VV' HOOFDSTUK. (Eijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) 1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VV' HOOFDSTUK. (Eijksbegrooting voor het dienstjaar 1931. 2. VI. 4.) 1"

Transcriptie

1 Bijlage A. Tweede Kamer. (Eijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) 1 2 VI 4. VV' HOOFDSTUK. VOOKLOOPIG VEESLAG. Algemeene beschouwingen. 1. Vele leclen meenden te moeten opmerken, dat van de werkzaamheid van den Minister tot dusverre weinig is gebleken. In den stand van het onderwijs is dan ook sedert het vorige jaar nagenoeg geen verandering gekomen. De Troonrede vermeldde niets nieuws omtrent de plannen van den Minister. Het daarin genoemde ontwerp-cursuswet was reeds door 's Ministers ambtsvoorganger ingediend, terwijl de tegenwoordige bewindsman het vorige jaar had medegedeeld eenige wijzigingen in het ontwerp te zullen aanbrengen. Dat een wetsontwerp tot wijziging van de Lager-onderwijswet 1920 na de verschijning van het rapport der Staatscommissie-KuTGERS bij de Staten-Generaal zou worden ingediend, was aan de Kamer eveneens reeds uit de vorige Troonrede bekend. De Minister vond bij zijn optreden de begrooting door zijn ambtsvoorganger voorbereid; in die begrooting konden daarom bezwaarlijk eigen denkbeelden zijn verwerkt. Thans mocht men van den Minister iets eigens verwachten. In die verwachting verklaarden vele leden zich teleurgesteld. Een werkplan wordt ook thans aan de Kamer niet voorgelegd. De toelichting tot de onderhavige begrooting is uiterst sober; bij de afdeeling middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs ontbreekt zij zelfs geheel. Volstaan wordt met een toelichting van eenige veranderde, verhoogde of nieuwe begrootingsartikelen. Voor het overige schijnt de Minister te willen afwachten, waarnaar de Kamer nieuwsgierig mocht zijn. Met aandrang verzocht men den Minister, dat hij thans zijn werkplan aan de Kamer zou bekend maken ten aanzien van vele gewichtige onderwijsvragen, die reeds geruimen tijd aan de orde zijn. De meeste der hier aan het woord zijnde leden wenschten nochtans niet na te laten den Minister hun erkentelijkheid te betuigen voor eenige voorstellen, in deze begrooting opgenomen, waardoor de Minister toont een open oog te hebben voor de cultureele belangen van het volk; zij hadden met voldoening gezien, dat voor kunsten en wetenschappen een hooger bedrag is uitgetrokken, en dat de uitbreiding van het nijverheidsonderwijs ernstig wordt ter hand genomen. Tegenover de geopperde bezwaren werd door verscheidene anderen er op gewezen, dat uit de ingediende begrooting op verschillende plaatsen blijkt, dat de Minister zich met toewijding en voortvarendheid van zijn taak kwijt. Zij verwachtten, dat dit te gelegener tijd tot goede resultaten zal leiden. Met gerustheid zagen zij de behartiging der onderwijsbelangen aan dezen Minister toevertrouwd. In verband met het in de Troonrede uitgesproken vertrouwen, dat een ontwerp tot herziening van de Lager-onderwijswet 1920 nog in dit zittingsjaar zal worden ingediend, wenschten verscheidene leden de aandacht er op te vestigen, dat het rapport van de Staatscommissie-BüTGERS nog niet is verschenen; dat een wetsontwerp, daarop gebaseerd, op zijn vroegst kan worden ingediend aan het einde van dit of in het begin van het volgende zittingsjaar, dat de openbare behandeling daarvan niet vóór 1932 en de inwerkingtreding der wet niet vóór Juli 1933 verwacht mag worden. De vraag werd gesteld, of de Minister van oordeel is, dat eike wijziging van de Lager-onderwijswet 1920 moet wachten op genoemd rapport. Dit zouden vele leden zeer betreuren. Deze en andere leden waren van gevoelen, dat het regeeren met commissies niet de gelukkigste wijze van besturen is. Zij drongen er op aan, dat de Minister zelf leiding zou geven en met spoed de voorstellen zou indienen, die noodig zijn. Gevraagd werd naar de plannen van den Minister inzake het bewaarschool of voorbereidend onderwijs. Verscheidene leden wezen er op, dat de bestaande toestand, waarbij het Kijk zich niets van dit onderwijs aantrekt, niet kan blijven voortduren. De gemeenten, vooral die met een talrijke arbeidersbevolking, krijgen steeds meer uitgaven voor dit onderwijs te haren laste. Immers vooral daar is welingelicht voorbereidend onderwijs zeer noodig. Door het toenemend snelverkeer wordt ook op het platteland het gevaar van langs den weg spelende kinderen grooter en de behoefte aan een gelegenheid tot het ontvangen van voorbereidend onderwijs dringender. Dat een goede verdeeling van de kosten over Kijk en gemeenten wellicht de oplossing van eenige moeilijkheden zal vragen, mag voor de Kegeering geen reden zijn om zich te blijven onttrekken aan de zorg voor dit onderwijs. Verscheidene andere leden merkten op, dat een regeling van dat onderwijs niet behoeft te wachten op de verschijning van het rapport der commissie-kutgers, noch beïnvloed behoeft te worden door den toestand van 's Kijks financiën. Volstaan zou huns inziens kunnen. worden met een regeling, volgens welke een gemeente, die openbaar bewaarschoolonderwijs geeft, verplicht wordt in gelijke mate het bijzonder bewaarschoolonderwijs te steunen, waardoor een einde zal komen aan een verhouding tusschen het openbaar en het bijzonder bewaarschoolonderwijs, die met den geest der ondenvijspacificatie in strijd is. Door vele leden werd aangedrongen op een definitieve regeling van het buitengewoon lager onderwijs. Zal dit onderwerp betrokken worden bij de aangekondigde wijziging der Lager-onderwijswet 1920? Men zag het gaarne daaraan voorafgaan, wijl deze zaak reeds al te lang op een regeling heeft moeten wachten. Ook regeling van het onderwijs aan schipperskinderen is dringend noodzakelijk. Nu het rapport van de Staatscommissie betreffende het onderwijs aan schipperskinderen is verschenen, had men gehoopt, dat de Minister zijn plannen in zake dit onderwijs zou hebben ontwikkeld.met het op deze begrooting (art. 137) voor dit onderwijs uitgetrokken bedrag, waaruit ook nog het vakonderwijs moet bekostigd worden, schijnt een behoorlijke voorziening in dit onderwijs niet mogelijk. Een lid was van oordeel, dat geen post op deze begrooting mag worden verhoogd, zoolang de schromelijke achterstand op het gebied van het onderwijs aan schipperskinderen niet is ingehaald. Met betrekking tot het middelbaar en het voorbereidend hooger onderwijs werd van verschillende zijden gevraagd, of de Minister het aanhangige wetsontwerp in zijn tegenwoordigen vorm met de Kamer wil behandelen, dan wel vooraf daarin eenige wijzigingen wenscht aan te brengen, zooals het vorige jaar door hem in uitzicht is gesteld. Men was verlangend dit ontwerp spoedig met den Minister te behandelen, niet het minst opdat eindelijk aan de lycea en middelbare meisjesscholen, die nog steeds geen wettelijken grondslag hebben, een behoorlijke wettelijke regeling kan ten deel vallen. Ook het handelsonderwijs heeft dringend behoefte aan regeling bij de wet. Mocht de openbare behandeling van het wetsontwerp tot herziening van het voorbereidend hooger en het middelbaar onderwijs nog geruimen tijd op zich laten wachten, clan drong men aan op regeling van het handelsonderwijs bij een afzonderlijke wet. Daartoe is trouwens ook op zich zelf goede reden: het handelsonderwijs draagt een eigen karakter; regeling in een afzonderlijke wet verdient daarom de voorkeur. Indien de Minister vertegenwoordigers van vereenigingen voor handelsonderwijs ter zake zou willen raadplegen, zou, naar deze leden vertrouwden, een goede wettelijke regeling niet lang behoeven alt te blijven. Verschillende leden betuigden in dit verband instemming met het onder dagteekening van 12 Juni 1930 door de Nationale Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen

2 2 (Rijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) vereeniging voor handelsondenvijs aan den Minister gericht adres en verzochten aan het daarin gevraagde te voldoen. Eenige andere leden oordeelden regeling van het handelsonderwijs in een afzonderlijke wet minder gewenscht. In verband met de omstandigheid, dat met 1 Januari 193G het vak lichamelijke opvoeding op alle scholen moet zijn ingevoerd, had men stellig verwacht, dat de Minister voorstellen op dit gebied zou hebben ingediend. Gevraagd werd, wat in deze is bereikt, o. m. met de applicatie-cursussen. Men wees er op, dat bij de behandeling van de vorige begrooting de Minister toezegde, dat betreffende de invoering van dit vak een circulaire zou worden gezonden aan de colleges van Gedeputeerde Staten en aan de inspecteurs. Is de Minister vroeg men hiertoe overgegaan en, zoo ja, welke richtlijnen heeft hij aangegeven voor de invoering van dit vak? Is de Minister voorts bedacht op maatregelen, die het gemeenschappelijk gebruik van lokalen en speelruimten zullen bevorderen? 2. Sommige leden wezen opnieuw op het zeer hooge eindcijfer dezer begtooting. Dat dit eindcijfer weder 6 millioen hooger is dan dat van de vorige begrooting welk accres ditmaal, naar de Minister mededeelt, grootendeels moet worden toegeschreven aan de doorvoering van den zevenjarigen leerplicht en den terugkeer tot de leerlingenschaal volgens de technische herziening", verwonderde deze leden niet. Zij zagen hierin slechts een nieuw bewijs, dat het beleid van bet Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in den loop der jaren weinig verandert. Het natuurlijk accres der uitgaven wordt niet opgevangen door ingrijpende versobering. Waar de uitgaven voor dit hoofdstuk der begrooting een zoo belangrijk gedeelte van het totaal der Staatsuitgaven bedragen, verdient de vraag, of versobering van ons onderwijs niet mogelijk is zonder aan de hoedanigheid van het onderwijs afbreuk te doen, ernstige aandacht. Van zoodanig streven valt in deze begrooting niets te bespeuren. Terugkeer tot bescheidener levensvormen werd, met name in dezen tijd van economischen druk, door deze leden noodig geacht. Zij waren van oordeel, dat dit aan de resultaten van het onderwijs zelfs eer voor dan nadeel brengen zou. Ten bewijze, dat in deze begrooting, ondanks den druk der tijden, van versobering weinig sprake is, wezen bovenbedoelde leden, bij wijze van voorbeeld, op art. 216, waarin f meer gevraagd wordt voor subsidies aan orkesten. Eenige leden betreurden, dat er blijkens deze begrooting een neiging schijnt te bestaan om het aantal ambtenaren uit te breiden en tijdelijk personeel voor vast aan te stellen, terwijl toch in het algemeen, en onder de huidige omstandigheden in het bijzonder, het ambtenarenkorps niet behoort te worden uitgebreid. 3. Verscheidene leden drongen aan op het inrichten aan het Departement van een nieuwe afdeeling, welke ware te belasten met de zorg voor de belangen van de rijpere jeugd. Deze belangen zijn van allerlei aard, al naar de levensomstandigheden van die jeugd. Het werk der nieuwe afdeeling zou gevonden worden op een grensgebied tusschen onderwijs en volksgezondheid, juister wellicht gezegd op een gemeenschappelijk terrein van deze beide. Als onderdeelen, waarover deze afdeeling haar bemoeienis zou moeten uitstrekken, werden genoemd: de nazorg over de leerlingen van het buitengewoon onderwijs; de beroepskeuze; de lichamelijke opvoeding; algemeene ontwikkeling en ontspanning van jonge ongeschoolde arbeiders(sters). Deze leden vroegen de aandacht van den Minister voor het rapport over de toestanden ten plattelande, uitgebracht door de Arbeiders Jeugd-Centrale, waaruit blijkt, hoezeer de Overheid in den strijd tegen de veelsoortige ontbindende elementen een belangrijke positieve taak heeft te vervullen. In verschillende kringen van ons volk wordt met eigen kracht het mogelijke gedaan om het weerstandsvermogen van het opgroeiend geslacht te versterken, doch daarbij mag het niet blijven. In genoemd rapport wordt vermeld, dat in de 35 gemeenten, waarover het onderzoek zich uitstrekte, 20 bioscopen bestaan, doch slechts één jeugdleeszaal. Dit feit alleen wijst er volgens deze leden reeds op, dat de Overheid hier steunend en leidend dient op te treden. 4. Men meende te weten, dat den Minister een verzoek heeft bereikt van een yoorloopige commissie onder leiding van den oud-minister dr. DE VISSER, om te willen overgaan tot de instelling van een staatscommissie ten einde te onderzoeken, wat er geschiedt, en eventueel behoort te geschieden, voor de ontwikkeling van volwassenen. Verscheidene leden ondersteunden dit denkbeeld. De instelling van zoodanig onderzoek door een staatscommissie zouden zij een zeer gewenschte aanvulling achten van het werk, thans verricht door den Centralen Jeugdraad en andere commissies. Gaarne zou men zien, dat de Minister zich in beginsel tot de instelling van zoodanige staatscommissie bereid verklaarde door.het opnemen van een memoriepost op de begrooting. Het schijnt onbetwistbaar, dat aan een behoorlijk geleide ontwikkeling van volwassenen ten onzent nog zeer veel ontbreekt. Andere leden wenschten dezen aandrang niet te bestrijden, maar meenden toch te moeten opmerken, dat. het Rijk door subsidieering van jeugdorganisaties, van volksuniversiteiten, openbare leeszalen e. d. reeds getoond heeft zich op dit gebied niet onbetuigd te willen laten. 5. Van verschillende zijden bracht men den Minister hulde, dat hij ter oplossing van het spellingsvraagstuk althans iets gedaan heeft en richtlijnen heeft gegeven, waarnaar de Nederlandsche taal behoort te worden onderwezen, al vreesden sommigen, dat door het reeds te lang voortwoekeren van allerlei afwijkingen het kwaad moeilijk meer te keeren zal zijn. Hoe is de toestand nu geworden, vroeg men. Mogen bij toelatingsexamens jongelui zoowel het eene als het andere stelsel gebruiken? Of is er iets verplichtends voorgeschreven? Zoo ja, zal die regel dan ook in de officieele stukken worden gevolgd? Zal er dus een nieuwe officieel gebruikelijke spelling komen? Gaarne zag men bij de Memorie van Antwoord de spellingscirculaire overgelegd, ten einde van den inhoud te kunnen kennis nemen en te kunnen zien, aan wie ze werd gericht. Eenige andere leden hadden van bedoeld rondschrijven met groote verwondering kennis genomen. Zij wezen op het volkomen onwetenschappelijke en onhoudbare van de voorschriften van den Minister en op de verwarring, die, in plaats van te worden weggenomen, door invoering van deze derde spelling naast de beide bestaande nog verergerd is. Gevraagd werd met welk recht de Minister ingrijpt in de leerstof; op welke wet hij steunt, indien hij ten aanzien van een bepaald leervak, in dit geval de Nederlandsche taal, een bepaalde meening of opvatting voorschrijft in afwijking van bestaande opvattingen. Indien de Minister oordeelen mocht, dat hij daartoe het recht heeft ten aanzien van de openbare scholen, wat door de hier aan het woord zijnde leden bestreden werd, ten aanzien van de bijzondere scholen is een dergelijk ingrijpen ongetwijfeld niet geoorloofd. Andere leden konden de nieuwe spellingsregeling, gelijk men die uit de pers heeft vernomen, uit een taalkundig oogpunt evenmin bewonderen, maar wenschten hun eindoordeel op te schorten, totdat zij van de circulaire zouden hebben kennis genomen. Wel hadden eenige leden den indruk, dat de Minister zich te veel in onderdeelen heeft uitgesproken. Gevraagd werd voorts, hoe gehandeld zal moeten worden met tal van in de scholen gebruikelijke taalboeken, die met de ministerieele spelling niet in overeenstemming zijn. Men meende, dat nu noodwendig ook voor de lagere school zoo spoedig mogelijk een algemeene regeling dient te worden getroffen. Opnieuw werd aangedrongen op maatregelen om te komen tot eenheid van schrijfwijze van geografische namen. Na de laatste volkstelling werd bij de topografische inrichting een naamlijst samengesteld van gemeenten, bewoonde oorden en huizengroepen", welke lijst uit een oogpunt van spelling is nagezien door een

3 (Bijksbegrooting voor hot dienstjaar VI. 4.) 3 interdepartementale commissie en daarna in 1927 officieel is ingevoerd. Vervolgens is een verzoek gericht tot de Regeering om ook de overige geografische namen volgens hetzelfde stelsel te doen onderzoeken, welk denkbeeld krachtig gesteund werd in een advies van het Koninklijk Nederlandsen Aardrijkskundig Genootschap. Hoewel de interdepartementale commissie geheel belangeloos werkte, wenschte de Regeering op het verzoek niet in te gaan en werd zelfs de reeds ingevoerde lijst weer ingetrokken. Aangezien de Minister het vorige jaar de toezegging deed zijn nadere aandacht aan deze zaak te willen schenken, zou men gaarne vernemen, of thans verwacht mag worden, dat het begonnen werk kan voortgezet worden om te komen tot een officieel vastgestelde schrijfwijze van geografische namen. 6. Gevraagd werd, of er een bepaalde regeling bestaat betreffende de uitkeering bij overlijden van ambtenaren, voor welk doel op de 'begrooting onderscheidene posten pro memorie zijn uitgetrokken; voorts of voor personeel, in tijdelijken dienst, dezelfde regelen gelden inzake huwelijks, kinder en garantietoelagen als voor het vaste personeel. 7. Men verzocht te mogen vernemen, in welke bewoordingen de Voorzitter van het tweede paedagogisch congres, in April j.1. hier te lande gehouden, zich in zijn openingsrede over het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft uitgelaten, en op welke wijze en in welke bewoordingen de Regeeringsvertegenwoordiger deze begroeting heeft beantwoord. AFDEELIXG I. Departement. Art. 2. De stagnatie, welke reeds geruimen tijd ten aanzien van de totstandkoming eener herziening van het voorbereidend hooger en het middelbaar onderwijs moet worden geconstateerd, het van weinig vastheid getuigende beleid der Regeering ten aanzien van de organisatie van dat onderwijs en de ondoelmatigheid van verschillende maatregelen der Regeering te dien opzichte, deden bij sommige leden de vraag rijzen, of het Departement met betrekking tot dezen tak van onderwijs wel voldoende deskundig is geoutilleerd, en of het niet gewenscht is het personeel voor dit onderdeel aan te vullen of te vei' vangen. AFDEELING II. Hooger onderwijs. Gewezen werd op den nog steeds niet bevredigenden toestand betreffende de verhouding tusschen openbaar en bijzonder hooger onderwijs. De houding der Staatscommissie-CoLUN, die 21 Juli 1924 haar verslag vaststelde, was eenigszins ongewoon. Immers, in afwijking van de minderheid, onttrok de meerderheid der commissie zich aan het deel van de haar opgedragen taak, dat op bedoelde verhouding betrekking had. Inmiddels is men nu 6 jaren verder, en in stijgende mate doet zich de behoefte gevoelen, dat dit vraagstuk tot oplossing worde gebracht, in welken zin dan ook. De leden, hier aan het woord, achtten het daarom zaak van wijs beleid, indien de Regeering de instelling eener Staatscommissie zou willen bevorderen, uitsluitend bestaande uit politieke personen, aan wie de vraag ter oplossing zou worden voorgelegd of, naast de reeds bestaande, in de Hooger-onderwijswet nadere regelingen foehooren te worden getroffen betreffende het bijzonder hooger onderwijs en, in verband daarmede, wellicht betreffende het openbaar hooger onderwijs, en, zoo ja, welke. Men vertrouwde, dat uit geen der politieke groepen bezwaar zou gemaakt worden in zoodanige commissie zitting te nemen, wijl immers de aanvaarding van het lidmaatschap tot niets binden zou dan tot het plegen van overleg omtrent de aan de orde te stellen zaak. Eenige leden zouden het gewenscht achten, de Rijksuniversiteiten tot zelfstandige stichtingen te maken. Betreurd werd, dat in de curatoria van de Rijksuniversiteiten en hoogescholen tot dusver geen vrouwen zijn benoemd. Daar niet is aan te nemen, dat in Nederland geen voor deze functie geschikte vrouwen zouden zijn aan te wijzen, hoopte men, dat ten spoedigste aan deze achterstelling der vrouw een einde zal komen. De omstandigheid, dat in geen der curatoria tot dusver leden der sociaal-democratische arbeiderspartij zitting hebben, levert, naar het oordeel van verscheidene leden, evenzeer het bewijs op, dat de Regeering het verwijt van eenzijdige samenstelling dezer colleges niet kan ontgaan. Gevraagd werd, hoe het instituut der bijzondere leerstoelen aan de Rijksuniversiteiten en de technische hoogeschool heeft gewerkt en hoeveel bijzondere hoogleeraren op het oogenblik aan genoemde instellingen van hooger onderwijs zijn benoemd. In verband met de benoeming van Ir. J. C. VA\ T LEEUWEN aan de Rijksuniversiteit te Utrecht stelde men de vraag, of deze niet aanleiding zal geven tot het scheppen van een nieuwe categorie physici, die concurrentie zullen aandoen aan de natuurkundige ingenieurs, wier vorming als technische physici bij de wet uitdrukkelijk aan de technische hoogeschool te Delft is opgedragen en daar ook speciaal op haar plaats is. Men meende, dat het instituut der bijzondere leerstoelen niet moet worden aangewend om zoodanige concurrentie in de hand te werken. Het had de aandacht van sommige leden getrokken, dat nog steeds nu en dan een buitenlander tot hoogleeraar wordt benoemd. Volkomen kon men dat begrijpen, wanneer de benoemde een zeer bijzondere wetenschappelijke vermaardheid geniet. In andere gevallen kan de benoeming van een buitenlander licht den indruk wekken, dat een of ander onderdeel der wetenschap ten onzent verwaarloosd werd en nu een buitenlander moest worden geroepen om het wetenschappelijk peil bij te werken. Men verzocht de Regeering wel te willen bevorderen, dat het doel, in art. 1 der Hooger-onderwijswet aangegeven, worde nagestreefd. Dan zullen uit de oud-leerlingen onzer universiteiten onze hoogleeraren kunnen worden gereeruteerd. Andere leden sloten zich hierbij aan en spraken voorts als hun meening uit, dat in de laatste jaren meermalen buitenlanders tot hoogleeraar werden benoemd, niettegenstaande er ook bekwame NederJandsche eandidaten waren. Hierin ligt een miskenning van eigenwaarde en een onrechtvaardigheid tegenover de eigen landgenooten. Men stelde er belang in, te mogen vernemen, of de hand wordt gehouden aan het voorschrift, volgens hetwelk buitenlandsche hoogleeraren twee jaren na hun infunctietreding verplicht zijn hun onderwijs in het Nederlandsch te geven. Men verzocht den Minister te willen bevorderen, dat strikt de hand worde gehouden aan art. 86, tweede lid, der Hoogeronderwijswet. Curatoren hebben een aanbevelingslijst in te zenden, de faculteit gehoord, en de Minister beslist in volle vrijheid. Pas daarna kan op verzoek van den Minister een bepaald persoon worden gepolst. Men meende te weten, dat somtijds door de faculteit reeds met een bepaalden persoon besprekingen werden gevoerd, waardoor de vrijheid van den Minister zou worden beperkt. En let de Minister daar niet op gelijk de wet hem voorschrijft da'n zal zulks voor den betrokken persoon zeer onaangenaam kunnen zijn. Men meende te weten, dat nog dit jaar het is voorgekomen, dat in vrij ruimen kring verzekerd werd, op grond van besprekingen der faculteit, dat een hoogleeraar aan een onzer Rijksuniversiteiten aan een andere Rijksuniversiteit zou worden benoemd, terwijl het ten slotte niet gebeurde. Bij juiste naleving van art. 86, tweede lid, der Hooger-onderwijswet kan zoo iets niet voorkomen. Gewezen werd op de klacht, uitgesproken in de rede van prof. PULLE bij zijn aftreden als rector-magnificus van de Rijksuniversiteit te Utrecht, dat een opengevallen docentenplaats opnieuw door de Regeering werd bezet, niettegenstaande deze naar het oordeel van de betrokken faculteit, gesteund door dat van den senaat, niet meer behoefde te worden vervuld. Gevraagd werd, op welke gronden de Minister van oordeel is, dat met bedoelde deskundige adviezen geen rekening diende te worden gehouden.

4 4 (Rijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) Door anderen werd hierbij aan de mogelijkheid gedacht, dat niet bedoelde adviezen wel rekening is gehouden, doch dat ze zijn gewogen en te licht bevonden. Eenige leden betreurden de veelvuldige verplaatsing van hoogleeraren aan de Rijksuniversiteit te Groningen naar andere universiteiten. Dit schaadt de Groningsche universiteit, omdat daardoor de meening kan postvatten, dat deze universiteit niet als gelijkwaardig met de andere universiteiten kan worden beschouwd. Gevraagd werd in dit verband, of het geen aanbeveling zou verdienen een organisatie voor te bereiden, waardoor omtrent vragen, die de gemeenschappelijke belangen van de verschillende Rijksuniversiteiten raken, overleg kan plaats vinden tusschen de Regeering en vertegenwoordigers van de universiteiten, met name de presidenten der curatoria, de rectoren en de voorzitters van de faculteiten. Ook de instelling van een centraal curatorium voor de verschillende Rijksuniversiteiten werd in dit verband aanbevolen. Opnieuw werd de meening uitgesproken, dat er in ons land te veel universiteiten zijn, waardoor ons hooger onderwijs te kostbaar is en het ook zeer moeilijk wordt voor alle leerstoelen bekwame hoogleeraren te vinden. Daar het geneesmiddel moeilijk kan worden gevonden, hetzij in vermindering van het aantal der bestaande universiteiten, hetzij in vermindering van het aantal faculteiten van 'iedere universiteit, kan de oplossing slechts worden gezocht in specialiseering der faculteiten. Door aan iedere universiteit één of twee faculteiten zoo volledig mogelijk uit te bouwen en de andere soberder uit te rusten, kan binnen de grenzen van het financieel mogelijke bereikt worden, dat in ons land alle faculteiten in de beste uitrusting aanwezig zijn. Omtrent den stand van dit vraagstuk der specialiseering of rolverdeeling tusschen de verschillende universiteiten zou men gaarne nader worden ingelicht. Sommigen wenschten, dat de Regeering in deze richting meer dan tot dusver werkzaam zou zijn. Intusschen werd de meening uitgesproken, dat een op dit punt te treffen regeling tot de Rijksuniversiteiten zou dienen beperkt te blijven, en het niet op den weg der Regeering ligt, ook de andere universiteiten daarin te betrekken. Van andere zijde werd gewezen op de bezwaren van zoodanige specialisatie in het bijzonder voor de medische faculteit. Een lid wenschte bezuiniging op ons hooger onderwijs in dien zin, dat iedere universiteit slechts één faculteit zou bezitten. Hetzelfde lid oordeelde, dat van de studenten de volle kostprijs van het onderwijs dient te worden geheven, omdat in onze maatschappij het hooger onderwijs slechts de bevordering van een klassebelang nastreeft. Onder verwijzing naar het debat, nog het vorige jaar omtrent de bovenbedoelde rolverdeeling tusschen de verschillende universiteiten in deze Kamer gevoerd, spraken verscheidene leden hun verwondering uit over het voorstel om aan de universiteiten te Leiden en te Utrecht het onderwijs in de moderne talen uit te breiden. Zij hadden daartegen voorshands ernstig bezwaar. Andere leden juichten deze voorstellen toe. Voor de cultuur van ons volk is het van groot belang, dat aan onze universiteiten op ruime schaal de gelegenheid worde geboden de studie der moderne talen te volgen, al behoeft dit nog niet er toe te leiden, dat iedere Rijksuniversiteit op dit gebied volledig wordt uitgerust. Men verzocht een nauwkeurige opgave te mogen ontvangen van het aantal studenten in de Fransche, Duitsche en Engelsche taal en letterkunde, ingeschreven onderscheidenlijk aan de universiteiten te Leiden, te Utrecht en te Groningen. Sommige leden meenden te weten, dat de universitaire opleiding van aanstaande leeraren in de moderne talen niet in elk opzicht voldoet, met name niet wat de practische opleiding betreft. Men gaf daarom in overweging een samenwerking te bevorderen tusschen de Leidsehe universiteit en de Haagsche opleiding voor moderne talen, in dien zin, dat de studenten hun practische opleiding aan de Haagsche school zouden verkrijgen, waar dit onderwijs op voortreffelijke wijze wordt gegeven. Nog werd in dit verband gewezen op de wenschelijkheid, dat de Regeering zou bevorderen, dat ook aan de Nederlandsche taal in het buitenland bij het onderwijs de plaats worde toegekend, die zij verdient. Aan de universiteit te Parijs wordt, naar men meende te weten, aan de studenten in de letterkunde toegestaan iedere taal als bijvak te kiezen, behalve de Nederlandsche. Men hoopte, dat de Minister stappen zou doen om te bevorderen, dat aan deze achterstelling van onze taal een einde kome. Opnieuw drong men aan op de vestiging van een leerstoel in de preventieve geneeskunde aan een onzer Rijksuniversiteiten. In Leiden is een particulier instituut voor dit doel gekomen, maar dit is niet voldoende om aan de toenemende eischen, die het leven meer en meer op het gebied Van de sociale hygiëne stelt, te voldoen. Een lid verwees naar het debat, het vorige jaar in deze Kamer gevoerd over de wenschelijkheid van vestiging van een leerstoel in de homoeopathie aan een onzer Rijksuniversiteiten. Bedoeld lid zou gaarne vernemen, wat het resultaat is geweest van het zenden van een contra-memorie aan de Koninklijke Academie van Wetenschappen en den Onderwijsraad naar aanleiding van de door deze lichamen uitgebrachte adviezen en sprak de verwachting uit, dat de Kamer volledig zou worden ingelicht. Hoe staat de Minister thans tegenover het vraagstuk? En is de Minister bereid een subsidie te verleenen aan het homoeopathisch ziekenhuis nabij Utrecht? Eenige leden achtten het van groot belang, dat aan onze universiteiten onderwijs wordt gegeven in de sexueele ethiek, mede als een hulpmiddel tegen de toenemende zedenverwildering. De wenschelijkheid werd betoogd, dat de senaten der Rijksuniversiteiten de beschikking verkrijgen over een bedrag, dat als een bescheiden representatie-budget kan gelden met het oog op de ontvangst van buitenlandsche geleerden of vertegenwoordigers van buitenlandsche wetenschappelijke instellingen, die onze universiteiten bezoeken. Gevraagd werd, of het juist is, dat een verzoek van een hoogleeraar aan den Minister, orn zich buitenslands te mogen begeven, dikwijls wordt geweigerd, niet zelden zonder vermelding van de redenen der weigering. Worden vroeg men hoogleeraren in dit opzicht niet achtergesteld bij chefs van andere takken van dienst? Voorts vroeg men, of het juist is, en, zoo ja, of de Minister het billijk acht, dat, indien een hoogleeraar in het belang van zijn onderwijs of in het belang van het door hem geleide instituut zich huiten zijn standplaats moet begeven, dan wel aan een assistent opdracht daartoe geeft, de door hem te declareeren reis en verblijfkosten ten laste komen van het materiaal-krediet voor zijn instituut. De aandacht van den Minister werd gevestigd op de door de centrale commissie van studiebelangen te Delft gedane voorstellen tot wijziging van de studie en examenregeling aan de technische hoogeschool. Deze voorstellen, met algemeene stemmen goedgekeurd in een vergadering, waarin 400 studenten der technische hoogeschool aanwezig waren, betreffen in hoofdzaak de instelling van een tweede gelegenheid per jaar om examen te doen, verdeeling der leervakken in twee rubrieken met uitbreiding der mondelinge examens voor een dezer rubrieken, uitbreiding van het stelsel der tentamina. Gevraagd werd, in hoever het bestuur der technische hoogeschool aan deze algemeen gewenschte wijziging in de studieregeling is tegemoet gekomen, en wat de meening van den Minister is aangaande deze verlangens. De opmerking werd gemaakt, dat bij de universitaire examens candidaten alleen kunnen worden afgewezen wegens onvoldoende kennis, maar niet wegens voor de maatschappij gevaarlijke karaktereigenschappen. Gevraagd werd, of het niet gewenscht is, bij universitaire examens ook een toetsing der candidaten op hun karakter mogelijk te maken. Andere leden kwamen hiertegen in verzet en wezen op het moeilijke van zoodanig onder

5 Bijlage A. Tweede Kamer. (Rijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) 5 zoek, waarbij misbruik en willekeur kwalijk te voorkomen zouden zijn. Inlichtingen werden gevraagd omtrent een bericht in de fcladen, volgens hetwelk twee hoogleeraren te Delft in opdracht van de Eussische Eegeering een onderzoek hebben ingesteld in Noord-Rusland betreffende de exploitatie van kali-mijnen en de inrichting van fabrieken. Eenige leden meenden te weten, dat de toestand der arbeiders in de fabrieken en bedrijven aldaar niet verschilt van slavernij en dat er geen enkele vrijheid van arbeidscontract bestaat. Onder die omstandigheden maakten zij er bezwaar tegen, dat aan Nederlandsche hoogleeraren de gelegenheid wordt gegeven dergelijke inrichtingen te helpen in stand houden. Sommige leden hadden den indruk, dat bij het hooger onderwijs niet voldoende zuinigheid wordt betracht wat betreft de aanstelling van hulppersoneel, dat van jaar tot jaar vermeerdeert. Ook kwamen zij er tegen op, dat de faculteiten meer en meer afzonderlijke bibliotheken verkrijgen. Huns inziens kunnen de gelden voor het bibliotheekwezen door concentratie nuttiger besteed worden, terwijl splitsing der bibliotheken het aanschaffen van vele duplicaten noodig maakt. 1. Rijksuniversiteit te Leiden. Art. 4. Een toelichting werd verzocht van de mededeeling in den uitgewerkten staat, dat centralisatie der administratie uitbreiding van personeel noodig maakt. Men zou eerder het tegendeel verwachten. Art. 7. De aandacht werd gevestigd op de klacht van prof. N. N. VAN WIJK, in zijn rede, bij gelegenheid van de overdracht van het rectoraat, over het nijpend gebrek aan ruimte in het pharmaceutisch laboratorium, het geologisch-mineralogisch museum en het Rijksmuseum voor natuurlijke historie. Erkende men eenerzijds, dat verbeteringen zijn bereikt, o.a. door de directeuren van laboratoria van veel administratieven overlast te bevrijden, aan den anderen kant drong men met klem aan op spoediger indiening van voorstellen tot voorziening in dringende behoeften, die ter kennis van den Minister werden gebracht. Zoo werd de verbetering van het pharmaceutisch laboratorium langen tijd slepende gehouden en de daartoe strekkende suppletoire begrooting veel te laat ingediend, met het gevolg, dat de dringend noodige verbetering van dit laboratorium nog tot den volgenden zomer zal moeten wachten. n ) Art. 9. Opgemerkt werd, dat sinds October 1929 in de kliniek van prof. KüBNKN eenige assistenten werken zonder vergoeding. Het werd billijk geacht aan deze personen een salaris toe te kennen. Men verzocht hieromtrent inlichtingen. Den Minister werd verzocht toe te zien, dat in de academische ziekenhuizen, klinieken en inrichtingen van onderwijs toepassing worde gegeven aan de met 1 Maart 1930 in werking getreden Ziektewet, wat betreft uitkeering van ziekengeld. Men meende te weten, dat in het academisch ziekenhuis te Leiden tot voor kort nog steeds de bepalingen van het arbeidscontract ter zake werden toegepast. Art. 10. Gevraagd werd, wanneer het academisch ziekenhuis geheel zal worden in gebruik genomen en al hetgeen daarin thuisbehoort daarheen zal worden overgebracht. Vooral de chirurgische afdeeling van het ziekenhuis moet te lang wachten op overbrenging naar de nieuwe gebouwen. Deze vertraging is zeer nadeel ig voor de patiënten en ook zeer kostbaar, doordat thans twee ziekenhuizen naast elkaar bestaan. Bovendien kan het ethnografisch museum, dat thans gehuisvest is in een zeer brandgevaarlijk gebouw, daardoor nog steeds niet worden overgebracht naar het oude ziekenhuis. 1 ) De Commissie van Rapporteurs verwijst ten deze naar het Voorloopig Verslag en de Memorie van Antwoord betreffende het, inmiddels door deze Kamer aangenomen, wetsontwerp tot wijziging en verhooging van het zesde hoofdstuk der Rijksbegrooting voor het dienstjaar 1930 (deze zitting 40). 2. Rijksuniversiteit te Utrecht. Art 19. Het voor den buitengewoon hoogleeraar in de sociologie uitgetrokken bedrag werd te gering geacht om daarvoor een geleerde te vinden, die zich ten volle kan wijden aan de studie van dit belangrijke vak. De leden, die deze opmerking maakten, waren van oordeel, dat voor dit vak een gewoon hoogleeraar dient te worden benoemd. Gevraagd werd, of door de werkzaamheid van een privaatdocent in liet spraakonderwijs voldoende in dit onderwijs wordt voorzien, en of het niet aanbeveling verdient voor dit vak een lectoraat aan de universiteit te Utrecht te vestigen. Art. 20. Terwijl enkele jaren geleden het Kunsthistorisch Instituut te Utrecht op voortreffelijke wijze werd ingericht en door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen persoonlijk werd geopend, wordt nog steeds gemist een collegezaal. De tuin biedt voldoende ruimte voor een zaal, zoodat met betrekkelijk geringe kosten het instituut, waarop met trots mag worden gewezen, geheel zou kunnen worden afgemaakt. Thans moeten de leerlingen zich telkens naar een ander deel der stad verplaatsen, terwijl het voor het onderwijs noodig materiaal daarheen moet worden vervoerd. Zulks is in hooge mate ongeriefelijk. Men wees er op, dat ook dit deel van het universitair onderwijs, nl. de kunstgeschiedenis, te Utrecht op zeer hoog peil staat, dank zij de groote toewijding van prof. VOGELSANG, die mede door de jaarlijksche excursies den studielust der studenten zoozeer weet te bevorderen. Van de zijde der Regeering mag dan ook worden verwacht, dat zij de middelen niet onthoude, opdat het onderwijs kunne gegeven worden, gelijk het behoort. Zeer zou men het daarom op prijs stellen, indien in dezen de noodige, bovenaangegeven, voorziening zou worden getroffen. Opnieuw werd gewezen op de wanverhouding tusschen het aantal studenten aan de Utrechtsche universiteit en de voor hen beschikbare onderwijsinrichtingen en hulpkrachten. In het bijzonder geldt dit voor de medische faculteit. Men drong aan op spoedige voortzetting Van de met de ROCKEFELLER Foundation overeengekomen concentratie van de gebouwen voor medisch onderwijs, voor welk doel deze instelling zoo ruimen financieelen steun verleende. Gevraagd werd, of hieromtrent nadere mededeelingen kunnen worden gedaan. r ) Het gebouw voor parasitaire en infectieziekten van de faculteit der veeartsenijkunde verkeert in nagenoeg bouwvalligen staat, zoodat een voorziening daarin dringend noodig is. Gevraagd werd, of juist is de klacht, door prof. dr. PULLE geuit in zijn rede bij de overdracht van het rectoraat, dat de universiteitsbibliotheek te Utrecht, door onvoldoende middelen om haar op peil te houden, schrikbarend achteruit gaat, o. a. reeksen van tijdschriften sedert een aantal jaren niet meer aangehouden kunnen worden en de bibliotheek daardoor haar beteekenis als hulpmiddel bij het hooger onderwijs dreigt te verliezen. Art. 21. Van de vermeerdering van den post wegens wachtgelden (uitgewerkte staat onder e) met f werd een nadere toelichting verzocht. I Art. 22. Men zou gaarne uitvoerig worden ingelicht over de in de dagbladen tot uiting gekomen klachten over het nieuwe tandheelkundig instituut te Utrecht. Is het juist, zoo vroeg men, dat wegens plaatsgebrek de studenten met vacantie werden gezonden? Zoo ja, hoevelen en voor hoe lang? Hoeveel hebben de bouwkosten van dit instituut in totaal bijdragen? Hoeveel kosten zijn dezen zomer daaraan besteed voor.verbouwing met het oog op de ventilatie en uit welk begrootings 1 ) De Commissie van Rapporteurs verwijst ook ten deze naar de schriftelijke en mondelinge behandeling in deze Kamer van het wetsontwerp tot wijziging en verhooging van het zesde hoofdstuk der Rijksbegrooting voor het dienstjaar i930 (deze Zitting, 40). Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen

6 6 (Eijksbegrooring voor het dienstjaar VI. 4.) artikel zijn deze kosten gekweten? In'hoeverre is door de verbouwing aan de klachten over onvoldoende ventilatie tegemoet gekomen? Men had vernomen, dat door particuliere firma's in de lokalen van het tandheelkundig instituut reclames zijn aangebracht, waardoor de studenten zich min of meer gedwongen gevoelen te koopen bij bepaalde leveranciers. Men stelde er prijs op, dat geenerlei pressie van dien aard zou worden geduld en keurde het aanbrengen van dergelijke aanprijzingen af. Van de zijde der tandheelkundigen wordt, naar eenige leden meenden te weten, geklaagd, dat de practische oefeningen en technische werkzaamheden bij de tandheelkundige opleiding de theoretische studie te veel op den achtergrond dringen, waardoor het onderwijs in de tandheelkunde het karakter van hooger onderwijs dreigt te verliezen. Men zou gaarne vernemen, of deze klacht naar het oordeel van den Minister gegrond is. Art. 24. Inlichtingen werden verzocht omtrent den toestand van het Nederlandsch Gasthuis voor Ooglijders te Utrecht. Men meende te weten, dat de Eegeering met vlot wil medewerken om hier de hoognoodige verbeteringen aan te brengen, hoewel de betrokkenen zelf al het mogelijke daartoe hebben gedaan. 3. Rijksuniversiteit te Groningen. Art. 30. Aangedrongen werd op een zeer spoedige voorziening in het nijpend gebrek aan ruimte in het academisch ziekenhuis te Groningen. De Minister erkende het vorige jaar, dat langzamerhand van een noodtoestand kan worden gesproken. Deze noodtoestand is stellig inmiddels ingetreden. Ook werd gevraagd, of het gebrek aan ruimte ontstaan is ten gevolge van contracten, aangegaan met vereenigingen als het Groene Kruis en dergelijke. Men zou gaarne vernemen, of in het bestuur der stichting, aan welke te Groningen, evenals te Utrecht, het beheer der Eijks Hinieken is opgedragen, ook personen zullen worden benoemd op voordracht van de vakcentralen. 4. Overige uitgaven betreffende de universiteiten. Artt. 33, 39 en 44. Sommige leden betwijfelden of het gewenscht is door het toekennen van Eijksbeurzen het volgen van academisch onderwijs te bevorderen. Er zijn reeds te veel academisch gevormden, die geen voor hen passenden werkkring kunnen vinden. Men drong voorts aan op scherper toezicht bij het toekennen van een Bijksbeurs. Andere leden achtten de voor verleening van studiebeurzen uitgetrokken bedragen te gering; zij zouden daarvoor hoogere bedragen beschikbaar willen zien gesteld, niet om het aantal studenten nog te vermeerderen, maar om te bereiken, dat niemand van erkende begaafdheid om redenen van financieelen aard van hooger onderwijs verstoken behoeft te blijven. Sommige leden oordeelden de voor de toekenning eener Eijksbeurs gestelde eischen te streng. Naar men meende te weten, wordt als eisch gesteld, dat de aspirant het gemiddeld cijfer 8 voor alle vakken te zamen behaalt. Zeer begaafde leerlingen moeten dientengevolge soms worden afgewezen. Kan, zoo vroeg men, niet rekening worden gehouden met de studierichting, door den gegadigde te kiezen, zoodat deze voor vakken, die geheel daar buiten vallen, niet aan zoo hooge eischen behoeft te voldoen? 5. Technische hoogeschool. Art. 37. Met teleurstelling hadden sommige leden gezien, dat geen post was uitgetrokken tot het bevorderen van een conservator tot lector in de afdeeling electrotechniek, welke lector speciaal in de metingen op radiogebied lessen zou geven, die èn voor deze afdeeling èn voor de opleiding der natuurkundige ingenieurs van groot belang werden geacht. Zij hoopten, dat, waar de financieele gevolgen van zulk een benoeming zeer gering zijn, de Minister bereid zou zijn eerlang een post hiervoor uit to trekken. Gevraagd werd of aan een hoogleeraar in de waterbouwkunde gelegenheid kan worden gegeven tot een reis naar Indië, voornamelijk om de irrigatie te bestudeeren. Art. 38. Uit de in Juni jl. ingediende suppletoire begrooting van dit begrootingshoofdstuk blijkt, dat ook de Minister heeft ingezien, dat de huisvesting van de afdeeling schoone bouwkunde te Delft volstrekt onvoldoende is en zoo spoedig mogelijk moet worden verbeterd, waartoe de gelegenheid bestaat, doordat het voormalig militair kleedingmagazijn beschikbaar is gekomen. Zeer teleurstellend achtte men het nu, dat voor dit doel zóó kleine bedragen zijn uitgetrokken, dat het nog minstens vier jaren zal duren, voordat eenige verbetering is bereikt. Men meende op een verbouwing in sneller tempo te mogen rekenen en verzocht den Minister daarvoor thans een aanzienlijk hooger bedrag beschikbaar te stellen. AH. 41. Verscheidene leden drongen er bij de Eegeering op aan de omschrijving van dezen post te verva-ngen door subsidie aan bijzondere handelshoogescholen", en het bedrag te verhoogen, ten einde het mogelijk te maken de E. K. Handelshoogeschool te Tilburg ook uit dezen post te subsidieeren. Nader aan te toonen, dat Tilburg gelijk recht kan doen gelden als Eotterdam, achtte men overbodig. Men meende hierbij met name de aandacht te mogen vestigen op de rede, door den Minister-President gehouden in de Zesde Limburgsche Sociale Studieweek, waarvan een verslag werd opgenomen in het dagblad De Maasbode van 6 Augustus Onder vermelding, dat hetgeen hij voorhield eenigen tijd te voren door hem elders ook was gezegd, droeg de Minister President een kort en krachtig politiek program voor van zes punten. Onder punt 3 werd vermeld Steun voor Nijmegen en Tilburg". Men onderstelde, dat hier niet alleen moreele steun zou zijn bedoeld. Men had na deze uitlating van den Minister-President meenen te mogen verwachten, dat subsidie voor Tilburg op deze begrooting zou zijn gebracht. Hiervoor is immers geen wetswijziging noodig, en eenmaal Eotterdam gesubsidieerd zijnde, mag Tilburg niet achtergesteld. Men drong derhalve alsnog aan op toekenning van zoodanig subsidie. AFDEELING III. Voorbereidend hooger en middelbaar onderwijs. Vele leden wezen op den ongunstigen toestand, waarin, bij het nog steeds ontbreken van een nieuwe regeling van het middelbaar onderwijs, de middelbare meisjesscholen thans verkeeren. Wettelijke bevoegdheden zijn aan het einddiploma niet verbonden. Oolc ten aanzien van de subsidieering zijn zij achtergesteld. Zij genieten thans in tegenstelling tot de regeling, die van 1866 tot 1883 gold geen Eijkssubsidie,' tenzij zij als u.1.o. scholen georganiseerd zijn, wat weder minder met den aard van het aan deze scholen gegeven onderwijs strookt. Dit zoo nuttige schooltype kan zich daardoor niet ontplooien; vele meisjes, voor wie dit onderwijs bij uitnemendheid geschikt zou zijn, wenden zich tot andere scholen, die minder bij haar aanleg passen. Een spoedige regeling van dit onderwijs, desnoods bij afzonderlijke wet, achtte men noodig. Anderzijds maakte men bezwaar tegen een afzonderlijke regeling van dit onderwijs; men zag daar geenerlei reden voor. Eenige leden betoogden, dat het tot vereenvoudiging van het complex der middelbare scholen zou medewerken, indien de hoogere handelsscholen zich alle konden omzetten in hoogereburgerscholen A, zooals reeds verscheidene gedaan hebben. Gewezen werd op den chaotischen toestand, welke ten opzichte van de financiering van het middelbaar onderwijs bestaat. Het stelsel van subsidieering is willekeurig; meer uniformiteit

7 (Rijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) 7 daarbij is dringend noodig. Voorts wordt in de eene gemeente dit onderwijs gegeven aan Bijkshoogereburgerscholen, in de andere aan gemeentelijke inrichtingen met of zonder subsidie, terwijl in sommige plaatsen zelfs een Rijks en een gemeentelijke hoogereburgersehool naast elkaar bestaan. Eenig systeem is daarbij niet te onderkennen. Amersfoort en Leeuwarden b.v. hebben Rijkshoogereburgerscholen, terwijl Zaandam, dat de leerlingen uit de geheele Zaanstreek tot zich trekt, een gemeentelijke inrichting heeft. Vooral in tijden van economischen druk kan dit voor sommige gemeenten groote moeilijkheden met zich brengen. Daarom werd bepleit, dat althans aan gemeenten, die er om vragen, het mogelijk gemaakt worde de gemeentelijke hoogereburgerschool in een Rijksschool om te zetten. Nogmaals werd aangedrongen op een wettelijke regeling, waarbij de bijdragen van de z.g. buitengemeenten voor het middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs, welke bijdragen thans voor vele kleinere gemeenten zeer drukkend zijn, op een redelijker basis worden gebracht. Met voldoening was door vele leden gezien, dat de Minister gehoor heeft gegeven aan de vele klachten over te groote klassen bij het middelbaar en gymnasiaal onderwijs en splitsing in parallelklassen nu eerder zal zijn toegestaan. Het verbaasde sommige leden, dat, nu deze verbetering is aangebracht, in de vakpers niet van eenige tevredenheid daarover blijkt. Opgemerkt werd, dat nu deze maatregel eenmaal is genomen, hij heel wat minder blijkt te kosten dan tevoren verwacht werd. Men drong er nu op aan, deze beperking van het maximumaantal leerlingen per klasse ook voor de hoogere handelsscholen te doen gelden. Vele leden waren van oordeel, dat de bezoldiging van de leeraren bij het middelbaar en het voorbereidend hooger onderwijs nog steeds onbevredigend is. Men keurde het af, dat deze leeraren nog altijd geen vaste bezoldiging ontvangen en op uurloon worden bezoldigd, en dat vooral op de zoo talrijke kleinere scholen geen behoorlijk bestaan kan worden gevonden, terwijl op de grootere alleen bij een "Wel te groot aantal lesuren een behoorlijke bezoldiging kan worden bereikt. Het werd voorts ontoelaatbaar geacht, dat de bezoldiging telkenjare afhankelijk is van het al of niet ingericht worden van parallelklassen. Een vast salaris, verbonden aan een bepaald maximum aantal lesuren, b.v. 26, zou in breeden kring bevrediging schenken. Ook de regeling, volgens welke uren boven de volledige weektaak steeds met een geringer bedrag vergoed worden, werd sterk afgekeurd. De aandacht werd voorts gevraagd voor het feit, dat doctoren en doctorandi in salaris achterstaan bij hun collega's met middelbare bevoegdheid, in het bijzonder bij oud-onderwijzers, die hun onderwijs-akten veel vroeger kunnen behalen dan zij, die aan de universiteit studeeren. Gevraagd werd, hoe de Minister staat tegenover den in leerarenkringen levenden wensch, dat aan alle leeraren bij het voorbereidend hooger en het middelbaar onderwijs een academische opleiding als eisch worde gesteld. Anderen ondersteunden die gedachte, maar meenden toch, dat daarnaast een op de practijk gerichte vakopleiding noodig is. Hoe acht de Minister de laatste te verwezenlijken? Het denkbeeld, de jonge leerkrachten een stage te laten doorloopen bij andere leeraren, werd in dit verband aanbevolen. Sommigen keurden in het bijzonder af, dat bij de opleiding van leeraren thans hoegenaamd geen aandacht wordt geschonken aan het bijbrengen aan de candidaten van paedagogische kennis en ontwikkeling. Gevraagd werd, hoe het staat met het onderzoek naar de werking van het Koninklijk besluit inzake de toelating van leerlingen tot de middelbare scholen. Heeft de Minister de overtuiging, dat thans overal, waar het examen wordt afgenomen, een voldoende samenwerking tusschen het lager en het middelbaar onderwijs bij de vaststelling der opgaven bestaat? Het recht om leerlingen op een zg. verklaring te doen plaats nemen op scholen voor middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs, zou, zoo merkte men op, alleen hersteld kunnen worden in plaatsen, waar een langdurige samenwerking tusschen de beide takken van onderwijs bewezen heeft, dat de partijen elkaar kennen en waardeeren. Gevraagd werd, welk resultaat het nader onderzoek, dat de Minister het vorige jaar bij de behandeling van de onderwijsbegrooting in uitzicht stelde, met betrekking tot de mogelijkheid, het schriftelijk gedeelte van het Staatsexamen niet uitsluitend te Utrecht, en op hetzelfde tijdstip voor alle candidaten, te doen afnemen, had opgeleverd. Men stelde de vraag, of van het Staatsexamen A ter toelating tot de universiteit, af te leggen door hen, die het einddiploma der hoogereburgerschool A (economische af deeling) bezitten, zou kunnen worden afgevoerd de eisch om in de wiskunde proeven van bekwaamheid af te leggen. De wiskunde, geè'ischt voor het einddiploma der hoogereburgerschool A (economische afdeeling) correspondeert ongeveer met die, verlangd voor het eindexamen A van het gymnasium. Wel beweegt zich de eerste meer op het terrein der analytische meetkunde en de laatste meer op dat der stereometrie, maar voldoende inzicht in de wiskunde, die volgens het Staatsexamen A toch nooit aan de universiteit object van hoofdstudie zal zijn, kan langs beide wegen gelijkelijk verkregen worden. Gevraagd werd, of de Minister aandacht heeft geschonken aan den bij deskundigen opgekomen wensch om het schooleindexamen der hoogere burgerschool weer te vervangen door een Staatsexamen; zoo ja, dan zou men gaarne vernemen, welke voornemens de Minister te dien aanzien heeft. Andere leden zouden zoodanigen maatregel ten zeerste afkeuren. De wenschelijkheid is gebleken van de erkenning door den Staat van de einddiploma's der handelsavondscholen, waardoor deze voor de geslaagden van grooter nut kunnen zijn. Men vroeg naar het oordeel van den Minister daaromtrent. Sommigen klaagden over de schriele opvattingen van het Departement inzake het verleenen van subsidie voor leermiddelen. Zonder nader onderzoek wordt eenvoudig' een bepaald percentage op de begrooting geschrapt en subsidie verleend over c en belangrijk minder bedrag dan het vorige jaar noodig was geweest. Men achtte dit een geheel verkeerd stelsel. Gevraagd werd, of de Rijksvoorschotten op het subsidie niet renteloos kunnen worden verstrekt, of althans tegen lagere rente dan 4.1- pet., welk percentage nog altijd gebruikelijk is, hoewel de rentevoet sedert lang aanzienlijk gedaald is. Ook werd opgemerkt, dat het Rijk meestal geen subsidie geeft in de kosten, veroorzaakt door de garantie-bepaling in het Bezoldigingsbesluit, zelfs niet indien een leeraar eenigen tijd les heeft gegeven in vakken, waarvoor hij niet bevoegd is, en later een bevoegd leeraar voor die vakken optreedt. Deze leden achtten voorts de vergoeding voor de administratiekosten van 50 gulden per klasse te laag, vooral nu weder zeer uitgebreide werkzaamheden voor de onderwijsstatistiek aan de schoolbesturen zijn opgedragen. Enkele leden vroegen, of aan bijzondere hoogerebui'gerscholen, lycea en gymnasia van Rijkswege rentelooze voorschotten kunnen worden verstrekt, voor zoover zij niet voor toekenning van subsidie in aanmerking komen. De aandacht van den Minister werd gevestigd op hetgeen in het Weekblad van gymnasiaal en middelbaar onderwijs van Februari 1930, naar aanleiding van een lezing van dr. WOLFF over de nieuwe regeling van het Duitsche middelbare schoolwezen, geschreven werd over de wenschelijkheid van het onderwijzen van muziek, voornamelijk zang, op de middelbare school. Art. 58. Verscheidene leden vroegen naar de plannen van den Minister inzake de inspectie der gymnasia. Zij meenden, dat de tegenwoordige inspecteur toch zeker recht heeft op een langdurig ziekteverlof, zoodat hij onbezorgd zijn genezing kan afwachten. Maar aan den anderen kant behoort op voldoende wijze in de inspectie der gymnasia te worden voorzien. De inspectie, zooals die thans verdeeld is over twee inspecteurs van het middelbaar onderwijs, die reeds een zware eigen inspectie hebben, kan niet tot haar recht komen, en zal ook de twee daar

8 (Eijksbegrooting voor het mede belaste inspecteurs blootstellen aan ernstige overwerking. De benoeming van één nieuwen inspecteur, hetzij voor de gymnasia alleen, hetzij met een andere verdeeling van de inspectie middelbaar onderwijs en voorbereidend hooger onderwijs over alle inspecteurs, is noodzakelijk. Dan is tevens het geheele toezicht behoorlijk geregeld, wanneer ook de tegenwoordige inspecteur na genezing zijn werkzaamheden kan hervatten, of onverhoopt na een langdurig ziekteverlof zijn functie zou moeten neerleggen en alsdan tot benoeming van nog een inspecteur zou worde overgegaan. Art. 67. Gevraagd werd, hoe het staat met de verbouwing van de hoogereburgerschool te Deventer, waarvoor op de begrooting voor 1930 een eerste termijn van f werd uitgetrokken, doch op die voor 1931 niets. Art. 70. Betreurd werd, dat de Minister slechts ten aanzien van twee R.-K. hoogereburgerscholen termen heeft gevonden om voor de eerste maal subsidie aan te vragen. Men zou gaarne vernemen, hoeveel leerlingen deze scholen tellen. Aangedrongen werd op het geven van subsidie voor de stichting van neutrale lycea te Bilthoven en te Eindhoven. Met leedwezen had men gezien, dat op deze begrooting daarvoor niets was uitgetrokken, terwijl toch in beide plaatsen tal van gezinnen zijn gevestigd en in de toekomst zullen gevestigd worden, wier kinderen juist aan voorbereidend hooger onderwijs groote behoefte hebben en door samenwerking tusschen verschillende richtingen was verkregen, dat met één school zou kunnen worden volstaan. Men drong ook aan op subsidieering van de hoogereburgerschool A. en den onderbouw van de meisjesschool 't Kopje te Bloemendaal. Men achtte het in hooge mate onbillijk, dat wel aan nieuwe scholen subsidie werd toegekend, maar nog niet aan deze hoogereburgerschool. Andere leden zouden gegevens wenschen te ontvangen omtrent het aantal leerlingen, dat de vierde en vijfde klasse van de beide afdeelingen dezer school bevolkt. Verscheidene leden drongen er op aan, dat aan het Theosofisch lyceum te Naarden thans subsidie zou worden, toegekend, temeer nu door het schoolbestuur verschillende maatregelen zijn genomen om het onderwijs in goede banen te leiden. Er werd op gewezen, dat de Minister het vorige jaar ten onrechte heeft te kennen gegeven, dat de inspectie zich tegen subsidieering van dit lyceum zou hebben uitgelaten (Handelingen, Zitting , blz. 1190); naar men meende te weten, is zulks niet het geval geweest. Andere leden gaven naar aanleiding hiervan als hun gevoelen te kennen, dat de wijze, waarop de directeur van genoemde instelling zich tot de Kamer heeft gewend in een schrijven, waarin subsidie wordt geëischt en gesproken wordt van ministerieele willekeur, scherpe afkeuring verdient. AFDEELING IV. Nijverheidsonderwijs. Algemeen bracht men den Minister hulde voor de belangrijke bedragen, uitgetrokken ten einde nieuwe nijverheidsscholen te kunnen oprichten en bestaande uit te breiden, al waren sommigen nog niet geheel gerust, nu voor de oprichting van nieuwe scholen voor nijverheidsonderwijs met Rijkssteun de deur wel is geopend, maar die deur telkens weer door het Departement kan gesloten worden. Ook met de plannen van den Minister inzake de opleiding van mannelijke leerkrachten werd vrij algemeen instemming betuigd. Uitbreiding van het nijverheidsonderwijs, zoo betoogden verscheidene leden, is voor ons volk van het grootste belang, met name in een crisistijd, gelijk wij thans beleven. Na de vorige economische crisis bestond er een groot tekort aan geschoolde srbeiders. De opbouw van de bevolking doet veronderstellen, dat in 1934 een groote toeloop van jonge werkkrachten op de dienstjaar VI. 4.) arbeidsmarkt zal plaats hebben. Die toeloop zal belemmerend werken, nu de ouderen met werkloosheid te kampen hebben. Uitbreiding der vakopleiding, waardoor bovendien het optreden der jonge arbeiders op de arbeidsmarkt eenigen tijd wordt uitgesteld, is daarom van groote waarde. Bovendien zal. het niet alleen in het belang van de jonge arbeiders, maar ook in dat van het bedrijfsleven zijn, dat de nieuw intredenden eenig besef hebben van economische omstandigheden en mogelijkheden. Gebleken is, dat aan de bedrijven de vorming en ontwikkeling van de jeugd niet kan worden overgelaten. Daarom stelde men er hoogen prijs op te weten, wat de Minister voornemens is te doen in het belang van de niet-geschoolde jonge arbeiders. Meii drong in dit verband ook aan op verlenging van den leerplicht en verhooging van de leeftijdsgrens, beneden welke niet gewerkt mag worden in fabrieken. Voor velen, die niet naar een vakschool gaan, is het langer volgen van algemeen vormend onderwijs van groot nut. Men wees met name ook op de wenschelijkheid van uitbreiding van het huishoudonderwijs, nu vele meisjes op fabrieken ontsl-agen worden en in dezen tijd van werkloosheid nuttige kennis op huishoudscholen kunnen opdoen. Wel bepleitten sommige leden daarbij tevens het betrachten van meer soberheid bij het nijverheidsonderwijs, in het bijzonder ibij dat voor meisjes, en het meer productief maken van gebouwen en artikelen; in het buitenland gaat men, zoo meenden zij, in dit opzicht practischer te werk. Hiertegenover merkten andere leden op, dat de huisvesting van sommige dezer scholen zeer gebrekkig is. Gelet op de indertijd in deze Kamer gevoerde discussie bij de instelling van de functie van inspecteur-generaal van het nijverheidsonderwijs, hadden vele leden stellig verwacht, dat nu de functionaris, over wien het destijds ging, is afgetreden, de Minister ware gekomen met een voorstel tot wetswijziging, ten einde de normale verhoudingen, gelijk die bij de andere takken van onderwijs gelden, bij het nijverheidsonderwijs te herstellen door de functie van inspecteur-generaal te vervangen door die van gewoon inspecteur, en inmiddels iemand, niet tot de inspectie behoorend, aan te stellen als hoofd van de afdeeling Nijverheidsonderwijs aan het Departement. Gaarne vernam men, waarom dat niet is geschied, zoomede of de nieuw-benoemde inspecteur-generaal ook ontheven zal worden van departementaal werk. Vele leden verklaarden zich teleurgesteld, dat de Minister, ondanks den herhaalden aandrang daartoe, nog niets deed ten behoeve van de oudere leeraren bij het nijverheidsonderwijs, die financieel in zoo ongunstige positie verkeeren. De beschouwing, dat bij een overgangsregeling vroegere leerkrachten wel volledig bevoegd kunnen worden verklaard, maar dit nog niet in zich sluit een recht op volledige salavieering, kon allerminst bevredigen. Men zag er een grievende ongelijkheid in, dat jongere leerkrachten, die dikwijls nog alles moeten leeren, in salaris en daardoor later ook in pensioensaanspraken staan boven uitnemende oudere leerkrachten, die het onderwijs lang met toewijding hebben gediend. Stelt men een geschikte leeftijdsgrens, dan zullen de kosten, verbonden aan de opheffing van de korting van 15 pet. voor deze oudere leerkrachten, niet zwaar kunnen wegen. Met nadruk werd den Minister verzocht in nadere overweging te nemen hetgeen tot uitdrukking wordt gebracht in een beschouwing van den Nederlandschen Bond van Leeraren en Leeraressen bij het Nijverheidsonderwijs over de positie van oudere leeraren. Naast een bijzondere voorziening voor de oudere leerkrachten bij het nijverheidsonderwijs achtten verscheidene leden noodig een verbetering van de salarieering in het algemeen, wil men niet geraken tot een tekort aan leeraren. Er werd daarbij op gewezen, dat door de laatste salarisherziening de vrouwelijke leerkrachten nog zwaarder werden getroffen dan haar mannelijke collega's. Doordat de gehuwde vrouwelijke leerkrachten voor de salarieering worden behandeld als ongehuwden, ondergaan zij gedurende haar geheelen diensttijd de korting van 3 pet. als aftrek voor ongehuwden. Het

9 Bijlage A. Tweede Kamer. (Kijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) 9 salaris van den directeur eener nijverheidsschool mag het bedrag van f 6250 niet overschrijden, dat van een directrice niet hooger klimmen dan f Het salaris van den directeur hangt af van het aantal leerlingen van de'school, dat. van de directrice van het aantal lesuren. Door invoeging van de nieuwe schaal C voor niet-volledig bevoegde leeraressen, die vóór 1921 aangesteld werden, zijn zelfs onderwijzeressen zonder hoofdakte aan de meisjesvakscholen in salaris achteruitgegaan. Spoedige herziening dezer regeling werd ten zeerste aanbevolen. De meening werd van verschillende zijden uitgesproken, dat er toch zeker geen aanleiding bestaat om ook ten aanzien van leeraressen in de vakken opvoeding en hygiëne aan huishoudscholen de regeling te doen gelden, dat aan vrouwelijke leerkrachten na het aangaan van een huwelijk ontslag moet worden verleend, te minder waar er een tekort aan goede leeraressen voor die vakken is. Sommige leden wezen op den chaotischen toestand, die, bij gebreke van een behoorlijke algemeene regeling, bij ons bestaat ton aanzien van het middelbaar technisch onderwijs. De over "heid behoort de eisenen voor het eindexamen te regelen en daarin eenheid te brengen. Geschiedde dit, en werd ook het diploma voor middelbaar technicus van overheidswege erkend, zooals o.a. in Duitschland het geval is, dan zou dit van groot nut zijn voor de maatschappij en voor de betrokken technici. Al te velen, die een technische loopbaan verkiezen, wenden zich thans tot de Technische Hoogeschool te Delft. Slechts ongeveer de helft der ingeschreven studenten volbrengt de studie, en de meesten hunner doen dit niet dan met veel moeite. De Technische Hoogeschool te Delft zou minder overbevolkt zijn, indien ook de middelbare technicus op grond van opleiding en einddiploma hier te lande een positie kon verkrijgen, gelijk b.v. in Duitschland mogelijk is. Men verzocht den Minister met aandrang deze aangelegenheid in overweging te nemen. Andere leden konden zich met deze heschouwingen in het algemeen vereenigen, maar meenden zich te moeten verzetten tegen de instelling van een uniform eindexamen, waardoor de verschillende nuanceeringen van het middelbaar technisch onderwijs verloren zouden gaan. In het Voorloopig Verslag betreffende de vorige onderwijsbegrooting werd door verscheidene leden de noodzakelijkheid betoogd van een spoedige wettelijke regeling van de opleiding van scheepsmachinisten door het inrichten van bepaaldelijk voor dit doel bestemde scholen of cursussen, in den geest van die, welke reeds lang bestaan voor stuurlieden. In de Memorie van Antwoord zegde de Minister toe te zullen overwegen, of de opleiding van scheepsmachinisten moet worden herzien en de gelegenheid tot opleiding moet worden uitgebreid. Uit de, thans ingediende begrooting blijkt niet, dat eenige post voor deze opleiding ifl uitgetrokken. Gaarne zou men daarom vernemen, tot welk resultaat het bedoelde onderzoek heeft geleid en wanneer maatregelen ter voorziening in deze leemte kunnen worden verwacht. Is het juist werd gevraagd, dat het gemeentebestuur van Den Helder bij den Minister plannen heeft ingediend om te geraken tot een opleiding als bovenbedoeld aan de zeevaartschool aldaar? De aandacht van den Minister werd ook gevraagd voor de opleiding van schippers. Thans is het mogelijk, dat ieder, die weleens met een motor gewerkt heeft, zich gerechtigd acht als schipper aan boord te gaan, met het gevolg, dat rampen net uitblijven en schadevaringen aan kunstwerken herhaaldelijk voorkomen. Het wordt meer en meer noodig, dat een bewijs van bekwaamheid wordt gevraagd van den schipper, evenals de chauffeur dit noodig heeft. Sommigen bepleitten eien meen algemeene invoering van schoolexamens bij het nijverheidsonderwijs. Thans komen deze examens het Kijk op hooge uitgaven en aan de eandidaten eveneens, die dikwijls tien tot twaalf dagen voor deze examens buiten hun woonplaats moeten vertoeven. Men wees in dit verband op het verslag der commissie, in 1930 belast geweest met het afnemen van de examens ter ver Handelingen der Staten-Generaal. Hijlagen krijging van de akte van bekwaamheid tot het geven van nijverheidsonderwijs, Nvi (binnenvaartkunde), Nxv (zcemanschap), Nxvi (zeevaartkunde) en NXVIA (radiotelegrafie). Blijkens het verslag telde de examencommissie 21 leden; het getal eandidaten bedroeg 11; van dezen verwierven 9 de akte. Gevraagd werd, welke de kosten dezer examencommissie zijn geweest, en hoe duur derhalve elke akte is komen te staan. Gevraagd werd, of het niet mogelijk is de examens van den zomer te verplaatsen naar koelere maanden, b.v. November en December, en of voor de examens der landbouwhuishoudseholen niet een lager tarief kan worden ingevoerd. Nu de inspectie voor het meisjesvakonderwijs is uitgebreid, zai, naar men hoopte, tijd gevonden worden om ernstige aandacht te schenken aan de bezwaren, die in bevoegde kringen bestaan tegen de akte Na. In het belang van het onderwijs zou men het zeer gewenscht achten, dat deze akte zoo spoedig mogelijk verdween. Thans wordt van Rijkswege voorgeschreven, tusschen welke data de zomervacantie aan de nijverheidsscholen moet vallen. Zij valt daardoor dikwijls niet samen met den vacantietijd aan andere scholen in dezelfde gemeente, hetgeen leidt tot veelvuldig schoolverzuim van leerlingen, die met het gezin uit de stad gaan. Kan er bezwaar tegen zijn, zoo vroeg men, den vacantietijd naar plaatselijke omstandigheden te doen vaststellen door de schoolbesturen, die bij hun regeling natuurlijk het bepaalde maximumaantal vrije dagen niet zouden mogen overschrijden? De uurloonen voorde werksters aan de nijverheidsscholen zijn, naar de meening van eenige leden, zoo laag, dat althans in de groote steden geen geschikt personeel zich daarvoor aanbiedt. Daar de arbeid grootendeels buiten de schooluren, op ongeregelde tijden, moet worden verricht, schijnt het noodig het uurloon voor dit personeel te bepalen boven het standaardloon ter plaatse. Van verschillende zijde werd aangedrongen op vluggere afrekening en uitbetaling van de subsidies. Goedkeuring van de exploitatie-rekening laat soms jaren op zich wachten. Men zou het zeer op prijs stellen, als de exploitatie kon loopen over het cursusjaar in plaats van over het kalenderjaar. Opgemerkt werd, dat het subsidie ten dienste van het nijverheidsonderwijs, verstrekt aan het station voor maalderij en bakkerij te Wageningen, blijkbaar niet voldoende is om in de behoeften te voorzien; de arbeidsvoorwaarden aan deze instelling zijn althans slecht te noemen. Ten slotte vroeg men, welke scholen in verband met uitbreiding of verbouwing voor subsidieverhooging in aanmerking zullen komen en welke nieuw gesubsidieerd zullen worden. Opnieuw sprak men er zijn bevreemding over uit, dat niet, evenals ten aanzien van de hoogere burgerscholen, lycea en gymnasia geschiedt, in den toelichtenden 'staat een opgave wordt gedaan van de verschillende gesubsidieerde nijverheidsscholen. De Kamer moet nu omtrent tal van nijverheidsscholen om inlichting vragen. Men vroeg, of zulk een opgave niet alsnog in de Memorie van Antwoord kan worden opgenomen. Art. 77. Terwijl volgens den uitgewerkten staat voor u>or 2 inspcetriees f was toegestaan, zou voor 1931 voor 1 inspectrice een bedrag van f worden aangevraagd, niettegenstaande de tweede inspectrice reeds eenigen tijd in functie is. Hier schijnt een vergissing in den staat ingeslopen. Voorts vroeg men, of het salaris van de adjunct inspectrice, die ruim een jaar in functie is, nu reeds is verhoogd. Art. 89. Is aan de verplaatsing van de Eijkslandbouw huishoudschool,,do Rollccate" naar Deventer salarisverhooging voor het personeel verbonden? Of geldt deze alleen voor dit jaar? De directrice gaat met f 970 en de leeraressen gaan ieder met 1054 vooruit. Men zou dit gaarne verklaard zien. Men wees er op, dat de omschrijving van de paragraaf,boven dit artikel afwijkt van omschrijving in de opsomming der paragrafen. Art. 92. Men vond geen bedrag uitgetrokken voor een gebouw voor de academie van beeldende kunsten en technische

10 10 (Rijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) wetenschappen te Botterdam. Toch is zoodanig gebouw noodzakelijk; de academie is sinds jaren te nauw behuisd. Indertijd meende men een oplossing gevonden te hebben, toen de Regeering het gebouw van het voormalig postkantoor ter beschikking stelde. Dit gebouw bleek echter te bouwvallig en is inmiddels afgebroken. Zijn reeds maatregelen getroffen of voorbereid voor een voorziening in anderen zin? Art. 98. Gevraagd werd, welke nieuwe industrie en huishoudscholen voor meisjes subsidie zullen ontvangen. Hoe staat het met de plannen voor de stichting van een nieuw gebouw voor de scholen te Haarlem en te Enschede? De stellige verwachting werd door sommige leden uitgesproken, dat gemeenten, die sinds jaren sommige scholen hadden gefinancierd, in de eerste plaats voor nieuw of verhoogd subsidie in aanmerking zouden komen. Gedacht werd aan de gemeente Botterdam, die jaar op jaar werd teleurgesteld. Mochten nog niet alle scholen te dier stede thans subsidie kunnen ontvangen, dan wenschte men in ieder geval de nieuwe meisjesschool met vierjarigen cursus voor subsidieering aan te bevelen, waardoor ook het daaraan verbonden personeel pensioengerechtigd zou worden; dit te meer. omdat een R.-K. school, die gereorganiseerd werd naar het voorbeeld van genoemde niet-confessioneele school, naar men meende reeds toezegging van Rijkssubsidie verkreeg, vóórdat de gemeenteraad zich had uitgesproken over de vraag, of al dan niet behoefte bestond aan oprichting van de nieuwe afdeeling dezer R.-K. school. In het algemeen zouden sommige leden bij het bepalen van den voorrang voor subsidie in aanmerking genomen willen zien het jaar van inzending van de subsidieaanvraag. Men noemde als voorbeeld de gemeente Den Haag, waar de gemeenteraad de wenschelijkheid uitsprak van het oprichten van drie meisjesvakscholen, een niet-confessiöneele, een Roomsch-Katholieke en een Protestantsck-Christelijke. Van den Minister is daarop bericht ontvangen, dat alleen de laatste voor Rijkssubsidie in aanmerking zou komen. Daarna heeft, naar men meende te weten, het gemeentebestuur den Minister er op gewezen, dat de aanvrage voor de niet-confessioneele school dateert van 1921, die voor de Roomseh-Katholieke van 1922, terwijl die voor de Protestantsch Christelijke van lateren datum is. Men hoopte, dat, nu een grooter bedrag beschikbaar is, alsnog de billijkheid jegens de beide andere richtingen betracht zal worden. Eenige leden wezen op de groote behoefte van de gemeente Amsterdam aan nog een huishoudschool voor meisjes, terwijl andere leden pleitten voor hooger subsidie aan de huishoudschool te Groningen, die in 1909 geopend werd met 198 leerlingen en thans 639 leerlingen telt en waar gebrek aan ruimte den geregelden gang van het onderwijs belemmert, zoodat uitbreiding dringend noodig is. Ook de gemeente Emmen heeft behoefte aan een meisjeshuishoudschool. Verscheidene leden spraken de hoop uit, dat onder de nieuw te subsidieeren scholen ook zullen voorkomen de R.-K. dagnijverheidsschool te Voorhout en de R.-K. meisjesschool te Arnhem. De laatste school wordt reeds verschillende jaren op eigen kosten in stand gehouden en heeft meermalen, doch vergeefs, Rijkssteun aangevraagd. Verscheidene leden zouden gaarne de vraag beantwoord willen zien, welke de redenen zijn, waarom de R.-K. huishoud en industrieschool te 's Hertogenbosch niet naar Eindhoven mag worden verplaatst, hoewel dit om vele redenen hoogst gewenscht zou zijn. Acht de Minister het voorts niet noodzakelijk, dit onderwijs in Eindhoven, dat daaraan groote behoefte heeft, belangrijk meer te steunen dan met het vergelijkenderwijs zeer geringe bedrag, dat het thans uit 's Rijks kas ontvangt? Art Het vertrouwen werd uitgesproken, dat in den boogeren post ook een bedrag begrepen is voor uitbreiding der ambachtsschool te Breda. Deze school met haar honderden leerlingen is te klein. Voor de avondschool moeten verscheidene verspreide lokalen in de stad worden gebruikt. Het onhoudbare van dezen toestand is door cïe Regeering erkend en een paar jaren geleden werd dan ook met toestemming van den Minister een terrein voor uitbreiding van de ambachtsschool gekocht. Een bouwplan werd reeds besproken. Zeer noodig is het nu, dat in 1931 met dezen bouw worde begonnen. Men vertrouwde derhalve, dat in de uitgetrokken gelden een bedrag zou schuilen voor uitbreiding van genoemde ambachtsschool. Gevraagd werd, of ditmaal ook gelden zijn uitgetrokken voor de stichting van een ambachtsschool in den oosthoek van de gemeente Schoterland (Jubbega). Spoedige totstandkoming van de school is zeer noodig en past geheel bij de maatregelen, met Rijkssteun getroffen tot het doen opleven van deze arme streek. Men wees op de behoefte aan een ambachtsschool te Coevorden. Art Gaarne vernam men, of er niet aanleiding is om, naast de vakschool voor verkoopsters en industrienaaisters te Amsterdam, meer scholen of cursussen tot opleiding van winkelpersoneel voor subsidie in aanmerking te doen komen. Ook verzocht men subsidieering van scholen of cursussen ter opleiding voor het straatmakers vak. Art Bepleit werd uitgebreider toepassing van het leerlingwezen. Van de voor 1930 toegestane f werd slechts f gebruikt. In het buitenland zijn de resultaten met het leerlingwezen gunstiger. Men stelde er belang in te vernemen, hoe de Minister oordeelt over het half-time-stelsel. Gaarne ontving men een gedetailleerde opgaaf van de besteding van het bedrag van f , dat in den uitgewerkten staat is vermeld als uitgegeven of nog uit te geven over 1929 aan overige'subsidies". Art Men zou gaarne vernemen, van wie het initiatief tot het houden van het Nationaal congres voor vakopleidingsvraagstukken uitgaat, en welke vereenigingen deelneming daaraan hebben toegezegd. Voorts wenschte men te vernemen, of een begrooting van de kosten van dit congres aan de Rogeering is overgelegd, of na afloop van het congres rekening en verantwoording zal worden gevraagd en wat er met een eventueel batig saldo gebeuren zal. Een gedetailleerde opgaaf van de in dit artikel subsidiën werd verzocht. AFDEELING V. Lager onderwijs, bedoelde a. Kosten van tiet lager onderwijs; aantal leerlingen per klasse; selioolbouw. Sommige leden wezen er op, dat de personeelsuitgaven voor het openbaar en bijzonder onderwijs op deze begi'ooting zeer hoog zijn, naar men meende hooger dan ooit te voren, nl. ruim 105 millioen. Dit bedrag wordt bijna geheel beheerscht door twee factoren: a. het aantal onderwijzers; b. het inkomen der onderwijzers (artt. 126 en 130). De stijging van het bedrag in de laatste jaren is in hoofdzaak toe te schrijven aan den eerstgenoemden factor; door de verlaging van het aantal leerlingen per klasse is nl. het aantal onderwijzers weer belangrijk toegenomen. Dit schijnt den anderen factor, het inkomen der onderwijzers, nadeelig beïnvloed te hebben; het is er althans ver af, dat ten aanzien daarvan de vroeger getroffen bezuinigingsmaatregelen weder zijn hersteld. Gezien hot feit, dat thans voor personeelsuitgaven meer dan 105 milli!>en gulden wordt geraamd, achtte men ernstige bestudeering van de beide samenstellende factoren dringend geboden, ook door vergelijking met den toestand in andere landen. Wanneer mocht blijken, dat hier te lande het aantal leerlingen per klasse abnormaal laag is, en als onmiddellijk gevolg daarvan het aantal onderwijzers abnormaal hoog, dan vertrouwden bovenbedoelde leden, dat de Regeering er niet voor zou terugschrikken voorstellen te doen om een zoo ernstige fout te herstellen. Gevraagd werd, of een samenvattend overzicht van statistische gegevens betreffende toestanden op het gebied van het lager onderwijs in het buitenland waarvan sprake is op blz. 4

11 (Rijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) 11 der Memorie van Antwoord betreffende de vorige begrooting thans bij de Memorie van Antwoord aan de Kamer zou kunnen worden overgelegd. Sommige leden waren van oordeel, dat het hoog tijd wordt de bepaling uit de Lager-onderwijswet 1920 weg te nemen, volgens welke het gemeentebestuur verplicht is onder alle omstandigheden de stichting van een bijzondere lagere school te bekostigen, indien slechts een formulier wordt ingezonden, volgens hetwelk een bepaald aantal leerlingen de te stichten school zullen bezoeken. Naar verluidt, heeft het werk der commissie RUTGERS ten aanzien van dit punt tot een weinig bevredigende uitkomst geleid. Wil de Minister, vroeg men, een anderen weg inslaan om te voorkomen, dat de scholensplitsing blijft toegelaten voor groepen, die onderling maar weinig in richting verschillen? Men zou gaarne een opgaaf ontvangen van het aantal bijzondere lagere scholen, gedurende de werkzaamheden der commissie-rutgers opgericht. Acht de Minister het niet gewenscht, in afwachting van een herziening der Lager-onderwijswet op dit punt, den bouw van'nieuwe scholen stop te zetten? Andere leden drongen aan op verhooging van het aantal leerlingen, noodig voor de stichting een er school. Gevraagd werd, of de Minister een onderzoek wil instellen naar wat zich zou hebben voorgedaan in Wyckel (Fr.), waar twee nieuwe schooltjes zouden zijn opgericht, terwijl op de beide lijsten dezelfde handteekeningen voorkwamen. b. Schoolgeldregeling. Verscheidene leden, die verklaarden geen prijs te zullen stellen op behandeling van het bij de Kamer aanhangige ontwerp van wet in zake schoolgeldheffing, zouden toch gaarne in de bestaande regeling wijziging willen zien gebracht in dien zin, dat bij die heffing rekening zou kunnen worden gehouden met de grootte van het gezin. Ook door andere leden werd de nadere regeling der schoolgelden dringend noodig geoordeeld. c. Leerplicht; arbeid door leerplichtige kinderen. Verscheidene leden zouden gaarne zien, dat de Minister in zijn werkplan opnam een uitbreiding van den leerplicht in tweeërlei opzicht. Gelet op de groot-e werkloosheid onder de volwassen arbeiders, achtten, zij den tijd gunstig voor verhooging van den leerplichtigen leeftijd, waardoor een groep onvolwassenen van de arbeidsmarkt zou worden gehouden en te gelijker tijd het peil van de volksontwikkeling zou worden verhoogd. Daarnaast wenschten zij invoering van leerplicht voor het buitengewoon lager onderwijs. Mocht voor alle groepen van hen, voor wie dit onderwijs bestemd is, invoering van leerplicht nog niet mogelijk worden geacht, dan zou invoering van schoolplicht voor de ingeschreven leerlingen toch zeker het nuttig effect van dit onderwijs vcrhoogen. Andere leden sloten zich bij dit laatste denkbeeld aan. Wil de Minister, vroeg men voorts, iets mededeelen omtrent de resultaten van den weg van overreding, voorlichting en gedeeltelijk van straffen", waarlangs hij, blijkens zijn verklaring bij de openbare behandeling der vorige begrooting, hoopte iets te kunnen bereiken inzake den arbeid van schoolgaande leerplichtige kinderen? Is het Rijkstoezicht voldoende op de hoogte van het volstrekte schoolverzuim, nu de controle daarop bij de gemeentebesturen behoort? Wordt door de kantonrechters voldoende streng tegen overtredingen opgetreden? Is het waar. dat de invoering van den zevenjarigen leerplicht het aantal verloven sterk heeft doen toenemen? Er wordt door leerplichtige kinderen in de veen en landbouwstreken veel arbeid in loondienst verricht. Wordt daartegen voldoende opgetreden? Men meende te weten, dat veel processen verbaal, terzake opgemaakt, ter zijde worden gelegd, althans geen doel treffen. Sommige dezer leden wenschten een regeling, waarbij de hoofden der scholen verplicht worden om steeds binnen tien dagen van de mutaties der leerlingen kennis te geven aan het gemeentebestuur. Dezelfde verplichting zou moeten gelden voor de directeuren van hoogere burgerscholen, pensionaten en andere inrichtingen van voortgezet onderwijs, voor zooveel leerplichtige leerlingen betreft. Overtreding van den leerplicht door meisjes, die nijverheidsscholen bezoeken, komt veelvuldig voor. Ter beteugeling van het betrekkelijk schoolverzuim zouden de inspecteurs van het lager onderwijs gehouden moeten zijn binnen zekeren termijn de opgaven van ongeoorloofd school verzuim aan de commissie tot wering van schoolverzuim door te zenden. Voorts zou men in geval van strafvervolging boete willen zien opgelegd per overtreding, overeenkomstig het stelsel van de Arbeidswet; art. 24 der Leerplichtwet wenschte men strenger te zien toegepast en de in Hit. 30 aan de gemeentebesturen toegekende bevoegdheid wenschte men in een imperatief voorschrift te zien omgezet. Aangedrongen we.rd op een wijziging van do Leerplichtwet in dien zin, dat leerlingen, die de zeven leerjaren van de lagere school hebben doorloopen, ook lcerplichtvrij zullen zijn; vooral ten plattelande gevoelt men de bestaande regeling als onbillijk. Anderen zouden, ter oplossing van de bovenbedoelde moeilijkheid, den leeftijd van toelating tot de lagere school op zes jaren willen zien gesteld; bij een leerverplichting van zeven jaren zou dan geen enkel kind vóór het einde van het 13de jaar de school kunnen verlaten en zouden vele onverkwikkelijke geschillen over de toepassing van de Leerplichtwet van de baan zijn. Sommigen wenschten, dat toegestaan zal worden hot zevende leerjaar op oen land of tuinbouwschool door te brongen, zooals reeds ten aanzien van nijverheidsscholen geldt. Indien kinderen ten plattelande zeven, soms acht jaren op een gewone lagere school hebben moeten doorbrengen, kunnen de ouders hen niet meer missen in hun land of tuinbouwbedrijf en is de tijd voorbij om hen het zoo nuttige land en tuinbouwonderwijs te laten volgen. Anderzijds werd hiertegen aangevoerd, dat bij de aanbevolen regeling de verstrekking aan de kinderen van voldoende algemeen vormend onderwijs te zeer in het gedrang zou komen, daar zulk onderwijs op lagere land of tuinbouwscholen slechts enkele dagen per week wordt gegeven. d. Inrichting van het onderwijs. Verscheidene leden drongen aan op wederinvoering van het Fransch op de lagere school, mede in verband met de eischen, die hot onderwijs aan de middelbare school stelt. Vele andere leden kwamen hiertegen op. Het onderwijs op de lagere school behoort voor allen hetzelfde te zijn. De meening trouwens, dat het middelbaar onderwijs niet behoorlijk zou kunnen worden gegeven, indien den leerlingen niet reeds op de lagere school eenige kennis van het Fransch is bijgebracht, kwam hun kwalijk houdbaar voor. Eenige leden zouden aan een te benoemen commissie de vraag willen zien voorgelegd, of onder de facultatieve vakken, genoemd in art. 2 der Lager-onderwijswet 1920, niet ook het Friesch ware op Ie nemen. Anderen bepleitten de toelating van het Esperanto als leervak op de lagere school. Sommige leden merkten op, dat gebleken is, dat er onderwijzers bij het openbaar onderwijs zijn, die bezwaar maken met de kinderen het volkslied te zingen. Men achtte dit een zeer bedenkelijk verschijnsel. Het verlaagt het openbaar onderwijs, en het zal de openbare school, die zich toch reeds door de bijzondere ziet overvleugeld, nog meer in aanzien doen dalen. Men vroeg, of de Minister in staat is hiertegen iets te doen. In de nationale instelling, de openbare school, behoort het nationale lied. Hiertegenover werd opgemerkt, dat men nu eenmaal het feit heeft te erkennen, dat er zoowel onderwijzers als ouders zijn, die bezwaar hebben tegen het volkslied. Het ligt daarom niet op den weg der Overheid in dezen dwingend in te grijpen. Anderen, het gesignaleerde verschijnsel ook bedenkelijk achtend, kwamen er tegen op, dat met name de openbare school een nationale instelling zou heeten. Dank zij onze nationale Lager-onderwijswet, die het gelijk recht van allen huldigt, is onze lagere school in haar geheel, openbare en bijzondere te zamen, een nationale instelling, wijl zij alle groepen, waaruit de natie bestaat, bevredigt. Het nationale lied hoort dan ook thuis op elke lagere school.

12 12 (Bijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) De aandacht van den Minister werd er voorts op gevestigd, dat naar aanleiding van de zanghulde, welke in September jl. door schoolkinderen gebracht is aan H. M. de Koningin, een aantal onderwijzers bij het openbaar onderwijs daarover hun ontstemming heeft te kennen gegeven. Aan particuliere personen gunde men gaarne de volle vrijheid van meeningsuiting hierover. Men vroeg zich echter af, of dit ook geoorloofd is aan onderwijzers, verbonden aan de openbare school. Hun beroep op het neutrale karakter dier school, waarvan het onderwijs geen aanstoot zou mogen geven aan iemands politieke overtuiging, is onjuist; immers een amendement van die strekking is bij de totstandkoming van de Lager-onderwijswet "juist verworpen. Van andere zijde werd aangevoerd, dat van een weigering geen sprake is geweest, omdat er geen gebod of opdracht was. Een fout is niet gemaakt door de onderwijzers, maar wel door hen, die de vraag stelden, welke onderwijzers en welke leerlingen zouden willen medewerken aan de zanghulde. In de verschillende beantwoording van die vraag moest het verschil in overtuiging bij ouders en bij onderwijzers wel worden gedemonstreerd. De gestelde vraag ging daardoor lijnrecht in tegen het karakter van de openbare school, die de school voor alle richt ; ngen moet kunnen zijn. In dit verband drong men nogmaals aan op opneming van sociaal-democraten in het schooltoezicht. e. Bezoldiging van onderwijzers; o-pleiding. Van verschillende zijden werden beschouwingen ten beste gegeven over de salarieering der onderwijzers. Opgemerkt werd, dat een der oorzaken van de ontevredenheid der Rijksambtenaren en onderwijzers is, dat in verschillende gemeenten het gemeentepersoneel, waarvan de salarieering uitsluitend door de gemeente geregeld wordt, financieel in betere conditie is dan het Rijkspersoneel en de onderwijzers. Men vroeg, of dit punt de aandacht der Regeering heeft. Vervolgens oordeelden vele leden de salarieering der onderwijzers slecht en drongen aan op verbetering. In het bijzonder werd gewezen op de onvoldoende bezoldiging van onderwijzers met groote gezinnen en van de jonge onderwijzers, die niet bij hun ouders inwonen en van hun salaris bezwaarlijk de verdere studie kunnen bekostigen, noch op den normalen leeftijd een gezin kunnen stichten. De Minister wil thans maatregelen nemen om een dreigend tekort aan vooral mannelijke onderwijzers te voorkomen. Allereerst merkte men op, dat de Minister dit dreigend tekort wel eerder had kunnen voorzien. Reeds het vorige jaar was van uit de Kamer de wensch geuit, dat de Regeering den toeloop tot de kweekscholen zou bevorderen door verhooging der toelagen. De Minister wees in de Memorie van Antwoord, blz. 35, betreffende de vorige begrooting dien wensch af; hij oordeelde toen de aanwezige onderwijzersreserve voldoende en verklaarde zich alleen bereid voor de naaste toekomst te willen overwegen een statistiek der worklooze onderwijzers te doen samenstellen. Bij de openbare behandeling der begrooting {Handelingen dezer Kamer, Zitting , bl. 1209) gewaagde de Minister van een rapport inzake een gevreesd tekort aan onderwijzers en noemde op grond daarvan de vrees slechts voor een klein deel gewettigd. Van het, thans ook door den Minister erkende, dreigend tekort zoude men gaarne bij de Memorie van Antwoord nadere gegevens ontvangen. Alen wenseht daarbij tevens een opgave van het aantal leerlingen op alle opleidingsinrichtingen (ij) 10 September Deze leden zagen vooral in de onvoldoende bezoldiging der onderwijzers de oorzaak van het feit, dat in stijgende mate in tal van gemeenten in bestaande vacatures niet kan worden voorzien. Indien dan ook de Minister als geneesmiddel tegen het tekort niet anders zou willen doen dan den post voor toelage aan kweekelingen verhoogen en de mogelijkheid van parallelklassen weder openen, zouden verscheidene leden dit niet voldoende en zelfs moreel niet verantwoord achten. Daarnaast dienen de salarissen verhoogd te worden; dit zal meer dan eenig ander middel het tekort voorkomen of verhelpen en dan zal het ook verantwoord zijn door maatregelen, als de Minister beoogt, de bereidwilligheid om tot onderwijzer te worden opgeleid aan te moedigen. Gevraagd werd de salarissen op het peil van 1920 terug te brengen, dan wel deze gelijk te stellen met die van de commiezen der posterijen. Sommige dezer leden drongen aan op de instelling van een afzonderlijk georganiseerd overleg voor de onderwijzers. In de groote groepen van ambtenaren komen de onderwijzers niet voldoende tot hun recht. Anderen oordeelden, dat zeer zeker in dezen tijd de onderwijzerssalarissen niet moeten worden verhoogd. Op de plattelandsbevolking zou dit stellig een slechten indruk maken. Wat bezoldiging betreft, staat de onderwijzer vaak boven den predikant Sommige leden, die beaamden, dat het thans niet de tijd is voor een algemeene verhooging der onderwijzerssalarissen, meenden wel, dat eenige onbillijkheden in de salarieering dienen te worden opgeheven. Zij bepleitten opnieuw de wenschelijkheid van het schrappen van de 15 pet. korting op de salarissen der oudere niet-bevoegde leeraren aan kweekscholen, die thans in salaris en pensioen achterstaan bij jongere, doch onervaren krachten, die wel volledig bevoegd heeten. Ook de bezoldiging van de. hoofden van scholen is onbevredigend. Dat zij bij overplaatsing naar kleinere scholen in salaris achteruitgaan, werd onbillijk geacht. Een regeling om daarin te voorzien, is wel getroffen, maar nog niet ingevoerd. x ) Het zou volgens deze leden aanbeveling verdienen, dat voor de hoofden van scholen een afzonderlijke salarisregelmg werd vastgesteld en niet volstaan werd met de toekenning van een marge boven het onderwijzerssalaris. Voor de betrekking van hoofd der school op het platteland zijn mede door de tegenwoordige regeling te weinig sollicitanten. Onbillijk achtte men het, dat op het salaris van de oudste ongehuwde onderwijzers, die niet meer in de gelegenheid zijn het thans in uitzicht gestelde hoogere eindsalans te bereiken en daardoor ook bij pensionneering achter zullen staan, toch de 3 pet. aftrek voor ongehuwden wordt toegepast. Men verzocht den Minister dezen misstand niet te bestendigen. Ook werd gewezen op het feit, dat de verlofregeling voor het onderwijzend personeel veel minder gunstig is dan die voor de ambtenaren bij de posterijen, telegrafie en telefonie. Waaruit is dit onderscheid te verklaren? Verandering in dezen toestand achtten de hier aan het woord zijnde leden dringend gewenscht. Enkele leden klaagden opnieuw over de groote bedragen, die aan de onderwijzers-kloosterlingen worden uitgegeven. De gegevens, welke indertijd door de Regeering ter griffie van de Kamer zijn neergelegd, wijzen uit, dat in verschillende landen de religieuzen niet dezelfde salarissen genieten als de leeken. Waarom, zoo vroegen bedoelde leden, hier niet het Belgische stelsel gevolgd, waarbij de religieuzen half salaris ontvangen? Bij zoodanige regeling zou veel geld vrijkomen, waardoor de laagste salarissen verhoogd konden worden. Andere leden zagen in de beweerde slechte bezoldiging van de onderwijzers niet de oorzaak van het niet te miskennen tekort aan mannelijke leerkrachten, en zij betwijfelden of de door den Minister beraamde maatregelen voldoende zullen blijken om daarin te voorzien. Het tekort, dat de Minister dreigend noemt, bestaat reeds sedert lang aan tal van bijzondere lagere scholen. De bijzondere kweekscholen kunnen nl. in de laatste jaren niet meer voorzien in de behoefte aan mannelijke leerkrachten voor het bijzonder onderwijs. Dit komt, doo-dat het nog niet altijd mogelijk is bijzondere kweekscholen, die dringend noodig zijn, op te richten, terwijl inmiddels de oprichting van Rijkskweekscholen rustig voortgaat. Dit verklaart ook, dat het bijzonder onderwijs in vele gemeenten voor klassen, die aan mannelijke leerkrachten behoorden te worden toevertrouwd, vrouwelijke leerkrachten heeft aangesteld of noodgedwongen heeft moeten *) De Commissie van Rapporteurs vestigt in verband met deze aangelegenheid de aandacht op het, na het afdeelingsondeisoek verschenen, Koninklijk besluit van 4 October 1930, n. 16.

13 Bijlage A. Tweede Kamer. (Eijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) 13 besluiten mannelijke leerkrachten, te benoemen, die aan Eijkskweekscholen waren opgeleid, ofschoon het uit den aard der zaak aan abituriënten van eigen kweekscholen de voorkeur zou gegeven hebben. De saneering van de verhoudingen kan slechts gevonden worden in de opheffing van den bevriezingstoestand, waarin de bijzondere opleiding, en deze alleen, nu reeds tien jaren lang gehouden wordt, niettegenstaande in dien tijd het aantal leerlingen bij het bijzonder onderwijs zeer sterk toenam. De Begeering mag thans niet langer dralen de bijzondere opleiding in staat te stellen zich aan de gewijzigde omstandigheden en de grootere behoeften aan te passen. In dit verband wees men er op, dat zeker thans de opleidingsinrichtingen niet mogen worden verminderd. Bestaat er, zoo vroeg men, plan tot opheffing van de Bijksnormaallessen te Zwolle? Men zou voorts gaarne een opgave ontvangen van de gemiddelde kosten per leerling aan een door het Bijk gesubsidieerde bijzondere en van die aan een Bijkskweekschool. Gevraagd werd, aan welke kweekscholen parallelklassen zullen mogen worden opgericht en onder welke voorwaarden. Zijn de Bijkskweekscholen niet vergeten'? Sommige leden merkten op, dat de mogelijkheid van inrichting van parallelklassen welke maatregel zeker toejuiching verdient de kleine kweekscholen niet helpt. Vooral voor deze zijn andere maatregelen noodig om voldoende mannelijke leerlingen te trekken. In de eerste plaats is voor deze scholen noodig de toekenning van ruimere toelagen voor reisgelegenheid aan de leerlingen. Bovendien en dit geldt voor alle kweekscholen zijn de schoolgelden te hoog. Op de kweekschool moet f 40, f 50 of f 60 schoolgeld worden betaald en de schoolboeken zijn voor rekening van de leerlingen. Stelt men daartegenover de regeling b.v. aan de hoogere burgerscholen, waar voor tal van leerlingen weinig of geen schoolgeld wordt betaald en waar veelal een boekenfonds voor de leerlingen bestaat, dan is de groote toevloed van leerlingen naar de hoogere burgerscholen begrijpelijk, hoewel geenszins gewenscht, indien men bedenkt, hoevelen het niet tot de hoogere klassen dezer scholen brengen. Indien voor de kweekscholen een soepeler schoolgeldregeling werd ingevoerd en aan de leerlingen ook gratis de boeken konden worden verstrekt, zou do kweekschool allicht meer leerlingen trekken. Ten slotte bepleitten sommige leden voor de toelating tot een Bijkskweekschool dezelfde leeftijdseischen te stellen als voof toelating tot een bijzondere kweekschool. Thans gelden op dit punt voor de Bijkskweekscholen veel strengere bepalingen, die men ook op zich zelf ongowenscht achtte. f. Examens voor de akte en voor do hoofdakte. Men wees er op, dat dezen zomer eenige jongelui, die in Utrecht voor het hoofdakte-examen waren afgewezen, enkele weken later bericht kregen, dat zij toch geslaagd waren. Het vertrouwen in de examencommissie is daardoor niet weinig geschokt. Men verzocht omtrent deze zaak nauwkeurig te worden ingelicht. Van verschillende zijden werd gevraagd om nadere inlichtingen omtrent de vermoedelijke oorzaak van het groot aantal afgewezenen 'voor de hoofdakte-examens. Zeer vele candidaten slagen niet en de meeste, die slagen, behalen het diploma de eerste maal, dat zij zich aan het examen onderwerpen. Zijn er vroeg men wel voldoende waarborgen, dat bij de eindexamens van de kweekscholen de akte voor onderwijzer alleen wordt uitgereikt aan hen, die voldoende onderlegd zijn? Behoort, indien het schooleindexamen gehandhaafd blijft, er niet voor gezorgd te worden, dat de gecommitteerden voldoende deskundig zijn? En hoe staat de Minister tegenover het vraagstuk: schoolexamen of Staatsexamen? Met nadruk verzochten verscheidene andere leden den Minister zich niet te laten drijven in de richting van uniformeering van de eindexamens der kweekscholen. Het onvermijdelijk gevolg van een uniform schriftelijk examen is, dat sfeer en richting van het onderwijs geweld lijden. Men verzocht daarom den Mfhister daartoe niet mede te werken. In dit verband werd er voorts op gewezen, dat de vrijheid van richting bij de kweekschool-eindexamens thans wel in acht genomen wordt, maar dat van het gunstig effect daarvan veel verloren gaat, doordat de onderwijzers daarna, om de hoofdakte te verwerven, zich wel moeten onderwerpen aan een examen, dat voor alle richtingen hetzelfde is en dus met geen enkele richting voldoende rekening kan houden. Op deze wijze worden zij gedwongen, na het behalen van de akte als onderwijzer, de tot dan toe gevolgde richting prijs te geven, wat noodzakelijk van nadeeligen invloed moet zijn op hun studie in het algemeen en op de vorming hunner overtuiging in het bijzonder. Nu de opleiding voor de hoofdakte voornamelijk geschiedt aan de B-afdeelingen der kweekscholen, drong men er daarom op aan, dat de Minister zoo spoedig mogelijk maatregelen zal treffen, dat aan hen, die de B-afdeeling eener kweekschool doorloopen hebben, na met gunstigen uitslag afgelegd schoolexamen de hoofdakte wordt uitgereikt. Andere leden vroegen in verband met den ongunstigen uitslag van de hoofdakte-examens, of de eischen niet te. hoog zijn, vooral voor natuurkunde en Nederlandsche taal en letterkunde. Zijn voorts de normen bij alle commissies wel dezelfde, en verdient het niet aanbeveling, aan de candidaten binnen zekere grenzen de keuze te laten voor welke commissie zij wenschen te verschijnen? Hiertegenover werd anderzijds gewaarschuwd, de studie voor de hoofdakte toch niet gemakkelijker te maken. Het examen omvatte vroeger veel meer vakken; de eischen waren toen stellig niet lichter. Eenige leden keurden het af, dat de onderwijzer, die do hulpakte behaalde, ook.indien hij in het vak lichamelijke opvoeding onvoldoende had, toch bevoegd is onderwijs in dat vak te geven. Zij waren van oordeel, dat het onderwijs in dit vak uitsluitend in handen van werkelijk deskundigen moet komen. Plattelandsgemeenten, die niet zulk een deskundigen onderwijzer bezitten, zouden goed doen, in samenwerking met andere gemeenten een vakleeraar aan te stellen en ook samen te werken t-en aanzien van terreinen en lokalen. g. Assistenten; wachtgelders. Men meende te weten, dat aan een der Rijksscholen aan de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen nog steeds een onderwijzer met hoofdakte tegen een lage vergoeding werkzaam is als assistent. Gaarne zou men hierover inlichtingen ontvangen. Gevraagd werd, of do wachtgelders reeds allen herplaatst zijn. Ook zou men gaarne vernemen, of gehuwde vrouwelijke wachtgelders, op straffe van verval van het wachtgeld, gedwongen zijn te solliciteeren naar een vacature in een andere gemeente dan die, waarin de echtgenoot zijn broodwinning bad. h. Uitvoering der Lager-onderwijswet Men klaagde er over, dat schoolbesturen, die van een beslissing van den gemeenteraad in beroep gaan bij Gedeputeerde Staten, vaak lang op een beslissing moeten wachten. Men wenschte daarvoor een termijn te zien gesteld. Gewezen werd op de moeilijkheid, waarin schoolbesturen, die salarissen voor boventallige onderwijzers moeten uitkeer en, zich bevinden, wijl zij de bedragen pas zoo laat gerestitueerd krijgen. Toekenning van een rentevergoeding zou men in zulke gevallen billijk achten. Is het dexi Minister bekend, vroeg men, dat er nog steeds gemeenten zijn, die vorderingen hebben op andere gemeenten krachtens art. 104 der Lager-onderwijswet 1920? Acht do Minister verruiming van den termijn, gesteld in art. III6/s van de wet van 24 Juni 1929 (Staatsblad n. 330), niet noodzakelijk? i. Legaten mr. VAX COOTU. Bij de Memorie van Antwoord naar aanleiding van het Voorloopig Verslag betreffende de onderwijsbegrooting voor 1930 zegde de Minister toe een onderzoek te zullen instellen naar de wijze, waarop de legaten van wijlen mr, P. F. VAX COOTII, die aan 34 gemeenten een bedrag van ongeveer f vermaakt had uitsluitend ten behoeve van het openbaar onderwijs in die gemeenten, was besteed en daar Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen

14 14 (Rijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) omtrent aan de Kamer mededeeling te zullen doen. Men had sindsdien daaromtrent niets meer van de Eegeering vernomen. Wel heeft de Minister in antwoord op schriftelijke vragen van het lid der Kamer den heer DKOP (Aanhangsel der Handelingen, vel 67, zitting ) te kennen gegeven, dat het oppertoezicht'' op de uitvoering der bedoelde testamentaire beschikkingen indertijd door de Eegeering niet is aanvaard. De Eegeering wees er in haar antwoord voorts op, dat bij eventueele niet-nakoming van de beschikking de rechtverkrijgenden van den erflater ingevolge art van het Burgerlijk Wetboek de vervallenverklaring van de rnakingen zouden kunnen vragen. Waar, voor zoover bekend, geen rechtverkrijgenden van mr. 1'. F. VAX COOTH bestaan, werd de meening uitgesproken, dat daardoor en in verband met bedoeld antwoord der Eegeering deze aangelegenheid in een onbevredigend stadium verkeert. Men vroeg, of de Eegeering niet de totstandkoming van een regeling zou kunnen en willen bevorderen, waardoor waarborgen worden verkregen, dat deze legaten inderdaad overeenkomstig de bedoeling van den erflater worden besteed. AH Sommige leden achtten de stichting van een Eijkskweekschool te Assen noodig. Uit het adres ter zake aan den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van het dagelijksch bestuur van het comité tot bevordering van liet stichten van een Eijkskwcekschool aldaar blijkt wel, dat een groote en verspreide bevolking, die in en rondom Assen woont, geen gelegenheid heeft haar kinderen tot onderwijzer(es) te laten opleiden. Meppel, Goevorden en Groningen liggen te ver weg. Drente is, het aantal inwoners in aanmerking genomen, in vergelijking tot de andere noordelijke provincies misdeeld, wat het «bezit van Eijkskweekscholen betreft. Tot 1925 heeft Assen een Eijdsdagnormaalschool gehad. Steekproeven, in verschillende gemeenten genomen, hebben aangetoond, dat ongetwijfeld een voldoend aantal leerlingen een te stichten Eijkskwcekschool zouden bevolken. De gemeente Assen is bereid het Eijk een behoorlijk gebouw voor de huisvesting der school aan te bieden. Art Xaar de meening van verscheidene leden zijn de toelagen per leerling te gering. Voor arbeidersgezinnen, die enkele uren van een kweekschool verwijderd wonen, is het bijna ondoenlijk een kweekschoolopleiding te bekostigen. Ook kwam het onbillijk voor, dat aanvragen van ouders om toekenning van toelagen ten behoeve van hun dochters niet ingewilligd worden. Al is het de bedoeling door de verleening van toelagen vooral mannelijke kweekelingen naar de kweekscholen te trekken, het mag toch niet uitgesloten zijn, dat ook meisjes deze toelagen ontvangen. Art Gevraagd werd, voor welke scholen voor buitengewoon lager onderwijs verhooging van subsidie wordt aangevraagd. Men zou gaarne een aanvulling voor 1931 ontvangen van de opgave, op blz. 42 en 43 der Memorie van Antwoord inzake de vorige begrooting voor 1930 verstrekt. Men zou gaarne vernemen, of onder de nieuwe scholen, waaraan subsidie zal worden toegekend, ook behooren de scholen Talitha Kumi te Zetten en de school te Hoonderloo. De aandacht van den Minister werd gevestigd op de onvoldoende salarieering van de onderwijzers aan scholen voor doofstommen. Ten gevolge van de moeilijke financieele omstandigheden der versc-hillende inrichtingen is de marge, bij algemeeneu maatregel van bestuur aan deze onderwijzers toegestaan, öf onvoldoende öf in het geheel niet verhoogd kunnen worden. Ook de vergoedingen aan deze leerkrachten voor het bezit der zoo nuttige speciale diploma's welke vergoedingen ten laste van de inrichtingen zelf komen moeten ten gevolge van de financieele omstandigheden dezer scholen geheel of ten deele achterwege blijven. Gevraagd werd, of de Minister in dezen geen stappen ter verbetering zou kunnen doen. Het zou naar de meening van sommige leden aanbeveling verdienen, voor het berekenen der marge van hoofden van Scholen voor doofstommenonderwijs het aantal onderwijzers aan de school als maatstaf te nemen. Gaarne zou men de meening van den Minister hierover vernemen. Art Men verzocht te worden ingelicht over de verdeeling van het aangevraagd bedrag over het algemeen vormend en het vakonderwijs aan schipperskinderen. Uit de particuliere fondsen kan niet voldaan worden aan alle aanvragen. Verhooging der aangevraagde bedragen is daarom dringend noodzakelijk. Art Met leedwezen miste men op de begrooting wederom een subsidie ten bate van het Bureau voor Kinderbescherming, dat reeds zeer gunstige beoordeelingen mocht verwerven van personen en organisaties van verschillende richting, dat thans een duidelijk algemeen karakter draagt en reeds tal van zeer nuttige publicaties heeft uitgegeven en waardevolle collecties heeft samengesteld. Nu is het echter in een stadium gekomen, waarin belangrijke uitbreiding van werkzaamheden is geboden en een krachtige overheidssteun onmisbaar is. Ernstig zou men er op willen aandringen, dat alsnog een post hiervoor wordt uitgetrokken, temeer omdat andere subsidies daarvan afhankelijk zijn gesteld. Art Gevraagd werd, welk standpunt de Minister inneemt inzake de stichting en instandhouding van Nederlandsche scholen in het buitenland. Eenige leden uitten de klacht, dat de. Nederlandsche school te Brussel veel te weinig Eijkssteun ontvangt. Sommige leden verklaarden zich teleurgesteld, dat geen subsidie is uitgetrokken ten behoeve van de Protestansch-Christelijke school te Antwerpen, welke bijna zonder uitzondering door kinderen van Nederlandsche ouders wordt bezocht en waarvan ook door Nederlandsche schipperskinderen gebruik wordt gemaakt. Men meende te weten, dat Nederlandsche autoriteiten in België subsidie alleszins gewenscht en spoedige verleening daarvan noodig achten. Gevraagd werd, of de Minister geen aanleiding kon vinden alsnog bij Nota van Wijziging een subsidie voor deze school op de begrooting te brengen. AFDEELING VI. Overige uitgaven betreffende het onderwijs. Art In aansluiting aan hetgeen op blz. 7 van dit Verslag omtrent de Haagsehe school voor opleiding in de moderne talen werd opgemerkt, verklaarden sommige leden het onbillijk te achten, dat aan bedoelde opleidingsinrichting geenerlei subsidie wordt toegekend, terwijl daarentegen de Eoomsch-Katholieke leergangen te Tilburg een subsidie van f per jaar gemeten en ook ten behoeve van de leerarenopleiding voor gymnastiek te Amsterdam en elders subsidie wordt verleend. Gevraagd werd, hoeveel studeorenden, en voor welke vakken, voor den nieuwen cursus te Tilburg zijn ingeschreven. Aangezien voor den nieuwen cursus aan de Haagsehe school, naar men meende te weten, 225 leerlingen voor opleiding in de moderne talen zijn ingeschreven, scheen het alleszins billijk, dat ook aan deze opleidingsschool een subsidie zou worden toegekend. Art Verleden jaar werd in een kort debat 'over de vraag, of twee inspecteurs voor de lichamelijke opvoeding al of niet voldoende waren te achten in verband met het Koninklijk besluit van 6 October 1922 n. 15, door den Ministe" medegedeeld, dat hij hoopte nadere stappen te kunnen doen ten aanzien van de uitvoering van genoemd besluit. (Handelingen dezer Kamer, zitting , blz ) Men zou gaarne vernemen, hoever de Minister te dien aanzien gevorderd is. ^4rf Met voldoening hadden vele leden van het voorstel tot het verleenen van een subsidie aan de Academie voor de Lichamelijke Opvoeding" te Amsterdam en van de toelichting daartoe kennis genomen. Het had ook de aandacht getrokken, dat het voornemen van het bestuur dezer instelling, een eigen gebouw voor de academie te stichten en docenten met een volledige taak aan de inrichting te verbinden, blijkbaar de instemming der Eegeering heeft. Men vroeg zich echter af, of dit voornemen ooit verwezenlijkt zal kunnen worden met het voorgestelde subsidie. Men meende te weten, dat de gemeente

15 (Rijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) 15 Amsterdam haar medewerking zou willen verleenen door een subsidie van f , indien een voldoende perspectief bestaat, dat het Rijkssubsidie geleidelijk zal verhoogd worden tot f Gevraagd werd, of de Minister in beginsel zulk een perspectief kan openen. Andere leden wenschte te vernemen, welke voorwaarden de gemeente Amsterdam voor subsidieering der academie heeft gesteld. Van andere zijde werd aangevoerd, dat men veel overdrevens ziet in het plan en dat b.v. de Haagsche kweekschool voor lichamelijke opvoeding zich niet ten onrechte verongelijkt gevoelt door de toekenning van het Rijkssubsidie aan de Ameterdamsche academie en door de minder juiste toelichting. Sommige leden, die zich in beginsel met het subsidie konden vereenigen, zouden gaarne weten, of het algemeen college van advies voor de lichamelijke opvoeding daarover is gehoord. Zij achtten het ongewenscht, dat de leerlingen van deze school niet aan het gewone examen voor de akte M.O. gymnastiek behoefden deel te nemen. Wordt het Staatsexamen voor dit vak niet op voldoende peil geacht, dan is herziening van dat examen eerste eisch. Bestaat hiertoe aanleiding, dan geschiede dit onverwijld. Voorts werd gevraagd, of de verschillende instituten voor de lichamelijke opvoeding wel voldoende met elkaar samenwerken. Art Ten einde den Centralen Jeugdraad in staat te stellen te adviseeren om aan organisaties, die daarvoor tot dusver 'niet in aanmerking komen, subsidie te verleenen, drong men aan op verhooging van dezen post. Gevraagd werd, welke maatstaf wordt aangelegd voor de verdeeling van het subsidie. Art Sommige leden spraken hun verwondering er over uit, dat thans volstaan wordt met een post van f 1000 voor onderwijsverslagen, terwijl die van f , die op de vorige begrooting voorkwam, geheel is verdwenen. Zij wenschten te worden ingelicht omtrent de reorganisatie van de onderwij s statistiek en de wijze, waarop de post van f is besteed. - AFDEELING VIL Kunsten en Wetenschappen. Men zou gaarne vernemen, of binnenkort de indiening van een ontwerp-natuurbeschermingswet kan worden tegemoet gezien. Voorts vroeg men, hoever de voorbereiding van een ontwerp Monumentenwet tot bescherming van monumenten in particulier bezit thans gevorderd is. Kan de Minister, zoo werd gevraagd, niet maatregelen treffen, dat de beschrijving van de monumenten van geschiedenis en kunst snelleren voortgang vindt? Bijkans 30 jaar geleden werd dit werk aangevangen. In 1912 verscheen het eerste stuk van het eerste deel der beschrijving. Na een langdurige rustpooze zag wederom iels het licht. In 1926 verscheen de eerste en in 1930 de tweede aflevering van het eerste stuk van een nieuw deel. Een oenigszins snellere opeenvolging van afleveringen, stukken en declen zou door de leden, welke hier aan het woord waren, zeer worden gewaardeerd. Verscheidene leden drongen aan op wettelijke bescherming van den architectentitel. Men meende te weten, dat de Maatschappij tot bevordering der bouwkunst in het najaar van 1929 te dier zake een adres tot den Minister richtte, waarin voorstellen waren vervat om langs geleidelijken weg, zonder schade te doen aan de thans als architect werkzamen, de bescherming van den titel in te voeren, als overgang tot de in het belang der bouwkunst zoo gewcnscbte beroepsbescherming. Deze leden drongen er op aan het daarheen te leiden, dat het voeren van den titel van architect voortaan slechts aan hen, die in een krachtens de wet ingesteld register zijn ingeschreven, zal toekomen. De Minister zegde verleden jaar ernstige overweging van deze aangelegenheid toe; gaarne vernam men, tot welke uitkomsten de overweging heeft geleid. Men sprak den wensch uit, dat wat meer ingetogenheid zou worden betracht bij de benoeming van gedelegeerden bij internationale congressen. Blijkens do Nederlandsche Staatscourant van 10 April 1930 zijn tot gedelegeerden van de Nederlandsche Rogoering bij bet Vijfde Internationale botanische congres te Cambridge niet minder dan 10 gewone en buitengewone hoogleeraren aangewezen. De Nederlandsche Staatscourant van 11 Augustus 1930 bevat de benoeming van gedelegeerden bij vijf verschillende congressen, t. w. het tweede internationaal congres voor volkskunst; het 24ste internationaal Amcricanistencongres; hef 11de internationaal congres voor zoölogie; liet tweede internationaal congres voor kindergeneeskunde; het derde internationaal congres voor sierkunst. Slechts eenmaal is bij de benoeming vermeld, dat zij plaats vond buiten bezwaar van 's Rijks schatkist. Men zou er prijs op stellen, indien ten deze meer zuinigheid werd betracht. Andere leden verzochten inlichtingen omtrent de benoeming van de Nederlandsche afvaardiging op het tweede internationaal congres voor volkskunst tijdens de internationale tentoonstelling te Antwerpen. Genoten, vroeg men, alle leden der afvaardiging schadeloosstelling voor hun reis en verblijfkosten? Wie heeft de leden ter benoeming aan den Minister voorgedragen? Is de regeling bij het vorige congres dezelfde geweest? Wat heeft de Nederlandsche afvaardiging gedaan; zal een verslag van haar werkzaamheden worden uitgebracht en, zoo ja, wil de Minister dit openbaar maken? Gevraagd werd voorts, of de berichten in de dagbladpers, dat de vendelzwaaiers uit Huissen (Geld.) te Antwerpen door de Nederlandsche Regeeringsvertegenwoordiging zeer onbehoorlijk zouden zijn ontvangen, juistheid bevatten. Gevraagd werd, of het mogelijk is, de bekende zomcrfilm en oogstfilm, samengesteld door den folklorist den heer D. VAN DER VEN, aan te koopen voor Rijksrekening. üp zich zelf zou het zeer gewenscht zijn, dat deze beide films in het bezit komen van het Rijk; daar komt echter bij dat naar eenige leden meenden te weten er gevaar bestaat, dat zij naar het buitenland verkocht worden. Art Opgemerkt werd, dat de bescherming van monumenten door steun uit 's Rijks kas dikwijls zoo laat komt, dat de monumenten reeds in verval zijn. Tijdiger verleening van Rijkssteun zou goedkooper en meer afdoend zijn, omdat vele gemeente en kerkbesturen niet in staat zijn de monumenten, die aan hun zorg zijn toevertrouwd, behoorlijk te onderhouden. Eenige leden bepleitten daarom, dat voor dit doel oen fonds zou worden gesticht ter beschikking van een commissie, ten einde daaruit, volgens bepaalde regelen, gelden voor herstel of onderhoud van monumenten toe te wijzen. Verscheidene leden drongen aan op bespoediging van de restauratie van de Nieuwe kerk te Delft. Alen hoopte, dat de hangende moeilijkheden inzake het verleenen van subsidie ten behoeve van dit belangrijke werk nu eindelijk een oplossing zouden vinden. Evenzoo werd aangedrongen op steun voor restauratie van de N.-H. kerk te Dongen. Men meende te weten, dat bij een meet tegemoetkomende houding van de Regeering de te dier zake gerezen moeilijkheden stellig zouden kunnen worden uit den weg geruimd. Met de restauratie mag, om erger te voorkomen, niet tot een volgende begrooting worden gewacht. Gevraagd werd, of de Regeering bereid is alsnog gelden op deze begrooting uit te trekken voor de restauratie van de R.-K. kerk te Hulst, en voor herstel van Huize Veere, van den ouden toren te Ransdorp en van den gemcentetoren te Chaam (N.-B.). Andere leden stelden de vraag, of het aan de Regeering bekend is, dat laatstgenoemde toren gerestaureerd wordt met medewerking en volgens adviezen van de Rijkscommissie voor de monumentenzorg. Waardeering werd uitgesproken voor den op de begrooting gebrachten post voor behoud van den gevel van het Huis met de Beelden te Vlissingen. Betreurd werd, dat op deze begrooting nog geen post voorkomt tot herstel van den St. Laurenstoren te Rotterdam. Naar men meende te weten, heeft een verzoek om subsidie hiervoor van het gemeentebestuur van Rotterdam den Minister bereikt.

16 16 (Rijksbegrooting voor het dienstjaar VI. 4.) Sommige leden vestigden de aandacht op het hooge subsidie, dat op deze begrooting voorkomt voor restauratie van het kasteel te Hoensbroek. Men zou gaarne weten, onder welke voorwaarden de Minister zich voorstelt aan de Vereeniging,,Ave Rex Christus" dit subsidie van f als tweede termijn van een totaalbedrag va'n f te verleenen. Men meende te weten, dat de raad der gemeente Hoensbroek voor dit doel een subsidie van f aan genoemde vereeniging heeft gevoteerd, maar dat Gedeputeerde Staten dit subsidie niet hebben goedgekeurd op grond van moeilijkheden inzake het beheer en de bestemming van het kasteel. Kan de Regeering de Kamer omtrent deze bestemming inlichten en heeft zij zich medezeggenschap aangaande het beheer van het kasteel verzekerd? Gewezen werd op de onlangs ontdekte middeleeuwsche muurschilderingen in de N.-H. kerk te Hengelo. Met aandrang vroeg men om steun voor een grondige herstelling dezer belangrijke schilderwerken, zoomede van de kostbare ramen van deze kerk. Zonder spoedigen steun van het Rijk zal veel van deze schilderingen verloren gaan. Gewezen werd voorts op den slechten toestand van de oude sakristie dezer kerk, een fraai gothisch vertrek, dat nu als kolenhok dienst doet. Gevraagd werd, wie zeggenschap heeft over dit vertrek, de kerk dan wel de gemeente. Ook de toren, eigendom der gemeente, eischt dringend herstel. Het geheel is een van de allerfraaiste monumenten in het noordoosten van ons land en komt zeker voor spoedigen en krachtigen steun van het Rijk in aanmerking. Aangedrongen werd op herstel van de Heksenwaag te Oudewater in. zijn oorspronkelijken vorm. Gevraagd werd, of de Minister een onderzoek wil doen instellen naar den toestand van de muren van den toren te Slochteren, aangezien dit bouwwerk wel het zuiverste type is van de vrijstaande torens in het noorden van het land en tijdig herstel mitsdien geboden schijnt. Eenige leden verzochten een verhooging van den jaarlijkschen termijn voor de restauratie van de St. Janskerk te Gouda. Gelet op den toestand van deze kerk, zal restauratie daarvan in een sneller tempo, dan thans gesc-hiedt, tot een belangrijke besparing van uitgaven kunnen leiden. Art Mefc dankbaarheid was door verscheidene leden gezien, dat f meer voor subsidioering van openbare leeszalen is uitgetrokken. Wil de Minister, vroeg men, een lijst overleggen, waaruit blijkt, welke leeszalen uit den post zullen worden gesubsidieerd, en tot welke bedragen, in aansluiting aan de opgave, verstrekt op blz. 49 der Memorie van Antwoord betreffende de vorige begrooting? Waar de verhooging blijkens de toelichting dient voor subsidieering van nieuw opgerichte leeszalen en verhooging van subsidies wegens groei van de bestaande, wensehten eenige leden ei' op te wijzen, dat aan een reeds vele jaren bestaande openbare leeszaal te Vlaardingen herhaaldelijk Rijkssubsidie is toegezegd, doch dat het tot dusver bij een toezegging is gebleven. Art Gevraagd werd, of het juist is, dat op de geschildorde portretten van beroemde personen uit de geschiedenis in het Rijksmuseum te Amsterdam niet meer de namen dezer personen vermeld si ouden, omdat van de meening werd uitgegaan, dat alleen de kunstwaarde voor den bezoeker beteekenis heeft en niet, welke personen zijn afgebeeld. Mocht dit juist zijn, dan wenschte men daarover zijn afkeuring uit te spreken en vroeg men, of de Minister bereid is, daarin verandering te brengen. Elk land moet zijn grootc mannen weten te eerea. Ail' Verscheidene leden verheugden zich over de verhooging der subsidiën aan orkesten. Anderen achtten de uitgaven voor dit doel geenszins gerechtvaardigd. Het had bevreemding gewekt, dat onder de orkesten, die blijkens de toelichting tot dit artikel voor subsidieverhooging in aanmerking zullen komen, het Haarlemsche orkest ontbreekt. Het is niet duidelijk, waarom genoemd orkest, dat op artistiek gebied zulk een uitstekenden naam heeft en welks cultureele taak in de provincie Noordholland niet minder omvangrijk is te achten dan die van andere, wel voor subsidieverhooging voorgedragen, orkesten in hun gebied, niet evenzeer voor verhooging van het Rijkssubsidie in aanmerking komt. De leden, die deze opmerking maakten, drongen er bij den Minister op aan alsnog een verhooging van subsidie aan het Haarlemsche orkest op de begrooting te brengen. Andere leden hadden met teleurstelling gezien, dat het orkest van Maastricht, het eenige gesubsidieerde orkest m de zuidelijke provinciën, geen subsidieverhooging zal ontvangen. Het bezwaar, dat het hier geen beroepsmusici betreft, kan huns inziens moeilijk als argument daarvoor gelden. Eenige leden zouden het op prijs stellen, indien de Regeering bij het geldelijk steunen van orkesten als voorwaarde zou stellen, dat de orkesten een bepaald deel van het uit te voeren programma zullen kiezen uit de werken va'n Nederlandsche toonkunstenaars. Voorts stelde men. er belang in te vernemen, of de Regeering maatregelen kan en wil nemen om de Nederlandsche uitvoerende musici te beschermen tegen overmatige tewerkstelling van buitenlandsche musici. Art Aangedrongen werd op het verleenen van ruimeren steun aan de tooneelschool te Amsterdam, welke nuttige instelling daaraan dringend behoefte heeft. Art Met instemming hadden sommige leden gezien, dat een grooter bedrag op de begrooting is uitgetrokken voor het verleenen van opdrachten aan hedendaagsche kunstenaars. Art Betreurd werd de zeer slechte raming van kosten, welke blijkbaar heeft plaats gehad ten aanzien van de uitgaven der werken van CHRISTIAAN HUYGENS en van VONDEL. Sommige leden vroegen met aandrang den post voor steun aan kunstenaars te verhoogen. Meermalen moet vqn het verleenen van een op zich zelf stellig gemotiveerde toelage worden afgezien, omdat bet beschikbare bedrag reeds geheel besteed is. De hier aan het woord zijnde 1'eden meenden voorts, dat ook ten aanzien van het toekennen van onderscheidingen aan verdienstelijke kunstenaars de Regeering van iets meer waardeering voor onze kunstenaars mocht blijk geven. Art Met leedwezen had men gezien, dat, terwijl de Minister het vorige jaar in de Memorie van Antwoord betreffende de onderwij sbegrooting verklaarde, dat hij er zich voorshands toe had bepaald den post van f 2000 te handhaven, hij ook ditmaal geen aanleiding heeft gevonden den steun aan volksuniversiteiten te verhoogen. Opgemerkt werd, dat in den loop van dit jaar in verschillende plaatsen van ons land door bemiddeling van het genootschap Nederland Nieuw-Rusland, naar het schijnt in opdracht van de Vereniging voor cultureele betrekkingen van de Sovjet-Unie met het buitenland te Moscou, een tentoonstelling over School en leven in de Sovjet-Unie" is georganiseerd. Deze vond o. a. te Utrecht plaats in het gebouw der volksuniversiteit. Gevraagd werd, of deze volksuniversiteit eenig Rijkssubsidie geniet. Mocht dit het geval wezen, dan verzocht men, dat of het subsidie ingetrokken, öf afdoende zorg zou worden gedragen, dat instellingen, die van Regeeringswege gesteund worden, geen handlangersdiensten aan het bolsjewisme bewijzen. Aldus vastgesteld 28 October GROENEWEG. MOLLER. VISSCHER. WESTERMAN. VAN WIJNBERGEN.

OMffiRWIJSRAAD. 'S-GRAVENHAGE, mjttbbjçgassamigqi Stat 125.

OMffiRWIJSRAAD. 'S-GRAVENHAGE, mjttbbjçgassamigqi Stat 125. OMffiRWIJSRAAD. Bericht op schrijven van.,...: i 13. ff ebruari 1930»Nr.436» Af d.h.o» Betreffende: eer-s-toexes.--vo-or de moderne...talen aim de Ri jksuniversi t ei t en# 'S-GRAVENHAGE, mjttbbjçgassamigqi

Nadere informatie

een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van dit onderwijs dreigt te worden.

een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van dit onderwijs dreigt te worden. ONDERWIJSRAAD. nkis 2 N". 'S-GRAVENHAGE, WÊÊËÈÈiM ) 9 2 Bericht op schrijven van ^ ^ Ä e n gelieve bij het antwoord n ä$&p dagteekening en 'nummer van Betreffende: MÀ?..?.Ï.Y...Y an 2,KXC, dit schrijven

Nadere informatie

Zijne.Excellentie don Minister van Onderwijs, Kunst en en Wetenschappen. .'..s-gravenhaga» leden -ß en 3der 1» O» we t %

Zijne.Excellentie don Minister van Onderwijs, Kunst en en Wetenschappen. .'..s-gravenhaga» leden -ß en 3der 1» O» we t % ONDERWIJSRAAD. * ' r^téfë^ 0 ' : \' ' ' t '' &$ ^* N./128 70. 'S-GRAVENHA^E,*. + /f Maart 1934 Staten laan 125. Bericht op schrijven van fift***e e l' eve bü het antwoord dagteekening 24 AUgUStUS 1933»Nr»

Nadere informatie

SJb Mei Maart 1938,Nr.1295,Afd.H.0. Wijziging en aanvulling der hooger-onaerwijswet#

SJb Mei Maart 1938,Nr.1295,Afd.H.0. Wijziging en aanvulling der hooger-onaerwijswet# 162 30. SJb Mei 8. 19 Maart 1938,Nr.1295,Afd.H.0. Wijziging en aanvulling der hooger-onaerwijswet# De Berste Af deeling van den Onderwijsraad heeft de eer hierbij ter kennis van Uwe Excellentie te brengen

Nadere informatie

P ONDERWIJSRAAD. '." N" 1MA.M: S-GRAVENHAGE A^çr H jg ;

P ONDERWIJSRAAD. '. N 1MA.M: S-GRAVENHAGE A^çr H jg ; P ONDERWIJSRAAD. '." N" 1MA.M: S-GRAVENHAGE A^çr H jg ; Bericht op schrijven van XQ...JliKlr- XySV» ^r» 2o^*8»Aïd* H.» 0 Betreffende: 4an.llllillg...ar.t*4 > 21»... aiadsmi.a.gl]l...statuut. ï v» Frankenstraat

Nadere informatie

«JNIDERWIJSRAAD. S-GRAVENHAGE,.0. Juli N A..

«JNIDERWIJSRAAD. S-GRAVENHAGE,.0. Juli N A.. «JNIDERWIJSRAAD. ' N....7.354... A.. L. Bericht op schrijven van...1 Juni 192.7...No.l702,Afd.H.O. ^ ~ Betreffende : Techni sehe herz i en ing..aca.d.e.mis.cji...s.t.a.t.uu.t.» S-GRAVENHAGE,.0. Juli 192

Nadere informatie

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december 1869. Artikel 1.

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december 1869. Artikel 1. De oudste nog bewaard gebleven statuten, toen nog wetten, van de vereniging dateren van 1869. Het Gezelschap was nog eigenaar van het Musæum Medioburgense, dat om die reden ook in deze wetten wordt vermeld.

Nadere informatie

dfib ONDERWIJSRAAD.. 'S-GRAVENHAGE, //..Maart 192?

dfib ONDERWIJSRAAD.. 'S-GRAVENHAGE, //..Maart 192? dfib ONDERWIJSRAAD.. N 0. B?89.- Bericht op schrijven van.- j Ç. 30 October1928 f Ar+4225» Af d.h. 0 Betreffende : Afzonderlij k CO 1 leg e ge ld bijzondereleerstoelen«'s-gravenhage, //..Maart 192? Frankenstraat

Nadere informatie

Rederlandschlndisde laatschappij

Rederlandschlndisde laatschappij J VAN-PE Rederlandschlndisde laatschappij VAN NIJVERHEID en LANDBOUW. i:, o-i, Handel enz. JK ^f ",. 'T 4 STATUTEN VAN DE Rederlandsch-Indische Maatschappij VAN NIJVERHEID en LANDBOUW. OGILVIE & Co. 1885.

Nadere informatie

ONDERWIJSRAAD.. IVjo 148 00. 'S-GRAVENHAGE, Jjf&jj>Jfl... 193 & 2 i j ne Sxc.e Henti de n Minis t er van Onderwijs». Kunsten en Wetenschappen

ONDERWIJSRAAD.. IVjo 148 00. 'S-GRAVENHAGE, Jjf&jj>Jfl... 193 & 2 i j ne Sxc.e Henti de n Minis t er van Onderwijs». Kunsten en Wetenschappen ONDERWIJSRAAD.. IVjo 148 00. 'S-GRAVENHAGE, Jjf&jj>Jfl... 193 & Statenlaan 125. Bericht op schrijven van Meiv^gsèïieve bij het antwoord dagteekening 17. JU\XJ

Nadere informatie

Reglement Commissie van Toezicht en College van Beroep van de Stichting GFB versie 2002

Reglement Commissie van Toezicht en College van Beroep van de Stichting GFB versie 2002 REGLEMENT van de Commissie van Toezicht en het College van Beroep van de Stichting Gedragscode Farmaceutische Bedrijfstak (Stichting GFB) I ALGEMEEN 1. De behandeling van klachten wegens niet naleving

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 oktober 2000 Rapportnummer: 2000/336

Rapport. Datum: 2 oktober 2000 Rapportnummer: 2000/336 Rapport Datum: 2 oktober 2000 Rapportnummer: 2000/336 2 Klacht Op 6 maart 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw mr. S. te Leiden, met een klacht over een gedraging van ANOVA

Nadere informatie

DEPARTEMENT VAN OPVOEDING, WETENSCHAP EN KULTUURBESCHERMING HÉL S^tf^-y. Ie afdeeling van den \9# r wijsraad, ^s-g R A V S E H A

DEPARTEMENT VAN OPVOEDING, WETENSCHAP EN KULTUURBESCHERMING HÉL S^tf^-y. Ie afdeeling van den \9# r wijsraad, ^s-g R A V S E H A DEPARTEMENT VAN OPVOEDING, WETENSCHAP EN KULTUURBESCHERMING HÉL S^tf^-y ^ Verzoeke b beantwoording datum en nummer van dit schrijven te vermelden. Ie afdeeling van den \9# r wijsraad, ^s-g R A V S E H

Nadere informatie

f ONDERWIJSRAAD. N. 1642 A. 'S-GRAVENHAGE, 2jT-Apr.il 1923.

f ONDERWIJSRAAD. N. 1642 A. 'S-GRAVENHAGE, 2jT-Apr.il 1923. f ONDERWIJSRAAD. N. 1642 A. 'S-GRAVENHAGE, 2jT-Apr.il 1923. Bericht op schrijven van.24februari»23 No.699 Frankenstraat 39. Afd.H.O., 11 ir.,a» 4inn laj» ~ ^en g e l ieve bij het antwoord dagteekening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 15 637 Casinospelen Nr. 2 Het vroegere stuk is gedrukt in de zitting 1978-1979 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de heer Voorzitter

Nadere informatie

Wetsartikelen ter toelichting van de OER

Wetsartikelen ter toelichting van de OER Wetsartikelen ter toelichting van de OER 2010-2011 Erasmus MC, Rotterdam Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of

Nadere informatie

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond,

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond, GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Roermond Nr. 232396 29 december 2017 Verordening behandeling bezwaarschriften Roermond 2018 De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond,

Nadere informatie

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht.

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht. Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland Reglement klachten- en geschillenprocedure Artikel 1. Begripsbepalingen De in de statuten en het pensioenreglement gebruikte begripsbepalingen worden geacht deel

Nadere informatie

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332 Rapport Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332 2 Klacht A. De klacht van verzoeker werd als volgt geformuleerd: Verzoeker klaagt erover dat de Centrale organisatie werk en inkomen Zaandam zijn

Nadere informatie

AFASIE VERENIGING NEDERLAND - KLACHTENPROTOCOL geldend per december 2011

AFASIE VERENIGING NEDERLAND - KLACHTENPROTOCOL geldend per december 2011 Vooraf De vereniging met rechtspersoonlijkheid: Afasie Vereniging Nederland, hierna te noemen: AVN, wenst hierbij een protocol voor het indienen en de afhandeling van klachten over onder meer handelingen,

Nadere informatie

D/W ONDERWIJSRAAD ZEVENDE AFDELING O.R. 53 W.V.O. 8 januari I970.

D/W ONDERWIJSRAAD ZEVENDE AFDELING O.R. 53 W.V.O. 8 januari I970. ONDERWIJSRAAD SECRETARIAAT: BEZUIDENHOUTSEWEG 125 'S-GRAVENHAGE TEL. 070-83 61 94 O.R. 53 W.V.O. Bericht op schrijven vanj I4 november 1969, kenmerk BVO/j-164549. Betreffende: ontwerp algemene maatregel

Nadere informatie

K L A A S T I G L E R L E E N, L E E U W A R D E N.

K L A A S T I G L E R L E E N, L E E U W A R D E N. K L A A S T I G L E R L E E N, L E E U W A R D E N. Reglement ten behoeve van de registers en de toekenning van een studiebeurs. WERKZAAMHEDEN Artikel 1. Het bestuur dient zorg te dragen voor: a. het bijhouden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Zitting 1980-1981 16815 Toelatingscriteria numerus fixus-studierichtingen voor het studiejaar 1981-1982 Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN Aan de

Nadere informatie

WBÈBBÊB'''' 2/ IDA. 193Ö

WBÈBBÊB'''' 2/ IDA. 193Ö QNDE A A D. N. 140 40 S.O. Bericht op schrijven van...^ Betreffende: -l.f$80ntw«çp J_YePlaglllg van ds. openbare uitgaven. 'S-GRAVENHAGE, 1 Statenlaan 125. & WBÈBBÊB'''' 2/ IDA. 193Ö Men gelieve bij het

Nadere informatie

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag. Algemene wet bestuursrecht Titel 4.1. Beschikkingen Afdeling 4.1.1. De aanvraag Artikel 4:1 Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk

Nadere informatie

STATUTEN. van de HELLEVOETSLUIS

STATUTEN. van de HELLEVOETSLUIS STATUTEN van de HELLEVOETSLUIS Statuten muziekvereniging Sempre Crescendo Hellevoetsluis 1 / 6 Statuten van de muziekvereniging Sempre-Crescendo te Hellevoetsluis Naam en zetel Artikel 1 De vereniging

Nadere informatie

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. (F. 521.) BESLUIT van den 16den Augustus 1918, houdende nadere voorschriften betreffende het tooezicht op hier te lande vertoevende vreemdelingen. WIJ WILHELMINA,

Nadere informatie

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoofdstuk 3: Hoofdstuk 4: Hoofdstuk 5: Algemene bepalingen Interne procedure De Commissie integriteit Universiteit

Nadere informatie

Reglement Commissie van Beroep voor de Examens ROC TOP

Reglement Commissie van Beroep voor de Examens ROC TOP Reglement Commissie van Beroep voor de Examens ROC TOP Versie 1.0 De dato 23 januari 2018 Status Vastgesteld door College van Bestuur 23jan2018, instemming Studentenraad 15mei2018 Reglement Commissie van

Nadere informatie

Aan Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's Gravenhage.

Aan Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's Gravenhage. ONDERWIJSRAAD. N. 1750 A. Bericht op schrijven van 5 Januari 192Ö N. 4926 Afdeeling H. O. Betreffende: Distributie van leerstoelen aan de universiteiten. Aan Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs,

Nadere informatie

2l f w. ».v. ghß SÉGRAVENHAGE, X<^ /7% C 19 ^<7 ~U& De Minister van Onderwijs, K&nsten en Wetenschappen. doet aan

2l f w. ».v. ghß SÉGRAVENHAGE, X<^ /7% C 19 ^<7 ~U& De Minister van Onderwijs, K&nsten en Wetenschappen. doet aan MINISTERIE VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. N. ~U& AFDEELING HOOGER ONDERWIJS *- Met -7 bijlage^"" 2l f w. I De Minister van Onderwijs, K&nsten en Wetenschappen doet aan \ nevensgaand stuk - toekomen

Nadere informatie

NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP

NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP 6 (1971-1972) - N 1 ARCWIE~ VWMSE RAAR TERUG0EZORGEN VOOR DE NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP ZITTING 1971-1972 13 DECEMBER 1971 VOORSTEL VAN DECREET tot aanmoediging van de deelneming aan cursussen voor

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200 Rapport Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Raad voor Rechtsbijstand te Den Haag, tot het moment dat zij zich tot de Nationale ombudsman wendde, de intrekking

Nadere informatie

Regeling behandeling bezwaar- en beroepschriften Onderwijsgroep Galilei 2016

Regeling behandeling bezwaar- en beroepschriften Onderwijsgroep Galilei 2016 Regeling behandeling bezwaar- en beroepschriften Onderwijsgroep Galilei 2016 (opgenomen in Hoofdstuk 30 van het Handboek Governance) HOOFDSTUK I. BEGRIPSBEPALINGEN. ARTIKEL 1. In deze regeling wordt verstaan

Nadere informatie

KLACHTENREGELING MEANDER MEDISCH CENTRUM

KLACHTENREGELING MEANDER MEDISCH CENTRUM KLACHTENREGELING MEANDER MEDISCH CENTRUM Inleiding Wij willen onze patiënten de best mogelijke zorg bieden. Elke dag opnieuw. Toch kan het gebeuren dat u niet tevreden bent over de wijze waarop de zorg

Nadere informatie

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261 Rapport Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid tot het moment dat zij zich tot de Nationale ombudsman wendde nog geen beslissing

Nadere informatie

Regeling Beroep tegen Examenbeslissingen. MBO Utrecht. Colofon

Regeling Beroep tegen Examenbeslissingen. MBO Utrecht. Colofon Regeling Beroep tegen Examenbeslissingen MBO Utrecht Colofon Uitgave : College van Bestuur Goedgekeurd door het College van Bestuur : 27 juni 2014 Instemming Ondernemingsraad : 3 september 2014 Instemming

Nadere informatie

ONDERWIJSRAAD. N l *%*& 'S ^0^^ 's-graat5nhage.ä.do.c.emb.er ÎÇ2 2. Zij ne...excellent ie...d. .Ond.er.wi ja, uns..t«n...en We t en schappen

ONDERWIJSRAAD. N l *%*& 'S ^0^^ 's-graat5nhage.ä.do.c.emb.er ÎÇ2 2. Zij ne...excellent ie...d. .Ond.er.wi ja, uns..t«n...en We t en schappen ONDERWIJSRAAD. N l *%*& 'S ^0^^ 's-graat5nhage.ä.do.c.emb.er ÎÇ2 2 Bericht op ^jjnnj^n van ƒ ^^^éitgelieve bij het antwoord VC 'T^^ *&r^ dagteekeninsr dagteekening 6 ö en nummer van dit schrijven te vermelden.

Nadere informatie

Provinciaal blad 2011, 67

Provinciaal blad 2011, 67 Provinciaal blad 2011, 67 ISSN 0920-105X Verordening van gedeputeerde staten van 5 juli 2011, nummer 80938A45, en van provinciale staten van 19 september 2011, nummer PS2011BEM07, houdende regels voor

Nadere informatie

Gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 21 juli 2009, nr. 2009-013327,

Gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 21 juli 2009, nr. 2009-013327, Provinciale Staten Vergadering d.d. 23 september 2009 Besluit nr. PS2009-658 PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND Gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 21 juli 2009, nr. 2009-013327, Gelet op

Nadere informatie

Procedureoverzicht Promotietraject Faculteit der Geesteswetenschappen (Promotiereglement 2015)

Procedureoverzicht Promotietraject Faculteit der Geesteswetenschappen (Promotiereglement 2015) Procedureoverzicht Promotietraject Faculteit der Geesteswetenschappen (Promotiereglement 2015) Hieronder volgt een overzicht van de stappen in de formele procedure die uiteindelijk wordt afgesloten door

Nadere informatie

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 Rapport Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen Venlo tot het moment van indienen van de klacht bij de Nationale

Nadere informatie

»vi^.^4*/ OyCtM^+c **.. 21 oktober 1968

»vi^.^4*/ OyCtM^+c **.. 21 oktober 1968 ONDERWIJSRAAD SECRETARIAAT: BEZU1DENHOUTSEWEG 125 'S-GRAVENHAGE TEL. 070-83 6194»vi^.^4*/ OyCtM^+c **.. 21 oktober 1968 Bericht op het schrijven van 31 juli 1968, D.G.W- 167279 Betreft; ontwerp-besluit

Nadere informatie

Reglement van de Geschillencommissie. Vervallen per 1 januari 2018

Reglement van de Geschillencommissie. Vervallen per 1 januari 2018 Reglement van de Geschillencommissie Vervallen per 1 januari 2018 Bestuursbesluit van 21 december 2017 Inhoudsopgave Artikel 1 Begripsbepalingen 3 Artikel 2 Samenstelling en benoeming van de commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 15 997 Machtiging van Onze Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk tot oprichting van een stichting Fonds voor de scheppende toonkunst

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682 ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 09-03-2006 Datum publicatie 30-03-2006 Zaaknummer AWB 05/4258 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ambtenarenrecht Eerste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 16199 Voornemen inzake beperking van de inschrijving van eerstejaarsstudenten van de Landbouwhogeschool Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002 Nr. 29

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002 Nr. 29 GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002 Nr. 29 VERORDENING over het recht van onderzoek. (raadsbesluit van 28 november 2002) De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 14 november 2002

Nadere informatie

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens Artikel 1 - Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Nadere informatie

REGLEMENT COMMISSIE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS

REGLEMENT COMMISSIE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS REGLEMENT COMMISSIE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS CB18.020 PvB 8 maart 2018 procedures Aventus\CB16.083 reglement commissie van beroep voor de examens versie 4.0 def. Document historie Onderstaande tabel

Nadere informatie

Gezien de statenbrief van Gedeputeerde Staten d.d.., nr.., betreffende de vaststelling van de Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016;

Gezien de statenbrief van Gedeputeerde Staten d.d.., nr.., betreffende de vaststelling van de Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016; Provinciale Staten Vergadering d.d. Besluit nr. PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND Gezien de statenbrief van Gedeputeerde Staten d.d.., nr.., betreffende de vaststelling van de Verordening rechtsbescherming

Nadere informatie

werkzaamheid onder toezicht en leiding van onderwijzers aan

werkzaamheid onder toezicht en leiding van onderwijzers aan ONDERWIJSRAAD. No.143 88. 's-grave rihage, 31 October 1936. Bericht op schrijven van 4 Februari 1936,Nr.423,Afd.L. 0. Betref fence." Aanvulling Kon. bes luit 10 September 1923(Stbl.no.433)* Oefening in

Nadere informatie

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ZORGINSTELLINGEN Per 7 juli 2015

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ZORGINSTELLINGEN Per 7 juli 2015 REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ZORGINSTELLINGEN Per 7 juli 2015 Begripsomschrijving Artikel 1. In dit reglement wordt verstaan onder: stichting: de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken;

Nadere informatie

Klachtenregeling ongewenst gedrag TiU

Klachtenregeling ongewenst gedrag TiU Klachtenregeling ongewenst gedrag TiU Met deze Klachtenregeling Ongewenst Gedrag TiU wordt uitvoering gegeven aan de Gedragscode Ongewenst Gedrag TiU en aan artikel 1.12 van de CAO. De regeling is in werking

Nadere informatie

ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging

ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging REGLEMENT op de tuchtrechtspraak voor de leden van IIA-Nederland ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging De raad van tucht Artikel 1 1 De raad van tucht is belast met de behandeling van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Wijziging van de bepalingen inzake beroep in de Kieswet en de Wet Europese verkiezingen NADER GEWIJZIGD ONTWERP VAN WET Wij eatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.2662 (068.05) ingediend door: hierna te noemen 'klagers', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder.

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder. Intitulé : Bioscoopverordening Citeertitel: Bioscoopverordening Vindplaats : AB 1990 no. GT 12 Wijzigingen: AB 1997 nos. 33, 34 De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder Artikel 1 1. Het

Nadere informatie

PPJ6RAMMA èf kefiéigbèit vepeigch om tst de versehtkenée. met friejarigen' mnm voor meisjes te Batavia te wöpdeh teegelatee.

PPJ6RAMMA èf kefiéigbèit vepeigch om tst de versehtkenée. met friejarigen' mnm voor meisjes te Batavia te wöpdeh teegelatee. PPJ6RAMMA èf kefiéigbèit vepeigch om tst de versehtkenée klassee UÏI de tesgere faupppieiioai met friejarigen' mnm voor meisjes te Batavia te wöpdeh teegelatee. (Strekkende m voldoening aan de voorlaatste

Nadere informatie

KLACHTEN- EN GESCHILLEN PROCEDURE

KLACHTEN- EN GESCHILLEN PROCEDURE KLACHTEN- EN GESCHILLEN PROCEDURE Inhoudsopgave KLACHTENPROCEDURE... 3 Artikel 1. Klachtenregeling... 3 Artikel 2. Behandeling van de klacht... 3 Artikel 3. Beroep op het bestuur... 3 Artikel 4. Beroep

Nadere informatie

REGLEMENT GESCHILLENREGELING

REGLEMENT GESCHILLENREGELING 952 REGLEMENT GESCHILLENREGELING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BANDEN- EN WIELENBRANCHE 922.024_952_Rb_090618_geschillenregeling G ESCHILLENPROCEDURE Artikel 1 Begripsbepalingen 1. Een geschil

Nadere informatie

Reglement Adviescommissie Bezwaarschriften van het Samenwerkingsverband PasVOrm

Reglement Adviescommissie Bezwaarschriften van het Samenwerkingsverband PasVOrm Reglement Adviescommissie Bezwaarschriften van het Samenwerkingsverband PasVOrm Reglement Reglement van de bezwaarcommissie Samenwerkingsverband PasVOrm, vastgesteld door het toezichthoudend bestuur van

Nadere informatie

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 7 juli 2015

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 7 juli 2015 REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 7 juli 2015 Begripsomschrijving Artikel 1. In dit reglement wordt verstaan onder: stichting : de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken; commissie

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Tekst geldend op: 26-08-2014) Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 2-0 3 2 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van XXX, appellant tegen het Bestuur van de Faculteit der Sociale Wetenschappen, verweerder 1. Ontstaan en loop van het

Nadere informatie

Inwerking getreden 22 juni Geschillenreglement van de Stadsbank Oost Nederland 2006

Inwerking getreden 22 juni Geschillenreglement van de Stadsbank Oost Nederland 2006 Inwerking getreden 22 juni 2006 Geschillenreglement van de Stadsbank Oost Nederland 2006 AANHEF Het algemeen bestuur van de Stadsbank Oost Nederland; Gelet op artikel 5 lid 3, artikel 11 lid 1 sub 1 c

Nadere informatie

VERTROUWELIJK. 2. De dienst bezit generlei executieve bevoegdheden.

VERTROUWELIJK. 2. De dienst bezit generlei executieve bevoegdheden. VERTROUWELIJK No. 51 BESLUIT van 8 augustus 1949, zoals sedert gewijzigd, houdende nadere regelen met betrekking tot de organisatie, de werkwijze, de taak en de samenwerking van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Nadere informatie

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE POST per 1 april 2016

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE POST per 1 april 2016 REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE POST per 1 april 2016 Begripsomschrijving Artikel 1. In dit reglement wordt verstaan onder: stichting : de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken; commissie

Nadere informatie

Reglement Ouderraad De Peppels en De Canadas. Datum inwerkingtreding:

Reglement Ouderraad De Peppels en De Canadas. Datum inwerkingtreding: Reglement Ouderraad De Peppels en De Canadas Datum inwerkingtreding: Inhoudsopgave Paragraaf 1 Begripsbepalingen... 3 Artikel 1... 3 Paragraaf Instelling... 3 Artikel 2... 3 Paragraaf Doelstelling... 3

Nadere informatie

ONDERWIJSRAAD. S-GRAVENHAGE, -^? Januari pit. 10 ^Ättuar i 1927-#-JIo?93* Af d. H, 0. Betreffende : stalen-examengeld«

ONDERWIJSRAAD. S-GRAVENHAGE, -^? Januari pit. 10 ^Ättuar i 1927-#-JIo?93* Af d. H, 0. Betreffende : stalen-examengeld« ONDERWIJSRAAD. r N - 698? À* Bericht op schrijven van 10 ^Ättuar i 1927-#-JIo?93* Af d. H, 0. Betreffende : stalen-examengeld«s-gravenhage, -^? Januari pit Frankenstraat 39. Men gelieve bij het antwoord

Nadere informatie

Verordening Onderzoeksrecht van Provinciale Staten 2007

Verordening Onderzoeksrecht van Provinciale Staten 2007 Verordening Onderzoeksrecht van Provinciale Staten 2007 Artikel 1 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. onderzoek: onderzoek als bedoeld in artikel 151a tot en met 151f van de Provinciewet;

Nadere informatie

Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau van de gemeente Groningen en de provincies Groningen en Drenthe

Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau van de gemeente Groningen en de provincies Groningen en Drenthe Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau van de gemeente Groningen en de provincies Groningen en Drenthe HOOFDSTUK I. INLEIDENDE EN ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. In deze regeling wordt verstaan

Nadere informatie

# e-&ravenhage»2 Maart 1933*

# e-&ravenhage»2 Maart 1933* f AFSCHRIFT. MINISTEEIE VAN ONDEKWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. 19 & 30 Maart 7*1 1004, Afdeeling g, $, DE MINISTER VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN, f : Gelezen een voorstel van de faculteit der

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 397 27 844 Regels inzake de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal dat kan worden gebruikt bij een geneeskundige behandeling (Wet veiligheid

Nadere informatie

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073 Rapport Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073 2 Klacht DE ONDERZOCHTE GEDRAGING Het in strijd met het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht niet informeren van betrokkene over de mogelijkheid

Nadere informatie

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens Bijlage 7 Reglement van Orde van het College van Beroep voor de Examens Regeling ter uitvoering van het bepaalde in artikel 54 van de Structuurregeling van de Radboud Universiteit Nijmegen. HOOFDSTUK 1.

Nadere informatie

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE DEFENSIE GENEESKUNDIGE ZORG Per 1 januari 2016

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE DEFENSIE GENEESKUNDIGE ZORG Per 1 januari 2016 REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE DEFENSIE GENEESKUNDIGE ZORG Per 1 januari 2016 Begripsomschrijving Artikel 1. In dit reglement wordt verstaan onder: stichting : de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken;

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2006.5040 (157.06) ingediend door: hierna te noemen 'klaagster', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

SOCIAAL-ECONOMISCHE ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP HET PREVENTIEFONDS UITGAVE VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD

SOCIAAL-ECONOMISCHE ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP HET PREVENTIEFONDS UITGAVE VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP HET PREVENTIEFONDS UITGAVE VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bezuidenhoutseweg 60, 's-gravenhage SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD ADVIES INZAKE WIJZIGING

Nadere informatie

R E G L E M E N T O U D E R R A A D

R E G L E M E N T O U D E R R A A D R E G L E M E N T O U D E R R A A D Begripsbepalingen. Artikel 1. Dit reglement verstaat onder: School: Christelijke basisschool De Hoeksteen, Postbus 13 te Wijk en Aalburg. Bestuur: Ouders: Personeel:

Nadere informatie

151/2015 KlRz RAPPORT. inzake de klacht van. Verzoeker. tegen. de Minister van Justitie

151/2015 KlRz RAPPORT. inzake de klacht van. Verzoeker. tegen. de Minister van Justitie RAPPORT inzake de klacht van Verzoeker tegen de Minister van Justitie 1. Inleiding Verzoeker heeft op 16 juli 2015 een verzoekschrift ingediend bij de Ombudsman van Curaçao waarin verzocht is om een onderzoek

Nadere informatie

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college. 2 Aanstelling en arbeidsovereenkomst Aanstelling: het bevoegd gezag Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college. Aanstelling

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten pagina 1 van 5 Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren

Nadere informatie

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. WET van 11 december 1980, houdende uitvoering van het op 18 maart 1970 te 's- Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken WIJ

Nadere informatie

MENTORSCHAP TEN BEHOEVE VAN MEERDERJARIGEN ARTIKELEN

MENTORSCHAP TEN BEHOEVE VAN MEERDERJARIGEN ARTIKELEN TITEL 20: MENTORSCHAP TEN BEHOEVE VAN MEERDERJARIGEN ARTIKELEN 450-462 Artikel 450 Indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat

Nadere informatie

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP Stuk 7 8 (B.Z. 1979) - Nr. 1 ARCHIEF VLAAMSE R/4,qD =RUGBEZORGEN CULTUURRAAD VOOR DE NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP BUITENGEWONE ZITTING 1979 13 JUNI 1979 VOORSTEL VAN DECREET - van de heer W. SEEUWS C.S.

Nadere informatie

Bezwarenprocedure Winkler Prins 2017

Bezwarenprocedure Winkler Prins 2017 Bezwarenprocedure Winkler Prins 2017 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 1.1. Soorten klachten... 3 1.2. Verschil klacht, bezwaar en beroep... 3 2. Begripsbepalingen... 4 3. Bezwarenprocedure voor personele

Nadere informatie

Reglement van de Akademie van Kunsten

Reglement van de Akademie van Kunsten Reglement van de Akademie van Kunsten Het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, gelet op het bepaalde in artikel 3.8, derde lid, van het Reglement van de Koninklijke Nederlandse

Nadere informatie

Hoofdstuk 6 Reglement Geschillenprocedure

Hoofdstuk 6 Reglement Geschillenprocedure Pagina 31 Hoofdstuk 6 Reglement Geschillenprocedure Artikel 1. Begripsbepalingen De in de statuten en het pensioenreglement gebruikte begripsbepalingen worden geacht deel uit te maken van dit reglement.

Nadere informatie

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Algemeen verbindend voorschrift,

Nadere informatie

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT De Regeringen van de hierna genoemde landen: De Bondsrepubliek Duitsland, Oostenrijk, België, Denemarken, Spanje, Finland, Frankrijk,

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming (Wet op de loonvorming [Versie geldig vanaf: 17-02-1999]) Geschiedenis: Staatsblad 1997, 63;Staatsblad

Nadere informatie

Generale regeling voor de opleiding en vorming van predikanten

Generale regeling voor de opleiding en vorming van predikanten Generale regeling voor de opleiding en vorming van predikanten als bedoeld in ordinantie 13 1 1 Wijziging generale regeling voor de opleiding en vorming van predikanten als bedoeld in ordinantie 13 in

Nadere informatie

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Inhoudsopgave WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Artikel 1... 3 Artikel 2... 3 Artikel 3... 3 Artikel 4... 3 Artikel 5... 3 Artikel 6... 3 Artikel 7... 3 Artikel 8... 4 Artikel 9... 4 Artikel 10...

Nadere informatie

Reglement geschillencommissie Energievoorziening

Reglement geschillencommissie Energievoorziening Reglement geschillencommissie Energievoorziening 1 juli 2005 Amvest Energie BV Postbus 12446 1100 AK Amsterdam Zuidoost telefoon: 020-4301212 KvK nr 34288968 BTW nr NL 81.87.94.744.B.01 Begripsomschrijving

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : CBHO 2015/293 en 2015/293.1 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 12 januari 2016 Partijen : Appellant en Haagse Hogeschool Trefwoorden : bindend negatief studieadvies BNSA duidelijkheid

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:1238 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:1238 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:GHAMS:2017:1238 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 11-04-2017 Datum publicatie 12-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200.206.984/01 NOT Civiel

Nadere informatie

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Inhoudsopgave WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Artikel 1... 3 Artikel 2... 3 Artikel 3... 3 Artikel 4... 3 Artikel 5... 3 Artikel 6... 3 Artikel 7... 3 Artikel 8... 3 Artikel 9... 4 Artikel 10...

Nadere informatie

KLACHTENREGELING RELIM

KLACHTENREGELING RELIM KLACHTENREGELING RELIM Landgraaf, 2011 1 KLACHTENREGELING RELIM Artikel 1 Begripsomschrijvingen a. Relim: Relim, door het Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid Limburg aangewezen voor de uitvoering van de

Nadere informatie