Raadsvoorstel. Vaststelling deelverordening Deelverordening sport. E.J. Taams Martijn Droog 2 juli Geachte raadsleden, 1.

Transcriptie

1 Agendapunt Doel Onderwerp Vaststelling deelverordening Deelverordening sport Gemeentehuis Bezoekadres Kerkbuurt 14, 1511 BD Oostzaan Postadres Postbus 15, 1510 AA Oostzaan Telefoon Fax Internet Portefeuillehouder Behandelend ambtenaar Datum vergadering Raadsvoorstel E.J. Taams Martijn Droog 2 juli 2007 Geachte raadsleden, 1. Aanleiding Op 12 maart 2001 heeft de gemeenteraad zowel de Algemene Subsidieverordening Oostzaan 2001 als de beleidskaders voor het breedtesportbeleid vastgesteld. De huidige deelverordening met betrekking tot subsidies aan sportverenigingen stamt uit Deze deelverordening strookt niet met de beginselen van de Algemene Subsidieverordening Oostzaan 2001 en ook niet met de beginselen uit de Algemene Wet Bestuursrecht. Daarnaast zijn de bepalingen van deze verordening niet in lijn met de beleidskaders voor het breedtesportbeleid zoals vastgesteld op 12 maart In 2005 is hierover een startnotitie verschenen waarin de raad voorgesteld is om de deelverordening met betrekking tot subsidies aan sportverenigingen te herijken. Onderhavig voorstel betreft deze herijking. De uitgangspunten van deze herijking zijn de beleidskaders van het breedtesportbeleid zoals vastgesteld op 12 maart Inhoudelijke verschillen De huidige deelverordening kenmerkt zich door het onderscheid dat gemaakt wordt tussen verenigingen mét en verenigingen zónder eigen accommodatie. Verenigingen met een eigen accommodatie krijgen jaarlijks 1% van de stichtingskosten van de eigen accommodatie vergoed. Verenigingen zonder eigen accommodatie genieten een korting van 3,65 op het uurtarief van de sporthal in Oostzaan. Daarnaast ontvangen alle sportverenigingen in Oostzaan een vast bedrag per jeugdlid t/m 18 jaar. Voor verenigingen met eigen accommodatie is dat 11,34 en voor verenigingen zonder eigen accommodatie is dat 13,61. Als laatste ontvangen zowel verenigingen met als zonder eigen accommodatie een bedrag van 453,78 als tegemoetkoming in de kaderkosten (trainers, begeleiders e.d.).

2 Deze huidige verordening lijkt meer gericht op het in stand houden van Oostzaanse sportverenigingen en accommodaties en niet zozeer op de beleidskaders van het breedtesportbeleid. De verordening kenmerkt zich verder door een passieve wijze van subsidieverkrijging waarbij de sportverenigingen in feite geen tegenprestatie hoeven te leveren om in aanmerking te komen voor subsidie. Daarnaast kunnen er ook vraagtekens gezet worden bij de rechtvaardigheid van de systematiek. Met name de subsidieregel met betrekking tot de stichtingskosten is hier de oorzaak van. Zoals eerder gesteld, ontvangen sportverenigingen mét eigen accommodatie jaarlijks een subsidie ter hoogte van 1% van de stichtingskosten. De bedragen die hiermee gemoeid zijn variëren van plm. 300,- tot plm. 5400,- per vereniging per jaar. Deze bedragen staan niet in verhouding met de korting van 3,65 op het uurtarief van de sporthal in Oostzaan die verenigingen zónder eigen accommodatie ontvangen. In de nieuwe verordening is het onderscheid tussen verenigingen mét en verenigingen zónder eigen accommodatie niet langer het uitgangspunt. De subsidiesystematiek in de nieuwe verordening geldt voor alle Oostzaanse sportverenigingen, dus zowel voor verenigingen mét als voor verenigingen zónder eigen accommodatie. De beleidskaders van het Oostzaanse breedtesportbeleid én de Algemene Subsidieverordening Oostzaan 2001 zijn leidend geweest bij het opstellen van de nieuwe deelverordening. In deze nieuwe deelverordening is sprake van drie soorten subsidies, te weten: Basissubsidie Waarderingsubsidie Projectsubsidie 2.1. Basissubsidie Het is van maatschappelijk belang dat er sportverenigingen bestaan. Daarom wordt er een deel van de exploitatiekosten van elke sportvereniging gesubsidieerd. De basissubsidie betreft een vast bedrag dat door middel van onafhankelijke criteria wordt bepaald. Er zijn twee criteria ontwikkeld die gehanteerd zouden kunnen worden bij het vaststellen van de basissubsidie. Deze criteria zijn: percentage van huisvestingskosten percentage van kaderkosten

3 2.2. Waarderingsubsidie Het vigerende breedtesportbeleid is gericht op de stimulering van sportdeelname aan bepaalde doelgroepen. Tot deze doelgroepen behoren jongeren tot en met 18 jaar én 55- plussers. Voor deze doelgroepen komt er een waarderingsubsidie in de vorm van een vast bedrag per jeugdlid tot en met 18 jaar en een vast bedrag per lid van 55 jaar en ouder Projectsubsidie Een projectsubsidie kan worden verstrekt voor allerhande concrete activiteiten die een sportvereniging onderneemt. Deze activiteiten dienen wel primair bij te dragen aan de doelstellingen van de vereniging. Om in aanmerking te komen voor een projectsubsidie, dient de sportvereniging een projectplan en een bijbehorende begroting in. Als het project past binnen de kaders van het door de raad vastgestelde breedtesportbeleid van de gemeente, dan kan het project (deels) gesubsidieerd worden. Er wordt dan een maximaal bedrag aangegeven dat verleend wordt voor het desbetreffende project. Dit bedrag kan worden bevoorschot aan de sportvereniging. Wanneer het project is afgerond, dient de sportvereniging een financiële en inhoudelijke verantwoording in. Op basis daarvan wordt de subsidie definitief vastgesteld. Mocht uit deze verantwoording echter blijken dat het project minder heeft gekost dan begroot, dan kan de gemeente eventueel teveel ontvangen subsidie terugvorderen. Dit moet niet worden gezien als het korten op subsidie; het is een vanzelfsprekend onderdeel van projectsubsidiëring als zodanig. Immers, de projectsubsidie is alleen verstrekt om het project te bekostigen. Daarom wordt bij de subsidieverlening ook altijd gesproken van een maximaal bedrag aan subsidie. Door de introductie van de projectsubsidie heeft de gemeente een sturingsinstrument gecreëerd. In plaats van een passieve subsidieverkrijging is er nu sprake van een meer actieve subsidieverkrijging. De vereniging ontvangt niet zondermeer subsidie; er moet een concreet project tegenover staan. Dit past in de huidige tijdsgeest waarin rekenschap en verantwoording actueel zijn, juist omdat het om gemeenschapsgeld gaat. Met dit sturingsinstrument kunnen de doelstellingen van het breedtesportbeleid op doelmatige wijze worden gerealiseerd. 3. Globale financiële consequenties Het wijzigen van de deelverordening sport gebeurt in beginsel budgetneutraal. Er is slechts sprake van een andere verdeling van de huidige subsidies. In de huidige systematiek gaat er ,- om in de subsidiëring van sportverenigingen. Daarvan is ,- bestemd voor sportservice Zaanstad, zodat er ,- direct beschikbaar is voor de basiswaardering- en projectsubsidies. Op basis van de gegevens die nu al beschikbaar kunnen

4 zijn (verenigingsbegrotingen, jaarrekeningen en ledenaantallen), is een goede inschatting te geven van de omvang van de basis- en waarderingssubsidies. Het bedrag dat dan overblijft, kan in zijn geheel aan projectsubsidies worden besteed. Voorgesteld wordt om voor zowel de basissubsidie, de projectsubsidie en de waarderingsubsidie met een subsidieplafond te werken. Daarmee wordt voorkomen dat de subsidiegelden ongelijkmatig verdeeld worden over de drie soorten subsidies. Elke sportvereniging mag jaarlijks tot een bepaald bedrag projectsubsidie aanvragen. Indien het totaalbedrag van alle aanvragen het subsidieplafond te boven gaat, kan worden gewerkt met een procentuele toekenning. Een voorbeeld: Stel dat er voor projectsubsidie ,- beschikbaar is, maar het totaalbedrag van de aanvragen is ,- dan zou iedere aanvrager recht hebben op: ,- / ,- x 100% = 78% van het bedrag van zijn aanvraag. Omdat het niet waarschijnlijk is dat álle sportverenigingen de maximale projectsubsidie zullen aanvragen, is het reëel om bij het bepalen van de hoogte van het maximale bedrag per sportvereniging voor projectsubsidies hier al vanuit te gaan. Er wordt dus bewust een maximaal bedrag gehanteerd dat het subsidieplafond te boven gaat, zodat de subsidiemogelijkheden voor met name actieve sportverenigingen ruimer worden gemaakt. Voorgesteld wordt om hiervoor een factor 1,5 te gebruiken. Dat betekent dat de sportverenigingen bij bijvoorbeeld een subsidieplafond van ,-, gezamenlijk voor maximaal ,- subsidie mogen aanvragen. Ook wordt op deze wijze het totaal beschikbare bedrag voor projectsubsidies evenredig verdeeld over de verenigingen. In het geval dat het subsidieplafond voor projectsubsidies niet wordt overschreden, blijft er projectsubsidie beschikbaar voor de sportverenigingen, ook ná de datum waarop de jaarlijkse aanvraag moet worden gedaan. Het is dan mogelijk om in de loop van het jaar projectsubsidie aan te vragen, zolang het subsidieplafond niet wordt overschreden. Hierbij zal dan het principe die het eerst komt, het eerst maalt worden gehanteerd. De introductie van de drie verschillende soorten subsidies zullen géén invloed hebben op het totaal beschikbare budget voor sportsubsidies. Bij de vaststelling van het programma Maatschappelijke Participatie op 11 juli 2005 is overwogen om de OZB-vrijstelling voor sportverenigingen op te heffen. Gebleken is dat er in het verleden géén OZB is opgelegd aan de sportverenigingen. Er vallen dan ook geen middelen vrij wanneer deze vrijstelling wordt afgeschaft. De verenigingen worden bij afschaffing van OZB-vrijstelling juist geconfronteerd met een extra kostenpost waardoor de wijziging van de subsidie-systematiek niet langer budgetneutraal te noemen is. Daarom wordt voorgesteld om de OZB-vrijstelling vooralsnog te handhaven.

5 4. Inspraak In november 2006 is er een klankbordgroep geformeerd waarin zowel de sportverenigingen, sportservice Zaanstad als de gemeente Oostzaan vertegenwoordigd waren. Voorafgaand aan de eerste klankbordgroepbijeenkomst op 6 november 2006 is een opzet gemaakt van een nieuwe subsidiesystematiek. Op basis van de gedane opmerkingen en suggesties in deze bijeenkomst, is de opzet deels bijgesteld en verder uitgewerkt. De financiële consequenties voor de verenigingen zijn gepresenteerd in de tweede bijeenkomst van de klankbordgroep op 12 december Daarna is er een concept-deelverordening sport opgesteld die is besproken met de klankbordgroep op 23 april In totaal zijn er dus drie overlegmomenten geweest met de sportverenigingen inzake de nieuwe deelverordening sport. De beschikbare verslagen van de bijeenkomsten zijn bijgevoegd. 5. Scenario s In de bijlage worden de financiële consequenties van een viertal scenario s uiteengezet. De verschillende scenario s gaan uit van een lager en een hoger bedrag dat beschikbaar is voor projectsubsidies. Elk van deze twee scenario s wordt berekend met een lager en een hoger bedrag aan waarderingsubsidie. Zo ontstaan er in totaal 2 x 2 = 4 scenario s. Het minimale bedrag dat beschikbaar is voor projectsubsidie bedraagt in alle scenario s ,-. Onder dit bedrag kan niet meer gesproken worden van een sturingsinstrument omdat het bedrag dat dan per vereniging beschikbaar komt, zó laag is dat er slechts marginale sturing plaatsvindt. Hieronder volgt een toelichting op de scenario s: 5.1. Scenario 1: Lagere projectsubsidie in combinatie met lagere waarderingsubsidie In dit scenario is er in totaal een bedrag van om en nabij de ,- beschikbaar als projectsubsidie. De waarderingsubsidie voor zowel jeugd als 55+ bedraagt 5,- per persoon; het totaalbedrag aan waarderingsubsidie in dit scenario is om en nabij de 8.000,-. De basissubsidie bedraagt in dit scenario om en nabij de ,-. Voordeel: Er is sprake van een zekere balans tussen de verstrekking van basissubsidies enerzijds en projectsubsidies anderzijds. De mogelijkheid om beleidsmatig te sturen door het verstrekken van projectsubsidies is aanwezig in dit scenario.

6 Nadeel: Er wordt weinig nadruk gelegd op waarderingsubsidie. Ook wordt er minder nadruk gelegd op projectsubsidie. Daardoor is er voor een aanzienlijk deel sprake van een passieve wijze van subsidieverkrijging waarbij de verenigingen zich nauwelijks hoeven in te zetten voor een tegenprestatie Scenario 2: Lagere projectsubsidie in combinatie met hogere waarderingsubsidie In dit scenario is er in totaal een bedrag van om en nabij de ,- beschikbaar als projectsubsidie. De waarderingsubsidie voor zowel jeugd als 55+ bedraagt 8,- per persoon; het totaalbedrag aan waarderingsubsidie in dit scenario is om en nabij de ,-. De basissubsidie bedraagt in dit scenario om en nabij de 8.000,-. Voordeel: Er is sprake van een zekere balans tussen de verstrekking van basissubsidies enerzijds en projectsubsidies en waarderingsubsidies anderzijds. De mogelijkheid om beleidsmatig te sturen door het verstrekken van projectsubsidies is aanwezig in dit scenario. Er wordt een sterker accent op de verstrekking van waarderingsubsidie gelegd. Nadeel: Er wordt minder nadruk gelegd op projectsubsidie. Daardoor is er voor een aanzienlijk deel sprake van een passieve wijze van subsidieverkrijging waarbij de verenigingen zich nauwelijks hoeven in te zetten voor een tegenprestatie Scenario 3: Hogere projectsubsidie in combinatie met lagere waarderingsubsidie In dit scenario is er in totaal een bedrag van om en nabij de ,- beschikbaar als projectsubsidie. De waarderingsubsidie voor zowel jeugd als 55+ bedraagt 5,- per persoon; het totaalbedrag aan waarderingsubsidie in dit scenario is om en nabij de 8.000,-. De basissubsidie bedraagt in dit scenario om en nabij de 8.000,-. Voordeel: De mogelijkheid om beleidsmatig te sturen door het verstrekken van projectsubsidies is zeer duidelijk aanwezig. Het grootste deel van de totale subsidie wordt gevormd door projectsubsidies waardoor er sprake is van een actieve wijze van subsidieverkrijging. De verenigingen leveren een concrete tegenprestatie voor de verkregen subsidie waardoor inzichtelijk wordt gemaakt wat er met gemeentelijke subsidie daadwerkelijk gebeurt. Nadeel: De apparaatskosten liggen iets hoger in dit scenario omdat de verenigingen van elk project een financiële en inhoudelijke verantwoording dienen af te leggen aan de gemeente. Er wordt een minder sterk accent op waarderingsubsidie gelegd.

7 5.4. Scenario 4: Hogere projectsubsidie in combinatie met hogere waarderingsubsidie In dit scenario is er in totaal een bedrag van om en nabij de ,- beschikbaar als projectsubsidie. De waarderingsubsidie voor zowel jeugd als 55+ bedraagt 8,- per persoon; het totaalbedrag aan waarderingsubsidie in dit scenario is om en nabij de ,-. De basissubsidie bedraagt in dit scenario om en nabij de 3.000,-. Voordeel: De mogelijkheid om beleidsmatig te sturen door het verstrekken van projectsubsidies is zeer duidelijk aanwezig. Het grootste deel van de totale subsidie wordt gevormd door projectsubsidies waardoor er sprake is van een actieve wijze van subsidieverkrijging. De verenigingen leveren een concrete tegenprestatie voor de verkregen subsidie waardoor inzichtelijk wordt gemaakt wat er met gemeentelijke subsidie daadwerkelijk gebeurt. Daarnaast wordt er een sterk accent op waarderingsubsidie gelegd. Nadeel: De apparaatskosten liggen iets hoger in dit scenario omdat de verenigingen van elk project een financiële en inhoudelijke verantwoording dienen af te leggen aan de gemeente. 6. Overgangsregeling De Algemene Wet Bestuursrecht schrijft voor dat een bestaande subsidierelatie niet abrupt verbroken of ingrijpend gewijzigd mag worden. Daarom wordt er een overgangsregeling gehanteerd met een termijn van drie jaar. Sportverenigingen die op grond van de nieuwe deelverordening minder dan 90% subsidie ontvangen dan over het jaar 2007, kunnen verzoeken gebruik te mogen maken van de overgangsregeling. De overgangsregeling bestaat uit een vergoeding van: - 100% van het verschil ten opzichte van 2007 over het jaar % van het verschil ten opzichte van 2007 over het jaar % van het verschil ten opzichte van 2007 over het jaar Voorstellen De subsidie-systematiek in de nieuwe deelverordening bijzonder transparant. Uit de nieuwe deelverordening is duidelijk op te maken wat de subsidievoorwaarden zijn en welke formules gebruikt worden voor de toekenning van subsidie. Daarnaast is er sprake van één subsidiesystematiek die geldt voor alle verenigingen. Dat aspect waarborgt tevens de rechtvaardigheid in de nieuwe deelverordening. Er is niet langer sprake van onevenredige verdeling van subsidiegelden, met name omdat de subsidiegrondslag stichtingskosten uit de subsidiesystematiek gehaald is.

8 Met de introductie van projectsubsidiëring wordt inzichtelijk gemaakt voor welk doel subsidie wordt ingezet. In feite is er sprake van een directe tegenprestatie wanneer er projectsubsidiëring plaatsvindt. Door het hanteren van een hogere projectsubsidie wordt het grootste deel van de totale subsidie aan sportverenigingen op zeer doelgerichte wijze ingezet. Wij stellen u voor de deelverordening sport vast te stellen. Het vierde scenario biedt de meest effectieve sturingsmogelijkheden met betrekking tot de doelstellingen van het breedtesportbeleid zoals vastgesteld op 12 maart Daarnaast sluit dit scenario het beste aan bij de kaders voor de deelverordening sport zoals vastgelegd in de Startnotitie deelverordeningen sport en cultuur op 6 december In deze startnotitie zijn een aantal uitgangspunten genoemd voor de betreffende kaders, waaronder doelgerichtheid, transparantie en rechtvaardigheid. Wij stellen u voor om scenario 4 (Hogere projectsubsidie in combinatie met hogere waarderingsubsidie) te hanteren in de nieuwe deelverordening sport. De nieuwe deelverordening sport vraagt een andere werkwijze van zowel de gemeente als van de sportverenigingen. Dat vloeit met name voort uit de introductie van projectsubsidiëring. Om een duidelijk beeld te krijgen van de ervaringen met deze veranderde werkwijzen is het raadzaam de deelverordening sport te evalueren. Wij stellen u voor om de deelverordening sport te evalueren in Advies raadscommissie. Het advies van de raadscommissie Algemene Zaken wordt u separaat toegezonden. Hoogachtend, burgemeester en wethouders, H.P.M. Beentjes secretaris P.J. Möhlmann burgemeester

9 Raadsvergadering 2 april 2007 BESLUIT vaststelling deelverordening sport: De raad van de gemeente Oostzaan, Gezien het advies van het college van Burgemeester & Wethouders, Gelet op de bepalingen in de Algemene Wet Bestuursrecht, hoofdstuk 4 en de bepalingen in de Algemene Subsidieverordening Oostzaan 2001, Besluit: De deelverordening sport vast te stellen. De rekenkundige formules en bedragen behorende bij scenario 4 te hanteren in de deelverordening sport. De deelverordening sport te evalueren in Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 2 juli 2007 A.E. Makenbach griffier P.J. Möhlmann voorzitter