Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting Voornemen inzake beperking van de inschrijving van eerstejaarsstudenten van de Landbouwhogeschool Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Ingevolge het bepaalde in artikel 3ter van de Machtigingswet inschrijving studenten doe ik u bijgaand ter kennisneming toekomen een afschrift van mijn besluit van heden (zie bijlage I), voor wat de studierichting der biologie aan de Landbouwhogeschool te Wageningen betreft genomen mede namens de Minister van Landbouw en Visserij. Verder zend ik u een afschrift van mijn brief van heden aan de colleges van bestuur (zie bijlage II) van de instellingen van wetenschappelijk onderwijs die op dit besluit betrekking heeft en een afschrift van het advies van de Onderwijsraad (zie bijlage III) dat in bovenstaand besluit wordt genoemd. Het eveneens vermelde advies van de Academische Raad heb ik u reeds toegezonden bij mijn brief van 13 mei jl. Ingevolge het bepaalde in artikel 4bis van genoemde Machtigingswet voeg ik hierbij tevens een overzicht van de maatregelen die met betrekking tot de onderwijscapaciteit zijn getroffen (zie bijlage IV). 2 vel Tweede Kamer, zitting ,16 199, nr. 3 1

2 Bijlage I De Minister van Onderwijs en Wetenschappen Voor wat de Landbouwhogeschool te Wageningen betreft mede namens de Minister van Landbouw en Visserij; Gelet op artikel 3ter van de Machtigingswet inschrijving studenten; Gezien het advies van de Academische Raad van 31 maart 1980, AR-879; Gezien het advies van de Onderwijsraad van 27 mei 1980, O.R.I./581 WO Besluit: A. Het aantal studenten, bedoeld in artikel 3ter, derde lid van de Machtigingswet inschrijving studenten, voor het studiejaar 1980/1981 vastte stellen voor: I. il de studierichting der geneeskunde voor: de rijksuniversiteit te Leiden op 260 de rijksuniversiteit te Groningen op 240 de rijksuniversiteit te Utrecht op 265 de rijksuniversiteit te Rotterdam op 260 de rijksuniversiteit Limburg op 100 de gemeentelijke universiteit te Amsterdam op de Vrije Universiteit te Amsterdam op de Katholieke Universiteit te Nijmegen op de studierichting der tandheelkunde voor: de rijksuniversiteit te Groningen op 90 de rijksuniversiteit te Utrecht op 115 de gemeentelijke universiteit te Amsterdam op 100 de Vrije Universiteit te Amsterdam op 70 de Katholieke Universiteit te Nijmegen op 90 III. de studierichting der diergeneeskunde voor: de rijksuniversiteit te Utrecht op 175 IV. de studierichting der sociale gezondheidskunde voor: de rijksuniversiteit Limburg op 100 V. de studierichting der lichamelijke opvoeding voor: de Vrije Universiteit te Amsterdam op 120 VI. de studierichting der farmacie voor: de rijksuniversiteit te Leiden op 105 de rijksuniversiteit te Groningen op 70 de rijksuniversiteit te Utrecht op 90 de gemeentelijke universiteit te Amsterdam op 60 VII. de studierichting der biologie voor: de rijksuniversiteit te Leiden op 145 de rijksuniversiteit te Groningen op 140 de rijksuniversiteit te Utrecht op 235 de gemeentelijke universiteit te Amsterdam op 135 de Vrije Universiteit te Amsterdam op 110 de Katholieke Universiteit te Nijmegen op 125 de Landbouwhogeschool te Wageningen op 80 B. Deze beschikking te plaatsen in de Nederlandse Staatscourant. Tweede Kamer, zitting , 16199, nr. 3 2

3 Bijlage II MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN De Colleges van bestuur van de instellingen van wetenschappelijk onderwijs Hierbij zend ik u een afschrift van mijn besluit van heden, ter uitvoering van artikel 3ter van de Machtigingswet inschrijving studenten. Wat de studierichting der biologie aan de Landbouwhogeschool te Wageningen betreft, is het besluit tot beperking van de inschrijving genomen mede namens de Minister van Landbouw en Visserij. Naar aanleiding van het advies van de Academische Raad dd. 31 maart 1980), zoals vastgesteld tijdens zijn vergadering van 28 maart 1980, heb ik de voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal bij mijn brief van 13 mei 1980, mededeling gedaan van mijn voornemen met betrekking tot de vaststelling van numeri fixi voor de studierichtingen der geneeskunde, tandheelkunde, diergeneeskunde, sociale gezondheidkunde, lichamelijke opvoeding, farmacie en biologie. Hiervan heb ik u een afschrift gezonden. Op grond van voornoemd advies van de Academische Raad en het oordeel van de Onderwijsraad, zoals weergegeven in zijn brief van 27 mei 1980, (in afschrift te uwer kennisneming bijgevoegd) heb ik thans mijn standpunt bepaald. Het college van bestuur van de Vrije Universiteit te Amsterdam heeft bij brief van 29 april 1980, ervoor gepleit de opnamecapaciteit voor het studiejaar 1980/1981 voor de studierichtingen biologie en lichamelijke opvoeding elk met 10 te verhogen ten opzichte van de in de meerjarenafspraak met genoemde instelling vermelde aantallen op te nemen eerstejaarsstudenten. Voor beide studierichtingen geldt dat de ruimtelijke voorzieningen een belangrijke beperkende factor vormen bij de toelatingsbeslissingen. Naar mijn mening is het niet wenselijk thans af te wijken van de recentelijk overeengekomen meerjarenafspraken, waarin de ruimtelijke voorzieningen als een belangrijke beperkende factor hebben meegespeeld. Mede tegen de achtergrond van de herschikking van prioriteiten in het laatste intentionele investeringsschema, die noodzakelijk was als gevolg van de verminderde investeringsruimte, valt in de bestaande huisvestingscapaciteit op afzienbare termijn geen verandering te verwachten. Voor de overwegingen ten aanzien van de studierichtingen, waarvoor een beperking van de inschrijving geldt, verwijs ik u naar mijn hiervoor vermelde voornemen. Zoals u voorts bekend zal zijn, dien ik ingevolge het bepaalde in artikel 4bis van de Machtigingswet inschrijving studenten elk jaar aan de Staten- Generaal een overzicht te verstrekken van de maatregelen die met betrekking tot de beschikbare onderwijscapaciteit voor het komende studiejaar zijn getroffen. Dit overzicht zend ik heden aan de voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal. Een afschrift hiervan is te uwer informatie bijgevoegd. Afschrift van deze brief zend ik heden aan de voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal, de Minister-President, de Minister van Landbouw en Visserij, de Minister van Financiën, de voorzitter van de Academische Raad, de Onderwijsraad en de voorzitter van de Centrale Commissie Aanmelding en Plaatsing a.s. eerstejaarsstudenten en de voorzitter van de Commissie van beroep aanmelding en plaatsing studenten. Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 3

4 Bijlage III ONDERWIJSRAAD Aan de Minister van Onderwijs en Wetenschappen 's-gravenhage, 27 mei 1980 In antwoord op het aan de kant vermeld schrijven bericht de Eerste Afdeling van de Onderwijsraad u dat zij gelet op de stukken geen bezwaar aanwe zig acht tegen uw voornemen inzake beperking van de inschrijving van eerstejaarsstudenten voor bovengenoemde studierichtingen zoals dat in uwgelijktijdig toegezonden - brief aan de voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal is uitgewerkt. De Afdeling ziet overigens in deze brief bevestigd de invloed welke met name de financiële meerjarenafspraken hebben op de toepassing van artikel 3ter, derde lid, van de Machtigingswet inschrijving studenten. Dit betekent naar haar oordeel dat deze toepassing in feite steeds minder een zelfstandigen, autonome beslissing dreigt te worden. Namens de Eerste Afdeling, I. A. Diepenhorst, voorzitter C. A. P. C. van Asseldonk, tweede secretaris Tweede Kamer, zitting ,16199, nr. 3 4

5 Bijlage IV Overzicht van maatregelen met betrekking tot de beschikbare onderwijscapaciteit Zoals bekend is het beleid van de Regering erop gericht om, binnen de grenzen van de mogelijkheden, betere voorwaarden te scheppen voor de bevrediging van de individuele en maatschappelijke vraag naar wetenschappelijke scholing en geschoolden. Maatregelen om deze condities te creëren zijn vervat in het wetsontwerp Twee-Fasenstructuur wetenschappelijk onderwijs zoals dat op 19 maart 1980 bij de Tweede Kamer is ingediend. (Tweede Kamer, zitting ,16106, nrs. 1-4). In het wetsontwerp zijn, mede op basis van de adviezen van de Academische Raad en de Onderwijsraad, enige aanpassingen aangebracht ten opzichte van het voorontwerp van wet. Met de voorgestelde structuur zullen naar verwachting de thans bestaande knelpunten in de onderwijscapaciteit worden opgeheven, behoudens die in de medische richtingen. Voor wat de korte termijn betreft, kan worden gewezen op de resultaten in het kader van de landelijke planning, zoals die zijn neergelegd in het Algemeen Financieel Schema (Tweede Kamer, zitting , , nrs. 1 en 2) en in de daaraan ten grondslag liggende meerjarenafspraken, welke op 1 november 1979 door alle dertien instellingen van wetenschappelijk onderwijs zijn getekend. Hierin wordt een overeenstemming weergegeven tussen genoemde instellingen en ondergetekende met betrekking tot enerzijds de taken van de universiteiten en hogescholen voor wat betreft onder meer de onderwijscapaciteit en het onderzoek en anderzijds de daarvoor beschikbare financiële middelen. In het Algemeen Financieel Schema en in genoemde meerjarenafspraken worden per universiteit/hogeschool per studierichting vermeld de aantallen op te nemen eerstejaarsstudenten, waarvoor de onderwijscapaciteit toereikend is. In mijn brief van 13 mei 1980, waarin ik mijn voornemen met betrekking tot de inschrijvingsbeperking voor eerstejaarsstudenten voor het studiejaar 1980/1981 heb bekend gemaakt, heb ik aangegeven hoe de resultaten van het planningoverleg hebben doorgewerkt in de beslissingen over de onderwijscapaciteit voor het komende studiejaar. Voor nadere detaillering mag ik kortheidshalve verwijzen naar voormelde brief alsmede naar het Algemeen Financieel Schema Tweede Kamer, zitting ,16199, nr. 3 5