NE BIS IN IDEM. Pim Susijn

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "NE BIS IN IDEM. Pim Susijn"

Transcriptie

1 NE BIS IN IDEM Een onderzoek naar de plaats van een klassiek rechtsbeginsel in de dynamische context van strafrechtelijke samenwerking in de Europese Unie. Pim Susijn

2 Ne bis in idem Een onderzoek naar de plaats van een klassiek rechtsbeginsel in de dynamische context van strafrechtelijke samenwerking in de Europese Unie. door Pim Susijn (ANR ) Begeleider: Mr. J.W. Ouwerkerk Tweede lezer: Prof. Mr. T. Kooijmans Scriptie ter afronding van de master Nederlands strafrecht in Europa Verdedigd op 19 januari 2011 Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit van Tilburg 1

3 Inhoudsopgave 1 Introductie p Algemene introductie Probleemstelling Opbouw van het onderzoek 6 2 Achtergronden van het ne bis in idem-beginsel De historie van het ne bis in idem-beginsel De ratio achter het ne bis in idem-beginsel De transnationale werking van het ne bis in idem-beginsel op horizontaal niveau Jurisdictieconflicten en het vestigen van rechtsmacht Terugblik 22 3 Ne bis in idem-bescherming in de context van strafrechtelijke samenwerking in de EU De ontwikkeling van het strafrecht binnen de Europese Unie Het ne bis in idem-beginsel in internationale rechtsbronnen Rechtspraak van het Hof van Justitie EU inzake artikel 54 SUO Bis: Wanneer is er sprake van een onherroepelijk vonnis? Idem: Wanneer is er sprake van hetzelfde feit De uitvoeringsvoorwaarde van artikel 54 SUO Artikel 54 SUO in verband met het Kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel Argumentatie van het Hof van Justitie EU Resumé: artikel 54 SUO, de grenzenloze ruimte en het wederzijdse vertrouwen 47 4 Versterking van het ne bis in idem-beginsel binnen de EU-rechtsorde Initiatieven om de ne bis in idem-bescherming te versterken Aanbevelingen ter versterking van de ne bis in idem-bescherming binnen de EU 55 5 Samenvatting en conclusie 61 Literatuurlijst 64 2

4 1 Introductie 1.1 Algemene introductie Aan het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw hadden strafrechtjuristen over het algemeen weinig van doen met Europa. Anno 2010 kan eenieder die zich met het strafrecht bezighoudt niet meer om de Europese regelgeving heen. Belangrijke aspecten van het formele en materiële strafrecht zijn voorwerp geworden van Europese normering. 1 Het Europese integratieproces stelt ook regelmatig nieuwe eisen aan aloude nationale rechtsbeginselen. Een voorbeeld daarvan vormt het ne bis in idem-beginsel, dat een tweede vervolging verbiedt voor een feit waarover reeds onherroepelijk door een rechter is beslist. Hoewel de uitlegging en toepassing van dit beginsel van oudsher sterk nationaal is bepaald, kan het inmiddels niet meer los worden gezien van de rechtsontwikkeling binnen de Europese Unie, de Raad van Europa en het Schengen-acquis. 2 Criminaliteit laat zich niet tegenhouden door landsgrenzen. Groeiende mogelijkheden in communicatie, mobiliteit en transport hebben er in de afgelopen decennia toe geleid dat de grensoverschrijdende criminaliteit een vlucht heeft genomen. Ook het opengaan van de Europese grenzen na de inwerkingtreding van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst 3 (verder: SUO) in 1995 heeft hieraan bijgedragen. Het vrije verkeer tussen de lidstaten vergemakkelijkt immers niet alleen legale grensoverschrijdende activiteiten, maar ook de grensoverschrijdende criminaliteit. Een gevolg van deze ontwikkeling is dat er steeds vaker jurisdictionele aanknopingspunten zijn die het mogelijk maken dat meerdere staten strafrechtsmacht opeisen omtrent hetzelfde juridische feitencomplex. Dergelijke positieve jurisdictieconflicten dragen het gevaar in zich dat personen voor een enkel vergrijp in verschillende staten en dus meervoudig strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld. Het ne bis in idem-beginsel dient in dergelijke gevallen bescherming te bieden. Echter, in veruit de meeste landen is de werking van het verbod op dubbele vervolging beperkt tot de eigen, nationale rechtsorde en ontbreekt het aan een verplichting tot transnationale toepassing 1 Vervaele 2004, p Van Bockel 2009, p Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de Regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, gesloten te Schengen op 19 juni 1990, Trb. 1990, 145, laatstelijk gewijzigd bij Verdrag van 11 augustus 2005, Trb. 2005,

5 ervan. Er bestaat evenmin een dwingende regel van internationaal publiekrecht (ius cogens) die hiertoe verplicht. 4 Het ne bis in idem-beginsel is als individueel recht verankerd in verschillende internationale mensenrechtenverdragen, maar ook hieruit vloeit voor staten slechts de plicht voort om het verbod op dubbele vervolging binnen de eigen rechtsorde toe te passen. Een verklaring voor deze terughoudendheid moet worden gezocht in het gegeven dat het strafrecht bij uitstek een terrein is waar de nationale soevereiniteit geldt; van oudsher bepalen staten eenzijdig in hoeverre zij rekening wensen te houden met buitenlandse vonnissen. 5 Vanuit de Europese Unie is een ontwikkeling waarneembaar die tegen de hiervoor geschetste achtergrond opmerkelijk kan worden genoemd. Om te voorkomen dat er in verschillende lidstaten meerdere opeenvolgende vervolgingen worden ingesteld ten aanzien van dezelfde feiten, is er binnen het kader van de voormalige Derde Pijler een bijzondere ne bis in idembepaling in het leven geroepen. 6 Deze bepaling, vastgelegd in artikel 54 SUO, is in zoverre uniek dat zij uitsluitend van toepassing is in situaties waarin een individu voor de tweede keer wordt vervolgd in een andere lidstaat dan waar de eerdere vervolging plaatsvond. De bepaling is derhalve van toepassing in situaties tussen de lidstaten en kan hiermee worden aangeduid als de eerste multilaterale overeenkomst waarin een internationaal ne bis in idem-beginsel als individueel recht erga omnes is vastgelegd. 7 Hoewel er aan de Europese invulling van het ne bis in idem-beginsel geen eenduidige gemeenschappelijke standaard ten grondslag ligt, is er wel sprake van een gemeenschappelijke ontwikkeling in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (verder: Hof van Justitie EU of kortweg Hof ) 8 en het Europese Hof voor de rechten van de Mens (verder: EHRM). Voorts is met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie bindend geworden voor de lidstaten. In dit Handvest is in artikel 50 een regeling opgenomen aangaande het ne bis in idem-beginsel, die veel overeenkomsten vertoont met artikel 54 SUO. Over de precieze reikwijdte van artikel 50 van het Handvest bestaat nog onduidelijkheid. Zeker is wel dat de exacte plaats van het verbod op dubbele vervolging binnen de rechtsorde 4 Vervaele 2005a, p Sjöcrona & Orie 2002, p Van Boclel 2010a, p Vervaele 2005a, p Voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon werd de benaming Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gebruikt. In dit onderzoek zal steeds de nieuwe benaming worden gebruikt. 4

6 van de Europese Unie allesbehalve een vaststaand gegeven is. Deze problematiek is nog volop in ontwikkeling en brengt de pennen in rechtswetenschappelijke kringen dan ook danig in beweging. Met dit onderzoek wordt getracht een bescheiden bijdrage aan dit debat te leveren. Het zwaartepunt zal liggen op de uitleg van artikel 54 SUO door het Hof van Justitie EU. De rechtspraak van het EHRM met betrekking tot het ne bis in idem-beginsel zal slechts zeer marginaal aan bod komen. 9 Op deze plek dient te worden opgemerkt dat de problematiek rond de herziening verder buiten beschouwing blijft. In uitzonderlijke gevallen kan een afgeronde strafzaak toch worden heropend, bijvoorbeeld wanneer nieuwe bewijsstukken aan het licht zijn gekomen die eerder niet bekend waren (novum). Onder voorwaarden is het dan mogelijk om van het ne bis in idem-beginsel af te wijken. Deze materie is sterk nationaal bepaald en het past niet binnen de reikwijdte van deze studie om op deze zeer complexe materie in te gaan. 1.2 Probleemstelling In het huidige tijdsgewricht waarin landsgrenzen vervagen en de Europese Unie streeft naar een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, is het evident dat de verschillende strafrechtstelsels naast elkaar en met elkaar kunnen functioneren en voorzover nodig op elkaar worden afgestemd. Het strafrecht geldt immers als een van de onmisbare fundamenten waarop de Europese Unie, als economische en sociale eenheid, is gebouwd. Ten aanzien van het ne bis in idem-beginsel is het, zowel met het oog op de positie van de verdachte als op het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten, van groot belang dat er duidelijkheid bestaat omtrent de toepassing en het bereik van dit beginsel. Daar waar de Europese Commissie zich sterk maakt voor een sterke en eenduidige gemeenschappelijke standaard ten aanzien van het verbod op dubbele strafvervolging, stellen de lidstaten zich over het algemeen erg terughoudend op waar het gaat om het uit handen geven van strafrechtelijke bevoegdheden. In de beslechting van dit twistpunt ligt een voorname rol weggelegd voor de rechtspraak van het Hof van Justitie EU. Door de Europeanisering van het strafrecht worden dus nieuwe eisen gesteld aan het aloude rechtsbeginsel dat dubbele vervolging verbiedt. De traditionele, nationale benadering is 9 Zie over het verbad tussen de rechtspraak van het Hof van Justitie EU en het EHRM bijvoorbeeld W.B. van Bockel, Coming of age: de ontwikkeling van het ne bis in idem-beginsel in de EU-rechtsorde, NtEr , pp

7 binnen de Europese rechtsorde dan ook aangevuld met een transnationaal ne bis in idembeginsel dat is vastgelegd in artikel 54 SUO en sinds kort in artikel 50 van het Handvest voor de Grondrechten van de EU. Het is echter onduidelijk of deze artikelen de problematiek van mogelijke dubbele vervolging voldoende verhoeden. De probleemstelling die binnen dit onderzoek centraal staat luidt als volgt: Op welke wijze wordt binnen het kader van de strafrechtelijke samenwerking in de EU tegemoetgekomen aan de bescherming van het ne bis in idem-beginsel en op welke punten zou deze bescherming mogelijk versterkt kunnen worden? 1.3 Opbouw van het onderzoek Teneinde een goed begrip te krijgen van de strekking van het ne bis in idem-beginsel zullen in hoofdstuk 2 de historie en de achterliggende ratio van het principe uiteen worden gezet. Hierbij zal ook kort aandacht worden besteed aan het onderscheid tussen dubbele vervolging en dubbele bestraffing. Van oudsher is ne bis in idem-bescherming vooral een nationale aangelegenheid, maar in de afgelopen decennia heeft deze problematiek op internationaal niveau sterk aan belang gewonnen. In dit hoofdstuk wordt daarom ingegaan op de verschillen en overeenkomsten tussen de werking van het beginsel op nationaal en op internationaal niveau. Om een beeld te geven van de zeer uiteenlopende manieren waarop landen van oudsher met buitenlandse vonnissen omgaan, wordt de wetgeving van enkele lidstaten op dit gebied uitgelicht. Hierbij zal tevens worden gekeken naar de bijzondere positie die Nederland inneemt door zijn zeer ruime erkenning van buitenlandse vonnissen. Daarna worden kort de verschillende gronden uiteengezet waarop staten rechtsmacht kunnen vestigen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een terugblik. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de plaats die het transnationale ne bis in idem-beginsel inneemt binnen de rechtsorde van de Europese Unie, en in het bijzonder binnen het kader van strafrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten. Om te beginnen wordt gekeken naar de wijze waarop de strafrechtelijke samenwerking zich in de afgelopen decennia binnen deze rechtsorde heeft ontwikkeld. Vervolgens wordt aandacht geschonken aan de (voor de lidstaten van de EU) relevante rechtsbronnen waarin het ne bis in idem-beginsel is vastgelegd en waarvan artikel 54 SUO het zwaartepunt vormt. Dit laatste artikel verplicht lidstaten in verregaande mate om rekening te houden met strafrechtelijke gewijsden uit andere lidstaten. Het bereik en de invulling van het ne bis in idem-beginsel zijn voor een aanzienlijk deel 6

8 bepaald door de rechtspraak van het Hof van Justitie EU. Deze rechtspraak komt dan ook uitgebreid aan de orde, waarbij tevens uitgebreid zal worden ingegaan op de argumentatie die door het Hof wordt gebezigd. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een overzicht, waarin de gebreken die kleven aan de huidige ne bis in idem-bescherming in de EU aan het licht zullen worden gebracht. Hiermee wordt een brug geslagen naar het volgende hoofdstuk. De in sommige opzichten gebrekkige ne bis in idem-bescherming binnen de EU heeft recent geleid tot een aantal initiatieven ter versterking ervan. In de eerste paragraaf van hoofdstuk 4 worden deze uitgelicht. Naast een nieuw te formuleren ne bis in idem-bepaling is de roep om een jurisdictieregeling een steeds terugkerend element in de diverse voorstellen. Deze zou ervoor moeten zorgen dat gelijktijdige vervolging door verschillende lidstaten wordt voorkomen. In paragraaf 4.2 worden aanbevelingen gedaan met betrekking tot de herformulering van de ne bis in idem-bepaling en zal tevens worden gekeken of een jurisdictieregeling wenselijk is en hoe deze vormgegeven zou kunnen worden. In het vijfde hoofdstuk wordt het onderzoek afgesloten met een terugblik en een conclusie. 7

9 2 Achtergronden van het ne bis in idem-beginsel 2.1 De historie van het ne bis in idem-beginsel Om de huidige problematiek omtrent het beginsel goed te kunnen begrijpen, is het nuttig om eerst naar het verleden te kijken. Daarom zal in deze paragraaf de herkomst en de geschiedenis van het ne bis in idem-beginsel uiteen zullen worden gezet. De wortels van het verbod op dubbele vervolging gaan terug tot Griekse, Romeinse en Bijbelse bronnen. 10 De Griekse jurist en politicus Demosthenes liet al in 355 v. Chr. optekenen dat de oude Griekse wet verbiedt dat dezelfde persoon tweemaal wordt berecht voor hetzelfde feit. 11 In het Romeinse recht was de regel bis de eadem re ne sit actio een stevig verankerd dogma. Vrij vertaald betekent dit dat omtrent eenzelfde zaak niet voor een tweede maal geprocedeerd mag worden. 12 Dit principe werd in rond 533 na Chr. gecodificeerd in het Corpus Iuris Civilis van Justinianus: De gouverneur mag niet dulden dat eenzelfde persoon wegens dezelfde misdrijven aangeklaagd wordt waarvan hij [reeds] vrijgesproken is. 13 Na de val van het Romeinse Rijk kwam het Bijbelse recht tot ontwikkeling. Hierin werd het verbod op dubbele vervolging erkend als natuurrecht. De regel werd ontleend aan de interpretatie die St. Jerome had gegeven aan de zinsnede non iudicat Deus bis in id ipsum uit het Oude Testament, dat vrij vertaald betekent dat zelfs God iemand niet voor een tweede maal zou berechten voor dezelfde handelingen. 14 Zoals hierboven werd omschreven, kan het verbod van dubbele vervolging worden teruggevoerd tot de oudheid. Daarna is het op verschillende wijzen gereïncarneerd in diverse rechtssystemen en heeft het over de gehele wereld toepassing gekregen. Tegenwoordig vindt het verbod op dubbele vervolging zijn rechtsgrondslag in verdragen 15, in codificaties van 10 Conway 2003, p Demosthenes, Speech against Leptines, vert. J.H. Vince, Harvard: Harvard University Press Kniebühler 2005, p Digesten en Codex Thomas 1998, p Bijvoorbeeld artikel 14 lid 7 IVBPR, artikel 4 van het zevende protocol EVRM, artikel 54 Uitvoeringsovereenkomst Verdrag van Schengen. Meer hierover in paragraaf

10 nationale (straf)wetgeving of via erkenning als rechtsbeginsel in rechtspraak en doctrine. In sommige landen is het zelfs vastgelegd als constitutioneel recht. 16 Hoewel het beginsel wereldwijd kan worden teruggevonden, kan de wijze waarop het wordt aangeduid sterk variëren. In continentaal Europa is het adagium ne (of: non) bis in idem de meest gangbare bewoording voor het verbod op dubbele vervolging. Andere aanduidingen die worden gezien als behorend tot de ne bis in idem-familie, zijn res iudicata (de regel dat een vonnis zorgt voor finaliteit, behoudens de mogelijkheid van hoger beroep) en double jeopardy (het Anglo-Amerikaanse equivalent van het ne bis in idem-beginsel). Verder kunnen worden onderscheiden de termen autrefois convict en autrefoit acquit (de regel dat een eerdere veroordeling resp. vrijspraak een tweede vervolging in de weg staat) en het zogenaamde una via-beginsel (alle aanklachten die tegen een verdachte worden ingebracht moeten worden geconcentreerd in één procedure). 17 Behalve de aanduiding kunnen ook de toepassing en de reikwijdte het ne bis in idem-beginsel per rechtssysteem sterk variëren. Een verklaring hiervoor kan worden gevonden in de uiteenlopende inzichten die aan het beginsel ten grondslag liggen. Deze zullen in de volgende paragraaf nader worden uitgelicht. 2.2 De ratio achter het ne bis in idem-beginsel Een individu zou slechts één maal vervolgd moeten worden voor een bepaalde overtreding; gevoelsmatig is dit een uiterst vanzelfsprekend inzicht. 18 Ons rechtvaardigheidsgevoel vertelt ons dat de zwakke verdachte beschermd dient te worden tegen onredelijk hinderlijk optreden van het machtige vervolgingsapparaat. Iemand eindeloos achtervolgen met een strafrechtelijke aanklacht zou tot Kafkaiaanse toestanden leiden. Zowel de verdachte als de samenleving hebben er belang bij dat een rechtszaak op een zeker moment definitief is. Het ne bis in idem-beginsel berust op verschillende grondgedachten. Zoals gezegd kan de ratio van waaruit het beginsel in een nationale rechtsorde is vastgelegd daarom van rechtsstaat tot rechtsstaat verschillen. Deze verschillen zijn terug te vinden in de voorwaarden, 16 Zie bijvoorbeeld artikel 39 van de Japanse Grondwet, artikel 103, derde lid van de Duitse Constitutie, artikel 50, eerste lid van de Grondwet van de Russische Federatie en het Vijfde Amendement van de Amerikaanse Constitutie. 17 Van Bockel 2010b, p Conway, p

11 kwalificaties en uitzonderingen die ten aanzien van het verbod op dubbele vervolging gelden. 19 Deze diversiteit houdt direct verband met de problematiek rond de interstatelijke toepassing van het ne bis in idem-beginsel; er bestaat immers geen algemeen geldende uitleg van het beginsel. 20 Om een goed beeld van de verscheidenheid aan grondslagen te krijgen, zullen deze hieronder nader worden uiteengezet. Een bruikbaar vertrekpunt hiervoor vormt de uitspraak van het Supreme Court in de Verenigde Staten in de zaak Crist v. Bretz. 21 Hierin benoemt rechter Stewart verschillende factoren die het beginsel billijken. Ten eerste dient de een rechtszaak op een zeker moment te zijn afgesloten (lites finiri oportent) en dient deze finaliteit te worden gerespecteerd. Ten tweede moet de verdachte worden beschermd tegen voortdurende hinder en stress door de veel grotere machtsmiddelen van de staat. En ten derde moet voorkomen worden dat de kans toeneemt dat de verdachte wordt schuldig bevonden, daar waar hij in werkelijk onschuldig is. Tot slot vermeldt hij nog het in landen met juryrechtspraak waardevolle argument dat de verdachte het recht heeft om zijn proces te voltooien voor de oorspronkelijke jury. Uit het voorgaande kunnen twee invalshoeken worden onderscheiden. De eerste is de benadering van het beginsel vanuit het perspectief van het individu. De wetenschap dat een uitspraak definitief is, vermindert bij de verdachte de dreiging van een nieuwe vervolging en de angst daarvoor. De waarde van het beginsel als fundamenteel mensenrecht ligt voornamelijk in de bescherming die het aan individuen biedt tegen dubbele aansprakelijkstelling. De bescherming strekt zich overigens ook uit tot gevallen waarin de eerste vervolging niet tot aansprakelijkstelling heeft geleid. 22 In 1957 heeft het Supreme Court in de Verenigde Staten de nadelen van een dubbele vervolging voor een individu op treffende wijze omschreven. Door meervoudige vervolging wordt een verdachte blootgesteld aan: embarrassment, expense and ordeal and compelling him to live in a continuing state of anxiety and insecurity as well as enhancing the possibility that, even though innocent, he may be found guilty. 23 Het beginsel biedt belangrijke waarborgen voor de individuele vrijheid en rechtszekerheid van burgers. Daarnaast is het een instrument om machtsmisbruik van de overheid te voorkomen. 19 Van den Wyngaert & Ongena 2002, p Van Bockel 2010b, p Zaak Crist v. Bretz, 437 U.S. 28 (1978). 22 De Hullu 2006, p Zaak Green v. U.S., 355 U.S. 184 (1957), pp

12 Het biedt de zwakke verdachte bescherming tegen de machtige positie van de staat in een strafrechtelijke vervolgingsprocedure. De tweede invalshoek is een meer pragmatische, die niet uitgaat van het individu maar van de staat. Het ne bis in idem-beginsel is in dit verband van waarde voor het gezag van rechterlijke uitspraken. Voor de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid van rechterlijke uitspraken is het van belang dat een rechtszaak op een zeker moment tot een definitief einde komt. Voorts vermindert een verbod op dubbele vervolging het risico op conflicterende uitspraken in eenzelfde zaak. De integriteit en legitimiteit van een rechtssysteem zouden hierdoor ernstig geschaad kunnen worden. Het ne bis in idem-beginsel maakt onderdeel uit van een breder rechtsbeginsel, dat als doel heeft om de onherroepelijkheid van rechterlijke uitspraken te garanderen. Dit principe wordt aangeduid met het adagium res judicata pro veritate habetur, dat vrij vertaald betekent dat een vonnis wordt aanvaard als zijnde de waarheid en als zodanig moet worden gerespecteerd. 24 Het ne bis in idem-beginsel zorgt dat het conflict op een bepaald moment definitief wordt beslecht en voorkomt op deze wijze een eindeloos proces. Tot slot kan nog worden gewezen op de procedurele efficiëntie die door het beginsel wordt gestimuleerd; de aanklager krijgt immers slechts een volledige kans en zal daarom zorgvuldig te werk moeten gaan en daarbij gedegen onderzoek verrichten. 25 Het is van belang om onderscheid te maken tussen enerzijds het verbod op dubbele vervolging en anderzijds het verbod op dubbele bestraffing. Deze termen lijken inwisselbaar en worden dan ook regelmatig als zodanig gebruikt, maar hun strekking verschilt aanzienlijk. De eerste is een meer procedurele regel; het voorkomt immers een tweede procedure. De tweede regel is daarentegen veel meer substantief van aard en beschermt een individu ertegen om voor een tweede maal bestraft te worden. Tussen de beide beginselen bestaat een zekere overlap, waarbij de bescherming tegen dubbele vervolging het breedst is. Dit valt het best uit te leggen aan de hand van de Duitse terminologie. Het verbod op dubbele vervolging wordt hier aangeduid met de term Erledigungsprinzip. Deze term is afgeleid van het gegeven dat een aanspraak op vervolging (ius puniendi) die ontstaat na een strafbaar feit, wordt verbruikt bij 24 Conway, p De Hullu 2006, p

13 het entameren van de eerste vervolging. 26 Hoofdregel daarbij is steeds dat een tweede vervolging ontoelaatbaar is. In principe verbiedt dit beginsel dus niet dat er op basis van een enkele overtreding meerder straffen worden opgelegd, zolang deze worden opgelegd in het kader van een en dezelfde rechterlijke procedure. Het Erledigungsprinzip staat dan ook in direct verband met de hierboven reeds aangehaalde res judicata pro veritate habetur: respect voor de finaliteit van de eerste rechtszaak leidt direct tot de ontoelaatbaarheid van een tweede. 27 Van het Erledigungsprinzip kan worden onderscheiden het Anrechnungsprinzip, dat het verbod op dubbele bestraffing inhoudt. Dit principe stelt als voorwaarde aan iedere op te leggen straf dat eerder opgelegde straffen voor hetzelfde feitencomplex moeten worden meegewogen. Het Anrechnungsprinzip is in diverse vormen terug te vinden in nationale rechtssystemen en wordt vaak beschouwd als de mindere van de twee varianten op het ne bis in idem-beginsel, omdat het minder rechtszekerheid biedt en slechts in beperkte mate zorgt voor procedurele efficiëntie. In sommige staten wordt het Anrechnungsprinzip zelfs in het geheel niet als een ne bis in idem-regel beschouwd. 28 Geconcludeerd kan worden dat de bescherming tegen dubbele vervolging in bepaalde gevallen ook bescherming kan bieden tegen dubbele bestraffing. Het Erledigungsprinzip biedt echter geen bescherming tegen meerdere straffen binnen een en dezelfde strafrechtelijke procedure, en het Anrechnungsprinzip beschermt niet tegen een tweede procedure. Het kan van staat tot staat sterk variëren op welke van de bovenstaande manieren het ne bis in idembeginsel wordt uitgelegd en toegepast. De meeste rechtsstelsels hanteren een vorm waarin aspecten van beide Prinzipien terug te vinden zijn. 2.3 De transnationale werking van het ne bis in idem-beginsel op horizontaal niveau Behalve binnen een nationale rechtsorde kan het ne bis in idem-beginsel ook toepassing vinden in geval van concurrerende rechtsmacht van verschillende staten over hetzelfde feitencomplex. In deze paragraaf zal worden ingegaan op de verschillende manieren waarop in een dergelijk geval invulling kan worden gegeven aan het beginsel. Daarbij zal de aandacht uitgaan naar de werking ervan op horizontaal niveau, dus tussen staten onderling. Hiervoor is 26 Van den Wyngaert & Stessens 1999, p Van Bockel 2010b, p Van Bockel 2010b, p

14 gekozen omdat deze horizontale werking van belang is met het oog op de strafrechtelijke samenwerking binnen de Europese Unie. De tegenhanger wordt vanzelfsprekend gevormd door verticale werking van het ne bis in idem-beginsel, die ziet op rechtsmachtconflicten tussen staten en (hogere) internationale straftribunalen. 29 Deze laatste categorie zal in het vervolg van deze studie verder buiten beschouwing blijven. Het dient allereerst opgemerkt te worden dat de internationale werking van het ne bis in idembeginsel enkel betrekking heeft op het zogenaamde negatief gezag van gewijsde, dat inhoudt dat een buitenlands strafvonnis de mogelijkheden tot handelen van de autoriteiten van een bepaalde staat beperkt. Hiertegenover staat het positief gezag van gewijsde, dat inhoudt dat een buitenlands strafvonnis juist een aanleiding vormt tot handelen en bijvoorbeeld een buitenlands vonnis ten uitvoer wordt gelegd. 30 Net zoals op nationaal niveau kan ook op interstatelijk niveau een onderscheid worden gemaakt tussen het individuele belang enerzijds en dat van de staat anderzijds. Als bescherming voor het individu tegen vexatoir overheidshandelen is de waarde van het ne bis in idem-beginsel interstatelijk bezien minstens zo groot als op nationaal niveau. De effecten van een mogelijke tweede vervolging zijn voor een persoon immers steeds bezwaarlijk, ongeacht of die vervolging binnen de eigen landsgrenzen of in een andere staat dreigt. De wetenschap dat een uitspraak definitief is en ook als zodanig wordt erkend in andere rechtsordes, zal de angst voor een mogelijke nieuwe vervolging doen afnemen en zodoende bijdragen aan de rechtszekerheid van de verdachte. Daarnaast geldt ook op interstatelijk niveau de beschermende functie van het ne bis in idem-beginsel voor het individu tegen de macht van nationale overheden. Waar meerdere staten rechtsmacht opeisen en hun middelen aanwenden om een persoon te veroordelen, gaat dit ten koste van de mogelijkheden van het individu om zich behoorlijk te kunnen verweren. Het risico op onrechtvaardige veroordelingen wordt zo verhoogd. Ook op interstatelijk niveau kunnen pragmatische aspecten van het ne bis in idem-beginsel worden onderscheiden. Zo is het voor het soevereiniteitsbegrip van staten van groot belang dat hun strafrechtelijke beslissingen niet worden gerelativeerd door conflicterende buitenlandse uitspraken in dezelfde zaak. Miskenning van de res judicata-regel kan op 29 Van den Wyngaert & Ongena 2002, p Vander Beken 1999, p

15 interstatelijk niveau leiden tot conflicten tussen staten onderling, hetgeen schadelijk kan zijn voor de coëxistentie van juridische rechtssystemen en voor de onderlinge samenwerking. 31 Voor de stabiliteit van de internationale gemeenschap is het bovendien van belang dat een zaak op een zeker moment tot een definitief einde komt. Dit geldt vooral bij zware internationale misdrijven waar niet zozeer de individuele staten als wel de internationale gemeenschap als geheel belang bij heeft. 32 Ondanks de hiervoor omschreven waarden die het ne bis in idem-beginsel in horizontaal verband vertegenwoordigt, bestaat in de meeste rechtssystemen veel terughoudendheid met de erkenning van buitenlandse strafvonnissen. Onvoorwaardelijke erkenning van buitenlandse vonnissen komt nauwelijks voor. Een verklaring voor deze terughoudendheid moet worden gezocht in het gegeven dat het strafrecht bij uitstek een terrein is waar de nationale soevereiniteit geldt; van oudsher bepalen staten eenzijdig in hoeverre zij gevolg wensen te geven aan de uitkomst van een buitenlandse procedure. 33 Door buitenlandse vonnissen zonder voorbehouden te erkennen, beperken staten zichzelf immers in hun eigen nationale strafrechtsmacht. 34 In dit verband is de positie die Nederland in de internationale gemeenschap inneemt zeer uitzonderlijk te noemen. 35 In Nederland is de (negatieve) erkenning van het res judicata-effect van buitenlandse vonnissen namelijk zeer verregaand. In artikel 68 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht wordt het nationale ne bis in idem-beginsel uitgebreid tot vergelijkbare eerdere beslissingen van buitenlandse strafrechters. 36 Het moet dan gaan om een materiële einduitspraak waarbij ten aanzien van een veroordeling additioneel als voorwaarde wordt gesteld dat de straf geheel werd uitgevoerd, dat deze verjaard is of dat er gratie werd verleend. In het derde lid worden buitenlandse transacties hiermee op een lijn met een rechterlijk gewijsde gesteld. Bij de invoering van ons Wetboek van Strafrecht in 1886 lokte de bepaling al de nodige discussie uit. Anthony Modderman, die destijds als minister van justitie betrokken was bij de 31 Van den Wyngaert en Stessens 1999, p Conway, p Sjöcrona & Orie 2002, p Kniebühler 2005, p Vervaele 2005a, p De Hullu 2006, p

16 vaststelling van het Wetboek van Strafrecht in 1881, beschreef de ratio achter de ruime toepassing van het ne bis in idem-beginsel als volgt: De beschaafde natiën moeten, over en weer, elkander op het stuk der strafjustitie den noodigen bijstand verleenen en datzelfde vertrouwen in de deugdelijkheid van elkanders regtspraak (zonder t welk die bijstand niet te verdedigen zou zijn) moet er ook toe leiden dat zij elkanders res judicatae zooveel mogelijk eerbiedigen. 37 In rechts-politieke zin roept de regeling van artikel 68 W.v.Sr. vragen op, al is het maar omdat de overwegingen van Modderman in het huidige tijdsbeeld niet zo overtuigend (meer) zijn. Blind vertrouwen in buitenlandse justitie is lang niet altijd verantwoord, en zoals gezegd ook helemaal niet zo gebruikelijk. Echter, met het oog op de steeds hechter wordende strafrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie, zou de liberale opvatting van Nederland als voorbeeld kunnen dienen voor de rest van de EU. Op deze materie wordt nader ingegaan in de volgende hoofdstukken. Het andere uiterste wordt gevormd door die staten die buitenlandse uitspraken in het geheel niet erkennen. Een voorbeeld hiervan vindt men terug in de zogenaamde dual sovereigntydoctrine die wordt gehanteerd in de Verenigde Staten. 38 Deze houdt in dat elk soeverein rechtssysteem zijn macht afleidt uit zijn eigen onafhankelijke bronnen. Deze doctrine vindt haar oorsprong in de federale structuur in de Verenigde Staten. Een persoon kan door een enkele gedraging een inbreuk maken op de wetten van verschillende rechtssystemen en kan daardoor veroordeeld worden voor meerdere aparte delicten. Volgens het federale hooggerechtshof berust deze leer op de common law conception of crime as an offence against the sovereignty of the government. When a defendant in a single act violates the peace and dignity of two sovereigns by breaking the laws of each, he has committed two distinct offences. 39 Over het algemeen worden buitenlandse gewijsden aan dezelfde regels onderworpen als vonnissen van rechters van de verschillende federale staten. Hierbij dient echter wel opgemerkt te worden dat de praktijk in de Verenigde Staten minder verregaand is en dat wel degelijk rekening wordt gehouden met eerdere vonnissen ten aanzien van dezelfde feiten. 37 De Hullu 2006, p Vander Beken 1999, p Zaak Heath v. Alabama, 474 U.S. 82 (1985). 15

17 De meeste staten nemen een positie in tussen de twee hiervoor genoemde extremen. Met het oog op het vervolg van deze studie zullen hierna de interstatelijke ne bis in idem-regelingen worden uitgelicht zoals die gelden binnen enkele lidstaten van de Europese Unie. België In België wordt het internationale toepassingsbereik van het ne bis in idem-beginsel bepaald door artikel 13 van de Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering. De inhoud ervan heeft alleen betrekking op misdrijven die niet in België kunnen worden gelokaliseerd. Deze lokalisatie wordt in België erg ruim uitgelegd 40 waardoor het aantal delicten dat onder de ne bis in idem-bescherming valt, beperkt is. Verder gaat de bepaling uit van een juridische benadering van de feiten, hetgeen inhoudt dat een tweede vervolging slechts wordt verhinderd wanneer de juridische kwalificatie van de feiten in België hetzelfde is als die in het land waar de eerdere vervolging plaatsvond. 41 Een andere beperking is dat de ne bis in idem-werking slechts geldt indien er sprake is van een strafvonnis; de verdachte moet in het buitenland zijn vrijgesproken, of in het geval van veroordeling moet hij zijn straf daadwerkelijk hebben ondergaan, moet de straf zijn verjaard of moet er amnesie zijn verleend. Indien in het buitenland vervolgingen hangende zijn, verhindert dit derhalve geen nieuwe vervolging in België. 42 Duitsland Uitgangspunt voor de ne bis in idem-bescherming in Duitsland is artikel 103, derde alinea van de Duitse grondwet. Het beginsel is grondwettelijk beschermd en heeft een heel algemene gelding. Opvallend is echter dat het Bundesverfassungsgericht heeft beslist dat dit fundamentele recht niet geldt ten aanzien van buitenlandse strafvonnissen. 43 Uit grondrechtelijk oogpunt bestaat er dus geen verplichting tot erkenning van een horizontaalinterstatelijke ne bis in idem. 44 De Duitse wet kent in de vorm van 153c Strafprozeßordnung wel een bepaling waarin de mogelijkheid tot niet-vervolging van in het buitenland gepleegde misdrijven is opgenomen. Deze bepaling neemt echter enkel de verplichting tot vervolging in 40 Aan de hand van het zogenaamde ubiquiteitsbeginsel; zie hierover Vander Beken 1999, p Meer over het onderscheid tussen de juridische en feitelijke benadering in paragraaf en Vander Beken 1999, pp BverfGE 12, 62 (66). 44 Kniebühler 2005, p

18 Duitsland weg; de transnationale toepassing van het ne bis in idem-beginsel blijft derhalve afhangen van een opportuniteitsbeslissing. 45 Groot-Brittannië Wanneer een verdachte in Groot-Brittannië kan aantonen dat hij eerder al is veroordeeld of vrijgesproken voor hetzelfde misdrijf, kan hij niet opnieuw worden berecht. 46 De uiteindelijke interpretatie van wat beschouwd moet worden als hetzelfde misdrijf komt toe aan de rechter. Omdat binnen common law-stelsels de rechter geacht wordt over de gehele zaak te oordelen, kan eenzelfde feitencomplex in beginsel geen aanleiding geven tot een dubbele vervolging. Van belang hierbij is echter wel dat de verdachte voor de eerste rechter een reëel gevaar op veroordeling moet hebben gelopen; een niet-veroordeling door procedurele onregelmatigheden staat aan een nieuwe vervolging dus niet in de weg. 47 Uit jurisprudentie uit de jaren 80 blijkt dat er is geen reden is om aan te nemen dat deze werking van het ne bis in idem-beginsel niet ook geldt jegens in het buitenland gewezen strafvonnissen. 48 Hierbij dient te worden opgemerkt dat het in de betreffende zaken steeds ging om de erkenning van uitspraken, gewezen in de staat waar het misdrijf werd gepleegd. Het is echter onduidelijk in welke mate de Engelse rechter erkenning zou verlenen aan buitenlandse vonnissen waarbij rechtsmacht werd uitgeoefend op basis van een ander beginsel dan het territorialiteitsbeginsel. Het ontbreekt vooralsnog aan rechtspraak omtrent deze problematiek. 49 Frankrijk In Frankrijk wordt de reikwijdte van het transnationale ne bis in idem-beginsel hoofdzakelijk bepaald door de artikelen Code Pénal en 692 Code de Procédure Pénale. Hierin wordt bepaald dat het beginsel slechts in een aantal limitatief omschreven gevallen kan worden toegepast. Een rechtelijk gewijsde uit een ander land kan in principe slechts aanvaard worden indien het gaat om een misdrijf dat buiten Frankrijk is gepleegd. Verder moet het gaan om een definitief strafvonnis, waarbij in het geval van veroordeling bovendien vereist is dat de straf volledig ten uitvoer is gelegd of moet zijn verjaard. Opmerking verdient verder dat dubbele vervolging steeds mogelijk blijft, indien in Frankrijk rechtsmacht is gevestigd op basis van het territorialiteitsbeginsel of het beschermingsbeginsel. 45 Vander Beken 1999, p Jagla 2007, p Vander Beken 1999, p Zie R. v. Lavercombe and Murray (and another), 7 maart 1988, Criminal Law Review, 1988, en R. v. Thomas, 8 en 29 maart 1984, All England Law reports, , Vander Beken 1999, p

19 Italië In Italië is in artikel 11 van het Codice Penale geregeld dat een nieuwe strafvervolging mogelijk is wanneer het strafbare feit zich heeft afgespeeld op Italiaans grondgebied, ook wanneer hierover reeds door een buitenlandse rechter is geoordeeld. Dit geldt zowel ten aanzien van delicten gepleegd door staatsburgers als door buitenlanders. 50 Is het delict in het buitenland gepleegd, dan kan Minister van Justitie ten aanzien van bepaalde ernstige delicten besluiten tot een vernieuwde strafvervolging. Deze analyse maakt duidelijk dat de wijze waarop het transnationale ne bis in idem-beginsel is vormgegeven, van lidstaat tot lidstaat sterk kan verschillen. In veruit de meeste landen wordt slechts in beperkte mate erkenning verleend aan buitenlandse strafrechtelijke gewijsden. Het zijn name territoriale voorbehouden die de werking van het principe verhinderen. Zoals eerder al werd opgemerkt, blijken staten niet zomaar bereid om hun mogelijkheden tot het uitoefenen van rechtsmacht door buitenlandse beslissingen te laten beperken. 51 Zij behouden zoveel mogelijk hun soevereine ius puniendi op dit terrein. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de incorporatie van artikel 54 SUO in de EU-rechtsorde verregaande gevolgen heeft gehad voor de lidstaten, en dan in het bijzonder voor die lidstaten die erg terughoudend zijn in het erkennen van uitspraken van buitenlandse rechters. Evenmin is het tegen deze achtergrond verrassend dat sommige lidstaten gebruik hebben gemaakt van de in artikel 55 SUO geboden mogelijkheden om de transnationale werking van het ne bis in idem-beginsel af te zwakken. Uit de verklaring Duitsland bij artikel 54 SUO volgt bijvoorbeeld dat het land geen ne bis in idem-bescherming verleent aan vonnissen uit een andere lidstaat indien Duitsland rechtsmacht heeft gevestigd op basis van het territorialiteitsbeginsel of het beschermingsbeginsel. 52 Ook voor Frankrijk geldt dit in soortgelijke mate. Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat artikel 55 lid 1 SUO bepaalt dat het ne bis in idem-beginsel wel steeds geldt indien een gedeelte van een feitencomplex zich heeft afgespeeld op het grondgebied van een de lidstaat waar het eerste vonnis werd uitgesproken. Een brede toepassing van het territorialiteitsbeginsel is derhalve binnen de EUrechtsorde niet mogelijk. 50 Jagla 2007, p Vander Beken 1999, p Vander Beken 1999, p

20 Het voorgaande geeft wel aan hoe gecompliceerd de positie van dit oorspronkelijk nationale rechtsbeginsel is binnen de context van de toenemende strafrechtelijke samenwerking in de EU. Hoezeer lidstaten zich ook proberen hun nationale systeem in stand te houden, feit is dat de nationale overheden niet langer geheel vrij zijn in hun keuze omtrent de invulling van het transnationale ne bis in idem-beginsel. De incorporatie van artikel 54 SUO heeft ingrijpende gevolgen gehad voor de wijze waarop er met strafrechtelijk uitspraken uit andere lidstaten moet worden omgegaan. Binnen de rechtsruimte van de Europese Unie zijn de lidstaten voorbehouden daargelaten nu immers gebonden aan de ne bis in idem-bepalingen zoals die in het EU-recht zijn vastgelegd. Artikel 54 SUO en artikel 50 van het Handvest prevaleren boven de eigen, nationale wetgeving van de lidstaten. Voor Nederland, dat van oudsher een verregaande erkenning van buitenlandse strafrechtelijke gewijsden kent, zijn de gevolgen van deze Europese bemoeienis minder ingrijpend dan voor bepaalde andere lidstaten. Hier zal uitgebreid op worden teruggekomen in hoofdstuk Jurisdictieconflicten en het vestigen van rechtsmacht Voorwaarde voor de interstatelijke toepassing van het ne bis in idem-beginsel is dat er sprake is van een zogenaamd positief jurisdictieconflict. Zoals in de vorige paragrafen al enkele malen is besproken, kan de situatie zich voordoen dat meerdere staten rechtsmacht claimen omtrent hetzelfde juridische feitencomplex. In deze paragraaf zal uiteen worden gezet hoe dergelijke jurisdictieconflicten kunnen ontstaan en welke gronden er worden onderscheiden voor het claimen van rechtsmacht. 53 Internationaal recht bevat geen algemene voorschriften over het ruimtelijk bereik van nationale strafwetten. Dit wordt in elke staat afzonderlijk geregeld. Het is denkbaar dat het strafrecht van geen enkele staat op een concreet feit van toepassing is, terwijl het wel overeenkomt met een nationale delictsomschrijving van een of meer landen. In een dergelijk geval spreekt men van een negatief jurisdictieconflict. Hiervan is in de praktijk echter zelden sprake. 54 Van een positief jurisdictieconflict is sprake wanneer de strafwetten van meerdere staten van toepassing zijn op een concrete strafbare gedraging. Een dergelijk conflict kan ontstaan doordat verschillende staten menen rechtsmacht te hebben. Om dit te concretiseren, zullen hierna de diverse gronden voor het vestigen van rechtsmacht kort uiteen worden gezet. 53 Jurisdictie is de meer Angelsaksische term voor rechtsmacht. Beide begrippen zijn inwisselbaar. Het gaat in deze studie steeds om rechtsmacht in strafzaken; het zgn. strafmachtrecht. 54 Van Sliedregt, Sjöcrona & Orie 2008, p

21 Territorialiteitsbeginsel In de internationale gemeenschap wordt het territorialiteitsbeginsel alom erkend als voornaamste grond voor het vestigen van rechtsmacht. 55 Het is bij uitstek een uiting van de soevereiniteit van staten op hun eigen grondgebied. Positief houdt dit beginsel in dat de strafwet van een staat van toepassing is op feiten die binnen de landsgrenzen worden begaan. Omgekeerd betekent dit dat gedragingen die niet strafbaar zijn gesteld, straffeloos zijn op het grondgebied van de betreffende staat. Het houdt negatief in dat de strafwet niet van toepassing is op handelingen die buiten zijn grondgebied zijn begaan, anders dan bij wijze van uitzondering. 56 Naast de staatssoevereiniteit zijn er nog andere gronden die het territorialiteitsbeginsel rechtvaardigen. Zo wordt de rechtsorde geschonden op de plaats waar het strafbare feit plaatsvindt en bevordert het beginsel een doeltreffende strafrechtspleging. Het actieve nationaliteitsbeginsel Het actieve nationaliteitsbeginsel bepaalt dat een staat rechtsmacht uitoefent over strafbare feiten die door zijn eigen onderdanen in het buitenland gepleegd worden. Het beginsel laat zich in de eerste plaats rechtvaardigen door staatssoevereiniteit; een staat heeft het recht om over de gedragingen van zijn onderdanen te waken, ook als deze zich in het buitenland bevinden. Klassieke voorbeelden zijn bigamie, mensensmokkel en sekstoerisme. 57 Een andere grondslag is dat straffeloosheid wordt voorkomen voor onderdanen die zich in het buitenland hebben schuldig gemaakt aan strafbare feiten, en vervolgens in hun eigen land niet kunnen worden uitgeleverd wegens hun nationaliteit. 58 Bovendien heeft ook de verdachte zelf belang bij dit beginsel, omdat hij op grond ervan in zijn eigen land terecht kan staan en zijn straf kan ondergaan. 59 Hij kan dan immers in een voor hem bekende omgeving en volgens de nationale procedurele regels zijn rechtszaak ondergaan, daarbij niet gehinderd door taalbarrières. Het passieve personaliteitsbeginsel Op grond van het passieve personaliteitsbeginsel kan een staat delicten strafbaar stellen die buiten de eigen landsgrenzen worden begaan tegen de belangen van de eigen onderdanen. 60 Het beginsel heeft als doel de eigen onderdanen in het buitenland te beschermen en de 55 Jagla 2007, p Van Sliedregt, Sjöcrona & Orie 2008, pp De Hullu 2006, p Jagla 2007, p Van Sliedregt, Sjöcrona & Orie 2008, p Jagla 2007, p

22 nationaliteit van de dader doet dus niet terzake. Het beginsel is omstreden, omdat ten tijde van het strafbare feit niet vaststaat dat de verdachte de nationaliteit van zijn slachtoffer kent. Daarnaast is het beginsel een uiting van gebrek aan vertrouwen in de wetgeving en handhaving van die vreemde staat ten aanzien van buitenlanders op zijn grondgebied. Indien het feit ter plaatse niet strafbaar is gesteld, wordt er middels dit beginsel bovendien een inbreuk gemaakt op de interne soevereiniteit van de betreffende staat. 61 Het beschermingsbeginsel Aan bepaalde nationale belangen wordt zo een grote waarde gehecht, dat aantasting ervan strafbaar wordt gesteld ongeacht waar of door wie het geschiedt. Dit gebeurt op grond van het beschermingsbeginsel. Uit de aard van dit beginsel vloeit voor dat het gaat om slechts een beperkt aantal delicten. Te denken valt aan delicten die de onafhankelijkheid en de territoriale integriteit aantasten, alsook misdrijven die de veiligheid van de staat, de politieke structuur of de economische stabiliteit in gevaar brengen. 62 Het universaliteitsbeginsel Sommige rechtsgoederen zijn van zodanig groot belang dat de gehele internationale gemeenschap er belang bij heeft dat ze worden beschermd. Strafbare feiten die zich hiertegen richten, worden daarom aangeduid als delicta iuris gentium. Te denken valt aan delicten als volkerenmoord, slavenhandel, oorlogsmisdaden en terroristisch geweld. Het universaliteitsbeginsel biedt staten in dergelijke gevallen een grondslag voor rechtsmacht. Deze grondslag is het meest verreikend van allemaal; het doet niet terzake waar (territorialiteit), door wie (actieve personaliteit) en tegen wie (passieve personaliteit) het feit is gepleegd en er hoeven evenmin specifieke nationale belangen van de staat te worden geraakt (bescherming). De enige omstandigheden waarbij wordt aangeknoopt zijn het internationale karakter van het strafbare feit en de aanwezigheid van de verdachte op het eigen territoir van de staat. Tussen de onderscheiden aanknopingspunten voor rechtsmacht bestaat geen algemeen geldende rangorde. Ieder land kan autonoom zijn rechtsmacht bepalen, waardoor ruime internationale bevoegdheidsregels kunnen leiden tot overlapping en pluraliteit van fora. 61 Van Sliedregt, Sjöcrona & Orie 2008, p Van Sliedregt, Sjöcrona & Orie 2008, p

23 Vanzelfsprekend wordt de kans op een positief rechtsmachtconflict vergroot naarmate een misdrijf een meer internationaal karakter draagt. 2.5 Terugblik Het ne bis in idem-beginsel is een fundamenteel rechtsbeginsel dat zijn oorsprong vindt in de Oudheid. Tegenwoordig is het verbod op dubbele vervolging in bijna alle nationale rechtsstelsels verankerd en wordt het beschermd in diverse verdragen. Van oudsher zijn de uitlegging en de toepassing van het beginsel sterk nationaal bepaald en kunnen per rechtssysteem aanzienlijk verschillen. Een verklaring hiervoor kan worden gevonden in de verschillende inzichten die aan het beginsel ten grondslag liggen. Kort samengevat zijn deze uitgangspunten dat een rechtszaak op een zeker moment afgesloten moet zijn, dat de verdachte moet worden beschermd tegen voortdurende hinder en stress door de veel grotere machtsmiddelen van de staat en dat moet voorkomen worden dat een verdachte wordt schuldig bevonden terwijl hij in werkelijk onschuldig is. Indien een juridisch feitencomplex meerdere jurisdictionele aanknopingspunten biedt, kan er zich een positief rechtsmachtconflict voordoen. Dat houdt in dat meerdere staten rechtsmacht claimen, bijvoorbeeld op grond van het territorialiteitsbeginsel of het actieve nationaliteitsbeginsel. Hier ontstaat dan het risico dat een verdachte in verschillende landen wordt vervolgd ten aanzien van één en hetzelfde feitencomplex. Het ne bis in idem-beginsel dient de verdachte hiertegen te beschermen. Echter, in veruit de meeste landen is de werking van het ne bis in idem-beginsel beperkt tot de eigen nationale rechtsorde en wordt slechts in beperkte mate erkenning verleend aan buitenlandse strafrechtelijke gewijsden. Het ontbreekt dus aan een verplichting tot transnationale toepassing van het verbod op dubbele vervolging. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat het strafrecht bij uitstek een domein is waar de nationale soevereiniteit geldt. Van oudsher bepalen staten eenzijdig in hoeverre zij gevolg wensen te geven aan de uitkomst van een buitenlandse procedure; zij achten het niet wenselijk dat de mogelijkheid tot vervolging wordt belemmerd door een buitenlands vonnis. Binnen de Europese Unie zijn door het wegvallen van de binnengrenzen niet alleen legale grensoverschrijdende activiteiten toegenomen, maar ook de grensoverschrijdende criminaliteit. Personen die zijn betrokken bij grensoverschrijdende misdrijven lopen het risico op meervoudige vervolging in meerdere lidstaten. De wijze waarop er binnen de EU met deze problematiek wordt omgegaan, vormt het kernthema van het volgende hoofdstuk. 22

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867) 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen 16 Uitleveringswet 15 maart 1874 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Rechtsmachtrecht Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd Misdrijven buiten het grondgebied van het Rijk gepleegd Territorialiteitsbeginsel

Nadere informatie

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 16 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek

Nadere informatie

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom INHOUD Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 14 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 15 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van

Nadere informatie

ius sanguinis principe geen probleem naturalisatie soms problematisch vb Nottebohm zaak (IG, 1955) [Liechtenstein-Guatemala]

ius sanguinis principe geen probleem naturalisatie soms problematisch vb Nottebohm zaak (IG, 1955) [Liechtenstein-Guatemala] 1 Jurisdictie Personele Jurisdictie (19 november 2003) 2 Nationaliteit Nationaal aspect Iedere staat bepaalt vrij 2 principes worden meestal toegepast ius sanguinis ius soli vb België: Wetboek van de Belgische

Nadere informatie

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Inhoudstafel Nationaal Strafwetboek (extracten)... 15 Artikelen 6-14 V.T. Wetboek van Strafvordering (extract)... 17 Wetboek van Strafvordering (extracten)... 23 Artikelen 11 en 873 Gerechtelijk Wetboek

Nadere informatie

Verkorte inhoudsopgave

Verkorte inhoudsopgave Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige

Nadere informatie

De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering

De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering Een vergelijking en kritische evaluatie in het licht van het beginsel van wederzijdse erkenning V.H. Hoofdstuk I Inleiding 1 Doelstelling 2 Afbakening

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 1 juli 2009 (03.07) (OR. en) 11457/09 DROIPE 53 COPE 120 OTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten

Nadere informatie

Samenvatting. HET NE BIS IN IDEM-BEGINSEL IN DE RECHTSORDE VAN DE EUROPESE UNIE Een conceptuele en jurisprudentiële analyse HET PROBLEEM

Samenvatting. HET NE BIS IN IDEM-BEGINSEL IN DE RECHTSORDE VAN DE EUROPESE UNIE Een conceptuele en jurisprudentiële analyse HET PROBLEEM Samenvatting HET NE BIS IN IDEM-BEGINSEL IN DE RECHTSORDE VAN DE EUROPESE UNIE Een conceptuele en jurisprudentiële analyse HET PROBLEEM De dynamiek van het Europese integratieproces stelt vaak nieuwe eisen

Nadere informatie

Samenvatting: het ne bis in idem beginsel in de rechtsorde van de Europese Unie, een conceptuele en jurisprudentiële analyse

Samenvatting: het ne bis in idem beginsel in de rechtsorde van de Europese Unie, een conceptuele en jurisprudentiële analyse Samenvatting: het ne bis in idem beginsel in de rechtsorde van de Europese Unie, een conceptuele en jurisprudentiële analyse Het probleem De dynamiek van het Europese integratieproces stelt vaak nieuwe

Nadere informatie

UITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND?

UITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND? UITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND? W.R. Jonk, mr R. Malewicz en mr G.P. Hamer 1 Op 1 januari 2004 had het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel 2 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd

Nadere informatie

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2006 (01.12) (OR. en) 15445/1/06 REV 1 COPEN 119 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 15115/06 COPEN 114 nr. Comv.: COM(2005) 91 def.

Nadere informatie

Samenvatting. Aanleiding voor het onderzoek

Samenvatting. Aanleiding voor het onderzoek Samenvatting Aanleiding voor het onderzoek Het nationale bestuursrecht is van oudsher verbonden met het territorialiteitsbeginsel. Volgens dat beginsel is een autoriteit alleen bevoegd op het grondgebied

Nadere informatie

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2632 Advies IS - Irak Datum 3 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper Op

Nadere informatie

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Oudemanhuispoort 4-6 1012 CN Amsterdam Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 5252833 Interventie Syrië Datum 29 augustus 2013 Opgemaakt

Nadere informatie

8658/15 dui/pw/mt 1 DG D 2B

8658/15 dui/pw/mt 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 8 mei 2015 (OR. en) 8658/15 COPEN 115 EUROJUST 93 EJN 42 NOTA van: d.d.: 14 april 2015 aan: Betreft: Mevrouw Anne Vibe Bengtsen, attaché Juridische Zaken, Permanente

Nadere informatie

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen Toelichting Deze uitgave bundelt de voornaamste, voor België relevante beleidsdocumenten en nationale en multilaterale regelgeving inzake internationaal en Europees strafrecht. Bijzondere aandacht is gegeven

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 FEBRUARI 2019 P.18.0793.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.0793.N B A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Sven De Baere, advocaat bij de balie Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 11.3.2014 COM(2014) 158 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van

Nadere informatie

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME 2012 1 2012 STAATSBLAD VAN DE REPUBLIEK SURINAME WET van 29 oktober 2012, houdende goedkeuring van de toetreding van de Republiek Suriname tot de International Convention for the Suppression of the Financing

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 176

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 176 42 (1995) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1995 Nr. 176 A. TITEL Protocol betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk tot het Akkoord tussen het Koninkrijk der

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord / 9. Inleiding / 11

Inhoudsopgave. Voorwoord / 9. Inleiding / 11 Inhoudsopgave Voorwoord / 9 Inleiding / 11 1 Het toepasselijke recht op de internationale arbeidsovereenkomst / 13 1.1 Inleiding / 13 1.2 Rome I-Verordening en het EVO-Verdrag / 13 1.3 Arbeidsovereenkomst

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74 eil UE RAAD VA DE EUROPESE U IE PUBLIC Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74 OTA van: aan: nr. Comv.: Betreft: het voorzitterschap

Nadere informatie

INHOUD. Voorwoord bij de eerste editie... v. Hoofdstuk 1. Inleiding tot het internationaal en Europees strafrecht... 1

INHOUD. Voorwoord bij de eerste editie... v. Hoofdstuk 1. Inleiding tot het internationaal en Europees strafrecht... 1 INHOUD Voorwoord bij de eerste editie............................................ v Hoofdstuk 1. Inleiding tot het internationaal en Europees strafrecht................... 1 1. Begripsomschrijving................................................

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/02/2015

Datum van inontvangstneming : 23/02/2015 Datum van inontvangstneming : 23/02/2015 Vertaling C-25/15-1 Zaak C-25/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 januari 2015 Verwijzende rechter: Budapest Környéki Törvényszék

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4 INITIATIEF - ADDENDUM van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Slowaakse, de Britse en de Duitse

Nadere informatie

Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken

Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken Paul Ponsaers 1 1. De EU is niet enkel een economische, politieke en sociale gemeenschap, maar evenzeer een waardengemeenschap.

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 INITIATIEF van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Slowaakse, de Britse en de Duitse delegatie d.d.:

Nadere informatie

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2637 Advies Luchtaanvallen IS(IS) Datum 24 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/12/2017

Datum van inontvangstneming : 28/12/2017 Datum van inontvangstneming : 28/12/2017 Samenvatting C-646/17-1 Zaak C-646/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/04/2017

Datum van inontvangstneming : 07/04/2017 Datum van inontvangstneming : 07/04/2017 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 23. 11. 2016 ZAAK C-115/17 een voordeel verband houdende met de uitvoer te verkrijgen en de zeven andere verdachten

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 juli 999 (07.09) (OR. en) 0456/99 LIMITE DROIPEN 5 RESULTAAT BESPREKINGEN van : de Groep Materieel Strafrecht d.d. : 9 juli 999 nr. vorig doc. : 9966/99 DROIPEN 4

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 616 Wet van 13 december 2000 tot herziening van een aantal strafbepalingen betreffende ambtsmisdrijven in het Wetboek van Strafrecht alsmede

Nadere informatie

Afdeling I. Algemene beginselen van Unierecht en de relatie met het HGEU 11. Afdeling III. Onderzoeksvragen, onderzoeksdoelstelling en beperkingen 17

Afdeling I. Algemene beginselen van Unierecht en de relatie met het HGEU 11. Afdeling III. Onderzoeksvragen, onderzoeksdoelstelling en beperkingen 17 IX Onderzoeksopzet 1 Hoofdstuk 1. Achtergrond 3 Hoofdstuk 2. Probleemstelling 7 Afdeling I. Academisch debat 7 Afdeling II. Eigen bijdrage academisch debat 9 Hoofdstuk 3. Onderzoeksvragen en -methodologie

Nadere informatie

A8-0165/ AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

A8-0165/ AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 28.9.2016 A8-0165/ 001-045 AMENDEMENTEN 001-045 ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken Verslag Dennis de Jong A8-0165/2015 Rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.10.2017 COM(2017) 606 final 2017/0265 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa

Nadere informatie

Memorie van toelichting. 1. Inleiding

Memorie van toelichting. 1. Inleiding Uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 685 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten

Nadere informatie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

A. Begrip en aard van het Internationaal Publiekrecht

A. Begrip en aard van het Internationaal Publiekrecht A. Begrip en aard van het Internationaal Publiekrecht Dit hoofdstuk is een inleiding op het internationaal publiekrecht. Er wordt ingegaan op de geschiedenis van het internationaal publiekrecht, de elementen

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING

Samenvatting SAMENVATTING SAMENVATTING In de verhoudingen tussen de lidstaten van de Europese Unie is de rechtsfiguur overlevering in de plaats getreden van de rechtsfiguur uitlevering. In dit proefschrift heb ik onderzocht in

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ1 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Tekst van de artikelen 33 tot en met 37 met toelichting

Tekst van de artikelen 33 tot en met 37 met toelichting EUROPESE CONVENTIE SECRETARIAAT Brussel, 2 april 2003 (03.04) (OR. fr) CONV 650/03 NOTA van: aan: Betreft: het Praesidium de Conventie Het democratisch leven van de Unie Deel I van de Grondwet, Titel VI:

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 maart 2003 (31.03) (OR. en, it ) 7814/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0270 (CNS) LIMITE DROIPEN 21

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 maart 2003 (31.03) (OR. en, it ) 7814/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0270 (CNS) LIMITE DROIPEN 21 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 26 maart 2003 (31.03) (OR. en, it ) PUBLIC 7814/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0270 (CNS) LIMITE DROIPEN 21 NOTA van: de Italiaanse delegatie aan: het

Nadere informatie

Inleiding. Geen one size fits all

Inleiding. Geen one size fits all Kabinetsreactie op advies nr. 27 van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) inzake aansprakelijkheid van internationale organisaties Inleiding In december 2015 heeft het kabinet

Nadere informatie

32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken

32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken 32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid Nr. 5 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 26 april 2012 Mede namens de Staatssecretaris

Nadere informatie

gelet op artikel 63, eerste alinea punt 3 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 63, eerste alinea punt 3 van het EG-Verdrag, P5_TA(2002)0591 Verblijfstitel met een korte geldigheidsduur * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de verblijfstitel met een korte

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 16.12.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0171/2012, ingediend door Klaus Träger (Duitse nationaliteit), over verschillende

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 9 maart 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 9 maart 2006 * VAN ESBROECK ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 9 maart 2006 * In zaak C-436/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 35 EU, ingediend door het Hof van Cassatie (België)

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 5578 Arrest nr. 181/2013 van 19 december 2013 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Grondwettelijk

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

EERBIEDIGING VAN DE GRONDRECHTEN IN DE UNIE

EERBIEDIGING VAN DE GRONDRECHTEN IN DE UNIE EERBIEDIGING VAN DE GRONDRECHTEN IN DE UNIE De rechtsgrondslag voor de grondrechten op EU-niveau is lange tijd voornamelijk gelegen geweest in de verwijzing in de Verdragen naar het Europees Verdrag tot

Nadere informatie

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2 Raad van de Europese Unie Brussel, 21 mei 2019 (OR. en) 9116/19 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: JAI 490 COPEN 200 CYBER 153 DROIPEN 79 JAIEX 75 ENFOPOL 229 DAPIX 177 EJUSTICE 63 MI

Nadere informatie

Richtsnoeren voor het beleid van de EU ten aanzien van derde landen inzake de doodstraf

Richtsnoeren voor het beleid van de EU ten aanzien van derde landen inzake de doodstraf Richtsnoeren voor het beleid van de EU ten aanzien van derde landen inzake de doodstraf I. IEIDING i) De Verenigde Naties hebben de aanwending van de doodstraf aan strenge voorwaarden onderworpen, onder

Nadere informatie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Zaak C-540/03 Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Immigratiebeleid - Recht van minderjarige kinderen van onderdanen van derde landen op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Bescherming

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 FEBRUARI 2009 P.08.1742.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.08.1742.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE GENT, eiser, I tegen M J V, beklaagde, gedetineerd, verweerder. II J L C, beklaagde,

Nadere informatie

1 Inleiding recht. 1.1 Inleiding. 1.2 Omschrijving en doel

1 Inleiding recht. 1.1 Inleiding. 1.2 Omschrijving en doel 1 Inleiding recht 1.1 Inleiding Wie het jeugdrecht wil leren kennen, moet iets weten over het recht in het algemeen. Daarom in dit hoofdstuk een korte introductie in het recht met een definitie van recht,

Nadere informatie

POLITIËLE EN JUSTITIËLE STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE EUROPESE UNIE. Welk evenwicht tussen vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid?

POLITIËLE EN JUSTITIËLE STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE EUROPESE UNIE. Welk evenwicht tussen vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid? POLITIËLE EN JUSTITIËLE STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE EUROPESE UNIE Welk evenwicht tussen vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid? JOHAN MEEUSEN GERT STRAETMANS (eds.) Dit boek kwam tôt stand met

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Voeging ad informandum in strafzaken

Voeging ad informandum in strafzaken Voeging ad informandum in strafzaken A.A. Franken Gouda Quint BV (S. Gouda Quint - D. Brouwer en Zoon) Arnhem 1993 Inhoudsopgave Gebruikte afkortingen IX 1. Introductie 1.1 Het begin van de voeging ad

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat Samenvatting door een scholier 1842 woorden 10 november 2010 5,4 12 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi Hoofdstuk 2: Geen willekeur,

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 204 26 027 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het

Nadere informatie

Inhoud LIJST VAN VEELGEBRUIKTE AFKORTINGEN 15 VOORWOORD 21 HOOFDSTUK 1 HOOFDSTUK 2. Geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht DRUKKLAAR.

Inhoud LIJST VAN VEELGEBRUIKTE AFKORTINGEN 15 VOORWOORD 21 HOOFDSTUK 1 HOOFDSTUK 2. Geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht DRUKKLAAR. 5 Inhoud LIJST VAN VEELGEBRUIKTE AFKORTINGEN 15 VOORWOORD 21 HOOFDSTUK 1 Inleiding 25 1.1 Het beginsel van vertrouwelijkheid tussen advocaat en cliënt 25 1.2 Recente maatschappelijke ontwikkelingen 26

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014 Datum van inontvangstneming : 18/03/2014 Vertaling C-650/13-1 Zaak C-650/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 december 2013 Verwijzende rechter: Tribunal d instance de Bordeaux

Nadere informatie

Europees Arrestatiebevel

Europees Arrestatiebevel Europees Arrestatiebevel Managementgegevens over de periode: Het jaar 009 Inhoudsopgave Gevraagde wettelijke gegevens op basis van artikel 70 van de Overleveringswet pagina. Het aantal ontvangen EAB's

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Resolutie van de Raad betreffende de beveiliging van de bijeenkomsten

Nadere informatie

Nederlandse instrumenten van internationale rechtshulp in strafzaken

Nederlandse instrumenten van internationale rechtshulp in strafzaken Nederlandse instrumenten van internationale rechtshulp in strafzaken in verdragen, resoluties, aanbevelingen, wetten, richtlijnen en circulaires 2e bijgewerkte en herziene druk verzameld en ingeleid door

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/09/2017

Datum van inontvangstneming : 21/09/2017 Datum van inontvangstneming : 21/09/2017 Vertaling C-513/17-1 Zaak C-513/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 22 augustus 2017 Verwijzende rechter: Amtsgericht Köln (Duitsland)

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 DECEMBER 2015 P.13.2082.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.2082.N YAHOO! Inc., met zetel te CA 94089 Sunnyvale (Verenigde Staten van Amerika), First Avenue 701, beklaagde, eiseres, met als

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 APRIL 2015 F.14.0045.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.14.0045.N G. D. G., eiser, met als raadsman mr. Michel Maus, advocaat bij de balie te Gent, met kantoor te 9052 Zwijnaarde, Bollebergen

Nadere informatie

Proeftoets E2 havo

Proeftoets E2 havo Proeftoets E2 havo 5 2016 1. Een verdachte kan te maken krijgen met een aantal personen en instanties. Wat is de juiste volgorde? A. 1. de politie 2. de rechter 3. de officier van justitie. B. 1. de officier

Nadere informatie

Internationaal en Europees Recht. Een verkenning van grondslagen en kenmerken Wouter G. Werner Ramses A. Wessel

Internationaal en Europees Recht. Een verkenning van grondslagen en kenmerken Wouter G. Werner Ramses A. Wessel Internationaal en Europees Recht Een verkenning van grondslagen en kenmerken Wouter G. Werner Ramses A. Wessel Inhoudsopgave Voorwoord v HFDST i Internationaal recht en internationale samenleving 1.1 Inleiding

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 FEBRUARI 2011 P.10.1335.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1335.N 1. D. L. M. D., beklaagde, 2. D. A., civielrechtelijk aansprakelijke partij, 3. T. D., civielrechtelijk aansprakelijke partij,

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Inleiding recht

Samenvatting Maatschappijleer Inleiding recht Samenvatting Maatschappijleer Inleiding recht Samenvatting door M. 714 woorden 27 oktober 2016 0 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Inleiding Recht Wat is recht Recht geheel van overheidsregels Komen

Nadere informatie

Internationale justitiële samenwerking in strafzaken. Gert Vermeulen

Internationale justitiële samenwerking in strafzaken. Gert Vermeulen Internationale justitiële samenwerking in strafzaken Gert Vermeulen Begrip en afbakening Begrip inter-statelijke samenwerking vreemd huwelijk van recht en politiek Afbakening politiële samenwerking douanesamenwerking

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/44879 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Oerlemans, Jan-Jaap Title: Investigating cybercrime Issue Date:

Nadere informatie

Prof.mr. P.H.Kooijmans

Prof.mr. P.H.Kooijmans Prof.mr. P.H.Kooijmans Internationaal publiekrecht in vogelvlucht Vierde druk Wolters-Noordhoff Groningen Inhoud 1 Wat is intemationaal publiekrecht? 13 Deel 1 Het recht van coexistentie 19 2 De bronnen

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 297

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 297 66 (2003) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2004 Nr. 297 A. TITEL Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika; Washington

Nadere informatie

5,7. Begrippenlijst door F. 972 woorden 17 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer. Paragraaf 1:

5,7. Begrippenlijst door F. 972 woorden 17 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer. Paragraaf 1: Begrippenlijst door F. 972 woorden 17 maart 2013 5,7 9 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Thema's maatschappijleer Paragraaf 1: Recht: iets kunnen of mogen volgens de wet Maatschappelijke gedragsregel:

Nadere informatie

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Art. 1. Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende Staten. 2 larcier

Nadere informatie