SPECIFIEK ARBEIDSMARKTBELEID IN NEDERLAND: een inventarisatie en beoordeling. G.E. Hebbink. De Nederlandsche Bank NV Afdeling Wetenschappelijk

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "SPECIFIEK ARBEIDSMARKTBELEID IN NEDERLAND: een inventarisatie en beoordeling. G.E. Hebbink. De Nederlandsche Bank NV Afdeling Wetenschappelijk"

Transcriptie

1 SPECIFIEK ARBEIDSMARKTBELEID IN NEDERLAND: een inventarisatie en beoordeling G.E. Hebbink Onderzoeksrapport WO&E nr 541/9811 April 1998 De Nederlandsche Bank NV Afdeling Wetenschappelijk Onderzoek en econometrie Postbus AB AMSTERDAM

2 - 2 - SAMENVATTING Specifiek arbeidsmarktbeleid in Nederland: een inventarisatie en beoordeling, door G.E. Hebbink Dit rapport beschrijft in Nederland bestaande regelingen voor loonkostensubsidies en directe banencreatie en analyseert de mogelijkheden voor evaluatie ervan. De effectiviteit van deze vorm van arbeidsmarktbeleid is in het algemeen moeilijk vast te stellen. De effecten dienen per programma geëvalueerd te worden; gericht op onderlinge vergelijkbaarheid van programma s. Hiervoor zijn de directe effecten het meest geschikt, maar indirecte effecten en uitvoeringskosten zijn eveneens van belang bij het onderling vergelijken van dit soort regelingen. Trefwoorden: actief arbeidsmarktbeleid, loonkostensubsidies, directe banencreatie, evaluatiesubsidies JEL code: H53, J68 ABSTRACT Active labour market policy in The Netherlands: overview and assessment, by G.E. Hebbink This report discusses two types of active labour market policy in The Netherlands, wage subsidies and direct job creation. The options for evaluation of these programs are analyzed. It is difficult to assess the effectiveness of this type of policy in a general sense. Separate evaluations of programs are acceptable, based on a comparable methodology. Direct effects of programs are most suitable, though indirect effects and costs of implementation and administration should not be neglected. Key words: active labour market policy, wage cost subsidies, job creation, evaluation studies JEL code: H53, J68

3 - 3 - SPECIFIEK ARBEIDSMARKTBELEID IN NEDERLAND: een inventarisatie en beoordeling 1 INLEIDING Het arbeidsmarktbeleid van het huidige kabinet heeft als doel het vergroten van het aantal banen en het terugdringen van de werkloosheid. Twee elkaar deels overlappende onderdelen van de werkloosheid zijn daarbij vooral van belang: de werkloosheid onder laaggeschoolden en de langdurige werkloosheid. De werkloosheid onder laag opgeleiden is in verhouding toegenomen en heeft een hardnekkig karakter. Volgens de meeste onderzoeken hangt dit zowel samen met technologische ontwikkelingen als met een toenemende internationale concurrentie. Het Nederlandse arbeidsmarktbeleid bestaat allereerst uit een algemeen deel, dat lastenverlichting, loonkostenmatiging en flexibilisering van de arbeidsmarkt omvat. Daarnaast wordt het beleid gericht op specifieke groepen op de arbeidsmarkt, zoals jongeren, arbeidsongeschikten en de zogenoemde onderkant van de arbeidsmarkt met laag opgeleiden en langdurig werklozen. Met dit specifieke beleid wordt vooral de productiviteitsval bestreden, het verschijnsel dat de arbeidsproductiviteit van werkzoekenden te laag is voor de bijbehorende loonkosten. Dit rapport gaat in op het specifieke arbeidsmarktbeleid, voor zover dit bestaat uit loonkostensubsidies aan werkgevers in de particuliere sector en directe creatie van banen in de collectieve en kwartaire sector 1. Dit onderscheid tussen subsidiëring van werkgelegenheid en banencreatie is echter enigszins artificieel. Zo beschouwt Calmfors subsidiëring van werk in de particuliere sector als een vorm van direct job creation 2. De OECD daarentegen voegt banencreatie (in de collectieve of kwartaire sector) en subsidiëring (in de particuliere sector) samen tot het begrip subsidised employment (OECD, 1997). De vraag kan worden gesteld in hoeverre het specifieke arbeidsmarktbeleid effectief is, waarbij effectiviteit vooralsnog is te 1 Onder meer gebaseerd op Ministerie van Sociale Zaken (1997) en Centraal Planbureau (1997). 2 Zie Calmfors (1994), blz 7-47.

4 - 4 - interpreteren als de mate waarin het beleid additionele werkgelegenheid creëert. Het doel van deze nota is, naast het beschrijven van de huidige vormen van specifiek beleid, structuur aan te brengen in de wijze waarop de effectiviteit van dit beleid kan worden geëvalueerd. De beschrijving van de huidige programma s voor loonkostensubsidies en directe banencreatie komt aan de orde in paragraaf 2 en 3, respectievelijk. Paragraaf 4 beschrijft de budgettaire aspecten van het specifieke arbeidsmarktbeleid. Paragraaf 5 behandelt in algemene zin de mogelijkheden voor evaluatie van de besproken beleidsmaatregelen. Hierbij worden indirecte en directe effecten van elkaar onderscheiden, die respectievelijk in de paragrafen 6 en 7 aan de orde komen. Ten slotte bevat paragraaf 8 de voornaamste conclusies. 2 LOONKOSTENSUBSIDIES Het verstrekken van loonkostensubsidies kan verscheidene, elkaar niet uitsluitende, doeleinden hebben. Het belangrijkste doel is het bevorderen van de instroom in reguliere banen. Een ander doel kan zijn het verminderen van de externe effecten van werkloosheid, door het bevorderen van de reïntegratie van werklozen in de maatschappij. In theorie zijn er twee mogelijkheden om met subsidies het evenwichtsniveau van de arbeidsmarkt bij te sturen, zodanig dat de werkgelegenheid toeneemt. Een subsidie aan werkgevers verlaagt de loonkosten en vergroot daarmee de vraag naar arbeid. Bij een elastisch aanbod komt de werkgelegenheid daardoor op een hoger niveau, bij een hoger loon. Ook kan de subsidie aan werknemers worden gegeven, zodat het aanbod toeneemt. Het resulterende marktloon ligt dan lager en de werkgelegenheid hoger. De werkgelegenheidseffecten van deze twee mogelijkheden voor subsidies zijn in beginsel in beide gevallen positief, maar dit doet zich slechts voor in een perfect werkende markt met volledige concurrentie. Het bestaan van neerwaarts rigide lonen, bijvoorbeeld door een wettelijk minimumloon, beperkt de mogelijkheden voor de tweede optie, subsidie voor werknemers. Het evenwichtsloon kan dan immers niet over de hele linie dalen om de werkgelegenheid te laten aansluiten bij het toenemende aanbod. Daarnaast kunnen ook bij werkgeverssubsidies toeslagen op het inkomen noodzakelijk zijn als het effectieve arbeidsaanbod te laag is, bijvoorbeeld door de werkloosheidsval. Dit

5 - 5 - laatste wil zeggen dat het reserveringsloon van werkzoekenden hoger ligt dan het loon. Loonkostensubsidies aan werkgevers kunnen op verscheidene manieren worden gegeven. Zo zijn algemene of marginale subsidies mogelijk, respectievelijk voor alle werknemers in de doelgroep of alleen voor nieuw ingetreden werknemers. Een ander onderscheid betreft de mate van targeting. Bij het beperken van de doelgroep spelen twee afwegingen. Bij een beperkte doelgroep bestaat het risico van stigmatisering. Zodra iemand tot een doelgroep behoort geeft dit informatie aan werkgevers over de te verwachten productiviteit van de betrokkene. Gerichte subsidies hebben als bijkomend nadeel dat zij moeilijker zijn uit te voeren en oneigenlijk gebruik kunnen uitlokken. Bij een niet beperkte doelgroep bestaat het risico dat ook arbeid wordt gesubsidieerd die eigenlijk niet tot het beleid behoort (deadweight loss). Tabel 1 Huidige regelingen voor loonkostensubsidies Regeling Doelgroep Subsidie Maximaal loon Maximale duur Melkert (2) >1 jr werkloos Uitkering 120% WML 2 jaar VLW >1 jr werkloos max.f 4.500/jr 130% 4 jaar SPAK Werknemers max.f 1.830/jr a) 115% onbeperkt a) In 1998 wordt dit maximaal f per jaar. Er bestaan momenteel drie programma s voor loonkostensubsidies, zie Tabel 1 3. Het is de bedoeling de Melkert(2)-subsidie na 1998 te vervangen door WIW-werkervaringsplaatsen. Dit is een met de Melkert(2)- regeling overeenkomende regeling binnen de nieuwe Wet inschakeling werkzoekenden (WIW). Hierin kunnen gemeenten een vast bedrag naar keuze aanwenden voor loonkostensubsidie, arbeidsbemiddeling of inkomenstoeslag. De VLW (voorziening langdurig werklozen) is een marginale loonkostensubsidie voor banen voor langdurig werklozen, in de vorm van een afdrachtskorting op belasting en premies. De SPAK (specifieke afdrachtskorting) geldt voor alle banen met een lage beloning en kan eventueel worden gecombineerd met de VLW. In dat geval komt de subsidie in 1998 op maximaal f per jaar. 3 De programma s Wet Vermeend-Moor, KRA-RAP en WLOM bestaan inmiddels niet meer.

6 - 6-3 DIRECTE BANENCREATIE Directe banencreatie betreft hier banen in de collectieve en kwartaire sector voor specifieke doelgroepen. Evenals het verstrekken van loonkostensubsidies kan het direct creëren van arbeidsplaatsen verscheidene doeleinden hebben, zoals het bevorderen van de instroom in reguliere banen en het verminderen van de externe effecten van werkloosheid. Speciaal bij directe banencreatie kan een aanvullend doel zijn het laten uitvoeren van nuttige werkzaamheden, die zonder de desbetreffende regeling niet worden uitgevoerd. De nadelen van directe banencreatie zijn voor een deel hetzelfde als bij loonkostensubsidiëring. Het risico van stigmatisering is groot, door de beperking van de doelgroep. Ook is efficiëntieverlies mogelijk, door verdringing en substitutie van reguliere banen of doordat betrokken werknemers ook zonder het programma een baan hadden gevonden (deadweight loss). Tabel 2 Huidige regelingen voor directe banencreatie Regeling Doelgroep Max. duur Max. beloning Aantal banen (1997) JWG Jongeren, 1 jaar, WML >½ jr werkloos Herhaald BP >3 jr werkloos Onbeperkt WML Melkert(1) >1 jr werkloos Onbeperkt 120% WML Tabel 2 geeft een overzicht van arbeidsmarktprogramma s met betaalde arbeid 4. Op dit moment zijn er in Nederland drie programma s voor directe banencreatie: de jeugdwerkgarantiewet (JWG), de banenpools (BP) en de Melkert(1)-banen. In 1998 zal er verandering in deze regelingen komen. De JWG- en banenpoolregelingen zullen worden samengevoegd tot de regeling WIW-dienstbetrekkingen, binnen de eerder genoemde Wet inschakeling werkzoekenden. Het grootste verschil zal de beperking van de maximale duur tot in beginsel twee jaar zijn. Melkert(1) banen zijn gecreëerd door de regeling Extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen, die eind 1998 voor nieuwe arbeidsplaatsen moet zorgen 4 Het hier niet opgenomen Melkert(3) programma betreft onbetaalde banen voor uitkeringsontvangers.

7 - 7 - bij gemeenten en zorginstellingen (kwartaire sector). Deze banen zijn structureel van aard. 4 DE OMVANG VAN HET SPECIEKE ARBEIDSMARKTBELEID De OECD heeft op gestandaardiseerde wijze de uitgaven voor arbeidsmarktbeleid in percentage van het bbp berekend (OECD, 1997). De OECD maakt daarbij onderscheid tussen passieve maatregelen (werkloosheidsuitkeringen) en actieve maatregelen (de rest). Tot de laatste groep maatregelen behoort het specifieke beleid zoals dat in dit rapport is gedefinieerd: loonkostensubsidies en directe banencreatie. Verder behoren daartoe de specifieke maatregelen voor arbeidsongeschikten en jongeren, en ook trainingsprogramma s en uitvoeringskosten (arbeidsvoorziening, bestuur, etc). Figuur 1 laat zien welke ontwikkeling de Nederlandse uitgaven voor actief arbeidsmarktbeleid tussen 1990 en 1996 hebben gemaakt. Het totaal ligt tussen 1,25 en 1,40% bbp, zonder een duidelijke trend. Tussen de componenten valt

8 - 8 -

9 - 9 - echter op dat de uitgaven voor specifiek arbeidsmarktbeleid - (loonkosten)subsidies en (directe) banencreatie - toenemen, van 0,04% bbp in 1990 naar 0,26% bbp in In die periode namen de uitgaven voor arbeidsongeschikten en voor trainingsprogramma s af. De uitvoeringskosten en de kosten voor jeugdwerkloosheid stegen licht. Figuur 2 toont de uitgaven voor actief arbeidsmarktbeleid in Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Het gaat hier vooral om het aandeel van directe banencreatie en loonkostensubsidies in het totaal; de vier landen hebben daarom niet dezelfde schaalverdeling op de verticale as van de figuren. Duidelijk is dat de vier landen een sterk uiteenlopende ontwikkeling doormaken; in Frankrijk neemt het aandeel van specifiek beleid (de twee onderste blokjes) toe, terwijl in Zweden en in mindere mate Duitsland vooral de laatste jaren een omgekeerde beweging is te zien. Hoewel de hier gebruikte OECD-gegevens statistisch vergelijkbaar zijn, is een nadere vergelijking tussen de landen problematisch door de grote verschillen in praktische uitwerking van deze vorm van beleid. Desondanks lijken de ontwikkelingen zo verschillend te zijn dat nadere kennisneming van de ervaringen van andere landen misschien kan bijdragen aan het vormgeven van het Nederlandse specifieke arbeidsmarktbeleid. Het vervolg van deze paragraaf gaat nader in op de uitgaven voor specifiek arbeidsmarktbeleid (loonkostensubsidies en directe banencreatie) in Nederland vanaf Tabel 3 geeft aan welke bedragen met de regelingen voor specifiek arbeidsmarktbeleid zijn gemoeid 5. De bedragen voor 1997 zijn de totale, gerealiseerde lasten; de overige jaren betreffen begrote bedragen. De bedragen voor SPAK en VLW in 1998 betreffen schattingen van de gederfde belasting- en premieinkomsten. De tabel geef ten onrechte de indruk dat het totaalbedrag voor specifiek arbeidsmarktbeleid tussen 1997 en 1998 sterk toeneemt. Dit is echter grotendeels te wijten aan de samenstelling van het Gemeentelijk Werkfonds, waarin naast JWG en Banenpools ook andere onderdelen van de Rijksbegroting zijn opgenomen. Het heeft tevens weinig zin de uitgaven in 1997 in percentage van het bbp te vergelijken met het percentage van 5 Separate gegevens over uitvoerings- en administratiekosten zijn niet beschikbaar.

10 Tabel 3 Uitgaven voor specifiek arbeidsbeleid, incl uitvoeringskosten Miljoen gulden, cursieve bedragen zijn ramingen Regeling Melkert (1) Gemeenten Melkert (1) Zorg JWG 516 Banenpools 637 WIW (Gemeentelijk Werkfonds) Totaal, directe banencreatie Melkert (2) SPAK VLW Totaal Bron: Sociale Nota 1998, MEV (0,26%, zie Figuur 1). Hiervoor is het noodzakelijk de exacte definitie van de OECD te volgen. Tabel 4 geeft de bedragen, voor een deel geschat, waaruit de WIW uitgaven in 1998 zijn samengesteld. Het samenvoegen van uitgavenstromen leidt op deze manier tot een beter inzicht in de totale omvang van het specifieke arbeidsmarktbeleid. Tabel 4 Samenstelling bijdragen WIW in Miljoen gulden, cursieve bedragen zijn ramingen JWG 516 (bedrag 1997) BP 637 (bedrag 1997) Kinderopvang 52 (mutatie SZW) Fonds Sociale Vernieuwing 439 (MN 1998) Arbeidsvoorzieningsorganisatie 71 (MN 1998) Overige (rest Rijksbegroting) 13 (MN 1998) Overige (begroting SZW, oa. ABW) 95 (per saldo) Totaal 1.823

11 EVALUATIE VAN SPECIFIEK ARBEIDSMARKTBELEID Regelingen voor specifiek arbeidsmarktbeleid kunnen op diverse manieren worden geëvalueerd. De criteria daarvoor hangen voor een deel af van het doel van de regeling. Belangrijk is echter dat een evaluatie niet alleen de directe, maar ook de indirecte effecten van het beleid beschouwt 6. De directe effecten zijn in dit geval de effecten op de bij de specifieke arbeidsmarktregeling betrokken werknemers. Indirecte effecten betreffen de invloed van de regeling op de arbeidsmarkt als geheel of zelfs op de gehele economie. Beantwoording van de vraag naar het directe effect van een regeling op de welvaart van de doelgroep is vaak het meest haalbaar bij een evaluatie. De impact van het beleid op de arbeidsmarkt als geheel, dat wil zeggen de invloed buiten de doelgroep, is echter eveneens van belang voor een evaluatie. Dit geldt niet alleen voor bestaande programma s, maar ook voor nieuwe beleidsvoorstellen. Deze procedure, die de directe en indirecte effecten beschouwt, stelt hoge eisen aan evaluatiestudies 7. Voor het ramen van de welvaartseffecten van een arbeidsmarktmaatregel is het in beginsel noodzakelijk een afweging van maatschappelijke kosten en baten te maken, gebaseerd op de doelstelling de maatschappelijke kosten van werkloosheid in een bepaalde doelgroep te verminderen. Voor een analyse daarvan is een indeling in de genoemde directe en indirecte effecten aantrekkelijk. De directe baten van een arbeidsmarktregeling bestaan uit de additionele productie van de nieuw gecreëerde werkgelegenheid. Op de korte termijn neemt direct de productie toe door het grotere aantal banen. Op de lange termijn stijgt de productie eveneens, doordat de arbeidsproductiviteit van de betrokken werknemers is toegenomen, waarmee ook de kans op werkloosheid afneemt. De directe lasten van een arbeidsmarktregeling zijn op maatschappelijk niveau gelijk aan de uitvoeringskosten, omdat collectieve financiering van subsidies of lonen een herverdeling van middelen betreft. Voor de maatschappelijke kosten maakt het ook niet 6 Zie bijvoorbeeld Hamermesh (1993). 7 Het onderscheid tussen directe en indirecte effecten correspondeert voor een deel met de door Calmfors (1994) onderscheiden microeconomische en macroeconomische evaluatiestudies. Macrostudies beperken zich echter niet noodzakelijk tot individuele programma s.

12 uit of de overheid middelen besteedt aan bijstandsuitkeringen of aan loonkostensubsidies. Wel moeten binnen een budget de uitgaven tegen andere bestedingsrichtingen worden afgewogen, die mogelijk efficiënter zijn. Samenvattend betekent dit dat het saldo van directe baten en lasten van een regeling gelijk is aan de additionele productie min de uitvoeringskosten. De benodigde gegevens voor berekening van de additionele productiewaarde zullen nauwelijks te verkrijgen zijn zonder sterk vereenvoudigende veronderstellingen, bijvoorbeeld over toekomstige ontwikkeling van de arbeidsproductiviteitswaarde. In de meeste gevallen gaat het echter om een vergelijking tussen verschillende vormen van beleid en is een berekening van de additionele productie niet nodig. Om de raming te vereenvoudigen zou namelijk slechts naar de omvang van de additionele werkgelegenheid kunnen worden gekeken, aannemende dat de productiviteitsstijging (op korte en lange termijn) niet verschilt tussen regelingen. Bij het directe effect op de additionele werkgelegenheid kunnen vier, in beginsel meetbare, deeleffecten worden onderscheiden: het bereik van een regeling (dit geeft aan in hoeverre de doelgroep wordt bereikt), de mate van doorstroming naar reguliere banen (welk percentage van de deelnemers vindt een reguliere baan), de mate van verdringing (of substitutie, in hoeverre worden banen van personen buiten de doelgroep ingenomen) en het deadweight loss (in welke mate hadden deelnemers anders een reguliere baan gevonden). In formulevorm kan dit als volgt worden uitgedrukt: [toename banen] = [doelgroep] [bereik %] [doorstroom %] [verdringing] [deadweight loss] Overigens suggereert deze formule meer exactheid dan in de praktijk mogelijk is. Van de genoemde factoren zullen in de meeste gevallen slechts ruwe schattingen beschikbaar zijn. Het deadweight loss kan worden benaderd met de normale uitstroom uit de doelgroep naar een baan. Bij het doorstroompercentage is de duur waarover wordt gemeten van belang. Een programma dat jaren duurt zal in de loop der tijd een groter doorstroompercentage hebben, hoewel een deel daarvan weer tot het deadweight loss behoort.

13 Nog moeilijker te kwantificeren zijn de indirecte baten en lasten. Het gaat hier om de effecten op de totale arbeidsmarkt en andere delen van de economie, buiten de directe doelgroepen op de arbeidsmarkt. Aan de lastenkant staat onder meer het verstorende effect dat in het algemeen optreedt bij overheidsingrijpen. Zodra de overheid met belasting- en subsidiemaatregelen ingrijpt dreigt een negatief effect op de welvaart, omdat het proces van loon- en prijsvorming dan niet langer leidt tot efficiënte allocatie. Of er bij arbeidsmarktbeleid echter sprake is van dit effect is moeilijk te beantwoorden, omdat dit beleid juist beoogt externe effecten te corrigeren, die een efficiënte allocatie verstoren. Op de arbeidsmarkt zal immers nooit sprake kunnen zijn van volledige en vrije mededinging, bijvoorbeeld door onvolledige informatie. Het is daarom vrijwel onmogelijk in een evaluatie van het specifieke arbeidsmarktbeleid de verstorende werking van belastingheffing en subsidieverlening te betrekken zonder vooronderstellingen over de omvang van dit effect te maken. Enkele andere indirecte effecten uit de literatuur kunnen hier nog kort worden genoemd: effecten op het zoekgedrag van werkgevers en werknemers, het loondrukkend effect van additionele (niet meer gesubsidieerde) werkgelegenheid op totale werkgelegenheid en het loondrukkend effect van een toename van het aantal outsiders door verdringing (Calmfors, 1994). Een empirisch model van de arbeidsmarkt zou de omvang van deze effecten voor een deel kunnen aangeven, hoewel de empirische fundering van modellen met zoekgedrag op de arbeidsmarkt nog zwak is te noemen. In de lijn van het voorafgaande kunnen de bestaande evaluatiestudies uit de literatuur in twee groepen worden ingedeeld, gebaseerd op het verschil tussen directe en indirecte effecten. Tot de eerste groep, die in paragraaf 6 aan de orde komt, behoren studies die gebruik maken van kennis uit eerder onderzoek en van theoretische analyses en in meer of mindere mate rekening houden met indirecte arbeidsmarkteffecten van specifieke beleidsmaatregelen. Het betreft hier onder meer studies met gebruik van algemeenevenwichtsmodellen die ook de effecten op het gedrag van werkgevers en werknemers en op de loonvorming meenemen. Een tweede groep evaluatiestudies beperkt zich tot de directe effecten op de doelgroep. Deze tweede groep evaluaties komt in paragraaf 7 aan de orde.

14 INDIRECTE EFFECTEN VAN SPECIFIEK ARBEIDSMARKTBELEID Evaluaties die meer omvatten dan de directe effecten kunnen geheel theoretisch van aard zijn, zoals de recente studie van Pissarides (1998). Hij onderzoekt het effect van belastingverlagingen op werkloosheid en lonen in vier elementaire theoretische modellen van de arbeidsmarkt. Slechts als de werkloosheidsuitkering niet volledig aan de lonen is gekoppeld, maar wel volledig aan de prijzen, heeft verlaging van de loonkosten (via belastingverlaging) een hogere werkgelegenheid tot gevolg. Alle onderzochte modellen voorspellen namelijk reële loonstarheid als loonstijgingen niet volledig worden doorberekend in de uitkeringen. Dit wil zeggen dat vakbonden en werknemers voor hogere werkgelegenheid genoegen nemen met geringere loonstijgingen dan bij volledige koppeling aan de lonen. Koppeling van uitkeringen aan lonen belemmert dus de positieve effecten van belastingverlaging. Een ander resultaat van Pissarides studie betreft de situatie die de arbeidsmarkt beschrijft met een vakbondsmodel of een zoekmodel (de modellen die de Nederlandse arbeidsmarkt het best beschrijven) 8. In dit geval leidt een meer progressieve belastingstructuur, bijvoorbeeld in de vorm van vermindering van loonkosten voor lagere loonschalen, tot een lager evenwichtsloon en een hogere werkgelegenheid. Het werkgelegenheidseffect is dan zelfs groter dan bij een algemene loonkostenverlaging. Hoewel het hier gaat om resultaten in algemene, gestileerde termen, zouden studies als die van Pissarides gebruikt kunnen worden bij de evaluatie van specifiek arbeidsmarktbeleid. Calmfors (1994) sluit echter uit dat arbeidsmarktbeleid met theoretische analyses kan worden geëvalueerd. Van de door hem geïnventariseerde effecten kan voor een deel niet eens met zekerheid worden vastgesteld of het effect positief of negatief is, zodat het aggregeren van de effecten al geheel onmogelijk is. Een andere recente evaluatie die zich niet beperkt tot de directe effecten van specifiek beleid is verricht door Roorda en Vogels (1998). Het gaat hier om een verbale evaluatie van in de praktijk bestaande 8 De andere twee onderzochte modellen zijn het efficiency wage model en het competitive model.

15 regelingen. Daarmee lijkt de analyse minder gestileerd dan de modelmatige analyse van Pissarides, hoewel zij in beginsel eveneens geheel theoretisch is. Roorda en Vogels vergelijken de effectiviteit van loonkostensubsidies voor werkgevers met inkomenstoeslagen voor werknemers. Daarbij nemen zij als uitgangspunt de voor Nederland geldende situatie van een relatief hoog wettelijk minimumloon. In die omstandigheid is het subsidiëren van loonkosten effectiever dan het geven van toeslagen op het inkomen. Een tweede argument om in Nederland te kiezen voor loonkostensubsidies is de relatief geringe loondifferentiatie. Werknemerstoeslagen zouden in Nederland voor een zeer grote groep werknemers moeten gelden. Een derde argument is de hoogte van de (marginale) wig in Nederland. Werknemerstoeslagen op een verlaagd minimumloon verhogen deze wig, zodat laagbetaalde banen nog onaantrekkelijker worden. De werkloosheidsval van inactieven gaat dan over in de vergelijkbare armoedeval van laagbetaalden. In het algemeen stelt Calmfors (1994) dat het bestaande empirischmacroeconomische onderzoek naar arbeidsmarktbeleid met ernstige interpretatieproblemen kampt. Ook de OECD (1996) concludeert nog recent dat empirische macroeconomische evaluaties geen duidelijke resultaten opleveren en kampen met aanzienlijke technische problemen. Een mogelijk alternatief voor de meer gebruikelijke macro-analyses met econometrische modellen is het gebruik van algemeenevenwichtsmodellen. Hiermee worden zowel de directe als de indirecte effecten van specifiek arbeidsmarktbeleid onderzocht. Graafland en De Mooij simuleren de effecten van diverse arbeidsmarktregelingen met een nieuwe versie van het CPB-model MIMIC 9. Zij vinden dat lump-sum subsidies voor het aannemen van langdurig werklozen een sterker positief effect op de werkgelegenheid hebben dan algemene lastenverlichting voor werkgevers of loonkostensubsidies voor laaggeschoolden (zoals de SPAK en de VLW). In het huidige beleid is geen regeling aanwezig die vergelijkbaar is met dit subsidiesysteem voor langdurig werklozen, ook wel vouchersysteem genoemd. Het voordeel van een dergelijk systeem is dat de marginale wig niet stijgt, doordat de subsidie onafhankelijk is van de loonkosten. Nog enigszins effectiever is echter lastenverlichting voor werknemers, in de vorm van een earned income tax credit (EITC of afdrachtskorting) gericht op de laagste inkomens. De belastingverlaging 9 Zie Graafland en De Mooij (1998a, 1998b), Centraal Planbureau (1997).

16 neemt geleidelijk af tot aan een inkomen van 150% WML. Hiermee wordt voorkomen dat de marginale werknemerswig te sterk toeneemt. Het bezwaar dat Vogels en Roorda (1998) tegen inkomenssubsidies aanvoeren is daarmee ondervangen. Een bezwaar tegen het gebruik van algemeenevenwichtsmodellen is dat deze modellen afhangen van veronderstellingen over gedragsreacties waar weinig empirische ondersteuning voor beschikbaar is. De nieuwe versie van MIMIC, bijvoorbeeld, is uitgebreid met de effecten van (marginale) belastingtarieven op informele arbeid en op bedrijfsopleidingen. Zoals de auteurs zelf ook vermelden, is de empirische basis voor deze twee effecten zwak 10. De theoretische basis is in de huidige versie van MIMIC eveneens nog vrij beperkt; zo is bijvoorbeeld voor alle groepen op de arbeidsmarkt een constant rendement van investeringen in bedrijfsopleidingen verondersteld. De effecten op informele arbeid en opleidingen bepalen echter voor een groot deel de bovengenoemde door het CPB gevonden voordelen van de EITC en de subsidies voor langdurig werklozen boven andere maatregelen. 7 DIRECTE EFFECTEN VAN BANENPLANNEN EN LOONKOSTENSUBSIDIES Deze paragraaf geeft een overzicht van de gegevens die op dit moment beschikbaar zijn over de directe effecten van enkele vormen van specifiek arbeidsmarktbeleid in Nederland. In de meeste gevallen geldt dat de huidige programma s nog te nieuw zijn om de doorstroom waar te kunnen nemen, zodat de effecten op de werkgelegenheid van de desbetreffende doelgroepen nog niet bekend zijn. Uit een overzicht van de OECD (1996) kan wel worden geconcludeerd dat loonkostensubsidies en banencreatie in Nederland gericht zijn op de doelgroepen die het meeste baat hebben bij deze maatregelen. Volgens de OECD zijn langdurig werklozen het meest gebaat bij loonkostensubsidies en is directe banencreatie in het algemeen geschikt voor de meest benadeelde groepen op de arbeidsmarkt, waaronder langdurig werklozen. De directe effecten van de Jeugdwerkgarantiewet zijn onderzocht in enkele evaluatiestudies, geciteerd in CPB (1997). De doorstroming bedraagt ongeveer 70%, voor het grootste deel naar regulier werk. Het 10 Zie Graafland en De Mooij (1998a), blz 25.

17 bereik is ongeveer driekwart van de doelgroep, ondanks verplichte deelname. Over verdringing is weinig bekend, wel zou naar schatting een kwart van de deelnemers op eigen kracht een baan hebben gevonden, wat een indicatie is van het deadweight loss. De banenpools hebben vooral maatschappelijke reïntegratie van langdurig werklozen tot doel. De doorstroming is dan ook gering, naar schatting 7%. Naar verwachting zal de doorstroming groter zijn bij de opvolger van de banenpool, de WIWdienstbetrekkingen, omdat die in beginsel tot twee jaar is beperkt. Het efficiëntieverlies van de banenpools (verdringing en deadweight loss) is laag en wordt geschat op ongeveer 13%. De Melkert(1)-banen bestaan nog te kort (1995) voor evaluatie van de directe effecten. Doordat het gaat om additionele banen in de collectieve en zorgsector, zal het efficiëntieverlies echter niet groot zijn. Doorstroming is bij deze banencreatie niet de primaire doelstelling; het gaat meer om maatschappelijke reïntegratie en het verrichten van collectieve taken. Aan de andere kant is doorstroming op den duur wel gewenst, omdat het aantal banen beperkt is en op die manier een groter deel van de doelgroep kan worden bereikt. Beperking van aanstellingsduur en beloning kunnen hiertoe bijdragen, hoewel een lagere beloning het bereik natuurlijk zal beperken. De realisatie van Melkert(1)-banen bij de gemeenten verloopt volgens het Ministerie van Sociale Zaken voorspoedig. Het gaat vooral om toezichthoudende taken, beheer van publieke ruimte, kinderopvang en onderwijs. De deelnemers komen voor het grootste deel uit de bijstand of uit banenpools. In de zorgsector waren medio 1997 slechts 7500 van de toegekende plaatsen vervuld. Het kabinet heeft daarom toegegeven aan de druk om CAO-conforme toeslagen te kunnen geven. Bovendien stelt het Ministerie van Sociale Zaken nu voor om meer Melkert(1)-banen te creëren en tegelijkertijd de maximale beloning te verhogen naar 150% van het WML. Over de directe effecten van de in Tabel 1 genoemde loonkostensubsidies is weinig bekend, onder meer doordat zij nog maar kort geleden zijn ingevoerd. Een eerste evaluatie is in februari 1998 uitgevoerd, twee jaar na invoering van de SPAK 11. De evaluatie betreft vooral het bereik van de regeling. Van alle bedrijven heeft 48% werknemers in dienst die voor de SPAK in aanmerking zouden kunnen komen. In 72% 11 Zie Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (1998a).

18 daarvan zijn aanvragen ingediend, dat wil zeggen 34% van alle bedrijven. In werknemers uitgedrukt komt 16% van alle werknemers in aanmerking, waarvan voor 85% een aanvraag is ingediend. De verdeling van werknemers met SPAK naar opleiding en leeftijd is in overeenstemming met de verdeling onder de potentiële SPAK-ers. Potentiële SPAK-ers zijn, zoals valt te verwachten, relatief sterk vertegenwoordigd onder laag opgeleiden, vrouwen en deeltijders. Opmerkelijk is dat in de evaluatie geen aandacht is besteed aan de instroom van nieuwe werknemers. Over het bereik van de SPAK onder de niet-actieven binnen de doelgroep is dus nog niets bekend. De evaluatie besteed wel aandacht aan de loonontwikkeling van laagbetaalde werknemers. Dit geeft echter geen informatie over het doorstroom-effect van de SPAK, omdat de loonontwikkeling van alle werknemers met lage lonen is onderzocht en geen specifieke informatie over SPAK-ers bekend is. Het bereik van de SPAK is vanaf 1998 nader toegespitst op personen met een uitkering, door de bijdrage te verhogen, in het bijzonder voor banen van meer dan 32 uur per week. Bovendien wordt de doorstroming naar hogere lonen bevorderd met de doorstroom-spak, die boven 115% WML nog twee jaar de helft van de korting geeft. Omdat de SPAK een algemene subsidie is, is de deadweight loss naar verwachting hoog. De VLW zal op dit laatste punt naar verwachting een lager efficiëntieverlies hebben, omdat het een marginale subsidie betreft. Aan de andere kant zal de VLW meer last hebben van verdringing, voor zover werkgevers bij hun aannamebeleid bijvoorbeeld langdurig werklozen substitueren voor kortdurig werklozen. Ook is bij de VLW sprake van een hoge marginale wig, zowel bij overschrijding van de 130% WML grens als na de maximale duur van 4 jaar. Van de VLW is in februari 1998 eveneens een eerste evaluatie gemaakt 12. Over de doorstroomeffecten en eventuele efficiëntieverliezen is nog niets bekend, omdat de regeling begin 1996 is ingevoerd en in beginsel voor vier jaar geldt. Het bereik van de VLW betreft voor twee derde deel niet reguliere banen, zoals JWG, BP, Melkert (1) en WSW. Dit komt doordat aanvragen voor VLW ook voor gesubsidieerde banen mogen worden ingediend. Om dezelfde reden is 34% van de aanvragen bestemd voor werklozen met een werkloosheidsduur 12 Zie Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (1998b).

19 van minder dan een jaar, terwijl de doelgroep in beginsel werkloosheidsduren boven één jaar betreft. Zoals mag worden verwacht, blijkt de VLW relatief vaak bij lager opgeleiden terecht te komen; het aandeel is 56%, tegenover 42% onder de totale werkloosheid. Ten slotte is het nog van belang te wijzen op een effect dat in evaluatiestudies onderschat lijkt te worden, namelijk het risico van stigmatisering 13. Deelname aan een banenplan of subsidieprogramma kan het gevolg hebben dat dit aan werkgevers een signaal geeft over de vermeende productiviteit van de betrokken werknemers. Volgens onderzoek naar Amerikaanse subsidieprogramma s is het nadeel van stigmatisering bij programma s die op een sterk beperkte groep werknemers zijn gericht groter dan het nadeel van een hogere deadweight loss bij bredere programma s (Hamermesh, 1993). De Amerikaanse arbeidsmarkt is, vooral op dit punt, wellicht slecht vergelijkbaar met de Nederlandse. Over de gevolgen van Nederlandse programma s op stigmatisering zijn in Nederland echter geen aanwijzingen beschikbaar. 8 CONCLUSIES Dit rapport geeft een beschrijving van in Nederland bestaande regelingen voor specifiek arbeidsmarktbeleid en analyseert de mogelijkheden voor evaluatie van dergelijke regelingen. De onderzochte regelingen behoren tot het actieve arbeidsmarktbeleid en zijn te onderscheiden in loonkostensubsidies en programma s voor directe banencreatie. Een duidelijk inzicht in de ontwikkeling van de uitgaven voor deze vormen van arbeidsmarktbeleid is moeilijk te verkrijgen, door de verdeling van de uitgaven over uiteenlopende onderdelen van de collectieve en kwartaire sector. De totale uitgaven voor directe banencreatie en loonkostensubsidies in Nederland bedragen in 1998 naar schatting 5,3 miljard gulden. Het grootste deel daarvan is sinds dit jaar samengevoegd in het Gemeentelijk Werkfonds, wat het inzicht in de uitgaven die zijn gemoeid met deze vorm van arbeidsmarktbeleid vergroot. Volgens gegevens van de OECD tot en met 1996 bleven de Nederlandse uitgaven voor actief arbeidsmarktbeleid in percentage van het bbp tussen 1993 en 1996 ongeveer constant. Het aandeel van banencreatie en loonkostensubsidies daarin steeg echter sterk. Dit ging 13 Zie Van Beek e.a. (1997).

20 vooral ten kosten van de uitgaven voor opleiding en arbeidsongeschiktheid. Op basis van de OECD-gegevens lijken in Duitsland en Zweden de uitgaven voor specifiek arbeidsmarktbeleid (in %bbp) te zijn gedaald, terwijl ze in Frankrijk juist zijn toegenomen. Deze uiteenlopende ontwikkeling tussen Europese landen lijkt een goede reden om de ervaringen met deze vorm van beleid in andere landen te betrekken bij de vormgeving van het Nederlandse beleid. Een belangrijke conclusie die uit de literatuur naar voren komt is dat de effectiviteit van specifiek arbeidsmarktbeleid in het algemeen niet a priori is vast te stellen. Toetsing achteraf, met macroeconometrische analyses, stuit eveneens op grote bezwaren. Dit betekent dat de effecten per programma geëvalueerd dienen te worden; bij voorkeur op een wijze die onderlinge vergelijkbaarheid van alternatieve programma s mogelijk maakt. Vervolgens is het van belang dat evaluaties van programma s voor specifiek arbeidsmarktbeleid niet alleen de directe effecten, maar ook de indirecte effecten in kaart brengen. Hieronder vallen stigmatisering, effecten op zoekgedrag, ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit en de verstorende werking van subsidies. Het kwantificeren van indirecte effecten vereist informatie die in belangrijke mate op hypothesen over optredende gedragseffecten en schattingen daarvan is gebaseerd. Een voorbeeld daarvan zijn de analyses met het Centraal Planbureau-model MIMIC, waarvan enkele aspecten van de de nieuwe versie nog nadere theoretische en empirische ondersteuning behoeven. Hier ligt nog een taak voor aanvullend empirisch onderzoek. De op dit moment beschikbare simulaties met MIMIC tonen de meest gunstige werkgelegenheidseffecten bij maatregelen die zo min mogelijk verstorend werken op de marginale belastingdruk, zowel aan werkgevers- als werknemerszijde. Gezien de problemen bij evaluaties op macro-economische schaal en de zwakke modelmatige fundering van indirecte effecten, kan kwantitatieve evaluatie van verschillende vormen van specifiek arbeidsmarktbeleid in veel gevallen alleen op de directe effecten van individuele programma s worden gebaseerd. Uit praktische overwegingen is dit aanvaardbaar, zij het dat een vergelijking tussen programma s slechts mogelijk is als de benodigde gegevens over directe effecten beschikbaar en onderling vergelijkbaar zijn. Onder de directe effecten is het noodzakelijk in

21 ieder geval de volgende effecten te kwantificeren: bereik van de doelgroep, doorstroom, verdringing en deadweight loss. Met die gegevens kan na verloop van tijd in redelijke mate worden geschat hoe groot de omvang van de additionele werkgelegenheid van een arbeidsmaatregel tot dan toe is. De op dit moment beschikbare evaluaties van programma s voor banencreatie en loonkostensubsidies laten een dergelijke schatting nog niet toe. Opmerkelijk is overigens dat recente Nederlandse evaluatiestudies geen aandacht besteden aan de uitvoeringskosten van de desbetreffende regelingen. Ondanks de genoemde beperkingen van recente evaluatiestudies kan op grond van dit rapport het volgende over de effectiviteit van de huidige Nederlandse programma s worden geconcludeerd. - Specifieke maatregelen dienen in sterkere mate op zoveel mogelijk homogene doelgroepen te worden gericht. - De huidige maatregelen werken, ondanks recente aanpassingen, nog steeds verstorend op de marginale tariefstructuur. - (Verdere) beperking van de duur van een maatregel bevordert de kans op doorstroming, beperkt het risico van stigmatisering en beperkt het ontstaan van verstorende gedragsaanpasingen. - Evaluaties dienen meer rekening te houden met uitvoeringskosten en met langetermijneffecten.

22 GERAADPLEEGDE LITERATUUR Beek, K. van, C.C. Koopmans en B.M.S. van Praag, 1997, Shopping at the labor market, European Economic Review, Calmfors, L., 1994, Active labour market policy and unemployment, OECD Economic Studies, No. 22, Spring, Centraal Planbureau, 1997, Economische verkenning voor de volgende kabinetsperiode, Sdu Uitgevers, Den Haag. Graafland, J.J. en R.A. de Mooij, 1998a, Analyzing fiscal policy in the Netherlands: simulations with a revised MIMIC, Onderzoeksmemorandum, No. 140, Centraal Planbureau, Den Haag. Graafland, J.J. en R.A. de Mooij, 1998b, Arbeidsmarkteffecten van belastingverlaging, Economisch Statistische Berichten, 27 februari, Hamermesh, D.S., 1993, Labor Demand, Princeton University Press, Princeton. Ministerie van Sociale Zaken, 1997, Sociale Nota 1998, Den Haag. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1998a, Evaluatie van het gebruik van de afdrachtskorting lage lonen. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1998b, Evaluatie vermindering langdurig werklozen VLW. OECD, 1996, The OECD Jobs Strategy: Enhancing the Effectiveness of Active Labour Market Policies, Parijs. OECD, 1997, Employment Outlook, Juli, Parijs. Pissarides, C.A., 1998, The impact of employment tax cuts on unemployment and wages; the role of unemployment benefits and tax structure, European Economic Review, 42, Roorda, W.B. en E.H.W.M. Vogels, 1998, Werknemerstoeslagen versus loonkostensubsidies, Economisch Statistische Berichten, 13 februari,

Structurele gevolgen voor de arbeidsmarkt van een viertal PvdA voorstellen

Structurele gevolgen voor de arbeidsmarkt van een viertal PvdA voorstellen CPB Notitie Datum : 27 september 2004 Aan : Tweede kamerfractie PvdA (Martin van Leeuwen) Structurele gevolgen voor de arbeidsmarkt van een viertal PvdA voorstellen 1 Inleiding De Tweede Kamerfractie van

Nadere informatie

Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid CPB Notitie Aan: Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid Centraal Planbureau Bezuidenhoutseweg 30 2594 AV Den Haag Postbus 80510 2508 GM Den Haag T 088 9846000 I www.cpb.nl Contactpersoon

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 30 300 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2006 E BRIEF VAN DE MINISTER

Nadere informatie

Verdringing op de arbeidsmarkt: Wat is het en hoe meet je het?

Verdringing op de arbeidsmarkt: Wat is het en hoe meet je het? Verdringing op de arbeidsmarkt: Wat is het en hoe meet je het? Presentatie op studiemiddag NISZ Utrecht, 22 januari 2016 Arjan Heyma www.seo.nl - secretariaat@seo.nl - +31 20 525 1630 Relevante vragen

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA S GRAVENHAGE. Inkomensafhankelijke arbeidskorting

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA S GRAVENHAGE. Inkomensafhankelijke arbeidskorting De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22 Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 200 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2008 Nr. 58 BRIEF VAN

Nadere informatie

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten CPB Notitie Datum : 7 april 2004 Aan : Projectdirectie Administratieve Lasten Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten 1 Inleiding Het kabinet heeft in het regeerakkoord het

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002 Aanleiding Elke vier jaar moet de vraag worden beantwoord of er omstandigheden

Nadere informatie

CPB Notitie 12 januari loonbegrip. Op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

CPB Notitie 12 januari loonbegrip. Op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid CPB Notitie 12 januari 2011 Werkgelegenheidseffecten uniformering loonbegrip Op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid CPB Notitie Datum : 12 januari 2011 Aan : SZW Werkgelegenheidseffecten

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Modellen voor het effect van arbeidsmarktbeleid

Samenvatting (Summary in Dutch) Modellen voor het effect van arbeidsmarktbeleid Samenvatting (Summary in Dutch) Modellen voor het effect van arbeidsmarktbeleid in Nederland Arbeidsmarkt en beleid in Nederland Nederland scoort sinds het midden van de jaren 90 internationaal gezien

Nadere informatie

Participatiewet. Figuur 2: Personen met bijstandsuitkering: verdeling naar leeftijd januari 2015 december % 80% 49% 54% 60% 40% 42% 37% 20%

Participatiewet. Figuur 2: Personen met bijstandsuitkering: verdeling naar leeftijd januari 2015 december % 80% 49% 54% 60% 40% 42% 37% 20% Participatiewet Sinds 1 januari 215 is de Participatiewet van kracht. Deze wet vervangt de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning

Nadere informatie

Een nadere analyse van de ontwikkeling van de franchise in de periode

Een nadere analyse van de ontwikkeling van de franchise in de periode Een nadere analyse van de ontwikkeling van de franchise in de periode 1998-2001 Uitgevoerd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag, september 2003 Inleiding In juni 2001 is de

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 000 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2012 Nr. 64 BRIEF VAN

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 0,15 0,12 100% = 25%

Nadere informatie

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei CPB Notitie 22 december 2014 CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid en economische groei Uitgevoerd op verzoek van de vaste commissie Financiën van de Tweede Kamer CPB Notitie

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 710 Vragen van het lid

Nadere informatie

Kwalitatieve gevolgen voor de werkgelegenheid op korte termijn van de tegenbegrotingen

Kwalitatieve gevolgen voor de werkgelegenheid op korte termijn van de tegenbegrotingen CPB Notitie Datum : 28 september 2009 Aan : Tweede Kamer Kwalitatieve gevolgen voor de werkgelegenheid op korte termijn van de tegenbegrotingen 1 Inleiding Tijdens de afgelopen Algemene Politieke Beschouwingen

Nadere informatie

5.2 Wie is er werkloos?

5.2 Wie is er werkloos? 5.2 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald

Nadere informatie

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Bron: O. van Vliet (2017) Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald, Sociaal Bestek, nr. 6, pp. 58-59. Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Olaf van Vliet Universiteit Leiden Voor veel

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen 1 Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen Peter van der Meer Samenvatting In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag in hoeverre het mogelijk is verschillen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Nummer : 02/36 Datum : 20 maart 2002 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nummer : 02/36 Datum : 20 maart 2002 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid CPB Notitie Nummer : 02/36 Datum : 20 maart 2002 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Nogmaals: Arbeidsmarkteffecten van inkomensafhankelijke regelingen In CPB Notitie 00/03, Arbeidsmarkteffecten

Nadere informatie

Effectiviteit actief arbeidsmarktbeleid voor kansarme werkzoekenden

Effectiviteit actief arbeidsmarktbeleid voor kansarme werkzoekenden Effectiviteit actief arbeidsmarktbeleid voor kansarme werkzoekenden State of the art vanuit economisch gezichtspunt Presentatie op Jaarconferentie AIAS Amsterdam, 1 juli 2016 Arjan Heyma www.seo.nl - secretariaat@seo.nl

Nadere informatie

2 Aflossing studieschuld bij leenstelsel

2 Aflossing studieschuld bij leenstelsel CPB Notitie Aan: Ministerie OCW Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon Marcel Lever Datum: 7 juni 2013 Betreft: Aflossing studieschuld

Nadere informatie

Aflossing studieschuld bij sociaal leenstelsel Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aflossing studieschuld bij sociaal leenstelsel Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap CPB Notitie 7 juni 2013 Aflossing studieschuld bij sociaal leenstelsel Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. CPB Notitie Aan: Ministerie OCW Centraal Planbureau

Nadere informatie

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid. 1 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wie vragen arbeid? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving van

Nadere informatie

Bijlage: minimumjeugdloon in historisch en internationaal perspectief

Bijlage: minimumjeugdloon in historisch en internationaal perspectief Bijlage: minimumjeugdloon in historisch en internationaal perspectief Historische ontwikkeling van het wettelijk minimumjeugdloon De ontstaansgeschiedenis van het wettelijk minimumloon in Nederland gaat

Nadere informatie

Tussentijds advies Arbeidsmarkt Noord-Nederland

Tussentijds advies Arbeidsmarkt Noord-Nederland Tussentijds advies Arbeidsmarkt Noord-Nederland SER Noord-Nederland Vastgesteld op 12 oktober 2012 Achtergrond Begin 2012 is SER Noord-Nederland een adviestraject gestart met als belangrijkste adviesvraag

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

keer beoordeeld 12 februari 2015

keer beoordeeld 12 februari 2015 0 Samenvatting door C. 919 woorden keer beoordeeld 12 februari 2015 Vak Economie Methode Economie in context Hoofdstuk 15 Markt en Welvaart Paragraaf 1 Arbeidsmarkt bestaat uit de totale vraag naar en

Nadere informatie

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 15 september 2015 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2016

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 15 september 2015 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2016 CPB Notitie Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon Krista Hoekstra Datum: 15 september 2015 Betreft: Raming van het bijstandsvolume

Nadere informatie

Notitie voor rondetafelgesprek Tweede Kamer over de Wet Werken naar Vermogen (WWNV) Op verzoek van de Tweede Kamer

Notitie voor rondetafelgesprek Tweede Kamer over de Wet Werken naar Vermogen (WWNV) Op verzoek van de Tweede Kamer CPB Notitie 14 maart 2012 Notitie voor rondetafelgesprek Tweede Kamer over de Wet Werken naar Vermogen (WWNV) Op verzoek van de Tweede Kamer. CPB Notitie Aan: Tweede Kamer Centraal Planbureau Van Stolkweg

Nadere informatie

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2 Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename

Nadere informatie

Sector : 2 Afdeling/Project : SZ Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 113 Datum : 17 maart 2005

Sector : 2 Afdeling/Project : SZ Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 113 Datum : 17 maart 2005 CPB Memorandum Sector : 2 Afdeling/Project : SZ Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 113 Datum : 17 maart 2005 Raming van het bijstandsvolume in het CEP 2005 Het gemiddeld aantal bijstandsuitkeringen

Nadere informatie

Opgave koppeling ambtenaren particuliere sector

Opgave koppeling ambtenaren particuliere sector Opgave koppeling ambtenaren particuliere sector In 1990 werden ambtenarensalarissen gekoppeld aan de gemiddelde stijging van de lonen in het bedrijfsleven. Een argument voor deze koppeling houdt verband

Nadere informatie

Toelichting Participatiewet Raadsbijeenkomst

Toelichting Participatiewet Raadsbijeenkomst Toelichting Participatiewet Raadsbijeenkomst 25-08- Inleiding Met de invoering van de Participatiewet op 1 januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor alle burgers met arbeidsvermogen die ondersteuning

Nadere informatie

Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse

Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse Wim Groot & Henriette Maassen van den Brink In samenwerking met Annelies Notenboom, Karin Douma en Tom Everhardt, APE Den Haag

Nadere informatie

14 BIJLAGE INTERNATIONALE KERNGEGEVENS BBP per hoofd van de bevolking

14 BIJLAGE INTERNATIONALE KERNGEGEVENS BBP per hoofd van de bevolking 14 BIJLAGE INTERNATIONALE KERNGEGEVENS In deze bijlage worden Nederlandse cijfers op het terrein van arbeidsmarkt en sociale zekerheid vergeleken met die van een groot aantal Europese landen, de USA en

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie I

Eindexamen vwo economie I Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing

Nadere informatie

Gewijzigde begroting 2011 versie 2

Gewijzigde begroting 2011 versie 2 Gewijzigde versie 2 Werkvoorzieningschap De Sluis Opgesteld door het Dagelijks Bestuur te Woerden d.d. 12 mei Vast te stellen door het Algemeen Bestuur d.d. 7 juli Dit document bevat vertrouwelijke informatie.

Nadere informatie

2513AA22XA. Inleiding. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. Inleiding. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

5.1 Wie is er werkloos?

5.1 Wie is er werkloos? 5.1 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 600 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 3 BRIEF VAN HET LID DE HOOP SCHEFFER Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting Nr. 482 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet Nr. 109 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van

Nadere informatie

Voorlopige update PwC rapport 2013: Laaggeletterdheid in Nederland kent aanzienlijke maatschappelijke kosten

Voorlopige update PwC rapport 2013: Laaggeletterdheid in Nederland kent aanzienlijke maatschappelijke kosten 24 Voorlopige update PwC rapport 2013: Laaggeletterdheid in Nederland kent aanzienlijke maatschappelijke kosten Maart 2017 PwC is het merk waaronder PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (KvK 34180285),

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 juni 2010 Betreft kinderopvangtoeslag vanaf 2011

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 juni 2010 Betreft kinderopvangtoeslag vanaf 2011 a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen

Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen Auteur: Joost Bollens 1 Abstract In de loop van mei 2009 werd in Vlaanderen de zogenaamde systematische aanpak van de VDAB (de Vlaamse Dienst voor

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak 2017-2018 Analyse op basis van het doelgroepregister en de polisadministratie 1 Inhoud Inleiding...3 Aanleiding...3 Aanpak, perioden en meetmomenten...3 Samenvatting...4

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 981 259 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 981 259 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 7 333 44 44

Nadere informatie

Activering en opleiding van werklozen: actualisering van de resultaten (2 de semester 2013)

Activering en opleiding van werklozen: actualisering van de resultaten (2 de semester 2013) Directie statistieken, begroting en studies Activering en opleiding van werklozen: actualisering van de resultaten (2 de semester 2013) Inleiding In juli 2013 werd de studie Activering en opleiding van

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Kortetermijnontwikkeling

Kortetermijnontwikkeling Artikel, donderdag 22 september 2011 9:30 Arbeidsmarkt in vogelvlucht Het aantal banen van werknemers en het aantal openstaande vacatures stijgt licht. De loonontwikkeling is gematigd. De stijging van

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1767 woorden 28 juni 2011 6,4 212 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie lesbrief Werk hoofdstuk 1 t/m 6. Hoofdstuk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 729 Evaluatie Wet inkomensvoorziening oudere werklozen Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 25 875 Evaluatie Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN

Nadere informatie

CPB Memorandum. Raming van het bijstandsvolume in CEP 2007

CPB Memorandum. Raming van het bijstandsvolume in CEP 2007 CPB Memorandum Sector : 2 Afdeling/Project : Sociale Zekerheid Samensteller(s) : Frans Suijker en Bart Verbeet Nummer : 178 Datum : 4 april 2007 Raming van het bijstandsvolume in CEP 2007 In het CEP 2007

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor

Nadere informatie

Balkenende IV en de Armoedeval: een effectieve combinatie?

Balkenende IV en de Armoedeval: een effectieve combinatie? Balkenende IV en de Armoedeval: een effectieve combinatie? Thijs van den Berg 0407542 Bachelorscriptie Fiscale Economie 16-07-2007 Overheid & Fiscaliteit Begeleider: W. Kanning Inhoud 1 Inleiding 1 2 Theoretisch

Nadere informatie

Houdbaarheidseffecten van participatiebeleid

Houdbaarheidseffecten van participatiebeleid CPB Notitie Datum : 19 januari 2007 Aan : SER secretariaat (Devreese) Houdbaarheidseffecten van participatiebeleid 1 Inleiding Uit de analyse van Van Ewijk e.a. (2006) volgt dat bij ongewijzigd beleid

Nadere informatie

Vraag 1 Bent u bekend met het bericht 'Koopkracht gezinnen in veertig jaar amper gestegen? 1

Vraag 1 Bent u bekend met het bericht 'Koopkracht gezinnen in veertig jaar amper gestegen? 1 AH 1718 2018Z02669 Antwoord van minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en van staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 10 april 2018) Vraag 1 Bent u bekend met

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1718 Vragen van de leden

Nadere informatie

Ontwikkeling bijstandsuitkeringen Drechtsteden 2014, 2015 en ,0% -7,5% -5,0% -2,5% 0,0% 2,5% 5,0% 7,5% 10,0%

Ontwikkeling bijstandsuitkeringen Drechtsteden 2014, 2015 en ,0% -7,5% -5,0% -2,5% 0,0% 2,5% 5,0% 7,5% 10,0% Horizontale as: % +/- t.o.v. jaar eerder Bijstandsuitkeringen Ontwikkeling bijstandsuitkeringen 24, 25 en 26 -, -7,5% -5, 2 5% 24 5% 26 25-2,5%, 2,5% 5, -5% - -5% -2 7,5%, Verticale as: afwijking t.o.v.

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) 163 Samenvatting (Summary in Dutch) Er zijn slechts beperkte financiële middelen beschikbaar voor publieke voorzieningen en publiek gefinancierde diensten. Als gevolg daarvan zijn deze voorzieningen en

Nadere informatie

Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam. Augustus 2015

Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam. Augustus 2015 Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam Augustus 2015 Inleiding De Nederlandse samenleving kent nog steeds een aanzienlijk aantal laaggeletterde mensen. Taaltrajecten blijken nodig te

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 21 september 2016 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2017

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 21 september 2016 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2017 CPB Notitie Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon Krista Hoekstra Datum: 21 september 2016 Betreft: Raming van het bijstandsvolume

Nadere informatie

Meerdere keren zonder werk

Meerdere keren zonder werk Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook

Nadere informatie

Onderstaande tabel toont enkele algemene kenmerken afkomstig van het CBS, die een beeld geven van de vergelijkbaarheid van de gemeenten.

Onderstaande tabel toont enkele algemene kenmerken afkomstig van het CBS, die een beeld geven van de vergelijkbaarheid van de gemeenten. BIJLAGE 3: G4-Divosa Benchmark In de commissievergadering van 11 mei 2017 is toegezegd Divosa cijfers (G4 Divosa- Benchmark) met u te delen (toezegging 17/T83). Dit document bevat de G4-Benchmark van 2016.

Nadere informatie

Factsheet Miljoenennota 2017

Factsheet Miljoenennota 2017 Macrobudget BUIG IOAW en Bbz Volumeontwikkeling Colofon Gevolgen voor Macrobudget Participatiewetuitkering Op Prinsjesdag, 20 september 2016, maakte het kabinet de plannen voor de komende jaren bekend.

Nadere informatie

Hoe jobs creëren op de goedkoopste en meest efficiënte manier?

Hoe jobs creëren op de goedkoopste en meest efficiënte manier? Hoe jobs creëren op de goedkoopste en meest efficiënte manier? Al jaren proberen opeenvolgende regeringen de werkgelegenheid in ons land op te krikken om zo de vergrijzing betaalbaar te houden. Tegen 22

Nadere informatie

Mobiliteit: Egbert Jongen CPB*

Mobiliteit: Egbert Jongen CPB* Mobiliteit: Wat economen willen (en weten) Egbert Jongen CPB* *Deze presentatie is op persoonlijke titel Overzicht presentatie Wat economen weten Wat economen willen Het Oostenrijkse systeem Wat economen

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Financiële en Economische Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Bijgaand doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Noorman-den Uyl over de armoedeval.

Bijgaand doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Noorman-den Uyl over de armoedeval. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 29544 Arbeidsmarktbeleid Nr. 514 Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 7 april 2014 Bijgaand treft u het rapport

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

CPB Notitie 16 augustus Houdbaarheidsberekeningen. Uitgevoerd op verzoek van Flip de Kam

CPB Notitie 16 augustus Houdbaarheidsberekeningen. Uitgevoerd op verzoek van Flip de Kam CPB Notitie 16 augustus 2013 Houdbaarheidsberekeningen Uitgevoerd op verzoek van Flip de Kam. CPB Notitie Aan: Flip de Kam Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383

Nadere informatie

5 Het wettelijk minimumjeugdloon in internationaal perspectief

5 Het wettelijk minimumjeugdloon in internationaal perspectief 5 Het wettelijk minimumjeugdloon in internationaal perspectief 5.1 Vergelijking van bruto wettelijk minimumjeugdlonen Ook andere landen kennen minimumjeugdlonen. In de helft van de OESO-landen is dat het

Nadere informatie

MICSIM. Een microsimulatiemodel voor de analyse van wijzigingen in de inkomstenbelasting. Egbert Jongen. 12 februari Centraal Planbureau

MICSIM. Een microsimulatiemodel voor de analyse van wijzigingen in de inkomstenbelasting. Egbert Jongen. 12 februari Centraal Planbureau Een microsimulatiemodel voor de analyse van wijzigingen in de inkomstenbelasting Egbert Jongen 12 februari 2016 Inhoud Doel en output Onder de motorkap Meten is weten Beleidsimplicaties Doel Een evidence

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 33 682 Evaluatie Wet uniformering loonbegrip Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

College voor Arbeidszaken Kamer Gesubsidieerde Arbeid

College voor Arbeidszaken Kamer Gesubsidieerde Arbeid College voor Arbeidszaken Kamer Gesubsidieerde Arbeid Brief aan de leden T.a.v. het college en de gemeenteraad informatiecentrum tel. (070) 373 8020 betreft Arbeidsvoorwaarden en de sociale werkvoorziening

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo I

Eindexamen economie vwo I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit het antwoord moet

Nadere informatie

AMSTERDAMMERS AAN HET WERK. Gemeentelijk werk voor tenminste het minimumloon

AMSTERDAMMERS AAN HET WERK. Gemeentelijk werk voor tenminste het minimumloon AMSTERDAMMERS AAN HET WERK Gemeentelijk werk voor tenminste het minimumloon 1 Samenvatting De weg uit armoede is werk. De vraag hoe mensen weer aan het werk geholpen kunnen worden is actueel. De flinke

Nadere informatie

jul/09 mei/09 jun/09 sep/09 sep/08 jan/09 feb/09 mrt/09 jun/09 aug/09 sep/09 aug/09

jul/09 mei/09 jun/09 sep/09 sep/08 jan/09 feb/09 mrt/09 jun/09 aug/09 sep/09 aug/09 HAAGSE MONITOR ECONOMISCHE RECESSIE 7 Deze monitor geeft zowel prognoses als gerealiseerde cijfers weer. Het vaststellen van gerealiseerde cijfers kost tijd, maar worden, zodra deze bekend zijn, in de

Nadere informatie

2. Simulatie van de impact van een "centen i.p.v. procenten"-systeem

2. Simulatie van de impact van een centen i.p.v. procenten-systeem Bijlage/Annexe 15 DEPARTEMENT STUDIËN Impact van een indexering in centen i.p.v. procenten 1. Inleiding Op regelmatige tijdstippen wordt vanuit verschillende bronnen gesuggereerd om het huidige indexeringssysteem

Nadere informatie

Samenvatting Werk & Werkloosheid

Samenvatting Werk & Werkloosheid Samenvatting door Guusje 1600 woorden 13 januari 2018 7,6 15 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting Werk & Werkloosheid H1 De welvaart wordt bepaald door hoe goed je behoeften met de beschikbare

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie