RUP Windturbine Heimolen ontwerp

Transcriptie

1 RUP Windturbine Heimolen ontwerp april 2013 Toelichtingsnota Departement ruimte en milieu Dienst ruimtelijke ordening Cel ruimtelijke planning 0 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

2 Inhoud 1. Inleiding 3 2. Ruimtelijke situering 3 3. Planningscontext Feitelijke en juridische toestand Feitelijke toestand Juridisch kader 3.2 Beleidsplannen 4. Bestaande ruimtelijke structuur Bestaande toestand 4.2 Behoefte aan hernieuwbare energie 5. Planopvatting Visie Provinciaal Beleidskader Windturbines 5.2 Gebiedsgerichte afweging 5.3 Vertaling naar het verordenend grafisch plan 5.4 Toelichting stedenbouwkundige voorschriften 6. Decretale bepalingen Onderzoek tot m.e.r. 6.2 Veiligheidsrapportage 6.3 Watertoets 6.4 Ruimtebalans 6.5 Register 7. Bijlagen 26 1 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

3 Figurenlijst Figuur 1 Situering op topografische kaart... 3 Figuur 2 Luchtfoto... 4 Figuur 3 Uittreksel gewestplan met aanduiding BPA... 5 Figuur 4 Uittreksel uit BPA Stedelijke begraafplaats... 6 Figuur 5 BPA Stedelijke begraafplaats, 2 e wijziging M.B. 18/03/ Figuur 6 E17 netwerk...12 Figuur 7 Toetsing van potentiële inplantingslocaties aan luchtvaart en avifauna (vogels)...13 Figuur 8 Locatieonderzoek grootschalige windturbines aan knooppunt E17-N Figuur 9 Aanduiding van twee geschikte inplantingslocaties en hoogspanningslijnen...15 Figuur 10 Windturbine van het type Enercon E Figuur 11 Inplanting WT Figuur 12 Uittreksel verordenend grafisch plan RUP windturbine Heimolen...17 Figuur 13 Atlas van de waterlopen...20 Figuur 14 Hellingenkaart...21 Figuur 15 Erosiegevoelige gebieden...21 Figuur 16 Straatgrachten...22 Figuur 17 Infiltratiegevoelige bodems...22 Figuur 18 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden...23 Figuur 19 Register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

4 1. Inleiding Het RUP wordt opgemaakt voor de inplanting van een grootschalige windturbine aan het knooppunt E17/N41 ter hoogte van de stedelijke begraafplaats Heimolen. Deze windturbine maakt deel uit van een project bestaande uit twee grootschalige windturbines van de 2 MW-klasse aan het knooppunt E17/N41 op het grondgebied van Sint-Niklaas. De windturbine waarvoor het RUP wordt opgemaakt ligt thans in een zone non-aedificandi in het BPA Stedelijke Begraafplaats 2 de wijziging (M.B ). Het college besliste hiervoor een RUP op te maken. De inplantingsplaats van de tweede windturbine achter de Kettermuitstraat is volgens het gewestplan gelegen in agrarisch gebied, waar een vergunning kan verleend worden op basis van de omzendbrief EME/2006/01 RO/2006/ Ruimtelijke situering Het plangebied is gelegen aan het knooppunt E17/N41 en de stedelijke begraafplaats Heimolen op het grondgebied van Sint-Niklaas. Op macroniveau maakt de site deel uit van de Z-vormige stuifzandrug die ten zuiden van de stadskern loopt. In de omgeving komt vooral landbouw voor. De landbouwenclave rondom de site is omsloten door bebouwing en infrastructuren en wordt doorsneden door hoogspanningslijnen. Op microniveau is het projectgebied ingesloten door de E17 ten noorden, de N41 ten oosten en de stedelijke begraafplaats Heimolen ten zuidwesten. De oppervlakte van het plangebied bedraagt ca. 1,5 ha. Figuur 1 Situering op topografische kaart 3 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

5 3. Planningscontext 3.1 Feitelijke en juridische toestand Feitelijke toestand Het plangebied sluit ten noorden aan op het talud langs de afrit van de E17 naar de N41. Ten zuiden liggen enkele ingesloten landbouwpercelen, waaruit het projectgebied ook bestaat. In het westen en zuidwesten grenst de bosgordel die rond de begraafplaats loopt. Verder ten zuidwesten staat de verbrandingsoven van het in 2008 voltooid crematorium. Ten zuidwesten en ten zuidoosten van de site staan hoogspanningsmasten. Zie ook plan feitelijke en juridische toestand. Figuur 2 Luchtfoto 4 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

6 3.1.2 Juridisch kader Binnen het plangebied zijn volgende elementen terug te vinden (zie ook plan feitelijke en juridische toestand): Type Gewestplan BPA Beschermd monument - Beschermd landschap - Beschermd dorpsgezicht - Habitatrichtlijngebied - Vogelrichtlijngebied - VEN IVON - In het gebied Sint-Niklaas Lokeren (K.B. 07/11/1978): groengebied en gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut Stedelijke begraafplaats (2 e wijziging, M.B. 18/03/2004: reservatiestrook voor wegen en zone non-aedificandi Het projectgebied ligt thans in BPA Stedelijke begraafplaats. Het RUP overlapt in het oosten beperkt met groengebied uit het gewestplan. Dit is echter het gevolg van verschuivingen in het kadaster, er wordt van uitgegaan dat de RUP-grens daar samenvalt met de BPA-grens. Figuur 3 Uittreksel gewestplan met aanduiding BPA Het RUP betreft slechts een overdruk die mogelijkheden biedt voor de inplanting van een windturbine, het onderliggende BPA blijft van kracht onder de overdruk van het RUP. De geel gearceerde zone langs de E17 en de N41 is een reservatiestrook voor wegen en de groene zone is een zone nonaedificandi (art. 5). Enkel voor art. 5 zone non-aedificandi zijn stedenbouwkundige voorschriften opgenomen in het BPA: Bestemming: In deze strook is geen enkele constructie toegelaten. Enkel beplanting kan worden aangebracht. Ter plaatse van het projectgebied is de begrenzing van deze zone destijds gelijk gelegd met de kadastrale perceelsgrenzen langs de Kattenheistraat. Dit werd als restgrond beschouwd die niet nodig was voor de stedelijke begraafplaats aan de andere kant van de Kattenheistraat. 5 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

7 Figuur 4 Uittreksel uit BPA Stedelijke begraafplaats BPA Stedelijke begraafplaats bestaat vooral uit in blauw aangeduide strook voor openbaar nut (art. 3), waarvan de stedelijke begraafplaats Heimolen thans ruim de helft van de oppervlakte inneemt. Figuur 5 BPA Stedelijke begraafplaats, 2 e wijziging M.B. 18/03/2004 Er zijn in het plangebied geen elementen opgenomen van de landschappelijke structuur op Vlaams niveau. 6 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

8 3.2 Beleidsplannen Type Klimaatsverdrag VN (1992) VN conferentie Kyoto (1997) Europese unie: witboek Energie voor de toekomst: duurzame energie (1997) Europese Commissie: Energy for a Changing World (2007) Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1997) Inhoudelijke elementen In het klimaatverdrag van de Verenigde Naties in mei 1992 werd tot doel gesteld de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer op zo een niveau te brengen dat deze geen verstoring van het klimaatssysteem kunnen teweegbrengen. In december 1997 werd in het Japanse Kyoto een VN-conferentie gewijd aan de klimaatsveranderingen op aarde. De industrielanden hebben daar concreet de afspraak gemaakt om de uitstoot van schadelijke broeikasgassen terug te dringen met 5,2 % tegen Door de ondertekening van het protocol verplichtte Europa zich om een reductie van 8 % te halen. België dient 7,5 % reductie te behalen ten opzichte van In het kader van bovenstaande internationale conventies, heeft de Europese Commissie het witboek "Energie voor de toekomst: duurzame energie" goedgekeurd. Daarin is de doelstelling opgenomen om tegen 2010 minimaal 12 % van het energieverbruik van de Europese Gemeenschap te betrekken uit hernieuwbare energiebronnen. In dit recente energiebeleidsplan wordt geijverd om tegen % van de totale energiemix van de Europese Unie uit hernieuwbare energiebronnen te betrekken. Voor België betekent dit dat 13 % van het energiegebruik dient te worden gehaald uit hernieuwbare energie. Het plangebied van RUP windturbine Heimolen bevindt zich in het buitengebied. Het buitengebied is het gebied waarin de open (en dus onbebouwde) ruimte overweegt. In het buitengebied wordt een buitengebiedbeleid gevoerd. De doelstellingen van dit beleid zijn de volgende: vrijwaren van ontwikkelingsmogelijkheden voor structuurbepalende functies en activiteiten; tegengaan van versnippering; bundelen van ontwikkeling in de kernen van het buitengebied; streven naar goed gestructureerde gehelen voor landbouw, natuur, en bosfunctie; nastreven van gebiedsgerichte kwaliteit door middel van ruimtelijke kwaliteitobjectieven. Structuurbepalende functies en activiteiten van het buitengebied zijn natuur en bos, landbouw en wonen en werken. Andere functies en activiteiten zijn recreatieve en toeristische activiteiten, sommige gemeenschaps en nutsvoorzieningen, waterwinning en ontginningen. Deze worden echter niet als structurerend opgevat. Installaties voor decentrale energieproductie, waaronder windturbines, worden in het RSV als lijninfrastructuur beschouwd. Er wordt ruimte voorzien voor installaties voor energieproductie op basis van hernieuwbare energiebronnen (wind, zon, biomassa, biogas, waterkracht), en/of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling. Hiervoor wordt een locatiebeleid ontwikkeld dat de potentiëlen inzake hernieuwbare energie helpt realiseren, rekening houdend met de ruimtelijke, landschappelijke en stedenbouwkundige randvoorwaarden, en de ontwikkeling van het elektriciteitsnet. Er zal een ruimtelijk beleidskader worden uitgewerkt voor de inplanting van windturbines en andere vormen van decentrale hernieuwbare energieproductie, en warmtekrachtkoppelingsinstallaties. Dit gebeurt in overleg met de andere beleidsdomeinen en andere beleidsniveaus. Vlaams decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt (2000) Door de Vlaamse overheid werd de toenmalige Europese norm vertaald naar de doelstelling om op korte termijn (tegen 2004) een percentage van 3% aan hernieuwbare energie te halen, groeiend naar 5 procent in In praktijk bleek dit echter niet haalbaar, onder andere omwille van de moeilijk te bekomen vergunningen voor windturbines. Het elektriciteitsdecreet van 17 juli 2000 werd bijgestuurd door het "Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003" van 20 december 2002 (B.S. 1 januari 2003). Hierdoor moest tegen eind maart 2005 een percentage van 2 % aan hernieuwbare energie worden gehaald, 3 % tegen 31 maart 2007 en 6 % tegen eind maart Voor het bereiken van het streefpercentage groene stroom, opteerde de Vlaamse Regering via ditzelfde decreet voor een systeem van groene stroomcertificaten, dat de leveranciers en netbeheerders volgens voorgenoemde percentages moeten kunnen voorleggen. Dit mechanisme kan op de meest flexibele en marktconforme manier de uitbouw van hernieuwbare energiebronnen in het Vlaamse Gewest bevorderen. Eveneens wordt investeringssteun voorzien voor de plaatsing van windturbines (13,5 % verhoogde investeringsaftrek). Op 30 maart 2009 werd een nieuwe wijziging aan het elektriciteitsdecreet doorgevoerd. 7 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

9 Alle Vlaamse wetgeving rondom energie (elektriciteit, rationeel energiegebruik, gasdecreet, VREG) werd hierbij samengebracht in één enkel energiedecreet. Op het vlak van hernieuwbare energie werd door de wijziging een progressief aandeel in groene stroom voorzien, van 6 % in 2011 tot 13 % in 2020 en werden een aantal wijzigingen doorgevoerd in de wijze van toekenning en de bedragen voor groenestroomcertificaten en financiële steunmaatregelen (onder andere degressief gewaarborgd minimum voor zonne-energie). De beleidsnota energie vermeld dat tegen % aan hernieuwbare energie moet gerealiseerd worden. Omzendbrief EME/2006/01- RO/2006/02 "Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines De omzendbrief van 12 mei 2006 voorziet o.a. dat: de windwerkgroep proactief op zoek gaat naar nieuwe potentiële inplantingzones voor windturbines er onderzoek verricht zal worden om hoogwaardige vormen van windenergie te stimuleren. Er kunnen testlocaties en testvelden voorzien worden voor onderzoek en ontwikkeling van windturbines men in de toekomst de hoofdbestemming van zones geschikt voor windturbines kan aanpassen of boven de bestaande gewestplanbepaling een overdruk "gebied voor windturbines" opleggen, waarbij de onderliggende bestemming behouden blijft. De overdruk "gebied voor windturbines" kan ingevoerd worden via de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP). het onderscheid tussen gewestelijke en provinciale planningsinitiatieven wordt opgeheven, waardoor bepaalde projecten sneller tot realisatie komen een aantal overbodige afstands- en hoogteregels werden geschrapt Er werd vooropgesteld om in de eerste plaats te opteren voor grotere windmolenparken in plaats van solitaire molens. Dankzij deze actualisatie van de omzendbrief kunnen aanvragen voor windturbines op goede locaties sneller vergund worden en kan het duurzame energiegebruik aangemoedigd worden. Vlaamse codex ruimtelijke ordening (2009) Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost- Vlaanderen (2004) Binnen de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, de algemene regelgeving rondom ruimtelijke ordening in Vlaanderen wordt een aantal keren expliciet of impliciet verwezen naar de inplanting van windturbines. In de eerste plaats worden windturbines expliciet vermeld als een mogelijk onderwerp voor de opmaak van een stedenbouwkundige verordening. Dit is uiteraard van belang voor het juridisch vastleggen of reguleren van inplantingen binnen Oost-Vlaanderen, zowel met betrekking tot groot- midden als kleinschalige turbines en zowel op gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau. Een tweede belangrijk aandachtspunt is het deel "Handelingen sorterend onder voorschriften van een plan van aanleg". Uit deze bepalingen blijkt dat in alle agrarische gebieden de inplanting van windturbines vergunningsmatig mogelijk wordt gemaakt en er aldus geen bijkomende ruimtelijke uitvoeringsplannen meer dienen te worden opgemaakt. Het projectgebied bevindt zich in de overgangszone tussen het regionaal stedelijk gebied van Sint-Niklaas en de openruimtecorridor tussen Sint-Niklaas en Belsele/Waasmunster. De openruimtecorridors lopen door het E17-netwerk dat aanzien wordt als een stedelijk netwerk op provinciaal niveau. Het ruimtelijke beleid is gericht op: het bieden van voldoende ruimte om bijkomende ontwikkelingen op te vangen het versterken van de woonomgevingskwaliteiten in het netwerk het behoud van de relatie tussen de openruimtegebieden doorheen het E17- netwerk Deze uitgangspunten worden vertaald in volgende ruimtelijke principes: structureren van de interne en externe bereikbaarheid wonen en woonondersteunende functies bundelen en verweven in de kernen openruimtecorridors, buffer tussen de stedelijke ontwikkelingen regionale economie op goed ontsloten plekken en gekoppeld aan de centrale plaatsen groenverbindingen in riviervalleien en tussen de groene stapstenen, als ecologische en recreatieve assen door het netwerk De E17 is geselecteerd als structurerende infrastructuurbundel van (inter)nationaal belang en de N41 is geselecteerd als primaire weg. Over windturbines wordt vermeld dat deze als zichtbelemmerende infrastructurele elementen maximaal moeten vermeden worden in de geselecteerde koutergebieden. Het RUP ligt echter niet in een dergelijk gebied. Aangezien windturbines en de infrastructuur voor andere vormen van groene energie een specifieke problematiek vormen, zal in een latere fase bij wijze van herziening van het PRS nog een ruimtelijk kader uitgeschreven worden. Dit addendum aan het PRS wordt hieronder besproken. 8 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

10 Provinciaal Beleidskader Windturbines, addendum aan het PRS (2009) De provincie Oost-Vlaanderen heeft een visie m.b.t. de inplanting van windturbines uitgewerkt. Dit beleidskader vormt een aanvulling op het provinciaal structuurplan in de vorm van een partiële herziening en heeft als doel een kader te schappen met betrekking tot het inplanten van windturbines, zowel voor de windenergiesector, bedrijven, particulieren als voor de vergunningverlenende overheid. Anderzijds wordt op zoek gegaan naar mogelijke provinciale initiatieven voor de inplanting van windturbines. Prioritaire gebieden voor locaties voor windturbineparken met een bovenlokale impact worden aangeduid, met eventueel de opmaak van provinciale RUP s tot gevolg. Voorliggend RUP is niet strijdig met de in dit beleidskader opgenomen visie. In het windplan van Oost-Vlaanderen wordt het E17-netwerk rondom de stedelijke kernen van Lokeren, Sint-Niklaas, Temse en Beveren omschreven als een bijzonder positief aanknopingspunt voor de inplanting van grote windturbines. Provinciaal milieubeleidsplan (2007) Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Sint-Niklaas (2006) Witboek en strategisch plan (2007) Gemeentelijk Milieubeleidsplan (2007) In het provinciaal milieubeleidsplan wordt er eveneens aandacht besteed aan een duurzaam energiebeleid. Eén van de projecten die dient uitgevoerd te worden binnen de planperiode is 'het ontwikkelen van een visie voor de inplanting van windturbines', waarbinnen vier doelstellingen worden gemaakt: een duidelijk kader scheppen voor de windenergiesector en voor de vergunningverlenende overheid (zowel gemeenten als provincie) bij de inplanting van windmolens systematisch een aantal milieuhygiënische, energetische en landschappelijke randvoorwaarden en de eisen vanuit natuur in rekening brengen een groter aandeel hernieuwbare stroom via windmolens nastreven windmolens positief benaderen als nieuw element in het landschap, kaderend in een lange termijnvisie op duurzame ruimtelijke ontwikkeling De bestendige deputatie keurde op 22 juni 2006 het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Sint-Niklaas goed. De site is gesitueerd in landschappelijk te verbeteren landbouwgebied naast de begraafplaats, binnen de zuidelijke tak van de Z-vormige bosstructuur. In de zuidelijke tak staat de ontwikkeling van stedelijke functies (bedrijvigheid, wonen, recreatie, stedelijke landbouw, ) voorop, terwijl de bosstructuur er in ondergeschikte mate aanwezig is. De E17 wordt geselecteerd als hoofdweg, de N41 als primaire weg II. In het Tweede Witboek en het strategisch plan is opgenomen dat het stadsbestuur het goede voorbeeld moet geven en het duurzaam milieubeleid verder moet verdiepen met als doel een duurzame leefomgeving. Het ontwikkelen van een duurzame visie omtrent energiebeleid is in het strategisch plan opgenomen als actiepunt Het Witboek vult aan dat bij dit proces van meet af aan beroep moet worden gedaan op de deskundigheid van de REG-adviseurs. Het Gemeentelijk Milieubeleidsplan pleit voor Rationeel energiegebruik (REG), een spaarzaam en efficiënt omgaan met energie zonder comfortverlies. Ook het vergroten van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen (wind, water, zon, biomassa) en warmtekrachtkoppeling speelt een belangrijke rol om de negatieve effecten voor het milieu te milderen. Het gebruik van voornamelijk fossiele brandstoffen (aardolie, gas, steenkool) voor transport, verwarming, industriële processen en de elektriciteitsproductie geeft aanleiding tot verbrandingsgassen zoals zwavel- en koolstofdioxide, stikstofoxiden, koolstofmonoxide, methaan, vluchtige organische stoffen en stof. Deze stoffen komen terecht in lucht, bodem en water waar zij afhankelijk van hun concentratie negatieve effecten voor het milieu kunnen veroorzaken. Toename van fotochemische luchtverontreiniging, ozonvervuiling, verzuring en mogelijke broeikaseffecten (klimaatwijziging) kunnen als voornaamste genoemd worden. Lozing van koelwater door krachtcentrales en afvalwater door raffinaderijen kan echter ook aanleiding geven tot nadelige of ongewenste milieueffecten. Ook het gebruik van nucleaire brandstof voor de elektriciteitsproductie houdt risico s in voor mens en milieu wat betreft veiligheid en restafval. Gezien de toenemende uitstoot van verbrandingsgassen te wijten aan het stijgend energieverbruik en rekening houdend met het eindig karakter van fossiele brandstoffen, dringt een rationeel en milieuverantwoord energiegebruik zich op. Volgende ondervonden knelpunten zijn relevant voor het RUP: momenteel wordt te weinig gestreefd naar een daling van de CO2-uitstoot er wordt nog te weinig hernieuwbare energie geïnstalleerd 9 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

11 4. Bestaande ruimtelijke structuur 4.1 Bestaande toestand Het projectgebied bestaat uit landbouwgrond met permanent grasland. De noordelijke en oostelijke begrenzing wordt gevormd door een gracht aan de basis van het talud dat oploopt naar de afrit E17 N41. In het noorden staan langs deze gracht plaatselijk enkele loofbomen. De Kattenheistraat vormt de westelijke en zuidwestelijke grens van het RUP, met daarachter loofhout dat de site afschermt van de stedelijke begraafplaats Heimolen. Ten zuidoosten sluiten een maïsakker en een langwerpige permanente graasweide aan op het projectgebied. De RUP-grens ligt op kadastrale perceelsgrenzen. Zie ook plan feitelijke en juridische toestand. 4.2 Behoefte aan hernieuwbare energie Bij de conventionele wijze van elektriciteitsopwekking komen er veel schadelijke stoffen in de atmosfeer (broeikasgassen, verzurende stoffen, fijn stof). Of er wordt afval geproduceerd waarvoor nog geen duurzame oplossing bestaat. Bovendien zijn de gebruikte grondstoffen eindig en is Vlaanderen voor zijn energievoorziening sterk afhankelijk van import. De Europese energie- en klimaatstrategie wil het probleem van de energiebevoorrading en de klimaatverandering tegelijk aanpakken. De EU heeft zich daarom als doel gesteld om tegen 2020 minstens 20% van zijn energiegebruik te halen uit hernieuwbare bronnen. Daartoe werd een nieuwe richtlijn hernieuwbare energie goedgekeurd. Hierbij zijn bindende doelstellingen per lidstaat vastgesteld. België zal tegen 2020 het aandeel hernieuwbare energie in zijn energiegebruik moeten optrekken van 2 naar 13%. Om de energiebevoorrading voor de toekomst veilig te stellen en de milieuproblemen het hoofd te bieden, zal het Vlaamse energiesysteem moeten verduurzamen. Dit betekent dat we rationeler moeten omgaan met ons energiegebruik en dat het aandeel hernieuwbare energie sterk moet stijgen. Vlaanderen is geografisch gunstig gelegen om gebruik te maken van windenergie. De ruimte in het dichtbevolkte Vlaanderen is echter sterk versnipperd. Om de nog resterende open ruimte zoveel mogelijk te vrijwaren en de mogelijke hinder voor de omgeving te beperken, dienen windturbines oordeelkundig ingeplant te worden. Een ministeriële omzendbrief legt daartoe richtlijnen vast: windmolens moeten gebundeld worden in de omgeving van infrastructuren (kanalen, autosnelwegen, hoogspanningslijnen, industriegebieden.) en moeten tegelijk voldoende afstand houden van de woonkernen (minimaal 250 m). Windturbines kunnen vergund worden in landbouwgebied en industriegebied. Voor de inplanting van een windturbine op de betreffende locatie is de opmaak van een goedgekeurd RUP noodzakelijk. 5. Planopvatting 5.1 Visie Provinciaal Beleidskader Windturbines In 2009 keurde de Vlaamse regering het beleidskader goed dat de Provincie Oost-Vlaanderen uitwerkte om de inplanting van zowel groot-, midden- als kleinschalige windturbines op een ruimtelijke en landschappelijk verantwoorde manier te ondersteunen. Aangezien dit gemeentelijk RUP de inplanting van een grootschalige windturbine betreft, zijn vooral de bepalingen daaromtrent van belang. Een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en een omschakeling naar hernieuwbare energiebronnen (zon, wind en water) is noodzakelijk om de klimaatverandering te beperken. De zoektocht naar alternatieve, groene energie bracht ook de windmarkt' in volle expansie. Het inplanten 10 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

12 van windturbines kan echter niet overal. Turbines hebben immers een aanzienlijke impact op het omliggende landschap en de leefkwaliteit van de aanpalende bewoning. Een consequente ruimtelijke visie op de inplanting is dan ook noodzakelijk. De Provincie Oost-Vlaanderen wil duidelijk aangeven waar zij windturbines als een mogelijkheid ziet en waar zij dan ook de inplanting wil ondersteunen. Daarvoor werden de potentiële inplantingslocaties binnen Oost-Vlaanderen in kaart gebracht. Binnen deze zones kan verder onderzoek uitgevoerd worden op detailniveau. De Provincie zal een stedenbouwkundige verordening opmaken voor het sturen en reguleren van toekomstige inplantingen. Tussen de Provincie en de Vlaamse Overheid is afgesproken dat gemeenten i.v.m. groot- en middenschalige turbines bevoegd zijn voor de opmaak van gemeentelijke RUP's (in afspraak met de provincie) en het verlenen van stedenbouwkundige vergunningen (private turbines) en milieuvergunningen klasse 2 & 3. Grootschalige turbines hebben een masthoogte > 60 m, rotordiameter > 50 m, vermogen > 1 MW en worden enkel gebruikt voor grootschalige energieopwekking van algemeen nut. Een aantal gebieden zijn te kwetsbaar om de inplanting van grootschalige machines zoals windturbines te kunnen verantwoorden en dienen aldus uitgesloten te worden. Binnen deze gebieden kan geen ruimtelijk uitvoeringsplan voor windturbines worden opgemaakt en wordt het verlenen van een vergunning ongunstig geadviseerd. Deze gebieden zijn: De Vogelrichtlijngebieden, de Habitatrichtlijngebieden, gebieden die vallen onder het verdrag van RAMSAR, de VEN-gebieden en de Vlaamse en de erkende natuurreservaten. Volgende gebieden in Oost-Vlaanderen verdienen bijzondere aandacht: bosgordel Maldegem- Stekene, het kreken- en poldergebied, de valleigebieden van de Schelde, Leie, Durme en Dender, de depressie van de Moervaart en het kanaal van Stekene, de beekvalleien van Zuid- Oost-Vlaanderen en de beboste toppen van de Vlaamse Ardennen. Beschermde landschappen en ankerplaatsen opgenomen in de landschapsatlas. Directe woonomgeving. Stiltegebieden en potentiële stiltegebieden. Windturbines kunnen geplaatst worden nabij elementen die al een bijzondere landschappelijk bepalende impact hebben op hun omgeving. Daarbij is het clusteringprincipe van groot belang. In aanmerking komen: de stedelijke gebieden en de specifiek economische knooppunten de bedrijventerreinen de grootschalige waterlopen het hoofdwegennetwerk alsook de primaire en de secundaire wegen Het hoofdspoorwegennet het hoogspanningsnetwerk aanwezige of geplande hoge infrastructuren Grootschalige en middenschalige windturbines kunnen beschouwd worden als een voorziening voor wonen en bedrijvigheid, te koppelen aan de grotere kernen. Deze grote kernen werden geselecteerd in het RSV als stedelijk gebied. De stedelijke gebieden hebben een ruime landschappelijke maar ook een functionele invloedssfeer die zich relatief ver uitstrekt, voornamelijk wanneer het om grootstedelijk gebied (Gent) of regionaalstedelijk gebied (Sint-Niklaas en Aalst) gaat, wat zich vertaalt in een vaak ruime peri-urbane gordel rond de stad, waarin de inplanting van windturbines ruimtelijk nog steeds kan gekoppeld worden aan het stedelijk gebied. De kleinstedelijk gebieden (Eeklo, Beveren, Lokeren, Temse, Deinze, Wetteren, Dendermonde, Oudenaarde, Zottegem, Ninove, Ronse en Geraardsbergen) hebben een beperktere landschappelijke en functionele koppelingszone waarbinnen de inplanting van windturbines nog als ruimtelijk samenhangend met de kern wordt gepercipieerd. Een bijzonder positief aandachtspunt voor de inplanting van windturbines is het E17-netwerk rondom de stedelijke kernen van Lokeren, Sint-Niklaas, Temse en Beveren. 11 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

13 Op vlak van autowegen treden de hoofdwegen, de primaire wegen en de secundaire wegen type I en type II op als mogelijke aanknopingspunten. Hierbij is het duidelijk dat de secundaire wegen een beperktere structurerende functie hebben. De E17 is geselecteerd als hoofdweg en de N41 als primaire weg II. Figuur 6 E17 netwerk Binnen het E17 netwerk moet de stedelijke dynamiek in het spanningsveld Gent-Antwerpen worden opgevangen. Als voorziening voor wonen en bedrijvigheid horen grootschalige windturbines hier zeer sterk thuis. Door een dichte inplanting van windturbines kan het netwerk als een geheel zichtbaar worden in de omliggende open ruimtegebieden. Het E17 netwerk maakt als één te accentueren stedelijk geheel deel uit van het gedifferentieerd landschap. Op lager schaalniveau gaat binnenin het netwerk bijzondere aandacht naar het accentueren van de kernen en de lijninfrastructuren. Ook de vorming van nieuwe landschappelijke structuren, nieuwe windlandschappen, is binnen dit deelgebied een mogelijkheid. De inplanting van grootschalige windturbines kan binnen het E17 netwerk zowel lineair gebeuren, langsheen de grote verscheidenheid aan transportinfrastructuur, als in regelmatige clusters op de bedrijventerreinen, of op de versnipperde agrarische gebieden binnenin het netwerk. Indien solitaire turbines passend zijn binnen de gevormde landschappelijke structuur kunnen ook deze een plaats vinden binnen het netwerk. De verbinding met het Oost-Vlaams kerngebied kan worden geaccentueerd door middel van een lineaire inplanting langsheen de transportas E17. De open ruimtegebieden binnen de vallei van de Durme en langsheen de cuesta van het Land van Waas kunnen niet worden ingenomen door grootschalige turbines en vormen op die manier een openruimteverbinding tussen enerzijds het stedelijk weefsel gevormd door de as Lokeren Zele Dendermonde en het stedelijk weefsel gevormd door de kernen Beveren, Sint-Niklaas en Temse. Ter hoogte van de Wase cuesta dient omzichtig te worden omgesprongen met de inplanting van turbines, om ongewenste schaaleffecten te vermijden (visuele inkrimping van het reliëfverschil door de dominantie van de turbines). Een tweede openruimteverbinding wordt voorzien tussen de stedelijke gebieden van Sint-Niklaas en Temse enerzijds en Beveren anderzijds. Binnen deze openruimteverbinding die de vallei van de 12 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

14 Barbierbeek via het open ruimtegebied omheen het fort van Haasdonk en het beboste gebied van Westakkers verbindt met het open landbouwgebied ter hoogte van Nieuwkerken-Waas en Vrasene kunnen groot- en middenschalige turbines enkel worden ingeplant als een lineaire inplanting langsheen de E17, de verbindingsas van het E17 stedelijk netwerk. Figuur 7 Toetsing van potentiële inplantingslocaties aan luchtvaart en avifauna (vogels) Het projectgebied is een potentiële locatie voor de inplanting van groot- en middenschalige windturbines, zonder specifieke aandachtspunten i.v.m. luchtvaart en avifauna. 5.2 Gebiedsgerichte afweging Aftoetsing aan het provinciale beleidskader toont aan dat er in de rand van Sint-Niklaas talrijke potentiële inplantingslocaties voor midden- en grootschalige windturbines bestaan. Ten zuidwesten van het recreatieoord De Ster bevindt zich echter een navigatiebaken voor de luchtvaart. Belgocontrol zal negatief advies uitbrengen voor de bouwvergunning van windturbines die te dicht bij deze baken komen. Binnen een afstand van 5 à 7 km van het baken geldt een hoogtebeperking van 120 m. Dit betekent dat er langsheen het E17-netwerk op het grondgebied van Sint-Niklaas en Temse, weinig tot geen mogelijkheid bestaat om een windproject van grote turbines vergund te krijgen. Om in deze zone een windturbineproject van twee turbines te realiseren lijkt een situering ter hoogte van het knooppunt van de E17 met de N41 één van de weinige mogelijkheden, mits aan de hoogtebeperking van 120 m voldaan wordt. Onderstaande figuur duidt de mogelijke inplantingsplaatsen in de directe omgeving van het knooppunt E17-N41 aan. Windturbines kunnen niet ingeplant worden in de rood gekleurde gebieden (te dicht bij huizen), de impact voor omwonenden moet beperkt blijven tot de richtwaarden van de omzendbrief EME/2006/01 RO/2006/02 of de normen van de nieuwste VLAREM wetgeving. In de blauw gekleurde gebieden kunnen ook geen turbines ingeplant worden (te dicht bij hoogspanningslijn), de afstand tot hoogspanningslijnen moet minimaal 1,5 maal de rotordiameter bedragen. Ook moet de sectorale wetgeving inzake bouwvrije stroken langs wegen gerespecteerd worden, de overdraaicirkel van de wieken moet minstens 10 m afstand houden van de gracht aan de voet van het talud van de op- en afritten van de E17. Tenslotte moeten de windturbines onderling voldoende afstand houden. Deze factoren in acht genomen blijven 3 mogelijke inplantingslocaties over (zie figuur 8). 13 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

15 Figuur 8 Locatieonderzoek grootschalige windturbines aan knooppunt E17-N41 Bij het vergunnen van windturbines wordt de voorkeur gegeven aan clusterprojecten (minimum 2 turbines). In het locatieonderzoek voor een cluster van 2 windturbines in de omgeving van het knooppunt E17-N41 werd voor WT2 eerst de locatie ten noordoosten van het knooppunt onderzocht. Door negatief advies van de landbouwraad werd deze locatie niet weerhouden en werd geopteerd voor de alternatieve inplanting ten zuidoosten van het knooppunt. Gezien de locatie dicht bij de autosnelweg ligt, zal het maximale geluid van de windturbines beperkt moeten worden tot het heersende achtergrondgeluid van de E17. Volgens de nieuwe VLAREM norm moet de exploitant kunnen garanderen dat geen enkele woning onderhevig is aan meer dan 8 uren slagschaduw per jaar. Daartoe kunnen windturbines worden uitgerust met een programmeerbare slagschaduwmodule die de windturbine stillegt indien nodig. Om te kunnen voldoen aan deze voorwaarden worden de windturbines best ingeplant op de locaties met onderstaande Lambertcoördinaten. X Y WT WT RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

16 Op de orthofoto hieronder zijn deze locaties aangeduid met een witte stip. Figuur 9 Aanduiding van twee geschikte inplantingslocaties en hoogspanningslijnen Het inplantingsvoorstel waarmee het college in zitting van 24 oktober 2011 principieel akkoord ging betreft de inplanting van twee grootschalige windturbines van de 2-MW klasse. Een voorbeeld hiervan zijn windturbines van het type Enercon E70 met een masthoogte van 85 meter en een rotordiameter van 70 m. Een windturbine van het type E70 heeft een maximaal vermogen van 2,3 MW. De twee windturbines zullen op deze locatie jaarlijks kwh groene stroom leveren. Dit komt overeen met het elektriciteitsverbruik van ongeveer 1800 gezinnen. Figuur 10 Windturbine van het type Enercon E RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

17 De fundering van deze windturbines past binnen een terrein van 20m op 20m en is ongeveer 3m dik. Naast de windturbine wordt een kraanplaats van 20m op 40m aangelegd. Deze bestaat uit een laag steenslag of grind van ongeveer 0,5 m dik. De windturbine moet bereikbaar zijn via een halfverharde toegangsweg. Figuur 11 Inplanting WT1 5.3 Vertaling naar het verordenend grafisch plan Volgende principes staan voorop binnen deze zone voor windturbine: het behoud van de/een in grondkleur aangeduide bestemming met de mogelijkheid tot de inplanting van een windturbine; het optimaal gebruik van de aangeduide locatie voor de winning van hernieuwbare energie volgens het BATNEEC-principe (best beschikbare technologie die geen buitensporige kosten met zich meebrengt). Het eerste uitgangspunt levert de bepalingen op waardoor de redelijke benutting van de in grondkleur bestaande bestemming mogelijk blijft ondanks de inplanting van een windturbine en vice versa. Deze bestemming moet functioneel blijven. Dit betekent ook dat de werken voor realisatie van een windturbine tijdelijk hinder kunnen veroorzaken voor het effectief gebruik in overeenstemming met de in grondkleur aangeduide bestemming. De voorschriften zijn zo opgevat dat er een verwevingssituatie moet mogelijk zijn tussen beide bestemmingen (overdruk en grondkleur-bestemming) en dat alles in het werk moet worden gesteld om deze verwevingssituatie mogelijk te maken na eventuele beperkingen als gevolg van de aanleg. De in grondkleur bestaande bestemming bestaat uit de bestemmingen vastgelegd in BPA Stedelijke begraafplaats (2 e wijziging, M.B. 18/03/2004), namelijk reservatiestrook voor wegen en zone nonaedificandi (art. 5). De standaard typebepaling bij het voorschrift gebied voor windturbine (als overdruk) beperkt zich tot de juridisch essentiële elementen met name het toelaten van de werken en handelingen die nodig zijn voor het optimaal winnen van windenergie alsook het gebruik van de deze infrastructuur voor andere 16 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

18 nutsvoorzieningen zoals telecommunicatie-infrastructuur. Hierbij is het essentieel dat de grondkleur van de onderliggende bestemming en de overdruk zone voor windturbine als nevenbestemmingen naast elkaar kunnen functioneren. Tot slot wordt ook vastgelegd dat de aanvraag wordt voorgelegd aan de administratie bevoegd voor het energiebeleid. In de toelichting bij het voorschrift wordt dieper ingegaan op de interpretatie van deze elementen. De specifieke sectorwetgeving inzake veiligheid, milieuaspecten, wegen en verkeer wordt niet opgenomen in de gebiedsspecifieke bepalingen omdat deze sowieso van toepassing blijven en bovendien voor wijziging of verfijning vatbaar zijn. Indien dit gebeurt, zouden ook de stedenbouwkundige voorschriften bij het RUP moeten worden gewijzigd. Bovendien kan op basis van een aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning met de kennis op dat moment (hoogte, exacte inplantingsplaats, tussenafstand, etc. ) en in nauw overleg met de betrokken administratie het project veel correcter worden beoordeeld eventueel in afwijking (interpretatie) met deze sectorale bepalingen. Voor wat de afstandsregels tot het wegdomein betreft, kunnen volgende elementen als indicatie worden meegegeven: de volledige constructie van de mast dient te liggen buiten de 30m zone; de uiterste verticale projectie van de rotordiameter dient te liggen buiten de 10m zone; alle verhardingen van bedieningswegen dienen te liggen buiten de 10m zone. Figuur 12 Uittreksel verordenend grafisch plan RUP windturbine Heimolen Gelet op het feit dat de bestemming opgevat is als een bestemming in overdruk met behoud van de onderliggende bestemming, zijn er geen strijdigheden met de huidige bestemming waarop de overdruk wordt geplaatst. Uit de analyse van de bestaande juridische toestand blijkt bovendien dat er geen bepalingen dienen opgeheven te worden om de realisatie van de bestemming in overdruk mogelijk te maken. De huidige bestemmingen volgens het BPA Stedelijke begraafplaats (2 e wijziging, M.B. 18/03/2004) zijn van toepassing. Voor de vertaling naar stedenbouwkundige voorschriften werd grotendeels gebruik gemaakt van de typevoorschriften voor gewestelijk RUP s zoals opgenomen in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Er worden geen voorschriften opgeheven; het voorschrift zone voor windturbine is een bepaling in overdruk. De zone is voldoende ruim genomen om een flexibele inplanting open te houden. Het plangebied is 1,5 ha groot. 17 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

19 5.4 Toelichting stedenbouwkundige voorschriften Stedenbouwkundige voorschriften CATEGORIE GEMEENSCHAPS- EN NUTSVOORZIENINGEN toelichting Art. 1. Zone voor windturbine (overdruk) De 'zone voor windturbine' is een bestemming in overdruk waarbij de basisbestemming de in grondkleur aangeduide bestemming is. De zone voor windturbine' is bestemd voor de inplanting en exploitatie van een windturbine en bijbehorende noodzakelijke infrastructuur met het oog op het optimaal winnen van hernieuwbare energie. De functies die aangeduid zijn met de grondkleur en met deze overdruk, zijn nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de infrastructuren voor het optimaal winnen van windenergie zijn toegelaten in zoverre zij de redelijke benutting van de in grondkleur aangegeven bestemming mogelijk maakt. Alle handelingen en werken die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemmingen zijn toegelaten in zoverre de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de infrastructuur voor de optimale winning van windenergie niet in het gedrang wordt gebracht. De in grondkleur aangegeven bestemming dient begrepen te worden als de bestemming aangegeven door de grondkleur in de bestaande verordenende plannen van aanleg. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor het plaatsen van telecommunicatie-infrastructuur op de windturbinemasten. Van de windturbinemasten mag geen gebruik worden gemaakt voor het plaatsen van reclameboodschappen. Voor informatie over de inplanting van de windturbines wordt verwezen naar de Omzendbrief: EME/2006/01-RO/2006/02 Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines of de omzendbrief of de wetgeving die van toepassing is. Bijhorende noodzakelijke infrastructuur voor de plaatsing van een windturbine is bijvoorbeeld een (tijdelijke) toegangsweg en kraanplaats uit halfverharding. In dit geval betreft het de bestemmingen reservatiestrook voor wegen en zone non-aedificandi (art. 5) uit BPA Stedelijke begraafplaats (2 e wijziging, M.B. 18/03/2004). Enkel voor art. 5 zone non-aedificandi zijn stedenbouwkundige voorschriften opgenomen in het BPA: Bestemming: In deze strook is geen enkele constructie toegelaten. Enkel beplanting kan worden aangebracht. Van de windturbinemasten kan gebruik worden gemaakt voor de plaatsing van openbare nutsfuncties als de schaal ervan in relatie tot de windturbine beperkt blijft en de redelijke benutting van de windturbine niet onmogelijk wordt gemaakt. De maximale hoogte van de windturbine wordt vastgelegd op 120m tiphoogte (mast met hoogste stand rotorblad) ten opzichte van het maaiveld. De inplanting van de windturbine moet gebeuren volgens de richtlijnen van de beheerder(s) van de nabijgelegen wegen en de beheerder van de hoogspanningslijnen. Er moet steeds de meest recente sectorale wetgeving en regelgeving gehanteerd worden. Zie ook adviezen als bijlage. 18 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

20 6. Decretale bepalingen 6.1 Onderzoek tot m.e.r. Er werd een onderzoek tot milieueffectrapportage gevoerd over het RUP Windturbine Heimolen. Vermits het gemeentelijk RUP Windturbine Heimolen: geen kader vormt voor bijlage I of bijlage II projecten; geen kader vormt voor projecten opgesomd in de bijlage bij Omzendbrief LNE 2011/1-22 juli 2011; geen kader vormt voor projecten die een passende beoordeling behoeven; geen aanzienlijke effecten zal veroorzaken voor de verschillende (MER)disciplines; voldoet dit RUP niet aan de voorwaarde voor de plan-mer-plichtigheid. De opmaak van een plan-mer is bijgevolg niet noodzakelijk. De dienst Mer concludeerde met brief van 09/10/2012 op basis van de ingediende screeningsnota en de uitgebrachte adviezen dat het voorgenomen plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke milieugevolgen en dat de opmaak van een plan-mer bijgevolg niet nodig is. De beslissing van de dienst Mer en de screeningsnota zijn toegevoegd als bijlage en zijn eveneens raadpleegbaar op de webstek van de dienst Mer: Veiligheidsrapportage Om een inschatting te maken van het aspect externe (mens)veiligheid, werd het voorliggend RUP afgetoetst door de dienst Veiligheidsrapportering (VR). Rekening houdend met het volgende: volgens de gegevens van de dienst VR bevindt er zich geen Seveso-inrichting binnen het plangebied; volgens de gegevens in de screeningsnota kan er zich in de toekomst ook geen Sevesoinrichting vestigen binnen het plangebied; op een afstand van ongeveer 1100m van het plangebied bevindt er zich een lage drempel Seveso-inrichting nl. Sita recycling Services; volgens de gegevens in de screeningsnota wordt een aandachtsgebied gepland, nl. een windturbine. Een windturbine wordt beschouwd als aandachtsgebied omdat hij, als externe gevarenbron, een invloed kan hebben op het risico van eventuele Seveso-inrichtingen in de buurt; de ruimtelijke scheiding tussen het plangebied en deze inrichting is voldoende om te kunnen besluiten dat er geen nadelige effecten te verwachten zijn vanwege het plan op het extern risico van de Seveso-inrichting. stelt er zich op het vlak van de externe mensveiligheid geen probleem en meent de dienst VR met brief van 2 augustus 2012 dat er geen aanzienlijke effecten verwacht worden inzake externe veiligheid. 6.3 Watertoets De watertoets bestaat erin onderzoek te doen naar de effecten van het plan of project op de waterhuishouding. Schadelijke effecten moeten zoveel mogelijk worden vermeden en beperkt en, indien dit niet mogelijk is, worden hersteld of, in gevallen van de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd. Er wordt een toets gedaan op het risico tot overstroming (ligging al dan niet in MOG/ROG-gebieden) en waterproblemen als gevolg van de nabijheid van waterlopen. 19 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

21 De site ligt in het Beneden-Scheldebekken, in de subhydrografische zone Barbierbeek Het water uit de site stroomt af naar de Barbierbeek, een als tweede categorie geklasseerde waterloop met als beheerder de provincie Oost-Vlaanderen De projectzone en de directe omgeving zijn niet overstromingsgevoelig. Het plangebied behoort niet tot het winterbed van een grote rivier. Het plangebied van het RUP bevindt zich niet in risicozones voor overstromingen, recent overstroomde gebieden (ROG) of van nature overstroombare gebieden (NOG). In of aangrenzend aan het projectgebied bevinden zich geen waterlopen die zijn opgenomen in de atlas van de waterlopen. Er bevindt zich wel een oud-geklasseerde waterloop ten noordwesten van het projectgebied, die ingebuisd in noordelijke richting onder de E17 loopt. Figuur 13 Atlas van de waterlopen Langs de Kattenheistraat, de afrit E17-N41 en de N41 liggen sterk hellende taluds (meer dan 10% helling) aangrenzend aan het projectgebied. Het projectgebied zelf is echter zeer vlak (minder dan 0,5% helling). 20 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

22 Figuur 14 Hellingenkaart De aangrenzende sterke hellingen zijn eveneens erosiegevoelig maar dit wordt gecompenseerd door grachten die onderaan deze taluds lopen en tevens op de RUP-grens liggen. Figuur 15 Erosiegevoelige gebieden De gracht die onderaan het talud langs de Kattenheistraat loopt is opgenomen in de inventaris van de straatgrachten maar de gracht onderaan de taluds van de afrit E17-N41 en de N41 niet. 21 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

23 Figuur 16 Straatgrachten Het plan ligt in een infiltratiegevoelig gebied, waar hemelwater dus goed in de ondergrond dringt. Als er verhardingen moeten aangebracht worden in het plangebied bijvoorbeeld voor de kraanplaats en de tijdelijke dienstweg is het dus nuttig dat deze uit waterdoorlatende materialen bestaan. Figuur 17 Infiltratiegevoelige bodems 22 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

24 Het plangebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming maar het plangebied voorziet geen grootschalige ondergrondse constructies die de grondwaterstroming kunnen verstoren. Figuur 18 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden Bij de ontwikkeling van het gebied moet voldaan worden aan art van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 6 a) opgenomen in art. 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept vasthouden-bergen-afvoeren dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en de bekkenbeheerplannen. Dit betekent dat het propere hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk moet herbruikt worden, in tweede instantie dat het hemelwater zoveel mogelijk moet geïnfiltreerd worden en in laatste instantie dat slechts een beperkt debiet (na buffering) vertraagd mag afgevoerd worden naar de natuurlijke waterlopen. Er is geen sprake van nieuwe bebouwing met bijkomende vuilvracht, dus ook niet van aansluiting op riolering. Er wordt verwezen naar de gewestelijke stedenbouwkundige verordening (GSV) van 1 oktober 2004 van het Vlaamse gewest. De GSV inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is van toepassing binnen het plangebied aangezien er bijkomende constructies worden toegelaten. Constructies die vuilvracht genereren zijn echter niet toegelaten in het RUP, gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is dus niet van toepassing. In het geval van waterverontreiniging nemen we aan dat zowel tijdens aanleg- als exploitatiefase de nodige wettelijk voorziene maatregelen worden genomen om verontreiniging te voorkomen. Ook wanneer er risico op verspreiding van grondwaterverontreiniging bestaat, nemen we aan dat de geldende regelgeving wordt gevolgd (i.e. een bijkomende vergunning aanvragen bij onttrekking/lozing/zuivering van verontreinigd grondwater). Tenslotte wordt ervan uitgegaan dat men tijdens de constructiefase de regels van goed vakmanschap toepast opdat verzilting van het zoet water wordt voorkomen. Overwegende dat het voorliggende project als puntvormige inplanting geen omvangrijke oppervlakte heeft en niet is gelegen in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied dus bijgevolg 23 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota

25 geen schadelijke effecten teweegbrengt voor de waterhuishouding van het gebied conform de bepalingen inzake integraal waterbeheer, kan in alle redelijkheid geoordeeld worden dat de watertoets positief uitvalt. 6.4 Ruimtebalans De site is opgenomen in het gewestplan Sint-Niklaas Lokeren (K.B. 07/11/1978), namelijk als groengebied en gebied voor gemeenschapsvoorzieningen. Deze in het plangebied voorkomende onderliggende bestemmingen blijven behouden en zijn verfijnd door het hieronder besproken BPA, het voorschrift zone voor windturbine van het RUP is een bepaling in overdruk. Het projectgebied ligt thans volledig in BPA Stedelijke begraafplaats (2 e wijziging, M.B. 18/03/2004), het betreft de bestemmingen reservatiestrook voor wegen en zone non-aedificandi (art. 5). Er worden geen voorschriften opgeheven, het voorschrift zone voor windturbine van het RUP is een bepaling in overdruk. De in grondkleur aangeduide bestemmingen van het BPA blijven behouden met de mogelijkheid tot de inplanting van een windturbine. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de infrastructuur voor de optimale winning van windenergie niet in het gedrang wordt gebracht. BESTEMMINGSZONE GEWESTPLAN Groengebied Gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut Totaal BPA Reservatiestrook voor wegen Zone non-aedificandi Totaal RUP 1. Gemeenschaps- en nutsvoorzieningen Zone voor windturbine (overdruk) Totaal OPPERVLAKTE 0,07 ha 1,44 ha 1,51 ha 0,57 ha 0, 94 ha 1,51 ha 1,51 ha 1,51 ha 1,51 ha 6.5 Register Het register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn geeft de percelen weer waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De opname van percelen in dit register houdt dus niet in dat sowieso een heffing zal worden opgelegd of dat een vergoeding kan worden verkregen. Voor elk van de regelingen gelden voorwaarden, uitzonderings of vrijstellingsgronden die per individueel geval beoordeeld worden. Het register kan dus geen uitsluitsel geven over de toepassing van die voorwaarden, uitzonderings of vrijstellingsgronden. De regeling over de planschade en planbatenheffing is terug te vinden in artikel en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De regeling over de kapitaalschadecompensatie is te vinden in artikel en volgende van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond en pandenbeleid. Planschadevergoeding wordt toegekend wanneer, op basis van een in werking tredend ruimtelijk uitvoeringsplan, een perceel niet meer in aanmerking komt voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen, terwijl het de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat definitieve plan wel in aanmerking kwam voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen. Een planbatenheffing is verschuldigd wanneer een in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan op een perceel bestemmingswijzigingen doorvoert zoals opgenomen in art van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Kapitaal en gebruikersschade zou men kunnen beschouwen als een apart geval van planschade, zij het dat het hier enkel gaat om een bestemmingswijziging van landbouw naar groen. 24 RUP Windturbine Heimolen: toelichtingsnota