RUP Windturbine Heimolen voorontwerp

Transcriptie

1 RUP Windturbine Heimolen voorontwerp september 2012 Onderzoek tot m.e.r. Departement ruimte en milieu Dienst ruimtelijke ordening Cel ruimtelijke planning 0 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

2 Inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer Initiatiefnemer: Stadsbestuur Sint-Niklaas Grote Markt Sint-Niklaas Opdrachthouder: Bart Van Lokeren ruimtelijk planner Grote Markt Sint-Niklaas bart.vanlokeren@sint-niklaas.be 1 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

3 Inhoud 1. Beschrijving plan en afbakening plangebied Situering 1.2 Visie Doelstelling Visie Provinciaal Beleidskader Windturbines Gebiedsgerichte afweging Ruimtelijk uitvoeringsplan 1.3 Planalternatieven 2. Onderzoek noodzaak passende beoordeling Onderzoek mogelijke aanzienlijke milieueffecten Toetsing kader vergunningen bijlage I/II projecten en projecten bedoeld in de bijlage bij Omzendbrief LNE 2011/1 22 juli Beschrijving mogelijke milieueffecten van het voorgenomen plan Gezondheid en veiligheid van de mens Ruimtelijke ordening Biodiversiteit, fauna en flora Energie- en grondstoffenvoorraden Bodem Water Atmosfeer en klimatologische factoren Geluid Licht Stoffelijke goederen Cultureel erfgoed Landschap Mobiliteit 3.3 Beschrijving mogelijke cumulatieve effecten 3.4 Conclusie 4. Grens- of gewestgrensoverschrijdende effecten Conclusie Verzoek tot raadpleging 39 2 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

4 Figurenlijst Figuur 1 Situering op topografische kaart... 4 Figuur 2 E17 netwerk... 6 Figuur 3 Toetsing van potentiële inplantingslocaties aan luchtvaart en avifauna (vogels)... 7 Figuur 4 Aanduiding van twee geschikte inplantingslocaties en hoogspanningslijnen... 8 Figuur 5 Windturbine van het type Enercon E Figuur 6 Inplanting WT Figuur 7 Inplanting WT Figuur 8 Uittreksel verordenend grafisch plan RUP windturbine Heimolen...11 Figuur 9 Locatieonderzoek grootschalige windturbines aan knooppunt E17-N Figuur 10 Habitat- en vogelrichtlijngebieden...14 Figuur 11 Luchtfoto...15 Figuur 12 Contouren van verwachte aantal uren slagschaduw per jaar...16 Figuur 13 BPA Stedelijke begraafplaats (2e wijziging, M.B. 18/03/2004)...18 Figuur 14 Uittreksel uit de vogelatlas...19 Figuur 15 Uittreksel uit de Vlaamse risicoatlas vogels-windturbines...19 Figuur 16 Biologische waarderingskaart (versie 2)...20 Figuur 17 Bodemkaart...21 Figuur 18 Atlas van de waterlopen...23 Figuur 19 Hellingenkaart...23 Figuur 20 Erosiegevoelige gebieden...24 Figuur 21 Straatgrachten...24 Figuur 22 Infiltratiegevoelige bodems...25 Figuur 23 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden...25 Figuur 24 VMM-kaart met gemeten waarden stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10)...27 Figuur 25 Geluidskaart met berekende waarden voor Lden...28 Figuur 26 Geluidskaart met berekende waarden voor Lnight...29 Figuur 27 Geluidscontouren van twee windturbines Enercon E70 op vol vermogen...30 Figuur 28 Geluidscontouren van twee windturbines Enercon E70 gereduceerd tot 1000 kw...31 Figuur 29 signalisatie van windturbines in categorie B...32 Figuur 30 Eigendomsstructuur...33 Figuur 31 Lokaal Archeologische Advieskaart...34 Figuur 32 Woongebied en lijninfrastructuur in de omgeving van het plangebied...35 Figuur 33 Gewenste lijninfrastructuur volgens het Mobiliteitsplan (bron: GRS Sint-Niklaas, 2006)...36 Figuur 34 Netplan De Lijn Oost-Vlaanderen...37 Figuur 35 buurtwegen RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

5 1. Beschrijving plan en afbakening plangebied 1.1 Situering Het plangebied is gelegen aan het knooppunt E17/N41 en de stedelijke begraafplaats Heimolen op het grondgebied van Sint-Niklaas. Op macroniveau maakt de site deel uit van de Z-vormige stuifzandrug die ten zuiden van de stadskern loopt. In de omgeving komt vooral landbouw voor. De landbouwenclave rondom de site is omsloten door bebouwing en infrastructuren en wordt doorsneden door hoogspanningslijnen. Op microniveau is het projectgebied ingesloten door de E17 ten noorden, de N41 ten oosten en de stedelijke begraafplaats Heimolen ten zuidwesten. De oppervlakte van het plangebied bedraagt ca. 1,5 ha. Figuur 1 Situering op topografische kaart 1.2 Visie Doelstelling Het RUP wordt opgemaakt voor de inplanting van een grootschalige windturbine aan het knooppunt E17/N41 ter hoogte van de stedelijke begraafplaats Heimolen. Deze windturbine maakt deel uit van een project bestaande uit twee grootschalige windturbines van de 2 MW-klasse aan het knooppunt E17/N41 op het grondgebied van Sint-Niklaas. De windturbine waarvoor het RUP wordt opgemaakt ligt thans in een zone non-aedificandi in het BPA Stedelijke Begraafplaats 2 de wijziging (M.B ). Het college besliste hiervoor een RUP op te maken. De inplantingsplaats van de tweede windturbine achter de Kettermuitstraat is volgens het gewestplan gelegen in agrarisch gebied, waar een vergunning kan verleend worden op basis van de omzendbrief EME/2006/01 RO/2006/02. 4 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

6 1.2.2 Visie Provinciaal Beleidskader Windturbines In 2009 keurde de Vlaamse regering het beleidskader goed dat de Provincie Oost-Vlaanderen uitgewerkte om de inplanting van zowel groot-, midden- als kleinschalige windturbines op een ruimtelijke en landschappelijk verantwoorde manier te ondersteunen. Aangezien dit gemeentelijk RUP de inplanting van een grootschalige windturbine betreft, zijn vooral de bepalingen daaromtrent van belang. Een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en een omschakeling naar hernieuwbare energiebronnen (zon, wind en water) is noodzakelijk om de klimaatverandering te beperken. De zoektocht naar alternatieve, groene energie bracht ook de windmarkt' in volle expansie. Het inplanten van windturbines kan echter niet overal. Turbines hebben immers een aanzienlijke impact op het omliggende landschap en de leefkwaliteit van de aanpalende bewoning. Een consequente ruimtelijke visie op de inplanting is dan ook noodzakelijk. De Provincie Oost-Vlaanderen wil duidelijk aangeven waar zij windturbines als een mogelijkheid ziet en waar zij dan ook de inplanting wil ondersteunen. Daarvoor werden de potentiële inplantingslocaties binnen Oost-Vlaanderen in kaart gebracht. Binnen deze zones kan verder onderzoek uitgevoerd worden op detailniveau. De Provincie zal een stedenbouwkundige verordening opmaken voor het sturen en reguleren van toekomstige inplantingen. Tussen de Provincie en de Vlaamse Overheid is afgesproken dat gemeenten i.v.m. groot- en middenschalige turbines bevoegd zijn voor de opmaak van gemeentelijke RUP's (in afspraak met de provincie) en het verlenen van stedenbouwkundige vergunningen (private turbines) en milieuvergunningen klasse 2 & 3. Grootschalige turbines hebben een masthoogte > 60 m, rotordiameter > 50 m, vermogen > 1 MW en worden enkel gebruikt voor grootschalige energieopwekking van algemeen nut. Een aantal gebieden zijn te kwetsbaar om de inplanting van grootschalige machines zoals windturbines te kunnen verantwoorden en dienen aldus uitgesloten te worden. Binnen deze gebieden kan geen ruimtelijk uitvoeringsplan voor windturbines worden opgemaakt en wordt het verlenen van een vergunning ongunstig geadviseerd. Deze gebieden zijn: De Vogelrichtlijngebieden, de Habitatrichtlijngebieden, gebieden die vallen onder het verdrag van RAMSAR, de VEN-gebieden en de Vlaamse en de erkende natuurreservaten. Volgende gebieden in Oost-Vlaanderen verdienen bijzondere aandacht: bosgordel Maldegem- Stekene, het kreken- en poldergebied, de valleigebieden van de Schelde, Leie, Durme en Dender, de depressie van de Moervaart en het kanaal van Stekene, de beekvalleien van Zuid- Oost-Vlaanderen en de beboste toppen van de Vlaamse Ardennen. Beschermde landschappen en ankerplaatsen opgenomen in de landschapsatlas. Directe woonomgeving. Stiltegebieden en potentiële stiltegebieden. Windturbines kunnen geplaatst worden nabij elementen die al een bijzondere landschappelijk bepalende impact hebben op hun omgeving. Daarbij is het clusteringprincipe van groot belang. In aanmerking komen: de stedelijke gebieden en de specifiek economische knooppunten de bedrijventerreinen de grootschalige waterlopen het hoofdwegennetwerk alsook de primaire en de secundaire wegen Het hoofdspoorwegennet het hoogspanningsnetwerk aanwezige of geplande hoge infrastructuren Grootschalige en middenschalige windturbines kunnen beschouwd worden als een voorziening voor wonen en bedrijvigheid, te koppelen aan de grotere kernen. Deze grote kernen werden geselecteerd in het RSV als stedelijk gebied. De stedelijke gebieden hebben een ruime landschappelijke maar ook een functionele invloedssfeer die zich relatief ver uitstrekt, voornamelijk wanneer het om 5 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

7 grootstedelijk gebied (Gent) of regionaalstedelijk gebied gaat (Sint-Niklaas en Aalst), wat zich vertaalt in een vaak ruime peri-urbane gordel rond de stad, waarin de inplanting van windturbines ruimtelijk nog steeds kan gekoppeld worden aan het stedelijk gebied. De kleinstedelijk gebieden (Eeklo, Beveren, Lokeren, Temse, Deinze, Wetteren, Dendermonde, Oudenaarde, Zottegem, Ninove, Ronse en Geraardsbergen) hebben een beperktere landschappelijke en functionele koppelingszone waarbinnen de inplanting van windturbines nog als ruimtelijk samenhangend met de kern wordt gepercipieerd. Een bijzonder positief aandachtspunt voor de inplanting van windturbines is het E17-netwerk rondom de stedelijke kernen van Lokeren, Sint-Niklaas, Temse en Beveren. Op vlak van autowegen treden de hoofdwegen, de primaire wegen en de secundaire wegen type I en type II op als mogelijke aanknopingspunten. Hierbij is het duidelijk dat de secundaire wegen, een beperktere structurerende functie hebben. De E17 is geselecteerd als hoofdweg en de N41 als primaire weg II. Figuur 2 E17 netwerk Binnen het E17 netwerk moet de stedelijke dynamiek in het spanningsveld Gent-Antwerpen worden opgevangen. Als voorziening voor wonen en bedrijvigheid horen grootschalige windturbines hier zeer sterk thuis. Door een dichte inplanting van windturbines kan het netwerk als een geheel zichtbaar worden in de omliggende open ruimtegebieden. Het E17 netwerk maakt als één te accentueren stedelijk geheel deel uit van het gedifferentieerd landschap. Op lager schaalniveau gaat binnenin het netwerk bijzondere aandacht naar het accentueren van de kernen en de lijninfrastructuren. Ook de vorming van nieuwe landschappelijke structuren, nieuwe windlandschappen, is binnen dit deelgebied een mogelijkheid. De inplanting van grootschalige windturbines kan binnen het E17 netwerk zowel lineair gebeuren, langsheen de grote verscheidenheid aan transportinfrastructuur, als in regelmatige clusters op de bedrijventerreinen, of op de versnipperde agrarische gebieden binnenin het netwerk. Indien solitaire turbines passend zijn binnen de gevormde landschappelijke structuur kunnen ook deze een plaats vinden binnen het netwerk. De verbinding met het Oost-Vlaams kerngebied kan worden geaccentueerd door middel van een lineaire inplanting langsheen de transportas E17. 6 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

8 De open ruimtegebieden binnen de vallei van de Durme en langsheen de cuesta van het Land van Waas kunnen niet worden ingenomen door grootschalige turbines en vormen op die manier een openruimteverbinding tussen enerzijds het stedelijk weefsel gevormd door de as Lokeren Zele Dendermonde en het stedelijk weefsel gevormd door de kernen Beveren, Sint-Niklaas en Temse. Ter hoogte van de Wase cuesta dient omzichtig te worden omgesprongen met de inplanting van turbines, om ongewenste schaaleffecten te vermijden (visuele inkrimping van het reliëfverschil door de dominantie van de turbines). Een tweede openruimteverbinding wordt voorzien tussen de stedelijke gebieden van Sint-Niklaas en Temse enerzijds en Beveren anderzijds. Binnen deze openruimteverbinding die de vallei van de Barbierbeek via het open ruimtegebied omheen het fort van Haasdonk en het beboste gebied van Westakkers verbindt met het open landbouwgebied ter hoogte van Nieuwkerken-Waas en Vrasene kunnen groot- en middenschalige turbines enkel worden ingeplant als een lineaire inplanting langsheen de E17, de verbindingsas van het E17 stedelijk netwerk. Figuur 3 Toetsing van potentiële inplantingslocaties aan luchtvaart en avifauna (vogels) Het projectgebied is een potentiële locatie voor de inplanting van groot- en middenschalige windturbines, zonder specifieke aandachtspunten i.v.m. luchtvaart en avifauna Gebiedsgerichte afweging Aftoetsing aan het provinciale beleidskader toont aan dat er in de rand van Sint-Niklaas talrijke potentiële inplantingslocaties voor midden- en grootschalige windturbines bestaan. Ten zuidwesten van het recreatieoord De Ster bevindt zich echter een navigatiebaken voor de luchtvaart. Belgocontrol zal negatief advies uitbrengen voor de bouwvergunning van windturbines die te dicht bij deze baken komen. Binnen een afstand van 5 à 7 km van het baken geldt een hoogtebeperking van 120 m. Dit betekent dat er langsheen het E17-netwerk op het grondgebied van Sint-Niklaas en Temse, weinig tot geen mogelijkheid bestaat om een windproject van grote turbines vergund te krijgen. Om in deze zone een windturbineproject van twee turbines te realiseren lijkt een situering ter hoogte van het knooppunt van de E17 met de N41 één van de weinige mogelijkheden, mits aan de hoogtebeperking van 120 m voldaan wordt. De overdraaicirkel van de wieken moet minstens 10 m afstand houden van de gracht aan de voet van het talud van de op- en afritten van de E17 en de afstand tot hoogspanningslijnen moet minimaal 1,5 maal de rotordiameter bedragen. Verder moet er voldaan worden aan de richtlijnen van de omzendbrief EME/2006/01 RO/2006/02 en de VLAREM normen m.b.t. de inplanting van windturbines. Gezien de locatie dicht bij de autosnelweg ligt, zal het maximale geluid van de windturbines beperkt moeten worden tot het heersende achtergrondgeluid van de E17. Volgens de nieuwe VLAREM norm moet de exploitant kunnen garanderen dat geen enkele woning onderhevig is aan meer dan 8 uren slagschaduw per jaar. Daartoe kunnen windturbines worden uitgerust met een programmeerbare slagschaduwmodule die de windturbine stillegt indien nodig. 7 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

9 Om te kunnen voldoen aan deze voorwaarden worden de windturbines best ingeplant op de locaties met onderstaande Lambertcoördinaten. X Y WT WT Op de orthofoto hieronder zijn deze locaties aangeduid met een witte stip. Figuur 4 Aanduiding van twee geschikte inplantingslocaties en hoogspanningslijnen Het inplantingsvoorstel waarmee het college in zitting van 24 oktober 2011 principieel akkoord ging betreft de inplanting van twee grootschalige windturbines van de 2-MW klasse. Een voorbeeld hiervan zijn windturbines van het type Enercon E70 met een masthoogte van 85 meter en een rotordiameter van 70 m. Een windturbine van het type E70 heeft een maximaal vermogen van 2,3 MW. De twee windturbines zullen op deze locatie jaarlijks kwh groene stroom leveren. Dit komt overeen met het elektriciteitsverbruik van ongeveer 1800 gezinnen. Figuur 5 Windturbine van het type Enercon E-70 8 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

10 De fundering van de windturbines past binnen een terrein van 20m op 20m en is ca. 3m dik. Naast de windturbine wordt een kraanplaats van 20m op 40m aangelegd. Deze bestaat uit een laag steenslag of grind van ca. 0,5 m dik. De windturbine moet bereikbaar zijn via een halfverharde toegangsweg. Figuur 6 Inplanting WT1 De kraanplaats aan WT1 sluit aan op de openbare gemeenteweg Kattenheistraat. Figuur 7 Inplanting WT2 9 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

11 Naar de kraanplaats aan WT2 zal een toegangsweg aangelegd worden die aansluit op een wegel die ten oosten uitkomt op de Dendermondse Steenweg (gemeenteweg) Ruimtelijk uitvoeringsplan Volgende principes staan voorop binnen deze zone voor windturbine: het behoud van de/een in grondkleur aangeduide bestemming met de mogelijkheid tot de inplanting van een windturbine; het optimaal gebruik van de aangeduide locatie voor de winning van hernieuwbare energie volgens het BATNEEC-principe (best beschikbare technologie die geen buitensporige kosten met zich meebrengt). Het eerste uitgangspunt levert de bepalingen op waardoor de redelijke benutting van de in grondkleur bestaande bestemming mogelijk blijft ondanks de inplanting van een windturbine en vice versa. Deze bestemming moet functioneel blijven. Dit betekent ook dat de werken voor realisatie van een windturbine tijdelijk hinder kunnen veroorzaken voor het effectief gebruik in overeenstemming met de in grondkleur aangeduide bestemming. De voorschriften zijn zo opgevat dat er een verwevingssituatie moet mogelijk zijn tussen beide bestemmingen (overdruk en grondkleur-bestemming) en dat alles in het werk moet worden gesteld om deze verwevingssituatie mogelijk te maken na eventuele beperkingen als gevolg van de aanleg. De in grondkleur bestaande bestemming bestaat uit de bestemmingen vastgelegd in BPA Stedelijke begraafplaats (2 e wijziging, M.B. 18/03/2004), namelijk reservatiestrook voor wegen en zone nonaedificandi (art. 5). De standaard typebepaling bij het voorschrift gebied voor windturbine (als overdruk) beperkt zich tot de juridisch essentiële elementen, met name het toelaten van de werken en handelingen die nodig zijn voor het optimaal winnen van windenergie alsook het gebruik van de deze infrastructuur voor andere nutsvoorzieningen zoals telecommunicatie-infrastructuur (bijvoorbeeld gsm-zendantenne). Hierbij is het essentieel dat de grondkleur van de onderliggende bestemming en de overdruk zone voor windturbine als nevenbestemmingen naast elkaar kunnen functioneren. Tot slot wordt ook vastgelegd dat de aanvraag wordt voorgelegd aan de administratie bevoegd voor het energiebeleid. In de toelichting bij het voorschrift wordt dieper ingegaan op de interpretatie van deze elementen. De specifieke sectorwetgeving inzake veiligheid, milieuaspecten, wegen en verkeer wordt niet opgenomen in de gebiedsspecifieke bepalingen omdat deze sowieso van toepassing blijven en bovendien voor wijziging of verfijning vatbaar zijn. Indien dit gebeurt, zouden ook de stedenbouwkundige voorschriften bij het RUP moeten worden gewijzigd. Bovendien kan op basis van een aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning met de kennis op dat moment (hoogte, exacte inplantingsplaats, tussenafstand, etc. ) en in nauw overleg met de betrokken administratie het project veel correcter worden beoordeeld eventueel in afwijking (interpretatie) met deze sectorale bepalingen. Voor wat de afstandsregels tot het wegdomein betreft, kunnen volgende elementen als indicatie worden meegegeven: de volledige constructie van de mast dient te liggen buiten de 30m zone; de uiterste verticale projectie van de rotordiameter dient te liggen buiten de 10m zone; alle verhardingen van bedieningswegen dienen te liggen buiten de 10m zone. 10 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

12 Figuur 8 Uittreksel verordenend grafisch plan RUP windturbine Heimolen Gelet op het feit dat de bestemming opgevat is als een bestemming in overdruk met behoud van de onderliggende bestemming, zijn er geen strijdigheden met de huidige bestemming waarop de overdruk wordt geplaatst. Uit de analyse van de bestaande juridische toestand blijkt bovendien dat er geen bepalingen dienen opgeheven te worden om de realisatie van de bestemming in overdruk mogelijk te maken. De huidige bestemmingen volgens het BPA Stedelijke begraafplaats (2 e wijziging, M.B. 18/03/2004) zijn van toepassing. Voor de vertaling naar stedenbouwkundige voorschriften werd grotendeels gebruik gemaakt van de typevoorschriften voor gewestelijk RUP s zoals opgenomen in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Er worden geen voorschriften opgeheven; het voorschrift zone voor windturbine is een bepaling in overdruk. Het plangebied is 1,5 ha groot. 1.3 Planalternatieven Het RUP maakt de inplanting van een grootschalige windturbine van de 2-MW klasse mogelijk tussen het knooppunt E17/N41 en de stedelijke begraafplaats Heimolen. Hiervoor wordt een overdruk voorzien die tevens de mogelijkheden van het onderliggende BPA behoudt. De puntvormige inplanting van een windturbine heeft een beperkte invloed op de bestaande situatie van het projectgebied, namelijk grasland. Het nulalternatief is het alternatief waarbij het plan niet wordt uitgevoerd en omvat alle mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het plan- en studiegebied wanneer het plan niet zou doorgaan. De planologische bestemming is reservatiestrook voor wegen en zone non-aedificandi (art. 5) volgens BPA Stedelijke begraafplaats (2 e wijziging, M.B. 18/03/2004). Deze bestemming blijft echter als in grondkleur aangeduide basisbestemming gehandhaafd in het voorliggende RUP, dat enkel bijkomende mogelijkheden biedt voor de inplanting en exploitatie van een windturbine met eventueel gekoppelde nutsinfrastructuur (bijvoorbeeld t.b.v. telecommunicatie). Dit betekent dat het plangebied behouden zou kunnen blijven als permanent grasland volgens de voorschriften van het BPA, die bepalen dat alle 11 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

13 constructies verboden zijn en dat enkel beplanting kan worden aangebracht. De referentiesituatie (bestaande toestand) van het projectgebied komt dus overeen met het nulalternatief (bestaande bestemming), bijkomende beplanting is echter ook een mogelijk nulalternatief. Er wordt gesteld dat het bieden van inplantingsmogelijkheden voor een grootschalige windturbine te verantwoorden is. Talrijke conventies en beleidsplannen op mondiaal, Europees, gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau pleiten voor de sterke stijging van het aandeel hernieuwbare energie. Vlaanderen is geografisch gunstig gelegen om gebruik te maken van windenergie. De ruimte in het dichtbevolkte Vlaanderen is echter sterk versnipperd. Om de nog resterende open ruimte zoveel mogelijk te vrijwaren en de mogelijke hinder voor de omgeving te beperken, dienen windturbines oordeelkundig ingeplant te worden. Een ministeriële omzendbrief legt daartoe richtlijnen vast: windmolens moeten gebundeld worden in de omgeving van infrastructuren (kanalen, autosnelwegen, hoogspanningslijnen, industriegebieden, ) en moeten tegelijk voldoende afstand houden van de woonkernen (minimaal 250 m). De locatiekeuze beantwoordt aan de richtlijnen uit de omzendbrief. In 2009 keurde de Vlaamse regering het beleidskader goed dat de Provincie Oost-Vlaanderen uitwerkte om de inplanting van zowel groot-, midden- als kleinschalige windturbines op een ruimtelijke en landschappelijk verantwoorde manier te ondersteunen. Binnen het vergunningenbeleid kan het beleidskader niet rechtstreeks worden toegepast. De elementen uit dit beleidskader kunnen echter wel deel uitmaken van de opportuniteitsafweging. Het beleidskader sluit enerzijds de inplanting van windturbines in bepaalde kwetsbare gebieden uit en pleit anderzijds voor de inplanting van windturbines in andere zones. Een bijzonder positief aandachtspunt voor de inplanting van windturbines is het E17-netwerk rondom de stedelijke kernen van Lokeren, Sint-Niklaas, Temse en Beveren. Op vlak van autowegen treden de hoofdwegen, de primaire wegen en de secundaire wegen type I en type II op als mogelijke aanknopingspunten. Hierbij is het duidelijk dat de secundaire wegen een beperktere structurerende functie hebben. De E17 is geselecteerd als hoofdweg en de N41 als primaire weg II. De locatiekeuze voldoet als potentiële inplantingslocatie van groot- en middenschalige windturbines volgens het provinciale beleidskader, zonder specifieke aandachtspunten i.v.m. luchtvaart en avifauna. Aftoetsing aan het provinciale beleidskader toont aan dat er in de rand van Sint-Niklaas talrijke potentiële inplantingslocaties voor midden- en grootschalige windturbines bestaan. Dit betekent niet noodzakelijk dat dit allemaal effectieve locatiealternatieven zijn, aangezien het beleidskader geen rekening houdt met lokale randfactoren. Ten zuidwesten van het recreatieoord De Ster bevindt zich een navigatiebaken voor de luchtvaart. Belgocontrol zal negatief advies uitbrengen voor de bouwvergunning van windturbines die te dicht bij deze baken komen. Binnen een afstand van 5 à 7 km van het baken geldt een hoogtebeperking van 120 m. Dit betekent dat er langsheen het E17- netwerk op het grondgebied van Sint-Niklaas en Temse, weinig tot geen mogelijkheid bestaat om een windproject van grote turbines vergund te krijgen. Om in deze zone een windturbineproject van twee turbines te realiseren lijkt een situering ter hoogte van het knooppunt van de E17 met de N41 één van de weinige mogelijkheden, mits aan de hoogtebeperking van 120 m voldaan wordt. Onderstaande figuur duidt de mogelijke inplantingsplaatsen in de directe omgeving van het knooppunt E17-N41 aan. Windturbines kunnen niet ingeplant worden in de rood gekleurde gebieden (te dicht bij huizen), de impact voor omwonenden moet beperkt blijven tot de richtwaarden van de omzendbrief of de normen van de nieuwe VLAREM wetgeving. In de blauw gekleurde gebieden kunnen ook geen turbines ingeplant worden (te dicht bij hoogspanningslijn), de afstand tot hoogspanningslijnen moet minimaal 1,5 maal de rotordiameter bedragen. Ook moet de sectorale wetgeving inzake bouwvrije stroken langs wegen gerespecteerd worden, de overdraaicirkel van de wieken moet minstens 10 m afstand houden van de gracht aan de voet van het talud van de op- en afritten van de E17. Tenslotte moeten de windturbines onderling voldoende afstand houden. Deze factoren in acht genomen blijven 3 mogelijke inplantingslocaties over (zie figuur 9). 12 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

14 Figuur 9 Locatieonderzoek grootschalige windturbines aan knooppunt E17-N41 Bij het vergunnen van windturbines wordt de voorkeur gegeven aan clusterprojecten (minimum 2 turbines). In het locatieonderzoek voor een cluster van 2 windturbines in de omgeving van het knooppunt E17-N41 werd voor WT2 eerst de locatie ten noordoosten van het knooppunt onderzocht. Door negatief advies van de landbouwraad werd deze locatie niet weerhouden en werd geopteerd voor de alternatieve inplanting ten zuidoosten van het knooppunt. 2. Onderzoek noodzaak passende beoordeling Artikel 36 ter van het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu bepaalt dat ieder plan dat afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma s een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als speciale beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van ) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van ). Onderstaande kaart laat zien dat de afstanden van het plangebied tot de speciale beschermingszones voldoende groot zijn om enige betekenisvolle impact te kunnen hebben. Afstand tot het dichtstbijzijnde Habitatrichtlijngebied: 2,8 km ten zuiden van het plangebied Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent (gebiedscode BE ). Afstand tot aan het dichtstbijzijnde Vogelrichtlijngebied: 2,8 km ten zuiden van het plangebied Durme en de middenloop van de Schelde (BE ). Conclusie: Er is geen passende beoordeling vereist. 13 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

15 Figuur 10 Habitat- en vogelrichtlijngebieden 3. Onderzoek mogelijke aanzienlijke milieueffecten 3.1 Toetsing kader vergunningen bijlage I/II projecten en projecten bedoeld in de bijlage bij Omzendbrief LNE 2011/1 22 juli 2011 Het voorgenomen plan heeft als doel om een grootschalige windturbine van de 2-MW klasse in te planten tussen het knooppunt E17/N41 en de stedelijke begraafplaats Heimolen. Het RUP bepaalt een puntvormige inplanting met een lage impact. De confrontatie van deze ontwikkeling met de bijlagen I en II van het besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage wijst uit dat het voorgenomen project niet voorkomt in bijlage I of bijlage II. Het RUP vormt geen kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I of bijlage II van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004, maar wel voor een project opgesomd in bijlage bij Omzendbrief LNE 2011/1 22 juli 2011, namelijk voor de rubriek 3i: Installaties voor de winning van windenergie voor de energieproductie (windturbineparken). Het RUP bepaalt echter het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau en is derhalve screeningsgerechtigd. 3.2 Beschrijving mogelijke milieueffecten van het voorgenomen plan Gezondheid en veiligheid van de mens Referentie: Het projectgebied is ingesloten door het talud langs de afrit van de E17 naar de N41 ten noorden, het talud langs de N41 ten oosten, enkele ingesloten landbouwpercelen ten zuidoosten en de Kattenheistraat met erachter de bosgordel rond de stedelijke begraafplaats Heimolen ten zuidwesten. 14 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

16 Onderaan het talud dat oploopt naar de afrit E17 N41 en de N41 ligt een gracht, waarlangs in het noorden plaatselijk enkele loofbomen staan. Het projectgebied zelf bestaat uit landbouwgrond met permanent grasland. Ten zuidoosten sluiten een maïsakker en een langwerpige permanente graasweide aan op het projectgebied. Ten zuidwesten staat het in 2008 voltooid crematorium. Ten zuidwesten en ten zuidoosten van de site staan hoogspanningsmasten. Het plangebied omvat geen bestaande bedrijvigheid. Er bevindt zich een Seveso-inrichting op een afstand van ongeveer 1,1 km ten noordoosten. Het betreft het bedrijf Sita Recycling Services (Industriepark West 54, 9100 Sint-Niklaas) met als hoofdactiviteit het recycleren van oplosmiddelen. De dienst LNE heeft het bedrijf de status van lagedrempelinrichting toegekend. Deze Seveso-inrichting kan geen nadelige effecten veroorzaken voor een windturbine. Figuur 11 Luchtfoto Beschrijving effect: Het RUP wordt opgemaakt om een grootschalige windturbine van de 2-MW klasse in te planten tussen het knooppunt E17/N41 en de stedelijke begraafplaats Heimolen. Van deze puntvormige inplanting met behoud van de bestaande mogelijkheden voor de betreffende percelen zijn geen uitgesproken negatieve effecten op de gezondheid of veiligheid van de mens te verwachten. Er kunnen negatieve effecten optreden bij calamiteiten tijdens de aanlegfase en exploitatiefase. Moderne windturbines zijn echter veilig. Wanneer men dezelfde veiligheidseisen stelt voor windturbines als voor andere industriële installaties, dan leveren windturbines op de meeste locaties een zeer laag tot aanvaardbaar risico. Het risico van ijsworp wordt voorkomen door een ijsdetectiesysteem waarover moderne windturbines beschikken. Van zodra er minimale ijsvorming optreedt, veranderen de karakteristieken van de windturbine en wordt de rotor stilgelegd. Slagschaduw treedt op in het gebied dat zich in de schaduw bevindt van de draaiende wieken. Het gebied waarin de slagschaduw kan optreden (in geval dat de zon schijnt) verandert naargelang het uur van de dag en het seizoen. De afwisseling van schaduw en licht genereert een stroboscopisch effect in ruimtes achter glas. Dit effect is hinderlijk voor mensen die in die ruimte moeten werken of leven en moet beperkt blijven. 15 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

17 De vergunningsaanvraag voor windturbines moet een slagschaduwstudie bevatten indien er zich een slagschaduwgevoelig object bevindt binnen de contour van 4 uur verwachte slagschaduw per jaar. Een slagschaduwgevoelig object is een binnenruimte waar slagschaduw van windturbines hinder kan veroorzaken. De slagschaduwstudie omvat een berekening van de verwachte slagschaduw onder volgende aannames: slagschaduw treedt op vanaf dat de zon hoger staat dan een hoek van 3 t.o.v. het maaiveld; een slagschaduwreceptor bestaat uit een standaardraam van 5 m breed, 2 m hoog op 1 m boven maaiveld; een woning wordt beschouwd als een object dat licht ontvangt uit alle richtingen; er wordt gerekend met klimatologische maandnormalen van het gemiddeld aantal uren zonneschijn, de gemiddelde windsnelheid en de overheersende windrichting. De studie bevat o.a.: weergave van de isocontouren voor verwachte slagschaduw van respectievelijk 4, 8, 16 en 32 uren per jaar; een slagschaduwkalender per windturbine; een slagschaduwkalender voor de representatieve slagschaduwgevoelige objecten binnen de contour van 4 uur verwachte slagschaduw per jaar. Indien een slagschaduwgevoelig object zich bevindt binnen de contour van 4 uur verwachte slagschaduw per jaar, wordt de windturbine uitgerust met een automatische stilstandmodule. In een logboek wordt de effectieve slagschaduw voor elk relevant slagschaduwgevoelig object binnen de contour van 4 uur verwachte slagschaduw per jaar bijgehouden. Voor elk relevant slagschaduwgevoelig object geldt een maximum van 8 uur effectieve slagschaduw per jaar, met een maximum van 30 minuten effectieve slagschaduw per dag. Indien deze norm overschreden wordt, dient de windturbine tijdelijk stilgelegd te worden, tenzij anders overeengekomen wordt. Onderstaande berekeningen werden gemaakt met het computerprogramma Windpro voor twee windturbines met ashoogte 85 m en rotordiameter 70 m. Figuur 12 Contouren van verwachte aantal uren slagschaduw per jaar 16 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

18 Binnen de contour van 4 uren slagschaduw per jaar zijn een aantal representatieve schaduwgevoelige objecten aangeduid (woningen die hinder kunnen ondervinden). Een aantal woningen aan de Dendermondse Steenweg en de Kettermuit ligt binnen de contour van 8 uur verwachte slagschaduw per jaar. De windturbines zullen stilgelegd worden wanneer voor een slagschaduwgevoelig object de Vlaremnorm (publicatie in het Belgisch Staatsblad van 21/03/2012) overschreden wordt. Vooral de tweede windturbine kan bij zonnig weer s avonds hinderlijke slagschaduw veroorzaken voor een aantal woningen aan de Dendermondse Steenweg. De windturbine zal dan tijdelijk stilgelegd worden. De windturbine zal meehelpen aan de beperking van uitstoot van schadelijke broeikasgassen en zo een eerder positief effect hebben voor de mens. Het plan laat geen toekomstige bedrijvigheid toe. Binnen de overdruk gebied voor windturbine is het tevens toegelaten om de windturbine als inplantingsplaats te gebruiken voor andere nutsvoorzieningen zoals telecommunicatie-infrastructuur (bijvoorbeeld een gsm-zendantenne). Dit kan bijkomende elektromagnetische golven (straling) t.o.v. de (woon)omgeving met zich meebrengen. Als er wordt uitgegaan van een gemiddeld effectief uitgestraald vermogen van 20W 1 en de normen in de meest actuele wetgeving 2 worden gehanteerd, dan is een minimale vrije horizontale straalafstand van 15,8 meter en een minimale afstand naar boven en beneden van 10,3 meter nodig, gemeten vanaf de zendantenne. Aangezien zich binnen de grens van het RUP en in een buffer van 15,8 meter rondom geen verblijfsgebieden (bijvoorbeeld woningen, scholen, ziekenhuizen, crèches) bevinden, kan besloten worden dat de impact van de straling geen significant negatief effect zal genereren. Conclusie: De beperking van uitstoot heeft een positief effect t.o.v. de gezondheid van de mens. Anderzijds genereert slagschaduw van de turbinewieken een hinderlijk stroboscopisch effect in huizen. De windturbine zal echter stilgelegd worden wanneer voor een slagschaduwgevoelig object de Vlaremnorm overschreden wordt. Tevens is de impact van straling van een ev. zendantenne op de omliggende (woon)omgeving nihil. Er kan dan ook besloten worden dat de uitvoering van het RUP geen bijkomende risico s voor de gezondheid en de veiligheid van de mens zal opleveren Ruimtelijke ordening Referentie: Het projectgebied ligt thans volledig in BPA Stedelijke begraafplaats (2 e wijziging, M.B. 18/03/2004), het betreft de bestemmingen reservatiestrook voor wegen en zone non-aedificandi (art. 5). De reservatiestrook voor wegen is geel gearceerd en de zone non-aedificandi is groen gekleurd. Enkel voor art. 5 zone non-aedificandi zijn stedenbouwkundige voorschriften opgenomen in het BPA. Het RUP overlapt in het oosten beperkt met groengebied uit het gewestplan Sint-Niklaas Lokeren (K.B. 07/11/1978). Dit is echter het gevolg van verschuivingen in het kadaster, er wordt van uitgegaan dat de RUP grens daar samenvalt met de BPA grens. Het onderliggende gewestplan bestaat uit de bestemmingen groengebied en gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. 1 Voor gemiddelde effectief uitgestraalde vermogens boven de 20W is immers altijd een conformiteitsattest noodzakelijk. 2 Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 wat betreft de normering van vast en tijdelijk opgestelde zendantennes voor elektromagnetische golven tussen 10 MHz en 10 GHz (B.S. 13/01/2011) 17 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

19 Figuur 13 BPA Stedelijke begraafplaats (2e wijziging, M.B. 18/03/2004) Volgens het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (2006) is de site gesitueerd in landschappelijk te verbeteren landbouwgebied naast de begraafplaats, binnen de zuidelijke tak van de Z-vormige bosstructuur. In de zuidelijke tak staat de ontwikkeling van stedelijke functies (bedrijvigheid, wonen, recreatie, stedelijke landbouw, ) voorop, terwijl de bosstructuur er in ondergeschikte mate aanwezig is. De E17 wordt geselecteerd als hoofdweg, de N41 als primaire weg II. Aftoetsing aan het provinciaal beleidskader windturbines toont aan dat de locatie geschikt is voor de inplanting van groot- en middenschalige windturbines, zonder specifieke aandachtspunten i.v.m. luchtvaart en avifauna. Beschrijving effect: Er worden geen voorschriften opgeheven, het voorschrift zone voor windturbine van het RUP is een bepaling in overdruk. De in grondkleur aangeduide bestemmingen van het BPA blijven behouden met de mogelijkheid tot de inplanting van een windturbine. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de infrastructuur voor de optimale winning van windenergie niet in het gedrang wordt gebracht. De inplanting van windturbines wordt vooropgesteld in verschillende beleidsplannen, op de betreffende locatie is er echter een herbestemming voor nodig. Conclusie: Geen aanzienlijk negatief effect Biodiversiteit, fauna en flora Referentie: Het plangebied is niet gelegen in een VEN of IVON gebied. Er bevinden zich geen habitat- of vogelrichtlijngebieden in de onmiddellijke omgeving. 18 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

20 Volgens de vogelatlas ligt het projectgebied juist op de rand van een buffer van 1km rond een westelijk gelegen slaaptrekroute van meeuwen per dag (code STOVWA26). De gele onderlaag op onderstaande kaart duidt de overlappende bufferzones van twee verder gelegen seizoenstrekroutes van elk meer dan vogels van vele soortgroepen in de lente en herfst aan (code SEOVWA1 ten westen en code SEANAN1 ten oosten). Volledig het grondgebied van Sint-Niklaas en het grootste deel van Oost-Vlaanderen en Vlaanderen is op de vogelatlas echter opgenomen in dergelijke bufferzones rond seizoenstrekroutes. Figuur 14 Uittreksel uit de vogelatlas Onderstaande kaart toont aan dat de windturbines WT1 en WT2 gepland zijn op een locatie waar de inplanting van windturbines mogelijk risico s oplevert tegenover vogels, de zogenaamde avifauna. Figuur 15 Uittreksel uit de Vlaamse risicoatlas vogels-windturbines 19 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

21 Het projectgebied zelf heeft geen biologische kwaliteiten volgens de biologische waarderingskaart (versie 2) maar is wel grotendeels begrensd door omliggende biologisch waardevolle gebieden. Ten zuidwesten en ten westen loopt de dijk (kd) langs de stedelijke begraafplaats Heimolen, met daarop loofhoutaanplant (exclusief populier) (n). Achter deze dijk is er populierenaanplant op droge grond met ruderale ondergroei (lsi) en verruigd grasland (hr). Van beide typen is er beplanting verwijderd voor de bouw van het crematorium. Ten noorden, noordoosten en oosten loopt het talud langs de afrit E17-N41 en de N41, dat begroeid is met soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden (hp+). Deze vegetatie bevindt zich ook in de zones tussen de op/afritten en de E17. De beplanting langs de N41 en de oprit van de N41-E17 bestaat uit loofhoutaanplant (exclusief populier) (n). Enkel de typering op de stedelijke begraafplaats is gebeurd op basis van een terreinbezoek door een karteerder in april 2000, vóór de bouw van het crematorium. De overige selecties zijn gebeurd op basis van interpretatie van de orthofotplans NGI 1995 en Figuur 16 Biologische waarderingskaart (versie 2) Beschrijving effect: In het plangebied bevindt zich geen gekarteerde waardevolle fauna of flora die verloren dreigt te gaan bij de inplanting van een windturbine. De werking van een windturbine kan gevaarlijk zijn voor passerende vogels, in het provinciaal beleidskader windturbines is de betreffende locatie echter geselecteerd als een site waar windturbines weinig effect hebben op avifauna (zie ook figuur 3). Conclusie: Geen aanzienlijk negatief effect Energie- en grondstoffenvoorraden Referentie: In de omgeving van het plangebied liggen geen ontginningsgebieden. 20 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

22 Er zijn geen energieproducerende of -verwerkende centrales in de onmiddellijke omgeving van de site. Ten zuiden en vlakbij ten westen lopen hoogspanningsleidingen van 70kV. In functie van deze leidingen staan ten zuidwesten en ten zuidoosten van de site hoogspanningsmasten. Beschrijving effect: Het plan voorziet de duurzame winning van windenergie d.m.v. een grootschalige windturbine van de 2-MW klasse. Een voorbeeld hiervan zijn windturbines van het type Enercon E70 met een maximaal vermogen van 2,3 MW. Op deze locatie kan een dergelijke windturbine jaarlijks ongeveer kwh groene stroom leveren. Dit komt overeen met het elektriciteitsverbruik van ongeveer 900 gezinnen. Conclusie: Significant Positief effect Bodem Referentie: De site bestaat grotendeels uit matig natte zandbodem zonder profiel. In het zuidwesten van het projectgebied betreft het een matig droge zandbodem met dikke antropogene humus A horizont. Gezien de bestaande landbouwactiviteiten mogelijk blijven wordt de geschiktheid voor landbouwactiviteiten niet afgetoetst. Figuur 17 Bodemkaart Het projectgebied bestaat uit landbouwgrond met permanent grasland. 21 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

23 Beschrijving effect: De realisatie van het plan zal het reliëf in het plangebied niet aanzienlijk wijzigen. Het RUP voorziet de inplanting van een grootschalige windturbine met behoud van de bestaande mogelijkheden. De fundering van een windturbine van het type Enercon E70 past binnen een terrein van 20m op 20m en is ongeveer 3m dik. Naast de windturbine wordt een kraanplaats van 20m op 40m aangelegd. Deze bestaat uit een laag steenslag of grind van ongeveer 0,5 m dik. De windturbine is bereikbaar via een halfverharde toegangsweg. In het geval van bodemverontreiniging nemen we aan dat zowel tijdens aanleg- als exploitatiefase de nodige wettelijk voorziene maatregelen worden genomen om verontreiniging te voorkomen. Rekening houdende dat de uit te graven zone steeds een agrarische functie kende, is de kans dat de grond vandaag verontreinigd is, zeer klein. Ook wanneer er risico op verspreiding van bodemverontreiniging bestaat, nemen we aan dat de geldende regelgeving wordt gevolgd (i.e. een technisch verslag opstellen bij grondverzet). Tenslotte wordt ervan uitgegaan dat men tijdens de constructiefase de regels van goed vakmanschap toepast opdat schade (b.v. door zetting van de ondergrond) t.h.v. de bestaande constructies wordt vermeden. Conclusie: De site heeft als doel om een grootschalige windturbine in te planten. De bodem wordt niet als waardevol beschouwd. Het risico op bodemverontreiniging is klein. Enkel ter plaatse van de fundering worden diepe graafwerken uitgevoerd en grond vervangen door beton. Deze fundering heeft echter een beperkte oppervlakte waardoor geen significante negatieve effecten worden verwacht Water Referentie: Er wordt een toets gedaan op het risico tot overstroming (ligging al dan niet in MOG/ROG-gebieden) en waterproblemen als gevolg van de nabijheid van waterlopen. De site ligt in het Beneden-Scheldebekken, in de subhydrografische zone Barbierbeek Het water uit de site stroomt af naar de Barbierbeek, een als tweede categorie geklasseerde waterloop met als beheerder de provincie Oost-Vlaanderen De projectzone en de directe omgeving zijn niet overstromingsgevoelig. Het plangebied behoort niet tot het winterbed van een grote rivier. Het plangebied van het RUP bevindt zich niet in risicozones voor overstromingen, recent overstroomde gebieden (ROG) of van nature overstroombare gebieden (NOG). In of aangrenzend aan het projectgebied bevinden zich geen waterlopen die zijn opgenomen in de atlas van de waterlopen. Er bevindt zich wel een oud-geklasseerde waterloop ten noordwesten van het projectgebied, die ingebuisd in noordelijke richting onder de E17 loopt. 22 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

24 Figuur 18 Atlas van de waterlopen Langs de Kattenheistraat, de afrit E17-N41 en de N41 liggen sterk hellende taluds (meer dan 10% helling) aangrenzend aan het projectgebied. Het projectgebied zelf is echter zeer vlak (minder dan 0,5% helling). Figuur 19 Hellingenkaart 23 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

25 De aangrenzende sterke hellingen zijn eveneens erosiegevoelig maar dit wordt gecompenseerd door grachten die onderaan deze taluds lopen en tevens op de RUP-grens liggen. Figuur 20 Erosiegevoelige gebieden De gracht die onderaan het talud langs de Kattenheistraat loopt is opgenomen in de inventaris van de straatgrachten maar de gracht onderaan de taluds van de afrit E17-N41 en de N41 niet. Figuur 21 Straatgrachten 24 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

26 Het plan is gelegen in een gebied dat infiltratiegevoelig is. Hier infiltreert het hemelwater goed door naar de ondergrond. Figuur 22 Infiltratiegevoelige bodems Het plangebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming maar het plangebied voorziet geen grootschalige ondergrondse constructies die de grondwaterstroming kunnen verstoren. Figuur 23 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden 25 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer

27 Beschrijving effect: Er is geen directe ingreep van het plan op waterlopen (tracéwijzigingen, inbuizingen) en er is geen relevante wijziging van het grondwatersysteem. Het plan heeft geen invloed op kust- of zeewateren. Het plangebied van het RUP windturbine Heimolen bevindt zich niet in risicozones voor overstromingen en recent overstroomde gebieden (OC-GIS Vlaanderen). Het plan is gelegen in een gebied dat infiltratiegevoelig is. Hier infiltreert het hemelwater goed door naar de ondergrond. Als er verhardingen moeten aangebracht worden in het plangebied bijvoorbeeld voor de kraanplaats en de tijdelijke dienstweg is het dus nuttig dat deze uit waterdoorlatende materialen bestaan. Bij de ontwikkeling van het gebied moet voldaan worden aan art van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 6 a) opgenomen in art. 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept vasthouden-bergen-afvoeren dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en de bekkenbeheerplannen. Dit betekent dat het propere hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk moet herbruikt worden, in tweede instantie dat het hemelwater zoveel mogelijk moet geïnfiltreerd worden en in laatste instantie dat slechts een beperkt debiet (na buffering) vertraagd mag afgevoerd worden naar de natuurlijke waterlopen. Er is geen sprake van nieuwe bebouwing met bijkomende vuilvracht, dus ook niet van aansluiting op riolering. Er wordt verwezen naar de gewestelijke stedenbouwkundige verordening (GSV) van 1 oktober 2004 van het Vlaamse gewest. De GSV inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is van toepassing binnen het plangebied aangezien er bijkomende constructies worden toegelaten. Constructies die vuilvracht genereren zijn echter niet toegelaten in het RUP, gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is dus niet van toepassing. In het geval van waterverontreiniging nemen we aan dat zowel tijdens aanleg- als exploitatiefase de nodige wettelijk voorziene maatregelen worden genomen om verontreiniging te voorkomen. Ook wanneer er risico op verspreiding van grondwaterverontreiniging bestaat, nemen we aan dat de geldende regelgeving wordt gevolgd (i.e. een bijkomende vergunning aanvragen bij onttrekking/lozing/zuivering van verontreinigd grondwater). Tenslotte wordt ervan uitgegaan dat men tijdens de constructiefase de regels van goed vakmanschap toepast opdat verzilting van het zoet water wordt voorkomen. Conclusie: De site heeft als doel om een grootschalige windturbine in te planten. Overwegende dat de puntvormige inplanting geen omvangrijke oppervlakte heeft en niet is gelegen in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied dus bijgevolg geen schadelijke effecten teweegbrengt voor de waterhuishouding van het gebied conform de bepalingen inzake integraal waterbeheer, kan in alle redelijkheid geoordeeld worden dat er geen aanzienlijk negatief effect op de waterhuishouding te verwachten is Atmosfeer en klimatologische factoren Referentie: De site bestaat thans uit permanent grasland. In de onmiddellijke omgeving van het projectgebied bevinden zich factoren die een sterke invloed hebben op de plaatselijke luchtkwaliteit. De vlakbij ten noorden gelegen E17 genereert door de hoge 26 RUP Windturbine Heimolen: onderzoek tot mer