort een onderzoeksobject voor een bepaalde eigenschap tot dezelfde klasse of niet? NRS Getallen kunnen verschillend zijn (x = y of x y) TRANSFORMATIEVRIJHEID Na transformatie moeten leden van eenzelfde categorie nog steeds hetzelfde label krijgen en leden van verschillende categorieën een verschillend label = 1-1 transformatie x = y f(x) = f(y) x y f(x) f(y) = schaaltransformatie: voorschrift om aan iedere schaalwaarde f(x) een getal toe te kennen zodanig dat voor alle f(x) en f(y) geldt f(x) = f(y) t(f(x)) = t(f(y)) f(x) f(y) t(f(x)) t(f(y)) VOORBEELDEN Geslacht (man-vrouw), categorieën (student, personeel, andere), bruine en grijze paarden

29 2.6. Ordinaal niveau ORDINAAL De plaats in het klassement, de rangorde Ordinale getallen stellen de volgorde voor van de onderzoekselementen Geen informatie over afstanden tussen plaatsen LIKERT-schaal Emma neutraal 2 Martha graag 3 Bavo graag 3 Ewald helemaal niet graag 0 Willem heel graag 4 Onderzoeks- waarden meetwaarden objecten ERS Onderzoeksobjecten kunnen geordend worden naargelang hun waarde voor een bepaalde eigenschap NRS Van twee verschillende getallen is het ene getal groter dan het andere (x y) TRANSFORMATIEVRIJHEID Transformaties die orderelatie niet beïnvloeden = strikt monotoon stijgend Voorbeelden - Vierkantsworteltransformatie (Y = SQRT(X)) - Logaritmische transformatie (Y = log(x)) - Lineaire transformatie met richtingscoëfficiënt (Y = ax + b met a > 0) - Zeer grillige transformatie = schaaltransformatie: voorschrift om aan iedere schaalwaarde f(x) een getal toe te kennen zodanig dat voor alle f(x) en f(y) geldt f(x) f(y) t(f(x)) t(f(y)) VOORBEELDEN Paarden (eerste, tweede ), schaal van Richter, schaal van Beaufort, schaal van Mohs, hoe graag luister je K3?, opleidingsniveau

30 2.7. Geordend metrisch niveau GEORDEND METRISCH Informatie over rangorde van alle paren ERS Onderzoeksobjecten kunnen geordend worden naargelang hun waarde voor een bepaalde eigenschap + paren van onderzoeksobjecten kunnen geordend worden naar onderlinge gelijkenis op de eigenschap (m.a.w. verschillen tussen onderzoeksobjecten kunnen geordend worden) VOORBEELDEN Schoonheid van schilderijen, niveau van basketbal Emma niveau p 27 Martha niveau q 19 Bavo niveau r 64 Ewald niveau s 60 Willem niveau t 3 NRS Van twee verschillende getallen is het ene getal groter dan het andere (a > b) en van twee verschillende verschillen tussen twee getallen is het ene verschil groter dan het andere ((a b) > (c d)) TRANSFORMATIEVRIJHEID = hypermonotoon stijgend = schaaltransformatie: een voorschrift om aan iedere schaalwaarde f(x) een getal toe te kennen zodanig dat voor alle f(x), f(y), f(v) en f(w) geldt f(x) f(y) t(f(x)) t(f(y)) f(x) f(y) > f(v) f(w) t(f(x)) t(f(y)) > t(f(v)) t(f(w))

31 2.8. Intervalniveau INTERVAL Verhouding van afstanden Betekent niet dat 30 tweemaal zo warm is als 15, want dit zou een vast nulpunt vereisen Verhouding van verschillen veranderen niet Alleen het meetsysteem met zijn eigen nulpunt en meeteenheid verandert ERS Onderzoeksobjecten kunnen geordend worden naargelang hun waarde voor een bepaalde eigenschap + relatieve afstanden (verhoudingen van telkens twee verschillen tussen onderzoeksobjecten op die eigenschap) hebben betekenis TRANSFORMATIEVRIJHEID = stijgend lineair (Y = ax + b met a > 0) Bij een even grote toename van het aantal afleiders, is er een even grote toename in reactietijd VOORBEELDEN Temperatuur ( C), geboortejaar, intelligentiescore Emma Martha Bavo Ewald Willem NRS Van twee verschillende getallen is het ene getal groter dan het andere (a > b) + getalsverhoudingen van twee verschillen hebben een bepaalde grootte x y en (x y)/(u v) (x y )/(u v )

32 2.9. Rationiveau of verhoudingsniveau RATIO Een vast nulpunt (een natuurlijke ondergrens) Negatieve getallen hebben geen betekenis Meeteenheid is arbitrair Verhoudingen tussen onderzoekselementen ERS Onderzoeksobjecten kunnen geordend worden naargelang hun waarde voor een bepaalde eigenschap en verhoudingen van onderzoeksobjecten (op die eigenschap) hebben een betekenis NRS Van twee verschillende getallen is het ene getal groter dan het andere (a > b) en getalsverhoudingen hebben een bepaalde grootte x/y u/v TRANSFORMATIEVRIJHEID = similariteitstransformaties (Y = ax met a > 0) VOORBEELDEN Tijd voor marathon te lopen, geld, gewicht, lengte Emma 20 Martha 15 Bavo 5 Ewald 5 Willem 0 Nulpunt: geen zakgeld Arbitraire eenheid: verschillende munteenheden Verhoudingen blijven onveranderd OPMERKING Tijd = intervalschaal Geen absoluut nulpunt Duur = verhoudingsschaal Nulpunt: beginpunt van periode waarvan duur gemeten wordt Leeftijd = verhouding Nulpunt: geboorte

33 2.10. Absoluut niveau ABSOLUUT De getallen voor de waarden van een variabele liggen geheel vast De oorsprong en meeteenheid liggen vast Getallen toekennen aan klassen dat alle eigenschappen van de onderzoekselementen worden weerspiegeld in de getallen TRANSFORMATIEVRIJHEID = identiteitstransformatie (Y = X) Er is eigenlijk geen toegelaten transformatie en maar één schaal voor deze variabele VOORBEELDEN Aantal kinderen in een gezin, in de klas Emma 24 Martha 22 Bavo 15 Ewald 16 Willem 21 OVERZICHT Nominaal niveau: onderscheid Ordinaal niveau: rangorde Geordend metrisch niveau rangorde van schaalwaarden en onderlinge afstanden Intervalniveau: rangorde en verhoudingen tussen afstanden Rationiveau: rangorde en verhoudingen tussen schaalwaarden Absoluut niveau: alle elementen liggen vast Vast nulpunt: geen kinderen Vaste eenheid

34 2.11. Hiërarchie van meetniveaus SCHALEN 1. Absolute schaal is ook een 2. Verhoudingsschaal is ook een 3. Intervalschaal is ook een 4. Geordend metrische schaal is ook een 5. Ordinale schaal is ook een 6. Nominale schaal INFORMATIE 1. Absoluut niveau meer info dan 2. Verhoudingsniveau meer info dan 3. Intervalniveau meer info dan 4. Geordend metrisch niveau meer info dan 5. Ordinaal niveau meer info dan 6. Nominaal niveau TRANSFORMATIEVRIJHEID Meten op een bepaald niveau legt voorwaarden op aan de geobserveerde gegevens, waarop men zich baseert om een variabele te meten. VOORWAARDEN 1. Verhoudingsniveau is strikter dan 2. Intervalniveau is strikter dan 3. Geordend metrisch niveau is strikter dan 4. Ordinaal niveau is strikter dan 5. Nominaal niveau TRANSFORMATIEVRIJHEID 1. Absoluut niveau is kleiner dan 2. Verhoudingsniveau is kleiner dan 3. Intervalniveau is kleiner dan 4. Geordend metrisch niveau is kleiner dan 5. Ordinaal niveau is kleiner dan 6. Nominaal niveau 1. Nominaal: (on)gelijkheden 2. Ordinaal: rangordening 3. Geordend metrisch: rangordening van afstanden 4. Interval: verhouding van verschillen 5. Verhouding verhouding van schaalwaarden VAST NULPUNT Absoluut niveau Verhoudingsniveau VASTE MEETEENHEID Absoluut niveau FUNCTIES Y = log x Ordinaal Y = x Interval, Ordinaal, Absoluut, Ratio Y = 32x Interval, Ordinaal, Ratio Y = 0x + 2 / Y = 3x 5 Interval, Ordinaal

35 2.12. Verband met theorie Slotbemerkingen Eisen over het meetniveau gaan terug op het soort inhoudelijke uitspraken die uit een theorie kunnen worden gereduceerd en heeft ook praktische consequenties VOORBEELD Bij het leren schrijven verbetert de schoonheid van het geschrift naarmate er meer oefening aan wordt besteed Nagaan of geschrift a schoner is dan geschrift b Schoonheid van geschrift moet tenminste op ordinaal niveau meetbaar zijn Bij verdubbeling van het aantal uren wordt het geschrift twee keer zo mooi Schoonheid van geschrift moet tenminste op verhoudingsniveau meetbaar zijn Er bestaan nog andere meetniveaus Meetniveau heeft implicaties voor statistische analyse Terug naar het voorbeeld uit We nemen van persoon A en persoon B een vragenlijst van creativiteit af Score A: 80 Score B: 40 Is A tweemaal zo creatief als B? Enkel als schaalwaarden op rationiveau liggen Want de score op een vragenlijst is maar een operationalisering van creativiteit Praktische consequentie: nuttige voor het opstellen van een leerplan

36 3. Inleiding in datatheorie 3.1. Inleiding Afbeelden van empirisch systeem (ERS) op numerisch systeem (NRS) ISOMORFIE Tussen reële getallen en punten op een rechte Identificeren van elementen uit empirisch systeem als punten op een rechte GEOMETRISCHE MODELFORMULERING - Één schaalwaarde toekennen aan elk element in empirisch relationeel systeem (elk element als één punt op een lijn) - Meerdere schaalwaarden toekennen aan elk element in het empirisch relationeel systeem (elk element als één punt in twee- (of multi)dimensionale ruimte COOMBS 4 verschillende types van data (1) Enkelvoudige prikkelgegevens (2) Voorkeursgegevens (3) Prikkelvergelijkingsgegevens (4) Vergelijkingen van verschillen tussen prikkels Doel Structuur brengen in het ERS Manier van werken - Getallen toekennen aan data Veronderstelling: structuur ERS via schaalmodel - Schaalmodel legt restricties op (ERS moet deze volgen) Schaalmodel past bij data = FIT - Als FIT positief is, dan is er structuur FIT = data volgt restricties

37 3.2. Enkelvoudige prikkelgegevens VOORBEELD: test op rekenvaardigheid De test is een verzameling van items, waarvan de bedoeling is deze voor te leggen aan subjecten. 2 verzamelingen (1) P (Items) = {1,2,3, } (2) S (Subjecten) = {a,b,c, } Elk element van P wordt geconfronteerd met elk element van S, wat resulteert in een score: Xps = 1 indien p item s goed beantwoordt Xps = 0 indien p item s fout beantwoordt Elk item heeft een bepaalde moeilijkheidsgraad = in geometrisch model voorgesteld als rechte lijn Elk item kan als een punt op de rechte gesitueerd worden naargelang zijn moeilijkheidsgraad a b item b is moeilijker dan item a Bedoeling is subjecten te meten m.b.t. rekenvaardigheid (elk subject kan als een punt voorgesteld worden in het geometrisch model) 1 2 subject 2 is rekenvaardiger dan subject 1 Relatie subject-item (= gegevens) kan ook weergegeven worden in een geometrisch model Voorbeeld 1 Als x1a = 1 (subject 1 lost item a juist op) Dan ligt subjectpunt 1 rechts van itempunt a a 1 = DOMINANTIE-RELATIE Subject 1 lost item a juist op: 1 domineert a (1 > a) Voorbeeld 2 Als x1a = 0 (subject 1 lost item a niet juist op) Dan ligt subjectpunt 1 links van itempunt a 1 a = DOMINANTIE-RELATIE Subject 1 lost item a niet juist op: a domineert 1 (a > 1) Aan de gerichte afstand in het geometrisch model correspondeert een relatie in het numerisch model (relatie tussen schaalwaarden) a 1 1 a d1a > 0 S1 Sa > 0 d1a < 0 S1 Sa < 0

38 2 formele kenmerken (1) Twee verzamelingen van entiteiten worden als twee afzonderlijke verzamelingen van punten in de geometrische schaaloplossing voorgesteld (2) De geobserveerde relatie tussen twee entiteiten (een entiteit uit de ene verzameling en een entiteit uit de andere verzameling) wordt voorgesteld in een relatie tussen twee punten Andere voorbeelden: - Attitude-vragenlijst in sociale psychologie Subject domineert een item wanneer hij/zij akkoord gaat met de uitspraak in het item - Medische diagnose Subject wordt gedomineerd door bepaald symptoom wanneer hij/zij dat symptoom vertoond - Psychofysische taak Observatie dat een subject 1 een stimulusintensiteit a al dan niet kan detecteren kan voorgesteld worden als een dominantierelatie tussen een punt dat correspondeert met de absolute drempel voor subject 1 en een punt a op een dimensie van stimulusintensiteit Implicatie voor één item a 1 a Links: alle subjecten i met score xia = 0 Rechts: alle subjecten i met score xia = 1 Implicatie voor één subject 2 a c 2 d b Links: alle items j waarvoor score x2j = 1 Rechts: alle items j waarvoor score x2j = 0 Fictief voorbeeld 1 a 3 c 4 2 d b Subject 1 lost geen enkel item juist op Subject 2 lost items a en c juist op Subject 3 lost item a juist op Subject 4 lost item a en c juist op

39 TAKE HOME Individuen zijn te ordenen langs 1 onderliggende (latente) dimensie Elk individu verdeelt die dimensie in 2 stukken: (1) Gebied met items die fout beantwoord zijn (2) Gebied met items die juist beantwoord zijn Verschillende individuen delen de dimensie op verschillende plaatsen in tweeën = INFORMATIE OP ORDINAAL NIVEAU Items zijn te ordenen langs 1 onderliggende (latente) dimensie Elk item verdeelt die dimensie in 2 stukken: (1) Gebied met individuen die item fout beantwoorden (2) Gebied met individuen die item juist beantwoorden Verschillende items delen de dimensie op verschillende plaatsen in tweeën = INFORMATIE OP ORDINAAL NIVEAU FICTIEF VOORBEELD Stel 5 items: 6 mogelijke antwoordpatronen a b c d e (1) (2) (3) (4) (5) (6) a b c d e (1) (2) (3) (4) (5) (6) Volgorde van kolommen en van rijen komt overeen met volgorde van items en subjecten op de schaal (= gezamenlijke ordinale schaal) 1 dimensie: proefpersonen + items ordenen Scalogram- of simplexstructuur van Guttman (= perfecte triangulaire structuur)

40 UITGEWERKT VOORBEELD (1: zonder afwijkingen) Observatie a b c d e Fr Het aantal positieve antwoorden in opeenvolgende rijen moet variëren van 0 tot n Permutatie van rijen en kolommen RIJEN a b c d e Fr Aantal subjecten met bepaald antwoordpatroon KOLOMMEN c b a d e Fr UITEINDELIJK RESULTAAT c a b e d Fr c a b e d = aantal subjecten per segment

41 UITGEWERKT VOORBEELD (2a: met afwijkingen) Observatie a b c d e Fr Permutatie van rijen en kolommen UITEINDELIJK RESULTAAT c a d b e Fr Reproductie c a d b e Fr = = = =7 Totaal aantal fouten Patroon 2: 1 x 17 Patroon 4: 1 x 15 Patroon 9: 2 x 10 Patroon 10: 1 x Reproductiecoëfficiënt = hoe goed het de oorspronkelijke gegevens verklaart Rep = 1 (aantal fouten/aantal antwoorden) Rep = 1 (89/(200 x 5)) = 0, = aantal subjecten (freq optellen) 5 = aantal items (a,b,c,d,e) Opmerking: Rep > 0,90 = goede FIT

42 UITGEWERKT VOORBEELD (2b: met afwijkingen) Observatie a b c d e Fr Permutatie van rijen en kolommen UITEINDELIJK RESULTAAT c a b e d Fr Reproductie c a b e d Fr = = = =6 Totaal aantal fouten Patroon 7: 1 x 35 Patroon 8: 1 x 18 Patroon 9: 2 x 10 Patroon 10: 2 x Reproductiecoëfficiënt = hoe goed het de oorspronkelijke gegevens verklaart Rep = 1 (aantal fouten/aantal antwoorden) Rep = 1 (147/(200 x 5)) = 0, = aantal subjecten (freq optellen) 5 = aantal items (a,b,c,d,e) Opmerking: Rep > 0,90 = goede FIT

43 VOORBEELDEN VAN STUDIES Onderzoek naar soldaten tijden WO II: angstsymptomen Volgorde van symptomen op latente variabele 1 violent pounding of the heart 2 sinking feeling of the stomach 7 shaking or trembling all over 4 feeling sick at the stomach 10 feeling of stiffness 3 feeling of weakness or feeling faint 6 vomiting 9 losing control of the bowels 8 urinating in pants MULTICATEGORIËLE ITEMS Items met meer dan 2 antwoordalternatieven Voorbeeld: hoe vaak ga je naar de cinema? K items Aantal items: k Mogelijke patronen: 2 k Toegelaten patronen: k + 1 = sterke restricties voor de gegevens Betekenis van observatie van redelijk goede fit - Er bestaat een bepaalde, vaste, volgorde van symptomen (= ordinale info i.v.m. symptomen) - Sommige soldaten komen één of meer fasen verder dan anderen (= ordinale informatie i.v.m. subjecten) - Laat voorspelling toe - Er bestaat een intrinsieke afhankelijkheid tussen de verschillende symptomen waardoor ze geordend kunnen worden van minder naar meer ernstig - Suggereert dat symptomen van één onderliggend, laten, continuüm afkomstig zijn - Gemeenschappelijk mechanisme dat graad van psychologische stress reflecteert - Fysiologische basis? - Schaaltechnieken kunnen een belangrijke rol spelen in theorievorming

44 Verbale vaardigheid WAT TE DOEN ALS HET MODEL ONVOLDOENDE BIJ GEGEVENS PAST? Stel: - Subject 1 lost item a op: S1 > Sa - Subject 1 lost item b niet op: S1 < Sb - Subject 2 lost item b op: S2 > Sb SUBJECT 1 - Domineert item a in beide vaardigheden - Domineert item b enkel in verbale vaardigheid SUBJECT 2 - Domineert item a enkel in rekenvaardigheid - Domineert item b in beide vaardigheden a 1 b 2 Observatie: subject 2 lost item a niet op: S2 < Sa Probleem: dit kunnen we niet op een rechte zetten! Oplossing: model uitbreiden tot meer dimensies - Minder restricties - Minder structuur a 1 b 2 Rekenvaardigheid

45 3.3. Voorkeursgegevens VOORBEELD 1 Elk schilderij heeft voor een bepaald subject een bepaalde aantrekkelijkheid Geometrisch model: continuüm van aantrekkelijkheid voorstellen als rechte lijn Hoe verschillen in voorkeur tussen objecten voorstellen? Elk subject wordt afgebeeld als punt op het continuüm = ideaalpunt voor subject i Absolute afstand tussen ideaalpunt en stimuluspunt neemt af naarmate het subject een grotere voorkeur heeft voor het schilderij VOORBEELD 2 Subject 1: Subject 2: Subject 3: a > b > c > d b > a > c > d d > c > b > a a b c d Aan verschil in afstand in het geometrisch model correspondeert een grootte van verschil in schaalwaarden in het numerisch model. Observatie a 1 b d1a < d1b S1 Sa < S1 Sb c d1a < d1b : geen dominantie-relatie, want er worden absolute afstanden gebruikt! Denkbeeldige stimulus c wordt door het subject altijd verkozen boven elke andere stimulus = ideaalpunt VERSCHIL MET ENKELVOUDIGE PRIKKELGEGEVENS 2 verzamelingen van entiteiten Relatie tussen 2 entiteiten Enkelvoudige prikkelgegevens 1 > a Relatie tussen 2 paren van entiteiten Voorkeursgegevens 1: a > b S1 Sa > 0 S1 Sa < S1 Sb a 1 a 1 b

46 VOORKEURSSCHALEN J-Schaal (joint scale) - Bevat posities van subjecten en stimuli - Gemeenschappelijk HOE VAN I-SCHAAL NAAR J-SCHAAL? 3 stimuli a, b en c a ab b ac bc c I-Schaal (individual scale) - Rangorde van stimuli voor een individueel subject - Voorkeuren - ERS, data, gegevens HOE VAN J-SCHAAL NAAR I-SCHAAL? Principe: J-schaal opvouwen ter hoogte van het ideaalpunt van ieder subject i Voorbeeld (I) (II) (III) (IV) Intervallen (I), (II), (III) en (IV) bepalen de 4 regio s voor ideaalpunten. Voor elk segment kunnen we nagaan welke I-schaal geproduceerd moet worden door subjecten die hun ideaalpunt in het segment hebben. (I) (II) (III) (IV) a > b > c b > a > c b > c > a c > b > a (1) b > c > d > a (2) c > d > b > a (3) d > c > b > a (4) b > c > a > d 4 stimuli a, b, c en d a ab acad b bc bd c cd d a 4 b 1 c 2 d 3 (I) (II) (III) (IV) (V) (VI) (VII) Intervallen (I), (II), (III), (IV), (V), (VI) en (VII) bepalen de 7 regio s voor ideaalpunten. Voor elk segment kunnen we nagaan welke I-schaal geproduceerd moet worden door subjecten die hun ideaalpunt in het segment hebben.

47 Algemeen - Bij n stimuli wordt de J-schaal ingedeeld in [n(n 1)/2] + 1 segmenten - Aantal stimuli: n - Aantal mogelijke rangordeningen: n! - Aantal toegestane rangordeningen: [n(n-1)/2] + 1 Kenmerken - Er kan maximum één paar met tegengestelde I-schalen voorkomen (= gesitueerd in intervallen aan de uiteinden van de J- schaal) - Er kunnen slechts 2 stimuli als laatste stimulus in de I-schalen voorkomen (= meest extreme stimuli op de J-schaal) - Wanneer een middelpunt overschreden wordt, verwisselt de voorkeur van de 2 stimuli, terwijl de rangorde van de andere stimuli dezelfde blijft (= bepaald door de volgorde van de middelpunten tussen de stimuli op de J-schaal (grootte van de afstanden tussen de stimuli + volgorde van stimuli zelf)) Geordend metrische schaal - Informatie over rangorde van schaalwaarden en afstanden tussen schaalwaarden: Sa > Sb S a > S b Sa Sb > Sc Sd S a S b > S c S d - Tussen ordinale schaal en intervalschaal Ordinaal: informatie over rangorde wordt bewaard Sa > Sb S a > S b Interval: informatie over rangorde en over verhoudingen tussen afstanden wordt bewaard (Sa Sb)/(Sc Sd) (S a S b)/(s c S d) Interval I: Interval II: Interval III: Interval IV: Interval V: Interval VI: Interval VII: a > b > c > d b > a > c > d b > c > a > d b > c > d > a c > b > d > a c > d > b > a d > c > b > a

48 ONTVOUWINGSTECHNIEK VAN COOMBS (van I-schalen naar J-schaal) GEGEVEN I-schalen frequentie a b c e f d 3 c b f d a e 7 b a c e f d 12 c b f a d e 1 d f c b a e 5 c b a f e d 4 e a b c f d 6 b c a f e d 5 f c d b a e 8 c f b d a e 12 a b e c f d 7 b c a e f d 9 f c b d a e 9 c b a f d e 3 f d c b a e 3 a e b c f d 2 VOORWAARDE 1 Er kunnen maximaal [n(n 1)/2] + 1 verschillende I- schalen voorkomen bij een J-schaal met n stimuli - Aantal stimuli = 6 - Aantal I-schalen = (6x5)/2 + 1 = 16 VOORWAARDE 2 Er kan maximum één paar met tegengestelde I- schalen voorkomen? (1) d f c b a e (2) e a b c f d KLOPT! DIT WORDEN DE UITEINDEN VAN DE SCHAAL I-schalen frequentie d f c b a e 5 a b c e f d 3 c b f d a e 7 b a c e f d 12 c b f a d e 1 c b a f e d 4 b c a f e d 5 f c d b a e 8 c f b d a e 12 a b e c f d 7 b c a e f d 9 f c b d a e 9 c b a f d e 3 f d c b a e 3 a e b c f d 2 e a b c f d 6 KLOPT!

49 VOORWAARDE 3 Er kunnen slechts twee verschillende stimuli voorkomen als laatste stimulus in de I-schalen (1) e (2) d KLOPT! VOORWAARDE 4 Als er een middelpunt PQ overschreden wordt, verandert de voorkeur van P over Q naar Q over P I-schalen frequentie d f c b a e 5 f d c b a e 3 f c d b a e 8 f c b d a e 9 c f b d a e 12 c b f d a e 7 c b f a d e 1 c b a f d e 3 c b a f e d 4 b c a f e d 5 b c a e f d 9 b a c e f d 12 a b c e f d 3 a b e c f d 7 a e b c f d 2 e a b c f d 6 J-SCHAAL VORMEN - Teken alle middelpunten (de onderstreepte stimuli) in de volgorde dat ze verwisseld werden. - Begin met de uiterste stimuli te tekenen en ga zo verder met de andere middelpunten van de uiterste stimuli met andere stimuli. Hier: - Middelpunten: df dc db fc fb da fa de cd fe ca ba ce be ae - Uiterste stimuli: d en e, deze teken je eerst aan de hand van middelpunt de - Vervolgens teken je a, b, c en f aan de hand van df, dc, db, da, fe, ce, be en ae - Je zal de middelpunten eventueel wat moeten verschuiven

50 INTERPRETATIE - Volgorde van stimuli (a) Komt overeen met bepaalde stimuluseigenschap Bv. schilderijen van abstract naar figuratief (b) Subjecten gebruiken meet complexe criteria Bv. uit multidimensionale oplossing kan blijken dat de abstract/figuratieve dimensie één van de karakteristieken is die voorkeur bepalen (c) Belang van theorie Bv. expliciete hypothese dat abstract/figuratief getoetst kan worden via schaaloplossing - Volgorde van afstanden tussen stimuli Bv. verschil in aantrekkelijkheid tussen schilderijen f en c is veel groter dan tussen schilderijen d en f - Verdeling van subjecten over de schaal (a) Subjecten kunnen geclassificeerd worden m.b.t. hun voorkeur voor abstracte vs. figuratieve schilderijen (b) Nuttig om relaties met andere variabelen te onderzoeken HOE VAN I-SCHALEN NAAR J-SCHAAL: MOGELIJKHEDEN (a) Indien beperkt aantal: beschouwen als toevallige afwijkingen van I-schalen die wel in overeenstemming zijn met J-schaal Voorbeeld: 96 subjecten en 6 schilderijen Ook 4 subjecten met afwijkende I-schaal (J-schaal verklaart 96 % van gegevens) Percentage I-schalen die door schaaloplossing verklaard worden = index voor graad van aangepastheid van schaaloplossing aan gegevens Ruwe vuistregel: wanneer unidimensionale J-schaal minstens 80% van de gegevens verklaart = valiede schaal (b) Multidimensionele oplossing Voorbeeld: uitbreiden naar 2 dimensies Ideaalpunt van een subject is nu een punt in een twee-dimensionale ruimte Relatieve voorkeur voor stimuli nu weergegeven als verschil in relatieve afstand ideaalpunt-stimulusa en ideaalpunt-stimulusb Naarmate meer dimensies, minder restrictief (c) Probabilistisch ontvouwen

51 VOORBEELDSTUDIE: RITSEMA EN VAN DER KLOOT Onderdeel van ruimere studie over cognitieve gelijkheid tussen docenten en studenten 4 docenten (x, y, z en w) van voorbereidende opleiding psychologie nemen drie keer aan onderzoek deel (begin, halverwege en einde opleiding) 4 uitspraken (1) Gedrag wordt veel sterker ingegeven door emoties dan door rationele overwegingen (2) Mensen kunnen in praktisch elk denkbare richting veranderd worden als de omgeving op de juiste wijze gecontroleerd wordt (3) Aangeboren eigenschappen zijn in sterke mate bepalend voor het soort persoon dat iemand later wordt (4) De belangrijkste voorwaarde voor mensen om te veranderen is dat ze een helder inzicht in hun situatie hebben VERALGEMENINGEN Docenten genereren over de cursusperiode niet altijd dezelfde rangorde, maar hun ideaalpunt verschuift hoogstens één stap over de schaal heen en weer J-schaal lijkt overeen te komen met de basisovertuiging i.v.m. nature-nurture problematiek - Docenten links: belang van aangeboren eigenschappen - Docenten rechts: belang van omgevingsinvloeden Uitspraken worden in alle mogelijke triades aangeboden Respondent moet telkens aangeven met welke uitspraak hij/zij het meest instemt en met welke het minst Laat toe voor iedere docent op de drie tijdstippen een voorkeurrangorde van de uitspraken af te leiden

52 BASISPRINCIPES BIJ HET OPZETTEN VAN EXPERIMENTEEL ONDERZOEK 1. Inleiding 2 PROBLEMEN (1) Het probleem van de meetbaarheid van psychologische variabelen (onderwerp van H2) (2) Hoe causaliteit uit geobserveerde gegevens infereren? Hoe kunnen uit de gegevens valide (geldige) conclusies getrokken worden over onderzoekshypothese? (onderwerp van H3) DRIE BASISPRINCIPES (1) Maximiseren van experimentele variabiliteit (2) Minimiseren van foutenvariabiliteit (3) Maximiseren van controle op storende variabelen

53 2. Variabelen en proefopzet 2.1. Het skelet van een experiment ALTIJD TENMINSTE 1 ONAFHANKELIJKE VARIABELE Variabele die wordt gemanipuleerd Resulteert in verschillende experimentele condities of behandelingen (specificeert hoe verschillende subjecten behandeld worden in verschillende condities) Tenminste 2 niveaus (1) Ofwel ziet subject agressief TV fragment (2) Ofwel ziet subject neutraal TV fragment Meerdere niveaus Voorbeeld: Shepard & Metzler - Onafhankelijke variabele = grootte van hoek waarover het ene object gedraaid moet worden om met het andere object samen te vallen (bv. 9 niveaus) - Resultaten = reactietijd neemt toe naarmate rotatiehoek toeneem - Mogelijke interpretatie = mentale rotatie is analoog aan fysische rotatie ALTIJD TENMINSTE 1 AFHANKELIJKE VARIABELE Observatievariabele (data, gegevens) Nagaan in welke mate de data afhankelijk zijn van het niveau van de onafhankelijke variabele POTENTIEEL STORENDE VARIABELEN WORDEN GECONTROLEERD (CONTROLEVARIABELEN) Afhankelijke variabele niet alleen beïnvloed door onafhankelijke variabele, maar door ontelbare andere variabelen Cf. interne validiteit: een storende variabele varieert mee met een onafhankelijke variabele en oefent een invloed uit op de afhankelijke variabele BEDOELING VAN EXPERIMENT Nagaan in welke mate de data afhankelijk zijn van het niveau van de onafhankelijke variabele ANDERE TERMINOLOGIE Causale vs. effectvariabele Antecedens- vs. consequensvariabele Indien X vs. dan Y variabele Gemanipuleerde vs. geobserveerde variabele Kan suggereren dat een correlationeel verband voldoende is om een causaal verband te infereren (= verkeerd!!!)

54 2.2. Correlationeel verband/causaal verband VOORBEELD 1 Studie waarin correlatie gevonden werd tussen voorkomen van ooievaars en hoogte van het geboortecijfer GEEN CAUSAAL VERBAND Verband bepaald door urbanisatiegraad: relatief meer ooievaars en jonge gezinnen (= meer kinderen) op platteland VOORBEELD 2 Studie over gebruik van contraceptiva in Taiwan VRAAG: Welke gedrags- en omgevingsvariabelen voorspellen het gebruik van voorbehoedsmiddelen? METHODE (a) Vragenlijst voor verschillende variabelen (b) Correlatie berekenen tussen variabelen en uitslag op vragenlijst RESULTAAT: Hoogste correlatie tussen gebruik van contraceptiva en aantal elektrische apparaten CONCLUSIE: Probleem van tienerzwangerschappen oplossen door gratis broodroosters uit te delen in secundaire scholen PROBLEMEN (1) Sterkte van verband misschien te groot (2) Vermoedelijk geen causaal verband, maar oorzaak door 3 de variabele (opleidingsniveau of inkomen) die verband houdt met variabelen VOORBEELD 3 Pearson en TBC VADER VAN PEARSON Correlatie-coëfficiënt is de maat van sterkte van verband tussen 2 variabelen PEARSON Correlatie-coëfficiënt tussen -1 en +1 (-1) perfect negatief verband (0) geen verband (+1) perfect positief verband CORRELATIE TUSSEN BIOLOGISCHE VARIABELEN Kans dat ouders TBC krijgen en dat kinderen TBC krijgen = 0,50 Erfelijke overdraagbaarheid van TBC (eugenetica) LATERE ONTDEKKING TBC bacil en hygiëne zijn verantwoordelijk voor ziekte

55 VOORBEELD 4 Goldberger en de pellagra ziekte SYMPTOMEN Duizeligheid, slaperigheid, schilferende zweren, overgeven en diarree 1 STE HYPOTHESE (NASP) Pellagra wordt veroorzaakt door een leven microorganisme of unknown origin EVIDENTIE Correlatie tussen sanitaire omstandigheden en voorkomen van pellagra - Geen pellagra: goede loodgieterij en riolering - Wel pellagra: minder hygiënische wijken Reden voor correlatie: bij slechte sanitaire omstandigheden wordt de ziekte overgedragen via de uitwerpselen van pellagra-zieken (= causaal verband!) 2 DE HYPOTHESE (GOLDBERGER) Pellagra wordt veroorzaakt door inadequate voedingsgewoontes (gevolg van armoede) - Voeding is wel rijk aan koolhydraten, maar arm aan proteïnen - Gezinnen met betere voedingsgewoontes zijn welstellender en beschikken over betere sanitaire voorzieningen EVIDENTIE Correlatie tussen sanitaire omstandigheden en pellagra (= geen causaal verband!). Cruciale variabele manipuleren als onafhankelijke variabele TEST 1: HYPOTHESE DAT PELLAGRA OVERGEDRAGEN WORDT DOOR BESMETTING - Bloed inspuiten: geen effect - Keel- en neusvocht eten: geen effect - Balletjes eten: geen effect FALSIFIEERDE HYPOTHESE TEST 2: HYPOTHESE DAT PELLAGRA TE MAKEN HEEFT MET VOEDINGSGEWOONTES - Groep 1 (weinig proteïnen + veel koolhydraten) wel effect - Groep 1 kreeg een meer evenwichtig dieet geen effect BEVESTIGDE HYPOTHESE Opmerking: ethische vragen OBSERVATIE VAN VERBAND ONDER GECONTROLEERDE OMSTANDIGHEDEN Omstandigheden waarbij de onafhankelijke variabele als een causale variabele wordt gemanipuleerd Wanneer X aanwezig is, wordt effect op Y geobserveerd (X Y) Andere variabelen kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor het effect op Y Wanneer X afwezig is, wordt geen effect op Y geobserveerd X = noodzakelijke en voldoende voorwaarde

56 2.3. Meerdere onafhankelijke en afhankelijke variabelen mogelijk EXPERIMENT MET VERLOOP VAN PROEFBEURT Presentatie van woord (zoek-object) Tachistoscopische presentatie van een scène Scène wordt gemaskeerd Tegelijk wordt cue (teken) aangeboden Proefpersonen moeten beslissen of op de plaats van de cue een voorwerp stond met de naam van het woord (a) Geval 1-1 OV: voorwerp waarschijnlijk in scène of niet - 1 AV: percentage fouten UNIFACTORIEEL en UNIVARIAAT (b) Geval 2-1 OV: voorwerp waarschijnlijk in scène of niet - Meer AV: percentage treffers/valse alarmen UNIFACTORIEEL en MULTIVARIAAT (c) Geval 3 - Meer OV: voorwerp waarschijnlijk in scène of niet + gemakkelijk gezichtspunt of niet - 1 AV: percentage fouten MULTIFACTORIEEL en UNIVARIAAT (d) Geval 4 - Meer OV: voorwerp waarschijnlijk in scène of niet + gemakkelijk gezichtspunt of niet - Meer AV: percentage treffers/valse alarmen MULTIFACTORIEEL en MULTIVARIAAT IMPLICATIES VOOR DATA-ANALYSE Univariaat: vaak variantie-analyse (ANOVA) Multivariaat: vaak multivariate variantie-analyse (MANOVA)

57 3. Validiteitsvoorwaarden 3.1. Inleiding 3.2. Validiteit van statistische conclusie COOK EN CAMPBELL: 4 VORMEN VAN VALIDITEIT WAARAAN EXPERIMENTEEL ONDERZOEK MOET VOLDOEN (1) Validiteit van statistische conclusie Covariantie tussen onafhankelijke en afhankelijke variabele(n) (2) Interne validiteit Causaal verband van een geoperationaliseerde variabele naar een andere (3) Constructvaliditeit Theoretische constructen die aan de basis liggen van het causaal verband (4) Externe validiteit Generalisatie naar andere personen, situaties en momenten en naar andere operationalisaties STATISTISCHE DATA-ANALYSE (= BESLISSINGSMODEL) Hiermee beslist men of de onderzoekshypothese al dan niet aangehouden wordt. VOORWAARDEN (1) Power-analyse - Hoe groot moet de steekproef minstens zijn om een effect van een bepaalde grootte te kunnen observeren? - Is de studie gevoelig genoeg om iets te concluderen over de covariatie tussen onafhankelijke en afhankelijke variabele(n)? (2) Significantie-toetsen Is er voldoende evidentie om te besluiten dat de variabelen covariëren? (onderscheid onderzoekshypothese statistische hypothese) (3) Effect-grootte Hoe sterk variëren de variabelen? BEDREIGINGEN Te lage statistische power (vb. te kleine steekproef) Data voldoen niet aan voorwaarden van model (vb. variantie-analyse veronderstelt dat score op afhankelijke variabele normaal verdeeld is)

58 3.3. Interne validiteit Een onderzoek is intern valied als de waargenomen variatie in de afhankelijke variabele op ondubbelzinnige wijze kan toegeschreven worden aan variatie in de onafhankelijke variabele en niet aan variatie in een storende variabele. PROBLEMEN (1) Richting van verband (A B of B A) Voorbeeld: leidt het kijken naar geweld op TV tot meer agressief gedrag? Of kijken agressieve kinderen liever naar gewelddadige TV-programma s? (Studie van Belson) Meestal geen probleem in experimenteel onderzoek (manipulatie van onafhankelijke variabele) (2) Invloed van storende variabele (SV) Storende variabele - Geen deel van hypothese - Invloed op afhankelijke variabele - Varieert mee met onafhankelijke variabele Indien variatie geobserveerd wordt in afhankelijke variabele en indien er onzekerheid is of die variatie te wijten is aan de onafhankelijke variabele of aan een storende variabele NIET INTERN VALIED Andere termen - Concomitante (samengaan) variabele - Contaminerende (door elkaar halen) variabele - Nuisance (last) of confounding (verwarren) variabele Andere terminologie Alternatieve of rivaliserende hypothese - Specificeert verband tussen AV en andere variabele dan de OV - Toetsen in experiment waarin alleen OV effect kan hebben Voorbeeld 1 De Pepsi challenge Proefopzet Mensen proeven 2 cola s en geven voorkeur Resultaat Pepsi Cola > Coca Cola Storende variabele o Pepsi Cola: glas met letter M o Coca Cola: glas met letter Q Is voorkeur te wijten aan Pepsi of letter M? Later onderzoek: voorkeur voor letter M! OV AV SV Pepsi Cola vs. Coca Cola Glas M vs. Glas Q Voorkeur in smaaktest

59 Voorbeeld 2 Perceptuele verdediging (McGinnies) Hypothese Het perceptuele systeem verdedigt zich tegen bedreigende, onaangename of angstopwekkende stimuli Procedure o Tachistoscopische presentatie van een woord o Presentatietijd wordt verhoogd tot de proefpersoon het word kan identificeren o Manipulatie: neutraal woord of seksueel geladen woord Interpretatie o Woorden worden op onbewust niveau geïdentificeerd o Woord is angstverwekkend: bewuste identificatie wordt verhinder (vertraagd) Storende variabele Woordfrequentie Oplossing Woordfrequentie controleren Later onderzoek Woordfrequentie speelt inderdaad belangrijke rol Neutraal of seksueel OV AV SV Woord frequentie Herkennings drempel Voorbeeld 3 Hypothese Als een voorwerp in een scène thuishoort (A), trekt dat voorwerp de aandacht (B) Stimuli Scènes met daarin voorwerpen (sommige zijn onbestaand: nonobjecten) Taak Tel het aantal nonobjecten Variabelen o OV: scène-consistentie van objecten o AV: kans dat een object gefixeerd wordt Predictie Kans dat een scène-consistent object gefixeerd wordt is groter dan kans dat een scèneinconsistent object gefixeerd wordt Scèneconsistentie van object + Identificeer baarheid in periferie Kans dat object gefixeerd wordt + - Nog een evidentie o Voorwerpen die in scène thuishoren kunnen verder in de periferie geïdentificeerd worden o Als voorwerp als in periferie geïdentificeerd is, heeft het minder kans gefixeerd te worden

60 NABESPREKING Valse positieve bevindingen (voorbeeld 1 en 2) Er is sprake van een derde variabele die ervoor zorgt dat er een covariatie is tussen A en B, zonder dat er een causaal verband is tussen A en B Valse negatieve bevindingen (voorbeeld 3) Er is sprake van een derde variabele die ervoor zorgt dat de covariatie tussen A en B verdoezeld wordt, terwijl er in werkelijkheid een causaal verband is tussen A en B MANIER 1 + B MANIER 2 A MANIER 3 A - B - C + B - C + - A - + C

61 3.4. Constructvaliditeit Wat zijn de theoretische constructen die aan de basis liggen van het causaal verband? Interne validiteit: relatie tussen geoperationaliseerde variabelen Constructvaliditeit: mogen we uitspraken doen over de onderliggende theoretische constructen? Voor alle variabelen die in het onderzoek betrokken zijn: - Onafhankelijke variabele(n) - Afhankelijke variabele(n) - Controlevariabele(n) VOORBEELD 1 Perceptuele verdediging Observatievariabele Tijd nodig om woord te herkennen Veronderstelling De tijd is de reflectie van processen die aan de basis liggen van perceptuele herkenning van woorden Alternatief Proefpersonen zijn weerhoudend om woord uit te spreken (eerder dan woord perceptueel te herkennen) VOORBEELD 2 Invloed van scèneconsistentie op objectidentificatie Observatievariabele Fixatietijd op scèneconsistente vs. inconsistente objecten Veronderstelling De tijd is de reflectie van processen die aan de basis liggen van objectidentificatie Alternatief Langere fixatieduur op scène-inconsistente objecten is een verrassingseffect Mogelijke manier om constructvaliditeit van AV (eerste fixatieduur als operationalisering van objectidentificatie) te onderzoeken Effect van andere variabelen die een effect hebben op objectidentificatie Voorbeeld: gezichtspunt van waaruit voorwerp bekeken wordt o Non-object zoektaak o Voorwerpen vanuit gemakkelijk gezichtspunt versus moeilijk gezichtspunt o Predictie: langere eerste fixatietijd vanuit moeilijk gezichtspunt

62 3.5. Externe validiteit Een onderzoek is extern valied, als de conclusies van het onderzoek veralgemeend kunnen worden naar andere participanten, situaties en tijdsmomenten (ook veralgemening naar andere operationaliseringen van onafhankelijke en afhankelijke variabelen) 2 MANIEREN (1) Engere betekenis van veralgemening - Veralgemening naar grotere populatie of naar andere (meer natuurlijke) situaties - Nadruk op individuele studie VOORBEELD 1 Nieuwe therapeutische techniek Uitproberen bij beperkt aantal patiënten Nagaan in hoeverre het veralgemeenbaar is naar grotere populatie patiënten en/of breder gamma van specifieke aandoeningen VOORBEELD 2 Opiniepeiling (= geen experimenteel onderzoek) Op basis van opinie bij een steekproef conclusies trekken over de hele doelpopulatie VOORBEELD 3 Presidentsverkiezing in VS Opiniepeiling: Dewey (republikein) haalt het van Truman (democraat) Enquête volgens telefoongids: nog niet zo verspreid = vooral hogere klasse Kranten: al gedrukt dat Dewey zou winnen (2) Bredere betekenis: belang van theorie Onderzoeker is niet geïnteresseerd in verband tussen geoperationaliseerde variabelen op zich, maar hij wil theoretische conclusies trekken VOORBEELD Pavlov met honden Interesse in theoretische leerprincipes en niet in het ontdekken van een nieuwe manier om honden te laten saliveren BELANG VAN THEORIE Gevolg: externe validiteit overstijgt vaak individuele experimenten SYSTEMATISCHE REPLICATIE Externe validiteit: nagaan via nieuw onderzoek Externe validiteit van originele conclusie van Pavlov kon niet nagegaan worden door originele experiment zelf te analyseren, wel door nieuwe experimenten te doen (a) Directe replicatie Originele studie zo exact mogelijk overdoen (b) Systematische replicatie Originele studie overdoen, maar met systematische variatie wat betreft participanten, situaties, tijdsmomenten en/of operationaliseringen van variabelen

63 SPANNING INTERNE EXTERNE VALIDITEIT Interne validiteit kan verhogen door striktere experimentele controle op mogelijke storende variabelen Gevolgen Specifiekere, artificiële situatie Grotere afstand van het echte leven (cf. externe validiteit) Kritiek Kennis verworven in een experiment zegt niets over het echte leven Belang van interne validiteit en theorie

64 4. Experimentele vs. foutenvariabiliteit Psychologen zijn geïnteresseerd in variatie in gedrag en wat deze bepaalt Hypothese Variatie in afhankelijke variabele wordt bepaald door variatie in onafhankelijke variabele VOORBEELD 1 Klassieke conditionering (Pavlov) Onvoorwaardelijke stimulus: vlees Onvoorwaardelijke respons: saliveren op vlees Voorwaardelijke stimulus: toon Voorwaardelijke respons: saliveren op toon Voor conditionering OS OR VS oriënteringsreflex Tijdens conditionering VS + OS OR Na conditionering VS VR Verklaring Biologische predispositie om bepaalde associaties gemakkelijker te leren dan andere VOORBEELD 3 Kankerpatiënten (Bernstein) Groep 1: ijssoort uur voor chemo Groep 2: ijssoort zonder chemo Groep 3: geen ijs, wel chemo Gevolg: groep 1 heeft afkeer van ijssoort Toepassing Kankerpatiënten hebben vaak gewichtsverlies tijdens de chemotherapie Oorzaak: aangeleerde aversie voor voedsel dat ze voor de chemotherapie aten Behandeling: kort voor therapie nieuwe ijssmaak toedienen VOORBEELD 2 Garcia-effect Groep 1: Zoet water, licht, lawaai (= VS) + misselijk (= OV) Groep 2: Zoet water, licht, lawaai (= VS) + elektrische schok (=OV) Groep 1 vermijdt zoet water, groep 2 vermijdt licht en lawaai Onafhankelijke variabele X VS (ijs) + OS (nausea) alleen OS (nauseau) alleen VS (ijs) afhankelijke variabele Y hoeveelheid gegeten ijs van nieuwe soort

65 4.1. Totale variantie = n = aantal subjecten per conditie p = aantal condities Werkwijze - Afwijking van elke score t.o.v. het totale gemiddelde - Kwadrateren - Sommeren over n en p - Delen door totale aantal proefpersonen 1 Opmerking Te wijten aan bronnen van variabiliteit die niets met onafhankelijke variabele te maken hebben, want binnen een groep blijft het niveau van de onafhankelijke variabele hetzelfde Bronnen van variabiliteit zijn niet enkel actief bij subjecten van eenzelfde groep, ook bij subjecten van verschillende groepen Voorbeelden - Individuele voorkeur voor bepaalde smaken - Moment van de dag waarop smaaktest plaatsvindt - Wegingsprocedure - Leeftijd, geslacht 4.3. Variantie tussen groepen 4.2. Variantie binnen elke groep = = Werkwijze - Afwijking van elke score t.o.v. gemiddelde van specifieke conditie - Kwadrateren - Sommeren over aantal proefpersonen per conditie - Delen door aantal proefpersonen per conditie 1 Werkwijze - Schatting van variantie door rekening te houden met varianties van alle condities - Gemiddelde kwadraat binnen de groepen GKBG Opmerking Bij verschillen tussen individuen van verschillende groepen: één bijkomende bron van variabiliteit (ten gevolge van manipulatie van onafhankelijke variabele)

lengte aantal sportende broers/zussen

lengte aantal sportende broers/zussen Oefening 1 Alvorens opgenomen te worden in een speciaal begeleidingsprogramma s voor jonge talentvolle lopers, worden jonge atleten eerst onderworpen aan een aantal vragenlijsten en onderzoeken. Uit het

Nadere informatie

DOS-oefening 2. lengte Aantal sportende broers/zussen

DOS-oefening 2. lengte Aantal sportende broers/zussen DOS-oefening 2 Oefening 1: meetniveaus Alvorens opgenomen te worden in een speciaal begeleidingsprogramma s voor jonge talentvolle lopers, worden jonge atleten eerst onderworpen aan een aantal vragenlijsten

Nadere informatie

Methoden van het wetenschappelijk onderzoek: positief wetenschappelijke benadering

Methoden van het wetenschappelijk onderzoek: positief wetenschappelijke benadering Methoden van het wetenschappelijk onderzoek: positief wetenschappelijke benadering 1. 1.1 De logica van het wetenschappelijk onderzoek Wetenschap en gezond verstand Het hoofddoel van wetenschap is kennis

Nadere informatie

Methoden van het wetenschappelijk onderzoek (a) positief-wetenschappelijke benadering door: Prof. Dr. K. Verfaille

Methoden van het wetenschappelijk onderzoek (a) positief-wetenschappelijke benadering door: Prof. Dr. K. Verfaille Methoden van het wetenschappelijk onderzoek (a) positief-wetenschappelijke benadering door: Prof. Dr. K. Verfaille Hoofdstuk 1. De logica van het wetenschappelijk onderzoek 1.1.Wetenschap en gezond verstand

Nadere informatie

H1: De logica van het wetenschappelijk onderzoek

H1: De logica van het wetenschappelijk onderzoek H1: De logica van het wetenschappelijk onderzoek 1. Wetenschap en gezond verstand 1.1 Kennis Hoofddoel van wetenschap (en gezond verstand) = kennis verwerven Gezond verstand gaat kennis verwerven d.m.v.

Nadere informatie

2) De voornaamste en meest frequente manier waarop vooruitgang gemaakt wordt in de

2) De voornaamste en meest frequente manier waarop vooruitgang gemaakt wordt in de Proefexamen wetenschappelijke methoden 1) Een intervalschaal is: a) Een absolute schaal van afstanden b) Een absolute schaal van rangordeningen c) Een verhoudingsschaal van afstanden d) Een verhoudingsschaal

Nadere informatie

1 De logica van het wetenschappelijk onderzoek 1.1 WETENSCHAP EN GEZOND VERSTAND

1 De logica van het wetenschappelijk onderzoek 1.1 WETENSCHAP EN GEZOND VERSTAND 1 De logica van het wetenschappelijk onderzoek 1.1 WETENSCHAP EN GEZOND VERSTAND 1.1.1 Kennis Hoofddoel van wetenschap en gezond verstand: kennis verwerven Gezond verstand gaat kennis verwerven d.m.v.:

Nadere informatie

A. Business en Management Onderzoek

A. Business en Management Onderzoek A. Business en Management Onderzoek Concepten definiëren Een concept (concept) is een algemeen geaccepteerde verzameling van betekenissen of kenmerken die geassocieerd worden met gebeurtenissen, situaties

Nadere informatie

A. Business en Management Onderzoek

A. Business en Management Onderzoek A. Business en Management Onderzoek Concepten definiëren Een concept (concept) is een algemeen geaccepteerde verzameling van betekenissen of kenmerken die geassocieerd worden met gebeurtenissen, situaties

Nadere informatie

1c Relatie tussen x en y hoeft niet perfect te zijn om een oorzaak van y te laten zijn.

1c Relatie tussen x en y hoeft niet perfect te zijn om een oorzaak van y te laten zijn. MTO A tentamen 1 e gelegenheid 1c Relatie tussen x en y hoeft niet perfect te zijn om een oorzaak van y te laten zijn. 2d Stap empirische cyclus. Volgens Heiman. Afleiden van empirische predicties uit

Nadere informatie

1 De logica van het wetenschappelijk onderzoek

1 De logica van het wetenschappelijk onderzoek 1 De logica van het wetenschappelijk onderzoek Wetenschap en gezond verstand Kennis: hoofddoel van wetenschap, ook in alledaagse leven, gezond verstand Netwerk van concepten Criteria: interne consistentie

Nadere informatie

Inleiding tot de meettheorie

Inleiding tot de meettheorie Inleiding tot de meettheorie Meten is het toekennen van cijfers aan voorwerpen. Koeien Koeien in een kudde, studenten in een auditorium, mensen met een bepaalde stoornis, leerlingen met meer dan 15 in

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2002-I

Eindexamen filosofie vwo 2002-I Opgave 1 Wetenschappelijke verklaringswijzen Maximumscore 3 1 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een antwoord op de vraag of de Weense Kring de uitspraak zinvol zou vinden: ja 1 een omschrijving

Nadere informatie

A. Week 1: Introductie in de statistiek.

A. Week 1: Introductie in de statistiek. A. Week 1: Introductie in de statistiek. Populatie en steekproef. In dit vak leren we de basis van de statistiek. In de statistiek probeert men erachter te komen hoe we de populatie het beste kunnen observeren.

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie vwo II

Eindexamen Filosofie vwo II 3 Antwoordmodel Opgave 1 De empirische werkelijkheid 1 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een goede uitleg van wat het verificatie- en het confirmatieprincipe inhouden 2 een goede uitleg dat

Nadere informatie

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: Het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs: Stadium van het instructie model Oriëntatiefase

Nadere informatie

Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen)

Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen) Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen) Tabel 1, schematisch overzicht van abstracte begrippen, variabelen, dimensies, indicatoren en items. (Voorbeeld is ontleend aan de masterscriptie

Nadere informatie

5.0 Voorkennis. Er zijn verschillende manieren om gegevens op een grafische wijze weer te geven: 1. Staafdiagram:

5.0 Voorkennis. Er zijn verschillende manieren om gegevens op een grafische wijze weer te geven: 1. Staafdiagram: 5.0 Voorkennis Er zijn verschillende manieren om gegevens op een grafische wijze weer te geven: 1. Staafdiagram: De lengte van de staven komt overeen met de hoeveelheid; De staven staan meestal los van

Nadere informatie

Hoofdstuk 18. Verbanden tussen variabelen vaststellen en interpreteren

Hoofdstuk 18. Verbanden tussen variabelen vaststellen en interpreteren Hoofdstuk 18 Verbanden tussen variabelen vaststellen en interpreteren Analyse van verbanden Analyse van verbanden: bij de analyse van verbanden stel je vast of er een stabiel verband bestaat tussen twee

Nadere informatie

5.0 Voorkennis. Er zijn verschillende manieren om gegevens op een grafische wijze weer te geven: 1. Staafdiagram:

5.0 Voorkennis. Er zijn verschillende manieren om gegevens op een grafische wijze weer te geven: 1. Staafdiagram: 5.0 Voorkennis Er zijn verschillende manieren om gegevens op een grafische wijze weer te geven: 1. Staafdiagram: De lengte van de staven komt overeen met de hoeveelheid; De staven staan meestal los van

Nadere informatie

Inleiding tot het opstellen van een elektronische enquête met LimeSurvey

Inleiding tot het opstellen van een elektronische enquête met LimeSurvey Inleiding tot het opstellen van een elektronische enquête met LimeSurvey Cursus Wetenschappelijk denken en Informatica voor leidinggevenden in het UZ Brussel (voorjaar 2011) 4-3-2011 Herhaling titel van

Nadere informatie

Doelstelling: Bijsturing van de opvattingen van de leerlingen met betrekking tot magnetische eigenschappen

Doelstelling: Bijsturing van de opvattingen van de leerlingen met betrekking tot magnetische eigenschappen 6-8 jaar Wetenschappelijk inhoud: Natuurkunde Beoogde concepten: Magnetische eigenschappen van verschillende voorwerpen, intensiteit van een magnetisch vel. Beoogde leeftijdsgroep: Leerlingen van 8 jaar

Nadere informatie

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Introductie Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in de huidige snel veranderende maatschappij. In

Nadere informatie

Zelfstudiefiches M&T: Deel 2 (H6-7)

Zelfstudiefiches M&T: Deel 2 (H6-7) Zelfstudiefiches M&T: Deel 2 (H6-7) Hoofdstuk 6 1. Bekijk figuur 6.2. Het meetproces (p. 133 cursus). Dit schema en bijhorende tekst moet je heel goed begrijpen, heel vaak komen tijdens de colleges termen

Nadere informatie

WORKSHOP ONDERZOEKSMETHODEN

WORKSHOP ONDERZOEKSMETHODEN WORKSHOP ONDERZOEKSMETHODEN INHOUD Kwantitatieve onderzoeksmethoden Algemene kenmerken Enquête Experiment Kwalitatieve onderzoeksmethoden Algemene kenmerken Observatie Interview Kwaliteit van het onderzoek

Nadere informatie

Meten: algemene beginselen. Harry B.G. Ganzeboom ADEK UvS College 1 28 februari 2011

Meten: algemene beginselen. Harry B.G. Ganzeboom ADEK UvS College 1 28 februari 2011 Meten: algemene Harry B.G. Ganzeboom ADEK UvS College 1 28 februari 2011 OPZET College 1: Algemene College 2: Meting van attitudes (ISSP) College 3: Meting van achtergrondvariabelen via MTMM College 4:

Nadere informatie

3de bach TEW KBM. Theorie. uickprinter Koningstraat Antwerpen ,00

3de bach TEW KBM. Theorie. uickprinter Koningstraat Antwerpen ,00 3de bach TEW KBM Theorie Q www.quickprinter.be uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen 168 6,00 Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be BOEK 1: ENKELVOUDIGE EN MEERVOUDIGE REGRESSIE

Nadere informatie

Structuur van wetenschappelijke verslagen

Structuur van wetenschappelijke verslagen Structuur van wetenschappelijke verslagen In de wetenschap is een structuur ontwikkeld voor de verslaglegging van toegepast onderzoek. Deze structuur wordt in de meeste wetenschappelijke artikelen aangehouden

Nadere informatie

Hoorcollege 2: Onderzoeksmethoden 08-01-13!!

Hoorcollege 2: Onderzoeksmethoden 08-01-13!! Hoorcollege 2: Onderzoeksmethoden 08-01-13 Stof hoorcollege Hennie Boeije, Harm t Hart, Joop Hox (2009). Onderzoeksmethoden, Boom onderwijs, achtste geheel herziene druk, ISBN 978-90-473-0111-0. Hoofdstuk

Nadere informatie

Implementations of Tests on the Exogeneity of Selected Variables and Their Performance in Practice M. Pleus

Implementations of Tests on the Exogeneity of Selected Variables and Their Performance in Practice M. Pleus Implementations of Tests on the Exogeneity of Selected Variables and Their Performance in Practice M. Pleus Dat economie in essentie geen experimentele wetenschap is maakt de econometrie tot een onmisbaar

Nadere informatie

SPSS Introductiecursus. Sanne Hoeks Mattie Lenzen

SPSS Introductiecursus. Sanne Hoeks Mattie Lenzen SPSS Introductiecursus Sanne Hoeks Mattie Lenzen Statistiek, waarom? Doel van het onderzoek om nieuwe feiten van de werkelijkheid vast te stellen door middel van systematisch onderzoek en empirische verzamelen

Nadere informatie

8. Analyseren van samenhang tussen categorische variabelen

8. Analyseren van samenhang tussen categorische variabelen 8. Analyseren van samenhang tussen categorische variabelen Er bestaat een samenhang tussen twee variabelen als de verdeling van de respons (afhankelijke) variabele verandert op het moment dat de waarde

Nadere informatie

datavisualisatie Stappen 14-12-12 verzamelen en opschonen analyseren van data interpeteren hoorcollege 4 visualisatie representeren

datavisualisatie Stappen 14-12-12 verzamelen en opschonen analyseren van data interpeteren hoorcollege 4 visualisatie representeren Stappen datavisualisatie hoorcollege 4 visualisatie HVA CMD V2 12 december 2012 verzamelen en opschonen analyseren van data interpeteren representeren in context plaatsen 1 "Ultimately, the key to a successful

Nadere informatie

IST Standaard. Intelligentie Structuur Test. meneer 1

IST Standaard. Intelligentie Structuur Test. meneer 1 IST Standaard Intelligentie Structuur Test ID 4589-1031 Datum 25.03.2015 IST Inleiding 2 / 12 INLEIDING De Intelligentie Structuur Test (IST) is een veelzijdig inzetbare intelligentietest voor jongeren

Nadere informatie

HOOFDSTUK I - INLEIDENDE BEGRIPPEN

HOOFDSTUK I - INLEIDENDE BEGRIPPEN HOOFDSTUK I - INLEIDENDE BEGRIPPEN 1.2 Kansveranderlijken en verdelingen 1 Veranderlijken Beschouw een toevallig experiment met uitkomstenverzameling V (eindig of oneindig), de verzameling van alle gebeurtenissen

Nadere informatie

DATA-ANALYSEPLAN (20/6/2005)

DATA-ANALYSEPLAN (20/6/2005) DATA-ANALYSEPLAN (20/6/2005) Inleiding De manier waarop data georganiseerd, gecodeerd en gescoord (getallen toekennen aan observaties) worden en welke technieken daarvoor nodig zijn, dient in het ideale

Nadere informatie

College Week 1 Grondprincipes van de Wetenschap

College Week 1 Grondprincipes van de Wetenschap College Week 1 Grondprincipes van de Wetenschap Inleiding in de Methoden & Technieken 013 014 Hemmo Smit Overzicht van dit college Korte inleiding in het vakgebied Praktische informatie over het vak Wat

Nadere informatie

III.2 De ordening op R en ongelijkheden

III.2 De ordening op R en ongelijkheden III.2 De ordening op R en ongelijkheden In de vorige paragraaf hebben we axioma s gegeven voor de optelling en vermenigvuldiging in R, maar om R vast te leggen moeten we ook ongelijkheden in R beschouwen.

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Onderzoek doen

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Onderzoek doen Samenvatting Maatschappijwetenschappen Onderzoek doen Samenvatting door Lotte 2060 woorden 2 jaar geleden 0 keer beoordeeld Vak Maatschappijwetenschappen Maatschappijwetenschappen: onderzoek doen Hoofdstuk

Nadere informatie

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE 1 DOEL VAN REGRESSIE ANALYSE De relatie te bestuderen tussen een response variabele en een verzameling verklarende variabelen 1. LINEAIRE REGRESSIE Veronderstel dat gegevens

Nadere informatie

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Hoewel kinderen die leren praten geen moeite lijken te doen om de regels van hun moedertaal

Nadere informatie

Wim Lintsen. Cursus De grote vragen van de Kosmos. Deel 2 De methode van de wetenschap

Wim Lintsen. Cursus De grote vragen van de Kosmos. Deel 2 De methode van de wetenschap Wim Lintsen Cursus De grote vragen van de Kosmos Deel 2 De methode van de wetenschap INDELING CURSUS 1.De inventaris van het heelal 2.De methode van de wetenschap 3.Het nieuwe paradigma van de kosmologie

Nadere informatie

Statistiek: Spreiding en dispersie 6/12/2013. dr. Brenda Casteleyn

Statistiek: Spreiding en dispersie 6/12/2013. dr. Brenda Casteleyn Statistiek: Spreiding en dispersie 6/12/2013 dr. Brenda Casteleyn dr. Brenda Casteleyn www.keu6.be Page 2 1. Theorie Met spreiding willen we in één getal uitdrukken hoe verspreid de gegevens zijn: in hoeveel

Nadere informatie

Examenprogramma wiskunde D vwo

Examenprogramma wiskunde D vwo Examenprogramma wiskunde D vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Kansrekening en statistiek

Nadere informatie

Methoden Week 1, 2, 4. College 2. Eerst: stukje wetenschapsfilosofie. Empirisch-analytisch onderzoek. Onderzoeksbenaderingen (wetenschapsparadigma s)

Methoden Week 1, 2, 4. College 2. Eerst: stukje wetenschapsfilosofie. Empirisch-analytisch onderzoek. Onderzoeksbenaderingen (wetenschapsparadigma s) College 2 Wetenschappelijke Onderzoeksmethoden 2009-2010 Methoden Week 1, 2, 4 Methoden Onderzoek en onderzoeksplan Onderzoeksbenaderingen Theorieën en Operationaliseren Rapporteren/communiceren 1 2 Eerst:

Nadere informatie

Samenvatting. Bijlage B

Samenvatting. Bijlage B Bijlage B In dit proefschrift stellen we ons het doel de besluitvorming van agenten en de communicatie tussen deze agenten te beschrijven en te formaliseren opdat de agenten rechtvaardigbare opvattingen

Nadere informatie

Meten en experimenteren

Meten en experimenteren Meten en experimenteren Statistische verwerking van gegevens Een korte inleiding 3 oktober 006 Deel I Toevallige veranderlijken Steekproef Beschrijving van gegevens Histogram Gemiddelde en standaarddeviatie

Nadere informatie

Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau

Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau dr. H. Knipprath ing. J. De Meester STEM Science Engineering Technology Mathematics 2

Nadere informatie

Statistische variabelen. formuleblad

Statistische variabelen. formuleblad Statistische variabelen formuleblad 0. voorkennis Soorten variabelen Discreet of continu Bij kwantitatieve gegevens gaat het om meetbare gegeven, zoals temperatuur, snelheid of gewicht. Bij een discrete

Nadere informatie

Hoofdstuk 7: De analyse en rapportering van jouw empirisch onderzoek

Hoofdstuk 7: De analyse en rapportering van jouw empirisch onderzoek Hoofdstuk 7: De analyse en rapportering van jouw empirisch onderzoek Nadat je je empirisch of veldonderzoek voltooide, en je hebt de data ingevoerd, moet je die ook analyseren, verwerken en rapporteren.

Nadere informatie

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test Werkboek 2013-2014 ANCOVA Covariantie analyse bestaat uit regressieanalyse en variantieanalyse. Er wordt een afhankelijke variabele (intervalniveau) voorspeld uit meerdere onafhankelijke variabelen. De

Nadere informatie

Zelfstudiefiches M&T: Deel 2 (H6-7)

Zelfstudiefiches M&T: Deel 2 (H6-7) Zelfstudiefiches M&T: Deel 2 (H6-7) Hoofdstuk 6 1. Bekijk figuur 6.2. Het meetproces (p. 133 cursus). Dit schema en bijhorende tekst moet je heel goed begrijpen, heel vaak komen tijdens de colleges termen

Nadere informatie

Basiskennis lineaire algebra

Basiskennis lineaire algebra Basiskennis lineaire algebra Lineaire algebra is belangrijk als achtergrond voor lineaire programmering, omdat we het probleem kunnen tekenen in de n-dimensionale ruimte, waarbij n gelijk is aan het aantal

Nadere informatie

Cursus TEO: Theorie en Empirisch Onderzoek. Practicum 2: Herhaling BIS 11 februari 2015

Cursus TEO: Theorie en Empirisch Onderzoek. Practicum 2: Herhaling BIS 11 februari 2015 Cursus TEO: Theorie en Empirisch Onderzoek Practicum 2: Herhaling BIS 11 februari 2015 Centrale tendentie Centrale tendentie wordt meestal afgemeten aan twee maten: Mediaan: de middelste waarneming, 50%

Nadere informatie

6.1. Inleiding Meten: enkele basisbegrippen

6.1. Inleiding Meten: enkele basisbegrippen Hoofdstuk 6: Kwantitatieve en kwalitatieve meting 6.1. Inleiding Meten= het empirisch vaststellen van verschijnselen die een theoretisch concept zo goed mogelijk weerspiegelen, metingen kunnen zowel kwantitatief

Nadere informatie

Hoofdstuk 8 Het toetsen van nonparametrische variabelen

Hoofdstuk 8 Het toetsen van nonparametrische variabelen Hoofdstuk 8 Het toetsen van nonparametrische variabelen 8.1 Non-parametrische toetsen: deze toetsen zijn toetsen waarbij de aannamen van normaliteit en intervalniveau niet nodig zijn. De aannamen zijn

Nadere informatie

V.2 Limieten van functies

V.2 Limieten van functies V.2 Limieten van functies Beschouw een deelverzameling D R, een functie f: D R en zij c R. We willen het gedrag van f in de buurt van c bestuderen. De functiewaarde in c is daarvoor niet belangrijk, de

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting. (Dutch Summary)

Nederlandse Samenvatting. (Dutch Summary) Nederlandse Samenvatting (Dutch Summary) Het aantal oudere mensen in onze maatschappij groeit en de komende jaren zal dit alleen nog maar meer toenemen. De verwachting is dat het aantal mensen dat 65 jaar

Nadere informatie

Hoorcollege 1: Onderzoeksmethoden 06-01-13!!

Hoorcollege 1: Onderzoeksmethoden 06-01-13!! Hoorcollege 1: Onderzoeksmethoden 06-01-13 Stof hoorcollege Hennie Boeije, Harm t Hart, Joop Hox (2009). Onderzoeksmethoden, Boom onderwijs, achtste geheel herziene druk, ISBN 978-90-473-0111-0. Hoofdstuk

Nadere informatie

Opmerking. TI1300 Redeneren en Logica. Met voorbeelden kun je niks bewijzen. Directe en indirecte bewijzen

Opmerking. TI1300 Redeneren en Logica. Met voorbeelden kun je niks bewijzen. Directe en indirecte bewijzen Opmerking TI1300 Redeneren en Logica College 2: Bewijstechnieken Tomas Klos Algoritmiek Groep Voor alle duidelijkheid: Het is verre van triviaal om definities te leren hanteren, beweringen op te lossen,

Nadere informatie

Data analyse Inleiding statistiek

Data analyse Inleiding statistiek Data analyse Inleiding statistiek 1 Doel Beheersen van elementaire statistische technieken Toepassen van deze technieken op aardwetenschappelijke data 2 1 Leerstof Boek: : Introductory Statistics, door

Nadere informatie

Filosofie voor de Wetenschappen

Filosofie voor de Wetenschappen Date 15-10-2013 1 Filosofie voor de Wetenschappen Presentatie voor de Honours-studenten van de Rijksuniversiteit Gent Jan-Willem Romeijn Faculteit Wijsbegeerte Rijksuniversiteit Groningen Date 15-10-2013

Nadere informatie

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken).

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken). Inhoud 1. Sinus-functie 1 2. Cosinus-functie 3 3. Tangens-functie 5 4. Eigenschappen 4.1. Verband tussen goniometrische verhoudingen en goniometrische functies 8 4.2. Enkele eigenschappen van de sinus-functie

Nadere informatie

Doel van college 2. College 2: CASNET systeem. Bestuderen van een concreet systeem dat model-gebaseerd redeneert. CASNET is een medisch expertsysteem:

Doel van college 2. College 2: CASNET systeem. Bestuderen van een concreet systeem dat model-gebaseerd redeneert. CASNET is een medisch expertsysteem: College 2: CASNET systeem Doel van college 2 CASNET is een medisch expertsysteem: diagnose therapie selectie model gebaseerde methode toepassing in glaucoom domein Bestuderen van een concreet systeem dat

Nadere informatie

Lineaire Algebra TW1205TI. I.A.M. Goddijn, Faculteit EWI 12 februari 2014

Lineaire Algebra TW1205TI. I.A.M. Goddijn, Faculteit EWI 12 februari 2014 Lineaire Algebra TW1205TI, 12 februari 2014 Contactgegevens Mekelweg 4, kamer 4.240 tel : (015 27)86408 e-mail : I.A.M.Goddijn@TUDelft.nl homepage : http: //fa.its.tudelft.nl/ goddijn blackboard : http:

Nadere informatie

Inleiding Analyse 2009

Inleiding Analyse 2009 Inleiding Analyse 2009 Inleveropgaven A). Stel f(, y) = In (0, 0) is f niet gedefinieerd. We bestuderen y2 2 + y 4. lim f(, y). (,y) (0,0) 1. Bepaal de waarde van f(, y) op een willekeurige rechte lijn

Nadere informatie

College 6. Samenhang tussen variabelen. Inleiding M&T Hemmo Smit

College 6. Samenhang tussen variabelen. Inleiding M&T Hemmo Smit College 6 Samenhang tussen variabelen Inleiding M&T 2012 2013 Hemmo Smit Overzicht van deze cursus 1. Grondprincipes van de wetenschap 2. Observeren en meten 3. Interne consistentie; Beschrijvend onderzoek

Nadere informatie

Inleiding Motivatie & Leerstijlen. Hoogste scores. Motivatie overzicht. Uw resultaten in een overzicht. Naam:

Inleiding Motivatie & Leerstijlen. Hoogste scores. Motivatie overzicht. Uw resultaten in een overzicht. Naam: Rapportage De volgende tests zijn afgenomen: Test Motivatie en Leerstijlenvragenlijst (MLV-M) Status Voltooid Vertrouwelijk Naam Datum onderzoek 12 mei 2014 Emailadres Inleiding Motivatie & Leerstijlen

Nadere informatie

1 Limiet van een rij Het begrip rij Bepaling van een rij Expliciet voorschrift Recursief voorschrift 3

1 Limiet van een rij Het begrip rij Bepaling van een rij Expliciet voorschrift Recursief voorschrift 3 HOOFDSTUK 6: RIJEN 1 Limiet van een rij 2 1.1 Het begrip rij 2 1.2 Bepaling van een rij 2 1.2.1 Expliciet voorschrift 2 1.2.2 Recursief voorschrift 3 1.2.3 Andere gevallen 3 1.2.4 Rijen met de grafische

Nadere informatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie 9. Lineaire Regressie en Correlatie Lineaire verbanden In dit hoofdstuk worden methoden gepresenteerd waarmee je kwantitatieve respons variabelen (afhankelijk) en verklarende variabelen (onafhankelijk)

Nadere informatie

Inleiding tot het wetenschappelijk werk

Inleiding tot het wetenschappelijk werk 3de bach FBE Inleiding tot het wetenschappelijk werk WEW / notities Q www.quickprinter.be uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen 178 3,20 1 2 Samenvatting Wetenschappelijk economisch werk (WEW) Research

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent Onthouden Kunnen ophalen van specifieke informatie, variërend van feiten tot complete theorieën Opslaan en ophalen van informatie (herkennen) Kennis van data, gebeurtenissen, plaatsen Kennis van belangrijkste

Nadere informatie

Exponentiële Functie: Toepassingen

Exponentiële Functie: Toepassingen Exponentiële Functie: Toepassingen 1 Overgang tussen exponentiële functies en lineaire functies Wanneer we werken met de exponentiële functie is deze niet altijd gemakkelijk te herkennen. Daarom proberen

Nadere informatie

WISKUNDE D VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

WISKUNDE D VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 WISKUNDE D VWO VAKINFORMATIE STAATSEAMEN 2016 V15.7.0 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname van de

Nadere informatie

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen Referentieniveaus uitgelegd De beschrijvingen zijn gebaseerd op het Referentiekader taal en rekenen'. In 'Referentieniveaus uitgelegd' zijn de niveaus voor de verschillende sectoren goed zichtbaar. Door

Nadere informatie

Naam student. Examennummer. Handtekening

Naam student. Examennummer. Handtekening Business Administration / Bedrijfskunde Naam student Examennummer : : Handtekening : Schriftelijk Tentamen Algemeen Vak: Wetenschapsleer Groep: 1 Vakcode: BKB0016 Soort tentamen Gesloten boek (open of

Nadere informatie

How Do Children Read Words? A Focus on Reading Processes M. van den Boer

How Do Children Read Words? A Focus on Reading Processes M. van den Boer How Do Children Read Words? A Focus on Reading Processes M. van den Boer Samenvatting Leesvaardigheid is van groot belang in onze geletterde maatschappij. In veel wetenschappelijke studies zijn dan ook

Nadere informatie

De Taxonomie van Bloom Toelichting

De Taxonomie van Bloom Toelichting De Taxonomie van Bloom Toelichting Een van de meest gebruikte manier om verschillende kennisniveaus in te delen, is op basis van de taxonomie van Bloom. Deze is tussen 1948 en 1956 ontwikkeld door de onderwijspsycholoog

Nadere informatie

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN Inleiding Statistische gevolgtrekkingen (statistical inference) gaan over het trekken van conclusies over een populatie op basis van steekproefdata.

Nadere informatie

statviewtoetsen 18/12/ Statview toets, 2K WE, 30 mei Fitness-campagne Dominantie bij muizen... 4

statviewtoetsen 18/12/ Statview toets, 2K WE, 30 mei Fitness-campagne Dominantie bij muizen... 4 statviewtoetsen 18/12/2000 Contents............................................................ 1 1 Statview toets, 2K WE, 30 mei 1995 2 1.1 Fitness-campagne................................................

Nadere informatie

Opgave 3 De gewapende overval

Opgave 3 De gewapende overval Opgave 3 De gewapende overval 12 maximumscore 2 een argumentatie dat het idee van vrije wil als bovennatuurlijke kracht in het kader van vrije wil als bewuste aansturing voor veel mensen aantrekkelijk

Nadere informatie

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming Exploratieve bewegingen in haptische waarneming Haptische waarneming is de vorm van actieve tastwaarneming waarbij de waarnemer de eigenschappen van een object waarneemt door het object met zijn of haar

Nadere informatie

Methodologie voor de sociale wetenschappen. Voorwoord. Deel 1 Algemeen: basisbegrippen 1. H1 Waarom sociaalwetenschappelijk onderzoek?

Methodologie voor de sociale wetenschappen. Voorwoord. Deel 1 Algemeen: basisbegrippen 1. H1 Waarom sociaalwetenschappelijk onderzoek? Methodologie voor de sociale wetenschappen Voorwoord XI Deel 1 Algemeen: basisbegrippen 1 H1 Waarom sociaalwetenschappelijk onderzoek? 3 1.1. Inleiding 4 1.2. Enkele voorbeelden 6 1.2.1. De opwarming van

Nadere informatie

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Het doel van deze opdracht is nagaan of je instrument geschikt is voor je onderzoek. Het is altijd verstandig

Nadere informatie

College 1 Grondprincipes van de Wetenschap

College 1 Grondprincipes van de Wetenschap College 1 Grondprincipes van de Wetenschap Inleiding M&T 01 013 Hemmo Smit Overzicht van dit college Korte inleiding in het vakgebied Praktische informatie over het vak Wat is wetenschap? De empirische

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

Statistiek. Beschrijvend statistiek

Statistiek. Beschrijvend statistiek Statistiek Beschrijvend statistiek Verzameling van gegevens en beschrijvingen Populatie, steekproef Populatie = o de gehele groep ondervragen o parameter is een kerngetal Steekproef = o een onderdeel van

Nadere informatie

HTS Report IST. Intelligentie Structuur Test. Jeroen de Vries ID Datum Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report IST. Intelligentie Structuur Test. Jeroen de Vries ID Datum Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam IST Intelligentie Structuur Test HTS Report ID 5105-7035 Datum 20.07.2017 Standaard INLEIDING IST 2/20 Inleiding De Intelligentie Structuur Test (IST) is een veelzijdig inzetbare intelligentietest voor

Nadere informatie

1. Waarom wetenschapsleer... 2

1. Waarom wetenschapsleer... 2 INHOUDSOPGAVE 1. Waarom wetenschapsleer... 2 1.1. Introductie... 2 1.2. De vijf eigenschappen van wetenschappelijk kennis... 2 1.3. Misopvattingen met betrekking tot managementwetenschappen... 2 1.4. Het

Nadere informatie

Rijke Lessen. zetten je aan het denken. Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag

Rijke Lessen. zetten je aan het denken. Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag Rijke Lessen zetten je aan het denken Minka Dumont 2009 www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag Onthouden Kunnen ophalen

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 : Grafische beschrijving van data. Marnix Van Daele. Vakgroep Toegepaste Wiskunde en Informatica Universiteit Gent

Hoofdstuk 2 : Grafische beschrijving van data. Marnix Van Daele. Vakgroep Toegepaste Wiskunde en Informatica Universiteit Gent Hoofdstuk 2 : Grafische beschrijving van data Marnix Van Daele Marnix.VanDaele@UGent.be Vakgroep Toegepaste Wiskunde en Informatica Universiteit Gent Grafische beschrijving van data p. 1/35 Soorten meetwaarden

Nadere informatie

DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL

DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL INLEIDING DEEL I: DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: WAT EN HOE? 1. Doelstelling en Geschiedenis a. Doelstelling i. Wat? 1. Beschrijven van verschillen 2. Beschrijven van

Nadere informatie

2.1.4 Oefenen. d. Je ziet hier twee weegschalen. Wat is het verschil tussen beide als het gaat om het aflezen van een gewicht?

2.1.4 Oefenen. d. Je ziet hier twee weegschalen. Wat is het verschil tussen beide als het gaat om het aflezen van een gewicht? 2.1.4 Oefenen Opgave 9 Bekijk de genoemde dataset GEGEVENS154LEERLINGEN. a. Hoe lang is het grootste meisje? En de grootste jongen? b. Welke lengtes komen het meeste voor? c. Is het berekenen van gemiddelden

Nadere informatie

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten Blooms taxonomie Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten Evalueren Evalueren = de vaardigheid om de waarde van iets (literatuur, onderzoeksrapport, presentatie etc) te kunnen beoordelen

Nadere informatie

Hebben mannen en vrouwen gelijke kansen. bij selectieproeven met intelligentietests? Samenvatting

Hebben mannen en vrouwen gelijke kansen. bij selectieproeven met intelligentietests? Samenvatting FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN DEPARTEMENT PSYCHOLOGIE ONDERZOEKSGROEP HOGERE COGNITIE EN INDIVIDUELE VERSCHILLEN CENTRUM VOOR ORGANISATIE- EN PERSONEELSPSYCHOLOGIE TIENSESTRAAT 102

Nadere informatie

1 Sociaalwetenschappelijk onderzoek

1 Sociaalwetenschappelijk onderzoek Noordhoff Uitgevers bv 3 Sociaalwetenschappelijk onderzoek. Causale conclusie en generalisatie.2 Interne validiteit.3 Externe validiteit Samenvatting Opgaven Het doel van veel onderzoek is om op basis

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

Inhoud. Wanneer is wetenschap ontstaan?

Inhoud. Wanneer is wetenschap ontstaan? De wetenschappelijke wereld College Onderzoeksmethoden 21 september 2006 Wolter Pieters waar m oet je zelf op letten? waar moet je zelf op letten? Wat is wetenschap? Wanneer is wetenschap ontstaan? De

Nadere informatie

Programma. - Construct-> dimensies -> indicatoren -> items vragenlijst. - Pilot met de vragenlijst. - Plannen van het onderzoek.

Programma. - Construct-> dimensies -> indicatoren -> items vragenlijst. - Pilot met de vragenlijst. - Plannen van het onderzoek. Bijeenkomst 3 1 Programma Mini-presentaties Vragenlijst maken Kwaliteit van de vragenlijst: betrouwbaarheid en validiteit Vooruitblik: analyse van je resultaten Aan de slag: - Construct-> dimensies ->

Nadere informatie