M.e.r. beoordelingsnotitie M.A.C.E.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "M.e.r. beoordelingsnotitie M.A.C.E."

Transcriptie

1 M.e.r. beoordelingsnotitie M.A.C.E. Mei 2015

2 M.e.r. beoordelingsnotitie M.A.C.E. Initiatiefnemer: Elsendorpseweg 28a 5424TC te Elsendorp Contactpersoon: F. Meulenmeesters Locatie: De Quayweg 8 Kadastrale gegevens: Gemeente: Wanroij Sectie: m Nummer(s): 687 & 688 Opgesteld door: D. Derks Postbus AH Deurne tel Mei 2015

3 Inhoud 1. Inleiding Algemeen Projectgegevens... 6 Activiteit... 6 Plaats activiteit... 6 Tijd Motivering van de activiteit Aanleiding... 8 Doel... 8 Aard, omvang en productieproces van de activiteit... 9 Afhandeling klachten Effecten op het milieu Emissies naar de lucht Geur Ammoniak en stikstofoxide Stofemissie...14 Geluid...16 Bodem...17 Geomorfologie...18 Energie...19 Gezondheid Ruimtelijke ordening Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)...25 Provinciaal beleid Structuurvisie 2010 partiële herziening Verordening ruimte...27 Gemeentelijke beleid Structuurvisie gemeente Sint Anthonis Bestemmingsplan Buitengebied Overig beleid Nieuwe Meststoffenwet

4 6.2. Verordening dierlijke bijproducten Best beschikbare technieken Water Verkeer en parkeren Ecologie Archeologie en cultuurhistorie Externe veiligheid...51 Bijlage I Milieutekening Bijlage II NER/luchtkwaliteitsonderzoek Bijlage III Achtergrondgeurbelasting Bijlage IV Akoestisch onderzoek Bijlage V Business case M.A.C.E Bijlage VI Landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteit Bijlage VII Huidig bouwvlak / fictief bouwvlak Bijlage IIX HNO-Tool Bijlage IX Verkeersrapport Bijlage X Flora- en Fauna onderzoek Bijlage XI Extern Veiligheidsrapport Bijlage XII Calamiteitenplan

5 1. Inleiding In het kader van het Besluit milieueffectrapportage 1994, (categorie D18.1 van de bijlage van het Besluit m.e.r.) geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht voor het oprichten, wijzigen of uitbreiding van een installatie voor de verwijdering van afval, anders dan bedoeld onder D18.3, D18.6 of D18.7, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een installatie met een capaciteit van 50 ton per dag of meer. Het behandelen van mest zoals dat bij M.A.C.E. gebeurt, wordt door het bevoegd gezag als activiteit in het kader van de M.e.r.-richtlijn en derhalve ook in het kader van het Besluit milieuefffectrapportage gekwalificeerd als het verwijderen van afvalstoffen. Aangezien M.A.C.E. een omgevingsvergunning vraagt voor de verwerking van ton ruwe drijfmest per jaar, wordt de drempelwaarde van 50 ton per dag overschreden en dient er een m.e.r. beoordeling plaats te vinden. Na het besluit omtrent deze m.e.r. beoordelingsnotitie, zal er eventueel een Mer-procedure doorlopen worden. Na de m.e.r. beoordelingsnotitie of Mer-procedure zal de Omgevingsvergunning aangevraagd worden voor de activiteiten Milieu, Bouwen, Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening en Water brengen in een oppervlaktewaterlichaam. Gezien de procedure die doorlopen moet worden inzake het ruimtelijke spoor (Handelen in strijd met regel ruimtelijke ordening) is de aanvraag en in dit rapport omschreven aard en omvang van de activiteit, tevens de maximaal mogelijke variant. Deze m.e.r.-beoordelingsnotitie dient als hulpmiddel bij de besluitvorming door het bevoegd gezag op de aan te vragen Omgevingsvergunning. 5

6 2. Algemeen 2.1. Projectgegevens Plaats activiteit: Initiatiefnemer: De Quayweg 8 te Landhorst Kadastraal bekend als: Gemeente Wanroij Sectie M Nummers 688 & 687 (gedeeltelijk) (M.A.C.E.) Elsendorpseweg 28a 5424TC te Elsendorp M.A.C.E. staat voor Minerale Afzet Coöperatie Elsendorp en is ontstaan uit een samenwerkingsverband van vier boeren in De Peel die daarmee zijn gestart in september Daaruit is op 11 oktober 2009 de coöperatie opgericht. Op 2 juli 2010 is M.A.C.E. ingeschreven bij KvK met als doel verwerking en verwaarden van overschot mest van de leden. Inmiddels hebben ruim 200 leden zich aangesloten bij M.A.C.E.. De aangesloten boeren hebben een contract met M.A.C.E. waarin is opgenomen hoeveel ton ruwe drijfmest zij jaarlijks leveren. Gezamenlijk hebben zij voor ruim ton ruwe drijfmest ingeschreven Activiteit De hoofdopzet van het plan is om op de locatie aan De Quayweg 8 te Landhorst een mest be- /verwerking installatie op te richten, om circa kubieke meter ruwe drijfmest te verwerken. De te verwerken mest is afkomstig van agrarische bedrijven uit de directe omgeving (straal van circa 12 km) van de planlocatie. Op de betreffende locatie wordt ruwe drijfmest verwerkt tot producten met een nuttige toegevoegde waarde zoals mineralencompost, vloeibare (kunst)mest (ammoniumsulfaat) en schoon water. Daarnaast worden de producten dusdanig behandeld dat deze exportwaardig zijn waardoor ze buiten de Nederlandse landbouw afgezet kunnen worden. Op deze wijze draagt de coöperatie bij aan de doelstelling om de regionale mestmineralenproductie in balans te brengen met de regionale opnamecapaciteit van deze mineralen. Hiermee draagt de coöperatie uiteraard ook bij aan de landelijke doelstelling om de totale mestmineralenproductie in balans te brengen met de opnamecapaciteit Plaats activiteit De planlocatie aan de Quayweg 8 te Landhorst is gelegen in het buitengebied van de gemeente Sint Anthonis op een afstand van circa respectievelijk meter van de kernen Landhorst en Venhorst. Kadestraal is de planlocatie bekend als gemeente Wanroij, sectie M en nummer 688 en voor een gedeelte nummer 687. Onderstaande figuur geeft de topografische ligging van de planlocatie weer. 6

7 Figuur 1 Locatie mest be- /verwerking station 2.4. Tijd Na onherroepelijk worden van de vergunning zal zo spoedig mogelijk gestart worden met de bouw, waarna men binnen één jaar de installatie in werking wenst te hebben. Deze installatie zal voor onbepaalde tijd in uitvoering zijn. 7

8 3. Motivering van de activiteit 3.1. Aanleiding Op dit moment is de aan- en afvoer van mest hoofdzakelijk een distributiezaak. Via transporten worden mestmineralen onbehandeld in zowel vloeibare als vaste vorm gedistribueerd vanaf de producenten naar de afnemers. Maatschappelijke wensen met betrekking tot het in balans brengen van de mestmineralenproductie en afzet, in combinatie met geldende wet- en regelgeving vragen echter om een andere aanpak van het mestmineralenvraagstuk. Hierbij moet gedacht worden aan het be- en verwerken van mestmineralen tot producten als mineralencompost, vloeibare (kunst)mest en schoon water. Het doel van deze mineralentransitie is om middels omzetting de mest tot waarden te brengen waardoor het mogelijk is de mineralen grotendeels buiten de Nederlandse landbouw af te kunnen zetten. Binnen de inrichting wordt het product ruwe drijfmest dusdanig bewerkt dat deze een toegevoegde waarde krijgt voor de afnemers. De te be-/verwerken mest zal worden aangetrokken van veehouderijbedrijven uit de nabije omgeving van Landhorst. Deze veehouderijbedrijven zijn lid van M.A.C.E., dit is een collectief van circa 200 veehouders. Figuur 2 Topografische kaart van de omgeving (straal van 12 km) rondom De Quayweg Doel Het doel van M.A.C.E. is om centraal mest te behandelen zodat er een effluent geproduceerd wordt dat van een zodanige kwaliteit is, dat het direct op het oppervlaktewater geloosd kan worden. Anderzijds wordt er gestreefd naar het terugwinnen van zoveel mogelijk nutriënten en mineralen uit deze mest. In plaats van mest als afvalstof te zien, zal het worden bewerkt tot een product met toegevoegde waarde, welke kan worden afgezet buiten de Nederlandse landbouw. Bijkomend voordeel is dat bij de 8

9 toeleverende veehouderijen milieuwinst wordt bereikt doordat op deze locaties minder mest wordt opgeslagen en er geen mestverwerking plaatsvindt op bedrijfsniveau. Het mestverwerkingsproces kan verdeeld worden in drie fasen: voorscheiding, waarbij de vaste deeltjes uit de mest worden gehaald, en nascheiding, waarbij de vloeibare fractie gezuiverd wordt tot schoon loosbaar water en een vloeibare (kunst)mest (ammoniumsulfaat). Daarnaast wordt de vaste mest nog middels compostering verder bewerkt tot een product met toegevoegde waarde Aard, omvang en productieproces van de activiteit Het gehele (mestverwerkings) proces bestaat uit diverse stappen. Hieronder worden deze stappen en bijbehorende uitgangsgegevens zo nauwkeurig mogelijk beschreven. In de milieutekening (bijlage I) is aangegeven waar de verschillende stappen binnen de inrichting plaatvinden. Aanvoer zwavelzuur / ruwe drijfmest Ruwe drijfmest Op jaarbasis wordt er vanuit de leden van de M.A.C.E ton ruwe drijfmest per as aangevoerd (36 ton per vrachtwagen). De aanbiedende veehouderijbedrijven liggen in een straal van circa 12 km om de voorgenomen inrichting. De bemonstering van de vracht vindt, volgens het bemonsteringsprotocol, automatisch plaats tijdens het laden op de veehouderijbedrijven. Elke vracht wordt bij aankomst bij de M.A.C.E. gewogen op een geijkte weegbrug en administratief gecontroleerd. De mest wordt vanuit de vrachtwagen gelost in de inpandig geplaatste mestbunker. Er zijn in totaal drie losplaatsen voor het lossen van de ruwe drijfmest, zodoende kunnen er drie vrachtauto s tegelijkertijd lossen. In verband met geluid vindt het lossen van de vrachtauto s inpandig plaats. Daarentegen blijven, in verband met praktische overwegingen, de deuren gedurende de dag periode (wanneer het lossen van ruwe drijfmest plaatsvindt) geopend. Bij de losplaats is een hogedrukspuit/stoomcleaner aanwezig zodat een vrachtwagen en/of de losplaats, indien noodzakelijk, gereinigd kan worden. Zwavelzuur Het zwavelzuur wordt aangevoerd per as (36 ton per vrachtwagen). Deze vrachtwagen wordt gelost in de loods waar ook de ruwe drijfmest wordt gelost. Opslag ruwe drijfmest / zwavelzuur Ruwe drijfmest Vanuit losplaats wordt de ruwe drijfmest via een gesloten buizensysteem overgepompt naar één van de drie inpandig geplaatste mestbunkers. Deze mestbunkers hebben elk een inhoud van m 3. Vanuit de opslagbunkers wordt de mest verpompt via een gesloten buizensysteem naar de schroefpersen in de mestverwerkingsloods. Tijdens het transport van de mest naar de schroefpersen gaat de mest door een zeef, waardoor mestvreemde delen (stenen, touw, kunststof, etc.) uit de mest worden verwijderd. Zwavelzuur Vanuit de losplaats wordt zwavelzuur via een gesloten buizensysteem overgepompt naar één van de twee opslagtanks. De opslagtanks hebben elk een inhoud van 35 m 3. Deze tanks zijn dubbelwandig uitgevoerd en voorzien van een lekbak. 9

10 Mestscheiding De eerste stap in het scheidingsproces betreft het verwijderen van de vaste fractie middels drie schroefpersen. Deze drie schroefpersen hebben een gezamenlijk capaciteit van 70 m 3 /h. Er ontstaat dan een dikke fractie en een vloeibaar gedeelte (dunne fractie). De dikke fractie wordt getransporteerd naar de opslagplaats (onder de schroefpersen) voor vaste mest. In de dunne fractie afkomstig van de schroefpers zit nog ca. 2 á 3% droge stof. Deze dunne fractie wordt nogmaals gescheiden middels twee zeefbandpersen, hierbij wordt geen gebruik gemaakt van hulpstoffen. Bij een dunne fractie met een droge stof percentage van 2 á 3% hebben deze twee persen gezamenlijk een capaciteit van 60 m 3 /h. Hiermee wordt het percentage droge stof in de dunne fractie verlaagd tot 1 %. Beide scheidingprocessen zijn een continu proces, welke alleen zal worden onderbroken ten behoeve van reiniging en onderhoud van de installatie. De vaste fractie welke uit de zeefbandpers komt wordt ook getransporteerd naar de opslagplaats (onder de zeefbandpersen) voor de vaste fractie. Van de ton/jaar ruwe drijfmest wordt in deze fase ca ton/jaar als vaste fractie (30-32% droge stof) eruit gehaald. Deze vaste fractie wordt tijdelijk opgeslagen en verder verwerkt in het composteringsproces. Naast de vaste fractie blijft er ca ton/jaar dunne fractie over. Deze dunne fractie wordt tezamen met het spuiwater uit de luchtwasser en het concentraat uit de reverse osmose tijdelijk opgeslagen in een opslagbunker van m 3. Na opslag wordt de dunne fractie verder verwerkt in de verdamper, stripper en omgekeerde osmose. Verdampen Vanuit de buffertank wordt de dunne fractie naar één van de twee verdampingsinstallatie gepompt. Gezamenlijk hebben beide verdampers een capaciteit van 52 m 3 /h. Verdamping is de belangrijkste stap in het gehele proces. Een verdamper is een statisch en continue proces, waarbij de dunne fractie (inclusief het spuiwater uit de luchtwasser) wordt ingedampt met behulp van mechanische damprecompressie. De verdamper bestaat uit ca. 15 km buizen waar de dunne fractie een vrij val in krijgt. Tussen deze buizen wordt stoom gepompt, waardoor de dunne fractie verdampt tot een waterdamp. In de verdamper komt de dunne fractie niet in contact met de stoom. De laatste vaste delen in de dunne fractie vallen naar beneden en worden daar opgevangen, dit betreft een stroperige substantie ( ton/jaar). Deze stroperige substantie wordt toegevoegd aan de vaste fractie uit de eerste scheidingsstap (mestscheiding). De stoom welke nodig is voor dit proces wordt geleverd vanuit een stoomgenerator welke ca. 2,2 ton stoom op lage druk kan produceren. Door dit verdampingsproces en de daarbij horende hoge temperaturen is de dunne fractie direct gehygiëniseerd waarmee het is ontdaan van ziektekiemen en bacteriën. De damp die ontstaat bestaat uit water (H 2 O) en ammoniak (NH 3 ) en wordt via een gesloten systeem doorgezet naar de stripper waar deze verder wordt verwerkt. Om problemen van druk of temperatuur te vermijden, wordt de verdamper onder vacuüm gehouden. Doordat de verdamper onder vacuüm wordt gezet verlaagt het kookpunt van de stoom en dat reduceert het energiegebruik. Het verdampingsproces is een continu proces, welke alleen zal worden onderbroken ten behoeve van reiniging en onderhoud van de installatie. Stripper De stripper zorgt voor een verdere scheiding van de damp uit de verdamper. Deze stripper heeft een capaciteit van 52 m 3 /h. Door de damp te destilleren en daarna te wassen met zwavelzuur wordt de ammoniak gebonden en omgezet in ammoniumsulfaat (NH 3 ) 2S0 4, welke tijdelijk wordt opgeslagen in een opslagbunker met een inhoud van 400 m³. Tijdens het strippen ontstaat er een hoeveelheid ammoniumsulfaat van ca ton/jaar. Dit ammoniumsulfaat wordt afgevoerd en/of toegevoegd aan de vaste fractie tijdens het 10

11 composteringsproces. Het strippersproces is een continu proces, welke alleen zal worden onderbroken ten behoeve van reiniging en onderhoud van de installatie. Aan de uitgang van de stripper, is het overgebleven water zo schoon dat het in principe kan worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Vanuit het Waterschap Aa en Maas wordt bij mestverwerkingsinstallaties, ten aanzien van antibiotica en resistente bacteriën, echter geëist dat het water voor lozen een reverse osmose stap en/of vergelijkbare installatie heeft doorlopen. Gezien er momenteel geen toetsingskader is waarmee aangetoond kan worden dat de verdamper met stripper een vergelijkbare installatie betreft, wordt het water voor lozing eerst door een reverse osmose installatie geleid. Reverse osmose Het water uit de stripper wordt voor lozing door een reverse osmose installatie geleid. Voordat het water bij de reverse osmose installatie komt wordt het tijdelijk opgeslagen in een 50 m 3 buffertank. De omgekeerde osmose installatie, met een capaciteit van 50 m 3 /h, bestaat uit een aantal semipermeabele membranen die alleen water doorlaten. Door druk op het proceswater uit te oefenen wordt allereerst de natuurlijke osmotische druk opgeheven. Bij een druk hoger dan de natuurlijke osmotische druk wordt het water component van het proceswater door het membraan geperst. De vloeistof die achterblijft (niet door de filters geperst kan worden) wordt concentraat genoemd. Gezien het water uit de stripper zeer schoon is, is de hoeveelheid concentraat zeer beperkt. Deze beperkte hoeveelheid concentraat wordt toegevoegd aan de dunne fractie (na mestscheiding) en gaat daarmee opnieuw door de verdamper en stripper. Vanuit de reverse osmose wordt het water afgevoerd naar het oppervlaktewater. Dit af te voeren water wordt constant gemonitord, waardoor wordt geborgd dat er bij eventuele calamiteiten geen water meer geloosd wordt op het oppervlaktewater. Het betreft hier een hoeveelheid van ton water per jaar (± 42 m 3 /h). Compostering De vaste fractie en de stroperige substantie uit de verdampingsfase wordt voor de compostering samengevoegd (totaal ton/jaar). Deze vaste fractie wordt middels een loader in één van de vier composteringstunnels gereden. Het vullen van een tunnel duurt 2 á 3 uur. Daarnaast kan een gedeelte van de reeds gecomposteerde mest in een uitgewerkte tunnel blijven liggen. Hier wordt nieuwe vaste fractie voor de volgende tunnel batch aan toegevoegd. De reeds gecomposteerde kan de opstart van het composteringsproces bevorderen. Deze tunnels hebben een capaciteit van ca. 600 ton vaste fractie per tunnel batch. Een tunnel batch duurt 5 tot 7 dagen, waarbij de vier tunnels altijd verspreid van elkaar worden ingezet. De vier verschillende tunnels zijn dus altijd in verschillende stadia van het composteringsproces. Het composteringsproces bestaat uit drie fases. De eerste 1 á 2 dagen vindt de compostering (fase 1) plaats in een gesloten tunnel, waarbij de lucht wordt hergebruikt in de tunnel. Gedurende deze fase zal de temperatuur in de mest oplopen waarmee wordt voldaan aan de procesparameters zoals deze zijn gesteld in de verordening EG 1096/2009, waarmee het over de Nederlandse landsgrenzen vervoerd mag worden. Daarna vindt gedurende circa 1 dag nacompostering (fase 2) plaats, waarbij de mest afkoelt. De laatste 3 tot 5 dagen blijft de mest in de tunnel om te conditioneren (fase 3). Voornamelijk de duur van de laatste fase bepaald het droge stof percentage van de mest. Bij de M.A.C.E. zal de gecomposteerde mest een droge stof percentage krijgen van ca. 70%. Ten behoeve van het composteringsproces wordt er dus lucht door de te composteren vaste fractie geblazen. De benodigde hoeveelheid lucht van de vier composteringsbunkers gezamenlijk zal variëren tussen de en m 3 /h 11

12 lucht. Deze lucht wordt uit de loods gehaald, de lucht die weer uit de composteringstunnels komt in fase 2 en 3 wordt direct doorgestuurd naar de luchtwasser, of wordt (indien wenselijk) gebruikt als doorvoerlucht voor een andere tunnel. Na de compostering blijft er ton/jaar gecomposteerde mest over. Door het composteren heeft de mest tevens gezondheid technisch een hogere waarde verkregen naast de bemestingswaarde die het al heeft voor de akkerbouw. Men kan, door te sturen in het proces, het stikstof percentage in de compost aanpassen aan de wensen van de eindgebruiker. Opslag gecomposteerde mest Na compostering wordt de gecomposteerde mest middels een loader uit de tunnels gereden (duur 2 á 3 uur) en in de loods opgeslagen in afwachting van vervoer naar de eindbestemming. Er is plaats voor opslag van compost productie van circa vier weken (4.000 ton). Afvoer water / gecomposteerde mest / ammoniumsulfaat Water Voordat het water, afkomstig van de mestverwerkingsinstallatie, geloosd wordt op het oppervlaktewater, wordt het eerst in een rietvijver tijdelijk opgeslagen. Gecomposteerde mest Het overgrote deel van de gecomposteerde mest zal buiten Nederland afgezet worden. De gecomposteerde mest wordt per as (28 ton vrachtwagens) afgevoerd van het bedrijf. Gemiddeld worden er iedere dag 7 á 8 vrachten gecomposteerde mest afgevoerd. De vrachtwagens worden met de loader geladen, dit duurt ± 0,25 uur en gebeurt in de loods met gesloten deuren. Deze gecomposteerde mest heeft een zeer goede bemestingswaarde en zal ingezet worden als bodemverbeteraar. Ammoniumsulfaat De ammoniumsulfaat wordt per as (36 ton vrachtwagens) afgevoerd. Het overpompen van de ammoniumsulfaat uit de bunkers in de tankwagens vindt plaats in dezelfde loods als waar de ruwe drijfmest wordt gelost. Deze ammoniumsulfaat wordt afgezet en hergebruikt als meststof/kunstmest voor akkerland Afhandeling klachten M.A.C.E. tracht zo open mogelijk te communiceren richting de gemeente, omwonenden, omliggende bedrijven en de milieucoördinator van het bevoegd gezag (Provincie Noord-Brabant). Eventuele klachten kunnen in de toekomst worden gemeld bij de manager van de installatie (Dhr. J. Donkers / ) en of bij de voorzitter van M.A.C.E. (dhr. F. Meulenmeesters / ). Er gaat zo snel mogelijk (steeds op dezelfde dag) iemand van M.A.C.E. langs bij de klager om meer uitleg te vragen omtrent de klacht en eventueel uitleg te geven over de situatie. Daarnaast wordt er bij een binnengekomen klacht ook steeds contact opgenomen met de milieucoördinator om na te gaan of er verder nog klachten geuit worden tegen het bedrijf. Met deze aanpak hoopt het bedrijf kleine problemen snel en efficiënt te kunnen aanpakken. Indien de indiener van de klacht wenst kunnen klachten ook direct gemeld worden bij de milieucoördinator (Provincie Noord-Brabant / (073) / mkc@brabant.nl). De milieucoördinator zal in beide gevallen de klacht zo spoedig mogelijk doorzetten naar de betreffende instantie. Tevens zal de milieucoördinator deze de indiener van de klacht op de hoogte houden van de afwikkeling. Ook houdt de milieucoördinator een registratie bij van alle ingediende klachten. 12

13 4. Effecten op het milieu 4.1. Emissies naar de lucht Geur De geuremissie in de beoogde situatie wordt bepaald door de emissies vanuit de mestbunkers, de opslagloods voor de rulle fractie, het verladen van de rulle fractie en de mest be-/verwerkingsinstallaties. De geuremissie welke vrijkomt in de loods (2) wordt voordat deze de verwerkingsloods verlaat gewassen door een luchtwasser welke is voorzien van een biofilter (wortelhout), middels deze luchtwasser wordt 75% van de geur verwijderd. Deze geuremissie is in het onderzoek NER/luchtkwaliteit (bijlage II) getoetst aan de NER richtlijn. Tevens is er een onderzoek opgesteld waarin de achtergrondgeurbelasting (bijlage III) is berekend. Uit dit tweede onderzoek wordt duidelijk wat de bijdrage is qua geur, ten opzicht van de in de omgeving gelegen veehouderijbedrijven. In het onderzoek NER/luchtkwaliteit is zichtbaar dat de maximale geurbelasting plaats vindt op de woning welke is gelegen aan De Quayweg 53, deze geurbelasting betreft 0,43 OU E (H)/m 3 (98-percentiel) en 2,44 OU E (H)/m 3 (99,99-percentiel). Aan de hand hiervan kan geconcludeerd worden dat de inrichting qua geurbelasting op de omliggende woningen voldoet aan de geldende richtwaarden van 1,0 OU E (H)/m 3 (98-percentiel) 10 OU E (H)/m 3 (99,99-percentiel), welke gelden in het gemengd gebied. In de Achtergrondgeurbelasting (bijlage III) is de geurbelasting van alle veehouderijen (exclusief rundvee- en nertsenhouderijen) welke zijn gelegen binnen een straal van 4 kilometer om De Quayweg 8 berekend. Hieruit blijkt dat het achtergrondconcentratie ter plaatse van de berekende woningen varieert van 7,6 tot 29,0 OU E /m 3. De geurbelasting op de woningen waar de achtergrondbelasting hoog (>25 OU E /m 3 ) is, wordt veroorzaakt door de eigen veehouderij dan wel door een directe aangrenzende veehouderij van derden. Specifiek voor de locatie waar de M.A.C.E. de meeste invloed op heeft (De Quayweg 53) bedraagt de achtergrondbelasting 13,9 OU E /m 3. Op de kom van Landhorst en Venhorst bedraag achtergrondbelasting 11,9 en 7,6 OU E /m 3. Formeel gezien kan de geuruitstoot van de mestverwerking door M.A.C.E. niet vergeleken worden met de berekende geur afkomstig van de veehouderijen waarmee gerekend is. Indicatief kan echter wel worden gesteld dat de geurbelasting van de M.A.C.E. op de berekende woningen ten opzichte van de achtergrondconcentratie geen significante bijdrage heeft Ammoniak en stikstofoxide De ammoniakemissie vanuit de beoogde inrichting wordt bepaald door de emissie vanuit de mestbunkers, opslagloods voor de rulle fractie, het verladen van de rulle fractie en de mest be-/verwerkingsinstallaties. Uit de resultaten van het NER luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat na de 3-traps luchtwasser de luchtkwaliteit met 1,94 mg/m 3 ruim wordt voldoet aan de NER norm voor Klasse ga.3 van 30 mg/m 3. Stikstofoxiden (NOx) is de verzamelnaam voor verbindingen tussen zuurstof en stikstof. De voornaamste zijn stikstofmonoxide en stikstofdioxide. Stikstofoxiden ontstaan bij de verbranding van fossiele brandstoffen. In de huidige situatie heerst op de betreffende locatie een achtergrondconcentratie van ,0 mg/m 3. 13

14 Figuur 3 Uitsnede grootschalige concentratie kaarten (GCN) stikstofoxiden (NOx) In de beoogde situatie is er sprake van emissie van stikstofoxiden veroorzaakt door stoomketel, wegvervoer binnen de inrichting en gebruik van andere motorvoertuigen als een shovel op eigen terrein. Uit de resultaten van het NER luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat er met een emissie van 0,83 µg/m 3 op de achtergrondconcentratie geen relevante bijdrage is Stofemissie De emissie van fijnstof (PM10-2,5) kan veroorzaakt worden door onder andere verkeersbewegingen en industriële bronnen. In de beoogde situatie is enkel sprake van fijnstof emissie veroorzaakt door wegvervoer binnen de inrichting en het gebruik van motorvoertuigen als een shovel op eigen terrein. Daarnaast kunnen stookinstallaties bijdragen aan de fijnstof emissie. Gezien de aanwezige stoomketel wordt gestookt op aardgas, is deze bijdrage echter zo minimaal dat deze in de modellering verwaarloosbaar klein is. PM10 In de huidige situatie heerst op de betreffende locatie een achtergrond een concentratie van ,6 mg/m 3. 14

15 Figuur 4 Uitsnede grootschalige concentratie kaarten (GCN) Fijnstof (PM10) Uit de resultaten van de fijnstof berekening, uit het onderzoek NER/luchtkwaliteit (bijlage II), blijkt dat er een maximale stijging is van de fijnstof concentratie van 0,02 µg/m3 op de gevoelige objecten De Quayweg 53 & 55. Deze bijdrage blijft echter ruim onder de NIBM. De Wet luchtkwaliteit geeft daarnaast de volgende grenswaarden voor fijnstof (PM10): - 40 µg/m 3 als jaargemiddelde concentratie; - 50 µg/m 3 als 24-uurgemiddelde concentratie, die 35 keer per jaar mag worden overschreden. De maximale fijnstof concentratie (achtergrond incl. M.A.C.E.) op een gevoelig object (Groote Baan 1a/1b) is maximaal 25,78 µg/m 3 met een overschrijding van maximaal 11 dagen en voldoet daarmee ruim aan grenswaarden als opgenomen in de Wet luchtkwaliteit. PM2,5 In de huidige situatie heerst op de betreffende locatie een achtergrond een concentratie van mg/m 3. 15

16 Figuur 5 Uitsnede grootschalige concentratie kaarten (GCN) Fijnstof (PM2,5) Uit de resultaten van de fijnstof berekening, uit het onderzoek NER/luchtkwaliteit (bijlage II), blijkt dat er een maximale stijging is van de fijnstof concentratie van 0,02 µg/m 3 op de gevoelige objecten De Quayweg 53 & 55. De Wet luchtkwaliteit geeft een grenswaarden volgende grenswaarden voor fijnstof (PM2,5): - 25 µg/m 3 als jaargemiddelde concentratie; - 20 µg/m 3 als gemiddelde blootstellingsverplichting (GBI). Dit is een norm die op Rijksniveau wordt bewaakt en waar de Rijksoverheid voor verantwoordelijk is. De maximale fijnstof concentratie (achtergrond incl. M.A.C.E.) op een gevoelig object (De Quayweg 53 & 55) is maximaal 14,74 µg/m 3 en voldoet daarmee ruim aan grenswaarden als opgenomen in de Wet luchtkwaliteit Geluid Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door onder meer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De wet richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een huis. Het doel van de Europese richtlijn omgevingslawaai is, om op basis van prioriteiten, de schadelijke gevolgen (inclusief hinder) van blootstelling aan omgevingslawaai te vermijden, voorkomen of verminderen. Daarnaast moet de richtlijn een grondslag gaan bieden voor het ontwikkelen van Europees bronbeleid. Het gaat daarbij om eventuele aanscherping van de maximale geluidsniveaus (bronvermogens) van de belangrijkste bronnen. Hieronder vallen onder andere voertuigen, materieel voor gebruik buitenshuis en bronnen als ventilatoren 16

17 e.d. In het kader van de modernisering van het instrumentarium geluidsbeleid is per 1 januari 2007 de Wet geluidhinder gewijzigd. Het geluidsniveau L Ar,LT veroorzaakt door de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en plaatsvindende activiteiten, mag ter plaatse van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan: - 40 db(a) gedurende de dagperiode tussen uur en uur; - 35 db(a) gedurende de avondperiode tussen uur en uur; - 30 db(a) gedurende de nachtperiode tussen uur en uur. Het piekgeluidsniveau L Amax veroorzaakt door de inrichting, gemeten in meterstand fast, mag nabij gevels van woningen, niet meer bedragen dan: - 70 db(a) gedurende de dagperiode tussen uur en uur; - 65 db(a) gedurende de avondperiode tussen uur en uur; - 60 db(a) gedurende de nachtperiode tussen uur en uur. In het kader van de gewenste activiteit is een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd door M&A (bijlage IV). Dit akoestisch onderzoek zal ook deel uitmaken van de aan te vragen omgevingsvergunning. Uit dit onderzoek blijkt dat voldaan wordt (Tabel 1) aan de hierboven beschreven normen. L Ar,LT [db(a)] L Amax [db(a)] Immissiepunt dag avond nacht dag avond nacht 1. De Quayweg De Quayweg Ref. punt op 100 m N Ref. punt op 100 m O Ref. punt op 100 m W NORMERING Tabel 1 Geluiduitstraling vanuit de inrichting (bron: akoestisch onderzoek industrielawaai) Aangezien er in de huidige situatie een reguliere melkrundveehouderij is gevestigd op de locatie De Quayweg 8, zal de nieuwe ontwikkeling naar alle waarschijnlijkheid een toename veroorzaken met betrekking tot de geluidsbelasting. Vanuit het akoestisch onderzoek kan echter geconcludeerd worden dat de gewenste situatie in verband met de milieuprocedure, er geen bezwaren bestaan uit akoestisch oogpunt. Verder kan worden geconcludeerd dat ook uit oogpunt van de ruimtelijke ordening het akoestisch klimaat ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten van de inrichting aan de De Quayweg 8 te Landhorst, zowel binnen als buiten de woningen rondom de inrichting als goed betiteld kan worden Bodem Voor de aangevraagde situatie vindt er een uitbreiding plaats ten aanzien van bodembedreigende processen. Hierbij kunnen worden genoemd, de opslag van mest(stoffen). In het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Activiteitenbesluit zijn en worden er in de voorschriften bodembeschermende 17

18 maatregelen opgenomen. Voor wat betreft de opslag en vertappen van milieugevaarlijke stoffen, zoals dieselolie, afgewerkte olie en smeermiddelen, wordt er getoetst aan de NRB (Nederlandse Richtlijn Bodembescherming). De diesel wordt opgeslagen in een kiwa gecertificeerde tank, de overige oliën worden geplaatst in een lekbak. De opslagvoorzieningen voor mest worden voorzien van een vloeistofkerende vloeren. De opslagvoorziening van het zwavelzuur wordt dubbelwandig uitgevoerd, tevens worden deze twee tanks in een vloeistofdichte lekbak geplaatst. Bij het opstellen van een bestemmingsplan, een wijziging daarvan of een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of bodemverontreiniging de voorgenomen bestemming niet onmogelijk maakt of belemmert. Als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening moet tenminste middels een historisch onderzoek (HO) worden onderzocht of eventuele bodemverontreiniging een belemmering vormt. In sommige gevallen kan hiervan gemotiveerd worden afgeweken. Indien een vermoeden van verontreiniging bestaat of het HO hiertoe aanleiding geeft dient een daadwerkelijk bodemonderzoek NEN 5740 te worden uitgevoerd. Na vergunningverlening zal in eerste instantie een historisch onderzoek (HO) worden uitgevoerd en indien noodzakelijk zal daadwerkelijk een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dit zal ook noodzakelijk zijn ten behoeve van de bouwvergunning Geomorfologie Geomorfologie is de wetenschap die zich bezig houdt met het bestuderen van de vormen van het aardoppervlak. Deze tak van aardwetenschappen omvat het karakter van het reliëf, het omschrijven van de gedaante van de vormen en het onderzoek naar hun ontstaanswijze. Op een geomorfologische kaart (Figuur 6) vinden we deze aspecten dan ook terug: informatie over hoogteverschillen, genese (ontstaan) en ouderdom voor een specifiek kaartelement. Al deze elementen vormen samen patronen die het verhaal van het ontstaan en de vorming van het landschap vertellen. Figuur 6 Geomorfologische kaart 18

19 De locatie De Quayweg 8 wordt gekenmerkt door zijn ligging op Plateau (incl. horstglooiing). De geplande ontwikkelingen hebben echter geen invloed op geomorfologische toestand van de omgeving Energie Energie is een belangrijk aspect om rekening mee te houden omdat er veel aardgas nodig is voor de productie van stoom. Uiteraard hebben de vele motoren, schroeven en pompen ook nogal wat elektrisch vermogen nodig. De verdampingsinstallatie heeft een energieverbruik waar de leverancier ook een garantie voor afgeeft. Deze firma heeft wereldwijd al vele verdampingsinstallaties staan voor verschillende doeleinden. De garantie is dat de verdampingsinstallatie 52,5 ton per uur verwerkt. Waarschijnlijk zal er 1200 kwh/uur elektriciteit nodig zijn, met een garantie van maximaal 1350 kwh per uur. Voor gasverbruik zal er waarschijnlijk 1000 kwh/uur nodig zijn, met een garantie van 1500 kwh/uur. In één kuub gas zit ongeveer 9,7 kwh. Na omrekening betekent dit, dat per te verdampen ton effluent zo'n 25 kwh elektriciteit en 3 kuub aardgas nodig is. Bij doorvoer van 80% door de verdamper (dunne fractie + spuiwater luchtwasser) is dus per aangevoerde ton ruwe drijfmest 0,80x25= 20 kwh nodig en 0,08x3= 2.4 m³ aardgas. Wat betreft elektriciteit moet ook nog rekening gehouden worden met het scheidingsproces, de luchtwasser, de compostering en de overige werkzaamheden. Hiervoor wordt gerekend met 10 kwh/ton doorgevoerde mest. Dit betekent dat er in totaal x 2,4m³ = m³ aardgas en ( x 30) = kwh elektriciteit nodig is Gezondheid Ten aanzien van de volksgezondheid wordt er in deze paragraaf bekeken of en welke nadelige gevolgen de beoogde ontwikkeling met zich mee kan brengen en welke maatregelen worden getroffen om deze gevolgen te beperken. De categorieën welke hieronder worden beschreven komen voort uit de rapportage Aanvullend toetsingsinstrument, een risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij van de GGD en Brabant en Zeeland (september 2013). Dit betreffen de categorieën geur, fijnstof / endotoxinen, zoönosen, transport en Landschappelijke inpassing. Geur Geur kan verschillende gezondheidseffecten oproepen bij de mens: (ernstige) hinder, verstoring van gedrag en activiteiten en stress gerelateerde somatische gezondheidsklachten (bijvoorbeeld hoofdpijn). Het meest voorkomende en beschreven (gezondheids)effect van geur is (ernstige) hinder. De beoordeling van geur is subjectief en individueel bepaald. Hoe hinderlijk mensen een geur vinden hangt onder meer af van de aangenaamheid, de duur, frequentie en intensiteit van de geur. Ook de gewenning, het tijdstip en de vermijdbaarheid van de blootstelling spelen hierbij een belangrijke rol. Uiteraard beïnvloeden ook persoonsgebonden eigenschappen de ervaren hinder. De bron van geur binnen de inrichting betreffen de activiteiten in de loods waar de opslag van ruwe-/vastemest en de mestverwerkingsactiviteiten plaatsvinden. 19

20 Om de emissie van geur zo veel mogelijk te beperken word er op deze loods een luchtwasser geplaatst welke 75% van de geuremissie reduceert. De ventilatoren welke de luchtwasser voorzien van lucht houden tevens de loods (2) op onderdruk, waardoor de lucht afkomstig van de verwerkingsactiviteiten niet direct naar buiten treed maar via de luchtwasser wordt gewassen. Naast het aansluiten van de loods op een luchtwasser zal er getracht worden de emissie zo veel mogelijk bij de bron aan te pakken. Zo zal er zorg gedragen worden dat de vrachtwagens welke de mest vervoeren, zuiver zijn en zowel binnen als buiten de inrichting geen mest morsen. Tevens zal het erf schoon gehouden worden. Om de geuremissie op de direct omliggende woningen zo veel mogelijk te beperken wordt de luchtwasser (daar waar de lucht de loods verlaat) zo ver mogelijk van de betreffende woningen gesitueerd. De dichtstbij gelegen woning betreft De Quayweg 53 welke is gelegen op circa 170 meter van de luchtwasser. Fijnstof en endotoxinen Fijnstof is een verzamelnaam voor deeltjes in de lucht met verschillende grootte en verschillende samenstelling. De grootte van de deeltjes bepaalt waar ze in de longen terecht komen. In combinatie met de samenstelling bepaalt het tot welke effecten dat kan leiden. Hierbij geldt dat hoe kleiner de stofdeeltjes, hoe dieper zij kunnen doordringen in de longen en hoe schadelijker ze zijn. Het fijnstof in de lucht is deels van natuurlijke oorsprong, zoals bodemstof, zeezout en plantenmateriaal, en deels als gevolg van activiteiten door menselijk handelen, zoals roetdeeltjes, bandenslijpsel en stalstof. Endotoxinen zijn bestanddelen van de celwand van bacteriën. Als bestanddeel van organische stofdeeltjes (als onderdeel van fijnstof) komen ze voor in de buitenlucht en in woningen. Gezondheidseffecten die kunnen optreden aan de hand van fijnstof en endotoxinen betreffen luchtwegklachten en ontstekingen en zelfs tot negatieve effecten op het hart- en vaatsysteem. Na inademing kunnen direct verschijnselen zoals droge hoest, kortademigheid met verminderde longfunctie en koorts optreden. Bij de opslag van de ruwe drijfmest de verwerking daarvan en de opslag van de gecomposteerde mest komt, gezien het droge stof gehalte, geen tot vrijwel geen fijnstof plaats. De emissie van fijnstof en endotoxinen zal dan ook wat betref die activiteiten nihil zijn. Wel vindt er emissie van fijnstof plaats door het gebruik van verbrandingsmotoren (loader en vrachtwagens) en de stookinstallatie welke zorgt voor de productie van stoom ten behoeve van de mestverdamper. De fijnstof welke door de loader wordt geproduceerd in de loods en de eventueel geringe productie van fijnstof door het mestverwerkingsproces wordt afgezogen door de 3-traps luchtwasser. Deze luchtwasser reduceert naast ammoniak en geur ook 80% fijnstof. De uitstoot van fijnstof uit de loods zal dan ook zeer gering zijn. Uit het onderzoek NER/luchtkwaliteit (bijlage II) blijkt dat de uitstoot van fijnstof van de inrichting ruim onder de te hanteren normen blijft. Zoönosen Zoönosen zijn infectieziekten die van dieren op mensen kunnen overgaan. Per diersoort kunnen verschillende ziekten voorkomen die via de lucht verspreiden naar mensen, via direct contact tussen dier en mens of via voedsel. Voor omwonenden zijn vooral de via de lucht overdraagbare aandoeningen van belang. Enkele zoönosen die een risico (kunnen) vormen voor omwonenden van veehouderijbedrijven zijn Q-koorts, vogelgriep, varkensgriep en het risico van antibioticaresistente bacteriën. Aanwezige veehouderijbedrijven zorgen 20

21 voor een (mogelijke) verhoogde blootstelling aan via de lucht overdraagbare zoönosenverwekkers en antibioticaresistente bacteriën die leiden tot een verhoogd risico op infectieziekten of onbehandelbare infecties. Uit onderzoek heeft men echter nog niet goed inzichtelijk kunnen maken vanaf welke concentraties of binnen welke afstand tot aan veehouderijen het risico verhoogd is. Wat betreft de inrichting, moet opgemerkt worden dat hier geen sprake is van het houden van dieren, echter valt ook niet uit te sluiten dat in de aan te voeren ruwe drijfmest ziektekiemen aanwezig zijn. Echter worden er zowel binnen als buiten de inrichting zorg voor gedragen dat er geen overdracht plaatsvindt van deze ziektekiemen op mensen. Enerzijds gebeurt dit door direct contact tussen mensen en de mest te mijden. Dit zal gebeuren door er zorg voor te dragen dat de vrachtwagens welke de mest vervoeren zowel binnen als buiten de inrichting geen mest morsen en door het erf schoon te houden. Anderzijds gebeurt dit door overdracht via de lucht te voorkomen. Dit wordt gerealiseerd doordat de ruwe drijfmest bij aankomst direct via een gesloten systeem wordt gelost op een afgesloten mestbunker. De daarbij vrijkomende verdringingslucht wordt via het composteringsproces en de luchtwasser geleid. Ook de overige lucht welke vrijkomt, bij de verwerkingsactiviteiten, in de loods wordt door de luchtwasser geleidt. Tevens wordt binnen de inrichting de mest gehygiëniseerd waardoor eventueel aanwezige ziektekiemen en bacteriën worden verwijderd. Dit gebeurt door de mest na opslag te scheiden waarbij de dunne fractie via de verdamper en de stripper verder wordt verwerkt. Door de hoge temperaturen bij de verdamping- en composteringsproces wordt de mest ontdaan van sporenvormers en toxinevorming en daarmee gehygiëniseerd. De af te voeren producten (water, ammoniumsulfaat en gecomposteerde mest) zijn zodoende vrij van ziektekiemen. Transport In de paragraaf 6.5 Verkeer en parkeren wordt aan de hand van het opgestelde verkeersonderzoek nadrukkelijk ingegaan op de verkeersafwikkeling en de bijbehorende effecten. Hieruit blijkt dat De Quayweg ondanks de toename in verkeersbewegingen vanuit veiligheidsoverwegingen niet aangepast hoeft te worden. Tevens blijkt dat met betrekking tot de milieu-aspecten luchtkwaliteit en geluid, ondanks een geringe toename aan fijnstof, stikstofdioxide en geluid, ruimschoots wordt voldaan aan de gestelde normen. Ondanks dat men hier op lokaal niveau geen voordeel aan beleefd, moet in oogschouw worden genomen dat er lokaal (lees: De Quayweg) inderdaad een toename is wat betreft verkeersbewegingen. Daartegenover staat dat er regionaal en nationaal juist minder verkeerskilometers worden gemaakt. Tot op heden wordt de ruwe drijfmest namelijk over een grotere afstand afgevoerd naar akkerbouwgebieden in het noorden en westen van het land. Bij het verwerkingsproces van de ton ruwe drijfmest blijft nog maar ton gecomposteerde mest en ton ammoniumsulfaat over, welke afgevoerd moet worden naar andere gebieden in het binnen- of buitenland. Dit betekend een beperking in hoeveelheid transportkilometers en bijbehorend milieueffect op (boven) regionaal niveau. Landschappelijke inpassing Landschappelijke inpassing heeft een directe relatie met gezondheid. Bomen en struiken hebben een positief effect op gezondheid door de invloed op geluid. Een groen uitzicht vermindert de hinder die lawaai kan opleveren hoewel het feitelijk geluidniveau niet word verlaagd door beplanting (informatieblad Groen en Geluid GGD werkgroep groen en gezondheid, 2012). Daarnaast is de hoeveelheid groen in de woonomgeving van mensen positief geassocieerd met de ervaren gezondheid van bewoners, zowel in stedelijke en plattelandse woonomgeving. Ook kan de aanwezigheid van lokaal groen de concentraties 21

22 luchtverontreinigende stoffen in de lucht verlagen, doordat de verontreinigingen op de vegetatie worden gedeponeerd of geabsorbeerd. Een negatief effect wordt veroorzaakt door pollen en schimmelsporen afkomstig van bomen. Deze stoffen kunnen de gezondheid van allergische en/of astmatische personen negatief beïnvloeden. Ten behoeve van de ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld (bijlage VI). Door het aanbrengen van erfbeplanting van hagen, bomen en struiken krijgt de directe omgeving van de inrichting een groene uitstraling en wordt het geheel zo goed mogelijk landschappelijk ingepast. Daarnaast komt achter loods 2 een infiltratievijver voor het regen water en een rietvijver waar het af te voeren water tijdelijk wordt opgeslagen. Ondanks dat het water na het strippen schoon genoeg is om direct te lozen op het kanaal wordt het tijdelijk opgevangen in deze rietvijver. Het landschappelijke inpassingplan is dus voornamelijk bedoeld om de gehele inrichting in het landschap in te passen, eventuele positieve effecten op gezondheid en geluid zijn een bijkomend voordeel echter is de verwachting dat deze effecten gering zijn. 22

23 5. Ruimtelijke ordening 5.1. Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geef aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Deze tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts een van de instrumenten die worden ingezet. Ook kennis, bestuurlijke afspraken en kaders worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is nodig om de nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende (wereldwijde) omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie is een kaart opgenomen, op deze kaart is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen rond concurrentiekracht, bereikbaarheid en leefbaarheid en veiligheid. De locatie is, naast de laagvliegroute, niet gelegen binnen een dergelijke gebied en structuur. In de nabijheid is verder alleen een buisleiding en een zone met militaire beperking aanwezig, de laagvliegroute geeft geen beperkingen voor het initiatief. Het initiatief heeft dan ook geen invloed op deze gebieden/structuren. 23

24 Figuur 7 Uitsnede kaart buisleidingen en ondergrond Figuur 8 Uitsnede kaart ruimte voor militaire activiteiten Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. Deze aspecten komen in deze notitie maar ook in de ruimtelijke onderbouwing behorende bij het plan aan de orde. 24

25 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Het Barro is gericht op doorwerking van de in de Structuuvisie Ruimte en Infrastructuur opgenomen nationale belangen, in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen: - Rijksvaarwegen; - Project Mainportontwikkeling Rotterdam; - Kustfundament; - Grote rivieren; - Waddenzee en waddengebied; - Defensie; - Hoofdwegen en hoofdspoorwegen; - Elektriciteitsvoorziening; - Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen; - Ecologische hoofdstructuur; - Primaire waterkeringen buiten het kustfundament; - IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte); - Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. De locatie is niet gelegen in één van deze van nationaal belang zijnde vlakken Provinciaal beleid Structuurvisie 2010 partiële herziening 2014 De Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie RO 2010 vastgesteld. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid. De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend; De groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. De planlocatie is gelegen in het landelijk gebied. Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur zoals steden, dorpen en bedrijventerreinen. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor landen tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. De provincie wil binnen het landelijk gebied het volgende bereiken: 1. Ruimte voor een breed georiënteerde plattelandseconomie 2. Ruimte voor agrarische ontwikkeling 3. Een duurzame land- en tuinbouw 4. Versterking van het landschap Binnen het landelijk gebied onderscheidt de provincie twee perspectieven, het gemengd landelijk gebied en accentgebied agrarische ontwikkeling. De planlocatie is gelegen in het accentgebied agrarische ontwikkeling de peelstreek van Mill tot Someren (Figuur 9). 25

26 Figuur 9 Uitsnede structuurvisiekaart De Peelstreek is een jonge ontginning met een modern en grootschalig landschap met een sterke positie voor intensieve veehouderij en glastuinbouw. Het is een open gebied, omgeven door grote natuurgebieden waarvan enkele Natura2000 gebieden. Midden in het gebied liggen enkele grote bosgebieden en landgoederen. De accentgebieden agrarische ontwikkeling worden gekenmerkt door mogelijkheden voor een meer dominante positie van de hier aanwezige landbouwsectoren. In deze gebieden ziet de provincie niet alleen ontwikkelingsmogelijkheden voor de aanwezige sector maar ook voor activiteiten die gelieerd zijn aan de in het gebied voorkomende agrarische sector mits daarmee een bijdrage wordt geleverd aan de duurzaamheidsdoelen. Het gaat daarbij onder andere om mogelijkheden voor samenwerking op het gebied van energie, mest be- /verwerking, opslag en transport, voorbewerking van producten en het centraliseren van kennis(ontwikkeling). In deze door gemeenten nader te bepalen en te begrenzen primair agrarische gebieden heeft de land- en tuinbouw een voorkeurspositie. Binnen de verschillende deelgebieden wordt clustering en samenwerkingscollectieven van gelijk geaarde bedrijven, aansluitend op de bestaande, sterk vertegenwoordigde sector in het gebied, nagestreefd. Dit betekent dat: aansluitend bij de karakteristiek van de aanwezige bedrijven (sector) is er ruimte, maar niet elk bedrijf kan zich op elke plek ontwikkelen; er ruimte is voor aan de sector gelieerde en/of ondersteunende activiteiten zoals voor verwerking, opslag, logistiek en duurzame energieopwekking op de locatie; de infrastructuur past bij grootschalige landbouw; duurzaamheid door samenwerking en uitbouw van kringlopen ruimtelijk wordt ondersteund; De provincie wil in deze gebieden voorkomen dat menging met andere functies leidt tot aantasting van de primaire productiestructuur. In de door de gemeente begrensde accentgebied agrarische ontwikkeling worden daarom geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen gepland op het gebied van verstedelijking, recreatie of natuur. 26

27 In de Peelstreek zijn er extra mogelijkheden voor de ontwikkeling van agribusiness. Verwerking, opslag, transport en energieopwekking zijn mogelijk onder de randvoorwaarde dat dit leidt tot een afname van de milieudruk (lucht, bodem, water). Het initiatief aan De Quayweg 8 te Landhorst betreft een initiatief dat qua activiteit, omvang en duurzaamheid aansluit op de beleidslijn zoals voor de Peelstreek is opgenomen in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. Het initiatief bestaat namelijk uit een samenwerkingsverband van verschillende agrarische ondernemers in de omgeving waarbij mest op een duurzame wijze wordt verwerkt Verordening ruimte De structuurvisie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. In deze structuurvisie zijn de samenhang weergegeven tussen milieu, verkeer, vervoer en water. Daarnaast houdt de structuurvisie rekening met het provinciale economisch, sociaal- cultureel en ecologisch beleid. De Verordening ruimte 2014 is een uitwerking van de provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening en is door de Provinciale Staten van Noord-Brabant op 7 februari 2014 en 14 maart 2014 vastgesteld. Daarna hebben Gedeputeerde Staten op 18 maart 2014 besloten de Verordening ruimte 2014 op onderdelen te wijzigen. De Verordening Ruimte 2014 bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van bestemmingsplannen en andere planologische maatregelen. De Verordening ruimte 2014 heeft Noord-Brabant verdeeld in vier structuren. Stedelijke structuur; Ecologische hoofdstructuur; Groenblauwe mantel; Gemengd landelijk gebied. Figuur 10 Uitsnede kaart Verordening ruimte 27

28 Het plangebied is gelegen binnen de structuur Gemengd landelijk gebied (Figuur 10). Tot het Gemengd landelijk gebied behoort het gebied buiten de stedelijke structuur met uitzondering van de ecologische hoofdstructuur en groenblauwe mantel. In het landelijk gebied stimuleert de provincie het mengen van functies voor een sterke plattelandseconomie. Hierbij is vooral de ontwikkeling van landbouw van belang, naast andere vormen van bedrijvigheid, natuur, landschap, recreatie en wonen. Functies die niet passen bij het gewenste ontwikkelingsperspectief worden in de bestemmingsplannen uitgesloten. Om de ruimte voor de agrarische sector ook naar de toekomst toe te bewaren, is het wenselijk strijdige functies te beperken. Het staat niet op voorhand vast welke functies strijdig zijn met de in het gebied aanwezige land- en tuinbouw. Qua mest be-/verwerking biedt de Verordening ruimte 2014 in beginsel alleen mogelijkheden voor mest be-/verwerking ten behoeve van de op locatie gevestigde veehouderij. De ontwikkeling van mest be-/verwerking ten behoeve van derden is mogelijk indien aangetoond kan worden dat voldaan wordt aan de randvoorwaarden zoals deze zijn gestel in art. 7.12, lid 3, onder a j. a. de locatie niet binnen een bebouwingsconcentratie ligt; De Quayweg 8 is niet gelegen in een bebouwingsconcentratie. b. de noodzaak aanwezig is vanwege de wettelijke plicht tot mestverwerking van het mestoverschot in Noord-Brabant; Per 1 januari 2014 heeft het ministerie van EL&I het huidige meststelsel herzien. Het nieuwe stelsel is erop gericht de productie en afzet in evenwicht te brengen. Dit wil men bereiken door in te zetten op drie sporen: - Een nieuw stelsel van verantwoorde mestafzet en verplichte mestverwerking; - Voermaatregelen; - Europese erkenning van hoogwaardige producten uit dierlijke mest als kunstmestvervanger. Bij het initiatief aan De Quayweg 8 wordt ingespeeld op de verplichte mestverwerking. Op basis van de nieuwe mestwet is er namelijk een verbod op de productie van dierlijke mest, tenzij er voor de productie afzetruimte wordt geregeld. Bedrijven die meer dierlijke meststoffen produceren dan ze volgens de gebruiksnormen op eigen grond mogen aanwenden, moeten een percentage van het productieoverschot verwerkt worden. Voor de regio Zuid is voor 2014 voorlopig een percentage van 30% vastgelegd, in 2015 wordt dit 50%. Mineralen Afzet Coöperatie Elsendorp U.A. heeft op dit moment circa 200 leden welke gezamenlijk voor ton ruwe drijfmest hebben ingeschreven. In bijlage V is het bedrijfsplan voor het initiatief toegevoegd. Hierin wordt aangegeven en onderbouwd op welke manier men aan de circa ton te be-/verwerken mest komt en dat afkomst en aanbod van de benodigde mest voor een periode van ten minste vijf jaar is gegarandeerd. c. de mestbewerking vanuit het oogpunt van een goede leefomgeving en gelet op artikel 3.1, derde lid, inpasbaar is in de omgeving ; 28

29 Gezien de te hanteren technieken en bedrijfsvoering zullen emissies naar derden niet of nauwelijks plaatsvinden. Daarnaast is de geplande locatie op geruime afstand gelegen tot bebouwingsconcentraties omliggende woonkernen. In deze notitie en de ruimtelijke onderbouwing behorende bij dit plan wordt in de diverse hoofdstukken specifiek ingegaan dat de goede leefomgeving niet wordt geschaad en op welke manier het initiatief voldoet aan de in artikel 3.1, derde lid, omschreven aspecten. d. de omvang van het bouwperceel ten hoogste 1,5 hectare bedraagt; De beoogde ontwikkeling blijft in totaal binnen het daartoe aangewezen toegestane ruimtebeslag van een bouwperceel van 1,5 ha (bijlage VII). e. er sprake is van een goede ontsluiting in verband met de te verwachten transportbewegingen; In paragraaf 7.4. is onderbouwd dat de verwachten transportbewegingen geen problemen vormen voor de bestaande infrastructuur. f. de opslag en verwerking van tussenproducten niet in de openlucht plaatsvindt; Alle activiteiten inclusief opslag en verwerking van de mest vindt plaats intern in de nieuw te realiseren loods. g. de aanvoer van dikke fractie is uitgesloten, tenzij de aanvoer is bedoeld voor vergistings en/ of hygiënisatie doeleinden; Er vindt geen vergisting en geen aanvoer van dikke fractie plaats. h. de landschappelijke inpassing ten minste 15 % van de omvang van het bouwperceel bedraagt; Ten behoeve van het ruimtelijke traject is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld waarbij minimaal m 2 aan landschappelijke inpassing is opgenomen (bijlage VI). i. een bedrijfsplan is opgesteld dat inzicht geeft in het aanbod en de afkomst van de mest en coproducten; In het opgestelde bedrijfsplan wordt aangegeven en onderbouwd dat afkomst en aanbod van de benodigde mest voor een periode van ten minste vijf jaar is gegarandeerd. Er worden uitdrukkelijk geen coproducten aangevoerd. j. de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording bevat dat een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling. De eerste gesprekken met omwonenden hebben reeds plaats gevonden en daarnaast is er ook een informatiebijeenkomst geweest voor de inwoners van Landhorst en Venhorst. Op dit moment is het dialoog met de omgeving nog gaande. Uiteindelijk zal er een beschrijving worden opgesteld van het gevoerde dialoog met de omwonenden. Hierin is niet alleen een beschrijving van het gevoerde dialoog 29

30 opgenomen, maar ook de bewijsvoering dat dit dialoog daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Daarnaast dient de ruimtelijke ontwikkeling te voldoen aan de artikelen 3.1 en artikel 3.2. Hieraan wordt voldaan doordat het initiatief bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en zijn omgeving, door het realiseren van het landschapsplan. Door de uitvoering daarvan wordt voldaan aan het afsprakenkader voor uitwerking en toepassing van kwaliteitsverbetering van het landschap bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De kwaliteitsverbetering dient volgens dit beleid te voldoen aan de zogenoemde buitencategorie (categorie 3), hierbij dient de forfaitaire methode toegepast te worden. Hiertoe zal een investering gedaan moeten worden in de kwaliteitsverbetering van het landschap. Enerzijds kan dit door op de locatie zelf extra te investeren in het landschap, de te realiseren rietvijver is hier een voorbeeld van. Anderzijds kan deze investering op een andere locatie ingezet worden. Over de omvang en de locatie van deze investering zullen bindende afspraken gemaakt worden met het bevoegd gezag. Met de beoogde ontwikkeling is ook rekening gehouden met de gevolgen voor de in de omgeving aanwezige gronden op onder meer het gebied van bodemkwaliteit, waterhuishouding, archeologie, cultuurhistorie, aardkundige waarden, landschappelijke waarden en verkeer/infrastructuur. Hierop wordt in het vervolg van dit document nog nader aandacht geschonken, voor zover dat nog relevant wordt geacht evenals aan de effecten van de ontwikkeling ten opzichte van de onderwerpen milieu en volksgezondheid. Daarnaast is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, er wordt namelijk gedeeltelijk gebruik gemaakt van het bestaand bouwvlak en de bestaande bebouwing. In de huidige situatie zijn er binnen het bouwvlak een bedrijfswoning, een rundveestal, een loods en enkele sleufsilo s aanwezig (bijlage VII). De bedrijfswoning blijft behouden en de rundveestal wordt verbouwd tot losplaats en werkplaats/opslagruimte. Alleen voor de extra benodigde ruimte wordt een nieuwe loods (2) gerealiseerd. Deze loods is grotendeels gelegen buiten het bestaande bouwvlak. De beoogde ontwikkeling blijft in totaal wel binnen het daartoe aangewezen toegestane ruimtebeslag van 1,5 ha (bijlage VII) Gemeentelijke beleid Structuurvisie gemeente Sint Anthonis Op 27 januari 2014 is de structuurvisie gemeente Sint Anthonis door de gemeenteraad van Sint Anthonis vastgesteld. De centrale ambitie voor het buitengebied, zoals die in deze structuurvisie is beschreven, is om ruimte te geven aan ontwikkelingen binnen de verschillende sectoren in het buitengebied van de gemeente Sint-Anthonis. Werken, wonen en recreëren moeten elkaar verbinden, versterken met oog voor de eigenheid en het karakteristiek landschap van de gemeente. Dat wenst men te bereiken door: - Ontwikkelingsprocessen op gang te brengen die bijdragen aan het versterken van de functionele kwaliteiten van ons buitengebied. - Processen op gang te brengen die bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteiten van ons buitengebied. - Belemmeringen wegnemen voor innovatieve ideeën en ruimte maken voor verrassende ontwikkelingen die we nu nog niet kunnen voorzien. Dat wordt niet bereikt door een blauwdruk van gewenste ontwikkelingen neer te leggen, maar door een kwalitatieve stip op de horizon te plaatsen. Een stip waarmee ondernemers 30

31 worden uitgedaagd en gestimuleerd daar met hun eigen initiatieven een bijdrage aan te leveren. De hoofdbeleidskeuzen voor onderhavige beleidsvisie zijn in 2012 door de raad vastgesteld in "Sint Anthonis Verbindt". Deze structuurvisie bouwt daar op voort. In deze Structuurvisie Buitengebied wordt per deelgebied en per mogelijke activiteit hoe de gemeente dat samen met de initiatiefnemer wenst te bereiken. Daarbij worden vier niveaus onderscheiden. - Zeer grote kans op medewerking (Donker groene cel); - Medewerking mogelijk onder voorwaarden (Lichtgroene cel); - Terughoudend ten aanzien van medewerking, alleen onder stringente voorwaarde (Lichtgele cel); - In beginsel geen medewerking (Oranje/bruine cel). Figuur 11 Deelgebieden structuurvisie gemeente Sint Anthonis De Quayweg 8 is, zoals zichtbaar in Figuur 11, gelegen in het deelgebied (1) Het agrarisch hart. Dit deelgebied, in het westen van de gemeente, is het grootschalig agrarische gebied langs de Middenpeelweg. Het gebied wordt gekenmerkt door de grootschaligheid van het landschap, de transparantie, een goede ontsluiting, grote intensieve veehouderijen en weinig burgerwoningen. Er is hier met name sprake van overwegend solitaire agrarische bebouwing. In dit gebied is vooral sprake van agrarische dynamiek. Het gebied ligt tussen de gemeentegrens aan de noordzijde (Noordstraat) en aan de westzijde (de Middenpeelweg/Grote Baan) en de bos- en natuurgebieden Sint Anthonisbos, de Stichting en recreatiepark De Bergen. Dit deelgebied is hét primaire agrarisch gebied van de gemeente Sint Anthonis. In dit gebied stimuleren we primair, agrarisch ondernemerschap. Bestaande en nieuwe agrarische bedrijven krijgen hier van ons de ruimte om te ontwikkelen. Het is dé proeftuin 31

32 voor innovatieve, duurzame, agrarische concepten. De strategie is daarbij gericht op duurzaamheid, volksgezondheid, transparantie, dierenwelzijn, dierengezondheid. Niet alleen vanuit de wettelijke verplichtingen. We willen een stap verder gaan. Naar een nieuwe agrarische toekomst. Maar ook naar waardetoevoeging in de keten en aan de kwaliteiten van het gebied. In het Agrarisch Hart richten we ons de komende jaren op een duurzame en veilige agrarische productie van voedsel in een kwalitatief, hoogwaardig, grootschalig gebied. In dit gebied is ook ruimte voor agrarisch ondersteunende activiteiten zoals mestverwerking en loonwerkers activiteiten, dit is ook zichtbaar in de beleidsmatrix (Tabel 2). Tabel 2 Beleidsmatix Een initiatief als de mestverwerkingsinstallatie van M.A.C.E. valt dus binnen de mogelijkheden. In dit document wordt verder onderbouwd op welke manier wordt voldaan aan de beschreven voorwaarden Bestemmingsplan Buitengebied Op 17 juni 2013 is het bestemmingsplan Buitengebied Sint Anthonis (NL.IMRO BPbuitengebied-VA02) door de gemeenteraad van Sint Anthonis vastgesteld. In dit in bestemmingsplan heeft de planlocatie diverse bestemmingen gekregen. Het gedeelte van het plangebied dat gelegen is binnen het bouwvlak (0,85 ha) is aangeduid met verschillende bestemmingen en aanduidingen: - Enkelbestemming Agrarisch - Grondgebonden; - Functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch 6; - Gebiedsaanduiding reconstructiewetzone verwevingsgebied; - Gebiedsaanduiding other: agrarisch gebied. - Dubbelbestemming Waarde - Peel raamstelling (gedeeltelijk); 32

33 - Functieaanduiding tuin (gedeeltelijk); - Gebiedsaanduiding other: zoekgebied voor ecologische verbindingszone (gedeeltelijk); - Gebiedsaanduiding other: zoekgebied behoud en herstel watersystemen (gedeeltelijk). Het gedeelte van het plangebied dat gelegen is buiten het bouwvlak is ook aangeduid met verschillende bestemmingen en aanduidingen - Enkelbestemming Agrarisch; - Dubbelbestemming Waarde - Peel raamstelling; - Gebiedsaanduiding other: agrarisch gebied; - Gebiedsaanduiding reconstructiewetzone verwevingsgebied; - Gebiedsaanduiding other: zoekgebied voor ecologische verbindingszone (gedeeltelijk); - Gebiedsaanduiding other: zoekgebied behoud en herstel watersystemen (gedeeltelijk). Figuur 12 Verbeelding bestemmingplan buitengebied Het bouwblok op de gewenste planlocatie is het volgens het huidige bestemmingsplan zodoende te gebruiken voor agrarische bedrijfsmatig gebruik in de vorm van een grondgebonden bedrijf en een grondgebonden melkrundveehouderij (Figuur 12). In het vigerende bestemmingsplan wordt mest be-/verwerking mogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan heeft de gemeente gekozen voor het toestaan van het oprichten van mest be-/verwerkingsinstallaties bij bestaande agrarische bedrijven, uitsluitend binnen het bouwvlak, en uitsluitend voor het eigen bedrijf. In de structuurvisie worden op basis van een gebied specifieke afweging ruimere mogelijkheden geboden. Gezien het ontwikkelingskarakter van deze mogelijkheden zijn deze echter niet opgenomen in het bestemmingsplan. Op 07 oktober 2014 heeft de Provincie Noord-Brabant een reactieve aanwijzing t.a.v. Buitengebied Sint Anthonis 2013 (NL.IMRO.9930.ra1702bganthgc-gc02) vastgesteld. Deze 33

34 reactieve aanwijzing heeft alleen gevolgen voor het toedienen van digistaat (de vergiste mest) op eigen grond. Ten behoeve van het bestemmingsplan zal met gebruik making van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning worden aangevraagd voor de activiteit Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening. 34

35 6. Overig beleid 6.1. Nieuwe Meststoffenwet Per 1 januari 2014 heeft het ministerie van EL&I het huidige meststelsel herzien. Het nieuwe stelsel is erop gericht de productie en afzet in evenwicht te brengen. Dit wil men bereiken door in te zetten op drie sporen: - Een nieuw stelsel van verantwoorde mestafzet en verplichte mestverwerking; - Voermaatregelen; - Europese erkenning van hoogwaardige producten uit dierlijke mest als kunstmestvervanger. Bij het initiatief aan De Quayweg 8 wordt ingespeeld op de verplichte mestverwerking. Op basis van de nieuwe mestwet is er namelijk een verbod op de productie van dierlijke mest, tenzij er voor de productie afzetruimte wordt geregeld. Bedrijven die meer dierlijke meststoffen produceren dan ze volgens de gebruiksnormen op eigen grond mogen aanwenden, moeten een percentage van het productieoverschot verwerkt worden. Voor de regio Zuid is voor 2014 voorlopig een percentage van 30% vastgelegd, in 2015 komt dit percentage naar verwachting tussen de 50 en 80 procent te liggen. Mineralen Afzet Coöperatie Elsendorp U.A. heeft op dit moment circa 200 leden welke gezamenlijk voor ton mest hebben ingeschreven. In bijlage V is het bedrijfsplan voor het initiatief toegevoegd. Hierin wordt aangegeven en onderbouwd op welke manier men aan de circa ton te be-/verwerken mest komt en dat afkomst en aanbod van de benodigde mest voor een periode van ten minste vijf jaar is gegarandeerd Verordening dierlijke bijproducten De Verordening dierlijke bijproducten (EG nr. 1069/2009) en de Verordening tot uitvoering van Verordening nr. 1069/2009 (nr. 142/2011) hebben onder meer tot doel dat dierlijk materiaal, dat niet bestemd is voor humane consumptie, veilig wordt verwerkt. Dit om te voorkomen dat deze producten een risico vormen voor de gezondheid van mens of dier. Mest is een dierlijk bijproduct en valt onder categorie 2-materiaal. De basisverordening (EG) nr. 1069/2009 en uitvoeringsverordening (EU) nr. 142/2011 vormen de Europese basis voor dierlijke bijproducten. Gezien de aard van de verwerkingsactiviteit bij M.A.C.E, waarbij geen contact plaatsvindt met landbouwhuisdieren en geen andere producten dan mest worden verwerkt, zijn er vooral enkel eisen met betrekking tot export van toepassing. De belangrijks eisen die in deze verordeningen is gesteld, heeft betrekking op het exporteren van mest. Hierin is opgenomen dat de mest een behandeling moet ondergaan waarbij sporenvormers en toxinevorming wordt onderdrukt en daarmee biologische risico s tot de minimum worden beperkt. Daarnaast dient bij vervoer van deze gecomposteerde mest naar het buitenland gebruik gemaakt te worden van een specifiek model handelsdocumentmodel, dit model is opgenomen in Bijlage VIII van de Verordening EU nr. 142/2011. M.A.C.E. zal zorg dragen dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. 35

36 6.3. Best beschikbare technieken In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan de vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende Beste Beschikbare Technieken (BBT) worden toegepast. Bij de bepaling van BBT dient in zijn algemeenheid de in de artikel 5.4 van het Bor vermelde aspecten te betrekken, rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. In het bijzonder dient het bevoegd gezag bij de bepaling van voor de inrichting in aanmerking komende BBT overeenkomstig paragraaf 9.2 van de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) rekening te houden met de BBT-documenten, vermeld in de tabellen 1 en 2, die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling. Met de in tabel 1 van de bijlage vermelde documenten (BREF s) wordt in ieder geval rekening gehouden, voor zover het de daarbij vermelde gpbvinstallaties betreft. De BREF s zijn de referentiedocumenten voor de BBT zoals die zijn vastgesteld door de Europese Commissie. Met de in tabel 2 van de bijlage vermelde documenten wordt rekening gehouden, voor zover deze documenten betrekking hebben op onderdelen van of activiteiten binnen de inrichting. Tabel 2 van de bijlage bevat een lijst van thans algemeen in Nederland toegepaste documenten die kunnen worden aangemerkt als een adequate en actuele invulling van BBT en die ingevolge de onderhavige regeling door vergunningverleners bij het bepalen van BBT zullen moeten worden toegepast. Sommige documenten, zoals de NeR en de NRB, gelden voor alle inrichtingen. Andere, zoals de PGS-richtlijnen, gelden slechts voor een bepaalde categorie inrichtingen en activiteiten. Dit volgt dan uit het betreffende document. Voor inrichtingen met een gpbv-installatie zullen deze documenten moeten worden toegepast in aanvulling op of als nadere uitwerking van de voor die inrichtingen van toepassing zijnde BREF's. Tabel 1 en 2 worden geactualiseerd naar aanleiding van het verschijnen, vervallen of herzien van BBT documenten. Op de onderhavige inrichting zijn slechts een aantal van de in tabel 2 genoemde documenten van toepassing daar het hier een gpbv-installatie betreft. Daar waar de aangevraagde verandering betrekking heeft op deze BBT-documenten, zal hier verder op worden ingegaan. Beoordeling en toetsing De inrichting zoals deze wordt aangevraagd wordt, door het bevoegd gezag, aangemerkt als een IPPC-installatie in de zin van categorie 5.3 van bijlage 1 bij de Richtlijn Industriële Emissies. Deze categorie ziet op de verwijdering van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50t per dag (sub a) of nuttige toepassing, of een combinatie van nuttige toepassing en verwijdering, van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 75t per dag (sub b). Met betrekking tot de aspecten voor de bepaling van de BBT als genoemd in het Bor merken wij het volgende op: Toepassing van technieken die weinig afvalstoffen veroorzaken Bij de toegepaste technieken komen nauwelijks afvalstoffen vrij. Afvalstoffen die vrij komen, beperken zich tot geringe hoeveelheden huishoudelijk afval, papier, karton, metaal, glas, kunststof en hout, hetgeen onoverkomelijk is. 36

37 Toepassing van minder gevaarlijke stoffen Er worden in het proces - op enkele hulpstoffen (zwavelzuur) na - geen gevaarlijke stoffen toegepast. De gevaarlijke stoffen, zoals zwavelzuur, die toegepast worden binnen de inrichting zijn noodzakelijk en kunnen niet vervangen worden door niet gevaarlijke stoffen. Ontwikkeling van technieken voor de terugwinning en het opnieuw gebruiken van de bij de processen in de inrichting uitgestoten en gebruikte stoffen en van afvalstoffen Binnen de inrichting worden gedurende het proces enkele stoffen geproduceerd die verder worden verwerkt of in een enkel geval opnieuw worden toegevoegd verderop in het proces. Afvalstoffen komen beperkt vrij en worden niet hergebruikt binnen de inrichting. Vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd en de ontwikkeling daarvan Binnen de inrichting worden de modernste technieken toegepast ten behoeve van de opslag, be- en verwerking van mest. Dit zijn op zich zelf staand technieken die reeds in de praktijk beproefd zijn. De techniek van de verdamper en stripper is nieuw voor Nederland, in België is deze techniek wel al reeds in de praktijk gebracht. Alleen het achter elkaar zetten van de verschillende technieken in het gehele mestverwerkingsproces is nieuw. Vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis Vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis wordt door vergunninghouder gesignaleerd en gerapporteerd in het milieulogboek. Aard, effecten en omvang van de betrokken emissies De aard, effecten en omvang van de emissies zijn in het hierna volgende overwogen in de paragrafen inzake lucht, geur, geluid, afvalwater en bodem. Op de betreffende locatie wordt in het proces zuur toegevoegd in de stripper voor beperking van emissies. Zodoende kan deze stripper ook gezien worden als een soort van zure luchtwasser. Daarnaast wordt de gehele hal op onderdruk gehouden en middels een luchtwasser verlaat de lucht de hal. Hiermee wordt voldaan aan de emissie-eisen. Data waarop de installaties in de inrichting in gebruik zijn of worden genomen De installaties in de inrichting zijn thans nog niet in bedrijf. Het betreft een nog op te richten inrichting. De tijd die nodig is om een betere techniek toe te gaan passen Betere technieken dan aangevraagd, zijn thans niet aan de orde. Het verbruik en de aard van de grondstoffen, met inbegrip van water, en de energieefficiëntie Het verbruik van grondstoffen, zoals water, elektriciteit, aardgas en dieselolie beperkt zich tot de procesgerelateerde noodzakelijke behoefte aan die grondstoffen. Noodzaak om het algemene effect van de emissies op en de risico's voor het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken Het milieu-effect van de emissies en de eventuele risico s voor het milieu van de activiteiten binnen de inrichting worden in de navolgende paragrafen allemaal afgewogen. Hieruit blijkt dat de inrichting milieuhygiënisch verantwoord is. Noodzaak ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu te beperken 37

38 Voor de overwegingen met betrekking tot het voorkomen van ongevallen en beperking van de gevolgen daarvan wordt verwezen naar de overwegingen van paragraaf Externe Veiligheid. Het gaat binnen de inrichting om de opslag en het be- en verwerken van mest. Risico s voor de omgeving zijn zeer beperkt aanwezig en worden bovendien door de te treffen maatregelen tot een minimum beperkt. Voor de inrichting van M.A.C.E. zijn voor een adequate en actuele invulling van BBT de in onderstaande in tabel van het Mor genoemde informatiedocumenten, voor zover de documenten betrekking hebben op onderdelen van of activiteiten binnen de inrichting, van toepassing. Naam document Jaartal Vindplaats Circulaire energie in de Oktober 1999 Infomil.nl milieuvergunning Handreiking vervoermanagement Oktober 2010 Infomil.nl en mobiliteitsmanagement van en naar een inrichting Handreiking wegen naar preventie Februari 2006 Infomil.nl bij bedrijven Werkboek wegen naar preventie April 2006 Infomil.nl NeR Nederlandse emissierichtlijn April 2005 Infomil.nl lucht Nederlandse richtlijn September 2008 Infomil.nl bodembescherming (NRB) PGS 15: Opslag van verpakte September 2008 VROM.nl gevaarlijke Stoffen en errata PGS 30: Vloeibare Juni 2005 VROM.nl aardolieproducten: buitenopslag in kleine installaties Tabel 3 van toepassing zijnde BBT document 6.4. Water Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water in de ruimtelijke plan- en besluitvorming. Daarvoor is overleg nodig met de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium. Het gaat bij de watertoets niet zozeer om een toets achteraf maar om vroegtijdige en actieve inbreng van de waterbeheerder. Met de Watertoets wordt er naar gestreefd om het reeds bestaande waterhuishoudkundig en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren; het is niet de bedoeling dat er met de watertoets nieuw beleid wordt gemaakt. Hoofdpunten van het instrument Watertoets zijn: Vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder(s) bij het proces van ruimtelijke planvorming Transparante besluitvorming rond het belang van water in het ruimtelijke plan Met de watertoets wordt geen nieuw beleid gemaakt. De werking van de Watertoets is uitgebreid beschreven in de Bestuurlijke Notitie Watertoets en de nadere toelichting in de Handreiking die in oktober 2001 zijn vastgesteld in het bestuurlijk overleg Waterbeleid 21ste 38

39 eeuw. Per 1 november 2003 is een wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) van kracht waarmee de watertoets ook wettelijk verankerd is. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Een dergelijke waterparagraaf is opgenomen in de toelichting bij een streekplan, een regionaal structuurplan, een gemeentelijk structuurplan, een bestemmingsplan en bij de ruimtelijke onderbouwing bij vrijstellingen. Deze verplichting vloeit voort uit het Besluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985, dat op 3 juli 2003 is vastgesteld. Een waterparagraaf wordt niet voorgeschreven voor ruimtelijke plannen van het Rijk. Het waterkwaliteitsbeheer en het waterkwantiteitsbeheer in de gemeente Sint Anthonis is in handen van het Waterschap Aa en Maas. Het plan dient zodoende te voldoen aan het beleid van Waterschap Aa en Maas ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen. Waterbeheerplan In het waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas wordt aangeven wat de doelen zijn voor de periode en hoe deze doelen bereikt moeten worden. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Het waterbeheerplan Krachtig water is vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Waterschap Aa en Maas op 13 november Het doel van het waterbeheerplan is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede dat mensen en dieren in Noordoost Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving. In het waterbeheerplan wordt een indeling gemaakt in de volgende thema s: Veilig en bewoonbaar gebied; Voldoende water; Schoon water; Natuurlijk water. Met betrekking tot het thema veilig en bewoonbaar gebied zal worden geïnvesteerd in het verbeteren van dijken zodat de veiligheid tegen overstromingen blijft gewaarborgd. Daarnaast worden grootste knelpunten van de wateroverlast opgelost (stedelijk gebied). In het kader van het thema voldoende water worden de plannen voor de gewenste gronden oppervlakteregime (GGOR) in zowel landbouw- als natuurgebieden vastgesteld. In de belangrijkste verdroogde natuurgebieden wordt opgepakt overeenkomstig het provinciale programma. Daarnaast worden de baggerachterstanden verder weggewerkt. Het Schoon water thema zet in op de samenwerking met gemeente. Er wordt voorrang verleend aan het terugdringen van de prioritaire stoffen en overige relevante stoffen in het oppervlaktewater. Er zal worden onderzocht of er verontreinigingen in de waterbodems zitten en waar nodig zal het betreffende waterlichaam worden gebaggerd. Initiatieven om diffuse verontreiniging terug te dringen worden gestimuleerd. Daarnaast zal gezocht worden naar nieuwe manier om afvalwater voordelig te zuiveren. Met betrekking tot het thema Natuurlijk water zijn er sinds 2000 Europese normen voor de leefomgeving van planten en dieren in en rond het water vastgelegd in de Kaderrichtlijn water. Hier wordt (nog) niet aan voldaan. Om de normen te halen moet voor

40 kilometer beek hersteld worden. In de planperiode zal de aandacht uitgaan naar 30 kilometer beek. Tevens wordt er 120 kilometer ecologische verbindingszones aangelegd samen met gemeente en terreinbeheerders. Voor een gezonden visstand worden er 50 barrières voor de vistrek opgeheven. In de stedelijke gebieden wordt samen met de gemeente de belangrijkste knelpunten aangepakt (blauwalg, waterstank). Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk Voor Waterschap De Dommel en Waterschap Aa en Maas is de beleidsterm "hydrologisch neutraal ontwikkelen" in de notitie Ontwikkelen met duurzaamwateroogmerk inhoudelijke uitgewerkt en onderbouwd. Bovendien zijn de (nieuwe) uitgangspunten en randvoorwaarden van beide waterschappen bij dit project geïntegreerd. Deze uitgangspunten en randvoorwaarden worden toegepast in het proces van de watertoets. De beleidsterm "hydrologisch neutraal ontwikkelen" geeft invulling aan het "niet afwentelen" principe, zoals door de commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gegeven. In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm "hydrologisch neutraal" heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in ruimte en tijd. De ontwikkeling mag geen hydrologische achteruitgang aan de randen van het plangebied ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg hebben. Zo mogen bijvoorbeeld geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied. De definitie van 'hydrologisch neutraal ontwikkelen' is vertaald in een aantal toetsbare criteria: a) Er is geen toe- of afname van de waterafvoer op de rand van het plangebied; b) Er mogen geen veranderingen van oppervlaktewaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn); c) Er mag geen overlast optreden door extreme gebeurtenissen; d) De omvang van grondwateraanvulling blijft gelijk (dit is de som van infiltratie vanaf oppervlak, inzijging vanuit oppervlaktewater, kwel en drainage); e) Er mogen geen veranderingen van grondwaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn). Plangebied referentiesituatie Het plangebied is voor het grootste gedeelte gelegen binnen grondwatertrap VI. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) is circa cm-mv (Figuur 13) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) ligt dieper dan 120 cm-mv (Figuur 14). Het plangebied is verder niet gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied, hoogwaterbeschermingsgebied of een gebied ten behoeve van regionale waterberging. 40

41 Figuur 13 Grondwaterstanden kaart GHG (Wateratlas Provincie Noord-Brabant) Figuur 14 Grondwaterstanden kaart GLG (Wateratlas Provincie Noord-Brabant) De afvoercoëfficiënt op de locatie bedraagt 0,67 l/s/ha (Figuur 15). 41

42 Figuur 15 Uitsnede afvoercoëfficiëntenkaart (Waterschap Aa en Maas) De huidige inrichting aan de Quayweg 8 te Landhorst heeft een bestaand verhard oppervlakte van m 2 dakoppervlak, m 2 sleufsilo s en m 2 aan erfverharding. Al het regenwater wordt op dit moment afgevoerd naar de omliggende sloten en terreinen. In de voorgenomen situatie, zal het dakoppervlakte met m 2 toenemen en de erfverharding wordt uitgebreid met m 2, de sleufsilo s komen te vervallen. In totaal is er zodoende spraken van een toename aan verhard oppervlak van circa m 2 (Tabel 4). Oppervlakte Huidig m 2 Toekomstig m 2 Toename Dakoppervlak Sleufsilo s Erfverharding Totaal: Tabel 4 Verhard oppervlakte in huidige en gewenste situatie Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen Voor Waterschap De Dommel en Waterschap Aa en Maas is de beleidsterm "hydrologisch neutraal ontwikkelen" in de notitie Ontwikkelen met duurzaamwateroogmerk inhoudelijke uitgewerkt en onderbouwd. Bovendien zijn de (nieuwe) uitgangspunten en randvoorwaarden van beide waterschappen bij dit project geïntegreerd. Deze uitgangspunten en randvoorwaarden worden toegepast in het proces van de watertoets. Om hydrologisch neutraal te ontwikkelen en versnelde afvoer te voorkomen, worden de volgende waterkwantiteitsrits hergebruik infiltratie buffering afvoer gehanteerd. Hierbij is de optie hergebruik het meest wenselijk en de optie afvoeren naar oppervlaktewater het minst wenselijk. Optie hergebruik : Hergebruik van regenwater vindt niet plaats binnen het plan van de initiatiefnemer. Binnen de inrichting zijn geen mogelijkheden deze hemelwater toevoer te verwerken of te hergebruiken. 42

43 Optie infiltratie : Geconcludeerd kan worden dat op basis van de grondwaterstanden (GHG 0,8 m mv), de infiltratiemogelijkheden ter plaatse en het bodemtype (zand), de bodem goede mogelijkheden biedt voor de berging en infiltratie van hemelwater. In periode van hoge grondwaterstanden zijn de infiltratiemogelijkheden beperkter. Middels het realiseren van een waterbergingsvoorziening wordt voldaan aan hydrologisch neutraal ontwikkelen (bijlage IIX). Deze waterbergingsvoorziening heeft een capaciteit van minimaal 426 m 3 (T10+10%). Het extra volume hemelwater (T100+10%) wordt voor een groot gedeelte ook opgevangen in de waterbergingsvoorziening, de overig hoeveelheid wordt met een maximale afvoercoëfficiënt van 0,67 l/s/ha afgevoerd naar de te realiseren rietvijver. Door de realisatie van de waterbergingsvoorziening wordt zorg gedragen dat het water dat binnen het plangebied valt ook binnen het plangebied zal worden geïnfiltreerd. Deze waterbergingsvoorziening is als een poel in het landschappelijke inpassingsplan opgenomen (bijlage VI). Lozen proceswater De technieken van mest be-/verwerking zijn inmiddels zover ontwikkeld, dat er proceswater geproduceerd wordt dat geloosd mag worden op het oppervlaktewater. In de nabijheid van de planlocatie is het Defensie-/Peelkanaal gelegen. Hierop zal lozing van het proceswater ( ton per jaar) plaatsvinden, mits deze voldoet aan de gestelde samenstellingseisen. Voordat het proceswater geloosd wordt op het naastgelegen Defensie-/Peelkanaal, wordt het tijdelijk opgeslagen in een rietvijver. Deze rietvijver zal wordt gesitueerd achter loods 2. In Figuur 16 is een situatietekening weergegeven op welke manier een dergelijke rietvijver gerealiseerd zou kunnen worden. Het water zal met een betrekkelijk lage stroomsnelheid door de rietvijver lopen, waarna het uiteindelijk wordt geloosd in het Defensie-/Peelkanaal. Figuur 16 Situatietekening en doorsnede rietvijver 43

44 Ten behoeve van het lozen van het proces water op het oppervlaktewater wordt een vergunning aangevraagd bij het bevoegd gezag, dit betreft Waterschap Aa en Maas. In deze vergunning zal beschreven staan aan welke eisen (o.a. monitoring en waterkwaliteit) voldaan moet worden. Risico s met betrekking tot bodem en (grond)water en mest be-/verwerking Onderstaand worden de meest risicovolle activiteiten beschreven voor wat betreft bedreiging van bodem en grondwater. Lossen ruwe drijfmest: De ruwe drijfmest wordt gelost bij de losplaats. De vloer van de losplaats zal worden gerealiseerd middels een vloeistofkerende vloer waarmee emissie naar de bodem wordt voorkomen. Opslag van ruwe drijfmest: De ruwe drijfmest wordt opgeslagen in bunkers welke voldoen aan de Richtlijnen Mestbassins Leidingen: De leidingen zijn dusdanig uitgevoerd en afgeschermd dat de kans op beschadiging nihil is. Daarnaast worden de leidingen regelmatig geïnspecteerd. Opslag dikke fractie mest: De dikke fractie van de mest wordt opgeslagen op een vloeistofkerende vloer. Gezien het hoge drogestof gehalte zal er geen sprake zijn van uittredend vocht. Opslag hulpstoffen in tanks en emballage: De hulpstoffen worden opgeslagen in emballage. De opslag vindt plaats conform PGS15. De inrichting zal voor wat betreft de bescherming van de bodem en het grondwater voldoen aan de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) Verkeer en parkeren De planlocatie is gelegen aan De Quayweg welke na circa 1 kilometer aansluit op de Grote Baan (N277). De Quayweg betreft een weg welke voldoende breed (> 6 m) is om twee passerende vrachtwagens of overig zwaar transport elkaar te laten passeren. Daarnaast wordt het snelle en langzame verkeer van elkaar gescheiden doordat er naast De Quayweg een fietspad is gelegen. Op basis van de aanvraag voor een verwerking van ton ruwe drijfmest is er sprake van de aantallen noodzakelijke vrachten zoals in Tabel 5 is weergegeven. 44

45 Aanvoer ton ruwe drijfmest 36 ton per vracht = vrachten / 250 werkdagen 55,55 vrachten per dag Aanvoer ton zwavelzuur 36 ton per vracht = 98 vrachten / 250 werkdagen 0,39 vrachten per dag Afvoer ton gecomposteerde vaste fractie 28 ton per vracht = 1857 vrachten / 250 werkdagen 7,42 vrachten per dag Afvoer ton concentraat 36 ton per vracht = 555,5 vrachten / 250 werkdagen 2,22 vrachten per dag Extra vrachtenbewegingen o.a. leveren onderdelen en brandstof 2 vrachten per dag Personenauto s/busjes o.a. personeel en leveranciers Totaal ,5 vrachten / 250 werkdagen Tabel 5 Noodzakelijke vrachten 20 auto s/busjes per dag 68 vrachten per dag 20 auto s/busjes per dag (bij 5 aan-/afvoerdagen per week) In de onderzoeken zoals deze door M&A zijn uitgevoerd is uitgegaan van een maximale verkeersintensiteit in de dag-, avond- en nachtperiode met 150, 6 en 2 vrachtwagenbewegingen en 20, 2 en 2 personen- of bestelautobewegingen. Voor het verkeersonderzoek (Bijlage IX) zijn tevens verkeerstellingen uitgevoerd op De Quayweg. Hieruit blijkt dat er op een gemiddelde weekdag een etmaalintensiteit is van motorvoertuigen. Voor het spitsuur zijn maximaal 180 voertuigen geteld, welke zijn verdeeld in 169 lichte voertuigen, 10 middelzware voertuigen en 11 zware voertuigen. De verkeersbewegingen zoals deze zijn gemeten zullen met de komst van M.A.C.E. toenemen. Gezien 95% van het vrachtverkeer in westelijke richting (naar de N277) wordt afgewikkeld zal de toename in verkeer ook voornamelijk op dit gedeelte van De Quayweg plaatsvinden. 5% van het vrachtverkeer zal in oostelijke richting afgewikkeld worden, waarna een gedeelte zijn weg via de Tweede Stichting vervolgd en een gedeelte De Quayweg verder volgt. Slechts een beperkt gedeelte van het vrachtvervoer zal dan ook langs de dorpskern van Landhorst komen. Uit het verkeersonderzoek volgt dat door de ontwikkeling van M.A.C.E er geen verkeersproblemen of lange wachttijden te verwachten zijn op De Quayweg.. Qua veiligheid is er daarnaast geen noodzaak om De Quayweg aan te passen. Wel dient nader onderzocht te worden of het asfalt ter plaatse van de hoofdinrit geschikt is voor al het afdraaiende verkeer. Tevens blijkt uit het NER/Luchtkwaliteitsonderzoek en het Akoestisch onderzoek dat er ondanks de geringe toename in fijnstof, stikstofdioxide en geluid ruimschoots voldaan wordt aan de gestelde normen. Op het terrein van M.A.C.E. zal voldoende ruimte zijn om de diverse vrachtwagens en personen- of bestelauto s te parkeren. Zodoende is er geen noodzaak om voertuigen te parkeren op of langs De Quayweg, waardoor hierdoor ook geen opstoppingen met bijbehorende gevaarlijke situaties ontstaan Ecologie Flora- en Faunawet De Flora- en faunawet vormt voor wat betreft de soortenbescherming een concrete en correcte implementatie van de habitatrichtlijn. Deze wet is op 1 april 2002 in werking 45

46 getreden. Doel van deze wet is de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. Als gevolg van ruimtelijke ingrepen is het mogelijk dat beschermde soorten beschadigd, verstoord of vernietigd worden. Als op basis van onderzoeksgegevens blijkt dat beschermde soorten voorkomen, kan dit consequenties hebben voor de voorgenomen ruimtelijke ingreep. De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten en dieren in Nederland. Belangrijk daarbij zijn de volgende verbodsbepalingen. Het is verboden; - Planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, ter vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. (art 8 Flora- en Faunawet); - Dieren; behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. (art 9 Flora- en Faunawet); - Dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. (art 10 Flora- en Faunawet); - Nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. (art 11 Flora- en Faunawet); - Eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen (art. 12 Flora- en Faunawet). De voorgenomen activiteiten mogen niet leiden tot een overtreding van de bovengenoemde verboden. Met ingang van juli 2004 geldt een Wijziging Besluit vrijstelling beschermde plant- en diersoorten. Met de wijziging worden knelpunten opgelost die o.a. bestaan bij ruimtelijke projecten als gevolg van de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten. Bij veel werkzaamheden hiermee samenhangend is het niet langer nodig een ontheffing van Floraen Faunawet aan te vragen om beschermde dieren te verstoren of bijvoorbeeld beschermde planten te maaien. In plaats hiervan gaat een vrijstelling gelden. Om gebruik te kunnen maken van de vrijstelling is het wel nodig om te werken volgens een gedragscode. Alleen als het gaat om veel voorkomende soorten is het niet nodig om volgens een dergelijke gedragscode te werken. Middels een Quick Scan Flora en Fauna (Bijlage X) is onderzocht of er binnen het plangebied of in de nabijheid daarvan beschermde soorten aanwezig zijn. Uit het literatuuronderzoek komt naar voren dat het mogelijk is dat in het gebied beschermde flora of fauna (voornamelijk broedvogels en vleermuizen) voor kunnen komen. Tijdens het veldonderzoek zijn echter geen waarneming gedaan van eventueel aanwezige beschermde soorten. Zodoende is in deze Quick Scan geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn op grond van de natuurwaarden. Bij de bouwwerkzaamheden dient evenwel aandacht te worden besteed aan eventuele verstoring van natuurwaarden in het algemeen. Door extra zorg hieraan de besteden tijdens de bouwwerkzaamheden, wordt vermeden dat de dieren hiervan teveel hinder zullen ondervinden. 46

47 Ecologische hoofdstructuur De ecologische hoofdstructuur is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Het netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook beheersgebieden behoren ertoe. Elk EHS-gebied heeft een zogenoemd natuurdoel. Een natuurdoel beschrijft een bepaalde natuurkwaliteit en wordt gebruikt als een toetsbare doelstelling voor een natuurgebied. De provincies wijzen de natuurdoelen aan. Als de natuurdoelen zijn gehaald en de natuurgebieden een samenhangend geheel vormen, zal de EHS klaar zijn. De EHS moet in 2018 gereed zijn en zal dan een totale oppervlakte van hectare omvatten. Dat is gelijk aan ongeveer 17,5% van de totale oppervlakte van Nederland. Voor de totstandkoming van de EHS zal volgens de doelstelling tot 2018 ongeveer hectare grond aan de landbouw worden onttrokken. Het Rijk heeft in 1995 de algemene grenzen van de EHS aangegeven. Vervolgens hebben de provincies in hun streekplannen meer concrete grenzen vastgelegd. De provincies bepalen de contouren, waarna aan de gemeenten wordt gevraagd om de gebieden in het bestemmingsplan de juiste juridische bescherming te geven. Doordat de grenzen van de EHS zijn vastgelegd in de verschillende beleidsstukken zullen ruimtelijke projecten die de realisatie van de EHS frustreren geen doorgang kunnen vinden. Figuur 17 Ecologische hoofdstructuur In de omgeving van het plangebied (Figuur 17) is de wal langs het Defensie-/Peelkanaal, de Staartjesche Peel en de Sint Anthonisbos aangewezen als ecologische verbindingszone. De kortste afstand van het plangebied (de bestaande stal) tot de dichtbij gelegen ecologische hoofdstructuur bedraagt ca. 7,5 meter. De plannen hebben echter geen invloed op de ontwikkeling en het functioneren van de ecologische hoofstructuur. Vogel- en Habitatrichtlijn De Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG, 2 april 1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG, 21 mei 1992) zijn beide Europese richtlijnen. Het doel van de Vogelrichtlijn is het bieden van bescherming en ontwikkelingsperspectief voor leefgebieden van zeldzame en bedreigde vogelsoorten en bescherming van alle vogelsoorten. De Habitatrichtlijn is 47

48 gericht op de instandhouding van "natuurlijke habitats" en "wilde flora en fauna". De soortbescherming van beide wetten is geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet. De gebiedsbescherming is door middel van beide richtlijnen vastgelegd in de aanwijzing van speciale beschermingszones, die het meest geschikt zijn als leefgebied voor beschermde vogelsoorten en die van belang zijn voor de instandhouding van bepaalde natuurlijke habitats en bepaalde flora en fauna. Voor ieder project of plan in of nabij een speciale beschermingszone kunnen de bevoegde overheden, zoals de gemeente, pas toestemming geven "nadat zij op basis van een passende beoordeling de zekerheid hebben gekregen dat het project of plan de natuurlijke kenmerken en/of soorten van het betrokken gebied niet significant aantast". Ook bestaand grondgebruik is aan deze onderzoeksplicht onderworpen. De kortst gelegen habitatrichtlijngebieden betreffen de Deurnesche Peel en Mariapeel en de Oeffeltermeent op circa 14 kilometer, het kortst gelegen vogelrichtlijngebied betreft de Deurnesche Peel en Mariapeel op circa 14 kilometer. Met name door de zeer sterk emissie reducerende maatregelen die doorgevoerd worden en de afstanden tot aan de gevoelige gebieden kan uitgesloten worden dat door de aangevraagde situatie sprake is van significante verstorende effecten op kwalificerende soorten dan wel verslechtering van de kwaliteit van de kwalificerende natuurlijke habitats in de genoemde gebieden. In april 2014 is reeds separaat een aanvraag voor een Natuurbeschermingswet ingediend bij de Provincie Noord-Brabant Archeologie en cultuurhistorie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De locatie valt niet onder een UNESCO-werelderfgoed, kenmerkend stads- en dorpsgezicht, nationaal landschap, rijksmonument of cultuurhistorische waarden in of op de zeebodem zodoende zijn er vanuit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geen belemmeringen op de gewenste ontwikkelingen. Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) Provincie Noord-Brabant In 2010 is door de provincie Noord-Brabant een nieuwe cultuurhistorische waardenkaart opgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart 2010 is hieronder in Figuur 18 opgenomen. Deze kaart behandeld cultuurhistorische regio s, -vlakken, -landschappen en complexen. De planlocatie is niet gelegen binnen een cultuurhistorisch vlak, -landschap dan welk - complex. De locatie is gelegen in de Regio Peelkern en het Landschap Landgoederenzone in de Peel. De aangelegen weg De Quayweg en het Defensie-/ Peelkanaaal waaraan de planlocatie is gelegen is wel aangeduid als historisch groen en als lijn van hoge waarde. 48

49 Figuur 18 Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) Provincie Noord-Brabant De Peelkern is een grootschalig en primair landbouwgebied. Het landschap kenmerkt zich door uitgestrekte akkers met bebouwing en bebossingen die belangrijk zijn voor natuur en recreatie. De intensieve veehouderij heeft zich in dit gebied krachtig ontwikkeld. Door ruilverkaveling heeft schaalvergroting plaatsgevonden. De ontwikkelingsstrategie voor deze regio is als volgt: 1. Behoud door ontwikkeling of versterking van de samenhang van de dragende structuren van de regio. 2. De cultuurhistorische waarden van de Peelkern in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten. Dit geldt in het bijzonder voor de Peel- Raamstelling en de cultuurhistorische landschappen: Griendtsveen-Helenaveen en Landgoederenzone in de Peel (Groote Slink-De Bunthorst, Stippelberg, Cleefs Wit - De Sijp, Princepeel). Het landschap van Landgoederenzone in de Peel bestaat uit een ensemble van landgoederen. Bijzonder voor dit gebied zijn de grootschalige, jonge ontginningen waarvan de landgoederen deel uitmaken. De lange rechte lijnen worden grotendeels bepaald door laatmiddeleeuwse dorpsgrenzen. De laanbeplantingen zijn vaak monumentaal. De strategie voor dit landschap bestaat uit het behoud en beter beleefbaar maken van monumentaal ontginningslandschap met grote lijnen, zoals lanen. De natuurontwikkeling, waterberging en economische dragers afstemmen op de cultuurhistorische identiteit. Het vergroten van de cultuurhistorische waardering door het vergroten van de beleving. De voorgenomen ontwikkeling tast deze waarden niet onevenredig aan. Daarnaast zal een landschappelijk inpassingsplan opgesteld worden, waarmee de geografische lijnen juist worden versterkt. Nota archeologie van de gemeente Sint Anthonis In de Nota archeologie van de gemeente Sint Anthonis stelt de gemeente zich ten doel steeds een verantwoorde afweging te maken tussen wat in de bodem bewaard moet blijven, onderzocht dient te worden of verloren mag gaan. Om dit te kunnen beoordelen is een archeologische beleidskaart opgesteld waarin de gemeente is opgedeeld in verschillende categorieën. De gemeente Sint Anthonis hanteert voor de verschillende 49

50 categorieën van deze beleidskaart een verschillende ondergrens voor een onderzoeksplicht (Tabel 6). Categorie 1 Niet van toepassing Categorie 2 Onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 100 m 2. Categorie 3 Onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m 2. Categorie 4 Onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m 2. Categorie 5 Onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 2500 m 2. Categorie 6 Categorie 7 Geen onderzoeksplicht Geen onderzoeksplicht Tabel 6 Toelichting op de categorieën Figuur 19 Archeologiesche beleidskaart Uit Figuur 19 blijkt dat het plangebied is gelegen in categorie 6 en 7. Dit betreffen gebieden met een lage of zonder verwachtingswaarde. Tevens is een kleine strook langs het Defensie- /Peelkanaal aangeduid als peelraamstelling. Deze beleidsnotitie is door vertaald in het bestemmingsplan Buitengebied Hierin heeft de planlocatie geen gebiedsaanduiding waarde archeologie gekregen. Van daaruit zijn dan ook geen verdere beperkingen. Wel is een strook (+/- 15,5 m) evenwijdig aan het Defensie- /Peelkanaal aangeduid met de Dubbelbestemming Waarde - Peel raamstelling. In deze strook vinden geen nieuwe bouwactiviteiten plaats, wel staat er de bestaande melkrundveestal welke wordt verbouwd ten behoeve van de losplaats en werkplaats/opslagruimte. Daarnaast wordt deze strook ingericht ten behoeve van de 50

Mestverwerking MACE in Landhorst. Henk Jans, arts MG, MMK 3 juli 2014

Mestverwerking MACE in Landhorst. Henk Jans, arts MG, MMK 3 juli 2014 Mestverwerking MACE in Landhorst Henk Jans, arts MG, MMK Introductie Rol van de GGD: toelichting op risico s mestverwerkingsbedrijf MACE nav vragen van werkgroep MACE en andere betrokkenen, besproken tijdens

Nadere informatie

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Algemeen 1.2. Aanleiding en doel 1.3. Plangebied 1.4. Leeswijzer 2. PLANBESCHRIJVING 2.1. Bestaande situatie 2.2. Gewenste

Nadere informatie

Duinkampen 23 te Paterswolde

Duinkampen 23 te Paterswolde Duinkampen 23 te Paterswolde Projectgebied. Duinkampen 23 Paterswolde 1. Inleiding Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld voor het bouwen van een bijgebouw, het plaatsen van een schutting en twee kunstwerken

Nadere informatie

Akoestische onderbouwing. Champignonkwekerij Gemert B.V. Beeksedijk 10 te Gemert

Akoestische onderbouwing. Champignonkwekerij Gemert B.V. Beeksedijk 10 te Gemert Akoestische onderbouwing Beeksedijk 10 te Gemert Projectgegevens Initiatiefnemer Naam : H. van den Boomen Adres : Beeksedijk 10 Postcode, plaats : 5421 XC Gemert Telefoon : 0492-364941 Handelsnaam en locatie

Nadere informatie

Omschrijving installatie voor het be- en verwerken van mest op het terrein van OOC Terminals BV locatie T2 aan de Merwedestraat te Oss

Omschrijving installatie voor het be- en verwerken van mest op het terrein van OOC Terminals BV locatie T2 aan de Merwedestraat te Oss Projectdocument Datum 25 mei 2016 Auteur Ing. R.M. Nijdam Projectnummer 8.5091 Betreft Omschrijving installatie voor het be- en verwerken van mest op het terrein van OOC Terminals BV locatie T2 aan de

Nadere informatie

Beschikking Wet milieubeheer

Beschikking Wet milieubeheer Beschikking Wet milieubeheer Besluit van burgemeester en wethouders van Woensdrecht. Datum beschikking: 16-12-2008 Onderwerp aanvraag Op 3 juli 2008 is een aanvraag om vergunning ingevolge de Wet milieubeheer

Nadere informatie

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485 Bijlage 1: Overwegingen m.b.t. art. 2.1 lid 1 onder e Wabo (milieu) Bijlage behorende bij de omgevingsvergunning: Nummer: 20110227/129546 Bedrijfsgegevens Naam: Mts IJken Adres: Middendorp 17 Plaats: Wachtum

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Inleiding en planbeschrijving In Netersel is in de huidige situatie een speelterrein gelegen (zie figuur 1). Dat speelterrein is deels binnen het plangebied

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf aan de St. Sebastiaanskapelstraat 9a

Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf aan de St. Sebastiaanskapelstraat 9a Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf aan de St. Sebastiaanskapelstraat 9a 1 Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding 3 1.1. Het project 3 2. Beschrijving huidige en

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 1 van 5 Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 2 van 5 Inleiding Op donderdag 3 april 2014 is door Dierenrijk

Nadere informatie

Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen. Vormvrije Mer beoordeling

Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen. Vormvrije Mer beoordeling Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen Datum : 17 september 2013 Onderwerp : Vormvrije Mer beoordeling Opsteller : Arie Johannes Vormvrije Mer beoordeling Inleiding Op 2 september 2013 is een aanvraag

Nadere informatie

4.3. Fijn stof en NO 2

4.3. Fijn stof en NO 2 geurgevoelige objecten in het buitengebied, die volgens de Wgv beschermd moeten worden, is dus 8,0 Ou en voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom is deze 2,0 Ou. De geuremissie van het bedrijf

Nadere informatie

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug Notitie Contactpersoon Gosewien van Eck Datum 14 november 2013 Kenmerk N001-1220333GGV-evp-V01-NL Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug 1 Inleiding De gemeente

Nadere informatie

Be- en verwerken van mest: een zegen voor water en milieu?

Be- en verwerken van mest: een zegen voor water en milieu? Kennisdag emissies, vergroening en verduurzaming in de landbouw Be- en verwerken van mest: een zegen voor water en milieu? Mark Heijmans 2 december 2014 Het speelveld: schaken op meerdere borden Opzet

Nadere informatie

LOG Montfort - Maria Hoop

LOG Montfort - Maria Hoop LOG Montfort - Maria Hoop Notitie Milieuruimte Definitief Gemeenten Roerdalen en Echt-Susteren Grontmij Nederland B.V. Eindhoven, 8 januari 2014 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 1.1 Aanleiding... 4 1.2

Nadere informatie

Bijlage Melding Activiteitenbesluit. Oude Neerkantseweg 7 te Liessel

Bijlage Melding Activiteitenbesluit. Oude Neerkantseweg 7 te Liessel Bergs Advies B.V. Leveroyseweg 9a 6093 NE Heythuysen Telefoon (0475) 49 44 07 Fax (0475) 49 23 63 E-mail info@bergsadvies.nl Internet www.bergsadvies.nl BIC code: RABONL2U IBAN: NL76RABO0144217414 K.v.K.

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Schalkwijkseweg 22

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Schalkwijkseweg 22 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Schalkwijkseweg 22 2 10 COLOFON TITEL: Ruimtelijke Onderbouwing Schalkwijkseweg 22 STATUS: Definitief PROJECTNUMMER: NL.IMRO.0321.0012PBSCHLKWSWG22 DATUM: 11 februari 2010 AUTEUR:

Nadere informatie

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014 Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014 Achtergrondinformatie Fijnstof is een vorm van luchtverontreiniging die een negatief effect kan hebben op de gezondheid van de mens. Kortstondige blootstelling

Nadere informatie

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1 Provinciale weg N231 Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit Afdeling Openbare Werken/VROM drs. M.P. Woerden ir. H.M. van de Wiel Januari 2006 Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en

Nadere informatie

datum 10 augustus 2018 project Bestemmingsplan Herveld, Tuyn van Limes vestiging Arnhem betreft Onderzoek bedrijven en milieuzonering uw kenmerk -

datum 10 augustus 2018 project Bestemmingsplan Herveld, Tuyn van Limes vestiging Arnhem betreft Onderzoek bedrijven en milieuzonering uw kenmerk - datum 10 augustus 2018 project Bestemmingsplan Herveld, Tuyn van Limes vestiging Arnhem betreft Onderzoek bedrijven en milieuzonering uw kenmerk - versie 001 ons kenmerk M.2016.0750.01.N001 auteur 2e lezer/secr.

Nadere informatie

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016 Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016 Zomerstaete Holding B.V. De heer L. Flier Provincialeweg 7d 3271 LW Mijnsheerenland Inleiding In gevallen dat een besluit of plan betrekking heeft op activiteiten

Nadere informatie

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit 73 Bijlage L Indicatieve bepaling effect alternatieven N 377 op luchtkwaliteit Inleiding De provincie Overijssel is voornemens de N 377 Lichtmis Slagharen (verder

Nadere informatie

Omgevingsvergunning Ruimtelijke onderbouwing Duifhuizerweg perceel Uden, P, 983 te Uden. concept

Omgevingsvergunning Ruimtelijke onderbouwing Duifhuizerweg perceel Uden, P, 983 te Uden. concept Omgevingsvergunning Ruimtelijke onderbouwing Duifhuizerweg perceel Uden, P, 983 te Uden concept Ruimtelijke onderbouwing Duifhuizerweg perceel Uden, P, 983 te Uden DLV Dier Groep B.V. Adviseur / projectleider

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan 3 e Zandwijkje 8 te Hollandscheveld

WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan 3 e Zandwijkje 8 te Hollandscheveld GEMEENTE HOOGEVEEN WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan 3 e Zandwijkje 8 te Hollandscheveld Vastgesteld 1 maart 2011 Voorschriften 3 e Zandwijkje 8 Hollandscheveld 1 maart 20111 Pagina

Nadere informatie

Onderzoek Luchtkwaliteit

Onderzoek Luchtkwaliteit Onderzoek Luchtkwaliteit Deze bijlage bevat het luchtkwaliteitsonderzoek en is de verantwoording voor de toelichting (paragraaf 5.10). In de eerste paragraaf van deze bijlage zijn het geldende beleid en

Nadere informatie

M.E.R. beoordelingsbesluit

M.E.R. beoordelingsbesluit 1 1 NOV 1014 r. OMGEVINGSDIENST FLEVOLAND & GOOI EN VECHTSTREEK M.E.R. beoordelingsbesluit Schenk Recycling B.V. Bolderweg 22, 1332 AV Almere rd" 11111. OMGEVINGSDIENST FLrvoLArmo 6 GOOI EN Vr.-. TTTTTT

Nadere informatie

Zaaknummer: Vergunninghouder: S. van Dusschoten Projectomschrijving het oprichten van een hondenschool. Overwegingen ruimtelijke ordening

Zaaknummer: Vergunninghouder: S. van Dusschoten Projectomschrijving het oprichten van een hondenschool. Overwegingen ruimtelijke ordening Zaaknummer: 701520 Vergunninghouder: S. van Dusschoten Projectomschrijving het oprichten van een hondenschool Overwegingen ruimtelijke ordening Activiteit strijd gebruik gronden of bouwwerken (art. 2.1

Nadere informatie

Monique Meijerink 30 maart 2009. Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten

Monique Meijerink 30 maart 2009. Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten Monique Meijerink Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten Krantenkoppen liegen er niet om Bewoners eisen recht op schone lucht Niks aan de hand, gewoon deuren en ramen dicht Megastal bedreiging voor

Nadere informatie

Oude Tempel Soesterberg Milieukundige onderzoeken luchtkwaliteit en bedrijven en milieuzonering

Oude Tempel Soesterberg Milieukundige onderzoeken luchtkwaliteit en bedrijven en milieuzonering Notitie Project: Oude Tempel Soesterberg Onderwerp: Milieukundige onderzoeken luchtkwaliteit en bedrijven en milieuzonering Referentie: 16M8024 Datum: 18 juli 2016 Auteur: Mevrouw ing. N.J.W. Pirovano

Nadere informatie

Onderzoek luchtkwaliteit. Elsendorpseweg 99, Elsendorp

Onderzoek luchtkwaliteit. Elsendorpseweg 99, Elsendorp Onderzoek luchtkwaliteit Elsendorpseweg 99, Elsendorp Van Dun Advies BV Dorpsstraat 54 5113 TE Ulicoten T 013-519 9458 Postel 8 5711 ET Someren T 0493 745 015 E info@vandunadvies.nl I www.vandunadvies.nl

Nadere informatie

Ontwerp besluit UV

Ontwerp besluit UV Ontwerp besluit UV 20160070 Aanvraag en verzoek Op 3 mei 2016 is voor het adres Aan 't Ven 6 te Nederweert ingekomen: 1. Een omgevingsvergunning aanvraag voor het veranderen van een pluimveehouderij (OBM)

Nadere informatie

Milieuneutrale wijziging van de (werking van de) inrichting (Wabo art 2.1 lid 1 onder e en art 3.10 lid 3)

Milieuneutrale wijziging van de (werking van de) inrichting (Wabo art 2.1 lid 1 onder e en art 3.10 lid 3) Milieuneutrale wijziging van de (werking van de) inrichting (Wabo art 2.1 lid 1 onder e en art 3.10 lid 3) 1 Veranderingen Beschrijf de voorgenomen veranderingen van de inrichting. 1. De volgende afvalwaterstromen

Nadere informatie

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Veehouderij Epe

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Veehouderij Epe Notitie Contactpersoon Floris Eenink Datum 20 februari 2013 Kenmerk N001-1215052FEE-evp-V01-NL 1.1 Aanleiding vormvrije m.e.r.-beoordeling De gemeente Epe is voornemens een agrarisch bouwperceel gelegen

Nadere informatie

Besluit op aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling. Provincie Gelderland datum: 23 december 2015 Nummer: OW2015EAM0003

Besluit op aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling. Provincie Gelderland datum: 23 december 2015 Nummer: OW2015EAM0003 Besluit op aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling Provincie Gelderland datum: 23 december 2015 Nummer: OW2015EAM0003 1. AANLEIDING Op 19 oktober 2015 hebben wij van Coops Mengvoeders BV te Halle (hierna

Nadere informatie

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijzigingsplan Buitengebied Noord, deelplan Noorderhoofddiep 16 te Nieuweroord. Vastgesteld

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijzigingsplan Buitengebied Noord, deelplan Noorderhoofddiep 16 te Nieuweroord. Vastgesteld GEMEENTE HOOGEVEEN Wijzigingsplan Noorderhoofddiep 16 te Nieuweroord Vastgesteld 18 Mei 2010 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Bestaande situatie 3 2.1 Plangebied 3 2.2 Vigerende bestemmingsplan 3 2.3 Toelichting

Nadere informatie

(ontwerp) MAATWERKBESLUIT. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

(ontwerp) MAATWERKBESLUIT. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) (ontwerp) MAATWERKBESLUIT Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) Virol Metaal B.V. (Locatie: Kartonbaan 29 te Winschoten) Groningen, 28 mei 2013 Nr. 2013-20.456 Zaaknr.

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord Ruimtelijke onderbouwing project Vlietweg 16 te Santpoort-Noord W12/000758/ OLO271413 INHOUD 1 Beschrijving

Nadere informatie

MAATMERKVOORSCHRIFT WET MILIEUBEHEER

MAATMERKVOORSCHRIFT WET MILIEUBEHEER Gemeente Emmen, dienst Publiek, afdeling Vergunningen. MAATMERKVOORSCHRIFT WET MILIEUBEHEER betreffende Europaweg 17a te Nieuw Schoonebeek I. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Melding

Nadere informatie

M.e.r.-beoordelingsbesluit. Orgaworld Lelystad Zeeasterweg 40c 8219 PN Lelystad

M.e.r.-beoordelingsbesluit. Orgaworld Lelystad Zeeasterweg 40c 8219 PN Lelystad M.e.r.-beoordelingsbesluit Orgaworld Lelystad Zeeasterweg 40c 8219 PN Lelystad Locatie: Zeesterweg 40 c 8219 PN Lelystad Onderwerp: M.e.r.-beoordelingsbesluit Datum aanvraag: 12-12-2016 Kenmerk OFGV: HZ_MER_BT-53380

Nadere informatie

Omgevingsvergunning OV 20140031

Omgevingsvergunning OV 20140031 Omgevingsvergunning OV 20140031 Aanvraag Op 28 februari 2014 is een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het veranderen van een paardenhouderij (inclusief camping) op het adres Grasdijk

Nadere informatie

RAPPORT LUCHTKKWALITEIT

RAPPORT LUCHTKKWALITEIT RAPPORT LUCHTKKWALITEIT Kerkstraat te Renswoude Gemeente Renswoude Opdrachtgever: Contactpersoon: de heer M. Wolleswinkel de heer M. Wolleswinkel Documentnummer: 20152200/C01/RK Datum: 1 oktober 2015 Opdrachtnemer:

Nadere informatie

(CMC) composteren; grof doorploegen van wet en regelgeving

(CMC) composteren; grof doorploegen van wet en regelgeving (CMC) composteren; grof doorploegen van wet en regelgeving Compositie van beelden en uitspraken van verschillende bronnen Tbv verduidelijking en discussie, niet om er rechten aan te ontlenen Het speelveld

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Schakerpad 5 in Twello

Ruimtelijke onderbouwing Schakerpad 5 in Twello Ruimtelijke onderbouwing Schakerpad 5 in Twello Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Op 2 november 2010 is door het college van burgemeester en wethouders het principebesluit genomen om medewerking te

Nadere informatie

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 12 februari 2014 20102687-06v3 M. Blankvoort

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 12 februari 2014 20102687-06v3 M. Blankvoort Wilhelm Röntgenstraat 4 8013 NE Zwolle Postbus 1590 8001 BN Zwolle T +31 (0)38-4221411 F +31 (0)38-4223197 E Zwolle@chri.nl www.chri.nl Notitie 20102687-06v3 Clarissenhof te Vianen Beoordeling luchtkwaliteitseisen

Nadere informatie

Aanmeldnotitie Besluit Mer

Aanmeldnotitie Besluit Mer Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Aanmeldnotitie Besluit Mer Geerlings Metaalrecycling BV te Venlo Zaaknummer 2012-0164 d.d. 5 april 2012 Verzonden: INHOUDSOPGAVE 1 Besluit 3 2 Procedure 4 2.1

Nadere informatie

Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet luchtkwaliteit stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO 2 )

Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet luchtkwaliteit stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO 2 ) Luchtkwaliteit 1.1. Toetsingskader Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen De Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide

Nadere informatie

TOELICHTING. op het wijzigingsplan Dwarsweg 17, behorende bij het bestemmingsplan Horstermeer van de gemeente Wijdemeren

TOELICHTING. op het wijzigingsplan Dwarsweg 17, behorende bij het bestemmingsplan Horstermeer van de gemeente Wijdemeren TOELICHTING op het wijzigingsplan Dwarsweg 17, behorende bij het bestemmingsplan Horstermeer van de gemeente Wijdemeren Inleiding Door de raad van de toenmalige gemeente Nederhorst den Berg, welke tegenwoordig

Nadere informatie

Pagina 1 van 50 Registratienummer: Z / D

Pagina 1 van 50 Registratienummer: Z / D Postbus 8035 5601 KA Eindhoven T: 088-369 03 69 I: www.odzob.nl Ontwerpbeschikking van Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende op de op 11 augustus 2016 bij hen ingekomen aanvraag van Melkveebedrijf

Nadere informatie

*Z04630B9E6E* Ruimtelijke onderbouwing. Bouwen van een loods op het perceel Westerweg 21 Ouddorp. Initiatiefnemer: Maatschap Aleman-Sperling

*Z04630B9E6E* Ruimtelijke onderbouwing. Bouwen van een loods op het perceel Westerweg 21 Ouddorp. Initiatiefnemer: Maatschap Aleman-Sperling *Z04630B9E6E* Registratienummer: Z -14-38204 / 39321 Ruimtelijke onderbouwing Bouwen van een loods op het perceel Westerweg 21 Ouddorp Initiatiefnemer: Maatschap Aleman-Sperling Opgemaakt: 16 april 2015

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk rsd.431.N001, revisie 2 3 april 2009 R. Cornelis/JBr

Referentienummer Datum Kenmerk rsd.431.N001, revisie 2 3 april 2009 R. Cornelis/JBr Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 263723.rsd.431.N001, revisie 2 3 april 2009 R. Cornelis/JBr Betreft Akoestisch onderzoek Boomkwekerij P. Versmissen te Eersel Inleiding De opdrachtgever is voornemens

Nadere informatie

toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Zoönosen aandachts punt voor GGD Streefwaarden 10 ou woonkernen

Nadere informatie

Gemeente. Schijndel. Beleidsnotitie indieningsvereisten. Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a.

Gemeente. Schijndel. Beleidsnotitie indieningsvereisten. Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a. Gemeente Schijndel Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a., sub 2 Wabo 2 3 bij verzoeken om afwijken van het bestemmingsplan Inleiding Op 24 september 2014 is het

Nadere informatie

Opgesteld door ing. A.M. Rodenbach, Recreatie Noord-Holland NV, d.d. 21 januari 2013

Opgesteld door ing. A.M. Rodenbach, Recreatie Noord-Holland NV, d.d. 21 januari 2013 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING, BEHOREND BIJ DE AANGEVRAAGDE VERGUNNING OMG-12-181 Voor de inrichting en het gebruik van een evenemententerrein in deelgebied De Druppels, tegenover Wagenweg 22/24 te Oudkarspel

Nadere informatie

Memo. In afbeelding 1 is de herontwikkelingslocatie globaal aangegeven. EGD-190613-RM000888

Memo. In afbeelding 1 is de herontwikkelingslocatie globaal aangegeven. EGD-190613-RM000888 Aan E. Douma Van P. van der Sande & T. Breugel Projectnummer RM000888 Kenmerk EGD-190613 Onderwerp impact inpassing herontw. prov. weg 24 vwbt lucht en geluid Datum 1 oktober 2013 Inleiding In onderhavige

Nadere informatie

Betonindustrie onder algemene regels

Betonindustrie onder algemene regels Betonindustrie onder algemene regels Schakel november 2012 7 december 2012 Chris Alblas Inhoud presentatie Aanleiding en achtergrond betonindustrie onder algemene regels Wat zijn de veranderingen voor

Nadere informatie

Beschikking maatwerkvoorschriften

Beschikking maatwerkvoorschriften Wet milieubeheer Beschikking maatwerkvoorschriften Inrichtingdrijver : Kuehne + Nagel Logistics B.V. Activiteiten van de inrichting : 2e fase maatwerk Locatie : Lippestraat 15 te Zwolle Datum beschikking

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET BOUWEN VAN EEN LOODS AAN DE WESTHOFSEZANDWEG 9 TE S- HEER ARENDSKERKE

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET BOUWEN VAN EEN LOODS AAN DE WESTHOFSEZANDWEG 9 TE S- HEER ARENDSKERKE RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET BOUWEN VAN EEN LOODS AAN DE WESTHOFSEZANDWEG 9 TE S- HEER ARENDSKERKE Versie 2, d.d. 6 oktober 2011 Afdeling Stadsontwikkeling M. Jonker 1 Inhoud Hoofdstuk 1. Inleiding

Nadere informatie

Bijlage 2 Milieuneutraal veranderen

Bijlage 2 Milieuneutraal veranderen Bijlage 2 Milieuneutraal veranderen voor de inrichting gelegen aan Molenhuisweg 10 Vlierden Vlierden INHOUDSOPGAVE 1 GEGEVENS INRICHTING 1 2 GEGEVENS VERANDERING (NIET TECHNISCH) 1 3 MER-(BEOORDELINGS)PLICHT

Nadere informatie

Milieukundig Adviesbureau van der Linden

Milieukundig Adviesbureau van der Linden Milieukundig Adviesbureau van der Linden Valkenhof 33 4921 WD MADE Nederland Tel. 0162-687724 Fax 0162-681774 E-mail: vdlmilieu@hetnet.nl Project: Bedrijven en milieuzonering Plangebied Goirkekanaaldijk

Nadere informatie

BESCHIKKING MAATWERKVOORSCHRIFTEN ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER

BESCHIKKING MAATWERKVOORSCHRIFTEN ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER Burgemeester en wethouders van Voorst maken het volgende bekend: BESCHIKKING MAATWERKVOORSCHRIFTEN ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER Aanvraag en besluit Met ingang van 28 juni 2018 ligt met bijbehorende

Nadere informatie

CONCEPT regels Verordening ruimte 2014 naar aanleiding van de dialoog Brabants mestbeleid

CONCEPT regels Verordening ruimte 2014 naar aanleiding van de dialoog Brabants mestbeleid Bijlage 2 Bij statenmededeling Brabants Mestbeleid d.d. 15 november 2016 CONCEPT regels Verordening ruimte 2014 naar aanleiding van de dialoog Brabants mestbeleid 1. Definities Hokdierenhouderij Het houden

Nadere informatie

Ontwerp-besluit Hogere grenswaarde geluid. Woningbouw Waardeel Glimmen

Ontwerp-besluit Hogere grenswaarde geluid. Woningbouw Waardeel Glimmen Ontwerp-besluit Hogere grenswaarde geluid Woningbouw Waardeel Glimmen Besluit van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haren. Nummer: Datum: INHOUD 1. INLEIDING... 3 2. BEOORDELINGSKADER...

Nadere informatie

Geluid: RO en activiteitenbesluit

Geluid: RO en activiteitenbesluit Geluid: RO en activiteitenbesluit Nico Haselager 11 juni 2013 Inhoudsopgave Inleiding Activiteitenbesluit en geluid Ruimtelijke ordening en geluid Twee Casus 2 Activiteitenbesluit en geluid 3 Activiteitenbesluit

Nadere informatie

Ruimtelijke Onderbouwing. t.b.v. het realiseren van twee lichtmasten, Flevostraat 251 Purmerend (Sportcomplex De Munnik)

Ruimtelijke Onderbouwing. t.b.v. het realiseren van twee lichtmasten, Flevostraat 251 Purmerend (Sportcomplex De Munnik) Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. het realiseren van twee lichtmasten, Flevostraat 251 Purmerend (Sportcomplex De Munnik) Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1. Aanleiding Stichting Spurd heeft een aanvraag om omgevingsvergunning

Nadere informatie

Toelichting milieuneutrale verandering Abbott Healthcare Products B.V.

Toelichting milieuneutrale verandering Abbott Healthcare Products B.V. REPORT Weesp, The Netherlands Health, Safety & Environment Issue Date: 19 mei 2016 Toelichting milieuneutrale verandering Abbott Healthcare Products B.V. COPYRIGHT AND PROPERTY ABBOTT HEALTHCARE PRODUCTS

Nadere informatie

Toelichting 'Wijzigingsplan Eerste Weg 4' te Nieuw- en Sint Joosland

Toelichting 'Wijzigingsplan Eerste Weg 4' te Nieuw- en Sint Joosland Toelichting 'Wijzigingsplan Eerste Weg 4' te Nieuw- en Sint Joosland Identificatie Planstatus identificatiecode datum: status: NL.IMRO.0687.BPWBGMEERST-VG98 19 augustus 2011 vastgesteld HOOFDSTUK 1 Doel

Nadere informatie

Omgevingsvergunning OV

Omgevingsvergunning OV Omgevingsvergunning OV 20130168 Aanvraag Op 06 december 2013 is een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het veranderen van een varkenshouderij (OBM) op het adres Hennesweg 41 te Ospel.

Nadere informatie

Omgevingsdienst Regio Nijmegen OMGEVINGSVERGUNNING. Aanvrager Datum besluit Onderwerp

Omgevingsdienst Regio Nijmegen OMGEVINGSVERGUNNING. Aanvrager Datum besluit Onderwerp Omgevingsdienst Regio Nijmegen D161392657 D161392657 OMGEVINGSVERGUNNING Aanvrager Datum besluit Onderwerp Gemeente / locatie OLO-nummer Zaaknummer Activiteit ARN B.V. 25 augustus 2016 Verwerking luiers,

Nadere informatie

GEMEENTE HOOGEVEEN. BESTEMMINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan Trambaan 5 te Nieuweroord

GEMEENTE HOOGEVEEN. BESTEMMINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan Trambaan 5 te Nieuweroord GEMEENTE HOOGEVEEN BESTEMMINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan Trambaan 5 te Nieuweroord 15 Juni 2009 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Bestaande situatie 3 2.1 Plangebied 3 2.2 Vigerende

Nadere informatie

Melding Activiteitenbesluit milieubeheer

Melding Activiteitenbesluit milieubeheer Melding Activiteitenbesluit milieubeheer Aanvrager: Dhr. W.A. Maalderink Akkermansstraat 11 7021 LW ZELHEM INHOUDSOPGAVE Uitwerking melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor het bedrijf

Nadere informatie

Veehouderij & Gezondheid. Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Veehouderij & Gezondheid. Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid Veehouderij & Gezondheid Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid 13 januari 2015 Wat ga ik vertellen? Gezondheid & veehouderij Mogelijkheden om gezondheid mee te wegen in de discussie veehouderij Casus

Nadere informatie

Toelichting milieuneutrale melding actief koolfilter FrieslandCampina Butter & Milkpowder Lochem

Toelichting milieuneutrale melding actief koolfilter FrieslandCampina Butter & Milkpowder Lochem Notitie Contactpersoon Jeroen de Groot Datum 23 december 2015 Kenmerk N001-1235623JEG-beb-V01-NL Toelichting milieuneutrale melding actief koolfilter FrieslandCampina Butter & Milkpowder Lochem 1 Inleiding

Nadere informatie

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor het milieuneutraal veranderen. Sappi Maastricht B.V.

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor het milieuneutraal veranderen. Sappi Maastricht B.V. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Omgevingsvergunning voor het milieuneutraal veranderen. Sappi Maastricht B.V. te Maastricht Zaaknummer: 2017-206587 Kenmerk: 2018/2142 d.d. 11 januari 2018

Nadere informatie

N204 - reconstructie ter hoogte van Linschoten. Luchtkwaliteitsonderzoek

N204 - reconstructie ter hoogte van Linschoten. Luchtkwaliteitsonderzoek N204 - reconstructie ter hoogte van Linschoten Luchtkwaliteitsonderzoek N204 - reconstructie ter hoogte van Linschoten Luchtkwaliteitsonderzoek Rapportnummer: 20155031.R04.V01 Document: 14067 Status: definitief

Nadere informatie

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 29 maart M. Souren

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 29 maart M. Souren Notitie 20122367-09 Wijzigingsbevoegdheid voor de bestemming spoorwegdoeleinden Beoordeling bedrijven & milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid Datum Referentie Uw referentie Behandeld door

Nadere informatie

Reconstructie N226 ter hoogte van de Hertekop. Luchtkwaliteitsonderzoek

Reconstructie N226 ter hoogte van de Hertekop. Luchtkwaliteitsonderzoek Reconstructie N226 ter hoogte van de Hertekop Luchtkwaliteitsonderzoek Reconstructie N226 ter hoogte van de Hertekop Luchtkwaliteitsonderzoek Rapportnummer: 20165415.R02.V01 Document: 14209 Status: definitief

Nadere informatie

Notitie. : Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam : P.R. Beaujean Datum : 12 oktober 2007 : M. Zieltjens Onze referentie : 9S6248.01/N0003/902610/Nijm

Notitie. : Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam : P.R. Beaujean Datum : 12 oktober 2007 : M. Zieltjens Onze referentie : 9S6248.01/N0003/902610/Nijm Notitie Aan : Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam Van : P.R. Beaujean Datum : 12 oktober 2007 Kopie : M. Zieltjens Onze referentie : 9S6248.01/N0003/902610/Nijm Betreft : Luchtkwaliteitsonderzoek Tiendhove

Nadere informatie

Beoordeling omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Beoordeling omgevingsvergunning beperkte milieutoets Beoordeling omgevingsvergunning beperkte milieutoets 1. Procedurele overwegingen 1.1. Gegevens aanvrager Wij hebben op 3 december 015 een aanvraag ontvangen voor een omgevingsvergunning als bedoeld in

Nadere informatie

Nr Casenr Harderwijkerweg 138. Ruimtelijke onderbouwing. gemeente Ermelo Harderwijkerweg 138

Nr Casenr Harderwijkerweg 138. Ruimtelijke onderbouwing. gemeente Ermelo Harderwijkerweg 138 Nr. 14032525 Casenr. 2014-07033 Harderwijkerweg 138 Ruimtelijke onderbouwing pagina 2 van 6 Inleiding Achter op het perceel aan de Harderwijkerweg 138 is een verzoek ingediend om een bedrijfshal en een

Nadere informatie

Ontwerp omgevingsvergunning UV

Ontwerp omgevingsvergunning UV Ontwerp omgevingsvergunning UV 20150044 Aanvraag Op 13 april 2015 is een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het veranderen van een rundveehouderij op het adres Stokershorst 5 te Nederweert-Eind.

Nadere informatie

JANSEN RAADGEVEND INGENIEURSBUREAU

JANSEN RAADGEVEND INGENIEURSBUREAU JANSEN RAADGEVEND INGENIEURSBUREAU INDUSTRIËLE LAWAAIBEHEERSING / PLANOLOGISCHE AKOESTIEK / BOUW- EN ZAALAKOESTIEK / BOUWFYSICA / VERGUNNINGEN Postbus 5047 Stationsweg 2 Tel: 073-6133141 www.jri.nl 5201

Nadere informatie

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april 2015 Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid 22 april 2015 Stand van zaken Uitkomsten geuronderzoek GGD Tussentijdse uitkomsten Veehouderij Gezondheid

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Er is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de realisatie van een kunstwerk

Nadere informatie

Toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

Toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Inhoud Toelichting toetsingsinstrument Proces Keuze indicatoren

Nadere informatie

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening (RO) in Nederland Vanuit de geschiedenis is RO al belangrijk in Nederland, denk bijvoorbeeld aan landinrichting en optimaliseren van de waterhuishouding.

Nadere informatie

Watervergunning. Inhoudsopgave

Watervergunning. Inhoudsopgave Watervergunning Datum: Veendam, 25 oktober 2018 Nummer: HAS2018_Z11430 Onderwerp: Coöperatie AVEBE U.A., locatie Ter Apelkanaal; wijziging van de vergunning op grond van de Waterwet voor het brengen van

Nadere informatie

Wijzigingsplan Fasering Maastricht Aachen Airport. Gemeente Beek / Gemeente Meerssen

Wijzigingsplan Fasering Maastricht Aachen Airport. Gemeente Beek / Gemeente Meerssen Wijzigingsplan Fasering Maastricht Aachen Airport Wijzigingsplan Fasering Maastricht Aachen Airport Toelichting Bijlage Voorschriften Plankaart Schaal 1:2.500 Datum: 24 februari 2012 Projectgegevens:

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree Ruimtelijke onderbouwing Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree 16-08-2011 1. Inleiding Algemeen De heer Wijnen heeft het verzoek gedaan om een loods op het perceel

Nadere informatie

BIJLAGE 1. Toelichting op lijst van bedrijfsactiviteiten

BIJLAGE 1. Toelichting op lijst van bedrijfsactiviteiten BIJLAGE 1 Toelichting op lijst van bedrijfsactiviteiten Toelichting bij de lijst van bedrijfsactiviteiten Algemeen De lijst van bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de richtafstandenlijsten voor milieubelastende

Nadere informatie

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting OMGEVINGSVERGUNNING voor: het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. activiteiten: milieuneutraal veranderen van een inrichting verleend aan: Berger Recycling B.V. locatie:

Nadere informatie

Ruimtelijke motivering. Molenstraat 1a te s-hertogenbosch. Functiewijziging van wonen naar kleinschalig hotel

Ruimtelijke motivering. Molenstraat 1a te s-hertogenbosch. Functiewijziging van wonen naar kleinschalig hotel Ruimtelijke motivering Molenstraat 1a te s-hertogenbosch Functiewijziging van wonen naar kleinschalig hotel Januari 2017 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Aan de Molenstraat 1a is nu op de begane grond

Nadere informatie

Ontwerp omgevingsvergunning UV

Ontwerp omgevingsvergunning UV Ontwerp omgevingsvergunning UV 20160092 Aanvraag Op 17 juni 2016 is een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het veranderen van een varkenshouderij op het adres Nieuwstraat 31 te Ospel.

Nadere informatie

Mestverwaarding bij Twence

Mestverwaarding bij Twence Mestverwaarding bij Twence Inhoud presentatie Urgentie Locatiekeuze (waarom Elhorst-Vloedbelt) Techniek Milieu en veiligheid Stand van zaken / communicatie Samenvatting 2 Urgentie Urgentie Sinds 1 januari

Nadere informatie

Ons kenmerk: RJ/97127-AA017

Ons kenmerk: RJ/97127-AA017 Gemeente Bladel T.a.v. de Gemeenteraad Postbus 11 5530 AA Bladel Someren, 22 november 2017 Uw kenmerk: Onderwerp: Ons kenmerk: RJ/97127-AA017 Omgevingsvergunning (1 e fase) voor het afwijken van het bestemmingsplan

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Omgevingsvergunning Hollewandsweg 28

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Omgevingsvergunning Hollewandsweg 28 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Omgevingsvergunning Hollewandsweg 28 2/11 Inhoudsopgave RUIMTELIJKE ONDERBOUWING 5 Hoofdstuk 1 Inleiding 5 Hoofdstuk 2 Aanvraag omgevingsvergunning 5 Hoofdstuk 3 Geldende planologische

Nadere informatie

Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat

Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat Kenmerk: BELEIDSREGEL OMGEKEERDE WERKING: WOON- EN LEEFKLIMAAT. Aanleiding. Er zijn meerdere redenen aanwezig om een beleidsregel omgekeerde werking

Nadere informatie

(ONTWERP) BESCHIKKING MAATWERKVOORSCHRIFTEN ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER

(ONTWERP) BESCHIKKING MAATWERKVOORSCHRIFTEN ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER Burgemeester en wethouders van Voorst maken het volgende bekend: (ONTWERP) BESCHIKKING MAATWERKVOORSCHRIFTEN ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER Ontwerpbesluit Met ingang van 5 april 2018 ligt met bijbehorende

Nadere informatie

S A U S R R A O E. Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen

S A U S R R A O E. Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen S R L G S A H R R U T Y O U A E E D R A F O R A S Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen Eolus Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen Het programma Eolus beantwoordt

Nadere informatie

Gemeente Achtkarspelen (ontwerp) Ruimtelijke onderbouwing "het realiseren van 15 camperplaatsen Blauhûsterwei 49 te Boelenslaan"

Gemeente Achtkarspelen (ontwerp) Ruimtelijke onderbouwing het realiseren van 15 camperplaatsen Blauhûsterwei 49 te Boelenslaan Gemeente Achtkarspelen (ontwerp) Ruimtelijke onderbouwing "het realiseren van 15 camperplaatsen Blauhûsterwei 49 te Boelenslaan" 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding voor de omgevingsvergunning met afwijking Op

Nadere informatie

Rapportage in opdracht van Bio Forte BV De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zeist Versie 2

Rapportage in opdracht van Bio Forte BV De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zeist Versie 2 Rapportage in opdracht van Bio Forte BV De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zeist Versie 2 Ir. J. Koppejan (Procede Biomass BV) Enschede, 30 augustus 2016

Nadere informatie