Besluitenlijst d.d. d.d. d.d. [ ]Akkoordstukken -- [X]Openbaar [ ]Besloten --

Transcriptie

1 Nota voor burgemeester en wethouders Onderwerp wijziging Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit 1- Notagegevens Notanummer Datum Programma: 09 Jeugd en onderwijs Portefeuillehouder Weth. Rorink Team DEV-PRO 2- Bestuursorgaan [X]B & W [X]Raad [ ]Burgemeester -- College van B & W - Burgemeester - Weth. Kolkman - Weth. Grijsen - Weth. Rorink - Weth. Verhaar - Weth. Walder Besluitenlijst d.d. d.d. d.d. [ ]Akkoordstukken -- [X]Openbaar [ ]Besloten -- Routing d.d. programmamanager Regiemanager Wethouder par. [X]adj.secr [X]gem.secr BIS Openbaar Status Definitief Bijlagen 1. Brief van de Vervoerscentrale Stedendriehoek (PlusOV) m.b.t. wijziging Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit 2. Besluit eerste wijziging Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit 3. Gewijzigde Gemeenschappelijke Regeling (GR) B & W d.d.: Besloten wordt: 1 In te stemmen met de eerste wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit conform bijgevoegd conceptbesluit onder de voorwaarde dat de raad u hiervoor toestemming verleent; 2 het raadsvoorstel en ontwerp-raadsbesluit vast te stellen; 3 de stukken aan te bieden aan de raad; 4 de nota en het besluit openbaar te maken. Financiële aspecten: Financiële gevolgen voor de gemeente? Begrotingswijziging Nee Nee Voorstel openbaarmaking conform Wet Openbaarheid Bestuur (Wob) [X] De nota en het besluit openbaar te maken [ ] De nota en het besluit openbaar te maken vergezeld van bijgaand persbericht [ ] De nota en het besluit openbaar te maken nadat [ ] De nota en het besluit openbaar te maken, behalve [ ] Het besluit openbaar te maken, maar niet de nota, gelet op artikel: [ ] De nota en het besluit niet openbaar te maken, gelet op artikel:

2 Kennisgeving/ Bekendmaking Awb Kennisgeving (publicatie) conform Awb Bekendmaking conform Awb Nee Nee ADVIESRADEN: Moet een van de adviesraden gehoord worden of op de hoogte gesteld? Nee Toelichting Inleiding De gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Hattem, Heerde, Lochem, Voorst en Zutphen werken sinds 2016 samen in de Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit. Hierbij is de bedrijfsvoeringsorganisatie Vervoerscentrale Stedendriehoek (PlusOV) opgericht. De gemeenten Deventer, Apeldoorn en Zutphen (DAZ gemeenten) hebben besloten het routegebonden vervoer (leerlingenvervoer, vervoer op grond van de Jeugdwet en het vervoer voor dagbesteding op grond van de Wmo) per 1 augustus 2019 niet meer door PlusOV maar onder eigen verantwoordelijkheid te laten uitvoeren. Dit heeft tot gevolg dat de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Basismobiliteit op een aantal punten moet worden aangepast. Een vertegenwoordiging van juristen uit de deelnemende gemeenten heeft de wijziging van de GR voorbereid. Naast enkele tekstuele en redactionele wijzigingen en verduidelijkingen zijn de belangrijkste wijzigingen: 1. het doelgroepenvervoer (routegebonden vervoer en het vraagafhankelijk, sociaal-recreatief vervoer op grond van de Wmo) wordt facultatief zodat Deventer, Apeldoorn en Zutphen het routegebonden vervoer in eigen beheer kunnen gaan uitvoeren en ook de andere deelnemers deze mogelijkheid geboden krijgen; 2. mede in verband hiermee wordt ook de overdracht van de bevoegdheden flexibeler ingevuld; 3. de mogelijkheid om gedeeltelijk uit te treden wordt vervangen door de mogelijkheid om het doelgroepenvervoer (deels) niet meer door PlusOV te laten uitvoeren; 4. de artikelen 32 en 33 worden geschrapt omdat ze zijn uitgewerkt. Ook als deelnemers het doelgroepenvervoer (deels) niet meer door PlusOV laten uitvoeren, houden hun vertegenwoordigers toch de bevoegdheid om hierover binnen het bestuur mee te besluiten. Daarom wordt voorgesteld om te werken met een zogenaamd gentlemen s agreement, waarin wordt geregeld dat besluiten alleen genomen worden door de vertegenwoordigers van de deelnemers die dit vervoer daadwerkelijk door PlusOV laten uitvoeren. Dit kan vastgelegd worden in een besluit van het bestuur dat vooraf voor akkoord wordt voorgelegd aan de deelnemers. Na uw instemming met de eerste wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit wordt d.m.v. bijgaand raadsvoorstel en concept-raadsbesluit aan de raad gevraagd aan u toestemming te verlenen om deze eerste wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit vast te stellen. Beoogd resultaat Door deze eerste wijziging in de GR Basismobiliteit wordt het doelgroepenvervoer facultatief, waardoor Apeldoorn, Deventer en Zutphen het routegebonden vervoer dat hiervan onderdeel uitmaakt, in eigen beheer kunnen gaan uitvoeren. Ook de andere deelnemers aan de GR krijgen de mogelijkheid hier op een later moment voor te kiezen. Kader De GR Basismobiliteit is gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) en in 2016 in werking getreden. Op grond van artikel 1, tweede en derde lid, van de Wgr gaat u als college niet over tot het vaststellen van een gewijzigde gemeenschappelijke regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraad. Deze toestemming kan slechts onthouden worden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Argumenten voor en tegen

3 Het gaat om de volgende wijzigingen 1. Besluitvorming Het gehele bestuur is bevoegd om besluiten te nemen over alle taken van PlusOV. Dat een deel van de taken (routegebonden vervoer) niet meer voor alle deelnemers wordt uitgevoerd is niet relevant. Dat betekent dat ook de vertegenwoordigers van de deelnemers die het routegebonden vervoer niet meer van PlusOV afnemen, toch bevoegd blijven om hierover binnen het bestuur mee te besluiten. Het is niet nodig om de GR zodanig aan te passen dat het juridisch afdwingbaar is dat deze besluiten alleen genomen worden door de vertegenwoordigers die dit vervoer ook daadwerkelijk door PlusOV laten uitvoeren. Er kan gewerkt worden met een zg. gentlemen s agreement, wat vastgelegd kan worden in een besluit van het bestuur dat vooraf voor akkoord wordt voorgelegd aan de deelnemers. Deze werkwijze is weliswaar niet juridisch afdwingbaar, maar er ontstaat wel een morele verplichting. Een juridisch afdwingbare oplossing heeft niet de voorkeur omdat het lastig is om de stemverhouding zodanig te regelen dat hieraan voldoende recht wordt gedaan. Het oprichten van een bestuurscommissie die besluiten mag nemen op het gebied van het routegebonden vervoer, is ook niet direct een optie omdat PlusOV dan moet worden omgezet van een bvo naar een openbaar lichaam wat veel meer bestuurlijke drukte oplevert. 2. Aanpassing GR. Taken Het laten uitvoeren van werkzaamheden met betrekking tot het doelgroepenvervoer wordt in artikel 4 facultatief gemaakt. Om in de GR duidelijker aan te geven wat onder het doelgroepenvervoer valt, is de definitie van dit begrip in artikel 1 aangepast. Hierin wordt expliciet vermeld dat het doelgroepenvervoer het leerlingenvervoer, het vervoer op grond van de Jeugdwet, en het vervoer voor dagbesteding en vraagafhankelijk sociaal-recreatief vervoer op grond van de Wmo, omvat. In het derde lid e.v. wordt geregeld dat een deelnemer kan besluiten om het doelgroepenvervoer of onderdelen daarvan niet meer door PlusOV te laten uitvoeren en welke procedure hiervoor gevolgd moet worden. Uitgangspunt is dat de deelnemer die (een deel van) het doelgroepenvervoer niet meer afneemt de kosten die hiermee gemoeid zijn, draagt en dat de achterblijvende deelnemers financieel geen nadeel mogen ondervinden. De stemverhouding die nodig is om de gevolgen te regelen van het uitnemen van taken is opgenomen in artikel 10, derde lid. Bevoegdheden In artikel 6 worden de bevoegdheden van PlusOV geregeld. Bepaald wordt dat alleen die bevoegdheden met betrekking tot het doelgroepenvervoer worden overgedragen die nodig zijn om de opgedragen taken uit te voeren. Als een deelnemer besluit om bepaalde taken niet meer door PlusOV te laten uitvoeren dat moet de deelnemer ook expliciet vermelden welke bevoegdheden het betreft (tweede lid). Verder is expliciet geregeld dat de deelnemer die extra taken door PlusOV wil laten uitvoeren op grond van artikel 5, ook moet aangeven welke bijbehorende bevoegdheden worden overgedragen (vierde lid). Voor deze wijziging van bevoegdheden dan wel overdragen van nieuwe bevoegdheden is in artikel 6, tweede en derde lid, geregeld dat de GR niet hoeft te worden aangepast. Dat maakt de GR flexibeler. Uittreding In artikel 27 is het lid geschrapt waarin gedeeltelijke uittreding (uitnemen van een deeltaak) geregeld is. Gedeeltelijke uittreding is juridisch niet mogelijk omdat een deelnemer ook als hij besloten heeft minder taken door PlusOV te laten uitvoeren, altijd volledig deelnemer blijft van de GR. In plaats hiervan is in de artikelen 4 en 6 geregeld dat een deelnemer kan besluiten om bepaalde taken en de daarbij behorende bevoegdheden niet meer door PlusOV te laten uitvoeren. Schrappen artikel 32 en 33 Deze artikelen zijn geschrapt omdat ze inmiddels zijn uitgewerkt. Deze bepalingen waren van belang ten tijde van de oprichting van de GR. Overige wijzigingen Er is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal tekstuele en redactionele wijzigingen en enkele

4 verduidelijken aan te brengen. 3. Maatschappelijk draagvlak Gezien de moeizame start van het vervoer, uitgevoerd door PlusOV en de vele klachten en frustraties die leerlingen, ouders en cliënten bij het leerlingenvervoer en dagbestedingsvervoer hebben ervaren is er een breed draagvlak dit vervoer dichter bij onze gemeentelijke organisatie te organiseren. 4. Risico s Gemeenteraden nemen niet of te laat een besluit over de GR. Het is echter geen groot risico als de aanpassing na 1 augustus 2019 wordt gerealiseerd omdat het takenpakket niet wordt uitgebreid. Daarbij is de dienstverleningsovereenkomst al opgezegd zodat per 1 augustus 2019 het routegebonden vervoer niet meer voor de drie gemeenten wordt uitgevoerd. 5. Realisatie van het besluit De wijziging van de GR is tot stand gekomen als ten minste twee derde van de deelnemers daartoe heeft besloten (art. 28, eerste lid). De gewijzigde GR moet door burgemeester en wethouders van Lochem gepubliceerd worden. De inwerkingtreding is gepland op 1 augustus Mocht de publicatie na 1 augustus 2019 plaats vinden dan zal de wijziging terugwerkende kracht krijgen tot 1 augustus Extern draagvlak (partners) In de bestuursvergadering Basismobiliteit van 21 februari 2019 hebben de portefeuillehouders van de negen (9) deelnemende gemeenten ingestemd met de gewijzigde regeling. Vervolgens heeft, zoals uit bijgaande brief van het bestuur GR Basismobiliteit blijkt, ook het bestuur ingestemd met de gewijzigde regeling en geeft deze ter overweging mee aan de colleges en raden van de negen (9) deelnemende gemeenten. De inwerkingtreding is gepland op 1 augustus Financiële consequenties De financiële consequenties van de gedeeltelijke uittreding van Deventer, Apeldoorn en Zutphen moeten nog, aan de hand van onafhankelijk onderzoek, worden bepaald. Een separaat voorstel hierover volgt nogzodra de financiële documenten van PlusOV, die ten grondslag liggen aan de berekening van de schadelast, definitief zijn vastgesteld door het bestuur van PlusOV. Aanpak/uitvoering Om het routegebonden vervoer dichter bij de gemeentelijke organisatie te organiseren is het van belang dat de gemeente dit onder eigen verantwoordelijkheid gaat uitvoeren. Hiervoor is een wijziging van de GR noodzakelijk. Nadat de raad aan u toestemming heeft verleend om de eerste wijziging van de GR Basismobiliteit vast te stellen en u de GR heeft vastgesteld, zal het besluit gecommuniceerd worden met PlusOV en burgemeester en wethouders van Lochem. Burgemeester en wethouders van Lochem zorgen voor publicatie.

5 RAADSVOORSTEL Onderwerp wijziging Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit Agendapunt Portef.houder Weth. Rorink Voorstelnummer BenW-besluit d.d.: 9 april 2019 Team DEV-PRO Voorstel Het college van burgemeester en wethouders toestemming te verlenen de eerste wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit vast te stellen. Kern van het raadsvoorstel De gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Hattem, Heerde, Lochem, Voorst en Zutphen werken sinds 2016 samen in de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Basismobiliteit. Hierbij is de bedrijfsvoeringsorganisatie Vervoerscentrale Stedendriehoek (PlusOV) opgericht. De gemeenten Apeldoorn, Deventer en Zutphen hebben besloten het routegebonden vervoer (leerlingenvervoer, vervoer jeugdwet en het vervoer voor dagbesteding op grond van de Wmo) per 1 augustus 2019 niet meer door PlusOV maar onder eigen verantwoordelijkheid te laten uitvoeren. Dit heeft tot gevolg dat de GR moet worden aangepast. Een vertegenwoordiging van juristen uit de deelnemende gemeenten heeft de wijziging van de GR Basismobiliteit voorbereid. De centrale vraag is of u ons college toestemming verleent om de voorgestelde wijziging van de GR vast te stellen. Beoogd resultaat Door deze eerste wijziging in de GR Basismobiliteit wordt het doelgroepenvervoer facultatief, waardoor Apeldoorn, Deventer en Zutphen het routegebonden vervoer dat hiervan onderdeel uitmaakt, in eigen beheer kunnen gaan uitvoeren. Ook de andere deelnemers aan de GR krijgen de mogelijkheid hier op een later moment voor te kiezen. Kader De GR Basismobiliteit is gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) en in 2016 in werking getreden. Op grond van artikel 1, tweede en derde lid, van de Wgr gaan burgemeester en wethouders niet over tot het vaststellen van een gewijzigde gemeenschappelijke regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraad. Deze toestemming kan slechts onthouden worden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Argumenten ten behoeve van de raad Het gaat om de volgende wijzigingen 1. Besluitvorming Het gehele bestuur is bevoegd om besluiten te nemen over alle taken van PlusOV. Dat een deel van de taken (routegebonden vervoer) niet meer voor alle deelnemers wordt uitgevoerd is niet relevant. Dat betekent dat ook de vertegenwoordigers van de deelnemers die het routegebonden vervoer niet meer van PlusOV afnemen, toch bevoegd blijven om hierover binnen het bestuur mee te besluiten. Het is ons inziens niet nodig om de GR zodanig aan te passen dat het juridisch afdwingbaar is dat deze besluiten alleen genomen worden door de vertegenwoordigers die dit vervoer ook daadwerkelijk door PlusOV laten uitvoeren. Er kan gewerkt worden met een zg. gentlemen s agreement, wat vastgelegd kan worden in

6 /2 een besluit van het bestuur dat vooraf voor akkoord wordt voorgelegd aan de deelnemers. Deze werkwijze is weliswaar niet juridisch afdwingbaar, maar er ontstaat wel een morele verplichting. Een juridisch afdwingbare oplossing heeft niet de voorkeur omdat het lastig is om de stemverhouding zodanig te regelen dat hieraan voldoende recht wordt gedaan. Het oprichten van een bestuurscommissie die besluiten mag nemen op het gebied van het routegebonden vervoer, is ook niet direct een optie omdat PlusOV dan moet worden omgezet van een bvo naar een openbaar lichaam wat veel meer bestuurlijke drukte oplevert. 2. Aanpassing GR. Taken Het laten uitvoeren van werkzaamheden met betrekking tot het doelgroepenvervoer wordt in artikel 4 facultatief gemaakt. Om in de GR duidelijker aan te geven wat onder het doelgroepenvervoer valt, is de definitie van dit begrip in artikel 1 aangepast. Hierin wordt expliciet vermeld dat het doelgroepenvervoer het leerlingenvervoer, het vervoer op grond van de Jeugdwet, en het vervoer voor dagbesteding en vraagafhankelijk sociaal-recreatief vervoer op grond van de Wmo, omvat. In het derde lid e.v. wordt geregeld dat een deelnemer kan besluiten om het doelgroepenvervoer of onderdelen daarvan niet meer door PlusOV te laten uitvoeren en welke procedure hiervoor gevolgd moet worden. Uitgangspunt is dat de deelnemer die (een deel van) het doelgroepenvervoer niet meer afneemt de kosten die hiermee gemoeid zijn, draagt en dat de achterblijvende deelnemers financieel geen nadeel mogen ondervinden. De stemverhouding die nodig is om de gevolgen te regelen van het uitnemen van taken is opgenomen in artikel 10, derde lid. Bevoegdheden In artikel 6 worden de bevoegdheden van PlusOV geregeld. Bepaald wordt dat alleen die bevoegdheden met betrekking tot het doelgroepenvervoer worden overgedragen die nodig zijn om de opgedragen taken uit te voeren. Als een deelnemer besluit om bepaalde taken niet meer door PlusOV te laten uitvoeren dat moet de deelnemer ook expliciet vermelden welke bevoegdheden het betreft (tweede lid). Verder is expliciet geregeld dat de deelnemer die extra taken door PlusOV wil laten uitvoeren op grond van artikel 5, ook moet aangeven welke bijbehorende bevoegdheden worden overgedragen (vierde lid). Voor deze wijziging van bevoegdheden dan wel overdragen van nieuwe bevoegdheden is in artikel 6, tweede en derde lid, geregeld dat de GR niet hoeft te worden aangepast. Dat maakt de GR flexibeler. Uittreding In artikel 27 is het lid geschrapt waarin gedeeltelijke uittreding (uitnemen van een deeltaak) geregeld is. Gedeeltelijke uittreding is juridisch niet mogelijk omdat een deelnemer ook als hij besloten heeft minder taken door PlusOV te laten uitvoeren, altijd volledig deelnemer blijft van de GR. In plaats hiervan is in de artikelen 4 en 6 geregeld dat een deelnemer kan besluiten om bepaalde taken en de daarbij behorende bevoegdheden niet meer door PlusOV te laten uitvoeren. Schrappen artikel 32 en 33 Deze artikelen zijn geschrapt omdat ze inmiddels zijn uitgewerkt. Deze bepalingen waren van belang ten tijde van de oprichting van de GR. Overige wijzigingen Er is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal tekstuele en redactionele wijzigingen en enkele verduidelijken aan te brengen.

7 /3 3. Maatschappelijk draagvlak Gezien de moeizame start van het vervoer, uitgevoerd door PlusOV en de vele klachten en frustraties die leerlingen, ouders en cliënten bij het leerlingenvervoer en dagbestedingsvervoer hebben ervaren is er een breed draagvlak dit vervoer dichter bij onze gemeentelijke organisatie te organiseren. 4. Risico s Gemeenteraden nemen niet of te laat een besluit over de GR. Het is echter geen groot risico als de aanpassing na 1 augustus 2019 wordt gerealiseerd omdat het takenpakket niet wordt uitgebreid. Daarbij is de dienstverleningsovereenkomst al opgezegd zodat per 1 augustus 2019 het routegebonden vervoer niet meer voor de drie gemeenten wordt uitgevoerd. 5. Realisatie van het besluit De wijziging van de GR is tot stand gekomen als ten minste twee derde van de deelnemers daartoe heeft besloten (art. 28, eerste lid). De gewijzigde GR moet door burgemeester en wethouders van Lochem gepubliceerd worden. De inwerkingtreding is gepland op 1 augustus Mocht de publicatie na 1 augustus 2019 plaats vinden dan zal de wijziging terugwerkende kracht krijgen tot 1 augustus Ketenpartners/ participatie In de bestuursvergadering Basismobiliteit van 21 februari 2019 hebben de portefeuillehouders van de negen (9) deelnemende gemeenten ingestemd met de gewijzigde regeling. Vervolgens heeft ook het bestuur van de GR Basismobiliteit ingestemd met de gewijzigde regeling en geeft deze ter overweging mee aan de colleges van de negen (9) deelnemende gemeenten. Financiële consequenties De financiële consequenties van de gedeeltelijke uittreding van Deventer, Apeldoorn en Zutphen worden bepaald aan de hand van een onafhankelijk onderzoek. Een separaat voorstel hierover volgt, zodra de financiële documenten van PlusOV, die ten grondslag liggen aan de berekening van de schadelast, definitief zijn vastgesteld door het bestuur van PlusOV. Betrokkenheid van de raad Om het routegebonden vervoer dichter bij de gemeentelijke organisatie te organiseren is het van belang dat de gemeente dit onder eigen verantwoordelijkheid gaat uitvoeren. Hiervoor is een wijziging van de GR noodzakelijk. Nadat uw raad toestemming heeft verleend aan ons college om de eerste wijziging van de GR Basismobiliteit vast te stellen en ons college de GR heeft vastgesteld, zal het besluit gecommuniceerd worden met PlusOV en burgemeester en wethouders van Lochem. Burgemeester en wethouders van Lochem zorgen voor publicatie. Burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer, de secretaris, de burgemeester, M.A. Kossen R.C. König

8 RAADSBESLUIT Onderwerp wijziging Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit Voorstelnummer Raadstafel d.d. -- Raadsvergadering De raad van de gemeente Deventer, Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 april 2019, nummer BESLUIT Het college van burgemeester en wethouders toestemming te verlenen de eerste wijziging van de 1 Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit vast te stellen. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van De raad voornoemd, de griffier, de voorzitter, A. Kerver R.C. König

9

10

11 Besluit eerste wijziging Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer, gelezen de brief van het bestuur van de Vervoerscentrale Stedendriehoek (PlusOV) d.d. 2 april 2019; gelet op: het bepaalde in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 28 van de Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit; gezien: de toestemming, als bedoeld in art. 1, tweede en derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, die d.d. xxx van de gemeenteraad is verkregen voor dit besluit; overwegende dat: de gemeenten Apeldoorn, Deventer en Zutphen met ingang van 1 augustus 2019 het routegebonden vervoer (het leerlingenvervoer, vervoer jeugdwet en het vervoer voor dagbesteding op grond van de Wmo) niet meer door PlusOV laten uitvoeren; het hierdoor noodzakelijk is de Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit aan te passen; BESLUIT: vast te stellen de navolgende (1 e ) wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Basismobiliteit: Artikel I Wijziging van de regeling A. Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt: Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze gemeenschappelijke regeling verstaat onder: a. b. c. d. e. dienstverleningsovereenkomst: een overeenkomst tussen de rechtspersoon van de deelnemer die het aangaat (opdrachtgever) en de bedrijfsvoeringsorganisatie (opdrachtnemer) waarin de afspraken over de dienstverlening zijn vastgelegd; Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze gemeenschappelijke regeling verstaat onder: a. b. c. d. e. dienstverleningsovereenkomst: een overeenkomst tussen de rechtspersoon van de deelnemer die het aangaat (opdrachtgever) en de bedrijfsvoeringsorganisatie (opdrachtnemer) waarin de afspraken over de dienstverlening zijn vastgelegd over de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, en artikel 5 van de regeling;

12 f. g. doelgroepenvervoer: de niet-openbare vervoerssystemen waarvoor de gemeenten op grond van specifieke weten regelgeving verantwoordelijk zijn; h. i. f. g. doelgroepenvervoer: de niet-openbare vervoerssystemen waarvoor de deelnemers op grond van specifieke weten regelgeving verantwoordelijk zijn; in het kader van deze regeling gaat het om: i. leerlingenvervoer op grond van de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs; ii. vervoer op grond van de Jeugdwet; en iii. vervoer voor dagbesteding en sociaal-recreatief vervoer op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning; h. i. B. Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt: Artikel 3 Te behartigen belangen De bedrijfsvoeringsorganisatie is ingesteld ter gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de deelnemers met betrekking tot het tot stand brengen, ontwikkelen en in stand houden van een kwalitatief hoogwaardig, herkenbaar, efficiënt en eenvoudig te gebruiken stelsel van basismobiliteit. Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van reizigers en hun sociale netwerk en wordt erop toegezien dat het aanvullend openbaar vervoer ook in het buitengebied en de kleine kernen voldoende gewaarborgd is en dat het vervoer een optimale aansluiting heeft op de belangrijkste knooppunten van het openbaar- vervoernetwerk. Artikel 3 Belangen De bedrijfsvoeringsorganisatie is ingesteld ter gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de deelnemers met betrekking tot het tot stand brengen, ontwikkelen en in stand houden van een kwalitatief hoogwaardig, herkenbaar, efficiënt en eenvoudig te gebruiken stelsel van basismobiliteit. Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van reizigers en hun sociale netwerk en wordt erop toegezien dat het aanvullend openbaar vervoer ook in het buitengebied en de kleine kernen voldoende gewaarborgd is en dat het vervoer een optimale aansluiting heeft op de belangrijkste knooppunten van het openbaar- vervoernetwerk. C. Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt: Artikel 4 Taken 1. De bedrijfsvoeringorganisatie heeft ter verwezenlijking van de belangen genoemd in artikel 3 de volgende taken: a. het organiseren, begeleiden en uitvoeren van het doelgroepenvervoer; Artikel 4 Taken 1. De bedrijfsvoeringsorganisatie ter verwezenlijking van de belangen genoemd in artikel 3 de volgende taken: a. het organiseren, begeleiden en uitvoeren van het doelgroepenvervoer;

13 b. het organiseren, begeleiden en uitvoeren van het aanvullend openbaar vervoer in Gelderland onder de voorwaarde dat is voldaan aan het bepaalde in artikel De bedrijfsvoeringorganisatie voert de taak genoemd in het eerste lid, onder a, uit nadat daartoe per doelgroep met de betrokken deelnemer een dienstverleningsovereenkomst is aangegaan, waarin onder meer afspraken over de uit de taak voortvloeiende werkzaamheden worden neergelegd. b. Het organiseren, begeleiden en uitvoeren van het aanvullend openbaar vervoer in Gelderland onder de voorwaarde dat is voldaan aan het bepaalde in artikel De bedrijfsvoeringsorganisatie voert de taak bedoeld in het eerste lid, onder a, of onderdelen daarvan eerst uit nadat daartoe per doelgroep met de betrokken deelnemer een dienstverleningsovereenkomst is aangegaan, waarin onder meer afspraken over de uit de taak of onderdelen daarvan voortvloeiende werkzaamheden worden neergelegd. 3. Een deelnemer kan het bestuur schriftelijk meedelen het voornemen te hebben de taak bedoeld in het eerste lid onder a, of onderdelen daarvan, niet langer door de bedrijfsvoeringsorganisatie te laten uitvoeren. Er wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen. De betrokken deelnemer vermeldt in zijn voornemen de exacte datum. 4. De deelnemer die zijn voornemen aan het bestuur heeft meegedeeld, geeft opdracht tot het uitvoeren van een onafhankelijk onderzoek naar de financiële, personele en overige gevolgen van het niet langer uitvoeren van de taak bedoeld in het eerste lid, onder a, of onderdelen daarvan. De formulering van de onderzoeksopdracht en de keuze van de onderzoeker komen tot stand in een op overeenstemming gericht overleg met het bestuur. De kosten van het uitvoeren van het onderzoek komen voor rekening van de betrokken deelnemer. 5. Het bestuur neemt binnen acht weken na ontvangst van de uitkomsten van het onderzoek een besluit over het afhandelen van de financiële, personele en overige gevolgen van het voornemen van de betrokken deelnemer voor de bedrijfsvoeringsorganisatie met dien verstande dat a. de betrokken deelnemer de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van het niet langer laten uitvoeren van de taak bedoeld in het eerste lid, onder a, of onderdelen daarvan, en b. de overige deelnemers hiervan geen financieel nadeel mogen ondervinden. 6. De betrokken deelnemer die zijn voornemen aan de

14 bedrijfsvoeringsorganisatie heeft meegedeeld, neemt binnen acht weken na het besluit van het bestuur een definitief besluit. 7. De deelnemer die besloten heeft dat de bedrijfsvoeringsorganisatie de taak bedoeld in het eerste lid, onder a, of onderdelen daarvan niet langer uitvoert, voldoet binnen drie maanden na het nemen van het definitieve besluit aan de bedrijfsvoeringsorganisatie de in het besluit van het bestuur omschreven financiële verplichtingen. D. Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt: Artikel 5 Nieuwe taken 1. De deelnemers kunnen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie ter verwezenlijking van de te behartigen belangen andere dan de in artikel 4, eerste lid, onder a, genoemde taak opdragen. 2. De kosten die aan deze taken verbonden zijn worden afzonderlijk geadministreerd en volledig toegerekend aan de betrokken deelnemer. Artikel 5 Nieuwe taken 1. Een deelnemer kan de bedrijfsvoeringsorganisatie ter verwezenlijking van de te behartigen belangen andere dan de in artikel 4, eerste lid, onder a, genoemde taak laten uitvoeren. Hiervoor wordt met de bedrijfsvoeringsorganisatie een dienstverleningsovereenkomst aangegaan. 2. De aan deze taken verbonden kosten worden afzonderlijk geadministreerd en volledig toegerekend aan de betrokken deelnemer. E. Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt: Artikel 6 Overdracht bevoegdheden 1. De deelnemers dragen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie en haar bestuur de bevoegdheden over die nodig zijn voor de uitvoering van de taak genoemd in artikel 4, eerste lid, onder a, en voor zover van toepassing artikel De Gemeentewet is in voorkomende Artikel 6 Bevoegdheden 1. De deelnemers dragen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie en haar bestuur de bevoegdheden over die nodig zijn voor de uitvoering van de taak bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, of onderdelen daarvan, alleen voor zover de bedrijfsvoeringsorganisatie deze taak of onderdelen daarvan voor de betrokken deelnemer uitvoert op basis van de aangegane dienstverleningsovereenkomst. 2. Onderdeel van een voornemen als

15 gevallen van overeenkomstige toepassing, tenzij dit uitdrukkelijk is uitgesloten of hiervan uitdrukkelijk is afgeweken. bedoeld in artikel 4, derde lid, en een besluit als bedoeld in artikel 4, zesde lid, is de wijziging in de overgedragen bevoegdheden voor de taak of onderdelen daarvan, die de deelnemer niet meer door de bedrijfsvoeringsorganisatie wil laten uitvoeren. De regeling hoeft niet te worden gewijzigd. 3. Voor de taken bedoeld in artikel 5, eerste lid, kan overdracht van bevoegdheden plaatsvinden op voorstel van de betrokken deelnemer. De regeling hoeft niet te worden gewijzigd. 4. De deelnemers dragen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie en haar bestuur geen publiekrechtelijke bevoegdheden over. F. Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt: Artikel 10 Stemverhouding 1. Bij een stemming wordt gestemd en besloten op basis van de principes elk lid één stem en gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. 2. Voor besluiten gericht op vaststelling van de begrotingskaders, de begroting, de jaarrekening, de bestemming, van de reserves en de vaststelling van het liquidatieplan als bedoeld in artikel 29, tweede lid, geldt bij een stemming de aanvullende eis dat ten minste een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen nodig. 3. Voor de totstandkoming van besluiten tot vaststelling van het liquidatieplan als bedoeld in de artikelen 27, vijfde lid, is ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen nodig, waaronder dat van de vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer. 4. Een lid van het bestuur dat van opvatting is dat een besluit als bedoeld in het eerste lid tot ongewenste en onrechtvaardige gevolgen leidt voor de deelnemer die hij vertegenwoordigt, kan Artikel 10 Stemverhouding 1. Bij een stemming wordt gestemd en besloten op basis van de principes elk lid één stem en gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. 2. Voor besluiten gericht op vaststelling van de begrotingskaders, de begroting, de jaarrekening, de bestemming, van de reserves en de vaststelling van het liquidatieplan bedoeld in artikel 29, tweede lid, geldt bij een stemming de aanvullende eis dat ten minste een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen nodig is. 3. Voor de totstandkoming van een besluit als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, of van een besluit als bedoeld in artikel 27, vijfde lid, is ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen nodig, waaronder de stem van de vertegenwoordiger van de deelnemer die het voornemen heeft de taak of onderdelen daarvan niet langer uit te laten voeren of van de vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer. 4. Een lid van het bestuur dat van opvatting is dat een besluit als bedoeld in het eerste lid tot ongewenste en onrechtvaardige gevolgen leidt voor de deelnemer die hij vertegenwoordigt, kan

16 een herstemming aanvragen. 5. Bij een herstemming geldt het principe van gewogen stemmen, afgeleid van het aantal inwoners per gemeente op de datum dat deze regeling in werking treedt. 6. Het aantal stemmen dat elk lid van het bestuur kan uitbrengen, bedraagt voor gemeenten: a. met meer dan inwoners: één stem per inwoners, waarbij naar boven wordt afgerond als het gaat om meer dan inwoners tussen twee meetpunten; b. tot en met inwoners: drie stemmen per gemeente. 7. Bij herstemming is slechts sprake van een rechtsgeldig genomen besluit als het besluit met in achtneming van het bepaalde in het zesde lid is genomen én a. ten minste 2/3 van de gewogen stemmen voor het besluit zijn én b. ten minste de vertegenwoordigers van vijf verschillende deelnemers voor het besluit hebben gestemd. een herstemming aanvragen. 5. Bij een herstemming geldt het principe van gewogen stemmen, afgeleid van het aantal inwoners per gemeente op de datum dat deze regeling in werking treedt. 6. Het aantal stemmen dat elk lid van het bestuur kan uitbrengen, bedraagt voor gemeenten: a. met meer dan inwoners: één stem per inwoners, waarbij naar boven wordt afgerond als het gaat om meer dan inwoners tussen twee meetpunten; b. tot en met inwoners: drie stemmen per gemeente. 7. Bij herstemming is slechts sprake van een rechtsgeldig genomen besluit als het besluit met in achtneming van het bepaalde in het zesde lid is genomen én a. ten minste twee derde van de gewogen stemmen voor het besluit zijn én b. ten minste de vertegenwoordigers van vijf verschillende deelnemers voor het besluit hebben gestemd. G. Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt: Artikel 13 Taken en bevoegdheden Aan het bestuur behoren alle taken en bevoegdheden die in deze regeling niet aan de voorzitter zijn opgedragen, waaronder: a. de benoeming, schorsing en het ontslag van het personeel; b. de vaststelling van een regeling omtrent de ambtelijke organisatie van de bedrijfsvoeringsorganisatie; c. de opstelling van een instructie voor de directeur die ten minste de taken van de directeur en de aansturing van het personeel betreft; d. het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten. Artikel 13 Taken en bevoegdheden Aan het bestuur behoren alle taken en bevoegdheden die in deze regeling niet aan de voorzitter zijn opgedragen, waaronder: a. de benoeming, schorsing en het ontslag van de directeur en het overige personeel; b. de vaststelling van een regeling omtrent de ambtelijke organisatie van de bedrijfsvoeringsorganisatie; c. de opstelling van een instructie voor de directeur die ten minste de taken van de directeur en de aansturing van het overige personeel betreft; d. het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten.

17 H. Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt: Artikel 17 De directeur 1. De directeur is het hoofd van de ambtelijke organisatie en fungeert als ambtelijk secretaris voor het bestuur. 2. De directeur staat het bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak met raad en daad terzijde. 3. De directeur heeft in de vergadering van het bestuur een adviserende stem. 4. De directeur is lid van het ambtelijk overleg basismobiliteit en het ontwikkelteam. 5. De dagelijkse leiding van de bedrijfsvoeringsorganisatie berust bij de directeur. 6. De directeur is voor zijn handelen verantwoording verschuldigd aan het bestuur. 7. Het bestuur regelt de vervanging van de directeur. Artikel 17 De directeur 1. De directeur is het hoofd van de ambtelijke organisatie en fungeert als ambtelijk secretaris voor het bestuur. 2. De directeur staat het bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak met raad en daad terzijde. 3. De directeur heeft in de vergadering van het bestuur een adviserende stem. 4. De directeur is lid van het ambtelijk overleg basismobiliteit. 5. De dagelijkse leiding van de bedrijfsvoeringsorganisatie berust bij de directeur. 6. De directeur is voor zijn handelen verantwoording verschuldigd aan het bestuur. 7. Het bestuur regelt de vervanging van de directeur. I. Artikel 27 wordt gewijzigd als volgt:

18

19 Artikel 27 Uittreding 1. Een deelnemer kan uittreden uit de regeling, als voldaan is aan het gestelde in artikel 10, derde lid. 2. De deelnemer die uit wil treden, maakt na verkregen toestemming van de gemeenteraad, zijn voornemen tot uittreding bij aangetekende brief kenbaar aan het bestuur en aan de overige deelnemers. 3. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen. 4. Na ontvangst van de in het tweede lid vermelde brief wijst het bestuur in overleg met de uittredende deelnemer een onafhankelijke registeraccountant aan, aan wie de opdracht wordt verleend een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling besloten. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in de regeling van de personele gevolgen en de liquiditeit van de bedrijfsvoeringsorganisatie als die wordt voortgezet. 5. Het liquidatieplan wordt vastgesteld door het bestuur en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de uittreding en dat de overige deelnemers geen financieel nadeel van de uittreding ondervinden. 6. Nadat het liquidatieplan is vastgesteld is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden na de vaststelling de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie te voldoen. 7. De kosten van het opstellen van het liquidatieplan komen voor rekening van de deelnemer die het voornemen heeft om uit te treden. 8. Het bepaalde in de vorige leden is, met uitzondering van het derde lid, van overeenkomstige toepassing als de uittreding van een deelnemer betrekking heeft op een deeltaak. Voor liquidatieplan moet in dat geval deelliquidatieplan worden gelezen, waarbij het deelliquidatieplan niet door een onafhankelijk registeraccountant hoeft te worden opgesteld, als het bestuur en de uittredende deelnemer het daarover eens zijn. Artikel 27 Uittreding 1. Een deelnemer kan uittreden uit de regeling, als voldaan is aan het gestelde in artikel 10, derde lid. 2. De deelnemer die uit wil treden, maakt na verkregen toestemming van de gemeenteraad, zijn voornemen tot uittreding bij aangetekende brief kenbaar aan het bestuur en aan de overige deelnemers. 3. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten minste achttien maanden in acht genomen. 4. Na ontvangst van de in het tweede lid vermelde brief wijst het bestuur in overleg met de uittredende deelnemer een onafhankelijke registeraccountant aan, aan wie de opdracht wordt verleend een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling besloten. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in de regeling van de personele gevolgen en de liquiditeit van de bedrijfsvoeringsorganisatie als die wordt voortgezet. 5. Het liquidatieplan wordt vastgesteld door het bestuur en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de uittreding en dat de overige deelnemers geen financieel nadeel van de uittreding ondervinden. 6. Nadat het liquidatieplan is vastgesteld is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden na de vaststelling de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie te voldoen. 7. De kosten van het opstellen van het liquidatieplan komen voor rekening van de deelnemer die het voornemen heeft om uit te treden.

20 J. De artikelen 32 en 33 worden geschrapt onder vernummering van de artikelen 34 tot en met 36 in 32 tot en met 34: Artikel 32 Eerste aanwijzing bestuursleden Binnen één maand na het tijdstip van inwerkingtreding van de regeling wijzen de deelnemers op grond van artikel 9 de leden en plaatsvervangend leden van het bestuur aan. Artikel 33 Eerste begroting 1. De begroting wordt voor de eerste maal vastgesteld voor de periode die aanvangt op de dag waarop deze regeling in werking treedt, tot het einde van het kalenderjaar, dan wel, wanneer het bestuur dit bepaalt, tot het einde van het volgende kalenderjaar. 2. De eerste jaarrekening heeft betrekking op de periode waarvoor de eerste begroting geldt Artikel II Inwerkintreding A. Deze wijziging treedt in werking met ingang van 1 augustus B. Indien bekendmaking door burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem na die datum plaats vindt, treedt de wijziging in werking op de dag nadat deze is bekendgemaakt en werkt deze terug tot 1 augustus Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Deventer, d.d. 9 april 2019 Burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer, de secretaris, de burgemeester, M.A. Kossen R.C. König

21

22 de Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze gemeenschappelijke regeling verstaat onder: a. aanvullend openbaar vervoer: het openbaar-vervoervangnet dat wordt ingezet daar waar de vervoervraag te laag is voor het exploiteren van een reguliere lijndienst; b. ambtelijk overleg basismobiliteit: een door de deelnemers en de provincie Gelderland ingericht gremium, bestaande uit beleidsambtenaren van de deelnemers en van de provincie Gelderland en de directeur, dat zich bezighoudt met de doorontwikkeling van de basismobiliteit en de advisering over de beheertaken gericht op de kwaliteit en kosten van het vervoersysteem; c. basismobiliteit: de mogelijkheid voor burgers om zich zelfstandig en tegen een redelijk tarief te verplaatsen met een vorm van aanvullend openbaar vervoer of het doelgroepenvervoer; d. deelnemers: de colleges van burgemeester en wethouders die aan deze regeling deelnemen; e. dienstverleningsovereenkomst: een overeenkomst tussen de rechtspersoon van de deelnemer die het aangaat (opdrachtgever) en de bedrijfsvoeringsorganisatie (opdrachtnemer) waarin de afspraken zijn vastgelegd over de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, en artikel 5 van de regeling; f. directeur: de directeur van de bedrijfsvoeringsorganisatie; g. doelgroepenvervoer: de niet-openbare vervoerssystemen waarvoor de deelnemersgemeenten op grond van specifieke wet- en regelgeving verantwoordelijk zijn; in het kader van deze regeling gaat het om i. leerlingenvervoer op grond van de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs; ii. vervoer op grond van de Jeugdwet; en i.iii. vervoer voor dagbesteding en sociaal-recreatief vervoer op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning; g.h. regeling: de Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit; h.i. wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen. Hoofdstuk 2 De bedrijfsvoeringsorganisatie Artikel 2 Bedrijfsvoeringsorganisatie 1. Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie genaamd Vervoerscentrale Stedendriehoek, statutair gevestigd te Lochem. 2. Het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie bestaat uit de voorzitter en de leden. Hoofdstuk 3 Belangen en bevoegdheden Artikel 3 Te behartigen bbelangen De bedrijfsvoeringsorganisatie is ingesteld ter gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de deelnemers met betrekking tot het tot stand brengen, ontwikkelen en in stand houden van een kwalitatief hoogwaardig, herkenbaar, efficiënt en eenvoudig te gebruiken stelsel van basismobiliteit. Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van reizigers en hun sociale netwerk en wordt erop toegezien dat het aanvullend openbaar vervoer ook in het buitengebied en de kleine kernen voldoende gewaarborgd is en dat het vervoer een optimale aansluiting heeft op de belangrijkste knooppunten van het openbaar- vervoer-netwerk. Artikel 4 Taken 1. De bedrijfsvoeringorganisatie heeft ter verwezenlijking van de belangen genoemd in artikel 3 de volgende taken: a. het organiseren, begeleiden en uitvoeren van het doelgroepenvervoer;

23 b. het organiseren, begeleiden en uitvoeren van het aanvullend openbaar vervoer in Gelderland onder de voorwaarde dat is voldaan aan het bepaalde in artikel De bedrijfsvoeringorganisatie voert de taak bedoeld in het eerste lid, onder a, of onderdelen daarvan eerst uit nadat daartoe per doelgroep met de betrokken deelnemer een dienstverleningsovereenkomst is aangegaan, waarin onder meer afspraken over de uit de taak of onderdelen daarvan voortvloeiende werkzaamheden worden neergelegd. 3. Een deelnemer kan het bestuur schriftelijk meedelen het voornemen te hebben de taak bedoeld in het eerste lid onder a, of onderdelen daarvan, niet langer door de bedrijfsvoeringsorganisatie te laten uitvoeren. Er wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen. De betrokken deelnemer vermeldt in zijn voornemen de exacte datum. 4. De deelnemer die zijn voornemen aan het bestuur heeft meegedeeld, geeft opdracht tot het uitvoeren van een onafhankelijk onderzoek naar de financiële, personele en overige gevolgen van het niet langer uitvoeren van de taak bedoeld in het eerste lid, onder a, of onderdelen daarvan. De formulering van de onderzoeksopdracht en de keuze van de onderzoeker komen tot stand in een op overeenstemming gericht overleg met het bestuur. De kosten van het uitvoeren van het onderzoek komen voor rekening van de betrokken deelnemer. 5. Het bestuur neemt binnen acht weken na ontvangst van de uitkomsten van het onderzoek een besluit over het afhandelen van de financiële, personele en overige gevolgen van het voornemen van de betrokken deelnemer voor de bedrijfsvoeringsorganisatie met dien verstande dat a. de betrokken deelnemer de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van het niet langer laten uitvoeren van de taak bedoeld in het eerste lid, onder a, of onderdelen daarvan, en b. de overige deelnemers hiervan geen financieel nadeel mogen ondervinden. 6. De betrokken deelnemer die zijn voornemen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie heeft meegedeeld, neemt binnen acht weken na het besluit van het bestuur een definitief besluit. 7. De deelnemer die besloten heeft dat de bedrijfsvoeringsorganisatie de taak bedoeld in het eerste lid, onder a, of onderdelen daarvan niet langer uitvoert, voldoet binnen drie maanden na het nemen van het definitieve besluit aan de bedrijfsvoeringsorganisatie de in het besluit van het bestuur omschreven financiële verplichtingen. Artikel 5 Nieuwe taken 1. Een De deelnemers kaunnen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie ter verwezenlijking van de te behartigen belangen andere dan de in artikel 4, eerste lid, onder a, genoemde taak laten uitvoeren opdragen. Hiervoor wordt met de bedrijfsvoeringsorganisatie een dienstverleningsovereenkomst aangegaan. 2. De aan deze taken verbonden kosten worden afzonderlijk geadministreerd en volledig toegerekend aan de betrokken deelnemer. Artikel 6 Overdracht bbevoegdheden 1. De deelnemers dragen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie en haar bestuur de bevoegdheden over die nodig zijn voor de uitvoering van de taak bedoeldgenoemd in artikel 4, eerste lid, onder a, of onderdelen daarvan, alleen voor zover de bedrijfsvoeringsorganisatie deze taak of onderdelen daarvan voor de betrokken deelnemer uitvoert op basis van de aangegane dienstverleningsovereenkomst en voor zover van toepassing artikel Onderdeel van een voornemen als bedoeld in artikel 4, derde lid, en een besluit als bedoeld in artikel 4, zesde lid, is de wijziging in de overgedragen bevoegdheden voor de taak of onderdelen daarvan, die de deelnemer niet meer door de bedrijfsvoeringsorganisatie wil laten uitvoeren. De regeling hoeft niet te worden gewijzigd. De Gemeentewet is in voorkomende gevallen van overeenkomstige toepassing, tenzij dit uitdrukkelijk is uitgesloten of hiervan uitdrukkelijk is afgeweken. 3. Voor de taken bedoeld in artikel 5, eerste lid, kan overdracht van bevoegdheden plaatsvinden op voorstel van de betrokken deelnemer. De regeling hoeft niet te worden gewijzigd. 4. De deelnemers dragen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie en haar bestuur geen publiekrechtelijke bevoegdheden over. Artikel 7 Overeenkomst provincie Gelderland 2

24 1. Voor het uitvoeren van de taak genoemd in artikel 4, eerste lid, onder b, gaat de bedrijfsvoeringsorganisatie een overeenkomst aan met de provincie Gelderland. In deze overeenkomst komen de provincie Gelderland en de bedrijfsvoeringsorganisatie overeen dat de bedrijfsvoeringsorganisatie deze taak voor de provincie Gelderland uitvoert en tevens voor welke periode de overeenkomst wordt aangegaan. 2. De bedrijfsvoeringorganisatie neemt de Samenwerkingsovereenkomst Basismobiliteit over die de Gelderse gemeenten op 31 maart 2015 zijn aangegaan met de provincie Gelderland. Artikel 8 Beperking privaatrechtelijke bevoegdheden De bedrijfsvoeringsorganisatie is behoudens instemming van de deelnemers niet bevoegd tot: a. een wijziging van de publiekrechtelijke status van de regietaak van de basismobiliteit als bedoeld in artikel 18 of onderdelen daarvan, in een privaatrechtelijke status zonder dat de gemeenteraden van de deelnemers daarover vooraf een standpunt hebben kunnen inbrengen; b. het vestigen van opstal-, pand- en hypotheekrechten; c. het afgeven van garanties of andere waarborgen; d. het in erfpacht aannemen of uitgeven van roerende of onroerende zaken; e. het in eigendom aannemen of uitgeven van onroerende zaken; f. dienstverlening aan private partijen of publieke lichamen anders dan de deelnemers. Hoofdstuk 4 Bestuur Artikel 9 Samenstelling 1. Elke deelnemer wijst uit zijn midden een lid van het bestuur aan. 2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden afloopt. De aftredende leden blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop de raden der deelnemers de nieuwe wethouders hebben benoemd en de deelnemers de nieuwe leden vervolgens hebben aangewezen. 3. De deelnemers beslissen binnen twee maanden na de benoeming als bedoeld in het tweede lid over de aanwijzing van de nieuwe leden. 4. De voorziening in een tussentijdse vacature geschiedt binnen twee maanden. 5. Een lid van het bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stelt hij de voorzitter, alsmede de deelnemer die hem heeft aangewezen, terstond schriftelijk in kennis. 6. De deelnemer die een lid heeft aangewezen dat niet langer diens vertrouwen bezit, kan dat lid schorsen of ontslaan. De schorsing of het ontslag gaat onmiddellijk in. 7. Voor elk bestuurslid wijst een deelnemer een plaatsvervanger aan. Het tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 10 Stemverhouding 1. Bij een stemming wordt gestemd en besloten op basis van de principes elk lid één stem en gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. 2. Voor besluiten gericht op vaststelling van de begrotingskaders, de begroting, de jaarrekening, de bestemming, van de reserves en de vaststelling van het liquidatieplan als bedoeld in artikel 29, tweede lid, geldt bij een stemming de aanvullende eis dat ten minste een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen nodig is. 3. Voor de totstandkoming van een besluit als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, of van een besluiten tot vaststelling van het liquidatieplan als als bedoeld in de artikelen 27, vijfde lid, is ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen nodig, waaronder de stemat van de vertegenwoordiger van de deelnemer die het voornemen heeft de taak of onderdelen daarvan niet langer uit te laten voeren of van de vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer. 4. Een lid van het bestuur dat van opvatting is dat een besluit als bedoeld in het eerste lid tot ongewenste en onrechtvaardige gevolgen leidt voor de deelnemer die hij vertegenwoordigt, kan een herstemming aanvragen. 5. Bij een herstemming geldt het principe van gewogen stemmen, afgeleid van het aantal inwoners per gemeente op de datum dat deze regeling in werking treedt. 6. Het aantal stemmen dat elk lid van het bestuur kan uitbrengen, bedraagt voor gemeenten: 3