SO Biologie T3: De bloedsomloop

Transcriptie

1 Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Ivis Cambungo 24 June 2014 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein. Wikiwijsleermiddelenplein is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, vergelijkt, maakt en deelt. Stel zo voor iedere onderwijssituatie de optimale leermiddelenmix samen.

2 Inhoudsopgave De Bloedsomloop Over dit lesmateriaal Pagina 1

3 De Bloedsomloop De Bloedsomloop bs. 1, 5 & 6 kn.nu/ntpjx Deze toets bestaat uit 20 vragen. Zeventien meerkeuzevragen, één volgorde-vraag, één sleep-woord vraag en één woord-invullende vraag. De vragen die je krijgt gaat over het thema 3: De bloedsomloop. Basisstof 1: Het bloed, Basisstof 5: Het bloedvatenstelsel en Bassistof 6: Uitscheiding komen aan bod. Vraag 1: Bloedvolume Kies het juiste antwoord uit. Een volwassen mens heeft... bloed in zijn lichaam. a. 1/2 liter b. minder dan 5 liter c. 5 a 6 liter d. 8 liter Vraag 2:Het bloed Kies het juiste antwoord. In het bloedplasma bevinden zich... a. Bloedcellen en bloedplaatjes b. Hemoglobine c. voedingsmiddelen d. bloedcellen en voedingsmiddelen Vraag 3: Ziekte Patricia is vaak moe en ze heeft last van duizeligheid. Ze klacht ook over zich zwaak voellen alsof ze flauw gaat vallen. Bij de kleinste lichaamsactiviteit zoals een korte trap oplopen wordt ze meteen kortademig. De huisarts stuurt haar door naar het ziekenhuis om een bloedonderzoek te laten doen. Uit het bloedonderzoek blijkt een afwijking te zijn in de kleur en in het aantal bloedcellen. Wat is hier volgens de bovenstaande informatie met Patricia aan de hand? kies het juiste antwoord uit. Pagina 2

4 a. Patricia heeft last van maagzweer. b. Patricia heeft te veel hemoglobine in haar bloed. c. Patricia heeft bloedarmoede. d. Patricia heeft maagzweer en hemoglobine tekort. Vraag 4 (antwoord uit de tekst van vraag 3 af te leiden) De onderstaande zinnen gaat het over de bloedbestanddelen per mm3. Denk aan de verhouding van de bloedbestanddelen van het bloed. Vul de bloedbestanddelen in de zin. A) Er zitten gemiddeld in 1 mm3 bloed. B) Er zitten gemiddeld in 1 mm3 bloed. C) Er zitten gemiddeld in 1 mm3 bloed. A) B) C)7.000 Vraag 5 (uit tekst vraag 3) Patricia is vaak kortademig. Welke soort bloedcellen spelen hier een grote rol? En wat is de functie van deze bloedcellen? Kies de juiste combinatie. a. Rode bloedcellen, ze bestrijden ziekteverwekkers. b. Rode bloedcellen, ze vervoeren zuurstof naar de rest van het lichaam. c. Witte bloedcellen, ze vervoeren zuurstof naar de rest van het lichaam. d. Bloedplasma, vervoert zuurstof naar de rest van het lichaam en bestrijdt ziekte verwekkers. Vraag 6: Vorming van hemoglobine Welke stof is nodig voor de vorming van hemoglobine? Kies het juiste antwoord. a. Water en een rode stof. b. Koolhydraten en vetten. c. eiwitten d. Ijzer Basisstof 5: Het bloedvatenstelsel Vraag 7: Bij de kleine bloedsomloop stroomt het bloed... Pagina 3

5 a. Vanuit de rechterkamer - longslagaders - longen- longaders - halslagader en vervolgens in de aorta. b. Vanuit de rechterkamer - longslagaders - longen - longaders-linkerboezem en vervolgens in de linkerkamer. c. Vanuit de rechterkamer -longslagsaders - longen -longaders -linkerkamer en vervolgens in de linkerboezem Vraag 8: Aders en slagaders Bij deze vraag ga je de juiste woorden op de juiste plek in de zin slepen. De meeste bevatten zuurstofrijk bloed. De meeste bevatten zuurstofarm bloed. In de stroomt zuurstofarm bloed,maar is wel rijk aan voedingsstoffen. Beschikbare keuzes: aders, poortader, slagaders Vraag 9: Aders en slagaders Via welke bloedvaten stroomt bloed van de nier weg? a. Via de leverslagader. b. Via de leverader. c. Via de nierslagader. d. Via de nierader. Vraag 10: Aders en slagaders Via welke bloedvaten stroomt bloed naar de nier toe? a. Via de leverslagader. b. Via de leverader. c. Via de nierslagader. d. Via de nierader. Vraag 11: Aders en slagaders De samenstelling van het bloed in de poortader kan stek wisselen. Op een bepaald moment kan dit bloed veel meer voedingstoffen bevatten. Hoe komt dat? Kies het juiste antwoord. a. Dat komt doordat er na een maaltijd voedingstoffen in je bloed wordt opgenomen. b. Dat komt doordat er na een maaltijd veel water in je bloed is opgenomen. c. Dat komt doordat er na een maaltijd je veel energie verbruikt voor de verbranding. Pagina 4

6 Vraag 12: Aders en slagaders Na een maaltijd bevat het bloed in de poortader veel voedingstoffen. Waar wordt een deel van deze voedingstoffen tijdelijk opgeslagen? a. Deze voedingstoffen wordt tijdelijk in de maag opgeslagen. b. Deze voedingsstoffen wordt tijdelijk in de nieren opgeslagen. c. Deze voedingsstoffen wordt tijdelijk in de darmkanaal opgeslagen. d. Deze voedingsstoffen wordt tijdelijk in de lever opgeslagen. Vraag 13: Het bloedvatenstelsel In de onderstaande afbeelding (afb. 1) zie je een schematische tekening van het bloedvatenstelsel. Zet de onderstaande bloedvaten, op volgorde, bij de juiste vraag (verticaal). 1) bloedvat 2 2) bloedvat 5 3)bloedvat 6 4) bloedvat 18 5) bloedvat 19 Pagina 5

7 Pagina 6

8 Pagina 7

9 Pagina 8

10 a. Linkerkamer b. Nierader c. Poortader d. Halsslagader e. Aorta Basisstof 6: Uitscheiding Vraag 14 Bloed dat van de organen wegstroomt, is rijk aan koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Deze afvalstoffen worden uit het bloed gehaald en uit het lichaam verwijderd. Hoe wordt dit proces genoemd? Kies het juiste antwoord. a. Urineafval. b. Urineleiding c. Uitscheiden d. Uitwerpselen Vraag 15:Organen en functie Wat is de functie van nierschors en niermerg? a. Urine verzamelen. b. Urine opslaan. c. Urine vormen. Vraag 16: Organen en functie Wat is de functie van de urinebuis? a. Voert de urine af naar de urineblaas b. Urine verzamelen. c. Voert de uirne af uit het lichaam. Vraag 17: Organen en functie Wat is de functie van de urinebekkens? a. Urine tijdelijk opslaan. b. De urine afvoeren naar de urineblaas c. De urine verzamelen. Vraag 18: Urine Uit welke stoffen bestaat urine? Pagina 9

11 a. Urine bestaat uit water en voedingstoffen en alcohol uit het bloed. b. Urine bestaat uit overtollig water, afvalstoffen, overtollige zouten en schadelijke stoffen uit het bloed. c. Urine bestaat uit water, alcohol en overtollige voedingstoffen uit het bloed. Vraag 19: Urine De kleur van urine kan verschillen van heel licht naar donker. Welke bewering is juist? Kies er eentje uit. a. Hoe meer water je drinkt hoe lichter de kleur van de urine. b. Hoe meer water je drinkt hoe donkerder de kleur van de urine. c. Hoe meer water je drinkt hoe groener de kleur van de urine. Vraag 20:Urine en organen Wat is de functie van de urineleiders? a. Urine afvoeren naar de urineblaas. b. Urine verzamelen. c. Urine tijdelijk opslaan. Pagina 10

12 Over dit lesmateriaal Colofon Auteur Ivis Cambungo Laatst gewijzigd 24 June 2014 om 12:44 Licentie Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om: het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden. Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Aanvullende informatie over dit lesmateriaal Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar: Eindgebruiker leerling/student Moeilijkheidsgraad gemiddeld Studiebelasting 0 uur en 50 minuten Pagina 11