Samenvatting: het ne bis in idem beginsel in de rechtsorde van de Europese Unie, een conceptuele en jurisprudentiële analyse
|
|
- Maurits Willems
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Samenvatting: het ne bis in idem beginsel in de rechtsorde van de Europese Unie, een conceptuele en jurisprudentiële analyse Het probleem De dynamiek van het Europese integratieproces stelt vaak nieuwe eisen aan aloude nationale rechtsbeginselen. Het beginsel ne bis in idem, de regel die een tweede vervolging voor een feit waarover reeds onherroepelijk door een rechter is beslist verbiedt, is daar een voorbeeld van. Hoewel de uitlegging en toepassing van dit fundamentele rechtsbeginsel van oudsher sterk nationaal is bepaald, kan deze inmiddels niet meer los worden gezien van de rechtsontwikkeling binnen de juridische kaders van de Europese Unie, de Raad van de Europa, en het Schengen-acquis. Door het toegenomen belang van justitiële samenwerkings- en erkenningsmodaliteiten binnen de Europese Unie, alsmede door de invoering van een gedecentraliseerd systeem van mededingingstoezicht, is het belang van het ne bis in idem beginsel voor de EUrechtsorde de afgelopen jaren sterk toegenomen. Aan deze Europese invulling van het ne bis in idem beginsel ligt echter geen eenduidige gemeenschappelijke standaard ten grondslag. Hoewel er inmiddels wel kan worden gesproken van een gemeenschappelijke ontwikkeling in de rechtspraak van het Hof van Justitie EG en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over het ne bis in idem beginsel (waarover hieronder meer), vertonen beiden zowel samenhang als divergentie. Daarnaast dienen er bij de uitlegging en toepassing van het ne bis in idem beginsel binnen de rechtsorde van de EU verschillende bepalingen in aanmerking genomen te worden, en ook tussen deze bepalingen bestaan diverse onderlinge verschillen. De toepassing van het ne bis in idem beginsel binnen de EU rechtsorde is dan ook niet eenvormig geregeld. Er zijn in de afgelopen jaren verschillende initiatieven en voorstellen geweest, erop gericht om de positie van het ne bis in idem beginsel binnen de Europese rechtsorde te versterken. Deze hebben tot dusverre niet tot concrete maatregelen geleid, en het vraagstuk van harmonisatie van de uitlegging en toepassing van het ne bis in idem beginsel binnen de rechtsorde van de EU is dan ook onverkort relevant. Deze studie
2 Deze studie stoelt op de aanname dat een van de belangrijkste problemen voor de toepassing van het ne bis in idem beginsel in de EU is dat er op belangrijke punten onduidelijkheid bestaat over de inhoud, reikwijdte en uitlegging van dit beginsel zelf. De hoofddoelstelling van het onderzoek is dan ook om op die hoofdpunten de benodigde duidelijkheid te verschaffen. Die duidelijkheid is niet alleen nodig omdat de rechters in de lidstaten in toenemende mate zullen worden geconfronteerd met vragen van ne bis in idem in situaties die binnen het toepassingsbereid van het EU recht liggen, maar ook omdat een helder uitgangspunt een noodzakelijke voorwaarde is voor het welslagen van mogelijke verdere voorstellen die erop gericht zijn om de positie van het ne bis in idem beginsel in het Europese recht te versterken. Omdat er voor het ne bis in idem beginsel geen gemeenschappelijke internationale standaard bestaat die als uitgangspunt zou kunnen dienen voor een studie als deze, wordt in hoofdstuk 2 een algemene conceptuele analyse van het ne bis in idem beginsel uitgevoerd. Het doel van deze analyse is om de inhoud, rationale, elementen, en verschillende aspecten van de reikwijdte van het ne bis in idem beginsel aan een eerste, verkennend onderzoek te onderwerpen, welk onderzoek het analytisch raamwerk zal vormen voor de rest van dit onderzoek. Alvorens de rechtspraak van de Gemeenschapsrechter over het ne bis in idem beginsel aan een kritische beschouwing te onderwerpen in hoofdstuk 4, wordt de achtergrond waarbinnen die rechtspraak tot stand is gekomen besproken in hoofdstuk 3 van deze studie. Het gaat daarbij om het landschap van de Justitiële en Politiële samenwerking tussen de lidstaten (de zogeheten Derde Pijler van de EU), en dat van het EG mededingingsrecht. Beide rechtsgebieden hebben in de afgelopen jaren aanzienlijke ontwikkelingen doorgemaakt, en een goed begrip van diverse aspecten van deze ontwikkelingen is nodig om de rechtspraak van Hof van Justitie EG en het Gerecht van Eerste Aanleg in de juiste context te kunnen bespreken. De rechtspraak van het Hof van Justitie EG en het Gerecht van Eerste Aanleg wordt besproken en geanalyseerd in hoofdstuk 4. Het ne bis in idem beginsel deed al vroeg in de geschiedenis van de Gemeenschap zijn intrede in de rechtspraak van het Hof van Justitie EG ( HvJEG ) over het Europese kartelrecht. In 1969 kwam het HvJEG in de zaak Walt Wilhelm tot de slotsom dat het ne bis in idem beginsel geen toepassing kon
3 vinden in de verhouding tussen het EG mededingingsrecht en het Duitse mededingingsrecht, omdat de beide mededingingsregimes niet hetzelfde rechtsbelang zouden dienen. 1 In vergelijkbare zin formuleerde het Hof later, in het arrest Cement een drievoudig vereiste voor de toepassing van het ne bis in idem beginsel in het Gemeenschapsrecht: dat de feiten, de overtreder en het beschermde rechtsgoed dezelfde zijn 2. Inmiddels hebben zich grote veranderingen voltrokken binnen het systeem van handhaving van het EG mededingingsrecht, en die veranderingen zouden aanleiding kunnen vormen voor een koerswijziging in de rechtspraak op dit punt. In de context van de Derde Pijler van de Unie maakte de rechtspraak van het Hof van Justitie EG over het ne bis in idem beginsel zoals neergelegd in art. 54 van het Schengen Uitvoeringsovereenkomst( SUO ) in de afgelopen jaren 3 een geheel andere ontwikkeling door. Door de vele verschillen tussen de systemen van strafrecht van de lidstaten van de Europese Unie zou een bepaling als art. 54 SUO weinig effectieve bescherming bieden, als het beschermde rechtsgoed of de juridische kwalificatie van een gedraging onder het nationale recht een rol zou spelen bij de toepassing ervan. Het Hof van Justitie EG onderkende dit probleem, en koos daarom voor een brede, feitelijke uitlegging van idem, waarbij de juridische kwalificatie van de feiten in het nationale strafrecht geen rol speelt. In hoofdstuk 5 wordt de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over het ne bis in idem beginsel zoals dat is neergelegd in art. 4 van het 7 e Protocol aan een kritische beschouwing onderworden. Deze rechtspraak heeft een moeizame ontwikkeling doorgemaakt. In de zaken die volgden op de tegenstrijdige arresten Gradinger 4 en Oliveira 5 onderzocht het Hof in toenemende mate of de bewuste delictsomschrijvingen dezelfde kernelementen ( essential elements ) vertoonden. 6 Uit de 1 Zaak 14/68, Walt Wilhelm e.a., [1969] ECR -1 2 Gevoegde zaken C-204/00 P, C-205/00 P, C-211/00 P, C-213/00 P, C-217/00 P en C-219/00 P Aalborg Portland et al v. Commissie [2004] ECR I Sinds 2003, het jaar van het arrest Gözütok en Brügge (gevoegde zaken C-187 en 385/01 [2003] ECR I- 1345). 4 Gradinger v. Oostenrijk, 23 oktober 1995 (appl.no /90) 5 Oliveira v. Zwitserland, 30 juli 1998 (appl.no /94) 6 Zie met name de arresten in de zaken Sailer v. Oostenrijk, 6 juni 2002 (appl. No /97), Göktan v. Frankrijk, 2 juli 2002, (appl. no /96), Asçi v. Oostenrijk, (ontvankelijkheid) 19 oktober 2006 (appl. no. 4483/02), Hauser Sporn v. Oostenrijk, 7 december 2006 (appl. no.37301/03), Stempfer v. Oostenrijk, 26 juli 2007 (appl. no /03) en Schutte v. Oostenrijk, 26 juli 2007 (appl. no /03).
4 rechtspraak kon echter nauwelijks met enige mate van zekerheid worden afgeleid welke criteria het Hof precies hanteerde bij het toepassen van deze norm; een mate van rechtsonzekerheid leek inherent te zijn aan de benadering die het Hof had gekozen. In het recente arrest Zolotukhin tegen Rusland 7 heeft het Hof zijn uitlegging van art. 4 van het 7 e Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens echter grondig herzien. In dat arrest heeft het Hof heeft aansluiting gezocht bij de rechtspraak van het Hof van Justitie EG over de uitlegging van art. 54 Schengen Uitvoeringsovereenkomst, en daarmee ruim baan gegeven aan de toepassing van het ne bis in idem beginsel van art. 4 van het 7 e Protocol. Deze leading case is niet alleen van belang voor de rechtspleging in de lidstaten van de Raad van Europa, maar zou ook een schaduw vooruit kunnen werpen over de uitlegging en toepassing van het ne bis in idem beginsel in het EG mededingingsrecht. In hoofdstuk 6 worden de bevindingen van de hoofdstukken 3, 4 en 5 bijeengebracht binnen het analytisch raamwerk van hoofdstuk 2, en er worden conclusies uit getrokken. Enkele van de hoofdbevindingen van deze studie worden in het hiernavolgende kort gepresenteerd. Enkele hoofdbevindingen In deze studie wordt verdedigd dat uit zowel de mensenrechtelijke aard van het ne bis in idem beginsel als uit de rechtspraak van het Hof van Justitie EG en dat van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat aan de toepassing van het ne bis in idembeginsel in de rechtsorde van de EU een gemeenschappelijke standaard ten grondslag ligt, of dient te liggen. Deze studie bestrijdt derhalve dat er op goede gronden verschillen zouden moeten of kunnen bestaan tussen de bestaande interpretaties van het de ne bis in idem-beginsel in verschillende rechtssferen, zoals door enkele auteurs wel is betoogd. 8 In deze studie wordt gesteld dat het uniforme ne bis in idem beginsel in de Gemeenschapsrechtsorde de regel is die een tweede vervolging voor een feit waarover reeds onherroepelijk door een rechter is beslist verbiedt (en derhalve niet de regel die een 7 Arrest (Grote Kamer), 10 februari 2009 Zolotukhin tegen Rusland (App. No /03) 8 Zoals bijvoorbeeld: R. Lööf, 54 CISA and the Principles of ne bis in idem, European Journal of Crime, Criminal Law and Criminal Justice 2007, p
5 tweede bestraffing verbiedt). Het verbod van dubbele vervolging (ook wel: Erledigungsprinzip) en het verbod van dubbele bestraffing (ook wel: Anrechnungsprinzip) vormen onderscheidenlijke, aanvullende rechten; het verbod van dubbele bestraffing vormt een specifieke uitdrukking van het proportionaliteitsbeginsel in het Gemeenschapsrecht, en vindt slechts dan toepassing als de verschillende voorwaarden voor de toepassing van het verbod van dubbele vervolging (derhalve: het ne bis in idem beginsel) niet zijn vervuld. Het ne bis in idem beginsel verzet zich slechts tegen een nieuwe rechtsvervolging vanaf het moment dat de uitkomst van een eerdere vervolging terzake onherroepelijk is geworden (res iudicata). Een parallelle (gelijktijdige) rechtsvervolging voor dezelfde feiten vormt dus op zichzelf nog geen inbreuk op het ne bis in idem beginsel. Wel wordt in deze studie betoogd dat de voortzetting van een parallelle vervolging, na het moment dat de uitkomst van een eerdere vervolging onherroepelijk is geworden, inbreuk zal maken op het ne bis in idem beginsel zodat verschillende gelijktijdige procedures doorgaans uiteindelijk zullen resulteren in een inbreuk op het beginsel, indien ze worden voortgezet. In deze studie wordt onder meer betoogd dat het (objectieve) toepassingsbereik van het Gemeenschapsrechtelijke ne bis in idem beginsel wordt bepaald door het toepassingsbereik van het Gemeenschapsrecht als zodanig, en derhalve niet door het rechtsgoed dat het Gemeenschapsrecht of het nationale recht beoogt te beschermen. 9 In het algemeen zijn de lidstaten gebonden aan de Gemeenschapsrechtelijke beginselen zoals ne bis in idem en het proportionaliteitsvereiste voor zo ver zij handelen within the scope of Community law. 10 Echter, niet elke dubbele toepassing van een norm van Gemeenschapsrecht zal strijd met het ne bis in idem beginsel opleveren; in deze studie wordt betoogd dat hiervoor tevens vereist is dat de toepassing van de betreffende norm van Gemeenschapsrecht voor de lidstaten dwingend voorgeschreven is. Indien het de lidstaten immers vrijstaat een strengere norm te hanteren (zoals bijvoorbeeld het geval is bij minimum-harmonisatie), zou hieruit logischerwijze volgen dat de lidstaten ook in de 9 Hoewel het één indirect ook weer met het ander samenhangt. 10 Case 5/88, Wachauf [1989] ECR 2609.
6 gelegenheid gesteld moeten worden om die strengere norm te handhaven, desnoods door een tweede vervolging in te stellen. Uit de rechtspraak van zowel het Hof van Justitie EG als het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (de zogeheten Engel-criteria) komt voldoende duidelijk naar voren dat het ne bis in idem beginsel doorgaans toepassing zal vinden in die onderdelen van het Gemeenschapsrecht, die punitief van aard zijn, waaronder is begrepen het EG mededingingsrecht. Voor de toepassing van het Gemeenschapsrechtelijke ne bis in idem beginsel komen niet alleen onherroepelijke rechterlijke beslissingen in aanmerking, maar ook andere finale beslissingen die een einde maken aan een vervolging, waaronder begrepen schikkingen en leniency in het EG mededingingsrecht. Voor de toepassing van het verbod van dubbele bestraffing geldt deze vereiste (die van een onherroepelijke beëindiging van de eerdere vervolging) niet onverkort, omdat het geen vereiste vormt voor de toepassing van het proportionaliteitsbeginsel in het Gemeenschapsrecht, waar het verbod van dubbele bestraffing een uitdrukking van vormt. Algemeen wordt aangenomen dat er een onderscheid gemaakt kan worden tussen objectieve feiten, en de feiten zoals die zijn neergelegd in de delictsomschrijving (de juridische kwalificatie van de feiten), voor de toepassing van het ne bis in idem beginsel. In deze studie wordt de juistheid van die stelling bestreden. Er wordt betoogd dat het niet goed mogelijk is om een zuiver onderscheid te maken tussen die twee, althans in het kader van een juridische procedure, omdat de achterliggende mogelijkheid van de latere juridische kwalificatie van bepaalde feiten in een procedure al in een zeer vroeg stadium een filterfunctie gaat vervullen. Door deze filterfunctie wordt de eigenlijke historische gebeurtenis onherroepelijk vervormd, en dit proces is in het kader van een juridische procedure onontkoombaar. Deze vervorming brengt onder meer ook het risico van een onterechte veroordeling met zich, en dient daarom tot het minimum beperkt te worden. Indien er een tweede vervolging plaatsvindt, betekent dit dat het risico van een onacceptabele mate van vervorming van de historische gebeurtenis toeneemt, en alleen al om deze reden is het ne bis in idem beginsel van fundamenteel belang voor de rechtspleging.
7 Hieruit volgt ook dat voor de toepassing van het ne bis in idem beginsel de nadruk altijd zoveel mogelijk gelegd moet worden op de vraag of de objectieve, historische feiten, voor zover die nog bepaalbaar zijn, dezelfde (idem) zijn, en de juridische kwalificatie van die feiten zoveel mogelijk buiten beschouwing gelaten dienen te worden gehouden. Een benadering waarbij de juridische kwalificatie van de feiten een rol speelt zal onvermijdelijk tot een grotere mate van rechtsonzekerheid leiden. Deze benadering komt naar voren in de rechtspraak van het Hof van Justitie EG over art. 54 SUO en -sinds kort- ook in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, maar (nog?) niet in de rechtspraak van het Hof van Justitie EG en het Gerecht van Eerste Aanleg in mededingingszaken. Tenslotte is het ne bis in idem beginsel niet absoluut, en dat zou ook niet wenselijk zijn. Er zijn doorgaans in het nationale recht uitzonderingen op het beginsel mogelijk in geval van nieuw bewijs, of fundamentele gebreken in de rechtsgang. Art. 4 lid 2 van het 7 e Protocol van het EVRM geeft wel een dergelijke uitzonderingsmogelijkheid waar deze in het Gemeenschapsrecht en in de SUO ontbreekt. In deze studie wordt gesteld dat een dergelijke uitzonderingsmogelijkheid wel degelijk nodig is, zowel in het Gemeenschapsrecht als in de Derde Pijler, en dat hiertoe maatregelen genomen dienen te worden.
Samenvatting. HET NE BIS IN IDEM-BEGINSEL IN DE RECHTSORDE VAN DE EUROPESE UNIE Een conceptuele en jurisprudentiële analyse HET PROBLEEM
Samenvatting HET NE BIS IN IDEM-BEGINSEL IN DE RECHTSORDE VAN DE EUROPESE UNIE Een conceptuele en jurisprudentiële analyse HET PROBLEEM De dynamiek van het Europese integratieproces stelt vaak nieuwe eisen
jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.
Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra
The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag
Inhoudstafel. Opzet van het onderzoek en centrale onderzoeksvraag... 21
xi Voorwoord bij de Reeks Grondslagen van het Fiscaal Recht. i Préface à la Collection Fondements de Droit Fiscal iii Woord vooraf v Avant-propos vii Dankwoord ix Afkortingen 1 Deel I Inleiding 7 Hoofdstuk
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese
EG en grondrechten. grondrechtenbescherming
EG en grondrechten prof.mr. M.c. Burkens mr. H.R.B.M. Kummeiing (red.) Gevolgen van de Europese integratie voor de nationale grondrechtenbescherming Met bijdragen van: prof.mr. M.C. Burkens mr. H.R.B.M.
BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat
EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 11.3.2014 COM(2014) 158 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van
ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 9 maart 2006 *
VAN ESBROECK ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 9 maart 2006 * In zaak C-436/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 35 EU, ingediend door het Hof van Cassatie (België)
wet aangenomen, maar ratificatie nog niet bekendgemaakt
Brussel, 23 Mei 2001 Bijna zes jaar nadat de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (de BFB-overeenkomst) werd opgesteld, werkt het ontbreken van
Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie
Zaak C-540/03 Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Immigratiebeleid - Recht van minderjarige kinderen van onderdanen van derde landen op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Bescherming
OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures
RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 1 juli 2009 (03.07) (OR. en) 11457/09 DROIPE 53 COPE 120 OTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten
Date de réception : 16/12/2011
Date de réception : 16/12/2011 Vertaling C-560/11-1 Zaak C-560/11 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 november 2011 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale di
Het Verdrag van Amsterdam in werking. Prof. mr. R. Barents
Het Verdrag van Amsterdam in werking Prof. mr. R. Barents Kluwer - Deventer - 1999 DEEL1. HET VERDRAG VAN AMSTERDAM Hoofdstuk 1. Van Maastricht naar Amsterdam 3 1. Inleiding 3 2. De Europese verdragen
Gevoegde zaken C-18 0/98 C-184/98. P. Pavlov e.a. tegen Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten
Gevoegde zaken C-18 0/98 C-184/98 P. Pavlov e.a. tegen Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten (verzoek van het Kantongerecht te Nijmegen om een prejudiciële beslissing) Verplichte deelneming in
Datum van inontvangstneming : 06/03/2017
Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum
Hof van Cassatie van België
5 FEBRUARI 2019 P.18.0793.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.0793.N B A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Sven De Baere, advocaat bij de balie Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Verzoek tot het geven van een prejudiciële beslissing in de
Verzoek tot het geven van een prejudiciële beslissing in de zin van artikel 177 van het E.E.G.-Verdrag, vervat in de beschikking van de Tariefcommissie te Amsterdam van 14 augustus 1962, in het rechtsgeding
HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE
HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE Het Hof van Justitie van de Europese Unie is een van de zeven instellingen van de EU. Zij omvat twee rechtscolleges: het Hof van Justitie en het Gerecht. Het Hof
9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A
Raad van de Europese Unie Brussel, 19 mei 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0190 (CNS) 9317/17 JUSTCIV 113 NOTA van: aan: het voorzitterschap nr. vorig doc.: WK 5263/17 Nr. Comdoc.: 10767/16
Zaak T-205/99. Hyper Srl tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
Zaak T-205/99 Hyper Srl tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Douanerechten Invoer van televisietoestellen uit India Ongeldige certificaten van oorsprong Verzoek tot kwijtschelding van invoerrechten
HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE
HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE Het Hof van Justitie van de Europese Unie is een van de zeven instellingen van de EU. Zij omvat drie rechtscolleges: het Hof van Justitie, het Gerecht en het Gerecht
Datum van inontvangstneming : 06/11/2015
Datum van inontvangstneming : 06/11/2015 Vertaling C-524/15-1 Zaak C-524/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 1 oktober 2015 Verwijzende rechter: Tribunale di Bergamo (Italië)
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2011 COM(2011) 911 definitief 2011/0447 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese
Vertaling C-291/13-1. Zaak C-291/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Eparchiako Dikastirio Lefkosias (Cyprus)
Vertaling C-291/13-1 Zaak C-291/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 27 mei 2013 Verwijzende rechter: Eparchiako Dikastirio Lefkosias (Cyprus) Datum van de verwijzingsbeslissing:
EUROPEES PARLEMENT Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken ONTWERPVERSLAG
EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 20.1.2014 2014/2006(INI) ONTWERPVERSLAG over evaluatie van de rechtspleging met betrekking tot het strafrecht
2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:
'"Sr "- AANTEKENEN Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Datum Referentie Betreft beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (08/00041) op het hoger beroep
Verkorte inhoudsopgave
Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige
9337/16 rts/pau/as 1 DG D 2A
Raad van de Europese Unie Brussel, 27 mei 2016 (OR. en) 9337/16 NOTA I/A-PUNT van: aan: de Groep e-recht (e-justitie) EJUSTICE 86 JUSTCIV 130 DROIPEN 97 JAIEX 51 het Comité van permanente vertegenwoordigers
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2011 COM(2011) 915 definitief 2011/0450 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese
ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 juli 2007 *
ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 juli 2007 * In zaak C-367/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 35 EU, ingediend door het Hof van Cassatie (België) bij arrest
Onbezoldigde stage bij de directie Europees recht van de FOD Buitenlandse Zaken Presentatie
Onbezoldigde stage bij de directie Europees recht van de FOD Buitenlandse Zaken Presentatie Marie Jacobs Liesbet Van den Broeck (september 2016) 1 Onbezoldigde stage bij de directie Europees recht van
EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie
EUROPEES PARLEMENT 1999 2004 Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie 25 juli 2001 WERKDOCUMENT over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Gemeenschapsoctrooi (COM(2000)
BIJLAGE. bij. Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 20.12.2017 COM(2017) 830 final ANNEX 1 BIJLAGE bij Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot aanvulling van het Besluit van de Raad van 22 mei 2017 waarbij machtiging wordt
VERSLAG VAN DE COMMISSIE
NL VERSLAG VAN DE COMMISSIE over de stand van de werkzaamheden in verband met de richtsnoeren betreffende staatssteun en diensten van algemeen economisch belang 1. DOEL VAN DIT VERSLAG In zijn conclusies
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 INITIATIEF van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Slowaakse, de Britse en de Duitse delegatie d.d.:
ARREST VAN HET HOF 11 februari 2003 *
ARREST VAN 11. 2. 2003 GEVOEGDE ZAKEN C-187/01 EN C-385/01 ARREST VAN HET HOF 11 februari 2003 * In de gevoegde zaken C-187/01 en C-385/01, betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 35 EU van
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 17.11.2017 COM(2017) 666 final 2017/0300 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake het standpunt dat namens de Unie in het Gemengd Comité EU-Zwitserland moet worden
Afdeling I. Algemene beginselen van Unierecht en de relatie met het HGEU 11. Afdeling III. Onderzoeksvragen, onderzoeksdoelstelling en beperkingen 17
IX Onderzoeksopzet 1 Hoofdstuk 1. Achtergrond 3 Hoofdstuk 2. Probleemstelling 7 Afdeling I. Academisch debat 7 Afdeling II. Eigen bijdrage academisch debat 9 Hoofdstuk 3. Onderzoeksvragen en -methodologie
ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *
ARREST VAN 28. 5.1998 ZAAK C-3/97 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 * In zaak C-3/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Court of Appeal Criminal Division,
Vrijwilligerswerk bij de directie Europees recht van de FOD Buitenlandse Zaken - Presentatie
Vrijwilligerswerk bij de directie Europees recht van de FOD Buitenlandse Zaken - Presentatie Jacobs Marie (december 2014) 1 Vrijwilligerswerk bij de directie Europees recht van de FOD Buitenlandse Zaken
Zaak T-228/97. Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
Zaak T-228/97 Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Artikel 86 EG-Verdrag (thans artikel 82 EG) Machtspositie en collectieve machtspositie Misbruik Geldboete" Arrest van het Gerecht
VERKORTE INHOUDSOPGAVE
VERKORTE INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF... v HOOFDSTUK 1. FUNDAMENTELE BEGINSELEN VAN DE COMMUNAUTAIRE RECHTSORDE... 1 A. De EG is een constitutionele rechtsgemeenschap... 1 B. De voorrang van het Europees
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT. overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 11.4.2016 COM(2016) 214 final 2012/0011 (COD) MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking
Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20488 holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20488 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Haar, Beryl Philine ter Title: Open method of coordination. An analysis of its
POLITIËLE EN JUSTITIËLE STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE EUROPESE UNIE. Welk evenwicht tussen vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid?
POLITIËLE EN JUSTITIËLE STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE EUROPESE UNIE Welk evenwicht tussen vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid? JOHAN MEEUSEN GERT STRAETMANS (eds.) Dit boek kwam tôt stand met
15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2006 (01.12) (OR. en) 15445/1/06 REV 1 COPEN 119 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 15115/06 COPEN 114 nr. Comv.: COM(2005) 91 def.
BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau
COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau Conclusie van de Avocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/6) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000
De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering
De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering Een vergelijking en kritische evaluatie in het licht van het beginsel van wederzijdse erkenning V.H. Hoofdstuk I Inleiding 1 Doelstelling 2 Afbakening
BIJLAGE. bij MEDEDELING VAN DE COMMISSIE. EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2016 C(2016) 8600 final ANNEX 1 BIJLAGE bij MEDEDELING VAN DE COMMISSIE EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing NL NL Bijlage Administratieve procedures
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1 BEGELEIDENDE NOTA van: de heer V. SKOURIS, Voorzitter van het Hof van Justitie d.d.: 4 februari 2008 aan: de heer
Verkort aangehaalde literatuur 15
Verkort aangehaalde literatuur 15 1 Begrip en aard van het internationaal publiekrecht 17 1.1 Inleiding 17 1.2 Geschiedenis 19 1.3 Omschrijving 22 1.3.1 Algemene omschrijving 22 1.3.2 Het internationale
GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE WERKING VAN HET NETWERK VAN MEDEDINGINGSAUTORITEITEN
GEZAMEIJKE VERKLARING VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE WERKING VAN HET NETWERK VAN MEDEDINGINGSAUTORITEITEN "1. De vandaag vastgestelde verordening betreffende de uitvoering van de mededingingsregels
Arrest Toshiba: toepassing ne bis in idembeginsel
Mededinging Arrest Toshiba: toepassing ne bis in idembeginsel in kartelzaken Mr. G. Oosterhuis en mr. A.M. Huijts* Het te bespreken arrest betreft prejudiciële vragen gesteld door de regionale rechtbank
*** ONTWERPAANBEVELING
EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 2011/0431(APP) 3.9.2012 *** ONTWERPAANBEVELING over het ontwerp van besluit van de Raad tot vaststelling van
De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige
POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
200907796/1/V2. Datum uitspraak: 7 juli 2010 Raad van State AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving
ϕ1 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de
Inhoud LIJST VAN VEELGEBRUIKTE AFKORTINGEN 15 VOORWOORD 21 HOOFDSTUK 1 HOOFDSTUK 2. Geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht DRUKKLAAR.
5 Inhoud LIJST VAN VEELGEBRUIKTE AFKORTINGEN 15 VOORWOORD 21 HOOFDSTUK 1 Inleiding 25 1.1 Het beginsel van vertrouwelijkheid tussen advocaat en cliënt 25 1.2 Recente maatschappelijke ontwikkelingen 26
1. Werkzaamheden van het Gerecht Aanhangig gemaakte, afgedane, aanhangige zaken ( ) 1
. Werkzaamheden van het Aanhangig gemaakte, afgedane, aanhangige zaken (2005 2009) 200 000 800 600 400 200 0 Aanhangig gemaakte zaken Afgedane zaken Aanhangige zaken Aanhangig gemaakte zaken 469 432 522
Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue
Zaak C-524/04 Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]
vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 201104354/1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Date de réception : 18/10/2011
Date de réception : 18/10/2011 Resumé C-463/11-1 Zaak C-463/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof
Datum van inontvangstneming : 14/06/2013
Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Vertaling C-258/13-1 Zaak C-258/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 mei 2013 Verwijzende rechter: Varas Cíveis de Lisboa (Portugal)
Werking van de EEG richtlijn produktenaansprakelijkheid
Werking van de EEG richtlijn produktenaansprakelijkheid H. G. Schermers* Artikel 12 van het EEG-Verdrag bepaalt dat "de lid-staten zich er van onthouden" onderling nieuwe in- en uitvoerrechten in te voeren.
EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN
EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 19.12.2007 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1374/2002, ingediend door Petros Tselepidis, (Griekse nationaliteit), namens de "Vereniging
Inhoudstafel. Deel I De fiscale strafvervolging naar Belgisch recht
fisc.strafvervolging.book Page v Friday, January 20, 2006 4:15 PM v Dankwoord...............................................i Voorwoord............................................... iii Ten geleide: doelstelling
(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).
ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 APRIL 1980. UNA COONAN TEGEN INSURANCE OFFICER. (" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 17.9.2018 COM(2018) 642 final 2018/0333 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Europees
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 8.7.2015 C(2015) 4538 final GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 8.7.2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de
De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging
EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging
PUBLIC. Brussel, 8 november 2010 (12.11) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE /10 Interinstitutioneel dossier: 2007/0267 (CNS) LIMITE FISC 129
Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE PUBLIC Brussel, 8 november 2010 (12.11) (OR. en) 15578/10 Interinstitutioneel dossier: 2007/0267 (CNS) LIMITE FISC 129 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het
PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275
Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) 13967/03 LIMITE PUBLIC JUSTCIV 208 TRANS 275 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité burgerlijk recht (algemene vraagstukken)
Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda
1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj
Een verkenning van de grondslagen van het ne bis in idem beginsel in het Belgisch belastingrecht
Een verkenning van de van het ne bis in idem beginsel in het Belgisch belastingrecht Prof. dr. Anne Van de Vijver 17 november 2015 Overzicht Inleiding - Probleemstelling: dubbele belasting - Rechtstheoretisch
The Consumer Benchmarks in the Unfair Commercial Practices Directive B.B. Duivenvoorde
The Consumer Benchmarks in the Unfair Commercial Practices Directive B.B. Duivenvoorde The Consumer Benchmarks in the Unfair Commercial Practices Directive B.B. Duivenvoorde Proefschrift, 2014 Centre for
De toenemende invloed van het Handvest op het auteursrecht AIPPI. woensdag 11 maart 2015
De toenemende invloed van het Handvest op het auteursrecht AIPPI woensdag 11 maart 2015 1 Quaedvlieg 2006 Het lijkt geen goed idee dat iedere individuele rechter in ieder individueel geval een eigen afweging
5 extra opgaven bij Europees Recht, een inleiding
5 extra opgaven bij Europees Recht, een inleiding Opgave 1 (gebaseerd op zaak C-235/03) De vennootschap QDQ Media SA (hierna: QDQ Media ) heeft bij de rechtbank van Barcelona een verzoek ingediend tot
EUROPESE UNIE Communautair Bureau voor Plantenrassen
EUROPESE UNIE Communautair Bureau voor Plantenrassen BESLUIT VAN DE RAAD VAN BESTUUR VAN HET COMMUNAUTAIR BUREAU VOOR PLANTENRASSEN van 25 maart 2004 inzake de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr.
Nieuwe initiatieven om octrooirechtspraak te Europeaniseren
Nieuwe initiatieven om octrooirechtspraak te Europeaniseren European Patent Litigation Agreement (EPLA) Verordening inzake het Gemeenschapsoctrooi Huidige situatie Octrooien zijn beschermingstitels met
Kern van het internationaal publiekrecht
Kern van het internationaal publiekrecht Andre Nollkaemper Tweede druk Boom Juridische uitgevers Den Haag 2005 Inhoud LljSt van aikortingen Verkort aangehaalde literatuur Deel 1: Kernbegrippen XV XVIII
Herziening regelgevend kader bescherming persoonsgegevens (uitgebreide samenvatting)
Herziening regelgevend kader bescherming persoonsgegevens (uitgebreide samenvatting) Inleiding De Richtlijn bescherming persoonsgegevens van 1995 was een mijlpaal in de geschiedenis van de dataprotectie,
Stellingname van het Hof
ADVIES UITGEBRACHT KRACHTENS ARTIKEL 228 EEG-VERDRAG Stellingname van het Hof De ontvankelijkheid van het verzoek om advies 1 De Ierse regering en de regering van het Verenigd Koninkrijk, maar ook de Deense
Datum van inontvangstneming : 02/06/2015
Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Samenvatting C-186/15 1 Zaak C-186/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering
Samenvatting. Aanleiding voor het onderzoek
Samenvatting Aanleiding voor het onderzoek Het nationale bestuursrecht is van oudsher verbonden met het territorialiteitsbeginsel. Volgens dat beginsel is een autoriteit alleen bevoegd op het grondgebied
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
EUROPESE COMMISSIE Brussel, XXX [ ](2013) XXX draft MEDEDELING VAN DE COMMISSIE EUROPESE COMMISSIE Ontwerpmededeling van de Commissie inzake overeenkomsten van geringe betekenis die de mededinging niet
Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie
Vaak gestelde vragen over het Hof van Justitie van de Europese Unie WAAROM EEN HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE (HVJ-EU)? Om Europa op te bouwen hebben een aantal staten (thans 28) onderling verdragen
ECLI:NL:RBBRE:2011:5319
ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging
PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 9 juli 2004 (14.07) (OR. en) 11091/04 Interinstitutioneel dossier: 2004/001 (COD) LIMITE
Conseil UE RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 9 juli 2004 (4.07) (OR. en) PUBLIC 09/04 Interinstitutioneel dossier: 2004/00 (COD) LIMITE JUSTCIV 99 COMPET 3 SOC 337 CODEC 874 OTA van: het voorzitterschap
Informatie over de follow-up van de onder kenmerk CHAP(2013)01917 geregistreerde klachten
Informatie over de follow-up van de onder kenmerk CHAP(2013)01917 geregistreerde klachten De Europese Commissie heeft talrijke klachten ontvangen over mogelijk misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten
Datum van inontvangstneming : 07/08/2014
Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)
Het Belgisch una via-model in fiscale strafzaken
Het Belgisch una via-model in fiscale strafzaken Een vervolging en een beteugeling langs één weg? Ragheno Business Park, Motstraat 30, 2800 Mechelen tel. 0800 40 300 fax 0800 17 529 www.kluwer.be info@kluwer.be
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 1167 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE
Instelling. Onderwerp. Datum
Instelling The Bright Side Newsletter n 23 Bright Advocaten www.b-right.be Onderwerp Verbod op verkoop met verlies in strijd met het Europees recht Datum 22 april 2013 Copyright and disclaimer De inhoud
MEDEDELING AAN DE LEDEN
EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 16.12.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0171/2012, ingediend door Klaus Träger (Duitse nationaliteit), over verschillende
EUROPESE CONVENTIE SECRETARIAAT. Brussel, 13 maart 2003 (17.03) (OR. en) CONV 620/03 CONTRIB 277
EUROPESE CONVENTIE SECRETARIAAT Brussel, 13 maart 2003 (17.03) (OR. en) CONV 620/03 CONTRIB 277 BEGELEIDENDE NOTA van: het secretariaat aan: de Conventie Betreft: Bijdrage van de heren Alfonso Dastis en
Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom
COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)
Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153
Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867) 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen 16 Uitleveringswet 15 maart 1874 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering
Zaak C-377/98. Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie
Zaak C-377/98 Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie Nietigverklaring Richtlijn 98/44/EG Rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen Rechtsgrondslag Artikel
PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74
eil UE RAAD VA DE EUROPESE U IE PUBLIC Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74 OTA van: aan: nr. Comv.: Betreft: het voorzitterschap
ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 december 1997*
ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 december 1997* In zaak C-309/96, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Pretura circondariale di Roma, sezione distaccata di Tivoli,