Reikwijdte art. 67n AWR gelijk aan art. 69 lid 3 AWR?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Reikwijdte art. 67n AWR gelijk aan art. 69 lid 3 AWR?"

Transcriptie

1 Reikwijdte art. 67n AWR gelijk aan art. 69 lid 3 AWR? Onderzoek naar derdenwerking van de boeterechtelijke inkeerbepaling Master Fiscaal Recht Naam: Naima Barkane ANR: Datum: 6 augustus 2013 Examencommissie: Mr. A.M.E. Nuyens Prof. mr. dr. J.L.M. Gribnau

2 Voorwoord Voor u ligt mijn Masterscriptie die het sluitstuk vormt van de studie Fiscaal Recht. De keuze voor een formeelrechtelijk scriptieonderwerp is mede ingegeven door de kennismaking met de praktijk van het formele recht gedurende mijn stage bij de Belastingdienst. Ook mijn juridische -bestuursrechtelijke in het bijzonder- achtergrond, heeft eraan bijgedragen dat ik in mijn zoektocht naar een geschikt scriptieonderwerp al gauw het terrein van het formele recht betrad. Gedurende mijn schrijfproces had ik meer dan eens de neiging de juridische kant nader te belichten, waardoor het fiscale weleens onderbelicht bleef. De kritische blik van mevr. Nuyens heeft mij in de juiste richting gestuurd, waardoor deze scriptie tot stand is gekomen. Langs deze weg wil ik mijn woord van dank dan ook allereerst aan haar wijden. Ook mijn ouders en man wil ik bedanken. Zij hebben mij gedurende mijn studie en tijdens het schrijven van mijn scriptie in het bijzonder, enorm gesteund. Udenhout, juli

3 Lijst van gebruikte afkortingen AAFD Aanmelding en Afhandeling Fiscale Delicten, douane- en toeslagendelicten A-G Advocaat-Generaal Awb Algemene wet bestuursrecht AWR Algemene wet inzake rijksbelastingen BBBB Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst BNB Beslissingen Nederlandse Belastingrechtspraak DW Douanewet FTV Fiscaal Tijdschrift Vermogen GW Grondwet HR Hoge Raad LJN Landelijk Jurisprudentie Nummer NJ Nederlandse Jurisprudentie NJB Nederlands Juristenblad NTFR Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht Rb. Rechtbank RvB Raad van Beroep Sr. Strafrecht Stb. Staatsblad TFB Tijdschrift voor Formeel Belastingrecht Wet BPM Wet op de belasting van personenauto s en motorrijwielen 1992 WFR Weekblad Fiscaal Recht 2

4 Inhoudsopgave Voorwoord 1. Inleiding.5 1.1Aanleiding en onderwerp van deze scriptie Probleemstelling en verantwoording van de opzet Boeteoplegging aan de medepleger Inleiding De bestuurlijke boete Deelnemingsvarianten medeplegen en medeplichtigheid Medeplegen in het (fiscale) strafrecht Medeplichtigheid in het (fiscale) strafrecht Grensafbakening medeplegen en medeplichtigheid Deelconclusie De vrijwillige inkeer Inleiding Tweewegen-traject in fiscalisbus De boete- en strafrechtelijke inkeerbepaling Versobering van de inkeerregeling Uitwerking inkeer in BBBB Wijze van inkeer Uitwerking wijze van inkeer in BBBB 33 3

5 3.7 Het (in)keermoment Objectieve benadering Belastingkamer Subjectieve benadering Strafkamer Uitwerking moment van inkeer in BBBB Deelconclusie De boeterechtelijke inkeerbepaling en derdenwerking Inleiding Normadressaten in boete- en strafrechtelijke inkeerbepaling Persoonlijke werking in de wetsgeschiedenis en wetteksten Uitwerking vrijwillige verbetering in BBBB; normadressaten Derdenwerking in de fiscaal strafrechtelijke jurisprudentie Derdenwerking boeterechtelijke inkeerbepaling De wetgever, de Vierde tranche Awb en de Nota Zicht op wetgeving De boeterechtelijke inkeerbepaling en art. 67p AWR De taak van de rechter: rechtsvinding & rechtsvorming Deelconclusie Samenvatting en conclusie.51 Literatuurlijst..55 Jurisprudentieregister 60 4

6 1. Inleiding 1.1 Aanleiding en onderwerp van deze scriptie Op 1 juli 2009 is de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingevoerd. 1 Deze invoering is echter niet stilletjes verlopen. De mogelijkheid om naast de pleger ook de deelnemende medepleger te beboeten heeft voor de nodige commotie gezorgd in de adviespraktijk. 2 Dit gegeven an sich heeft vele pennen in beweging gebracht. Op 6 maart 2012 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen dat er mijns inziens niet voor heeft gezorgd dat de rust op dit punt is wedergekeerd. 3 Reeds decennia is voor het bewijs van de deelnemingsvariant medeplegen vereist dat er sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen pleger en medepleger. 4 In een eerder gewezen arrest heeft de Hoge Raad dit op dusdanige wijze uitgelegd dat indien het opzet bij de belastingplichtige, oftewel pleger, ontbreekt, medeplegen nimmer bewezen kan worden. 5 Door dit arrest van 6 maart 2012 lijkt de Hoge Raad van deze koers af te wijken. De Hoge Raad heeft hier geoordeeld dat medeplegen bewezen kan worden geacht, zonder dat het opzet van de pleger uit de bewijsvoering hoeft te kunnen worden afgeleid. In de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (hierna: AWR) is de inkeerregeling opgenomen. Deze regeling biedt belastingplichtigen de mogelijkheid om opzettelijk onjuist ingediende aangiften te verbeteren. De inkeerregeling is neergelegd in twee bepalingen. De boeterechtelijke inkeerbepaling is in art. 67n AWR opgenomen. De bepaling omtrent de strafrechtelijke inkeer is in art. 69 lid 3 AWR neergelegd. In het fiscale strafrecht wordt reeds lange tijd gebruik gemaakt van deelnemingsvarianten afkomstig uit het commune strafrecht om anderen dan de plegers strafrechtelijk te vervolgen. Naar aanleiding hiervan hebben diverse deelnemers gepoogd gebruik te maken van de inkeerregeling. Uit de rechtspraak hieromtrent is een lijn waarneembaar die erop wijst dat deze bepalingen in beginsel geschreven zijn voor de belasting- en/ of inhoudingsplichtigen en derhalve persoonlijke werking hebben. 6 Voor art. 69 lid 3 AWR dient echter een uitzondering op dit uitgangspunt te worden gemaakt, indien zich bijzondere omstandigheden voordoen. 1 Wet van 25 juni 2009, Stb. 2009, 264 en Behalve plegen kent het Wetboek van Strafrecht ook andere daderschapsvormen. Deze zijn opgenomen in art.47 Sr en zijn omschreven als doen plegen, medeplegen en uitlokken. 3 HR 6 maart 2012, NJ 2012, W.E.C.A. Valkenburg, Fiscaal straf- en strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2009, p HR 6 december 2005, NJ 2007, HR 22 mei 2001, NJ 2001, 699 en HR 19 december 2006, NJ 2007,

7 In het fiscale boeterecht konden deelnemers tot 1 juli 2009 niet worden beboet. Voor art. 67n AWR is derhalve steeds uitgegaan dat enkel de belastingplichtige hier een beroep op kan doen. Uitgaande van de wettekst kon hierover niet worden getwist. Voordat de bestuurlijke boete zijn intrede had gedaan in het fiscale boeterecht was deze gevolgtrekking mijns inziens op zijn plek. De pleger was immers de enige die beboet kon worden. Sinds 1 juli 2009 behoort deze beperking echter tot het verleden. 1.2 Probleemstelling en verantwoording van de opzet Naar aanleiding van het bovenstaande zal ik met het oog op het intreden van de deelnemingsvariant medeplegen in het fiscale boeterecht, onderzoeken in hoeverre derdenwerking aan de inkeerregeling, in het bijzonder art. 67n AWR, toegekend kan worden. De probleemstelling luidt dan ook als volgt: In hoeverre dient, met het oog op het intreden van de deelnemingsvariant medeplegen in het fiscale boeterecht, de boeterechtelijke pendant van de inkeerregeling gewijzigd te worden teneinde derdenwerking aan deze bepaling toe te kunnen kennen? Voor de beantwoording van deze onderzoeksvraag is het allereerst van belang om na te gaan wie beboet kan worden op grond van de Vierde tranche Awb. Op grond van art. 5:1 Awb kan de bestuurlijke boete aan de overtreder worden opgelegd. De wetgever heeft bij de totstandkoming van de Vierde tranche Awb voor de definitie van overtreder expliciet willen aansluiten bij onder andere medeplegen. Bovendien heeft hij bij deze keuze medeplichtigheid nadrukkelijk uitgesloten. Deze deelnemingsvarianten zijn afkomstig uit het commune strafrecht. Aangezien de medepleger beboet kan worden en de medeplichtige niet, is het van belang om te achterhalen of er een grens is aan te wijzen tussen beide deelnemingsvormen. Dit leidt derhalve tot de eerste deelvraag: Aan welke voorwaarden dient de boeteoplegging op grond van art.5:1 Vierde tranche Awb te voldoen en is er een duidelijk onderscheid tussen medeplegen en medeplichtigheid aan te wijzen? Deze deelvraag zal ik in hoofdstuk twee beantwoorden. Hierbij zullen de toepasselijke wettelijke regelingen worden behandeld. Dit wil zeggen dat de betreffende deelnemingsvarianten uiteen gezet zullen worden. Ook zal ik verschillende arresten uit de (fiscaal) strafrechtelijke jurisprudentie de revue laten passeren. In hoofdstuk 3 zal de volgende vraag worden behandeld: 6

8 Aan welke voorwaarden dient te worden voldaan om succesvol in te keren en aan welke ontwikkelingen is de inkeerregeling onderhevig geweest? In het voorgaande hoofdstuk stond met name de normadressaat met betrekking tot de bestuurlijke boete centraal. Wie als normadressaat in het kader van de inkeerregeling kan worden aangewezen is een vraag die van cruciaal belang is in deze scriptie. Alvorens op deze vraag in te gaan wil ik in dit hoofdstuk eerst een algemeen beeld schetsen van de inkeerregeling. Hiervoor zal ik de totstandkoming van de inkeerregeling en de verschillende ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan op dit terrein bespreken. Met betrekking tot het moment tot wanneer succesvol ingekeerd kan worden, zijn verschillende visies denkbaar. Deze visies zal ik beschrijven aan de hand van voorbeelden ontleend aan de jurisprudentie. De wijze waarop de inkeerder een succesvol beroep kan doen op de inkeerregeling hangt nauw samen met het moment waarop de inkeer dient plaats te vinden. Naar aanleiding hiervan zal ik in dit hoofdstuk kort stilstaan bij de wijze waarop dient te worden ingekeerd. Aangezien de fiscus de uitwerking van de inkeer heeft vervat in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB), kan een beschrijving hiervan niet achterwege blijven. De boete- en strafrechtelijke inkeerbepalingen zijn qua formulering nagenoeg identiek. Met betrekking tot de normadressaten is echter een verschil opgenomen. Doordat thans de bestuurlijke boete ook opgelegd kan worden aan de medepleger, dient mijns inziens de werking van art. 67n AWR nader onder de loep te worden genomen. Dit artikel heeft in beginsel slechts persoonlijke werking en is derhalve enkel van toepassing op belastingplichtigen. Door de invoering van de Vierde tranche Awb heeft de deelnemingsvariant medeplegen zijn intrede gedaan in het fiscale boeterecht. Deze vorm van deelneming is afkomstig uit het strafrecht. Voor de strafrechtelijke inkeerbepaling is de derdenwerking reeds uitgekristalliseerd in de jurisprudentie. De wetgever heeft gedurende het wetgevingsproces van de Vierde tranche Awb geen wijzigingen aangebracht in art. 67n AWR. De subvragen die naar aanleiding hiervan bij mij rijzen en ook in dit hoofdstuk aan de orde zullen komen zijn de volgende: in hoeverre is de wetgever in zijn taak tekort geschoten en behoort het tot de taak van de wetgever om deze inconsistentie alsnog te herstellen of kan de strafrechtelijke jurisprudentie van overeenkomstige toepassing worden verklaard op art. 67n AWR? Deze vragen leiden tot de deelvraag die in hoofdstuk 4 de revue zal passeren. De vraag die hierin centraal staat is de volgende: In hoeverre kan met het oog op de taak van de wetgever en de strafrechtelijke jurisprudentie derdenwerking worden toegekend aan art. 67n AWR? 7

9 Het hier opvolgende hoofdstuk bevat de conclusies en vormt hiermee tevens het sluitstuk van deze scriptie. 8

10 2. Boeteoplegging aan de medepleger 2.1. Inleiding Indien belasting- en/of inhoudingsplichtige een fiscaal strafbaar feit pleegt, kan deze op twee verschillende wijzen worden bestraft. Enerzijds kan de strafrechtelijke vervolging worden ingesteld, anderzijds kan de bestuurlijke boete worden opgelegd. In het kader van deze scriptie zal ik me in dit hoofdstuk beperken tot de boeteoplegging. In hoofdstuk VIIIA van de AWR zijn de bepalingen met betrekking tot de bestuurlijke boeten opgenomen. De bestuurlijke boete is een sanctie die afkomstig is uit het bestuursrecht. Als gevolg hiervan dienen de algemene bepalingen zoals opgenomen in de Awb in acht te worden genomen. De grondslag voor de totstandkoming van de Awb is neergelegd in art. 107 van de Grondwet (hierna: GW). In dit artikel werd de wetgever verplicht gesteld tot het vaststellen van algemene regels met betrekking tot het bestuursrecht. Deze behoefte werd gevoed door de wildgroei aan bestuurlijke voorschriften. 7 Uniformiteit op dit terrein was derhalve geboden. Aangezien het bestuursrecht een groot terrein behelst is bij de invoering van de Awb om redenen van eenvoud besloten deze wet in verschillende tranches op te bouwen. 8 De Vierde en -voorlopig- tevens laatste tranche is per 1 juli 2009 van kracht gegaan. 9 De Vierde tranche heeft gezorgd voor een uitbreiding van hoofdstuk vijf van de Derde tranche, waarin reeds de handhaving was geregeld. De uitbreiding bestaat uit twee titels. 10 Titel 5.1 bevat onder andere de algemene bepalingen en definities omtrent handhaving. 11 Eén van de veranderingen die de invoering van deze tranche met zich mee heeft gebracht, bevindt zich op het terrein van de bestuurlijke boete. Met de invoering van de Vierde tranche Awb is aan de bestuurlijke boete een afzonderlijke titel gewijd, titel 5.4. De regelgeving hieromtrent is hierin opgenomen. De fiscale strafbaarstellingen zijn opgenomen in art. 68 en 69 AWR. Dit zijn kwaliteitsdelicten, oftewel delicten die slechts door degenen kunnen worden gepleegd die over de betreffende kwaliteiten beschikken zoals opgenomen in de delictsomschrijving. In de 7 G.A.C.M. Ballegooij, T. Barkhuysen, W. den Ouden en J.E.M. Polak, Bestuursrecht in het Awb-tijdperk, Deventer: Kluwer 2008, p Kamerstukken II, 2003/04, , nr. 3, p Wet van 25 juni 2009, Stb. 2009, 264 en Aanpassingswet Vierde tranche Awb: Wet van 25 juni 2009, Stb Kamerstukken II, 2003/04, , nr. 3, p Ook de geldschulden worden hier behandeld. In het kader van deze bijdrage voert het echter te ver om hier nader op in te gaan. 9

11 literatuur heerst echter verdeeldheid over of art. 69 AWR nog als kwaliteitsdelict is aan te merken. 12 Mijns inziens dient dit artikel nog steeds als kwaliteitsdelict te worden aangemerkt. Hiervoor sluit ik me aan bij de visie van de Hoge Raad. 13 De Hoge Raad heeft geoordeeld dat belastingplichtige degene is die wordt uitgenodigd tot het indienen van de aangifte. Vanwege het feit dat een ander dan de belastingplichtige een dergelijke uitnodiging niet toekomt brengt dit met zich dat belastingplichtige degene is die zich als pleger schuldig kan maken aan het misdrijf zoals bepaald in art. 69 AWR. Vóór de invoering van de Vierde tranche Awb waren enkel de belasting- en/of inhoudingsplichtigen degenen die een verzuim- en/of vergrijpboete overeenkomstig art. 67a AWR e.v. opgelegd konden krijgen. Zij waren immers degenen die over de kwaliteiten beschikten zoals bedoeld in de strafbepalingen. Via het commune strafrecht bestaat echter wel de mogelijkheid om ook derden onder de reikwijdte van de strafbaarstellingen als bedoeld in art. 68 en 69 AWR te laten vallen. Ook degenen die niet over de betreffende kwaliteiten beschikten, konden strafrechtelijk vervolgd worden voor fiscale delicten. De deelnemingsvarianten zoals opgenomen in het wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) maken dit mogelijk. De verschillende vormen van deelneming zijn in art. 47 Sr e.v. opgenomen. Daar waar voor de invoering van de Vierde tranche Awb enkel de pleger als overtreder aangemerkt en derhalve beboet kon worden, kan thans ingeval van medeplegen en feitelijk leidinggeven een bestuurlijke boete worden opgelegd. In het kader van het onderwerp van deze scriptie voert het te ver om de deelnemingsvariant feitelijk leidinggeven nader uiteen te zetten. Ik beperk me derhalve tot de boeteoplegging ingeval van medeplegen. De deelnemingsvarianten die in het fiscale boeterecht zijn geïntroduceerd zijn ontleend aan het fiscale strafrecht. 14 In het fiscale strafrecht bestaan echter meer deelnemingsvormen. Naast de medepleger kan onder andere ook de medeplichtige strafrechtelijk vervolgd worden. 15 De deelnemingsvarianten medeplichtigheid en medeplegen vertonen in de jurisprudentie niet altijd duidelijke aanwijzingen waarmee het onderscheid tussen beiden geduid kan worden. De veelal feitelijke jurisprudentie wijst zelfs op een verschuiving tussen de grenzen van de deelnemingsvormen. 16 Deze twee deelnemingsvormen 12 W.E.C.A. Valkenburg, Fiscaal straf- en strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2010, p. 11 en P. de Haas, Is het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte nog een kwaliteitsdelict?, TFB HR17 oktober 2006, NJ 2006, Kamerstukken II 2003/04, , nr. 3, p De bepaling met betrekking tot medeplichtigheid is opgenomen in art. 48 Sr. 16 P.A.M. Mevis, Capita Strafrecht, Een thematische inleiding, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2009, p

12 lijken hierdoor in het verlengde van elkaar te liggen. 17 In het fiscale boeterecht is de medeplichtige echter uitgesloten van beboeting. 18 Aangezien aan beide deelnemingsvormen verschillende consequenties verbonden kunnen worden, is in het kader van het fiscale boeterecht het onderscheid tussen beide deelnemingsvormen van cruciaal belang is. 2.2 De bestuurlijke boete In het kader van het handhavend optreden wordt de bestuurlijke boete door bestuursorganen reeds lange tijd gebruikt als sanctiemiddel. 19 Ingevolge het bestuursrecht kan de overtreder van enig wettelijk voorschrift worden bestraft voor zijn gedraging. In art. 5:1 Awb is de overtreding gedefinieerd. Dit artikel luidt als volgt: 1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. 2. Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt. 3. Artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing. Uit deze bepaling vloeit voort dat een bestuursorgaan de bevoegdheid is toegekend ingeval van een overtreding een bestuurlijke boete op te leggen. De vraag die hierbij gesteld kan worden is wat als overtreding in de zin van art. 5:1 Awb kan worden beschouwd. Voor het beantwoorden van deze vraag zijn twee componenten relevant. 20 Voor de overtreding is een is allereest een gedraging vereist. Daarnaast is vereist dat de gedraging in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. 21 Een gedraging impliceert niet enkel een doen, ook een nalaten kan als gedraging worden aangemerkt. 22 De wetgever heeft nalaten omschreven als het niet doen van wettelijk verplichte aangifte, het laten bestaan van een verboden toestand en een gedraging die in de wet als een gevolg van een andere gedraging is omschreven. 23 De overtreding als bedoeld in dit artikel moet worden begaan door de overtreder. Om te kunnen beoordelen wie als overtreder kan worden aangemerkt, dient een drietal juridische vragen te worden beantwoord. 17 M.J. Pelinck, Boete voor de adviseur? Dan liever Amerikaanse toestanden, TFB Kamerstukken II, 2003/04, , nr. 3, p G.A.C.M. Ballegooij, T. Barkhuysen, W. den Ouden en J.E.M. Polak, Bestuursrecht in het Awb-tijdperk, Deventer: Kluwer 2008, p Kamerstukken II, 2003/04, , nr. 3, p Kamerstukken II, 2003/04, , nr. 3, p Kamerstukken II, 2003/04, , nr. 3, p Kamerstukken II, 2003/04, 29702, nr. 3, p

13 Deze luiden als volgt: 1. tot wie richt de overtreden norm zich (wie is de normadressaat) 2. aan wie kan de gedraging zoals deze feitelijk heeft plaatsgevonden, worden toegerekend; 3. kan de sanctie uitsluitend worden opgelegd aan de overtreder of ook aan anderen? 24 Voor het antwoord op de hiervoor gestelde vraag dient allereerst te worden gekeken naar het wettelijk voorschrift. Hieruit volgt tot wie de overtreden norm zich richt. Dit brengt met zich dat slechts degene tot wie een voorschrift zich richt, de overtreding kan realiseren. In het kader van de bestuurlijke boete is dit een relevant gegeven, omdat vele voorschriften zich niet richten tot eenieder, maar juist tot degenen die een bepaalde kwaliteit bezitten. 25 Vervolgens dient te worden gekeken aan wie de gedraging kan worden toegerekend. Meer concreet, wie kan als overtreder worden aangemerkt? Voor de bestuurlijke boete is hierbij aansluiting gezocht bij het commune strafrecht. Naar de bestuurlijke boete vertaalt betekent dit, dat naast de pleger ook de medepleger kan worden aangewezen als overtreder. 26 In art. 5:40 Awb is de definitie van de bestuurlijke boete opgenomen. Een bestuurlijke boete kan worden omschreven als een bestraffende sanctie inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom. 27 Vanwege het bestraffende karakter kan de boete enkel aan de overtreder worden opgelegd Deelnemingsvarianten medeplegen en medeplichtigheid Medeplegen in het (fiscale) strafrecht In art. 47 Sr is de bepaling met betrekking tot de deelnemingsvariant medeplegen opgenomen en luidt als volgt: 1. Als daders van een strafbaar feit worden gestraft: 1. Zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen; 24 Kamerstukken II, 2003/04, , nr. 3, p Kamerstukken II, 2003/04, , nr. 3, p. 78. Er kunnen zich situaties voordoen waarin de specifieke voorschriften geen uitsluitsel bieden hieromtrent. De wetgever heeft aangegeven dat in een dergelijke situatie teruggegrepen dient te worden naar de Awb. 26 Kamerstukken II, 2003/04, , nr. 3, p H.E. Bröring, De bestuurlijke boete, Deventer: Kluwer 2005, p Kamerstukken II, 2003/04, , nr. 3, p. 80. Het opleggen van een bestuurlijke boete wordt als punitieve sanctie beschouwd. Dit brengt met zich dat de overtreder ingeval van boeteoplegging de waarborgen overeenkomstig art. 6 EVRM dienen toe te komen. Zie J. Bröring, De bestuurlijke boete, Deventer: Kluwer 2005, p en EHRM 21 februari 1984 (Öztürk). 12

14 2. Zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken. 2. Ten aanzien van de laatsten komen alleen die handelingen in aanmerking die zij opzettelijk hebben uitgelokt benevens hun gevolgen. Uitgaande van dit artikel kan worden gesteld dat de wetgever geen definitie heeft opgenomen voor de deelnemingsvariant medeplegen. 29 Uit het eerste lid van dit artikel kan worden opgemaakt dat medeplegen gelijk wordt gesteld met plegen en doen plegen van een strafbaar feit. 30 Dit brengt met zich dat voor medeplegen vereist is dat de pleger en medepleger op basis van gelijkwaardigheid handelen. 31 Om deze gelijkwaardigheid te kunnen aantonen dient er sprake te zijn van een nauwe en bewuste samenwerking. 32 Het dubbele opzetvereiste zit hierin ingebakken. Indien de medepleger willens en wetens met de pleger heeft samengewerkt en hierdoor de strafbare gedraging is gerealiseerd, is aan het dubbele opzetvereiste voldaan. 33 Voorwaardelijk opzet is hiervoor toereikend. 34 Aangezien het begrip medeplegen in de jurisprudentie nader uitgekristalliseerd is, wil ik een aantal arresten bespreken om aan te tonen hoe dit begrip zich in de rechtspraak heeft ontwikkeld. In het Wormerveerse brandstichting-arrest is beslist wat als ondergrens van de gezamenlijke uitvoering heeft te dienen. 35 In deze uitspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een duidelijke afspraak aan de brandstichting is vooraf gegaan. In deze zaak waren de feiten als volgt: twee personen hadden afgesproken om brand te stichten. Eén van de twee had de brand daadwerkelijk aangestoken. Vanwege de afspraak waaruit afgeleid kan worden dat beide deelnemers de brandstichting hebben beoogd, heeft de Hoge Raad aangenomen dat hier sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Met andere woorden, er is op basis van gelijkwaardigheid tot de volbrenging van een strafbaar feit gekomen. Wie het vuur heeft aangestoken en daardoor de daadwerkelijke stichter van de brand is, is een verwaarloosbaar feit in deze. Een ander arrest dat in het kader van het medeplegerschap van belang is, is het 29 P.A.M. Mevis, Capita Strafrecht, Een thematische inleiding, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2009, p De wetgever heeft een nadere uitkristallisering van deze deelnemingsvariant aan de rechtspraktijk overgelaten. 30 W.E.C.A. Valkenburg, Fiscaal straf- en strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2010, p W.E.C.A. Valkenburg, Fiscaal straf- en strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2010, p.92. Voor medeplichtigheid is dit geen vereiste. Dit is dan ook in een ander artikel geregeld. 32 W.E.C.A. Valkenburg, Fiscaal straf- en strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2010, p P.A.M. Mevis, Capita Strafrecht, Een thematische inleiding, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2009, p Dit opzet ziet op de gedraging(en) van zowel de pleger als de medepleger. 34 HR 23 januari 2001, NJ 2001, HR 29 oktober 1934, 1673 (Wormerveerse Brandstichting). 13

15 zogeheten Container diefstal-arrest. 36 Hier is beslist dat lijfelijke aanwezigheid niet vereist is voor het aannemen van medeplegen. Uitgangspunt voor het medeplegen is dat pleger en medepleger samen de delictsbestanddelen vervullen. De feiten waren in deze kwestie als volgt: Degene die de diefstal had gefaciliteerd door middel van het verschaffen van middelen en ruimte om de gestolen goederen te verbergen en het bedenken van het plan, was op het moment van de diefstal niet aanwezig. De Hoge Raad heeft dit niet als belemmering beschouwd voor het aannemen van medeplegen. De Hullu stelt dat dergelijke afwezigheid wordt gecompenseerd door andere omstandigheden. 37 De organisator heeft er immers voor gezorgd dat deze diefstal kon plaatsvinden. Ook de wijze waarop dit diende te geschieden was vooraf door hem uitgestippeld. In NJ 1991, 328 heeft de Hoge Raad wederom medeplegen bewezen geacht. 38 In deze zaak ging het om een auto-inbraak en waren de feiten als volgt: een man en een vrouw hadden, nadat de man in de betreffende auto had gekeken, een afspraak gemaakt over hoe de inbraak zou plaatsvinden. De man gooide het raam in, terwijl de vrouw op de uitkijk stond. Hier heeft de Hoge Raad medeplegen aangenomen omdat deze rolverdeling vooraf was afgesproken. Een uitspraak van meer recente datum is het Bacchus-arrest. 39 Drie mannen, twee broers en een zwager, werden het café in kwestie uitgezet door de portier. Deze mannen keerden later terug, waarop zij de portier vroegen hen binnen te laten. Na weigering hiervan trok één van de broers een pistool. Hij schoot hiermee in het rond. De bewaker werd niet geraakt. Twee personen die op dat moment in het café aanwezig waren, werden echter wel geraakt, met de dood als gevolg. In deze zaak is degene die niet heeft geschoten veroordeeld tot medeplegen. De twee broers zijn samen het pistool gaan halen en teruggekeerd met het plan dat indien ze geweigerd zouden worden, het wapen te zullen gebruiken. Dit duidt op een nauwe en bewuste samenwerking. Doorslaggevend criterium was hier het plan dat in gezamenlijk overleg is gemaakt. Door zich niet te distantiëren, daar waar dat mogelijk was, heeft de Hoge Raad medeplegen bewezen geacht. In het arrest Rijswijkse stoeptegel was het volgende aan de hand: Vanaf een Rijswijkse brug werd een stoeptegel naar beneden gegooid. De betreffende tegel kwam terecht op een 36 HR 17 november 1981, NJ 1983,84 (Container diefstal). 37 J. de Hullu, Materieel strafrecht, Deventer: Kluwer 2009, p HR 23 oktober 1990, NJ 1991, HR 8 mei 2001, NJ 2001, 480 (Bacchus). 14

16 voorbijgaande auto. De chauffeur van deze auto werd geraakt en overleed ter plekke. 40 Eén van de drie verdachten werd medeplegen ten laste gelegd. Hof s Gravenhage heeft betreffende verdachte vrijgesproken. Volgens het Hof is komen vast te staan dat verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht. Daarnaast zou hij ook niet hebben ingestemd met het gooien van de stoeptegel. Aan de hand van deze feiten kan de nauwe en bewuste samenwerking niet worden aangetoond. Medeplegen kon niet worden bewezen. De Hoge Raad heeft deze uitspraak in stand gelaten. Uit dit arrest blijkt dat de Hoge Raad enkel niet distantiëren van een strafbaar feit, niet afdoende acht voor het bewijs van de deelnemingsvariant medeplegen. Met betrekking tot het medeplegen acht ik in het kader van deze scriptie ook de fiscaal strafrechtelijke kwesties van belang. Zoals reeds eerder naar voren is gekomen zijn fiscale strafbaarstellingen kwaliteitsdelicten. In HR 28 februari 2006, LJN AU 9096 heeft de Hoge Raad zich met betrekking tot het medeplegen ook uitgesproken over kwaliteitsdelicten. Hierin is beslist dat medeplegen van een kwaliteitsdelict mogelijk is. Vereist hiervoor is dat het opzet van de medepleger gericht moet zijn op de aanwezigheid van de kwaliteit van de mededader waar het kwaliteitsdelict op doelt. 41 De eerste fiscale uitspraak die ik hier wens te bespreken is afkomstig van Hof Leeuwarden. 42 Hier was het volgende aan de hand: Een zoon verzorgde de aangiften voor zijn vader. Om het af te dragen belastingbedrag te reduceren hebben vader en zoon besloten om onjuiste bedragen in de aangiften op te nemen. Zoon heeft de aangiften derhalve met medeweten van vader opzettelijk onjuist ingevuld en ingediend. Ook heeft hij deze zelf ondertekend. Ondanks dat vader de aangiften niet heeft ondertekend heeft het Hof beslist dat vader en zoon dusdanig nauw met elkaar hebben samengewerkt en derhalve sprake is van medeplegen door vader. Een andere uitspraak die ik hier zal aanhalen is gewezen door Rechtbank Breda. 43 In deze kwestie is medeplegen door de boekhouder bewezen geacht. De boekhouder was gemoeid met het doen en indienen van de aangifte omzetbelasting van diens cliënt. Bij het doen van deze aangiften baseerde hij zich niet op originele facturen, maar op faxberichten die door belastingplichtige werden toegezonden. De hierin opgenomen bedragen bleken echter onjuist te zijn, waardoor de aangiften onjuist zijn ingediend. Hier heeft de Rechtbank 40 HR 18 maart 2008, NJ 2008, 209 (Rijswijkse stoeptegel). 41 Hier wordt hetgeen in HR 21 juni 1926, NJ 1926, 955 (Magazijnbediende-arrest) is geoordeeld nogmaals bevestigd. 42 Hof Leeuwarden 13 oktober 1955, NJ 1956, Rb. Breda 14 december 2005, LJN AU

17 geoordeeld dat de boekhouder gezien zijn functie zich ervan had moeten vergewissen dat aan dergelijke aangiften originele facturen ten grondslag moeten liggen. De rechtbank heeft derhalve medeplegen van het opzettelijk onjuist doen van een aangifte bewezen geacht. Ook NJ 2009, 130 is relevant voor de deelnemingsvariant medeplegen. 44 In dit arrest is de gemeente als medepleger aangemerkt. Volgens het Hof heeft de gemeente in samenwerking met het bouwbedrijf actief meegewerkt aan de constructie door een factuur ter beschikking te stellen die afgezien van de fiscaliteit geen enkel zakelijk doel diende en die als vals moet worden aangemerkt. Op de factuur was een lager bedrag vermeld om zo de te betalen omzetbelasting voor de gemeente te verlagen. Gevolg hiervan was dat belastingplichtige -het bouwbedrijf- opzettelijk een onjuiste en onvolledige aangifte heeft ingediend. In de jurisprudentie is aangenomen dat indien opzet ontbreekt bij één van de partijen, de nauwe en bewuste samenwerking en zo ook medeplegen daarmee niet meer kan worden aangetoond. 45 In meer recente rechtspraak lijkt van deze lijn te worden afgeweken. Illustratief hiervoor is de Hiddink-zaak. 46 Hier heeft Hof Arnhem de belastingadviseur veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk doen van onjuiste of onvolledige aangifte, terwijl het opzet van de belastingplichtige niet uit de bewijsvoering in de zaak van de belastingadviseur kan worden afgeleid. Het feit dat de adviseur de aangifte niet zelf heeft ingediend, doet hier niets aan af. Hij is immers degene die het plan heeft bedacht en zo het indienen van een onjuiste aangifte mogelijk heeft gemaakt. Bovendien is hij actief betrokken geweest bij het verschaffen dan wel doen verschaffen van de benodigde gegevens aan de accountant die de aangifte zou opmaken en indienen. Tegen deze uitspraak is cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft deze uitspraak op dit punt echter in stand gelaten. 47 Volgens de Hoge Raad hoeft het opzet van de belastingplichtige niet afzonderlijk te worden vastgesteld om medeplegen te kunnen bewijzen. In dit arrest werd als volgt geoordeeld: In een geval als het onderhavige geldt derhalve dat uit de bewijsvoering moet kunnen worden afgeleid dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, gericht is geweest op het doen van de onjuiste en/of onvolledige belastingaangiften. Uit de bewijsvoering behoeft niet te kunnen worden afgeleid dat zijn mededaders - ook indien één van hen de aangifteplichtige was - dit opzet eveneens hadden. Het oordeel van het Hof geeft mitsdien geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting HR 29 april 2008, NJ 2009, HR 6 december 2005, NJ 2006, Hof Arnhem 4 maart 2009, LJN BH HR 6 maart 2012, NJ 2012, HR 6 maart 2012, NJ 2012, 176 r.o

18 Door het wijzen van een dergelijk arrest kan worden geconcludeerd dat medeplegen thans sneller wordt aangenomen. Vanuit strafrechtelijk perspectief is dit geen zorgwekkende ontwikkeling. Dit blijkt ook uit de volgende overweging van de Hoge Raad: Bovendien geldt dat in de loop der jaren zodanige ontwikkelingen hebben plaatsgevonden dat er steeds meer overlap is ontstaan tussen de verschillende deelnemingsvormen. Het blijkt lastig te zijn om eenduidige grenzen tussen de verschillende deelnemingsvormen worden getrokken, terwijl daar ook geen noodzaak voor bestaat. 49 In het (fiscale) strafrecht is het niet noodzakelijk om een scherp onderscheid aan te brengen in de verschillende deelnemingsvarianten. Mocht de ene deelnemingsvariant geen opgeld doen, kan op grond van een andere variant ook strafrechtelijk vervolgd worden. De wetgever heeft in art. 47 Sr gekozen voor gelijkstelling van verschillende deelnemingsvarianten. Het ligt voor de hand dat de Belastingkamer deze benadering zal volgen. 50 De vraag is echter in hoeverre de Belastingkamer dit arrest kán volgen. In het fiscale boeterecht is het onderscheid tussen de verschillende deelnemingsvormen onontbeerlijk. De wetgever heeft immers naast plegen expliciet gekozen voor feitelijk leidinggeven en medeplegen. Dit brengt met zich dat in het kader van de fiscale boeteoplegging het van cruciaal belang is dat er duidelijke grenzen dan wel aanknopingspunten worden gesteld voor het bewijs van het medeplegerschap. Of deze grenzen eenvoudig bewaakt kunnen worden, is een vraag die ik in de hierna volgende paragrafen zal pogen te beantwoorden Medeplichtigheid in het (fiscale) strafrecht Medeplichtigheid is een deelnemingsvariant die van medeplegen kan worden onderscheiden. Medeplichtigheid is niet in art. 47 Sr als daderschapsvorm aangewezen. De deelnemingsvariant medeplichtigheid is in art. 48 Sr geregeld en luidt als volgt: Als medeplichtigen van een misdrijf worden gestraft: 1. zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf; 2. zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf. 49 HR 6 maart 2012, NJ 2012, 176 r.o Kamerstukken II 1993/94, nr , nr. 3, p. 8. Bij de wijzigingen van het boetebeleid van de AWR in 1998 heeft de Commissie van Slooten de wetgever diverse aanbevelingen gedaan. Eén daarvan was om het strafrecht en het boeterecht zoveel mogelijk bij elkaar te laten aansluiten teneinde eenheid te bereiken tussen beide rechtsgebieden. 17

19 Voor een succesvol beroep op de deelnemingsvariant medeplichtigheid dient aan een dubbel opzetvereiste te worden voldaan. In art. 49 lid 4 Sr is geregeld dat bij het bepalen van de straf alleen die handelingen in aanmerking worden genomen die medeplichtige opzettelijk gemakkelijk heeft gemaakt dan wel bevorderd. Hieruit vloeit derhalve het vereiste van het dubbele opzet voort. 51 Allereerst dient het opzet gericht te zijn op de behulpzaamheid bij de strafbare gedraging. Daarnaast is met betrekking tot de strafbare gedraging ook opzet vereist. Medeplichtigheid onderscheidt zich ook in de sanctieoplegging van medeplegen. Ingeval van medeplichtigheid wordt overeenkomstig art. 49 lid 4 Sr het strafmaximum met een derde verminderd. Hieruit kan worden afgeleid dat de wetgever medeplichtigheid minder ernstig heeft geacht dan medeplegen. Indien aan medeplichtigheid wordt gedacht, is de meest voorkomende situatie die wordt aangehaald de persoon die op de uitkijk staat ten tijde van het plegen van een strafbaar feit. 52 De betreffende persoon heeft immers hulp verleend waardoor de strafbare gedraging mogelijk werd gemaakt. Medeplichtigheid reikt echter verder dan dat. Ook in situaties die als nalaten kunnen worden aangemerkt, kan sprake zijn van medeplichtigheid, de zogeheten passieve medeplichtigheid. 53 Illustratief hiervoor is NJ 2002, Verdachte heeft in samenwerking met anderen het slachtoffer langdurig mishandeld. De Hoge Raad achtte het ingrijpen door verdachte als diens rechtsplicht, omdat hij de grimmige situatie had mede veroorzaakt. Doordat medeplichtige niet heeft ingegrepen, daar waar ingrijpen als zijn rechtsplicht had te gelden, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard -hetgeen opzet impliceert- dat het slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van de mishandeling. Hiermee was de medeplichtigheid een feit volgens de Hoge Raad. Zoals hierboven reeds summier aan de orde is gekomen, komt medeplichtigheid ook in fiscaal strafrechtelijke kwesties voor. Dit zal ik wederom toelichten aan de hand van voorbeelden ontleend aan de jurisprudentie. De eerste uitspraak die ik hiervoor wil gebruiken is het geval waarin de hoofdinspecteur van de Belastingdienst een vriend een helpende hand heeft geboden bij het doen van een onjuiste aangifte. Hij heeft het vermogen op een onjuiste wijze vastgesteld en vervolgens geholpen bij het invullen van de aangifte. De Hoge Raad heeft deze handeling aangemerkt als medeplichtigheid bij het opzettelijk doen van een 51 M.J. Kronenberg en B. de Wilde, Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht, Deventer: Kluwer 2007, p W.E.C.A. Valkenburg, Fiscaal straf- en strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2010, p H.G. van der Wilt, Ben ik mijn broeders hoeder?, Delikt en Delinkwent, 2007,10, HR 12 december 2000, NJ 2002, 516 (Honden Peter). 18

20 onjuiste aangifte ingevolge art. 69 AWR. 55 In een uitspraak van Hof Leeuwarden deed zich de volgende situatie voor: Accountant was verantwoordelijk voor het indienen van de aangifte van belastingplichtige. 56 De cijfers die door belastingplichtige zijn aangeleverd waren gebaseerd op onjuiste en fictieve berekeningen. Accountant was hiervan op de hoogte. Desalniettemin stelde hij een rapport op waarin hij is uitgegaan van de onjuistheden. Vervolgens heeft hij dit bij de aangifte gevoegd. Door op zodanige wijze te handelen heeft het Hof geoordeeld dat hier sprake is van medeplichtigheid aan een misdrijf als bedoeld in art. 69 AWR. Ook in een arrest van Hof s Hertogenbosch is geoordeeld tot medeplichtigheid. 57 In deze kwestie gaat het om een belastingadviseur die opzettelijk middelen heeft verschaft tot het plegen van een misdrijf. Dit heeft hij gedaan door middel van het geven van adviezen die als doel hadden om minder omzetbelasting te betalen. In samenwerking met de betreffende gemeente heeft hij deze adviezen omgezet in een constructie. Met zijn deskundigheid heeft hij bijgedragen aan een bespreking waarin over deze constructie werd gesproken en onderhandeld. Dit heeft ertoe geleid dat het Hof hier medeplichtigheid aan medeplegen van het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte heeft aangenomen. De aangifte is echter niet door de adviseur ingediend. De adviseur heeft hier bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat als gevolg van zijn advies opzettelijk een onjuiste aangifte zou worden ingediend. Dit is voldoende om voorwaardelijk opzet aanwezig te achten. De Hoge Raad heeft dit oordeel in stand gelaten. 58 Uit het bovenstaande blijkt dat in fiscalibus meer dan eens gebruik wordt gemaakt van de deelnemingsvariant medeplichtigheid om tot een strafrechtelijke veroordeling te komen. Let wel, enkel de misdrijven als bedoeld in de eerste twee leden van art. 69 AWR komen hiervoor in aanmerking. Overtredingen als bedoeld in art. 68 AWR vallen derhalve buiten het bereik van art. 48 Sr. Medeplichtigheid aan overtredingen is immers niet strafbaar gesteld HR 13 maart 1951, NJ 1951, Hof Leeuwarden 4 april 1957, NJ 1957, Hof s-hertogenbosch 6 januari 2006, LJN UA HR 29 april 2008, LJN BB W.E.C.A. Valkenburg, Fiscaal straf- en strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2010, p.10. Vgl. art. 45 en art. 48 Sr. 19

21 2.4 Grensafbakening medeplegen en medeplichtigheid Gezien het feit dat de wetgever bij de invoering van de Vierde tranche Awb voor het daderschap aansluiting heeft gezocht bij het commune strafrecht, is het van belang na te gaan hoe de deelnemingsvarianten daar tot uitdrukking komen. Daar waar in de theorie een duidelijk onderscheid waar te nemen is, is de veelal casuïstische jurisprudentie hier minder helder in. 60 Het is mijns inziens dan ook lastig, zo niet onmogelijk om een duidelijke lijn te destilleren uit de besproken jurisprudentie. Er zijn echter wel factoren aan te wijzen die meer dan eens als bewijs hebben gediend voor het medeplegen. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan de volgende factoren: het tonen van initiatief bij het bedenken of uitvoeren van de verboden gedraging, het voeren van regie voor of achter de schermen, een min of meer toevallig tot stand gekomen rolverdeling, een zekere inwisselbaarheid van de daderrol en zich niet distantiëren van de strafbare gedraging. 61 De casuïstische jurisprudentie maakt het derhalve niet mogelijk om een duidelijke grens af te bakenen tussen de deelnemingsvormen medeplegen en medeplichtigheid. Toch wil ik kort stil staan bij hetgeen mij is opgevallen aan de arresten in kwestie. Het voorbeeld, op de uitkijk staan, dat veelvuldig wordt gebruikt om medeplichtigheid mee te illustreren lijkt enigszins achterhaald. In NJ 1991, 328 werd iemand die op de uitkijk stond terwijl een auto-inbraak werd gepleegd als medepleger veroordeeld. In NJ 1991, 328 was een afspraak aan het plegen van het strafbare feit vooraf gegaan. 62 Dit gegeven wijst erop dat de bewuste feiten en omstandigheden dermate doorslaggevend zijn, dat dit het verschil kan maken of tot medeplichtigheid of medeplegen kan worden geoordeeld. De redenering dat op de uitkijk staan leidt tot medeplichtigheid, dient dan ook genuanceerd te worden. Twee arresten die voor vergelijking in aanmerking komen zijn Bacchus en Rijswijkse stoeptegel. In het Rijswijkse stoeptegel-arrest heeft de Hoge Raad beslist dat enkel het niet distantiëren niet afdoende is voor het bewijzen van medeplegen. In Bacchus was meer aan de hand dan enkel het niet distantiëren. Verdachte wist dat zijn broer een pistool bij zich had en dit mogelijk zou gebruiken. De reden dat hier medeplegen is aangenomen is niet enkel vanwege het feit dat verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de strafbare gedraging, maar ook omdat hij een bijdrage heeft geleverd aan het creëren van de gewelddadige situatie. In de zaak van de Rijswijkse stoeptegel was medeverdachte niet betrokken bij het bedenken van het 60 C.P.M. Cleiren en J.F. Nijboer, Tekst & commentaar: strafrecht, Deventer: Kluwer 2008, p M.J. Kronenberg en B. de Wilde, Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht, Deventer: Kluwer 2003, blz HR 23 oktober 1990, NJ 1991,

22 plan om de stoeptegel van het viaduct naar beneden te gooien. Ook had hij zich tijdens het gooien van de tegel teruggetrokken in de auto. Een ander tweetal strafrechtelijke arresten dat ik wens te vergelijken is minder onderscheidend, NJ 2002, 516 en NJ 2001, 480. In het eerstgenoemde arrest heeft de Hoge Raad tot medeplichtigheid geoordeeld, omdat verdachte zijn rechtsplicht heeft geschonden door niet in te grijpen in een gewelddadige situatie waarvan hij medeveroorzaker was. In het Bacchus-arrest heeft de verdachte ook niet ingegrepen om het plegen van het strafbare feit te voorkomen. De Hoge Raad heeft hier medeplegen bewezen geacht, omdat verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de verboden gedraging. Daarnaast heeft de verdachte ook een aandeel gehad in het veroorzaken van de strafbare situatie. Uitgaande van de genoemde omstandigheden is mij niet duidelijk waarom de Hoge Raad in het ene geval tot passieve medeplichtigheid heeft geoordeeld en in het andere geval tot medeplegen. Dit wijst er wederom op dat het bij dergelijke zaken erg aankomt op het achterhalen van de feitelijke situatie. Ook op het gebied van het fiscale strafrecht zijn in de rechtspraak ontwikkelingen waarneembaar. In uitspraken van zowel de Hoge Raad als Hof Leeuwarden is medeplichtigheid bewezen geacht. 63 Hier had een derde in de functie van inspecteur dan wel adviseur, een rol bij het indienen van onjuiste aangiften. In meer recente rechtspraak zien we dat de lijn meer neigt richting medeplegen in dergelijke situaties. Uitspraken die hiervoor illustratief zijn, zijn onder ander afkomstig van Hof Leeuwarden, Rechtbank Breda en de Hoge Raad. 64 Uitgangspunt in het verleden was, indien de belastingadviseur de aangifte niet zelf heeft ingevuld en ingediend, hem geen blaam trof. 65 Thans kan ook de adviseur die enkel een advies heeft gegeven dat tot een opzettelijk onjuiste aangifte kan leiden, welke niet door hem is ingediend, tot een bewezenverklaring van de deelnemingsvariant medeplegen worden gekomen. 66 Voorwaardelijk opzet is immers voldoende om medeplegen te bewijzen. 63 HR 13 maart 1951, NJ 1951, 439 en Hof Leeuwarden 4 april 1957, NJ 1957, Hof Leeuwarden 13 oktober 1955, NJ 1956, 189, Rb. Breda 14 december 2005, LJN AU8140 en HR 6 maart 2012, NJ 2012, S.C.J. Knoester en M.J.N. Vermeij, De hedendaagse gevaren voor de belastingadviseur, WFR HR 6 maart 2012, NJ 2012,

23 2.5 Deelconclusie De fiscale strafbaarstellingen zijn opgenomen als kwaliteitsdelicten in art. 68 en 69 AWR. Het vervullen van kwaliteitsdelicten kan in beginsel slechts door degenen die een bepaalde kwaliteit bezitten. Door een beroep te doen op de deelnemingsvarianten zoals we die kennen in het commune strafrecht, kunnen echter ook degenen die de vereiste kwaliteiten niet bezitten vervolgd worden voor dergelijke delicten. Met de totstandkoming van de boetebepaling in de Vierde tranche Awb kan naast de pleger ook de medepleger als overtreder worden aangewezen. Op grond van art. 5:1 Vierde tranche Awb loopt de medepleger het risico een bestuurlijke boete opgelegd te krijgen. De deelnemingsvariant die verwant is aan het medeplegen en derhalve van belang is met het oog op de beboeting op grond van de Vierde tranche Awb is de medeplichtigheid. In dit hoofdstuk heb ik de belangrijkste verschillen tussen medeplichtigheid en medeplegen geschetst. Uitgaande van de strafrechtelijke jurisprudentie op dit gebied, kan geen eenduidige lijn worden gedestilleerd. Uit de besproken arresten blijkt dat de beoordeling steeds weer een feitelijke aangelegenheid is. Naar aanleiding hiervan kan worden gesteld dat verschillende factoren doorslaggevend kunnen zijn om tot een bewezenverklaring van de deelnemingsvorm medeplegen te komen. 67 Uit de fiscaal strafrechtelijke jurisprudentie is een lijn waarneembaar die erop wijst dat indien een belastingadviseur betrokken is geweest bij het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte, medeplegen thans sneller wordt aangenomen dan in het verleden het geval was. In het arrest van 6 maart 2012 heeft de Hoge Raad deze ontwikkeling nog eens bevestigd, door te oordelen dat een adviseur die naast het uitbrengen van advies, informatie heeft aangeleverd waarmee de onjuiste aangifte gerealiseerd kon worden, maar niet door hem is gedaan, tot een bewezenverklaring van de deelnemingsvariant medeplegen kan worden gekomen. 68 De Hoge Raad heeft in dit arrest bevestigd dat een duidelijke grensafbakening tussen de verschillende deelnemingsvarianten een onmogelijke opgave is. In het fiscale strafrecht is de behoefte naar een eenduidige grensafbakening niet zo groot als in het fiscale boeterecht. In het strafrecht biedt art. 47 Sr de nodige uitkomst. In dit artikel zijn de verschillende deelnemingsvarianten met elkaar gelijk gesteld. In het fiscale boeterecht heeft de wetgever echter expliciet willen aansluiten bij de deelnemingsvariant medeplegen. Dit brengt met zich dat in het kader van het 67 M.J. Kronenberg en B. de Wilde, Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht, Deventer: Kluwer 2003, blz HR 6 maart 2012, NJ 2012,

24 fiscale boeterecht een duidelijke afbakening van de deelnemingsvormen onontbeerlijk is. Uitgaande van de besproken jurisprudentie kan worden geconcludeerd dat het niet eenvoudig is om aan te geven in welke specifieke gevallen gesproken kan worden van medeplegen dan wel medeplichtigheid. Een dergelijke beoordeling blijft een aangelegenheid die sterk afhankelijk is van de specifieke feiten en omstandigheden. 23

25 3. De vrijwillige inkeer 3.1. Inleiding Een gedraging waar belastingplichtigen zich meer dan eens schuldig aan hebben gemaakt is onder meer het buiten het zicht van de fiscus houden van vermogen. Belastingplichtigen ervaren vaak de belastingafdracht als een blok aan hun been. Landen als Luxemburg en Zwitserland zijn voor de zogeheten zwartspaarders dan ook ware toevluchtsoorden geweest. Door de totstandkoming van nieuwe bilaterale verdragen en richtlijnen waarin regelingen met betrekking tot de internationale gegevensuitwisseling gewijzigd dan wel opgenomen zijn, hebben deze landen ingeboet aan aantrekkelijkheid voor de betreffende spaarders. 69 Keerzijde van dit geheel is dat de inkeerregeling aan belang heeft toegenomen. Voor degenen die opzettelijk onjuiste aangiften hebben ingediend, kan de inkeerregeling uitkomst bieden. De inkeerregeling is geregeld in de AWR. Er zijn twee bepalingen gewijd aan dit fenomeen. In art. 67n AWR is de boeterechtelijke inkeerbepaling opgenomen. In art. 69 lid 3 AWR is de strafrechtelijke pendant van de inkeerregeling neergelegd. Aangezien de AWR van twee inkeerbepalingen spreekt, ga ik in dit hoofdstuk na welke regeling wanneer van toepassing is en wat de voorwaarden zijn voor een rechtsgeldige inkeer. Ook de ontwikkelingen die op het terrein van de boeterechtelijke inkeerbepaling hebben plaatsgevonden zullen besproken worden. Daarnaast zal de uitwerking van de vrijwillige verbetering op uitvoeringsniveau kort aan bod komen. 3.2 Tweewegen-traject in fiscalibus Uit het bovenstaande is gebleken dat de wettelijke inkeerregeling is te onderscheiden in een boete- en strafrechtelijke bepaling, art. 67n AWR respectievelijk art 69 lid 3 AWR. De vraag die nu opgeworpen kan worden is waarom we twee bepalingen kennen waarin nagenoeg hetzelfde is geregeld. Zoals reeds eerder aan bod is gekomen kunnen strafbare gedragingen in fiscalibus op twee manieren worden afgedaan. Enerzijds via de bestuursrechtelijke weg, anderzijds via de strafrechtelijke weg. Alvorens inhoudelijk in te gaan op de inkeerregeling, wil ik kort stil staan bij wanneer sprake kan zijn van het boeterecht dan wel het strafrecht. 69 Landen waarmee deze vernieuwde verdragen zijn afgesloten zijn o.a. België en Zwitserland. Richtlijn van 3 juni 2003/48/EG. 24

DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos. Vereniging voor Belastingwetenschap 2016

DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos. Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 DEELNEMINGSVORMEN Medeplegen doen plegen uitlokken Medeplichtigheid Zie artt. 47 52

Nadere informatie

Medeplegen in de vierde tranche Awb

Medeplegen in de vierde tranche Awb Medeplegen in de vierde tranche Awb Een onderzoek in het licht van de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke jurisprudentie. Door: Daphne Jacott Ter Afsluiting van: ANR: Master fiscaal recht S982206 Voorwoord

Nadere informatie

Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen?

Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen? Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen? De Hoge Raad oordeelde op 7 oktober jl. dat gelden die door belastingontduiking zijn verkregen, kunnen worden aangemerkt

Nadere informatie

Bestuurlijke boete voor accountant en belastingadviseur

Bestuurlijke boete voor accountant en belastingadviseur Bestuurlijke boete voor accountant en belastingadviseur Sinds 1 juli 2009 kan de Belastingdienst ook een bestuurlijke boete opleggen aan de accountant en belastingadviseur. Een belangrijke uitbreiding

Nadere informatie

Beboetbaarheid van de belastingadviseur als deelnemer aan een overtreding

Beboetbaarheid van de belastingadviseur als deelnemer aan een overtreding Beboetbaarheid van de belastingadviseur als deelnemer aan een overtreding Naam R.J.S.J. Rombley ANR 226378 Begeleider mr. A.M.E. Nuyens 2 e lezer prof. mr. J.L.M. Gribnau Inhoudsopgave Lijst van afkortingen...

Nadere informatie

Fiscaal medeplegen of medeplichtigheid: waar ligt de grens?

Fiscaal medeplegen of medeplichtigheid: waar ligt de grens? 4 nr. 3 mei 2015 Fiscaal medeplegen of medeplichtigheid: waar ligt de grens? Fiscaal medeplegen of medeplichtigheid: waar ligt de grens? Mr. V.S. Huygen van Dyck-Jagersma en mr. M.F.T. Rijksen * Medeplegen

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Geldt met de komst van de Vierde tranche van de Awb de inkeerregeling ook voor de belastingadviseur als medepleger?

Geldt met de komst van de Vierde tranche van de Awb de inkeerregeling ook voor de belastingadviseur als medepleger? Tilburg University, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Masterthesis Fiscale Economie Geldt met de komst van de Vierde tranche van de Awb de inkeerregeling ook voor de belastingadviseur als medepleger?

Nadere informatie

De belastingadviseur als beboetbare facilitator. 1 juni 2017 Ludwijn Jaeger Vanessa Huygen van Dyck-Jagersma

De belastingadviseur als beboetbare facilitator. 1 juni 2017 Ludwijn Jaeger Vanessa Huygen van Dyck-Jagersma De belastingadviseur als beboetbare facilitator 1 juni 2017 Ludwijn Jaeger Vanessa Huygen van Dyck-Jagersma Programma Aanleiding Intro Artikel 10a AWR Deelnemingsvormen bij vergrijpboeten Toerekening bij

Nadere informatie

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR Inleiding In artikel 16 AWR is bepaald dat een feit dat de inspecteur bekend was of redelijke wijs bekend had kunnen zijn geen grond voor

Nadere informatie

Deelneming aan strafbare feiten. Hoofdstuk 16 paragraaf 16.3 t/m 16.5

Deelneming aan strafbare feiten. Hoofdstuk 16 paragraaf 16.3 t/m 16.5 Deelneming aan strafbare feiten Hoofdstuk 16 paragraaf 16.3 t/m 16.5 Waar gaan we het over hebben? Voorbereiding (Artikel 46 Sr) Poging (Artikel 45 Sr) Verschillende deelnemingsvormen aan een strafbaar

Nadere informatie

Deelnemen aan boete-/strafrechtelijke feiten door de adviseur. 8 december G.J.M.E. de Bont Vereniging voor Belastingwetenschap 2016

Deelnemen aan boete-/strafrechtelijke feiten door de adviseur. 8 december G.J.M.E. de Bont Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 Deelnemen aan boete-/strafrechtelijke feiten door de adviseur 8 december 2016 G.J.M.E. de Bont Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 BIJZONDERE POSITIE VAN DE ADVISEUR: AANGIFTE Veel commune delicten

Nadere informatie

Schoordijk Instituut. Centrum voor wetgevingsvraagstukken. M.M. van Toorenburg. Medeplegen. W.E.J. Tjeenk Willink 1998 Deventer

Schoordijk Instituut. Centrum voor wetgevingsvraagstukken. M.M. van Toorenburg. Medeplegen. W.E.J. Tjeenk Willink 1998 Deventer Schoordijk Instituut Centrum voor wetgevingsvraagstukken M.M. van Toorenburg Medeplegen W.E.J. Tjeenk Willink 1998 Deventer Gebruikte afkortingen XIII HOOFDSTUK 1 1 Doelstelling, afbakening en opzet van

Nadere informatie

Boetebeleid feitelijk leidinggevers

Boetebeleid feitelijk leidinggevers Boetebeleid feitelijk leidinggevers Opmerkingen vooraf Sinds 2013 hanteert de AFM interne richtlijnen ten aanzien van het beboeten van feitelijk leidinggevers aan overtredingen door rechtspersonen. In

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

Terug naar de Collegebanken

Terug naar de Collegebanken Terug naar de Collegebanken Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Prof. mr. Roan Lamp 4 september 2014 1 Terug naar de Collegebanken - Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Inhoud Inleiding

Nadere informatie

Versoberen van de inkeerregeling: het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel onder druk?

Versoberen van de inkeerregeling: het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel onder druk? Versoberen van de inkeerregeling: het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel onder druk? Inleiding In zijn ambtstermijn als staatssecretaris van Financiën opende Jan Kees de Jager de jacht op belastingplichtigen

Nadere informatie

De vrijwillige inkeer: derdenwerking

De vrijwillige inkeer: derdenwerking De vrijwillige inkeer: derdenwerking Naam: S.G. Kenswil Adres: Rijswijkseplein 661 2516 LW s-gravenhage Tel.: 06 240 89 560 Studentnummer: 0419982 Universiteit Leiden, Faculteit der Rechtsgeleerdheid Scriptie

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

1. Het boeterechtelijke onderzoek

1. Het boeterechtelijke onderzoek NTFR 2009/1352 HetBesluitBestuurlijkeBoetenBelastingdienst en devierdetranche NTFR2009-1352 en prof.mr. G.J.M.E. de Bont Of het nu 1 juli aanstaande zal ingaan, of met ingang van 1 januari 2010, devierdetranche

Nadere informatie

Accountant moet op zijn tellen passen bij begeleiding inkeer van zijn cliënt

Accountant moet op zijn tellen passen bij begeleiding inkeer van zijn cliënt Accountant moet op zijn tellen passen bij begeleiding inkeer van zijn cliënt Het bankgeheim staat onder druk. Diverse staten, waaronder Zwitserland en Liechtenstein, verklaarden zich recent bereid om internationale

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen Uitspraak GERECHTSHOF VHERTOGENBOSCH Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Uitspraak op het hoger beroep van * ^ p n i a w a ï i i b.v., gevestigd te > hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:2024 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00637

ECLI:NL:GHAMS:2016:2024 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00637 ECLI:NL:GHAMS:2016:2024 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 19-05-2016 Datum publicatie 01-06-2016 Zaaknummer 15/00637 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Hoger

Nadere informatie

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving)

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Inleiding Op 24 november 2014 heeft de CRvB de eerste uitspraak gedaan over boetes

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

Een verdergaande verruiming van de wettelijke inkeerregeling geboden?

Een verdergaande verruiming van de wettelijke inkeerregeling geboden? Een verdergaande verruiming van de wettelijke inkeerregeling Tijdschrift voor Formeel Belastingrecht nr. 4 juni 2015 13 Een verdergaande verruiming van de wettelijke inkeerregeling Mr. R. van der Hulle

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 101 Wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften bepaald

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE

BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE Bijlage 2 bij Toezicht en Handhavingsbeleid kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen gemeente Westvoorne IZ/OWO

Nadere informatie

Reactie van het Register Belastingadviseurs (hierna: RB ) op het conceptwetsvoorstel openbaarmaking vergrijpboeten

Reactie van het Register Belastingadviseurs (hierna: RB ) op het conceptwetsvoorstel openbaarmaking vergrijpboeten Reactie van het Register Belastingadviseurs (hierna: RB ) op het conceptwetsvoorstel openbaarmaking vergrijpboeten Het RB heeft met grote belangstelling kennis genomen van het conceptwetsvoorstel openbaarmaking

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr.

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr. ECLI:NL:HR:2013:898 Uitspraak 8 oktober 2013 Strafkamer nr. 11/04842 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 september 2011,

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Artikelen en jurisprudentie Formeel Belastingrecht RF304

Artikelen en jurisprudentie Formeel Belastingrecht RF304 Artikelen en jurisprudentie Formeel Belastingrecht RF304 Probleem 1: Soorten aanslagen Gerechtshof Den Haag 20 april 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1216, NTFR 2016/1539 Kern: Hof vernietigt navorderingsaanslag

Nadere informatie

Datum 29 januari 2010 Onderwerp WODC-onderzoek 'Strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt'

Datum 29 januari 2010 Onderwerp WODC-onderzoek 'Strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt' > Retouradres Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Onderwerp WODC-onderzoek

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743 ECLI:NL:RVS:2012:BY3743 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-11-2012 Datum publicatie 21-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201202162/1/V6 Bestuursrecht Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. Hof Amsterdam 19 januari 2011, nr. 23-001234-09 VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 16 december 2008 in de

Nadere informatie

Het pleitbaar standpunt: de objectieve versus de subjectieve benadering

Het pleitbaar standpunt: de objectieve versus de subjectieve benadering 10 nr. 7 oktober 2011 Het pleitbaar standpunt: de objectieve versus de subjectieve benadering Mr. S.F. van Immerseel en mw. mr. D. Liem * The only thing certain in life is death and taxes, aldus een beroemde

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve07000557 200606955/1. Datum uitspraak: 21 maart 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma A., gevestigd te Honselersdijk, appellante, tegen

Nadere informatie

Ingrijpende uitbreidingen in het fiscale straf- en boeterecht

Ingrijpende uitbreidingen in het fiscale straf- en boeterecht 105. Ingrijpende uitbreidingen in het fiscale straf- en boeterecht Mr. V.S. Huygen van Dyck-Jagersma Met de inwerkingtreding van de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit wordt het spectrum van bestuurlijke

Nadere informatie

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014 Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014 Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Medeplegen & medeplichtigheid van verkrachting

Medeplegen & medeplichtigheid van verkrachting 2015 Medeplegen & medeplichtigheid van verkrachting Casus: een donderdagnacht in Groningen Nicolette Ruth Drenth 18-3-2015 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Bestanddelen van artikel 242 Wetboek van Strafrecht...

Nadere informatie

De reikwijdte van de vervolgingsuitsluitingsgrond van art. 69 lid 4 AWR: drie vragen, drie antwoorden

De reikwijdte van de vervolgingsuitsluitingsgrond van art. 69 lid 4 AWR: drie vragen, drie antwoorden De reikwijdte van de vervolgingsuitsluitingsgrond van art. 69 lid 4 AWR: drie vragen, drie antwoorden 16. De reikwijdte van de vervolgingsuitsluitingsgrond van art. 69 lid 4 AWR: drie vragen, drie antwoorden

Nadere informatie

Line of fire; de adviseur onder vuur

Line of fire; de adviseur onder vuur 398 Line of fire; de adviseur onder vuur Mr. A.B. Vissers 1 Strafrechtelijke vervolging of beboeting van de adviseur zijn zeker geen louter theoretische mogelijkheden meer. In deze bijdrage zullen deze

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523 ECLI:NL:RBZWB:2013:5523 Instantie Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 05-09-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant AWB-12_5516 Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

INHOUD. 103 Fiscale fraude / Ten geleide / 1

INHOUD. 103 Fiscale fraude / Ten geleide / 1 INHOUD 103 Fiscale fraude /1 103.0 Ten geleide / 1 103.1 Inleiding / 17 103.1.1 Wat is belastingfraude? / 17 103.1.2 Hoe treedt belastingfraude aan het licht? / 17 103.1.3 Wettelijk kader / 17 103.1.3.a

Nadere informatie

Het pleitbaar standpunt in het Boete- en Strafrecht

Het pleitbaar standpunt in het Boete- en Strafrecht Het pleitbaar standpunt in het Boete- en Strafrecht Naam: Max van Riet Studierichting: Fiscale Economie ANR: 855695 SNR: 1265609 Afsluiting thesis: 1-06-2017 Begeleider: M.B.A. van Hout 2 e begeleider:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200607461/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma appellante,, gevestigd te tegen de uitspraak in zaak nos.

Nadere informatie

VMR Actualiteitendag

VMR Actualiteitendag VMR Actualiteitendag Handhaving - overtreder 20 maart 2014 mr. T.E.P.A. Lam advocaat Hekkelman Advocaten senior docent/onderzoeker Radboud Universiteit Nijmegen Begrip overtreder bij bestuurlijke handhaving

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017

Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017 Onderwerp: Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017 Ons kenmerk: 16BWB00083 Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe; gelet op artikel(en) 4.17 van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 754 Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit)

Nadere informatie

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme; Besluit van de deken in het arrondissement Oost-Brabant van 11 mei 2016 tot vaststelling van de beleidsregel handhaving Wwft 2016 in het arrondissement Oost- Brabant De deken van de orde in het arrondissement

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden Hoge Raad der Nederlanden D e r d e K a m e r Nr. 35.889 27 juni 2001 YS Arrest gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te `s-hertogenbosch van 3 december 1999,

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

Toelichting. Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Toelichting. Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject Toelichting Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden. Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang Het college

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT ALGEMENE WET BESTUURSRECHT Besluitvorming Toezicht Sancties Rechtsgebied bestuursrecht oktober 2011 Rechtsgebied bestuursrecht Verhoudingen tussen bestuursorgaan/belanghebbende - stelt het bestuur is staat

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 1528/899 Betreft zaak: Wegener - [leidinggevende D] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Besluit heffingsrente Directoraat-generaal Belastingdienst, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie

De belastingadviseur als medepleger c.q. medeplichtige.

De belastingadviseur als medepleger c.q. medeplichtige. De belastingadviseur als medepleger c.q. medeplichtige. Masterscriptie Nederlands belastingrecht Jan Willem Bosman Inleverdatum: 28 december 2016 Scriptiebegeleider: mr. dr. E. Poelmann 1 Inleiding Op

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 754 Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit)

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2006:AU8286

ECLI:NL:HR:2006:AU8286 ECLI:NL:HR:2006:AU8286 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 17-10-2006 Datum publicatie 17-10-2006 Zaaknummer 01599/05 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AU8286

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden. Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e),

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e), Grondslagen van Recht Week 3 2018 2019 Voorwoord Beste student(e), Voor je ligt de samenvatting van de stof van Hoofdstuk 14 van het boek Hoofdlijnen, dat voorgeschreven wordt in week 3. Aanvankelijk hebben

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2004:AP0934 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 03/03944

ECLI:NL:GHAMS:2004:AP0934 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 03/03944 ECLI:NL:GHAMS:2004:AP0934 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 06-05-2004 Datum publicatie 09-06-2004 Zaaknummer 03/03944 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 12893 19 augustus 2010 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 augustus 2010, nr. AV/AR/2010/13478,

Nadere informatie

Bahialaan 100 3065WC Rotterdam

Bahialaan 100 3065WC Rotterdam Bahialaan 100 3065WC Rotterdam T: +31 (0)10-764 0804 F: +31 (0)10 254 0015 M: +31 (0)6 51 99 78 08 E: dehaas@dehaasadvocatuur.nl I: www.dehaasadvocatuur.nl Mevrouw mr. P. (Priscilla) de Haas 11-8-2015

Nadere informatie

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Auteur: Mr. T.L.C.W. Noordoven[1] Hoge Raad 23 maart 2012, JAR 2012/110 1.Inleiding Maakt het vanuit het oogpunt

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2015:7076

ECLI:NL:RBGEL:2015:7076 ECLI:NL:RBGEL:2015:7076 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 17-11-2015 Datum publicatie 18-01-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 1164 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHARL:2015:20 ECLI:NL:GHARL:2015:20 Instantie Datum uitspraak 06-01-2015 Datum publicatie 16-01-2015 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 14/00053, 14/00054 en 14/00055 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere

Nadere informatie