Depressie en Dementie invloeden en onderscheid

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Depressie en Dementie invloeden en onderscheid"

Transcriptie

1 Depressie en Dementie invloeden en onderscheid Abstract - De aanwezigheid van een depressie maakt het lastig om dementie vroeg te diagnosticeren. Daarnaast lijkt een depressie ervoor te zorgen dat mensen eerder dement worden. Tevens gaan demente mensen cognitief en in hun dagelijks functioneren sneller achteruit dan mensen die niet depressief zijn. Voor een goede behandeling is een juiste diagnose een eerste vereiste vandaar dat er in deze these verder in is gegaan op de vraag hoe een onderscheid tussen dementie en depressie gemaakt kan worden. Het blijkt dat dit kan met behulp van vragenlijsten en EEG. MRI onderzoek blijkt wel dementie te kunnen vaststellen, doch alleen een ernstige depressie kan met deze methode worden vastgesteld. Het gebruik van vragenlijsten en bij twijfel aanvullend EEG, wordt aangeraden. Dit voor een juiste diagnose en een adequate behandeling zodat mensen langer thuis kunnen blijven wonen wat hun levensgeluk ten goede komt. Universiteit van Amsterdam Afdeling Psychologie Bachelorthese Klinische Psychologie Naam: Petra Buijsman Collegekaartnummer: Begeleidster: Anne van der Veen Aantal woorden: 7626 Augustus 2007

2 Inhoud 1. Inleiding 2 2. De invloed van depressie op dementie 6 3. Het onderscheid tussen depressie en dementie met behulp van vragenlijsten Het onderscheid tussen depressie en dementie door middel van Magnetic Resonance Imaging (MRI) onderzoek Het onderscheid tussen depressie en dementie met behulp van een electroencephalography (EEG) Conclusie Literatuur 25 2

3 1. Inleiding De aanwezigheid van een depressie maakt het lastig om dementie vroeg te diagnosticeren (Maestú et al., 2004). Dit komt omdat er veel dezelfde symptomen zijn zoals: moeite hebben met abstract denken, het korte termijn geheugen, de mogelijkheid om keuzes te maken, verstoring van hogere corticale functies, humeur instabiliteit en moeite met informatieverwerking (Deslandes, Veiga, Cagy, Fiszman, Piedade & Ribeiro, 2004). Daarnaast blijkt het niet alleen moeilijk om dementie vroeg te diagnosticeren bij mensen die depressief zijn, ook het tegengestelde komt voor. Soms wordt van iemand gedacht dat hij dement is, maar deze persoon blijkt vervolgens depressief te zijn (Powlishta, Storandt, Mandernach, Hogan, Grant & Morris, 2004). Dat het heel belangrijk is om mensen juist te diagnosticeren, blijkt uit het gegeven dat de behandelingen voor depressie en dementie erg verschillend zijn. Bovendien kunnen ouderen met een depressie vaak op een relatief gemakkelijke manier behandeld worden, bijvoorbeeld door te starten met antidepressiva, terwijl dit voor cognitieve stoornissen niet het geval is (Monini, Tognetti, Sergio & Bartorelli, 1998). Als door een behandeling de depressie in belangrijke mate verminderd, kan een eventuele beginnende dementie waarschijnlijk beter behandeld worden. Het blijkt zelfs dat mensen die depressief en dement zijn en vervolgens niet of inadequaat behandeld worden, sneller in een verpleeghuis moeten worden opgenomen dan mensen wel een goede behandeling krijgen (Kales, Chen Blow, Welsh & Mellow, 2005). Naast het gegeven dat het diagnosticeren moeilijk lijkt te zijn, lijken depressie en dementie elkaar wederzijds te kunnen beïnvloeden. Een ouder iemand die depressief is, zal zijn geheugen wellicht minder trainen waardoor de snelheid van het optreden van dementie bespoedigd zou kunnen worden. Omgekeerd is het goed voor te stellen dat mensen die beginnen te dementeren en zich daar bewust van zijn, gemakkelijk een depressie kunnen ontwikkelen. Om een duidelijker beeld te krijgen van de problematiek omtrent het onderscheiden van een depressie van dementie wordt eerst een definitie van depressie opgesteld. Albersnagel, Emmelkamp en Hoofdakker (1998) beschrijven een depressie als volgt: van een depressieve stoornis spreken we als de patiënt een depressieve episode doormaakt of doorgemaakt heeft. 3

4 Als kern van een depressieve stemming worden gevoelens van somberheid, wanhoop en uitzichtloosheid genoemd, naast een verlies van belangstelling voor of bevrediging in gebeurtenissen of activiteiten. Daarnaast zijn er nog talloze andere, daar nauw mee samenhangende gevoelsmodaliteiten, zoals het negatieve zelfgevoel, zich uitend in schuld- en minderwaardigheidsgevoelens, futloosheid en machteloosheid die soms ook lichamelijk wordt ervaren, gespannenheid en angst, de verwachting in de steek gelaten te zullen worden bij het besef zelf zo weinig te bieden. De ernst van de depressie wordt beoordeeld op grond van de intensiteit, de duur en het aantal symptomen. Een algemeen ernstcriterium is dat de symptomen in belangrijke mate subjectief lijden en / of beperkingen in het sociaal functioneren moeten veroorzaken. Nu er duidelijkheid bestaat omtrent wat onder een depressie wordt verstaan geven Deelman, Eling, de Haan en van Zomeren (2006) weer wat zij verstaan onder dementie. Laatstgenoemden hebben hun omschrijving gebaseerd op de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV). Bij dementie ontwikkelen zich meervoudige cognitieve functiestoornissen. Geheugenstoornissen zijn een eerste vereiste voor de diagnose. De DSM-IV noemt hiernaast vier andere stoornissen: afasie, apraxie, agnosie en stoornissen van uitvoerende functies. Één van deze vier is in combinatie met geheugenstoornissen voldoende voor de diagnose. Daarnaast mag de diagnose pas gesteld worden als de geheugenstoornissen en minstens één van de overige stoornissen een ernstige belemmering vormen voor een zelfstandig, sociaal of arbeidzaam leven. Bovendien moet worden voldaan aan het criterium dat het capaciteitenniveau duidelijk minder is dan voorheen. Er kan onderscheidt gemaakt worden tussen verschillende soorten dementie, te weten de ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie en fronto-temporale dementie (Braaten, Parsons, Mc Cue, Sellers & Burns, 2006). De ziekte van Alzheimer kenmerkt zich door beschadigingen aan de parieto-temporale gebieden, inclusief de hippocampus en de omliggende corticale structuren. Hierdoor ontstaan met name problemen in het geheugen en leren (Bondi, Reynolds & Chastain, 1996, aangehaald in Braaten et al., 2006). Vasculaire dementie kenmerkt zich daarentegen door vertraagde mentale processen en verstoringen in de uitvoerende functies. Deze mensen hebben problemen met het korte termijn geheugen en het terughalen van informatie (Lezac, 1995, aangehaald in Braaten et al., 2006). Tenslotte is fronto-temporale dementie een degeneratieve conditie van de frontale en anterior temporale gebieden. Deze gebieden controleren redeneren, persoonlijkheid, beweging, spreken, sociale 4

5 gratie, taal en het geheugen. Mensen met deze vorm van dementie worden gekarakteriseerd door hun starre en inflexibele denken (Brun et al., 1994, aangehaald in Braaten et al., 2006). In deze these zal geregeld de verzamelnaam dementie gebruikt worden. De reden hiervoor is dat in de literatuur niet altijd een onderscheidt gemaakt wordt tussen deze verschillende vormen van dementie. In deze these zal allereerst worden gekeken hoe depressie invloed uitoefent op het ontstaan en verloop van dementie. Vandaar dat er allereerst getracht wordt een antwoord te geven op de volgende vraagstelling: Wat is de invloed van een depressie op het ontstaan en het verloop van dementie? Om dit te onderzoeken wordt deze vraagstelling in twee deelaspecten onderverdeeld. Allereerst wordt gekeken naar de invloed van een depressie op het ontstaan van dementie. Vervolgens wordt besproken hoe een depressie de cognitie en het dagelijks functioneren beïnvloedt bij mensen die dementerend zijn. Deze vragen worden in hoofdstuk twee behandeld. Zodra er een beter begrip is verkregen over de wijze waarop depressie, dementie beïnvloedt, wordt er in de resterende hoofdstukken gekeken op welke wijze er bij oudere mensen onderzocht kan worden of ze aan het dementeren zijn, een depressie doormaken of beide. Vandaar dat de tweede vraag in deze these luidt: Kan er onderscheidt tussen depressie en dementie door middel van vragenlijsten, MRI of EEG, gemaakt worden? In hoofdstuk drie wordt besproken hoe dit onderscheid gemaakt kan worden met behulp van vragenlijsten. Vervolgens wordt er in hoofdstuk vier en vijf gekeken naar wat moderne onderzoeksmethoden zoals Magnetic Resonance Imaging (MRI) en electroencephalography (EEG) hieraan kunnen toevoegen. 5

6 2. De invloed van depressie op dementie Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de invloed van depressiviteit op het ontstaan van dementie. In dit hoofdstuk wordt eerst gekeken naar de invloed van depressiviteit op het ontstaan van dementie. Vervolgens wordt ingegaan op de invloed van depressiviteit op het cognitieve functioneren bij demente mensen. Tenslotte wordt behandeld hoe depressiviteit het dagelijkse functioneren van demente mensen beïnvloedt. Ondersteuning dat een depressie van invloed is op het ontstaan van dementie, leverde het onderzoek van Leinonen, Santala, Hyötylä, Santala, Eskola en Salakangas (2004). Zij volgden 135 patiënten van een geriatrische kliniek gedurende tien jaar. Van de 24 patiënten die als depressief werden gediagnosticeerd, werden er zes binnen tien jaar dement. Hetgeen volgens de auteurs ongeveer het dubbele is van de gemiddelde populatie. Op deze leeftijd worden namelijk gemiddeld drie van de 24 patiënten dement. 24 patiënten is echter een relatief laag aantal voor een goede afspiegeling van de maatschappij, waardoor de conclusie dat een depressie van invloed is op het ontstaan van dementie met enige voorzichtigheid moet worden geïnterpreteerd. Een onderzoek waarbij wel voldoende mensen werden gebruik en waarbij een zelfde soort conclusie werd getrokken, is de register studie van Kessing en Andersen (2004). Zij gebruikten de gegevens van alle mensen die waren opgenomen in een ziekenhuis in Denemarken met een affectieve stoornis tussen 1970 en mensen waren gediagnosticeerd als zijnde depressief, 4248 mensen hadden een bipolaire stoornis. Zij concludeerden dat de kans op dementie 13 procent omhoog ging bij iedere opname waarbij een behandeling voor een depressie geïndiceerd was en zes procent, indien het ging om een bipolaire stoornis. Dat een depressie de kans op dementie zo vergroot is een verstrekkende conclusie. Bij het onderzoek van Leinonen et al. (2004) werden van de 24 mensen die depressief waren, er zes dement, hetgeen door toeval veroorzaakt kan zijn. Daarentegen worden bij het onderzoek van Kessing et al. (2004) heel veel proefpersonen gebruikt en uit dit onderzoek komt min of meer dezelfde conclusie. Wellicht kunnen de resultaten bij het onderzoek van Kessing et al. (2004) beïnvloedt zijn doordat de proefpersonen allen opgenomen waren in het ziekenhuis, wat er wellicht op een bepaalde manier voor zorgt dat die mensen sneller dement worden. Toch, als het zo is dat mensen die in een ziekenhuis belanden voor een depressie, sneller dement 6

7 worden, is het waarschijnlijk dat mensen die niet in het ziekenhuis terecht komen met een depressie ook sneller dement worden. Wellicht is dat verband kleiner, omdat mensen die in het ziekenhuis worden opgenomen met een depressie waarschijnlijk een ernstiger depressie hebben dan de mensen die thuis blijven. Bovenstaande onderzoeken laten zien dat een depressie waarschijnlijk de kans vergroot op het ontwikkelen van een dementie. Een ander onderzoek wat deze bevindingen ondersteund komt van Wilson et al. (2002), zij onderzochten of depressieve symptomen van invloed zijn op het ontstaan van dementie en wat de invloed is op de cognitieve achteruitgang. De proefpersonen (n = 821) waren niet dement en kwamen ieder jaar, gedurende zeven jaar, terug voor vervolg onderzoek waar ze een uitgebreide cognitieve screening ondergingen. Tevens werd de mate van depressiviteit ieder jaar gemeten met behulp van de Center for Epidemiologic Studies Depression Scale (CES-D). Gedurende de zeven jaar werden 108 proefpersonen dement. Het bleek dat een hoge score op de CES-D geassocieerd kon worden met een sterkere cognitieve achteruitgang en met een verhoogd risico op dementie. Tevens concludeerden de onderzoekers dat bij ieder depressief symptoom het risico op dementie verhoogd werd met 19 procent. Daarnaast zou de cognitieve achteruitgang 24 procent sneller gaan per depressief symptoom, in vergelijking met de proefpersonen die geen depressieve symptomen hadden. De onderzoeken laten zien dat er een relatie lijkt te bestaan tussen depressiviteit en het dement worden. Het lijkt erop dat depressiviteit de kans op dement worden vergroot. Nu komt de vraag naar voren of mensen die depressief zijn en dement, sneller achteruit gaan in hun cognitie en algemeen functioneren dan demente mensen die niet depressief zijn. Onder algemeen functioneren wordt het functioneren in het dagelijks leven en het uitvoeren van dagelijkse taken verstaan. Samen met cognitie zijn dit twee factoren die in een belangrijke mate achteruit gaan bij mensen die dement zijn. In de volgende onderzoeken zal hier verder naar worden gekeken. Shim en Yang (2006) onderzochten of een depressie de cognitieve achteruitgang bij mensen die dement zijn sneller laat optreden dan bij mensen die niet depressief zijn. Dit deden ze door deze mensen (n = 141) een geriatrische depressie schaal, de MMSI, Clinical dementia Rating en de Barthel index te laten invullen. Deze werden bij aanvang van het onderzoek afgenomen en na zes maanden nogmaals. Mensen die niet depressief waren, werden vergeleken met mensen die wel depressief waren. Tevens werden degenen die een depressie hadden, 7

8 onderverdeeld in drie groepen, te weten, ouderen met de ziekte van Alzheimer, ouderen met vasculaire dementie en ouderen die niet dement waren. Het bleek dat de depressieve mensen in alle groepen slechter presteerden dan niet depressieve mensen. Daarnaast bleek dat indien mensen de ziekte van Alzheimer dan wel vasculaire dementie hadden, depressie de cognitieve achteruitgang sneller liet optreden dan bij mensen die niet depressief waren. Het onderzoek van Shim en Yang laat zien dat demente mensen met een depressie, cognitief slechter scoorden dan demente mensen zonder depressie Hoewel er in het onderzoek wel gecontroleerd is voor vooropleiding, is het niet zeker of de groepen gelijk waren in cognitie toen er nog geen sprake was van dementie, het onderzoek begon namelijk bij aanvang met mensen die al dementerend waren. Het al eerder beschreven onderzoek van Wilson et al. (2002), die onderzochten of depressieve symptomen van invloed zijn op het ontstaan van dementie en / of cognitieve achteruitgang, laat echter ook een snellere cognitieve achteruitgang zien bij mensen die dement en depressief zijn, ten opzichte van mensen die alleen dement zijn. In dit onderzoek is wel over een aantal jaar gekeken naar het verloop van de cognitieve achteruitgang en was in het begin bij geen van de proefpersonen sprake van een dementie, waardoor op dat moment met meer zekerheid naar het niveau van cognitie gekeken kon worden. Hierdoor kan met meer zekerheid geconcludeerd worden dat depressiviteit een negatieve invloed lijkt te hebben op de snelheid van cognitieve achteruitgang en de achteruitgang van de dementie. Depressiviteit lijkt een negatieve invloed te hebben op het cognitieve functioneren van mensen die dement zijn. In de komende onderzoeken zal gekeken worden of depressiviteit ook van invloed is op de wijze waarop demente mensen in het algemeen functioneren. Monini, Tognetti, Sergio, en Bartorelli (1998) onderzochten bij 52 ouderen met de ziekte van Alzheimer, of depressiviteit van invloed is op het algemene functioneren. Depressiviteit werd beoordeeld door een neuropsycholoog aan de hand van DSM-IV criteria. De ouderen kregen een neuropsychologisch en psychologisch onderzoek. Tevens werden er interviews afgenomen bij de ouderen en degene die de ouderen verzorgden. Het bleek dat een depressie ervoor zorgde dat het uitvoeren van dagelijkse taken en het gebruik van apparaten of voorwerpen (algemeen functioneren) slechter ging bij ouderen die mild dementerend waren. Bij mensen die ernstig dementerend waren bleek een depressie geen invloed uit te oefenen op de mate waarin ze algemeen functioneerden. Deze resultaten komen overeen met een 8

9 onderzoek die Kales, Chen, Blow, Welsh en Mellow (2005) uitvoerden. Zij onderzochten of het hebben van een depressie van invloed was op het algemeen functioneren en of ze dan ook vaker werden opgenomen in een verzorgingshuis. De mensen (n = 82) ondergingen een uitgebreid onderzoek, waarbij gebruik werd gemaakt van de Geriatric Depression Scale voor de beoordeling van de mate van depressie. Voor de vaststelling van de mate van dementie werd onder andere gebruik gemaakt van de MMSE, en van de National Institute of Neurological and Communicative Disorders and Stroke and Alzheimer disease and Related Disorders and Stroke. Het bleek dat depressieve demente mensen slechter algemeen functioneerden dan niet depressieve demente mensen en tevens vaker werden opgenomen in een verpleeghuis. Dit terwijl ze niet verschilden in fase van dementie. Een depressie lijkt ervoor te zorgen dat mensen meer kans hebben om dement te worden. Tevens blijken demente mensen die depressief zijn cognitief sneller achteruit te gaan dan demente mensen die niet depressief zijn. Daarnaast gaan mensen die dement en depressief zijn, naast het slechtere cognitieve functioneren, ook in hun algemeen functioneren sneller achteruit. Dit heeft tot gevolg dat deze mensen eerder in een verpleeghuis worden opgenomen dan mensen die alleen depressief of alleen dement zijn. 9

10 3. Het onderscheid tussen depressie en dementie met behulp van vragenlijsten Depressiviteit lijkt een negatieve invloed op het ontstaan van dementie te hebben, daarnaast heeft een depressie een negatieve invloed op de cognitie en het dagelijks functioneren van mensen die dement zijn. Goede diagnostiek is van groot belang omdat depressiviteit en dementie op verschillende manieren behandeld worden. Daarnaast is een depressie vaak relatief makkelijk te behandelen. De vraag is echter hoe een goed onderscheid gemaakt kan worden tussen twee stoornissen waarbij de symptomen elkaar overlappen. In dit hoordstuk zal allereerst gekeken worden naar vragenlijsten die gebruikt worden om een depressie vast te stellen bij demente mensen. Het bespreken van alle vragenlijsten die een depressie meten zou teveel vergen. Vandaar dat ervoor is gekozen een aantal veel gebruikte vragenlijsten te bespreken. Vervolgens zullen nog een aantal vragenlijsten worden besproken die speciaal ontwikkeld zijn om dementie van depressie te onderscheiden. Müller-Thomas, Arlt, Mann, Maβ en Ganzer (2004) onderzochten wat goede screeningsinstrumenten zijn om een depressie te meten bij mensen die dement zijn. Ze gebruikten hiervoor vier verschillende depressie tests, te weten, de 15-point geriatric Depression Scale (GDS), de Montgomery and Åsperg Depression Scale (MADRS), de Cornell Scale for Depression in Dementia (CSDD) en de Nurses Observation Scale for Geriatric Patients (NOS- GER). Deze instrumenten worden allemaal gebruikt in de praktijk en werken adequaat bij mensen die niet dementerend zijn. 316 ouderen met de ziekte van Alzheimer deden mee aan het onderzoek. De mate van dementie werd bepaald door de MMSE. De MADRS en de CSDD hadden een goede interne consistentie, bij de NOS-GER en de GDS was deze ook goed, maar werd slechter naarmate de mensen meer dement waren. De MADRS en de CSDD waren volgens de onderzoekers goede screenings-instrumenten voor het detecteren van een depressie in dementie ongeacht de fase van dementie. Ook Mayer et al. (2006) vergeleken drie depressie schalen met elkaar, te weten de CSDD, the Hamilton Depression Rating Scale (HDRS) en de Neuropsychiatric- Inventory Mood Domains (NPI-M). 44 ouderen met de ziekte van Alzheimer en een depressie deden 12 weken mee. De ouderen werden random toegewezen aan twee verschillende condities, ze kregen of een placebo, ofwel een antidepressiva genaamd Sertraline. Om de drie weken vulden ze alle drie de schalen in. Het bleek dat de CSDD iets beter was in het detecteren van stemmingswisselingen dan de HDRS, en dat beide hierin veel beter waren dan NPI-M. Uit beide onderzoeken komt de CSDD naar 10

11 voren als een goede vragenlijst voor het detecteren van een depressie bij mensen die dement zijn. Daarnaast waren de MADRS en de HDRS ook goede instrumenten, hoewel deze maar in één van de onderzoeken genoemd zijn. Uit bovenstaande blijkt dat er vragenlijsten zijn die kunnen vaststellen of er een depressie speelt bij demente mensen. Tevens blijkt het dat het voor sommige instrumenten lastiger is een depressie vast te stellen naarmate mensen meer dement worden. Het is dus van groter belang om bij mensen die dement zijn een gevoeliger instrument te kiezen dan bij mensen die niet dement zijn. Er lijken echter maar weinig testen te zijn die ervoor gemaakt zijn onderscheid tussen dementie en depressie te maken. Duff, McCaffrey en Solomon (2002) deden onderzoek naar hoe goed de Pocket smell test (PST) onderscheid kan maken tussen de ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie en een depressie. De proefpersonen (n=60) werden onderverdeeld in bovenstaande drie groepen, aan de hand van DSM-IV criteria. Vervolgens moesten de proefpersonen de MMSE invullen en de PST. De PST is een test waarbij drie verschillende geuren moeten worden herkend. Er worden hiervoor vier opties per geur aangeboden. Het bleek dat bij de PST mensen met de ziekte van Alzheimer slechter presteerden dan bij de twee andere groepen. De vraag is echter wat het belang is van dit resultaat, is het niet belangrijker om dementie van depressie te kunnen onderscheiden en niet twee verschillende vormen van dementie van elkaar waarbij er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen vasculaire dementie en een depressie? Deze test zou echter wel als aanvulling gebruikt kunnen worden als de vraagstelling is van wat voor soort dementie er sprake is. Een ander onderzoek om depressie van dementie te scheiden werd gedaan door Neslon, Harper, Kotik-Harper en Kirby (1993). Laatstgenoemden probeerden met behulp van drie soorten tests, 50 demente ouderen van 50 depressieve ouderen te onderscheiden. De testen waren: Controlled oral word association, waarin de proefpersonen zo veel mogelijk woorden moeten opnoemen beginnend met een bepaalde letter. Visual retention, hierin moesten ze hetgeen op de een kaart stond na 10 seconden gezien te hebben in één keer reproduceren. Temporal orientation, waarin ze moesten aangeven wat de datum was, welke dag en hoe laat ongeveer het was. Demente ouderen scoorden als groep slechter op alle tests in vergelijking met de depressieve ouderen, ook demente ouderen met depressieve klachten scoorden slechter. Bij deze testen kon het onderscheidt niet gemaakt worden tussen mensen die een 11

12 depressie hadden met dementie en mensen die alleen dement waren, omdat beide groepen even slecht scoorden op de verschillende onderdelen. Een test die wel onderscheidt kan maken tussen een depressie en dementie, is een test die alles te maken heeft met klokkijken (Bodner, Delazer, Kemmler, Gurka, Marksteiner en Fleischhacker, 2004). De proefpersonen bestonden uit demente ouderen (n = 30), depressieve ouderen (n = 30 ) en een contole groep (n = 30). De proefpersonen werden neuropsychologisch getest en moesten taken uitvoeren die allen te maken hadden met klokkijken, kloktekenen en de juiste tijd op de klok zetten. Het bleek dat demente ouderen het slechter deden op de kloktaken dan depressieve ouderen of de controle groep. De depressieve mensen verschilden van de controle groep alleen op het omzetten van een digitale tijd in de tijd met een klok met wijzers. De PST, de klokkijktestesten en de drie testen Conttrolled oral word association, Visual retention en temporal orientatien, kunnen allen wel enigszins onderscheidt maken tussen depressie en dementie, toch komen ze allemaal iets tekort. Ze kunnen bijvoorbeeld of depressie niet van een normale controle groep onderscheiden, of ze kunnen een depressie niet zien als de mensen ook dement zijn. Als alle drie de testen gezamenlijk afgenomen zouden worden zou dit een goede oplossing zijn, omdat dan wel dementie van depressie onderscheiden kan worden van een controle groep en tevens kan gezien worden of mensen depressief en dement of alleen dement zijn. Waarschijnlijk is dit een iets te eenvoudige oplossing want indien de testen achter elkaar afgenomen worden zullen deze, voornamelijk oudere mensen, snel last krijgen van concentratieproblemen, vermoeidheid en dergelijke. Bij een enkele test kan dit al het geval zijn, laat staan bij een aantal achter elkaar. Bovendien is maar de vraag of deze testen op zichzelf gebruikt kunnen worden voor diagnostiek. De reden hiervoor is dat de onderzoeken waarbij de testen werden bekeken, allemaal uitgevoerd zijn bij groepen. Hieruit is gebleken dat de testen een diagnose kunnen stellen bij groepen, maar individuele diagnose stelling is niet onderzocht. In groepen zullen mensen die niet helemaal aan bepaalde criteria voldoen niet opvallen, en over het algemeen de resultaten niet wijzigen. Echter, bij individuen is het heel vervelend als er een foute diagnose gesteld wordt. Maar omdat er niet getest is op individuen is dit gevaar aanwezig. Een depressie diagnosticeren bij mensen die dement zijn blijkt niet zo makkelijk te zijn. Sommige instrumenten zijn niet gevoelig genoeg, zeker niet als er sprake is van een ernstigere 12

13 dementie. Toch is het eerst diagnosticeren van een dementie en vervolgens een test afnemen om te ondervinden of er ook sprake is van een depressie een betere methode dan het gebruik van de testen die in dit hoofdstuk zijn besproken om een depressie van dementie te onderscheiden. Deze instrumenten blijken namelijk vaak een niet volledig onderscheid te kunnen maken. Daarnaast zijn deze onderzoeken gebaseerd op groepen. Voor een individuele diagnose zal onderzocht moeten worden of de instrumenten gevoelig genoeg zijn om juiste diagnoses te stellen, of dat ze dan veel fouten maken. 13

14 4. Het onderscheid tussen depressie en dementie door middel van Magnetic Resonance Imaging (MRI) onderzoek Het stellen van de juiste individuele diagnose door middel van vragenlijsten blijkt niet zo eenvoudig. Er zijn echter ook andere methoden die kunnen onderzoeken of er sprake is van een dementie of een depressie. Een ervan is de MRI. In dit hoofdstuk wordt er eerst gekeken wat voor beeld er te zien is in de hersenen bij mensen die depressief zijn, vervolgens wordt er gekeken naar mensen die dementerend zijn. De reden om hiernaar te kijken is omdat het eerst duidelijk moet zijn hoe een depressie dan wel dementie eruit ziet in de hersenen, zodat deze beelden met elkaar vergeleken kunnen worden. Tenslotte zal er gekeken worden of het maken van een onderscheidt mogelijk is op basis van MRI. Om afwijkingen in de hersenen te kunnen zien bij dementie dan wel depressie wordt er bij de MRI scan gekeken naar veranderingen in de witte stof (witte stof lesies). Wikipedia (2007) defineerd witte stof als volgt: de witte stof kan gezien worden als de delen van het zenuwstelsel die verantwoordelijk zijn voor informatieoverdracht, terwijl de grijze stof met name te maken heeft met informatieverwerking. De witte stof is het deel van het centraal zenuwstelsel dat de axonen, de gemyeliniseerde uitlopers van zenuwcellen bevat. Deze axonen verbinden de verschillende hersengebieden met grijze stof met elkaar en geleiden de zenuwimpulsen tussen neuronen. Om te onderzoeken of een depressie op latere leeftijd een verband heeft met de hoeveelheid witte stof lesies, deden Heiden et al. (2004) onderzoek bij 21 niet demente depressieve ouderen. Ze keken naar de ernst van de depressiviteit, cognitieve achteruitgang en het globale functioneren. Tevens werd er van de hersenen van iedere proefpersoon een MRI scan gemaakt, welke vervolgens werd beoordeeld door twee ervaren radiologen. Vijf jaar later werd het onderzoek herhaald. Het bleek dat ouderen die ernstiger depressief waren meer witte stof lesies in de periventricular (naast het uiteinde van de ventrikels) en in de subcorticale ruimtes hadden, dan mensen die minder depressief waren. Een soortgelijk onderzoek werd gedaan door Oh en Cheon (2004), alleen vergeleken zij oudere proefpersonen met een depressie (n = 32) met oudere proefpersonen zonder depressie (n = 25). Hieruit bleek ook dat de hoeveelheid witte stof lesies groter waren in het periventricular bij mensen die depressief waren dan bij mensen die niet depressief waren bestempeld. 14

15 Nu gebleken is dat de witte stof lesies groter worden bij mensen die depressief zijn en dan met name in het periventricular, is het interessant om te kijken hoe het MRI beeld eruitziet bij mensen die dementerend zijn. Bigler, Kerr, Victoroff, Tate en Breitner (2002) onderzochten of witte stof lesies meer voorkomen bij mensen die dementerend zijn dan bij gezonde proefpersonen. Aan het onderzoek deden 85 mensen met de ziekte van Alzheimer, 21 mensen met vasculaire dementie en 30 met milde cognitieve symptomen en 20 gezonde proefpersonen, mee. Mensen met de ziekte van Alheimer en vasculaire dementie hadden meer witte stof lesies in de gehele hersenen, maar vooral in het periventricular in vergelijking met gezonde proefpersonen. De witte stof lesies verergerden gedurende het ouder worden en de mate van dementie. Ook de Groot et al., (2002) onderzochten gedurende tien jaar met regelmatige intervallen 563 niet demente ouderen. De mate van witte stof lesies en het cognitieve functioneren werd gemeten. Uit dit onderzoek bleek ook dat hoe meer witte stof lesies in het periverticular hoe sneller de cognitieve achteruitgang optrad. Dementie en depressie gaan gepaard met een toename van witte stof lesies in verschillende delen van de hersenen, maar bij beide voornamelijk in het periventricular. Bij dementie wordt er echter ook een toename van witte stof lesies in de gehele hersenen gezien. Er wordt nu gekeken of het mogelijk is onderscheidt tussen de twee ziektebeelden te maken met behulp van de MRI. Lind, Jonsson, Karlsson, Sjögren, Wallin en Edman (2006) onderzochten of depressieve symptomen van invloed zijn op het aantal witte stof lesies in de hersenen die gevonden wordt bij mensen die dementerend zijn. Proefpersonen (n = 67) kregen vragenlijsten die zij en hun verzorgers invulden om de mate van dementie en depressiviteit vast te stellen. Vervolgens werd door middel van een MRI scan de hoeveelheid witte stof lesies op drie plaatsen in de hersenen bepaald, te weten, periventricular, frontaal en occipital. Er werd geen verband gevonden tussen de mate van depressiviteit en de hoeveelheid witte stof lesies. Depressiviteit bleek dus geen invloed te hebben op de hoeveelheid witte stof lesies in demente ouderen. Dat dit verband niet werd gevonden kan komen doordat ernstig depressieve mensen buiten het onderzoek werden gelaten en er daarom alleen gekeken werd naar depressieve symptomen die wellicht veroorzaakt werden door de dementie en niet door een eventuele depressie. Een ander onderzoek werd gedaan door Barber et al. (1999), zij deden een soortgelijk onderzoek (n = 80) en concludeerden wel dat meer witte stof lesies in 15

16 het frontale deel van de hersenen geassocieerd werd met ernstiger mate van depressiviteit. Echter, in dit onderzoek werden mensen met een ernstige depressie niet uitgesloten, wat een verklaring kan zijn waarom in dit onderzoek wel een verschil werd gevonden. Dit betekend dat er alleen indien er sprake is van een ernstige depressie, de MRI een uitkomst kan bieden. Witte stof lesies in het periventricular en subcorticale ruimtes nemen toe naarmate mensen langer of ernstiger depressief zijn. Bij demente mensen nemen niet alleen de witte stof lesies in het periventricular toe, maar ook de gehele hersenen. De MRI kan echter alleen een depressie bij dementie opmerken als mensen ernstig depressief zijn. Vandaar dat de MRI op dit moment niet zelfstandig gebruikt kan worden om om co-morbiditeit van depressie en dementie vast te stellen. Daarentegen zou MRI wel gebruikt kunnen worden als ondersteuning van de diagnose stelling. Daarnaast is het gebruik van vragenlijsten eenvoudiger, maar vooral ook een goedkopere oplossing om tot een diagnose te komen. Als aanvulling kan nog gezegd worden dat er meer onderzoek gedaan zou kunnen worden naar de verschillende hersengebieden. Bij verschillende soorten dementie worden verschillende gebieden in de hersenen aangetast, deze gebieden verschillen wellicht van de gebieden die worden aangetast bij depressieve mensen. In dat geval zou er op basis van de locatie van de witte stof lesies, toch een diagnose gesteld kunnen worden. 16

17 5. Het onderscheid tussen depressie en dementie met behulp van een electroencephalography (EEG) Het gebruik van MRI is niet afdoende gebleken om depressie van dementie te kunnen onderscheiden. Het EEG is een ander instrument wat objectief kan meten wat er in de hersenen gebeurd. Vandaar dat er in dit hoofdstuk gekeken zal worden of een EEG een waardevolle bijdrage kan leveren in het onderscheiden van de diagnosen depressie en dementie. Tegenwoordig wordt er in plaats van een EEG, vaak gebruik gemaakt van een qeeg. Dit is een EEG waarop bepaalde berekeningen worden losgelaten, waardoor er een frequentiespectrum wordt berekend. Daarnaast kan er ook worden gekeken naar het gebruik van magneetencefalografie (MEG) bij het onderscheid tussen dementie en depressie. MEG meet het magnetische correlaat van de elektrische activiteit in de hersenen met behulp van EEG (Deelman et al. 2006). Bij het EEG worden vier types hersengolven (alpha, beta, delta en theta) onderscheiden. Alfagolven hebben een frequentiebereik van 8 tot 13 Hz. Deze golven komen voor bij wakkere volwassen mensen met gesloten ogen en geven aan dat iemand op een ontspannen wijze alert is. De golven komen veel voor in het occipitale (visuele) cortex. Beta-golven hebben een frequentiebereik van 14 Hz. en hoger. Beta-golven met een lage amplitude en met meerdere verschillende frequenties worden vaak in verband gebracht met intense actieve gedachten en concentratie. Ritmische beta-golven hebben te maken met diverse pathalogische of druggerelateerde oorzaken. Deltagolven hebben een frequentiebereik van 0 tot 4 Hz, zij komen voor tijdens de diepe slaap. Theta-golven hebben een frequentiebereik van 4 tot 7 Hz en komen vaak voor tijdens het doezelen, (dag)dromen en lichte slaap. Verder kunnen deze golven opgewekt worden door trance of hypnose (Adamis, Sahu & Treloar, 2005). In het EEG onderzoek kan er naar veel verschillende afleidingen en hersengolven worden gekeken. Het vergt teveel om eerst een beeld te scheppen van hoe de hersengolven eruit zien bij mensen die alleen depressief of alleen dement zijn. Hetgeen wel in het vorige hoofdstuk gedaan is. Vandaar dat er in dit hoofdstuk gekozen is om meteen naar de verschillen tussen depressiviteit en dementie te kijken. 17

18 Een onderzoek naar het gebruik van EEG bij mensen die depressief dan wel dement zijn, is gedaan door Brinkmeyer, Grass-Kapanke en Ihl (2004). Aan het onderzoek deden 47 mensen met de ziekte van Alzheimer mee en 16 mensen met een depressie. Bij de proefpersonen werden verschillende vragenlijsten afgenomen, te weten de Test for Early Detection of Dementia from Depression (TE4D), de Syndrom-Kurz-Test (SKT), de Brief Cognitive Rating Scale (BCRS) en de Mini-Mental-State-Examination (MMSE). Hierna werd er een EEG afgenomen. Het onderzoek werd een jaar later herhaald. Het bleek dat als de testen slechter gemaakt werden, er een verminderde snelheid op het EEG werd gezien. Tevens bleek dat na een jaar de frequentie van de Alpha en Beta golven verminderd waren bij mensen met de ziekte van Alzheimer. Wat zou kunnen duiden op een afname van alertheid, actieve gedachten en concentratie. In het onderzoek wordt niet meer ingegaan op depressiviteit. In de volgende onderzoeken wordt beter gekeken naar hoe een onderscheid gemaakt kan worden tussen mensen die dement zijn, mensen die depressief zijn en mensen die beide diagnosen hebben. Pozzi, Golimstock, Petracchi, Garcia en Starkstein (1995) gebruikten een qeeg om onderscheid te maken tussen mensen met de ziekte van Alzheimer en tevens een depressie (n = 17), mensen die alleen dement waren (n = 18), mensen die alleen een depressie hadden (n = 13) en mensen die dienden als controle groep (n = 10). Het bleek ten eerste dat depressieve mensen van niet depressieve mensen onderscheiden konden worden doordat depressieve mensen een lagere alpha waarde hadden in het rechter posterior gebied. Hogere alpha waarden duiden op alertheid volgens Adamis et al. (2005), het lijkt logisch dat depressieve mensen minder alert zijn. Daarnaast hadden depressieve mensen een verlaging in de delta waardes, in vergelijking met niet depressieve mensen. Ten tweede konden demente mensen van niet demente mensen onderscheiden worden doordat demente mensen over het algemeen lagere alfa en beta waardes hadden en hogere delta en theta waardes in de gehele hersenen. Daarnaast waren er twee specifieke gebieden aan te wijzen die demente mensen van niet demente mensen konden onderscheiden, bij demente mensen waren er namelijk lagere alfa waardes in de posteriore gebieden en hogere delta waardes in de posteriore gebieden. Ten derde konden demente depressieve mensen van mensen met alleen een depressie onderscheiden worden doordat er bij de depressieve en demente mensen verminderde alpha waarden werden gevonden in de rechter hemisfeer in vergelijking met de alleen demente groep. Tevens werd er bij depressieve mensen met dementie een verhoging gevonden van de delta waardes in de posteriore gebieden in vergelijking met alleen depressieve mensen. Uit het onderzoek kan dus samengevat worden dat het erop lijkt dat er onderscheid gemaakt kan 18

19 worden tussen mensen die wel of niet dement waren, mensen die wel of niet depressief waren en daarnaast kon er onderscheid gemaakt worden tussen mensen met die een depressie hadden en dement waren van mensen die alleen depressief of alleen dement waren. Uit het vorige onderzoek bleek dat er een onderscheidt gemaakt kan worden met een qeeg tussen mensen die wel of niet depressief zijn en mensen die wel of niet dement zijn. Dezelfde conclusie trokken Deslandes, Veiga, Cagy, Fiszman, Piedade en Ribeiro (2004), zij onderzochten mensen van een Alzheimer dag centrum. Hiervan waren 74 mensen dement met depressieve klachten, 41 mensen waren alleen depressief. Ze ondergingen 20 minuten lang een basis qeeg, hiervan werd twee minuten data gebruikt. De uitslagen werden vergeleken met een databank met gegevens van mensen zonder dementie of depressie. Verschillende afleidingen van het qeeg werden bekeken. Het bleek ten eerste dat depressieve mensen hogere theta en lagere delta waardes hadden dan niet depressieve mensen. Ten tweede bleek dat mensen die dement waren hogere theta en lagere alpha waardes hadden dan niet demente mensen. Ten derde bleek dat demente mensen van depressieve mensen konden worden onderscheiden doordat de theta en delta waardes bij demente mensen hoger waren dan bij depressieve mensen, de alpha waardes bleken echter lager te zijn. Uit het onderzoek komt dus naar voren dat er een onderscheid gemaakt kon worden tussen mensen die dement, depressief en geen dementie of depressie hebben. De onderzoeken van Deslandes et al. (2004) en Pozzi et al. (1995) sluiten op elkaar aan ten opzichte van de gevonden bevindingen. Alleen kijkt het onderzoek van Pozzi et al. (1995) ook naar specifieke hersengebieden, terwijl Deslandes et al. (2004) meer naar de hersengolven in zijn algemeenheid kijkt. De onderzoeken laten beiden zien dat het gebruik van qeeg een goed instrument is om depressie van dementie te onderscheiden en ook om co-morbiditeit vast te stellen. Het lijkt erop dat qeeg een goed instrument is om te kijken of er sprake is van een dementie, depressie of co-morbiditeit. Een ander onderzoek om dementie van depressie te onderscheiden werd gedaan door Maestú et al. (2004) met behulp van MEG. Zij onderzochten hersenactiviteit die de karakteristieken van de ziekte van Alzheimer kunnen weergeven. Ze vergeleken daarvoor de hersenactiviteit van mensen met de ziekte van Alzheimer (n = 12), met mensen die depressief waren (n = 10) en met een controle groep, (n = 10). De proefpersonen moesten Sternberg s letter-probe taak uitvoeren, onderwijl werd de 19

20 hersenactiviteit in kaart gebracht met behulp van MEG. Het bleek dat er bij mensen met de ziekte van Alzheimer minder verschillende bronnen van activiteit in de linker temporale kwab optrad dan bij mensen die depressief waren of in de controle groep zaten. In dit onderzoek werd er echter tussen mensen die depressief waren en de controle groep geen verschil gevonden. MEG lijkt een goed instrument te zijn om een dementie te detecteren, alleen een depressie kon niet worden gedetecteerd. Wellicht komt dit omdat de mensen in dit onderzoek gedurende de meting, een taak moesten uitvoeren wat de meting nadelig heeft beïnvloed. Tevens kan het zijn dat de MEG niet gevoelig genoeg is om een onderscheid te kunnen maken tussen depressieve en niet depressieve mensen. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar het gebruik van MEG om depressie en dementie van elkaar te scheiden. De resultaten moeten daarom voorzichtig geïnterpreteerd worden. Vooralsnog lijkt het erop dat de qeeg een beter screeningsinstrument is dan de MEG, omdat de qeeg wel depressieve mensen van niet depressieve mensen kan scheiden. Wel kunnen beide instrumenten een verschil aantonen tussen demente mensen en niet demente mensen. De qeeg lijkt een bruikbaar instrument om dementie, depressie of co-morbiditeit vast te stellen. Daarnaast blijkt het een beter instrument dan de MRI, wat immers geen goed onderscheidt lijkt te kunnen maken tussen een depressie en dementie, tenzij de depressie ernstig genoeg is. Los hiervan is het gebruik van de MRI vrij kostbaar, zeker in vergelijking met de EEG. Het gebruik van vragenlijsten is waarschijnlijk het goedkoopst, doch moet er bij de keuze van vragenlijsten goed gelet worden op de gevoeligheid, omdat anders een depressie bij dementie kan worden gemist. Tevens lijken er geen goede vragenlijsten te bestaan om juist dat onderscheidt te kunnen maken. Vooralsnog lijkt de EEG een bruikbaar instrument om de diagnostiek te ondersteunen. 20

21 6. Conclusie Dementie lijkt vaker voor te komen indien mensen vaker depressief zijn. Daarnaast lijkt een depressie het ontstaan van dementie te bespoedigen. Tevens gaan depressieve en demente mensen cognitief en in hun dagelijks functioneren sneller achteruit, dan mensen die alleen dement of alleen depressief zijn. Voor een goede behandeling is een juiste diagnose een eerste vereiste vandaar dat er in deze these verder is ingegaan op de vraag hoe een onderscheidt tussen dementie en depressie gemaakt kan worden. Het blijkt dat dit kan met behulp van vragenlijsten, waarbij als eerste een dementie vastgesteld wordt en daarna met andere vragenlijsten een eventuele depressie. Een andere manier om depressie van dementie te scheiden is door een MRI onderzoek, dit instrument blijkt goed te zijn als ondersteuning van de diagnose, doch is als screenings-instrument zonder andere methodes te weinig onderscheidend. Tenslotte kan het verschil tussen dementie en depressie goed onderscheiden worden met behulp van qeeg. Mensen die een depressie hebben doorgemaakt lijken meer kans te hebben om later dement te worden. Indien mensen al dementerend zijn, zorgt een depressie ervoor dat ze cognitief en in hun dagelijks functioneren sneller achteruit gaan, dan mensen die alleen dement zijn. Dit alles heeft tot gevolg dat deze mensen sneller in een verpleeghuis terechtkomen. Hetgeen bevestigt dat een goede diagnose van groot belang is. De meeste mensen willen immers zo lang mogelijk, op een verantwoorde manier, zelfstandig thuis wonen. Toch blijkt dat het stellen van een diagnose niet eenvoudig omdat veel symptomen elkaar overlappen. Doordat de symptomen elkaar overlappen moet er op een creatieve manier gekeken worden hoe depressie en dementie van elkaar onderscheiden kunnen worden, tevens moeten de instrumenten voldoende gevoelig zijn om ook co-morbiditeit te kunnen ontdekken. Een manier om dit te doen, is door het gebruik van vragenlijsten. Het is gebleken dat sommige vragenlijsten die een depressie zouden moeten diagnosticeren, niet voldoende gevoelig zijn als mensen meer dement worden, de depressie wordt dan niet meer herkent. De juiste vragenlijsten kiezen bij mensen die dement zijn is dus van groot belang. Er bestaan ook creatieve vragenlijsten die ervoor gemaakt zijn om een depressie van dementie te onderscheiden. De besproken instrumenten blijken vaak geen volledig onderscheid te kunnen maken. De testen kunnen bijvoorbeeld iemand die depressief is wel van iemand die dement is onderscheiden, maar bij iemand die beide diagnosen heeft, wordt er maar één van de twee 21

22 diagnosen onderkent. Terwijl het heel belangrijk is om vooral een depressie te diagnosticeren, omdat deze een grote negatieve invloed heeft op het dagelijks leven en tevens relatief makkelijk te behandelen is. Het is dus ook van groot belang dat een dergelijke diagnose tijdig en juist herkend wordt. Naast het gebruik van vragenlijsten is het stellen van de diagnose dementie dan wel depressie, met behulp van een MRI scan mogelijk. Het blijkt namelijk dat witte stof lesies in de periventricular en in het frontale deel van de hersenen toenemen naarmate mensen meer depressief zijn. Bij mensen die dement zijn is er ook een toename van witte stof lesies in het periventricular gevonden, maar ook een toename in de gehele hersenen. Het blijkt dat de MRI alleen co-morbiditeit van dementie en depressie kan herkennen, indien er sprake is van een ernstige depressie. Hieruit blijkt dat de MRI geschikt is voor de ondersteuning van de diagnostiek, doch op dit moment blijft er aanvullende diagnostiek noodzakelijk. Een andere methode om een depressie van dementie te onderscheiden is met behulp van een qeeg. Deze methode blijkt goed onderscheid te kunnen maken tussen dementie en depressie. Tevens kan co-morbiditeit worden aangetoond. De variant van de EEG genaamd MEG blijkt wel dementie te kunnen diagnosticeren, maar geen depressie. Daar er echter weinig onderzoek is gedaan naar de MEG, moeten deze resultaten voorzichtig worden geïnterpreteerd. Samenvattend kan worden gezegd dat vragenlijsten op zich goed zijn voor het diagnosticeren van dementie en depressie. Een nadeel van vragenlijsten is dat ze gevoelig zijn voor bias. Zeker oudere mensen zullen meer last hebben van bijvoorbeeld vermoeidheid en concentratie problemen, hiernaast zullen depressiviteit en dementie de interpreteerbaarheid van vragenlijsten niet bespoedigen. Een andere methode voor de diagnostiek is de MRI. Het voordeel hiervan is dat een eventuele bias zoals vermoeidheid of concentratieproblematiek, minder van invloed zijn op de meting. Een nadeel is echter dat deze methode erg prijzig is en bovendien alleen een depressie bij demente mensen kan meten indien deze ernstig genoeg is. Als de MRI dan vergeleken wordt met testafname via vragenlijsten, verdienen vragenlijsten de voorkeur, gezien de relatief gemakkelijke afname en de geringe kosten. Tot slot is er ook nog de qeeg, deze blijkt een goed instrument te zijn om een onderscheid te maken tussen depressie, dementie en co-morbiditeit. Tevens is dit een goedkoper instrument dan de MRI. Vragenlijsten verdienen de voorkeur vanwege de eenvoudige afname, maar bij enige twijfel zou een aanvullende diagnostiek met behulp van qeeg raadzaam zijn. Al met al zou een 22

23 combinatie van deze instrumenten in theorie de beste en betrouwbaarste oplossing zijn. In de praktijk is dat echter niet haalbaar en zal er vooral gewerkt worden met vragenlijsten. Het is daarbij van belang dat de artsen, psychologen en psychiaters zich bewust zijn van de overlap in symptomen en het feit dat het moeilijk is een goed onderscheid te maken, terwijl dat juist wel van belang is. Bij veel van de onderzoeken die gedaan zijn om een onderscheid te maken tussen depressie en dementie, is er niet gekeken naar de verschillende vormen van dementie. In de onderzoeken wordt vaak geschreven dat de symptomen elkaar overlappen, maar als er testen ontwikkeld worden waarbij er specifiek naar de verschillende symptomen gekeken wordt, die bij de verschillende vormen van dementie horen, is het wellicht makkelijker om een onderscheid te maken. Daarnaast zou het goed zijn dit ook mee te nemen naar het MRI en EEG onderzoek. De reden hiervoor is dat er verschillende hersengebieden worden aangetast bij de verschillende vormen van dementie. Waarschijnlijk komt dat tot uiting in de uitslagen van de MRI en EEG. Hier zou dus meer onderzoek naar gedaan moeten worden. Tevens zou er onderzocht moeten worden wat de oorzaken zijn dat blijkbaar dementie en depressie in de praktijk, niet goed van elkaar onderscheiden worden. Dat symptomen elkaar overlappen zou niet voldoende reden moeten zijn om dit onderscheid niet te kunnen maken. Wellicht wordt er te weinig gedacht aan een depressie bij mensen die dement lijken te zijn. Daarom zou het kunnen dat er niet altijd een test voor depressie wordt afgenomen, naast een test voor dementie en zou dit vaker standaard gedaan moeten worden. Dit is echter een zuivere speculatie, er zou meer onderzoek naar gedaan moeten worden. Een gebrek aan vragenlijsten is dat ze vaak onderzocht zijn op grote groepen mensen. Hieruit is gebleken dat ze wel een onderscheid kunnen maken tussen groepen, maar naar het stellen van individuele diagnoses is weinig onderzoek gedaan waardoor het niet ondenkbaar is dat er dan fouten worden gemaakt. Er zou onderzocht moeten worden hoe goed vragenlijsten individuen kunnen diagnosticeren. Hiernaast zouden er betere vragenlijsten of andere testjes ontwikkeld kunnen worden om dementie en depressie van elkaar te onderscheiden. Op dit moment gebeurt dat voornamelijk door eerst een dementie vast te stellen en dan een depressie. Waarschijnlijk zouden er best 23

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting In het promotieonderzoek dat wordt beschreven in dit proefschrift staat schade aan de bloedvaten bij dementie centraal. Voordat ik een samenvatting van de resultaten geef zal ik

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting 99 Nederlandse Samenvatting Depressie is een veel voorkomend en ernstige psychiatrisch ziektebeeld. Depressie komt zowel bij ouderen als bij jong volwassenen voor. Ouderen en jongere

Nadere informatie

Summary in Dutch / Nederlandse Samenvatting

Summary in Dutch / Nederlandse Samenvatting Summary in Dutch / Nederlandse Samenvatting 2 In dit proefschrift wordt met behulp van radiologische technieken de veroudering van de hersenen bestudeerd. Hierbij wordt in het bijzonder aandacht besteed

Nadere informatie

EEG tijdens geheugenactivatie een onderzoek naar vroege hersenveranderingen bij de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Huntington

EEG tijdens geheugenactivatie een onderzoek naar vroege hersenveranderingen bij de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Huntington EEG tijdens geheugenactivatie een onderzoek naar vroege hersenveranderingen bij de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Huntington In Nederland wordt het aantal patiënten met dementie geschat op meer

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 137 138 Het ontrafelen van de klinische fenotypen van dementie op jonge leeftijd In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt dementie ook op jonge leeftijd voor. De diagnose

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting nelleke tolboom binnenwerk aangepast.indd 161 28-12-2009 09:42:54 nelleke tolboom binnenwerk aangepast.indd 162 28-12-2009 09:42:54 Beeldvorming van Alzheimerpathologie in vivo:

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting HET BEGRIJPEN VAN COGNITIEVE ACHTERUITGANG BIJ MULTIPLE SCLEROSE Met focus op de thalamus, de hippocampus en de dorsolaterale prefrontale cortex Wereldwijd lijden ongeveer 2.3

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose Nederlandse samenvatting proefschrift Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose Cerebral changes in Amyotrophic Lateral Sclerosis, 5 september 2017, UMC Utrecht Inleiding Amyotrofische

Nadere informatie

Het begrijpen van heterogeniteit binnen de ziekte van Alzheimer: een neurofysiologisch

Het begrijpen van heterogeniteit binnen de ziekte van Alzheimer: een neurofysiologisch Het begrijpen van heterogeniteit binnen de ziekte van Alzheimer: een neurofysiologisch perspectief Inleiding De ziekte van Alzheimer wordt gezien als een typische ziekte van de oudere leeftijd, echter

Nadere informatie

Vroegsignalering bij dementie

Vroegsignalering bij dementie Vroegsignalering bij dementie Docentenhandleiding voor mbo-zorg onderwijs en bijscholing Docentenhandleiding voor mbo-zorg onderwijs en bijscholing Contact: Connie Klingeman, Hogeschool Rotterdam c.a.klingeman@hr.nl

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 188 Type 1 Diabetes and the Brain Het is bekend dat diabetes mellitus type 1 als gevolg van hyperglykemie (hoge bloedsuikers) kan leiden tot microangiopathie (schade aan de kleine

Nadere informatie

VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht

VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht GEDRAG: De wijze waarop iemand zich gedraagt, zijn wijze van doen, optreden

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/39720 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Hafkemeijer, Anne Title: Brain networks in aging and dementia Issue Date: 2016-05-26

Nadere informatie

Integratie van functionele en moleculaire beeldvorming bij de ziekte van Alzheimer

Integratie van functionele en moleculaire beeldvorming bij de ziekte van Alzheimer Integratie van functionele en moleculaire beeldvorming bij de ziekte van Alzheimer Achtergrond De ziekte van Alzheimer De ziekte van Alzheimer (Alzheimer s disease - AD) is een neurodegeneratieve ziekte

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de

De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de Rick Helmich Cerebral Reorganization in Parkinson s disease (proefschrift) Nederlandse Samenvatting De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de

Nadere informatie

De ziekte van Alzheimer. Diagnose

De ziekte van Alzheimer. Diagnose De ziekte van Alzheimer Bij dementie is er sprake van een globale achteruitgang van de cognitieve functies, zoals het geheugen of de taalfuncties. Deze achteruitgang leidt tot functionele beperkingen in

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Wetenschappelijke Samenvatting. 1. Kwetsbaarheid en emotionele verwerking bij depressie

Wetenschappelijke Samenvatting. 1. Kwetsbaarheid en emotionele verwerking bij depressie Wetenschappelijke Samenvatting 1. Kwetsbaarheid en emotionele verwerking bij depressie In dit proefschrift wordt onderzocht wat spaak loopt in de hersenen van iemand met een depressie. Er wordt ook onderzocht

Nadere informatie

PLS is een broertje van ALS

PLS is een broertje van ALS PLS is een broertje van ALS Juni 2018 Wetenschappelijk onderzoek specifiek naar primaire laterale sclerose (PLS) gebeurt slechts op zeer kleine schaal. Deze motorneuronziekte is zo zeldzaam, dat het moeilijk

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

EEG en MEG bij de diagnostiek van cognitieve stoornissen

EEG en MEG bij de diagnostiek van cognitieve stoornissen EEG en MEG bij de diagnostiek van cognitieve stoornissen Alida A. Gouw Neuroloog / klinisch neurofysioloog VU medisch centrum Dementie Update 2018 Disclosures Research support van Boehringer Ingelheim

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Dit hoofdstuk vat de in dit proefschrift beschreven onderzoeken samen. Na de samenvatting van de studies volgen de methodologische overwegingen en klinische implicaties. De ziekte

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20126 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Dumas, Eve Marie Title: Huntington s disease : functional and structural biomarkers

Nadere informatie

Depressie op latere leeftijd, kenmerken van de hersenen en ECT respons.

Depressie op latere leeftijd, kenmerken van de hersenen en ECT respons. NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING Nederlandstalige samenvatting Depressie op latere leeftijd, kenmerken van de hersenen en ECT respons. Inleiding Wereldwijd neemt het aantal mensen met een leeftijd ouder dan

Nadere informatie

III Identificatie van de geneesheer die verantwoordelijk is voor de behandeling (naam, voornaam, adres, RIZIV-nummer):

III Identificatie van de geneesheer die verantwoordelijk is voor de behandeling (naam, voornaam, adres, RIZIV-nummer): BIJLAGE A: Model van formulier voor eerste aanvraag: Formulier voor eerste aanvraag tot terugbetaling van EXELON pleisters voor transdermaal gebruik ( 4680000 van hoofdstuk IV van het K.B. van 21 december

Nadere informatie

Depressie na een beroerte

Depressie na een beroerte Afdeling: Onderwerp: 6B Neurologie 1 Voor wie is deze folder bedoeld? Deze informatiefolder is bedoeld voor zowel patiënten die in het Ikazia Ziekenhuis zijn opgenomen en/of hun naasten. Door middel van

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 203 Nederlandse samenvatting Wittere grijstinten Klinische relevantie van afwijkingen in de grijze stof in multipele sclerose, zoals afgebeeld met MRI Multipele sclerose (MS) is

Nadere informatie

Dit proefschrift presenteert de resultaten van het ALASCA onderzoek wat staat voor Activity and Life After Survival of a Cardiac Arrest.

Dit proefschrift presenteert de resultaten van het ALASCA onderzoek wat staat voor Activity and Life After Survival of a Cardiac Arrest. Samenvatting 152 Samenvatting Ieder jaar krijgen in Nederland 16.000 mensen een hartstilstand. Hoofdstuk 1 beschrijft de achtergrond van dit proefschrift. De kans om een hartstilstand te overleven is met

Nadere informatie

SAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender

SAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender SAMENVATTING Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender In de jaren negentig werd duidelijk dat steeds meer werknemers in Nederland, waaronder in

Nadere informatie

NHL symposium. Down & Alzheimer. dr. Alain Dekker Rijksuniversiteit Groningen Universitair Medisch Centrum Groningen

NHL symposium. Down & Alzheimer. dr. Alain Dekker Rijksuniversiteit Groningen Universitair Medisch Centrum Groningen NHL symposium Down & Alzheimer dr. Alain Dekker a.d.dekker@umcg.nl Rijksuniversiteit Groningen Universitair Medisch Centrum Groningen Wat is het verschil tussen dementie en de ziekte van Alzheimer? Dementie

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Dementie in de palliatieve fase

Dementie in de palliatieve fase Dementie in de palliatieve fase Wie zijn wij? Marielle Rooijakkers Karin van Mersbergen Dementie Verzamelnaam voor een combinatie van symptomen waarbij de hersenen, informatie niet meer goed kunnen verwerken.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting List of publications Curriculum Vitae Dankwoord. Chapter 7

Nederlandse samenvatting List of publications Curriculum Vitae Dankwoord. Chapter 7 Nederlandse samenvatting List of publications Curriculum Vitae Dankwoord Cognitieve dysfunctie bij glioompatiënten Onderliggende mechanismen en consequenties Jaarlijks wordt bij 800 mensen in Nederland

Nadere informatie

Het neuropsychologisch onderzoek. Informatie voor de patiënt en verwijzer

Het neuropsychologisch onderzoek. Informatie voor de patiënt en verwijzer Het neuropsychologisch onderzoek Informatie voor de patiënt en verwijzer Wat is neuropsychologie en wat is een neuropsycholoog? De neuropsychologie is het vakgebied dat de relatie bestudeert tussen het

Nadere informatie

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek! Cognitive Bias Modification Resultaten onderzoek December 2013 Jules Reijnen Ron Jacobs Theorie Cognitive Bias Modification (CBM) is een recent onderzoeksgebied dat zich richt op de vertekening (bias)

Nadere informatie

Diagnosestelling en de vernieuwde IADL-vragenlijst

Diagnosestelling en de vernieuwde IADL-vragenlijst Diagnosestelling en de vernieuwde IADL-vragenlijst Congres Moderne Dementiezorg Sessie Vroegsignalering en diagnosestelling 28 november 2011 Prof. dr. Philip Scheltens Dr. Sietske Sikkes VU Medisch Centrum

Nadere informatie

Psychische versus cognitieve stoornissen

Psychische versus cognitieve stoornissen Psychische versus cognitieve stoornissen De rol van de neuropsycholoog in dementiediagnostiek Drs. M.C. Verhaaf GZ-psycholoog Klinische neuropsychologie Het bestuderen van veranderingen in cognitie en

Nadere informatie

Neuropsychologisch onderzoek

Neuropsychologisch onderzoek Neuropsychologisch onderzoek V1_2011 Naam cliënt: Afdeling: U hebt een afspraak op Met: U wordt opgehaald van de afdeling voor bovenstaande afspraak. Waarom een neuropsychologisch onderzoek? Een neuropsychologisch

Nadere informatie

Patiënteninformatie. Medische Psychologie. Informatie over neuropsychologisch onderzoek

Patiënteninformatie. Medische Psychologie. Informatie over neuropsychologisch onderzoek Patiënteninformatie Medische Psychologie Informatie over neuropsychologisch onderzoek Medische Psychologie Informatie over neuropsychologisch onderzoek U bent door een specialist van het ziekenhuis verwezen

Nadere informatie

Wat is dementie? Radboud universitair medisch centrum

Wat is dementie? Radboud universitair medisch centrum Wat is dementie? Bij de diagnostiek en behandeling van mensen met dementie werkt het Jeroen Bosch Ziekenhuis nauw samen met het Radboud Alzheimer Centrum in het Radboudumc te Nijmegen. We wisselen voortdurend

Nadere informatie

Patiënteninformatie. Medische Psychologie. Informatie over neuropsychologisch onderzoek

Patiënteninformatie. Medische Psychologie. Informatie over neuropsychologisch onderzoek Patiënteninformatie Medische Psychologie Informatie over neuropsychologisch onderzoek Medische Psychologie Informatie over neuropsychologisch onderzoek U bent door een specialist van het ziekenhuis verwezen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting 5 Nederlandse samenvatting FUNCTIONELE EN PERFUSIE MRI BIJ DEMENTIE Dementie kan worden veroorzaakt door een groot aantal verschillende ziekten. De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende neurodegeneratieve

Nadere informatie

15:40 16:00 uur. Depressie en dementie RICHARD OUDE VOSHAAR. Ouderenpsychiater

15:40 16:00 uur. Depressie en dementie RICHARD OUDE VOSHAAR. Ouderenpsychiater 5:40 6:00 uur Depressie en dementie RICHARD OUDE VOSHAAR Ouderenpsychiater % psychiatrische problemen bij Alzheimer 60 50 40 30 20 0 0 Zhao et al, J Affect Disord 205 Wanneer spreken van van een depressie?

Nadere informatie

Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop?

Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop? Wat kunt U daarmee? Alwies Hendriks, psychomotorisch therapeut Margje Mahler, ouderenpsycholoog Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop?

Nadere informatie

Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop?

Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop? Wat kunt U daarmee? Alwies Hendriks, psychomotorisch therapeut Margje Mahler, ouderenpsycholoog Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop?

Nadere informatie

Dementie, ook u ziet het?! Hanny Bloemen Klinisch Geriater Elkerliek Ziekenhuis Helmond 22 mei 2013

Dementie, ook u ziet het?! Hanny Bloemen Klinisch Geriater Elkerliek Ziekenhuis Helmond 22 mei 2013 Dementie, ook u ziet het?! Hanny Bloemen Klinisch Geriater Elkerliek Ziekenhuis Helmond 22 mei 2013 Hoeveel mensen in Nederland hebben dementie? 16.5 miljoen Nederlanders; 2.5 miljoen hiervan is 65+ (15%)

Nadere informatie

hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

hoofdstuk 2 hoofdstuk 3 Om de herkenning van patiënten met depressieve stoornis in de eerste lijn te verbeteren wordt wel screening aanbevolen. Voorts worden pakketinterventies aanbevolen om de kwaliteit van zorg en de resultaten

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting Visualiseren van patronen van weefselverlies - Naar een beter onderscheid tussen verschillende vormen van dementie

Nederlandse samenvatting Visualiseren van patronen van weefselverlies - Naar een beter onderscheid tussen verschillende vormen van dementie Nederlandse samenvatting Visualiseren van patronen van weefselverlies - Naar een beter onderscheid tussen verschillende vormen van dementie Dementie is een verzamelnaam voor verschillende ziektes. De bekendste

Nadere informatie

6 e Nieuwsbrief EPISCA onderzoek maart 2015

6 e Nieuwsbrief EPISCA onderzoek maart 2015 6 e Nieuwsbrief EPISCA onderzoek maart 2015 Het is al weer lang geleden dat jullie iets van ons hebben gehoord en dat komt omdat er veel is gebeurd. We hebben namelijk heel veel analyses kunnen doen op

Nadere informatie

1 Geheugenstoornissen

1 Geheugenstoornissen 1 Geheugenstoornissen Prof. dr. M. Vermeulen 1.1 Zijn er geheugenstoornissen? Over het geheugen wordt veel geklaagd. Bij mensen onder de 65 jaar berusten deze klachten zelden op een hersenziekte. Veelal

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten In dit proefschrift werd de relatie tussen depressie en het risico voor hart- en vaatziekten onderzocht in een groep

Nadere informatie

Beschermende factoren voor dementie

Beschermende factoren voor dementie Beschermende factoren voor dementie Pieter Jelle Visser, arts-onderzoeker EMIF-AD 90+ study Onderdeel Europese studie naar ontstaan ziekte van Alzheimer European Medical information framework for Alzheimer

Nadere informatie

Chapter 9 CHAPTER 9. Samenvatting

Chapter 9 CHAPTER 9. Samenvatting CHAPTER 9 Samenvatting 115 Kanker en behandelingen voor kanker kunnen grote invloed hebben op de lichamelijke gezondheid en het psychisch functioneren van mensen. Er is veel onderzoek gedaan naar de effectiviteit

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Neuropsychologisch. Anne M. Buunk Neuropsycholoog UMCG Wetenschappelijk onderzoek gevolgen SAB

Neuropsychologisch. Anne M. Buunk Neuropsycholoog UMCG Wetenschappelijk onderzoek gevolgen SAB Neuropsychologisch onderzoek (NPO) na een SAB Anne M. Buunk Neuropsycholoog UMCG Wetenschappelijk onderzoek gevolgen SAB Waarom? Ik wil graag weer aan het werk! Ik ben erg moe en prikkelbaar. Ik kan slecht

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

Samenvatting in het Nederlands

Samenvatting in het Nederlands Samenvatting in het Nederlands Samenvatting in het Nederlands 137 Sinds de jaren zeventig daalt de sterfte aan een beroerte, terwijl de incidentie ongeveer gelijk is gebleven. Uit een scenario-analyse

Nadere informatie

Dementie per leeftijdscategorie 6-1-2010. Dementie Dementiesyndroom. = ontgeesting. Omvang dementie in Nederland. Matthieu Berenbroek

Dementie per leeftijdscategorie 6-1-2010. Dementie Dementiesyndroom. = ontgeesting. Omvang dementie in Nederland. Matthieu Berenbroek Dementie Dementiesyndroom de-mens = ontgeesting Matthieu Berenbroek Fontys Hogeschool Verpleegkunde Omvang dementie in Nederland 2005 180.000 / 190.000 dementerenden 2050 400.000 dementerenden Bron CBO

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting. Chapter 5

Nederlandse Samenvatting. Chapter 5 Nederlandse Samenvatting Chapter 5 Chapter 5 Waarde van MRI scans voor voorspelling van invaliditeit in patiënten met Multipele Sclerose Multipele Sclerose (MS) is een relatief vaak voorkomende ziekte

Nadere informatie

Anatomische correlaties van neuropsychiatrische symptomen bij dementie

Anatomische correlaties van neuropsychiatrische symptomen bij dementie Anatomische correlaties van neuropsychiatrische symptomen bij dementie K.J. Kaland, AIOS klinische geriatrie, Parnassia Groot Haags Geriatrie Referaat 6 februari 2017 Gedragsproblemen bij dementie Behavioral

Nadere informatie

Cognitief functioneren en de bipolaire stoornis

Cognitief functioneren en de bipolaire stoornis Cognitief functioneren en de bipolaire stoornis Dr. Nienke Jabben Amsterdam 5 november 2011 Academische werkplaats Bipolaire Stoornissen GGZ ingeest n.jabben@ggzingeest.nl Overzicht Wat is cognitief functioneren?

Nadere informatie

Diagnose en classificatie in de psychiatrie

Diagnose en classificatie in de psychiatrie Diagnose en classificatie in de psychiatrie Klinische Validiteit Research Betrouwbaarheid Prof dr Bert van Hemert psychiater en epidemioloog Afdelingshoofd psychiatrie DBC Kosten-baten 2 Diagnosen in de

Nadere informatie

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het bestuderen van de aard en de mate van veranderingen op meerdere domeinen van het neurocognitief

Nadere informatie

Chapter 7. Summary and General Discussion. Nederlandse Samenvatting

Chapter 7. Summary and General Discussion. Nederlandse Samenvatting Chapter 7 Summary and General Discussion Nederlandse Samenvatting 132 Chapter 7 SAMENVATTING VERTRAGING EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ OUDERE MENSEN Bij veel diersoorten luidt vertraging het einde van het

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Deze folder geeft informatie over de diagnostiek en behandeling van cluster C persoonlijkheidsstoornissen. Wat is een cluster C Persoonlijkheidsstoornis? Er bestaan verschillende

Nadere informatie

Performantie van testen voor de detectie van majeure depressie bij personen met niet-ernstige dementie

Performantie van testen voor de detectie van majeure depressie bij personen met niet-ernstige dementie Performantie van testen voor de detectie van majeure depressie bij personen met niet-ernstige dementie Goodarzi ZS, Mele BS, Roberts DJ, Holroyd-Leduc J. Depression case finding in individuals with dementia:

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/39582 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/39582 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/39582 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Hegeman, Annette Title: Appearance of depression in later life Issue Date: 2016-05-18

Nadere informatie

Neuropsychologisch onderzoek bij ouderen

Neuropsychologisch onderzoek bij ouderen Neuropsychologisch onderzoek bij ouderen Inhoudsopgave Inleiding... 1 Wat is neuropsychologie en wat is een neuropsycholoog... 1 Mogelijke gevolgen van een hersenbeschadiging... 1 Wat is een neuropsychologisch

Nadere informatie

DEMENTIE. Stadia en symptomen van dementie. Er zijn drie hoofdstadia van dementie.

DEMENTIE. Stadia en symptomen van dementie. Er zijn drie hoofdstadia van dementie. DEMENTIE De term dementie beschrijft een verzameling symptomen waaronder, in de meeste gevallen, verlies van verstandelijk vermogen - het geheugen laat na, denken en redeneren wordt moeilijker. Als zodanig

Nadere informatie

Inhoud Dementie: Symptomen en vroegsignalering

Inhoud Dementie: Symptomen en vroegsignalering Inhoud Dementie: Symptomen en vroegsignalering Marian Maaskant Stg. Pergamijn Universiteit Maastricht / GKC Rianne Meeusen Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en De Kempen Marian Maaskant Casus Wat is

Nadere informatie

Wetenschappelijk onderzoek Lewy body dementie

Wetenschappelijk onderzoek Lewy body dementie Wetenschappelijk onderzoek Lewy body dementie Wetenschappelijke artikelen 600 500 400 300 200 216 198 232 265 270 257 301 346 341 333 326 362 422 437 429 487 504 100 0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

Nadere informatie

Neuropsychologie en neuropsychologisch onderzoek

Neuropsychologie en neuropsychologisch onderzoek Neuropsychologie en neuropsychologisch onderzoek Inleiding Neuropsychologie is het vakgebied dat de relatie bestudeert tussen gedrag en de werking van de hersenen. De neuropsycholoog stelt met een psychologisch

Nadere informatie

Clinical Patterns in Parkinson s disease

Clinical Patterns in Parkinson s disease Clinical Patterns in Parkinson s disease Op 28 november 2012 promoveerde Stephanie van Rooden aan de Universiteit van Leiden op haar proefschrift Clinical Patterns in Parkinson s disease. Haar promotor

Nadere informatie

Neuropsychologisch onderzoek Volwassenen. Medische Psychologie

Neuropsychologisch onderzoek Volwassenen. Medische Psychologie 00 Neuropsychologisch onderzoek Volwassenen Medische Psychologie 1 Wie kan doorverwijzen voor onderzoek? Meestal is het een medisch specialist die u doorverwijst voor een neuropsychologisch onderzoek.

Nadere informatie

Werkstuk Biologie Dementie

Werkstuk Biologie Dementie Werkstuk Biologie Dementie Werkstuk door een scholier 1045 woorden 22 december 2003 5,3 40 keer beoordeeld Vak Biologie Wat is dementie: Vanuit het Latijn vertaald betekent dementie letterlijk ontgeestelijk-zijn.

Nadere informatie

Omgaan met neuropsychologische gevolgen na NAH in de chronische fase. Henry Honné

Omgaan met neuropsychologische gevolgen na NAH in de chronische fase. Henry Honné Omgaan met neuropsychologische gevolgen na NAH in de chronische fase Henry Honné februari/maart 2017 Breincafés Midden-Limburg 1 Master Neurorehabilitation and Innovation cum laude, en fysiotherapeut.

Nadere informatie

Doelstelling: nagaan in hoeverre er verschillen optreden in de hersenactiviteit door het gebruik van de ChromaGen filters van de Xlens.

Doelstelling: nagaan in hoeverre er verschillen optreden in de hersenactiviteit door het gebruik van de ChromaGen filters van de Xlens. Antwerpen, juni 2011 Kwantitatieve EEG analyses lezen met/zonder Xlens. Doelstelling: nagaan in hoeverre er verschillen optreden in de hersenactiviteit door het gebruik van de ChromaGen filters van de

Nadere informatie

De geheugenpolikliniek Snel duidelijkheid als het geheugen niet meer zo helder is

De geheugenpolikliniek Snel duidelijkheid als het geheugen niet meer zo helder is De geheugenpolikliniek Snel duidelijkheid als het geheugen niet meer zo helder is Wilma Knol, klinisch geriater en klinisch farmacoloog 5 juni 2013 De geheugenpoli in Tergooiziekenhuizen 1. Wie komt in

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting NEDERL ANDSE SAMENVAT TING HET OOG ALS WEERSPIEGELING VAN HET BREIN Optische coherentie tomografie in MS Meer dan een eeuw geleden schreef een van de eerste neurologen die gebruik maakte van de oogspiegel,

Nadere informatie

Herkennen van DEPRESSIE bij ouderen

Herkennen van DEPRESSIE bij ouderen Herkennen van DEPRESSIE bij ouderen ook in relatie tot dementie en delier Congres depressie bij ouderen, workshop Utrecht, 25 november 2014 Jan Oudenes, verpleegkundig consulent geriatrie Bestaat Sinterklaas?

Nadere informatie

On the Move! Cognitietour door Nederland

On the Move! Cognitietour door Nederland On the Move! Cognitietour door Nederland 1 Mei, 2016 2 Prof. Bernard Uitdehaag Prof. Jeroen Geurts Prof. Vincent de Groot Dr. Hanneke Hulst Dr. Brigit de Jong Dr. Menno Schoonheim 3 WAT GAAN WE DOEN? Wat

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING DUTCH SUMMARY

NEDERLANDSE SAMENVATTING DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING DUTCH SUMMARY Introductie De ziekte van Parkinson werd als eerste beschreven door James Parkinson in 1817. Inmiddels is er veel onderzoek gedaan naar de ziekte van Parkinson, maar

Nadere informatie

Begeleiding van psychische klachten bij revalidatie. dr. Bianca Buijck Coördinator Rotterdam Stroke Service 17 maart 2015

Begeleiding van psychische klachten bij revalidatie. dr. Bianca Buijck Coördinator Rotterdam Stroke Service 17 maart 2015 Begeleiding van psychische klachten bij revalidatie dr. Bianca Buijck Coördinator Rotterdam Stroke Service 17 maart 2015 Even voorstellen Psychische klachten: neuropsychiatrische symptomen (NPS) De laatste

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/43602 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Fenema, E.M. van Title: Treatment quality in times of ROM Issue Date: 2016-09-15

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Milde geheugenproblemen

Hoofdstuk 1 Milde geheugenproblemen Hoofdstuk 1 Milde geheugenproblemen Meneer Ter Burg: Ik merkte al een tijdje dat mijn geheugen achteruitging. Maar je wilt het niet toegeven, hè? Mijn vrouw merkte het ook, zo bleek later. Op een gegeven

Nadere informatie

Depressie bij ouderen

Depressie bij ouderen Depressie bij ouderen Bij u of uw familielid is een depressie vastgesteld. Hoewel relatief veel ouderen last hebben van depressieve klachten, worden deze niet altijd als zodanig herkend. In deze folder

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH)

NEDERLANDSE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH) NEDERLANDSE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH) ACHTERGROND Depressie is een ernstige psychiatrische stoornis waar ongeveer één op de vijf à zes mensen gedurende de levensloop mee te maken krijgt. In Westerse

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Het doel van dit proefschrift was om te onderzoeken of klinische verschijnselen (fysieke beperkingen en cognitieve stoornissen) bij MS verklaard konden worden door verstoring van functionele hersenennetwerken

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

MS: Revalidatie in de vroege fase. H.G.A. Hacking, revalidatiearts.

MS: Revalidatie in de vroege fase. H.G.A. Hacking, revalidatiearts. MS: Revalidatie in de vroege fase H.G.A. Hacking, revalidatiearts. Wat valt er te revalideren in de vroege fase? Aan bod komen: 1. Wat is revalidatie? 2. Hoe ga ik om met deze chronische aandoening (coping)?

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG)

Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG) Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG) Bowman, L. (2006) "Validation of a New Symptom Impact Questionnaire for Mild to Moderate Cognitive Impairment." Meetinstrument Patient-reported

Nadere informatie

De ziekte van Alzheimer is een neurodegeneratieve aandoening en de meest voorkomende

De ziekte van Alzheimer is een neurodegeneratieve aandoening en de meest voorkomende Nederlandse samenvatting Ontsteking bij de ziekte van Alzheimer in vivo kwantificatie Achtergrond De ziekte van Alzheimer is een neurodegeneratieve aandoening en de meest voorkomende vorm van dementie.

Nadere informatie