Nederlands tijdschrift voor

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Nederlands tijdschrift voor"

Transcriptie

1 Nederlands tijdschrift voor Meten is weten Taalachterstand of taalontwikkelingsstoornis? Opening Language and Hearing Center Amsterdam juni

2 Sinds wanneer werk je als logopedist? In 1980 studeerde ik af als logopedist. Na een half jaar in de schoollogopedie (Delft) ben ik overgestapt naar het Westeinde ziekenhuis in Den Haag. Daarna naar het Audiologisch Centrum Den Haag. Toen kwam ik bij de Kentalis Academie terecht. Waarom ben je logopedist geworden? Mijn moeder zei dat dat wat voor mij was, omdat ik altijd iedereen verbeterde met praten, niet zo n fijne eigenschap De echte reden is denk ik omdat er veel aspecten aan het beroep zijn die mij interesseren: taal, psychologie, ontwikkeling, communicatie. MIRJAM BLUMENTHAL WERKSETTING KENTALIS ACADEMIE FUNCTIE SENIOR ONDERZOEKER REGIO LANDELIJK Wat vind je fijn aan je huidige werkplek? Na zo n 25 jaar in de praktijk gewerkt te hebben vind ik het fijn om op afstand te staan van het directe werk, structureel zaken te verbeteren, me theoretisch te verdiepen in één specialisme: meertaligheid bij kinderen met een beperking. De samenwerking met andere onderzoekers, met mensen uit de praktijk, maar ook me bemoeien met beleid, is afwisselend en inspirerend. Waar heb je je recent in verdiept? De laatste scholing ging over kwalitatieve onderzoeksmethodes. Dat zijn methodes waarbij je op zoek gaat naar betekenissen, ervaringen, gezichtspunten van betrokkenen in hun natuurlijke context, door observatie, gesprekken, of tekstanalyse. Bijvoorbeeld: hoe ervaren meertalige families hun situatie, en hoe ervaren ze de hulpverlening? Heeft u een boodschap voor onze lezers? Probeer om waar je maar kunt uit te leggen hoe het zit met meertaligheid: meertaligheid is niet fout, maar een feit in veel gezinnen. De uitdaging is om met dat feit goed om te gaan. v/d redactie JANNEKE DE WAAL-BOGERS HOOFDREDACTEUR Spookfiles Afgelopen week stond ik weer eens in de file. Vaak is de oorzaak van een file snel duidelijk: te veel blik op de weg, een ongeluk, wegwerkzaamheden etcetera. Ik rijd echter regelmatig op een stuk snelweg dat berucht is vanwege files zonder aanwijsbare oorzaak. Men waarschuwt er zelfs voor met borden: spookfiles! Spookfiles hebben geen aanwijsbare oorzaak. Alle veel voorkomende oorzaken zijn uitgesloten en alle mogelijke belemmerende factoren zijn zoveel mogelijk weggenomen: er is onderzoek gedaan naar het aantal auto s dat de weg aankan, er is gekeken of er extra asfalt moet worden aangelegd, er zijn spitsstroken aangelegd enzovoorts. Ondanks alles is het fileprobleem echter niet opgelost. Uiteindelijke diagnose: spookfile. Het zit er niet in om het verkeer hier sneller te laten rijden, we moeten dit accepteren en voor dit stuk snelweg voortaan meer reistijd uittrekken. Die middag was ik toevallig op weg voor een nabespreking van een onderzoek. Bij een kind met taalproblemen was multidisciplinair onderzoek verricht. Er was geen duidelijke oorzaak gevonden voor de taalproblemen. Diagnose: specifieke taalontwikkelingsstoornis. Met ouders stelden we die middag een behandelplan op. Ouders hadden goed voor ogen wat de mogelijkheden van het kind zijn en tot welke eindbestemming het behandelplan zou leiden. We planden extra reistijd in, maar die eindbestemming gaan we halen! Goede diagnostiek staat aan de basis van een goede behandeling. In deze uitgave kunt u zich verdiepen in de nieuwste inzichten over diagnostiek. Niet van spookfiles, wel van taalontwikkelingsstoornissen. 02 LOGOPEDIE JAARGANG 88

3 Inhoud juni 2016 Berichten Meten is weten Column Marjolein Coppens Michel Dutrée: de nieuwe voorzitter van de NVLF Theo de Koning blikt terug op voorzitterschap Opening Language and Hearing Center Amsterdam Vragen over vrije tarieven Taalachterstand of taalontwikkelingsstoornis? Hoe is het nu met? Cursus & Congresinfo Colofon NUMMER 6, juni

4 404 Asjemenou! Mist u de Asjemenou ook? Zonder u is er geen asjemenou. Leuke, bijzondere of speciale uitspraken van patiënten kunt u naar de redactie sturen: redactie@nvlf.nl DE RICHTLIJN STOTTEREN BIJ KINDEREN, ADOLES- CENTEN EN VOLWASSENEN: EEN VERTALING EN EEN UPDATE. Vanaf 10 mei 2016 is er een vertaling van de richtlijn Stotteren bij kinderen, adolescenten en volwassenen beschikbaar. Omdat er in het buitenland veel vraag naar deze richtlijn is, is deze vertaald naar het Engels. Aangezien letterlijk vertalen niet mogelijk was, is de tekst waar nodig aangepast aan het Engels taalgebruik en aan een internationaal publiek. Bij de vertaling is een addendum verschenen waarin de verschillen tussen de Nederlandse richtlijn en de vertaling zijn beschreven in het Addendum vertaling richtlijn Stotteren. Voor de Nederlandse logopedisten en stottertherapeuten blijft de Nederlandse richtlijn leidend en daarop wordt getoetst. Verder wordt er in de vertaling van de richtlijn verwezen naar een onderzoek uit 2015, wat is gepubliceerd na de totstandkoming van de Nederlandse richtlijn in Dat onderzoek ondersteunt de richtlijn en verandert niets aan de aanbevelingen van de richtlijn. Omdat dat onderzoek ook interessant is voor Nederlandse logopedisten en stottertherapeuten, is het opgenomen in het Addendum update richtlijn Stotteren. Mochten er voor de herziening van de richtlijn Stotteren nog meer relevante onderzoeken uitkomen, dan zullen ook die vermeld worden in het addendum en zal u daarvan op de hoogte worden gesteld. Bij vragen over dit onderwerp kunt u mailen naar a.vanhemert@nvlf.nl Minder regels in eerste lijn: een begin is gemaakt Op woensdag 25 mei zijn de eerste resultaten van het traject Vermindering administratieve lasten in de eerstelijnszorg aan minister Schippers gepresenteerd. De minister verwacht veel van de gemaakte afspraken. Zij heeft voorgesteld om eind 2016 weer een vergelijkbare bijeenkomst te organiseren om de voortgang te bespreken. Anja Evers, directeur NVD en namens de PPN betrokken bij de werkgroep ALP: De minister ondersteunt het plan om te monitoren of de administratieve last ook daadwerkelijk vermindert. De eerste stappen zijn gezet, maar er moet nog veel gebeuren. De afspraken die huisartsen hebben gemaakt in het kader van Het roer moet om hebben gevolgen voor andere zorgaanbieders in de keten, zoals paramedici, apothekers en psychologen. Eén van die gevolgen is bijvoorbeeld dat huisartsen geen herhaalverwijzing meer uitschreven, terwijl het contract van zorgverzekeraars verplicht dat een herhaal-verwijsbriefje nodig is. Afgesproken is dat herhaalverwijzingen per 1 juli 2016 worden afgeschaft. Alle afspraken zijn te vinden op: SPECIFIEKE KNELPUNTEN De resultaten van de werkgroep Paramedie zijn nog beperkt. Het PPN heeft bij aanvang van het proces een aanzienlijke lijst met knelpunten ingebracht knelpunten die eerstelijns zorgverleners dagelijks ervaren. Waar nog geen oplossing voor gevonden is, is onder meer de directe toegankelijkheid naar de paramedische zorg. Zorgverzekeraars staan dit in de weg door een verwijzing van de huisarts te eisen. Verder is het merendeel van de knelpunten die binnen een specifieke beroepsgroep spelen, nog niet aan bod gekomen. De werkgroep Paramedie blijft in 2016 nog bestaan, zodat ook de andere knelpunten tot het verleden gaan behoren. Voor meer informatie zie de website Minder lasten minder zorg: Het volledige bericht kunt u lezen op LOGOPEDIE JAARGANG 88

5 LOGOVISIE EN NVLF SAMEN STERK Eind vorig jaar is zowel via de LogoVisie Nieuwsbrief als via een bericht op de NVLF-website aangegeven dat LogoVisie en de NVLF tot een constructieve bundeling van krachten zijn gekomen. Als gevolg daarvan zijn de bestuursleden van Stichting LogoVisie toegetreden tot de commissies SEB en Vakinhoud van de NVLF en en bestaat LogoVisie als afzonderlijke stichting niet meer. V.l.n.r.: Willem Snijders, Theo de Koning, Guy Kessels en Gerard Elshof. Binnen LogoVisie was de overtuiging ontstaan dat de doelstellingen van LogoVisie uiteindelijk het beste gerealiseerd kunnen worden, wanneer tot goede samenwerkingsafspraken met de NVLF gekomen kon worden en wanneer eendracht en krachtenbundeling bereikt zou kunnen worden. Dat is gelukt. Logovisie fungeerde als platform voor vrijgevestigde eerstelijns logopedisten die zich als koploper willen inzetten voor kwaliteitsverbetering, kwaliteitsbeheersing en doelmatigheid. Omdat deze thema s ook door de NVLF worden aangepakt, kwamen zowel NVLF als Logovisie tot de conclusie dat deze onderwerpen nog steviger kunnen worden neergezet als sámen wordt gewerkt. Door Logovisie en NVLF samen te smelten, kan sprake zijn van een krachtenbundeling waarmee nog meer bereikt kan worden dan anders het geval zou zijn. De afgelopen maanden is een en ander operationeel in gang gezet en zijn door betrokkenen (zie foto) de laatste formele handelingen in dit kader afgerond. Vanaf nu gaan LogoVisie en NVLF officieel gezamenlijk verder. Ten behoeve van een zo krachtig mogelijke belangenbehartiging van de logopedische zorg in Nederland. HOGER OPGELEIDE VROUWEN LETTEN STRENGER OP TAALFOUTEN Uit onderzoek van een Leidse taalkundige onder jonge vrouwen uit de Randstad blijkt dat die zich meer aan taalfouten zoals hun hebben en me vader storen naarmate ze hoger zijn opgeleid. De universitair opgeleide vrouwen merkten dit soort fouten ook vaker op dan hbo- en mbo-opgeleiden. Lees meer over het onderzoek op: handle/1887/39098 Bron: Kringproductverkiezing in ander jasje Geen verkiezing in Dit jaar organiseert de NVLF geen kringproductverkiezing. Het ontwikkelen van een product in een kring levert geen punten op voor registratie in het Kwaliteitsregister Paramedici in de categorie intercollegiaal overleg. Dit gaf de afgelopen periode verwarring bij leden. Daarom wordt de productverkiezing losgekoppeld van de kringen en de landelijke bij- en nascholingsdag voor kringbegeleiders. Het ontwikkelingen van een product, zoals bijvoorbeeld een landelijke richtlijn of protocol, kan wel punten opleveren, maar in een andere categorie. De NVLF vindt het van belang om leden te stimuleren om producten die zij ontwikkelen met elkaar te delen. Er zal daarom gekeken worden hoe een productverkiezing op andere wijze te organiseren is. Daarnaast blijft het mogelijk om uw product te mailen naar de NVLF (via k.verkleij@nvlf.nl), zodat het product op de website geplaatst kan worden. Via website en nieuwsbrief wordt u op de hoogte gehouden van de productverkiezing. NUMMER 6, juni

6 Meten is weten Testgebruik bij kinderen met spraak-taalproblemen auteurs 06 edith hofsteede-botden LOGOPEDIST, SPRAAK-TAALPATHOLOOG, AC KENTALIS SINT-MICHIELSGESTEL rianneke crielaard KLINISCH LINGUÏST AC KENTALIS SINT-MICHIELSGESTEL In de logopedische behandeling is testen een belangrijke activiteit. Jarenlang hoefde de logopedist weinig na te denken over de keuze van onderzoeksinstrumenten bij kinderen met spraak-taalproblemen; er waren weinig tests op de markt. De laatste jaren zijn er veel tests verschenen, en wordt er dus een groter beroep gedaan op het klinisch redeneren bij het gebruik van tests. Aan de hand van de stappen van het methodisch handelen en het denkkader van de International Classification of Functioning, Diasability and Health (ICF) wordt in dit artikel een overzicht gegeven van belangrijke overwegingen bij het doen van verantwoord en doelgericht logopedisch onderzoek. Intake In de intake wordt informatie verzameld over functioneringsproblemen en de betekenis ervan in het dagelijks leven (Kuiper, 2013). De hulpvraag staat centraal. De logopedist gebruikt de ICF. Er wordt niet alleen gevraagd naar de stoornis, maar ook naar beperkingen op activiteitenniveau en naar hoe het kind met deze stoornis functioneert bij verschillende activiteiten in verschillende situaties (participatieniveau). Persoonlijke en externe factoren worden ook geïnventariseerd. In deze fase van het methodisch handelen krijgt de logopedist al een idee welke informatie zij nog nodig heeft om tot een juiste diagnose te kunnen komen. Bij een meertalig kind wordt in deze fase een meertaligheidsanamnese afgenomen. Deze informatie is nodig om te kunnen bepalen welke tests je kan afnemen en of een moedertaalonderzoek nodig is. Vaak is het voor een goed beeld van activiteiten en participatie en van externe factoren nodig om informatie te verzamelen van andere personen dan de ouders. Een kind dat zich thuis prima kan redden omdat ouders hem goed verstaan, kan op het kinderdagverblijf forse problemen ervaren. De logopedist kan die informatie verkrijgen door een vragenlijst mee te geven of een belafspraak te maken met een leerkracht of kinderdagverblijf. Hiermee gaat de intake over naar de fase van onderzoek. Onderzoek Voor het onderzoeken van de spraak-taalontwikkeling, op het niveau van de stoornis, is een groeiende hoeveelheid onderzoeksinstrumenten beschikbaar. Bij de keuze van een test kan de logopedist zich laten leiden door de COTAN kwalificatie van de test. De Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN) beoordeelt tests op normen, betrouwbaarheid, validiteit, kwaliteit van testmateriaal en handleiding, en uitgangspunten bij de testconstructie. De COTAN geeft aan dat normen verouderd zijn na 15 jaar, en na 20 jaar niet meer bruikbaar zijn. De laatste jaren zijn veel nieuwe tests en vragenlijsten op de markt gekomen, die door de COTAN zijn goedgekeurd. Oude tests zoals de Reynell test voor Taalbegrip en de oude Schlichting test voor Taalproductie kunnen niet meer gebruikt worden, omdat de normen verouderd zijn. Buiten de tests die door de COTAN goedgekeurd zijn, zijn er ook tests, observatieinstrumenten en vragenlijsten die geen goede beoordeling hebben gekregen of die helemaal niet ter beoordeling zijn aangeboden. Ook deze instrumenten kunnen, mits goed beargumenteerd, gebruikt worden in de diagnostiek van spraak-taalproblemen. Voorbeelden zijn de N-CDI lijsten voor communicatieve ontwikkeling, de Nijmeegse Pragmatiek Test, de Renfrew Taalschalen Nederlandse Aanpassing, de Metaphon LOGOPEDIE JAARGANG 88

7 screening, het Hodson & Paden onderzoek en het Nederlands Articulatie Onderzoek Logo-Art. Ook spontane taalanalysemethoden zijn niet door de COTAN beoordeeld, maar kunnen wel veel inzicht geven in de problematiek van het kind. Vooral in de leeftijdsgroep van vier tot zeven jaar kan een logopedist uit veel verschillende (onderdelen van) onderzoeksinstrumenten kiezen die hetzelfde lijken te meten. Bij de keuze van de instrumenten kan de logopedist rekening houden met: - De linguïstische aspecten die in kaart moeten worden gebracht. De logopedist maakt een keuze uit instrumenten voor spraakproductie, spraakperceptie, morfosyntactische kennisontwikkeling (taalvorm), lexicaal-semantische kennisontwikkeling (taalinhoud) en/of pragmatiek (taalgebruik). Binnen de aspecten taalvorm en taalinhoud kan de onderverdeling receptief/expressief worden gemaakt. Binnen elk aspect heeft de logopedist vervolgens de keuze uit een diversiteit aan af te nemen testonderdelen. Bij jonge kinderen kan ook gekozen worden voor een algemene taaltest zoals bijvoorbeeld de Nederlandse Non Speech Test (NNST), of de Schlichting Test voor Taalbegrip (STTB) gecombineerd met Schlichting Test voor Taalproductie-II (STTP-II) zinsontwikkeling en woordontwikkeling. IN HET KORT In de diagnostiek van spraak-taalproblemen en in het meten van vooruitgang na logopedie, is het belangrijk dat de logopedist zich bewust is van de keuzes die zij maakt bij het selecteren van onderzoeksinstrumenten. De selectie en het gebruik van de instrumenten heeft gevolgen voor de kwaliteit van de diagnostiek. In het artikel worden overwegingen gegeven rondom instrumentkeuze en de interpretatie van testscores. Ook wordt het logopedisch onderzoek in het breder kader van de ICF geplaatst. - Kenmerken van het kind. De logopedist gaat na of het instrument passend is bij het kind. Voor het ene kind kan dit een test zijn die speels en vrij is, zoals de Schlichting Test voor Taalbegrip. Voor een gemakkelijk afleidbaar kind kan een meer gestructureerde test, bijvoorbeeld de Clinical Evaluation of Language Fundamentals, Nederlandse versie (CELF-4- NL), Begrippen en Aanwijzingen Volgen beter passend zijn. - Het jaar van normering. Normen verouderen en de interpretatie van de resultaten wordt hierdoor moeilijker. Kinderen van nu presteren anders dan de normgroep van toen door veranderingen in maatschappij en onderwijs. Volgens de COTAN zijn bijvoorbeeld de normen van de Reynell Test voor Taalbegrip niet meer bruikbaar. Het gevonden Taalbegripsquotiënt kan een over- of onderschatting geven van het werkelijke taalbegrip. - De aanknopingspunten richting behandeling. Bij sommige tests kun je goed behandeldoelen afleiden uit het scorepatroon, soms zelfs ondersteund door de handleiding zoals bij de CELF-4-NL. De tekstbegriptaak van de CELF-4-NL geeft bijvoorbeeld meer kwalitatieve informatie dan de tekstbegriptaak van de Taaltoets Alle Kinderen (TAK). - De betrouwbaarheid van de instrumenten. Bij sommige tests is er geen enkele twijfel mogelijk over de scoring en interpretatie van de antwoorden van het kind. Bij andere tests, zoals de TAK Woordomschrijving en Verteltaak, zijn de scoringsvoorschriften onduidelijk. Wanneer een andere logopedist de taak scoort, kan een betere prestatie ook het gevolg zijn van een andere manier van beoordelen. - De aanwezigheid van een bodemeffect bij de test. Bij sommige tests kan op een bepaalde leeftijd een gemiddelde prestatie worden geleverd, door geen enkel item goed te beantwoorden. In zo n geval Meetinstrument Afkorting Jaar laatste normering Taaltest voor Kinderen TvK 1977 Taaltoets Allochtone Kinderen TAK 1986 Reynell Test voor Taalbegrip Reynell 1993 Schlichting Test voor Taalproductie Schlichting (oud) 1993 Nederlandstalige Non-Speech Test NNST 1998 Lexilijst Nederlands Lexilijst 2001 Children s Communication Checklist-2-NL CCC-2-NL 2003 Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL PPVT-III-NL 2004 Taaltoets Alle Kinderen TAK 2004 Lexilijst Begrip Lexilijst Begrip 2006 Clinical Evaluation of Language Fundamentals-4 NL CELF-4-NL Communicatieve Intentie Onderzoek CIO 2009 Schlichting Test voor Taalbegrip STTB 2009 Schlichting Test voor Taalproductie-II STTP-II 2009 Testinstrumentarium Taalontwikkelingsstoornissen T-TOS 2009 Clinical Evaluation of Language Fundamentals Preschool-2-NL CELF-Preschool-2-NL 2011 TABEL 1. Overzicht van taaltests met jaar van normering. NUMMER 6, juni

8 08 Voor het onderzoeken van de spraaktaalontwikkeling, op het niveau van de stoornis, is een groeiende hoeveelheid onderzoeksinstrumenten beschikbaar is het niet zinvol om de test af te nemen. Het levert immers weinig informatie op over het functioneren van het kind. De test is eigenlijk te moeilijk voor kinderen van deze leeftijd. Dit wordt een bodemeffect genoemd. Bij de subtest Zinnen Formuleren van de CELF-4-NL bijvoorbeeld, behaalt een kind tussen 5;0 en 5;5 jaar dat geen enkel item goed doet, een gemiddelde score. - De COTAN-beoordeling van de test. Wanneer een kind meer zorg nodig heeft, of ondersteuning in het onderwijs, is de betrouwbaarheid van de gegevens extra belangrijk en is het raadzaam om waar mogelijk COTAN-goedgekeurde tests te gebruiken. - De aanwezigheid van normen voor meertalige kinderen. De enige niet verouderde test met normen voor meertalige kinderen is de TAK, voor kinderen van ongeveer 4 tot 8 jaar. Voor jongere kinderen kan de logopedist testen gebruiken die bedoeld zijn voor eentalige Nederlandse kinderen. Door de test na een periode van behandeling te herhalen, kan beoordeeld worden of het kind vooruitgaat in het Nederlands. Het uitblijven van inhaalgroei is geen bewijs voor een taalontwikkelingsstoornis (Schlichting 2015). De Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL, STTB, EN DAN STTP-II en de Clinical Evaluation of Language Fundamentals Preschool-2-NL (CELF-Preschool-2-NL) zijn genormeerd voor kinderen met het Nederlands of Vlaams als eerste taal. De CELF-4-NL heeft in de normeringssteekproef ook kinderen opgenomen met een andere moedertaal, waarbij gewaarborgd werd dat de kinderen in de normeringssteekproef in voldoende mate het Nederlands beheersten. - En natuurlijk praktische aspecten: welke tests heeft de logopedist in de praktijk, kunnen andere tests eventueel geleend worden, hoeveel tijd kost de afname, etc. Nadat de logopedist een keuze heeft gemaakt uit onderzoeksinstrumenten, deze heeft afgenomen en de resultaten heeft geïnterpreteerd kan samen met de gegevens uit de intake en de observaties een diagnose worden gesteld. Analyse en diagnose Eerste stap bij het stellen van de diagnose is de analyse van de observatie- en testresultaten. Bij het interpreteren van de scores is het belangrijk om niet alleen het cijfertje, maar ook observaties tijdens de testafname mee te nemen. Als een kind tijdens een test Met dit artikel hopen we de logopedist meer informatie te hebben gegeven over testgebruik. De logopedist kan zich op diverse manieren verder verdiepen in verantwoord testgebruik. Op internet is informatie te vinden over taaltests, bijvoorbeeld op de website en in het schema Taaltestkwalificaties (Zoons, 2014). Bij elke test is een uitgebreide handleiding met achtergrondinformatie. Logopedisten zijn veelal lid van een kwaliteitskring. In deze kring kunnen ervaringen worden uitgewisseld en nieuw testmateriaal kan worden besproken en bekeken. Het is vaak mogelijk om een testuitgever uit te nodigen om informatie te geven over zijn producten. Uitgevers bieden ook cursussen aan over specifieke tests. Daarnaast is er de mogelijkheid om een algemene cursus over tests te volgen, bijvoorbeeld van Inge Zink (NabijRotterdam) of van de TestWijzer (voor AClogopedisten via de FENAC, voor andere logopedisten via voor taalbegrip snel afgeleid raakte, onderschat het cijfer van de test mogelijk zijn mogelijkheden, maar geeft het misschien wel een goed beeld van het functioneren van het kind op school. Als de test niet betrouwbaar kon worden afgenomen, kunnen de observaties wel gebruikt worden, maar de uitkomst van de test niet. De verschillende tests hebben vaak verschillende uitkomstmaten. Zo wordt er gebruik gemaakt van percentielen, quotiënten, normscore en niveau-aanduidingen. Door cijfers om te rekenen naar bijvoorbeeld standaarddeviaties, is onderlinge vergelijking mogelijk. Met de testscorelineaal op kan dit zelfs digitaal. De normscores van de CELF worden niet allemaal op de juiste manier omgerekend naar standaarddeviaties. Dit wordt wel op de juiste wijze gedaan bij de testscorelineaal van Auris, te vinden via Vervolgens kijkt de logopedist naar het profiel dat uit het onderzoek naar voren komt. In de handleiding van de CELF-4-NL is te lezen wanneer een verschil tussen Receptieve Taal Index/Expressieve Taal Index en Taalinhoud Index/Taalvorm Index significant is. Bij de STTB en de STTP-II WO/ZO is te lezen wanneer de uitslag op deze testonderdelen significant van elkaar verschilt. Op deze manier wordt duidelijk of er alleen problemen zijn in taalproductie, of ook in taalbegrip en of er verschillen zijn tussen taalvorm en taalinhoud. De logopedist moet zich steeds bewust zijn van wat zij precies heeft gemeten. Zo geeft de kernscore van de CELF-4-NL een indruk van het algemeen taalvermogen. Het accent van de kernscore ligt op taalvorm, woord- en zinsniveau. Problemen in spraakproductie, spraakperceptie, pragmatiek, vertelvaardigheden en tekstbegrip komen niet naar voren in de kernscore. Het Testinstrumentarium Taalontwikkelingsstoornissen (T-TOS) daarentegen toetst een aantal vaardigheden waar kinderen met taalontwikkelingsstoornissen moeite mee hebben en geeft geen algemeen taalbeeld. Als het kind beneden gemiddeld scoort op een test of testonderdeel, is het belangrijk om na te gaan of er bijkomende factoren een rol spelen. In de ICF vallen de meeste hieronder genoemde factoren onder functies. Echter ook persoonlijke factoren en externe factoren kunnen een rol spelen, zie LOGOPEDIE JAARGANG 88

9 ONDERZOEK BIJ EEN AUDIOLOGISCH CENTRUM Omdat er zoveel ontwikkelingsgebieden een rol spelen bij de spraak-taalontwikkeling, is het raadzaam om bij problemen in de spraak-taalontwikkeling en daarnaast vermoedens van onderliggende of instandhoudende problematiek, door te verwijzen voor nader onderzoek. Ook wanneer een kind al langer dan een half jaar in behandeling is en onvoldoende vooruit gaat, is nader onderzoek aangewezen. Bij twijfel of nader onderzoek zinvol is, kan altijd worden overlegd met ouders, huisarts en het audiologisch centrum. In de spraak-taalteams van de audiologische centra in Nederland wordt vanwege de complexiteit van spraak-taalproblemen altijd multidisciplinaire diagnostiek gedaan (minimaal gehoor, spraak-taal en intelligentie/gedrag). Door de ouderverenigingen werd eind negentiger jaren aangegeven dat zij multidisciplinaire diagnostiek van belang vonden voor hun kinderen. De toenmalig staatssecretaris van VWS heeft daarvoor de spraak-taalteams van de audiologische centra aangewezen. De audiologische centra werken allemaal volgens het KITS-2 protocol. Als algemene regel geldt dat kinderen voor onderzoek bij een audiologisch centrum in aanmerking komen als de problemen op het gebied van de taal- en/of spraakontwikkeling het meest op de voorgrond staan, zoals bij 1. Kinderen jonger dan drie jaar met een vermoeden van een taal- en/of spraakprobleem in hun moedertaal. 2. Kinderen tussen de drie en vier jaar met een duidelijk probleem op het gebied van taal- en/of spraak. 3. Kinderen vanaf vier jaar die onvoldoende vooruitgang boeken met logopedie of bij wie een ernstig taal- en/of spraakprobleem wordt gesignaleerd. 4. Anderstalige/meertalige kinderen met een vermoeden van een taal- en/of spraakprobleem in hun moedertaal (bij anderstaligen) / de ta(a)l(en) die ze het best beheersen (bij meertaligen) of die na een bepaalde periode taalaanbod in het Nederlands (peuterspeelzaal, school, adoptie) meer problemen hebben met het Nederlands dan kinderen in vergelijkbare situaties. 5. Kinderen met problemen in de auditieve taalverwerking. Inmiddels worden jaarlijks ruim 7000 kinderen gezien voor multidisciplinaire spraaktaaldiagnostiek, vallend onder de basisverzekering. De spraak-taalteams van de audiologische centra registreren van alle kinderen de uitkomsten van de diagnostiek volgens vaste voorschriften. Hieruit blijkt dat de meeste kinderen niet alleen problemen in de spraak-taalontwikkeling hebben, maar ook op andere gebieden zoals intelligentie, gedrag, op medisch gebied of in de thuissituatie (Buekers & Degens, 2007). KADER 1. bijvoorbeeld Zink & Breuls, 2012 en Burger et al, 2012 voor meer informatie en uitgebreide referenties. - Problemen in motoriek en/of motorische planning kunnen te zien zijn in spraakproductie, zinsbouw, en/of verhaalopbouw. - Gehoorproblemen, waaronder ook wisselende gehoorverliezen of problemen in de auditieve verwerking, zijn vaak zichtbaar in spraakproductie, spraakperceptie en taalbegrip. In de één-op-één situatie zijn gehoorproblemen vaak niet als zodanig te herkennen, en ook ouders kunnen dit meestal niet goed inschatten. - Een beneden gemiddelde niet-talige intelligentie belemmert in bijna alle gevallen de spraak-taalontwikkeling. Vaak, maar niet in alle gevallen, scoort een kind dan beneden gemiddeld op taalbegripstesten en testen voor de woordenschat. De spraakproductie is vrij onafhankelijk van intelligentie. - Problemen op het gebied van aandacht en prikkelverwerking kunnen gevolgen hebben voor spraakproductie, woordvinding, taalbegrip, verhaalopbouw en conversatievaardigheden. Kinderen met aandachtsproblemen leveren vaak betere prestaties tijdens de testafname, waardoor de testscores veel beter zijn dan verwacht op basis van het verhaal van ouders en vooral de leerkracht. Aandachtsproblemen zijn eerder terug te zien in tests waarbij grotere hoeveelheden informatie moeten worden verwerkt of verteld, zoals een CELF-4-NL Tekstbegrip of een verteltaak. - Problemen met het geheugen zijn heel divers en kunnen op verschillende manieren invloed hebben op de taalontwikkeling. Vooral problemen in het auditieve korte-termijn geheugen en het werkgeheugen (het kortdurend vasthouden en bewerken van informatie) zijn voor de taalontwikkeling van belang. Deze zijn terug te zien in spraakproductie, woordvinding, woordenschat, grammaticale regels, nazeggen, zinsbegrip en tekstbegrip. Sommige testonderdelen doen een groot beroep op het geheugen van kinderen, bijvoorbeeld CELF-4-NL Zinnen Herhalen waarin de zin exact moet worden herhaald en moeilijke inhoudswoorden worden gebruikt. Problemen in het geheugen zijn voor ouders vaak moeilijk te beoordelen, omdat het geheugen ook het episodisch geheugen (het onthouden van gebeurtenissen) of het visueel-ruimtelijk geheugen (routes onthouden) omvat. Een kind kan na één keer rijden precies weten wat de route is naar het zwembad, terwijl het onthouden van een opdrachtje niet lukt. - De sociaal-emotionele ontwikkeling is eveneens van invloed op de spraak-taalontwikkeling. Kinderen met contactproblemen hebben bijna altijd bijzonderheden in de communicatieve ontwikkeling, vooral op het gebied van de taalinhoud en het taalgebruik. Angstige kinderen laten vaak minder horen dan ze kunnen. Het is belangrijk om bij vermoedens van problemen in de sociaal-emotionele ontwikkeling het functioneren van het kind in verschillende omgevingen goed in kaart te brengen, eventueel met vragenlijsten. - Wanneer een kind thuis kwantitatief of kwalitatief onvoldoende taalaanbod krijgt, betekent dit niet dat een kind niet gaat praten. Wel wordt vaak gezien dat de taalontwikkeling vertraagd is, of dat er een groot verschil is tussen sociale, dagelijkse taalvaardigheid en schooltaalvaardigheid. In de tests scoort een kind dan vooral zwak op bijvoorbeeld woorden- NUMMER 6, juni

10 10 LOGOPEDIE schat, semantische relaties, tekstbegrip en verhaalopbouw. Wanneer er een vermoeden is van bijkomende factoren, is het raadzaam om nader onderzoek te laten doen, in overleg met ouders en huisarts. Soms is er al een vermoeden welke factoren een rol kunnen spelen en kan gericht verwezen worden naar bijvoorbeeld een kinderfysiotherapeut, KNO-arts of naar de GGZ, een orthopedagoog of een audiologisch centrum. Met alle gegevens uit de intake en het onderzoek kan de diagnose in ICF-termen worden geformuleerd. De behandeling wordt vormgegeven vanuit SMART-behandeldoelen, in termen van ICF, dus inclusief communicatieactiviteiten en participatie (Kuiper, 2013). Er wordt ook rekening gehouden met persoonlijke en externe factoren. Bij het opstellen van de doelen bepaalt de logopedist al op welke wijze zij gaat meten of het doel behaald is. Evaluatie van de behandeling Bij het evalueren of een behandeldoel is gehaald, wordt gekeken naar de M van Meetbaarheid uit het SMART geformuleerde behandeldoel. Deze meetbaarheid kan betekenen dat een test(onderdeel) wordt herhaald, maar kan ook betekenen dat er een gestructureerde observatie plaatsvindt, een vragenlijst wordt uitgezet en geïnterpreteerd of dat bij de leerkracht wordt nagevraagd of in het doel omschreven communicatief gedrag gezien wordt. Op het gebied van testen kan het eerder afgenomen testonderdeel worden herhaald. De volgende vragen zijn daarbij relevant: 1. Op welke termijn kan ik de test herhalen? Soms is het nodig dat de taalvaardigheden van een kind opnieuw worden beoordeeld. Bij een beoordeling met gebruikmaking van dezelfde test kan er echter sprake zijn van een test-hertesteffect. Daaronder wordt de vooruitgang in scorepunten verstaan die optreedt tussen de eerste test en de hertest, doordat het kind iets heeft geleerd van de eerste afname van de test; een vooruitgang die dus niet het resultaat is van wat het kind heeft geleerd na het afnemen van de eerste test. (Wiig et al, 2005). Bij sommige testonderdelen verwacht je eerder een leereffect dan bij andere testonderdelen. Zo is het leereffect van een woordontwikkelingstaak waarschijnlijk verwaarloosbaar; het kind krijgt het juiste woord niet van de testleider te horen en krijgt geen feedback op zijn benoemingen. Bij een tekstbegripstaak ligt leereffect meer voor de hand. Door het vaker horen van de tekst kan deze misschien beter worden onthouden en begrepen. Bij de STTB en de STTP-II is beschreven na hoeveel tijd een test kan worden herhaald: voor jonge kinderen (taalontwikkelingsniveau onder vier jaar) kan men hertesten na minimaal drie maanden. Bij kinderen met een taalontwikkelingsniveau vanaf 4 jaar kan dit na minimaal zes maanden. Voor het T-TOS geldt dit ook. Bij andere tests staat dit niet beschreven, maar kan dezelfde richtlijn worden aangehouden. Natuurlijk test de logopedist wanneer zij behoefte heeft aan gegevens over de status van dat moment. Bij oudere kinderen kan tussen testmomenten dan ook meer dan een half jaar tijd zitten. 2. Welke verandering is significant? Het vergelijken van testresultaten is het best mogelijk als dezelfde test wordt herhaald. Bij een paar testen geeft de handleiding richtlijnen voor wanneer een verschil significant is. In het CIO is een verandering van de interpretatie van de W-score (van zwak naar risico of van risico naar gemiddeld of zwak naar gemiddeld) een aanwijzing voor significante verbetering. Bij de STTB en STTP-II is onderzocht wat significante verbetering is. Bij de STTB is dit een verandering van 7 Q- punten. Voor de STTP-II gelden de volgende veranderingen: woordontwikkeling 9 Q-punten, zinsontwikkeling 8 Q-punten, pseudowoorden 6 Q-punten, verhaaltest 11 Q-punten en auditief geheugen 12 Q-punten. Bij andere tests staat dit niet beschreven. Wanneer een betrouwbaarheidsinterval gegeven is, dient het betrouwbaarheidsinterval van de nieuwe score geheel boven die van de oude score te liggen, om te kunnen spreken van significante vooruitgang. Wanneer geen betrouwbaarheidsintervallen voorhanden zijn, kan een verandering in standaarddeviatie van + 0,7 worden aangehouden, om te kunnen spreken van vooruitgang. Om diverse redenen, bijvoorbeeld omdat het kind niet meer binnen het leeftijdsbereik van de test past, kan het voorkomen dat het niet mogelijk is om dezelfde test te herhalen. Via het omrekenen van testresultaten naar standaarddeviaties, is het mogelijk testen te vergelijken. Houd er rekening mee dat een gedeelte van het verschil verklaard zou kunnen worden uit het feit dat er een andere test is gebruikt. Dit verschil kan een afbreuk doen aan de vooruitgang of juist vooruitgang suggereren die er niet is. Naar aanleiding van de evaluatie van de behandeldoelen maakt de logopedist de keuze om nieuwe behandeldoelen te formuleren of de behandeling af te ronden. Als de behandeling nog niet afgerond kan worden of doelen niet behaald zijn, overweegt de logopedist opnieuw of doorverwijzing nodig is. Nader onderzoek kan inzicht geven in instandhoudende en belemmerende factoren, zoals problemen in geheugen of intelligentie, zodat de behandeling daarop kan worden aangepast. Casus Intake Daan van 3;6 jaar is verwezen door de huisarts. De pedagogisch medewerker van de peuterspeelzaal heeft ouders geadviseerd om met Daan naar de logopedist te gaan. Zij kan hem niet verstaan, hij speelt weinig met andere kinderen en bij verhaaltjes in de kring is hij niet goed betrokken. Hij vindt het wel leuk om één-op-één met de pedagogisch medewerker te kletsen, ook al verstaat ze hem dan slecht. Hij praat dan met zijn hele lijf. Hij wordt regelmatig boos omdat er misverstanden zijn tussen hem en de andere kindjes. Als Daan te direct benaderd wordt, klapt hij dicht. Daan heeft eerder buisjes gehad en zijn gehoor is nu goed. De ouders van Daan weten meestal wat hij bedoelt. Ze vinden dat hij best goed kan vertellen over van alles. Moeder wordt vaak ingeschakeld als tolk voor Daan, bijvoorbeeld bij opa en oma. Ouders vertellen dat Daan nog niet alle klanken kan maken (hij zegt bijvoorbeeld tip in plaats van kip ) en dat hij korte zinnetjes maakt. Over de ontwikkeling vertellen ouders dat Daan altijd al een makkelijk kind was, ook in zijn gedrag. Hij liep wat later dan andere kinderen, maar nu gaat het goed. Hij lijkt er ook niet zoveel moeite voor te doen. JAARGANG 88

11 Onderzoek De logopedist inventariseert over welke linguïstische aspecten zij nog meer informatie nodig heeft: spraakproductie, spraakperceptie, morfo-syntactische kennis en lexicaalsemantische kennis. Ze kiest voor afname van het Hodson & Paden onderzoek om de spraakproductie in kaart te brengen, omdat ze een fonologisch probleem vermoedt en het een test is die op een indirecte wijze, anders dan een boekje, de spraak in kaart brengt. Op het gebied van spraakperceptie kan het auditief geheugen in kaart worden gebracht met de STTP-II, voor de test Pseudowoorden is Daan nog te jong. De logopedist besluit de spraakperceptie alleen te observeren: ze gaat na of Daan haar goed verstaat en of hij kan horen of de logopedist koekje of toetje zegt door het juiste plaatje aan te wijzen. Daan maakt korte zinnen, maar er zijn ook wel twijfels over zijn taalbegrip. De logopedist besluit de STTB en de STTP-II onderdeel Zinsontwikkeling af te nemen. Hiermee krijgt ze snel en op speelse wijze informatie over zijn morfo-syntactische kennis. Hoewel er geen aanwijzingen zijn voor problemen op lexicaal-semantisch gebied, neemt de logopedist ook de STTP-II onderdeel Woordontwikkeling af. Met de uitslagen van STTB en STTP-II WO en ZO berekent zij Daans Taalquotiënt (zie tabel 2). Test(onderdeel) Hodson&Paden onderzoek Observatie spraakperceptie NUMMER 6, juni 2016 Uitslag STTB TBQ 87 STTP-II ZO ZQ 76 STTP-II WO WQ 79 Schlichting Taalquotiënt TaalQ 77 TABEL 2. Testresultaten start behandeling casus Daan. Test(onderdeel) Hodson&Paden onderzoek Uitslag STTB TBQ 84 STTP-II ZO ZQ 84 STTP-II WO WQ 82 Schlichting Taalquotiënt TaalQ 80 TABEL 3. Testresultaten behandelevaluatie casus Daan.. Analyse en diagnose De logopedist schat in dat de scores betrouwbaar zijn: Daan was goed gericht bij de testafname, ouders waren aanwezig en vonden dat er een goed beeld was gekregen van Daan. Het verschil tussen het taalbegrip en de zinsbouw en woordenschat is significant. De zinsbouw en woordenschat verschillen onderling niet significant. De logopedist concludeert dat Daan een probleem heeft in de taalproductie en dat er een fonologische achterstand is. Zij heeft het vermoeden dat het gedrag dat Daan op de peuterspeelzaal laat zien, een gevolg is van de spraak-taalproblemen. Ze ziet geen aanleiding voor nader onderzoek. Ze start logopedische behandeling op, één keer per week, gericht op fonologische ontwikkeling, woordenschat en zinsbouw. Ze geeft ouders adviezen. Ze observeert Daan op de peuterspeelzaal en geeft ook de pedagogisch medewerkers adviezen. Evaluatie van de behandeling Na een half jaar gerichte therapie doet de logopedist herhalingsonderzoek (zie tabel 3). Daan is vooruitgegaan in zijn fonologische ontwikkeling. Bij de zinsontwikkeling heeft hij een toename van 8 punten, dit betekent dat hij significant vooruitgegaan is. De woordontwikkeling is niet significant verbeterd. De pedagogisch medewerkers en ouders zijn erg tevreden over de vorderingen die Daan heeft gemaakt. Hij is veel beter verstaanbaar en de contacten met andere kinderen op de peuterspeelzaal lopen nu veel soepeler. In overleg wordt besloten de therapie stop te zetten. Daan gaat nu starten op de basisschool en mag al zijn energie steken in het wennen. Over drie maanden neemt de logopedist contact op met ouders en de GFA 40 = ernstig (fronting, stopping, gliding en clusterreductie) Daan verstaat de logopedist goed, ook bij koekje - toetje GFA 14 = mild (gliding, soms clusterreductie) leerkracht om te vragen hoe het gaat met Daan op school. Na drie maanden blijkt Daan nog veel moeite te hebben om mee te draaien in de groep. Hij is regelmatig niet betrokken bij wat er gebeurt in de kring. Hij kan zich niet goed duidelijk maken en hij kiest vaak voor bekende werkjes. Moeder wil graag opnieuw logopedie opstarten. De logopedist en leerkracht adviseren ouders om Daan aan te melden voor onderzoek bij het audiologisch centrum, om meer zicht te krijgen op instandhoudende of belemmerende factoren. Na onderzoek bij het audiologisch centrum blijkt Daan een beneden gemiddelde niet-talige intelligentie te hebben (SON-IQ 83). De spraak-taalontwikkeling lijkt daarmee nu passend bij de leermogelijkheden van Daan. Ouders, logopedist en leerkracht bespreken deze resultaten en maken een plan van aanpak. Op school zal Daan extra ondersteuning en een aangepast programma krijgen. De logopedist stelt haar verwachtingen op het gebied van spraaktaalniveau (stoornisniveau in de ICF) bij en formuleert doelen waarbij participatie centraal staat. Correspondentie Rianneke Crielaard, klinisch linguïst, team Spraak-Taal AC Kentalis te Sint-Michielsgestel, r.crielaard@kentalis.nl. Rianneke Crielaard is daarnaast lid van het expertplatform taal-spraak van de FENAC. Edith Hofsteede-Botden, logopedist/spraaktaalpatholoog, team Spraak-Taal AC Kentalis te Sint-Michielsgestel, e.hofsteede@kentalis. nl. Edith Hofsteede-Botden is tevens vrijgevestigd logopedist te Helvoirt en geeft nascholing op het gebied van fono logie (NabijRotterdam). 11

12 LITERATUURLIJST > Blumenthal, M. & Julien, M. (1999). Anamnese meertaligheid: Taalaanbod en attitudes t.o.v. betrokkene talen. Verkregen op 19 februari 2015 van Professionals/Onze-expertise/Spraak-en-taal/Meertaligheid/ > Buekers, R. & Degens, H. (2007). Classificatie van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen op het Audiologisch Centrum. Stem-, Spraak- en Taalpathologie, 15, > Burger, E., Wetering, M. van de & Werenburg, M. van (red.) (2012). Kinderen met specifieke taalstoornissen: (be)handelen en begeleiden in zorg en onderwijs. Leuven/Den Haag: Acco. > Dunn, Lloyd M. & Dunn, Leota M (2005). Peabody Picture Vocabulary test-iii-nederlandse versie, handleiding. Amsterdam Harcourt Test Publishers > Evers, A., Lucassen, W., Meijer, R. & Sijtsma, K. (2009). COTAN Beoordelingssysteem voor de kwaliteit van testen. Verkregen op 19 februari 2015 van website-openbaar-documenten-nip-algemeen/beoordelingssysteem.pdf > FENAC Expertplatform ST (2005). Multidisciplinaire Diagnostiek bij Taal-/Spraakproblemen KITS-2. Verkregen op 19 februari 2015 van fenac-kits-2.pdf > Intervisiewerkgroep Meertalige Kinderen (2006). Anamnese Meertalige Kinderen. Verkregen op 19 februari 2015 van > Julien, M. (2008). Taalstoornissen bij meertalige kinderen: Diagnostiek en behandeling. Amsterdam: Harcourt Assessment BV. > Kuiper, H. (2004). Methodisch handelen in de logopedie. Assen: Koninklijke Van Gorcum. > Meulen, S. van der et al (2013). Communicatieve Intentie Onderzoek, handleiding. Houten: Bohn Stafleu van Loghum > Schlichting, S. & Spelberg, H.L. (2010). Schlichting test voor Taalproductie-II, handleiding. Houten: Bohn Stafleu van Loghum > Schlichting, S. & Spelberg, H.L. (2010). Schlichting test voor Taalbegrip, handleiding. Houten: Bohn Stafleu van Loghum > Schlichting, L. (2015). De taalvaardigheid in het Nederlands van kleuters van Turkse en Marokkaanse herkomst. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 54, > Taalexpert.nl (jaar onbekend). Scolin Testscorelineaal. Verkregen op 19 februari 2015 van taalexpert.nl/scolin/index.html > Verhoeven, L. et al (2013). Testinstrumentarium Taalontwikkelingsstoornissen, handleiding. Arnhem/Nijmegen: Cito en Expertisecentrum Nederlands > Visker, J.W. (jaar onbekend). Testscorelineaal Verkregen op 19 februari 2015 van > Wiig, E.H. et al (2012). Clinical Evaluation of Language Fundamentals Preschool-Nederlandstalige versie, handleiding. Amsterdam: Pearson Zoons, M. (2014). Taaltestkwalificaties (TTQ). Verkregen op 19 februari 2015 van > Wiig, E.H. et al (2010). Clinical Evaluation of Language Fundamentals-Fourth Edition-Nederlandse versie, handleiding. Amsterdam: Pearson > Zink, I. & Breuls, M. (2012). Ontwikkelingsdysfasie. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Heeft u kinderen die moeilijk aandacht kunnen houden bij therapiesessies? Krijgt u vragen van ouders hoe een kind beter mondelinge opdrachten kan onthouden? Bekijk dan de gratis webinar over de LinC door Esther van Niel op 28 juni om 12 uur. LinC is een uitgeschreven therapieprogramma met veel uitgewerkte oefeningen en opdrachten, inclusief thuisopdrachten, om de aandacht te vergroten bij kinderen. Een greep uit ons geaccrediteerde trainingsaanbod: Geheugen en logopedie: Executieve functies - 27 september 2016 Geheugen en logopedie: Auditief geheugen - 11 oktober 2016 CELF-4-NL verdiepingstraining - 8 november 2016 Taalontwikkelingsstoornissen bij meertalige kinderen - 8 en 29 november 2016 Voor meer informatie en aanmelding zie 12 LOGOPEDIE JAARGANG 88

13 COLUMN Marjolein Coppens Weten waarom Marjolein Coppens is logopedist, docent Nederlands en NT2 en logopediewetenschapper. In 2013 promoveerde zij aan de Radboud Universiteit Nijmegen met een onderzoek naar mogelijkheden voor verbeteren van spraak, taal en gehoor bij mensen met verstandelijke beperkingen. Naast jarenlange werkervaring als logopedist in verschillende soorten speciaal onderwijs en verpleeghuizen, heeft Marjolein ook veel ervaring als hbo, post-hbo en universitair docent. Zij heeft er veel plezier in om logopedie overal positief onder de aandacht te brengen en om kennisgebieden als ethiek, onderwijskunde en psychologie te verbinden met logopedie. Momenteel heeft zij een eigen bedrijf in kennistransfer: zij ontwikkelt onderwijs en opleidingen, schrijft teksten en geeft lessen en cursussen door het hele land. In 2009 verscheen op de wetenschapspagina van de Telegraaf een interview met de titel wetenschap als fundament onder de logopedie. Hele discussies heb ik daarna gevoerd met logopedisten over dit onderwerp. Regelmatig stelde een vakgenoot dat een zelfverzonnen methode bij haar Parkinsonpatiënten echt tot het beste resultaat leidde zodat PLVT niet eens meer werd overwogen. Of een collega stelde dat haar jarenlange werkervaring tot een zo hoge mate van deskundigheid had geleid dat ze geen nieuwe scholingen meer volgde. In 2015 volgde een opnieuw een sterk pleidooi - ditmaal vanuit Ellen Gerritsover het verstevigen van het fundament onder de logopedie. En toch blijft er een communicatiestoornis wanneer we het met elkaar hebben over wetenschap en logopedie. Nee, er komt geen belerend vingertje nu. Maar denk eens even mee over het volgende Wetenschappers vonden materiaal uit dat wordt geaccepteerd door het menselijk lichaam. Daarna volgde pas de toepassing ervan als prothese. Zonder fundamenteel onderzoek is er geen toegepast onderzoek. Fundamenteel onderzoek zoekt naar nieuwe kennis. Op basis van nieuwe kennis wordt gekeken naar mogelijkheden van de toepassing daarvan. Een belangrijke waarde van wetenschap is: waarheidsvinding. Wetenschap probeert de werking van fenomenen en processen in beeld te brengen: hoe zit iets in elkaar, waarom is iets zoals het is, is een bepaalde stelling waar of of juist niet waar? Er wordt dus onderzoek gedaan naar de aard van dingen. We leren er bijvoorbeeld door hoe de mens en de wereld in elkaar steken. NUMMER 6, juni 2016 Wetenschap levert daarbij direct en indirect een bijdrage aan de kwaliteit van leven. Voor nu, voor later en ook voor in de toekomst. Vaak hebben resultaten uit wetenschappelijk onderzoek direct gevolgen voor de kwaliteit van leven van mensen. Kwaliteit van leven gaat bijvoorbeeld over de gezondheid en de levensstandaard van mensen, hun mobiliteit, de kwaliteit van hun sociale netwerken en hun persoonlijke relaties, participatie in de maatschappij en de mogelijkheid hulp te krijgen bij ziekte of andere zorgen. Het gaat daarbij om verwerving van nieuwe kennis en vaardigheden samen. We krijgen beter inzicht in de beste behandeling van mensen met chronische ziekten, weten meer van behandelen op basis van aangetoonde effecten uit therapieen en we leren hoe we nare bijwerkingen kunnen verminderen. Ongelooflijk belangrijk is daarnaast de wetenschap die kijkt naar morele waarden, ethische overwegingen, rechtvaardigheid, besluitvorming of de morele gelijkheid van mensen. In alle opzichten raakt dit ons vak. We kunnen niet voorspellen welke wetenschap het belangrijkst gaat worden voor de toekomst. Dit is afhankelijk van maatschappelijk relevante trends en die gaan dus ook weer voorbij. Creativiteit is daarmee de eigenlijke basis is van wetenschap. Onderzoekers formuleren hun onderzoeksvragen door zich te verdiepen in vraagstukken. Onderzoekers zouden de belangrijkste vraagstukken vanuit ons werkveld en onze kennisgebieden dan ook aangedragen moeten krijgen en geprikkeld moeten worden tot verder nadenken, verkennen en uitdiepen. Zodat ze kunnen zoeken naar budgetten om onderzoek te doen. We weten dat resultaten uit wetenschappelijk onderzoek zeer van belang zijn voor professionalisering, de groei en de waarde van ons vak, in alle opzichten. Verzekeraars kijken naar effecten van logopedische interventies, maar wij zelf willen steeds op de hoogte blijven van ontwikkelingen in de vele verschillende kennis gebieden van de logopedie. We vragen om nascholingen die zijn ontworpen op basis van wetenschappelijke evidentie. Cursussen die alleen zijn gebaseerd op ervaringsverhalen alleen of op leuke belevenissen, trekken nauwelijks nog vakgenoten aan. We willen de nieuwste inzichten kunnen koppelen aan individuele hulpvragen van onze cliënten en patiënten omdat we dan de best mogelijke behandeling kunnen aanbieden: Evidence based practice. We willen kunnen uitleggen waarom we doen wat we doen. Dat kan alleen als we volop blijven communiceren met onderzoekers. Wetenschap begint bij onszelf. 13

14 Michel Dutrée: de nieuwe voorzitter van de NVLF Je kunt niet te ver voor De NVLF heeft sinds 1 mei een nieuwe voorzitter: Michel Dutrée (57). Hij volgt Theo de Koning op die na vijfenhalf jaar voorzitterschap afscheid neemt. Dutrée is ambitieus, ook in deze nieuwe functie. Ik wil de leden laten zien welke absolute meerwaarde de NVLF biedt en tegelijk een eerlijk verhaal vertellen. 14 LOGOPEDIE JAARGANG 88

15 de troepen uitlopen AUTEURS KRISTA HANEVELD, RUUD NANNES De meest urgente opdracht die de nieuwe NVLF-voorzitter Michel Dutrée zich heeft gesteld is het voorbereiden van de eerstelijns logopedisten op de komst van de vrije tarieven logopedie per 1 januari Gedurende de countdown tot die datum moeten de leden goed worden bediend, in het bijzonder de kleinere eenmanspraktijken. Dutrée: Behalve dat we de leden zullen helpen om zich voor te bereiden moeten we de buitenkant van de vereniging sterk organiseren, zodat er een open lijn is met de ministeries VWS en OCW en de zorgverzekeraars. In de ogen van Dutrée is de vereniging te veel bezig met discussies over de inhoud van het vakgebied. Die interne discussies zijn goed. Dat beschouw ik als het strijdvaardige vanuit professionele opvattingen. De keerzijde is, helaas, dat er voor inhoudelijke discussies in de buitenwereld nauwelijks plaats is. Daar draait het om het verkrijgen van de best mogelijke positie voor de logopedie in het politieke zorgdebat. Bewijzen dat de logopedist optimale kwaliteit levert en dus het zorggeld dubbel en dwars waard is. Dat is de opdracht voor de NVLF en haar leden." Vrije tarieven Over de inhoud van het vak maakt Dutrée zich dan ook weinig zorgen. Belangrijk is hoe we de leden de komende maanden kunnen bijstaan bij de invoering van vrije tarieven, zegt Dutrée. We moeten ze helpen op een nette manier hun praktijk te kunnen voeren temidden van al het geweld binnen de gezondheidszorg. Daarmee bedoel ik de enorme toename van administratieve lasten. Alles moet vastgelegd worden en je bent maanden bezig om het terug te draaien als er op dat gebied iets niet goed gaat. Dit geweld komt in verhoogde mate op de logopedisten af bij de invoering van vrije tarieven, want dan worden de kaders losgelaten. We raken de bandbreedte kwijt waarbinnen de kwaliteit in zekere zin een prijsmarge kent. Dit biedt nu nog wat houvast. Vanaf 2017 zal de beroepsgroep zelf de onderbouwing moeten geven voor de kosten en zal de NVLF richting Tweede Kamer tekst moeten hebben als het effect van vrije prijzen voor de beroepsgroep ongewenst is. N=1 is aardig voor de media: daarmee kan je een discussie openen. Maar we moeten zorgen dat onze tekst een vervolg krijgt. Dan is onderbouwing van grote waarde waar de NVLF in moet voorzien. NUMMER 6, juni 2016 Niettegenstaande zijn optimisme wil Dutrée ook wel een realistisch beeld schetsen om de leden met eenvoudige tools goed voor te bereiden. Logopedisten zijn één van de laatste paramedische beroepsgroepen die overgaan van het maximum NZa-tarief naar vrije tarieven. Andere paramedici gingen ons voor. Dit is niet altijd positief afgelopen ook al denken we er achteraf rooskleuriger over. Zo is bijvoorbeeld de solitair werkende fysiotherapeut bijna geheel uitgestorven. Door collectieven te vormen, te verbijzonderen, samen te werken in de eerste lijn, meer onderscheid te maken tussen verzekerde zorg en niet-verzekerde zorg hebben andere paramedici zich aangepast aan de nieuwe wereld van vrije tarieven. Met dit toekomstbeeld houdt de voorzitter dan ook rekening voor de logopedie. Door leden hierop voor te bereiden bied je als NVLF wel de mogelijkheid om andere wegen in te slaan." Integraliteit van de zorg Ketenzorg kan volgens Dutrée goed werken bij een juiste inbedding. Als logopedist heb je een wisselwachtersfunctie binnen het hoofdhalsgebied. Dan moet je kunnen doorverwijzen naar een specialist in datzelfde gebied bij het signaleren en onderzoeken van klachten. Bekendheid bij andere zorgverleners met het logopedisch handelen is dus van belang. Weet bijvoorbeeld een huisarts wat de logopedist allemaal doet? Wanneer het inschakelen van een logopedist zin heeft? Weet de verzekeraar welke vervolgkosten kunnen worden bespaard door inzet van de logopedist? Dat zijn belangrijke elementen waarmee de NVLF de leden uitstekend kan helpen. Preventie of vroegsignalering Hoe ziet Dutrée het belang van preventieve logopedie? Preventie is vooral veel letters op papier, maar in de praktijk is het dossier van niemand. Vraag een tiental ambtenaren naar de definitie van preventie en je krijgt tien keer een ander antwoord. In het jargon van het ministerie van VWS staat preventie in het teken van het aanpakken van ongewenste leefstijlpatronen als roken en te veel en vet eten. Vroegsignalering daarentegen wordt niet gezien als preventie. Bovendien is voor preventie maar heel weinig geld beschikbaar. Als NVLF moeten we juist uitdragen wat de logopedist kan bijdragen aan de gezondheidszorg met vroegsignalering en korte interventies. De bijdrage van logopedie aan het onderwijs heeft Dutrée aan den lijve ondervonden, laat hij zijdelings weten. Als klein jongetje ben ik door vroegsignalering geholpen met de Leesbus. Ik ben daar uitstekend van mijn leesproblemen afgeholpen. Dutrée zegt uit te kijken naar het eerstkomende jaarcongres van de NVLF. Ik verheug me op een goede discussie tijdens het jaarcongres, dat ook over vrije tarieven en organisatie zal gaan, naast vakinhoudelijke thema s. 15

16 Theo de Koning blikt terug Over durf, loslaten en samenwerken Vernieuwen en durven loslaten. Als we de afgelopen vijfenhalf jaar van zijn voorzitterschap met Theo de Koning doornemen, komen deze twee begrippen vaak voorbij. Mijn vertrek per 1 mei heeft alleen met mijzelf te maken: ik verander graag organisaties om ze beter te maken, ze op eigen benen te zetten. De NVLF was zover dat ik kon loslaten. AUTEUR RUUD NANNES 16 LOGOPEDIE Bij zijn afscheid kijkt Theo de Koning nog één keer achterom. Is de boel wel op orde voor zijn opvolger Michel Dutrée? Een paar zaken hebben vooral indruk op mij gemaakt. Dat waren de fraude, het organisch afstoten van de secties, het lobby-traject, de leerstoel Logopediewetenschap en het Paramedisch Platform Nederland. Portret van een oud-voorzitter die zich bedrijfsinternist noemt. In zijn bekende, weloverwogen stijl drukt Theo de Koning zich fijntjes uit. Tijdens dit laatste interview neemt hij nog eenmaal de tijd om de voetafdruk van zijn beleidsperiode in de juiste context te zetten. Aan een aantal onderwerpen heeft hij levendige herinneringen. Zo kostte de fraude veel tijd in de rechtbank vanwege de langlopende strafrecht- en tuchtrechtprocedures. Maar uiteindelijk kreeg de NVLF ruim vijf ton terug: een mooi proces kwam tot een eind. Daar heeft de vereniging lering uit getrokken door de eigen, interne procedures strakker aan te trekken. Theo de Koning: Het opheffen van de secties is geheel volgens organisch proces gelopen. Het had net zo goed kunnen ontaarden in ruziemaken en weglopende leden. Het is nu eenmaal zo dat secties de ruimte geven aan eigen bestuurtjes die daarmee een status verwerven. Dat werkt vroeg of laat tegen je als verschillen van meningen opgetild worden tot zakelijke geschillen. Zonder de secties is er rust gekomen in de gelederen. De drie aandachtsgebieden (eerstelijns logopedisten, logopedisten in het onderwijs en logopedisten in de zorg) moeten voorop staan maar in de oude structuur lag het procederen over interne zakengeschillen voor het oprapen. Middels lobby in Den Haag heeft de NVLF grote stappen gezet. De vereniging is dichter bij de Tweede Kamer en het ministerie gekomen. We hebben de logopedie beter op de kaart kunnen zetten door te praten met Kamerleden. Onze lobby was de start van het opbouwen van een band met politici. De belangrijkste parlementariërs, de JAARGANG 88

17 op voorzitterschap menteerde Guusje Ter Horst van het KNGF (de fysiotherapeuten) mij vanwege de interne eenheid die er nu binnen de NVLF is. Op enig moment dreigde Logovisie een serieuze afsplitsing te worden, maar de initiatiefnemers hebben toch besloten om hun ambitie samen met de NVLF te verwezenlijken. Dit verhaal staat haaks op wat de fysiotherapeuten meemaken. Nu overwegen ook zij om onderdeel te worden van het PPN. Dat zegt wel iets over vertrouwen als onmisbare basis voor samenwerking. Abstracte processen voor leden Binnen een vereniging als de NVLF gaat het nu eenmaal over beleid en leden. Theo de Koning: We zijn in het bestuur en binnen de ledenraad de mogelijkheden nagegaan om leden te interesseren voor de bestuurlijke processen. Dat lukt niet altijd even goed. Zonder wanhopig over te komen, ben ik wel realistisch. Je moet er niet naar willen streven om alle leden achter alle grote, abstracte processen te krijgen. Bestuurlijk gezien heeft de voorzitter een mandaat om te doen wat in het belang is van de leden. Er moet vertrouwen zijn om de organisatie professioneel zijn werk te laten doen. Dan heb je beleidsmedewerkers nodig die op hun gebied deskundigheid meebrengen. Dat is andere deskundigheid dan logopedische. woordvoerders zorg, kunnen nu rechtstreeks benaderd worden. Die staan open voor waar de NVLF zich zorgen om maakt en willen zich daarvoor inzetten. Het instellen van een leerstoel bij de faculteit Geesteswetenschappen, Universiteit Utrecht -en de benoeming van prof. dr. Ellen Gerrits als hoogleraar in de Logopediewetenschap- noemt Theo de Koning de kroon op vijfenhalf jaar voorzitterschap. Ik ben er drieënhalf jaar mee bezig geweest en het is gelukt. Ook dit is goed voor het algemene belang van de vereniging en het aanzien van de beroepsgroep omdat het uitdrukt hoe de individuele leden zich inzetten om kwaliteit van zorg na te streven. Het initiatief voor het Paramedisch Platform Nederland (PPN) kwam voort uit zijn overtuiging dat paramedische beroepsverenigingen zich samen sterker moeten maken. Theo de Koning: Onlangs compli- NUMMER 6, juni 2016 Binnen het verenigingsbestuur en de ledenraad heeft Theo de Koning ook logopedisten ontmoet die dichter bij de interne processen staan. Zij hebben daar interesse voor maar dat geldt niet voor de meerderheid van de leden. Die hou je bij de NVLF door ze goed te helpen als er een vraag is. Gebeurt dat voor een lid op een positieve manier, dan spreekt dat zich verder. Maar laat je als vereniging een steek vallen, wat soms ook gebeurt omdat je niet aan alle individuele wensen kan voldoen, dan heb je zo groepen tegen je. Tegenwerking en subversie zijn schadelijke processen voor een organisatie die afhankelijk is van samenwerking op vrijwillige basis. Dan is er maar één recept: wijs handelen door er niet tegenin te gaan. Zoek met elkaar het overeenkomstige belang. Paradepaard PPN Dat een gezamenlijk belang eerder op een hoger abstractieniveau gezocht moet worden, laat de ontstaansgeschiedenis van het PPN 17

18 zien. Daarom zijn waarschuwing om niet in de valkuil te stappen door de verschillen uit te vergroten. Het feit dat alle paramedici uit algemene middelen worden gefinancierd geeft je een basis om jezelf breder te maken. Daarmee word je zichtbaar en ben je als beroepsgroep in beeld op de momenten dat het over de sector gaat. Als we alleen maar vanuit ons verschillend-zijn hadden gesproken was de federatie er nu niet geweest. Wat hebben de NVLF-leden aan het PPN? Is het een paradepaardje of staat het voor iets anders? Zie het zo. De handen zijn ineen geslagen, het belang van alle vijf de beroepsgroepen wordt onder de aandacht gebracht. Dit lukt je als individuele vereniging lang niet. We hebben ervoor gezorgd dat de paramedische wereld op agenda s staat, waar je voorheen niet werd gezien. Stakeholders denken pas aan je als zij het maatschappelijke belang van de logopedie inzien. Het PPN is een solide en stabiele factor waarmee jouw specifieke belang naar een hoger plan wordt getild. Ministerie en zorgverzekeraars willen dan wel met je rekening houden. Als NVLF ben je te klein om bepalend te zijn in het grote spel dat zich afspeelt in de zorg tussen zorgverzekeraars, ziekenhuizen en huisartsen. Daar wordt het merendeel van het zorgbudget verdeeld. Door je als PPN neer te zetten, word je wel een interessante partij waarmee gesproken wordt. Dat is indirect ook winst waar een individueel NVLF-lid van profiteert. Die blijft anders steken in de mangel van zorgverzekeraars met alle frustratie van dien. Dat kan je veranderen als je aan andere overlegtafels meepraat. Vertel daarom aan de leden wat het belang is dat de NVLF meedoet met PPN. Investeer daarin. Communicatie als smeermiddel De intermenselijke communicatie tussen twee personen is soms al lastig, laat staan de communicatie tussen een bestuur en een achterban. Theo de Koning: Je zult continu met de leden in communicatie moeten zijn. Dat is beter geworden, maar lukt nog niet in alle gevallen. Leden kiezen er soms voor om op veilige afstand van de NVLF zaken te bespreken. Ik denk dan: ga erop af, vraag waarom dat nodig is. Wat weerhoudt logopedisten er soms van om rechtstreeks aan te kaarten wat zij van de NVLF nodig hebben? De uitdaging is dat de NVLF de beroepsgroep bij elkaar weet te houden. Vanuit die positie kun je onderdeel zijn van het grotere paramedische collectief. Neem zo n initiatief als Het roer moet om waar VWS op aandringen van huisartsen toe is overgegaan. Vlak erna werd het PPN-bestuur door het ministerie benaderd om hier ook deel van uit te maken. Dat was niet gebeurd als we alleen maar losse verenigingen van paramedische beroepsorganisaties waren. De leden moeten het fijn vinden als de NVLF meekijkt. Dat vertrouwen moet je hebben, zodat er ontzorging kan zijn Waar staat de NVLF Er zijn een paar zaken waar de bedrijfsinternist nog niet klaar mee was. Het netwerk van logopedisten moet steviger in de regio verankerd worden. Regionalisering kan eraan bijdragen dat meer logopedisten opgaan in een lokale structuur die ontstaat vanuit de behoefte om de zorgvoorziening ter plekke toegankelijk te maken. Het Logopedisch Netwerk is vanuit organisatiekundig oogpunt nog wel een uitdaging. Het revitaliseren van de vereniging ziet Theo de Koning als een doorlopend proces. Misschien zijn we een 7, dat is voldoende. Maar een 8 is pas goed. Door je pro-actiever op te stellen, dichter bij Den Haag (de politiek) te zijn, dat zou wat mij betreft scherper kunnen. Durf en doorzettingsvermogen zijn, naast het loslaten, twee andere eigenschappen die je moet aanspreken in de organisatie. Bemoeien is geen vies woord als het uit betrokkenheid gebeurt. Je moet met elkaar willen praten. De NVLF doet er goed aan om onderdeel te willen zijn van de leden. Op de hoogte zijn van wat hen bezighoudt, de communicatie op gang brengen en houden: dit is een continu proces wat aandacht nodig heeft. De leden moeten het fijn vinden als de NVLF meekijkt. Dat vertrouwen moet je hebben, zodat er ontzorging kan zijn. Zolang dat vakmatig gebeurt, ontdaan van verkeerde verwachtingen en foute denkbeelden, dan kan dat alleen maar goed zijn. Professionaliseren en een gezonde financiële basis zijn voorwaarden voor een vereniging om klaar te zijn voor de dynamiek. Het directeur-bestuurdersmodel zie ik nog steeds als de beste vorm om leiding te geven aan een professionele organisatie waar de verantwoordelijk laag ligt, bij deskundige medewerkers. Dat je daarin zaken vastlegt en registreert spreekt vanzelf. Daar heb je gemak van. De periode die ik heb afgesloten waren jaren waarin zaken zijn opgeschoond en mensen in hun kracht gezet. Er is aan het huis gebouwd, achterstallig onderhoud is weggewerkt. De sleutel kon aan de nieuwe eigenaar worden overgedragen. Ten slotte Nadat het interview ten einde was stuurde Theo de Koning aan de auteur nog een laatste persoonlijke noot: hij wilde toch nog wel kwijt wat hij van de logopedie vindt. Ik heb de afgelopen jaren grondig kennis kunnen maken met het vak en het is een prachtig vak. Ik heb er veel van geleerd en respect gekregen voor de wijze waarop logopedisten werken met kinderen en volwassenen. Ik dacht dat ik er inmiddels alles van af wist, maar toen ik onlangs in een ziekenhuis belandde en er logopedisten aan mijn bed kwamen en testen bij me afnamen, was ik ineens geen voorzitter maar een patiënt die de logopedist nodig had. Mijn waardering is daardoor alleen maar toegenomen. 18 LOGOPEDIE Het waren vijf intensieve, maar ook plezierige jaren, Ik heb met velen mogen werken en ben daar dankbaar voor. Ik wens de logopedie en natuurlijk de NVLF alle goeds toe. JAARGANG 88

19 NVLF-APP Al ruim KEER gedownload! Wij maken het u graag gemakkelijk! Met onze app kunt u heel eenvoudig gebruikmaken van de voordelen die de app u biedt. Zo kunt u alle artikelen uit het Nederlands tijdschrift voor Logopedie op uw tablet of smartphone lezen. Handig ingedeeld per rubriek wanneer u op zoek bent naar een specifiek onderwerp. Fijn voor onderweg! Bovendien is via deze app het laatste nieuws te vinden. Overzichtelijk en up to date. Via de agenda mist u niet één belangrijk seminar of workshop en wordt dit met één druk op de knop direct in uw agenda geplaatst. Laat u overtuigen door onze handige app en download m gratis. Exclusief voor leden. De NVLF-APP wordt gerealiseerd door Performis/next level publishing tevens uitgever van dit magazine.

20 Opening Language and Hearing Center Amsterdam 3 maart Amsterdam AUTEURS MONIQUE J.A. LAMERS, ELINE CHANTAL VAN KNIJFF FOTO'S ALIEKE BREURE Op 3 maart 2016, internationale World Hearing Day met als thema Childhood hearing loss: act now, here is how, vond de officiële opening van het Language and Hearing Center Amsterdam (LHCA) plaats. Voor deze feestelijke gelegenheid werd een symposium georganiseerd rondom het thema: de effecten van hoorstoornissen op het functioneren van jonge opgroeiende slechthorende en dove kinderen. 20 LOGOPEDIE Het LHCA, opgericht door prof. dr. Martine Coene (Leerstoelhouder Toepaste taalwetenschap, Vrije Universiteit, Amsterdam) en klinisch fysicus audioloog dr. Theo Goverts (VUmc, KNO Ear&Hearing), is een centrum dat wetenschappelijk onderzoek uitvoert en onderwijs organiseert rondom taal en gehoor. Het richt zich onder andere op jonge slechthorende en dove kinderen. Met hun taal nog volop in ontwikkeling kunnen kinderen niet, of minder goed, terugvallen op talige kennis om een ontbrekende of gebrekkige input vanwege hun slechthorendheid te compenseren. Sinds de invoering van de Wet Passend Onderwijs gaan deze kinderen vaker naar het reguliere onderwijs. Binnen het reguliere onderwijs is de kwaliteit en de kwantiteit van de taalinput extra van belang. De rumoerige omgeving van een klaslokaal maakt het immers nog moeilijker voor deze kinderen de les te volgen of te communiceren met hun klasgenootjes of leerkrachten. Een van de speerpunten vanuit de taalwetenschappelijke hoek is de relatie tussen talige ontwikkeling en schoolse vaardigheden van slechthorende kinderen, bijvoorbeeld door te onderzoeken hoe voor deze kinderen een optimale omgeving gecreëerd kan worden voor het verwerven van taal. In zijn openingswoord lichtte dr. Theo Goverts de complexe wisselwerking tussen taal en gehoor toe. Bij een aangeboren gehoorverlies is de taalontwikkeling bedreigd. Bij onderzoek naar de behandeling van jonge, slechthorende kinderen is taal een uitkomstmaat die het effect van de behandeling bepaalt. Maar bij onderzoek naar het verstaan door deze kinderen (en slechthorende volwassenen) is taal juist een van de factoren die de mate van het verstaan bepaalt. De goed bezochte middag, waar een tweehonderdtal vakgenoten en experts elkaar ontmoetten, bestond uit lezingen van prof. J. Bruce Tomblin en prof. Gary Morgan, elk gevolgd door een discussie met experts in het vakgebied. De middag werd afgesloten met een posterreceptie waar recent onderzoek, veelal door jonge onderzoekers, gepresenteerd werd. De bundeling van (internationale) kennis van het LHCA is voor mij belangrijk. Het biedt logopedisten in de vrije vestiging een schat aan kennis en informatie (onderzoek, scholing, vraagbaak) die zij nodig hebben om hun cliëntjes te ondersteunen in hun algehele ontwikkeling. Anneke Tromp logopedist bij SpreekTaal logopedisten. 1 De lezing van professor Bruce Tomblin (Communication Sciences and Disorders, University of Iowa) ging over zijn recent gepubliceerde langlopende onderzoek onder Amerikaanse kinderen met matig tot ernstig gehoorverlies: Outcomes of Children with Hearing Loss (Tomblin & Moeller, 2015). Niet alleen het longitudinale karakter van het onderzoeksproject, maar ook de gekozen doelgroep maakt deze JAARGANG 88

21 Na de lezing van professor Tomblin stelt Dr. Goverts de leden van het discussiepanel voor en introduceert hij de discussiepunten. studie uniek. Het betreft een relatief weinig onderzochte populatie, namelijk kinderen tussen de twee en vijf jaar met een matig tot ernstig gehoorverlies (tussen de 25 en 75 db). De centrale vragen van dit project waren: In hoeverre lopen kinderen met matig tot ernstig gehoorverlies risico op problemen in de spraak- en taalontwikkeling? en Hoe wordt dit beïnvloed door klinische interventies zoals vroegtijdige onderkenning en het gebruik van gehoorapparaten?. Tomblin heeft voor elk kind op meerdere momenten gedurende minimaal 3 jaar informatie verzameld over het gehoor, de taalontwikkeling en de input die het kind ontvangt. Zo zijn er voor alle leeftijden verschillende gestandaardiseerde taaltests afgenomen. Bovendien werd rekening gehouden met leeftijd van interventie en in welke mate de kinderen gebruik maakten van hun hoortoestel. Het onderzoek laat voor alle leeftijdsgroepen hetzelfde patroon zien: kinderen met gehoorverlies vallen weliswaar binnen de normaalzone van de verschillende afgenomen gestandaardiseerde taaltesten, maar scoren toch significant lager dan de normaal horende controlegroep. Bovendien bleek er binnen de groep van slechthorende kinderen een grote variatie, die onder andere samenhangt met de mate van gehoorverlies. Kinderen met ernstiger gehoorverlies laten slechtere taaluitkomsten zien. Het goede nieuws voor de kinderen, hun ouders, maar ook voor de klinische praktijk, is de winst die behaald wordt met interventie NUMMER 6, juni 2016 door het in gebruik nemen van een hoortoestel: hoe beter het effectieve spraakverstaan met een hoortoestel van deze kinderen is, hoe beter hun taal zich ontwikkelt. Daarnaast werd ook bevestigd dat consequent gebruik van een hoortoestel een betere taalontwikkeling tot gevolg heeft. Voorwaarde is dan wel een optimale afstelling en werking van het gehoorapparaat. Hierin ligt, volgens Tomblin, dan ook een belangrijke opdracht: er is nog veel winst te behalen in de fitting van hoortoestellen. Uit het onderzoek van de audiologen in het team blijkt dat voor een kwart van de onderzochte groep de meest optimale fitting niet wordt bereikt (McCreery, Bentler, & Roush, 2013). Vaak wordt in taalontwikkeling over een kritieke leeftijd gesproken. Het is logisch dat er dan ook een kritieke leeftijd zou gelden voor interventies bij gehoorverlies. De data die Tomblin presenteerde, toonden dat de grenzen van deze kritieke leeftijd niet scherp zijn. Kinderen die pas op latere leeftijd (na 6, 12 of 18 maanden) een hoortoestel krijgen, laten zelfs een sterkere groei zien dan kinderen die op nog jongere leeftijd een toestel kregen. Op een leeftijd van 6 jaar hebben ze echter nog niet hetzelfde hoge niveau bereikt. Achterstanden manifesteren zich vooral in werkwoordsmorfologie en semantiek. Tomblin wees hierbij wederom op de rol van de mate van gehoorverlies, die bepalend is voor de ernst van de morfologische achterstand. 21

22 In de discussie met klinisch-fysicus audioloog dr. Van Zanten (UMCU), prof. dr. Van Wieringen (Faculteit Geneeskunde, KU Leuven), prof. dr. Snik (KNO, Radboud UMC) en prof. dr. Gemke (Kindergeneeskunde, VUmc/AMC), geleid door dr. Goverts, werden vooral de implicaties van dit onderzoek voor de klinische praktijk besproken. Waar liggen de belangrijkste verbeterpunten voor de begeleiding van deze groep kinderen zodat ze kunnen opgroeien tot zelfstandige en volwaardige deelnemers aan de maatschappij? Bediscussieerd werden het belang van interdisciplinaire begeleiding en het nut van training. Vastgesteld werd dat de kwaliteit van de input cruciaal is en dat het loont hier veel aandacht aan te geven bij interventie en therapie. Heel mooi om zo te zien dat vroegtijdig revalideren zeker zinnig is, ook bij lichte tot matige gehoorverliezen. Daarnaast werd ook goed zichtbaar dat kinderen die (om wat voor reden dan ook) later gerevalideerd worden, hun achterstand toch lijken in te lopen. Daniella Bakker logopedist bij het audiologisch centrum van VUmc. 22 LOGOPEDIE Daarna volgde de lezing van professor Gary Morgan (Psychology/ Language and Communication Sciences, City University London). Hij ging in op de invloed van doofheid en taal op de ontwikkeling van uitvoerende regelfuncties (ook wel executieve functies genoemd) die ons gedrag sturen. Passend bij een van de belangrijkste doelstellingen van het LHCA stelt Morgan zich als doel in zijn onderzoek [to] translate how we can help hearing impaired children to learn better. Zijn onderzoek richt zich daarbij specifiek op de rol van de ontwikkeling van executieve functies in relatie tot taalontwikkeling bij horende en slechthorende kinderen. Executieve functies zorgen voor de controle van cognitieve processen zoals planning, werkgeheugen, aandacht, probleemoplossing, inhibitie, mentale flexibiliteit, multitasking en het starten en monitoren van acties. Vrijwel al deze processen zijn cruciaal voor taalontwikkeling en sociale interactie. Morgan illustreerde dit met enkele voor zich sprekende filmpjes met verschillende manieren van communiceren tussen horende ouders en slechthorende kinderen, of juist tussen een ouder, zelf doof, die in gebarentaal communiceert met haar dove kind. Deze voorbeelden vormden de opstap naar een model van de ontwikkeling van verschillende executieve functies en hoe deze zich manifesteren in de taalontwikkeling. Wanneer een kind van ongeveer 2 jaar oud met een ouder in gesprek is over iets uit het verleden, wordt een beroep gedaan op werkgeheugen, is het richten van aandacht nodig en is er sprake van switchen en inhibitie. Het kind kan woorden segmenteren, informatie herhalen, ophalen en toevoegen in een gesprek. Wanneer vervolgens de neurale netwerken zich uitbreiden en er controle is over emotionele processen, dan is multitasking beter mogelijk en heeft het kind meer controle over verschillende taken. Op talig gebied beschikt het kind dan doorgaans over een complexere grammatica en ontwikkelt de pragmatiek zich. In een nog later stadium is het kind in staat om tot volwaardige narrativiteit te komen waarin gecommuniceerd wordt over Het discussiepanel naar aanleiding van de lezing van professor Morgan met (van links naar rechts prof. dr. Morgan, prof. dr. Knoors, dr. Hermans, prof. dr. Leybaert. prof. dr. Van den Bogaerde en dr. Ketelaar. zaken buiten het hier en nu. Een van de essentiële processen voor een goede ontwikkeling is dat kinderen tegen zichzelf spreken in spel. Dit is iets wat dove kinderen, maar vooral ook dove kinderen die horende ouders hebben die geen gebarentaal beheersen, minder doen. Met name deze kinderen hebben een kleinere woordenschat dan horende kinderen, of dan kinderen die doof zijn en opgevoed worden door (dove) gebarende ouders. Het onderzoek dat Morgan en zijn team hebben uitgevoerd beslaat 125 normaal horende kinderen en 108 dove kinderen met een leeftijd tussen de 6 en 11 jaar, de leeftijd waarop een atypische ontwikkeling van executieve functies zich vaak begint te manifesteren. Naast verbale taken werden ook non-verbale taken onderzocht, werd de expressieve woordenschat getest, en werd het effect van tijdsdruk bij verschillende taken gemeten. Met een uitgebreide analyse van de resultaten vond Morgan antwoorden op twee centrale vragen. De eerste vraag, Is er een verschil in non-verbale executieve functies tussen horende en niet horende kinderen?, werd positief beantwoord. Op vrijwel alle taken deden de horende kinderen het beter, zelfs wanneer er gecorrigeerd werd voor verwerkingssnelheid en non-verbaal vermogen. Het antwoord op de tweede vraag, Wat is de relatie tussen executieve functies en taal van dove kinderen?, moet gezocht worden in de woordenschat van LOGOPEDIE JAARGANG 88

23 Ik liet bij de CELF vaak het onderzoek naar executieve functies zitten, omdat het allemaal al zoveel tijd kost, maar ben weer begonnen dat wel te doen. Diane Sinke logopedist bij logopediepraktijk Oud-Charlois-Pendrecht. gelijk zijn. Denk bijvoorbeeld aan een non-verbale inhibitie-taak waarbij conceptualiseren geen rol speelt of een visuospatiële werkgeheugen taak zoals de corsi block tapping task. Gewezen werd op de variabiliteit waarmee executieve functies ingezet kunnen worden op verschillende leeftijden en bij verschillende populaties, zoals het richten van aandacht bij gebarentaal of totale communicatie. Opnieuw werd ingegaan op training en therapie. Iedereen was het er over eens dat hier ongetwijfeld mogelijkheden liggen, hoewel er op dit moment over effectiviteit nog maar weinig bekend is. Meer onderzoek is dan ook nodig en het LHCA zal er zeker aan bijdragen om tot meer inzicht te komen. Zowel in lezingen als in posters zijn deze middag vele nieuwe ontwikkelingen en inzichten voor het voetlicht gebracht. Waartoe deze ontwikkeling mogelijk kan leiden, werd uitstekend verwoord in een citaat dat in de discussie na de lezing van Tomblin naar voren kwam: The ultimate goal [ ] is an independent adult who is equipped to choose and pursue his or her own goals to personal fulfillment. Among the prerequisites will be the knowledge and skills needed to earn a living and the ability to establish meaningful relationships with others (Boothroyd, 2000, p. 3). Jonge kinderen met een hoorstoornis helpen beter mee te kunnen doen, is ook precies wat het LHCA nastreeft. de kinderen. Morgan en zijn collega s vonden duidelijke correlaties tussen woordenschat en scores op de verschillende executieve functie-taken, zelfs voor taken waarbij verbaal redeneren niet noodzakelijk was. Eerdere studies veronderstelden dat sensorische auditieve input een noodzakelijke voorwaarde zou zijn voor een goede ontwikkeling van executieve functies. De resultaten van Morgan geven echter iets anders aan: op verschillende taken (onder andere geheugentaken en de taak odd one out ) werd namelijk geen verschil gevonden tussen normaal horende kinderen met horende ouders en dove kinderen die waren grootgebracht door dove gebarende ouders en die dus geen of een zeer beperkte sensorische auditieve input hebben. Dove kinderen met horende ouders die geen gebarentaal kenden, scoorden echter wel lager dan normaalhorende kinderen (Marshall et al., 2015). Ook deze lezing werd gevolgd door een paneldiscussie, dit keer met prof.dr. Knoors (RU Nijmegen/Kentalis), prof. dr. Van den Bogaerde (UVA/HU), dr. Hermans (Kentalis), dr. Ketelaar (NSDSK) en prof. Leybaert (UL Brussel) die geleid werd door prof. Coene. De vraag werd opgeworpen of talige functies en executieve functies wel goed van elkaar te onderscheiden zijn. In interactie met het publiek gaf Morgan aan dat er eerder sprake is van een mix dan dat ze precies NUMMER 6, juni 2016 Noten 1 Dank gaat uit naar Alieke Breure (LHCA/VUmc) voor het maken en aanleveren van de foto s en het aanleveren en invoegen van de reacties van logopedisten die bij de opening aanwezig waren. LITERATUURLIJST > Boothroyd, A. (2000). Management of hearing loss in children: no simple solutions. In: R. Seewald (Ed.), A sound foundation through early amplification. Proceedings of an International Conference. Phonak. > Marshall, C., Jones, A., Denmark, T., Mason, K., Atkinson, J., Botting, N., & Morgan, G. (2015). Deaf children s non-verbal working memory is impacted by their language experience. Frontiers in Psychology, 6, org/ /fpsyg > McCreery, R. W., Bentler, R. A., & Roush, P. A. (2013). Characteristics of hearing aid fittings in infants and young children. Ear and Hearing, 34(6), > Tomblin, J. B., & Moeller, M. P. (Eds.). (2015). Outcomes of Children with Hearing Loss (OCHL) [Special issue]. Ear & Hearing, 36(S1). 23

24 Vragen over Vrije tarieven AUTEUR KRISTA HANEVELD Als het aan minister Schippers ligt zijn de vrije tarieven over een paar maanden een feit. De NVLF pleit voor de juiste randvoorwaarden en werkt aan een goede voorbereiding. Even de feiten op een rij aan de hand van zeven vragen en antwoorden. Waarom vrije tarieven? Het vrijgeven van de tarieven is een vorm van deregulering. Deregulering is het verminderen van officiële regelingen, wetten en bemoeienissen van overheidswege zoals het ministerie van VWS en de Nationale Zorgautoriteit. De NZa heeft met het vrijgeven van prijzen voor ogen dat zorgaanbieders meer in kwaliteit investeren, nieuwe producten ontwikkelen en ondernemender worden. Bovendien worden de kosten van zorg inzichtelijk voor de consument. Volgens de instantie stimuleert het vrijgeven van de tarieven zorgaanbieders om zich van elkaar te onderscheiden om zo de gunst te winnen van zorgconsument en zorgverzekeraar. De NZa onderzoekt daarom per beroepsgroep of de consument beter af is als er vrije prijzen gelden. De NZa speelt in het proces van vrijgeven een leidende rol: zij adviseert de minister of het vrijgeven van een markt verstandig is of niet. Er komt alleen een positief advies van de NZa als vrijgeven goed is voor de consument. Wat betekent vrije tarieven? Na invoering van vrije tarieven mogen zorgaanbieders zelf de prijs vaststellen. Er geldt dan geen maximum- of minimumprijs. In de De NVLF is van mening dat vrije tarieven niet mogelijk zijn zonder een goede basis onder het contracteerproces praktijk betekent het dat de zorgverzekeraars bij het aanbieden van een overeenkomst met een tariefvoorstel komen. Bij ondertekening van de overeenkomst wordt dat tarief in rekening gebracht bij de zorgverzekeraar. Wat is de visie van de NVLF? In eerste instantie heeft de NVLF aangegeven geen voordelen te zien bij de invoering van vrije prijzen. Het feit dat de zorgverzekeraars onder de maximum tarieven contracteren maakt dat de logopedist in feite al te maken heeft met tariefregulering. Door het missen van een maximum tarief, vastgesteld door de NZa, is in de toekomst niet meer inzichtelijk waaruit het tarief voor een logopediebehandeling opgebouwd moet zijn. Nu minister Schippers de Kamer heeft laten weten dat ze, op voorspraak van de NZa, de tarieven vrij wil geven, accepteert de NVLF dit besluit niet zonder meer. De vereniging geeft aan dat invoering van vrije prijzen niet mogelijk is zonder een goede basis onder het contracteerproces. Met succes heeft de NVLF de Kamerleden veelvuldig gevoed met informatie om te proberen alsnog de beslissing van de minister te beïnvloeden. De NZa is terug naar de tekentafel om een opbouw van tarieven op te stellen. 24 LOGOPEDIE JAARGANG 88

25 Welke invloed heeft de NVLF kunnen uitoefenen op het voornemen tot vrije tarieven? De NVLF is tegen het vrijgeven van de tarieven en heeft dit standpunt ook in de gesprekken met de NZa naar voren gebracht. Nadat minister Schippers de Tweede Kamer heeft laten weten dat ze de tarieven vrij wil geven belandde het onderhandeltraject in een eindfase. Sindsdien voedt de NVLF de Kamerleden met informatie om zo te proberen alsnog de beslissing van de minister te beïnvloeden. Voor de NVLF is de tariefsoort (vrij of vast) geen doel op zich, maar de vereniging is wel van mening dat invoering van vrije prijzen niet mogelijk is zonder een goede basis onder het contracteerproces. In het dossier Vrije tarieven logopedie op de site ikbenlogopedist.nl vindt u de documenten die de NVLF heeft opgesteld en richting Kamerleden heeft gestuurd. Dit niet zonder resultaat. Er zijn al meerdere vragen gesteld in de Kamer en zelfs moties ingediend. Wat is de status rondom vrije tarieven? Naar aanleiding van een brief die de NVLF naar leden van de Tweede Kamer stuurde, is eind april een debat gevoerd over het voornemen om vrije tarieven door te voeren. Een drietal Kamerleden heeft de zorgen die de NVLF heeft geuit opgepakt dat daaruit drie moties zijn ingediend. Deze moties kwamen van Renske Leijten (SP), Agnes Wolbert (PvdA) en Carla Dik-Faber (ChristenUnie). De motie van Kamerlid Wolbert werd bijna unaniem aangenomen. Wolbert geeft met deze motie aan het eens te zijn met de visie van de NVLF dat invoering van vrije prijzen niet mogelijk is zonder duidelijke randvoorwaarden voor het contracteerproces. De PvdA stelt dat voor 1 juli 2016 bekend moet zijn wat de opbouw van de tarieven is en uit welke clusters ze bestaan, zodat er bij de onderhandelingen tussen logopedist en zorgverzekeraar duidelijkheid is voor beide partijen. Kortom, de minister gaat de NZa vragen een opbouw voor de tarieven op te stellen. Dit moet volgens woordvoerder Annelies van Dijk van de NZa leiden tot een handleiding die gebruikt kan worden bij het bepalen van de tarieven. De minister beoordeelt deze handleiding en neemt dan een definitief besluit. We verwachten niet dat het de invoering van vrije tarieven per 1 januari 2017 zal doen uitstellen. De Kamer wordt uiterlijk 1 juli 2016 geïnformeerd. NVLF blijft dit op de voet volgen. Zijn er voorbeelden van vrije tarieven in de zorg en wat zijn de ervaringen? Sinds de Zorgverzekeringswet in 2006 van kracht ging zijn in meerdere sectoren vrije tarieven doorgevoerd. De prijzen zijn al vrijgegeven voor eerstelijnspsychologie, farmacie, fysiotherapie, oefentherapie, diëtiek, tandartsen, orthodontisten, mondhygiënisten en tandprothetici. De NZa stelt voor deze beroepsgroepen niet langer de tarieven vast. Volgens de NZa heeft dit voor geen van de sectoren tot problemen geleid. Woordvoerder Annelies van Dijk van de NZa: Alleen in het geval van de mondzorg is de pilot stopgezet. Nu reguleren we de tarieven voor mondzorg weer meer, omdat de tarieven enorm stegen na invoering van vrije tarieven. Van Dijk verwacht niet dat dit bij logopedie zal gebeuren. Je kunt beter een vergelijking maken met fysiotherapie waar in 2008 de vrije tarieven zijn ingevoerd. In dat eerste jaar hebben we een marktscan uitgevoerd om de ontwikkelingen te monitoren en hieruit bleek dat de invoering soepel verliep. Ook bij logopedie zullen we de ontwikkeling na invoer van vrije tarieven monitoren. Dit is door minister Schippers ook aan de NVLF toegezegd. Hoe kan de NVLF helpen in aanloop naar en bij de start van de vrije tarieven? Samen met de NZa maakt de NVLF een factsheet over de verplichtingen die de vrije tarieven met zich meebrengen en hoe logopedisten dit het beste kunnen oppakken. Denk hierbij ook aan heel praktische zaken als het verplicht zichtbaar maken van prijs lijsten. Ook ontwikkelt de NVLF een calculatiemodel waarmee logopedisten de prijzen kunnen bepalen. Bovendien verzorgt de vereniging de voorlichting richting patiënten om deze te informeren over de veranderingen die zij kunnen verwachten. NUMMER 6, juni

26 Taalachterstand of taalontwikkelingsstoornis? Diagnosestelling bij meertalige kinderen als testen in beide talen niet mogelijk is auteurs tessel boerma LINGUÏST EN PROMOVENDA UNIVERSITEIT UTRECHT Het kan in de praktijk moeilijk zijn om te bepalen of een meertalig kind een taalontwikkelingsstoornis (TOS) heeft, omdat taalproblemen zowel door een aangeboren stoornis veroorzaakt kunnen worden als door externe factoren zoals onvoldoende blootstelling aan een taal. Een mogelijk gevolg hiervan is dat een TOS niet wordt opgepikt bij een meertalig kind (onderdiagnose) of dat taalproblemen onterecht worden toegeschreven aan een TOS (overdiagnose). Beide vormen van misdiagnose worden door studies uit verschillende landen gerapporteerd en ook in Nederland lijkt er een indicatie te zijn dat kinderen van een culturele minderheid, zoals Turkse en Marokkaanse kinderen, oververtegenwoordigd zijn in het cluster 2 onderwijs (Smeets, Driessen, Elfering, & Hovius, 2010). De huidige studie heeft als doel een bijdrage te leveren aan verbetering van diagnostiek bij meertalige kinderen, om zo geschikt onderwijs en behandeling te kunnen bieden aan elk kind met taalproblemen. elma blom LINGUÏST EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT UNIVERSITEIT UTRECHT 26 LOGOPEDIE Kinderen die meertalig opgroeien ontvangen vaak minder input in één taal in vergelijking met eentalige kinderen die dezelfde taal leren, en kunnen als gevolg daarvan een taalachterstand ontwikkelen (Hoff et al., 2012). Taalproblemen van deze kinderen kunnen aan de oppervlakte overeenkomsten vertonen met de taalproblemen van kinderen met een TOS (Paradis, 2005), een aangeboren stoornis die het vermogen om taal te leren disproportioneel beïnvloedt (Leonard, 2014). Hierdoor kan meertaligheid een complicerende factor zijn bij het diagnosticeren van een TOS en speelt de vraag hoe een TOS bij een meertalig kind van een taalachterstand onderscheiden kan worden. Naast veel wetenschappelijk onderzoek dat zich richt op deze vraag, is ook in de praktijk veel werk verzet om diagnostiek bij meertalige kinderen te verbeteren. Zo ontwikkelden Ludo Verhoeven en Anne Vermeer (2001) de Taaltoets Alle Kinderen (TAK) met aparte normen voor meertalige schoolgaande kinderen, en bracht Liesbeth Schlichting in 2006 de Tweetalige Lexiconlijsten uit voor een jongere doelgroep. Daarnaast verscheen in 2012 de door Mirjam Blumenthal (Koninklijke Kentalis) ontwikkelde Richtlijn multidisciplinaire (spraak en taal)diagnostiek van meertalige kinderen waarin een vertaalslag werd gemaakt van wetenschap naar praktijk (zie ook Blumenthal, 2013). Een belangrijk punt uit de richtlijn (Blumenthal, 2012) is dat de taalontwikkeling van een meertalig kind in beide talen van het kind onderzocht moet worden. Een TOS uit zich namelijk in elke taal die een kind leert. Samen met informatie over het taalaanbod door middel van een anamnese kan zo beter vastgesteld worden of een kind alleen een achterstand heeft of dat er meer aan de hand is. Hoewel deze benadering de voorkeur heeft, is het in de praktijk niet altijd haalbaar om een meertalig kind in beide talen te testen. Onvoldoende tijd en financiële middelen, het ontbreken van bruikbare materialen en de enorme diversiteit aan taalcombinaties zijn redenen hiervoor. Het gebruik van meertalige normen, zoals die in de TAK, biedt mogelijkheden, maar is vanwege de heterogeniteit binnen de meertalige populatie niet ideaal. De vraag is echter of er een ander geschikt alternatief is. JAARGANG 88

27 In het kader van de COST Actie IS0804 Language Impairment in a Multilingual Society: Linguistic Patterns and the Road to Assessment (Taalontwikkelingsstoornis in een Meertalige Maatschappij: Linguïstische Patronen en de Weg naar Diagnostisering) zijn onderzoekers en clinici uit vele Europese landen in de periode van twee keer per jaar bij elkaar gekomen om verder na te denken over verbetering van diagnostiek bij meertalige kinderen. In die periode zijn verschillende nieuwe instrumenten ontwikkeld waarvan een aantal de potentie heeft om adequaat een TOS te herkennen zonder dat hier meertalige logopedisten, tolken of andere normen aan te pas hoeven te komen. Deze instrumenten zijn namelijk ontwikkeld met het idee dat ze gevoelig zijn voor effecten van een TOS, maar niet voor kennis van of ervaring met één specifieke taal. Zo worden meertalige kinderen niet benadeeld doordat ze minder zijn blootgesteld aan een bepaalde taal, zoals bij veel gestandaardiseerde taken die woordenschat of grammatica meten wel het geval is (Restrepo & Silverman, 2001). Een voorbeeld van zo n instrument waarvan wordt verwacht dat de prestaties van eentalige en meertalige kinderen vergelijkbaar zullen zijn, is een verteltaak of narratief die wordt geanalyseerd op macroniveau. De macrostructuur van een narratief verwijst naar verschillende plotelementen die de bouwstenen van een verhaal vormen, zoals een setting, doel of resultaat. In tegenstelling tot de linguïstische uitdrukking van deze plotelementen (ook wel microstructuur genoemd), wordt er verondersteld dat de macrostructuur van een verhaal universeel is en niet taal-specifiek (Berman & Slobin, 1994). Dit betekent dat meertalige kinderen hun narratieve vaardigheden die ze hebben verworven in hun eerste taal, toe kunnen passen in hun tweede taal waardoor er geen negatieve effecten van meertaligheid worden verwacht. Doordat kinderen met een TOS juist wel moeite hebben met deze verhaalstructuur, lijkt dit instrument geschikt om een TOS van een taalachterstand te onderscheiden. Zie voor een uitgebreide discussie over de narratief ook Boerma, Leseman, Timmermeister, Wijnen & Blom (2016). NUMMER 6, juni 2016 IN HET KORT Aanleiding Taalproblemen bij meertalige kinderen kunnen het gevolg zijn van een taalontwikkelingsstoornis (TOS), maar ook van onvoldoende blootstelling aan de doeltaal. Een betrouwbare diagnose van een TOS bij meertalige kinderen is daarom idealiter gebaseerd op beide talen van het kind, aangezien een TOS zich uit in elke taal die het kind leert. Het is echter niet altijd haalbaar om een kind in beide talen te testen. De huidige studie onderzocht een alternatief. Methodiek Eentalige en meertalige kinderen met en zonder een TOS (33 kinderen per groep) werden vergeleken aan de hand van drie recent ontwikkelde instrumenten: 1) een oudervragenlijst, 2) een nonwoord-repetitietaak en 3) een narratief. Resultaten Een combinatie van de drie instrumenten was zeer goed in het onderscheiden van een TOS en een normale taalontwikkeling, zowel binnen een eentalige als meertalige context. Conclusie Drie recent ontwikkelde instrumenten bieden een goed alternatief voor het signaleren van een TOS bij meertalige kinderen, als testen in beide talen geen optie is. Een oudervragenlijst in combinatie met twee instrumenten die beïnvloed worden door een TOS maar niet door taal-specifieke ervaring, kon effecten van een taalachterstand en taalstoornis uitstekend van elkaar onderscheiden. Het kan in de praktijk moeilijk zijn om te bepalen of een meertalig kind een taalontwikkelingsstoornis (TOS) heeft Een tweede voorbeeld van een instrument dat hier geschikt voor lijkt te zijn is een nonwoord-repetitietaak. Het is alom bekend dat kinderen met een TOS veel moeite hebben met het herhalen van nonwoorden, en vaak wordt nonwoord-repetitie dan ook gezien als een klinische markeerder van een TOS (Conti-Ramsden, Botting, & Faragher, 2001). Voor meertalige kinderen is het verhaal wat complexer. Aan de ene kant wordt de invloed van taal-specifieke kennis verminderd doordat kinderen woorden moeten herhalen die niet echt bestaan in een bepaalde taal. Aan de andere kant worden nonwoorden in de meeste nonwoord-repetitietaken gemodelleerd naar bestaande woorden in de doeltaal waardoor kinderen met meer ervaring met die taal toch in het voordeel zijn. Binnen de COST Actie IS0804 is gewerkt aan een oplossing voor dit probleem door nonwoorden te ontwikkelen die niet gebaseerd zijn op bestaande woorden in één specifieke taal, maar die gebaseerd zijn op structuren en klanken die in heel veel verschillende talen frequent voorkomen. Een meertalig kind kan hierdoor gebruik maken van alle taalkennis die het heeft verworven, om het even van welke taal, en wordt zo verwacht even goed te presteren op deze taak als een eentalig kind. Zie voor een uitgebreide discussie over de nonwoord-repetitietaak Boerma et al. (2015). Naast een narratief, een nonwoord-repetitietaak, en nog vele andere instrumenten, is er binnen de COST Actie IS0804 ook een oudervragenlijst ontwikkeld. Zoals in de Richtlijn (Blumenthal, 2012) wordt benadrukt, is informatie over de kwantiteit en kwaliteit van taalaanbod bij de diagnose van een meertalig kind essentieel om onderzoeksresultaten in een context te plaatsen. Een oudervragenlijst of anamnese kan hierbij helpen. Tevens hebben meerdere studies laten zien dat een aantal sterke indicatoren van een TOS gemakkelijk bevraagd kunnen 27

28 28 LOGOPEDIE worden met een oudervragenlijst. Het behalen van vroege mijlpalen, zoals het eerste woord of de eerste zin, is hier een goed voorbeeld van. Laat beginnen met praten kan een eerste diagnostisch symptoom zijn van een TOS en blijkt een sterke voorspeller te zijn voor latere taalproblemen (Rice, 2007), ook bij meertalige kinderen. Door middel van het stellen van een paar simpele retrospectieve vragen aan ouders over de vroege taalontwikkeling konden Paradis, Emmerzael en Sorenson Duncan (2010) meertalige kinderen met en zonder een TOS zeer goed onderscheiden. Een tweede voorbeeld van een sterke indicator van een TOS is het voorkomen van taalproblemen in de familie. Een kind dat geboren wordt in een familie waar taalproblemen voorkomen, heeft een groter risico om later zelf ook taalproblemen te ontwikkelen dan een kind uit een familie waar men geen moeite heeft met taal (Flax, Realpe-Bonilla, Roesler, Choudhury, & Benasich, 2008). Ook informatie over familiegeschiedenis kan via een oudervragenlijst eenvoudig en betrouwbaar verzameld worden (Conti-Ramsden, Simkin, & Pickles, 2006). EN DAN De huidige studie De bovenstaande uiteenzetting geeft aan dat er recent instrumenten zijn ontwikkeld die mogelijk bij kunnen dragen aan het identificeren van een TOS bij een meertalig kind, ook als het niet mogelijk is om de beide talen van het kind te testen. Er is echter nog weinig onderzoek gedaan naar deze nieuwe veelbelovende instrumenten. In de voorliggende studie werd derhalve onderzocht in hoeverre deze instrumenten in staat zijn om eentalige en meertalige kinderen met en zonder een TOS te differentiëren en werd geanalyseerd wat dit voor gevolgen had voor de klinische toepasbaarheid van de instrumenten. Binnen deze studie werd gefocust op een combinatie van de binnen de COST Actie IS0804 ontwikkelde oudervragenlijst, nonwoord-repetitietaak en narratief. Methode Participanten De onderzoeksgroep bestond uit 132 kinderen die rond de vijf of zes jaar oud waren. Eentalige kinderen met een normale ontwikkeling (L1-NO), eentalige kinderen met een De resultaten van de huidige studie geven aan dat een combinatie van instrumenten, bestaande uit een oudervragenlijst, een nonwoord-repetitietaak en een narratief, ondersteuning kan bieden bij het signaleren van een TOS bij kinderen, ongeacht de taalachtergrond van het kind. De instrumenten zijn in korte tijd gemakkelijk af te nemen en de ervaring is dat kinderen de taakjes leuk vinden. Dit pakketje met instrumenten is geenszins bedoeld om huidige materialen te vervangen, maar kan extra informatie geven over de ontwikkeling van een kind en daarbij werken als waardevolle toevoeging. Aansluitend bij de Richtlijn (Blumenthal, 2012) blijft een uitgebreide anamnese meertaligheid nodig om onderzoeksgegevens in een context te plaatsen en zijn, zo mogelijk, metingen in de thuistaal van het kind zeer gewenst. Mocht dit echter niet haalbaar zijn, dan kunnen de tijdens de COST Actie IS0804 ontwikkelde instrumenten houvast bieden. Hoewel deze studie een eerste indicatie geeft dat de instrumenten klinisch toepasbaar zijn, zijn er nog veel vervolgstappen nodig om dit te bevestigen. Eén van de belangrijkste vervolgstappen is het verzamelen van normgegevens. Deze studie heeft bekeken hoe de instrumenten werken binnen groepen kinderen waarvan al bekend was dat ze wel of niet een TOS hadden. In de toekomst moet worden onderzocht of de klinische validiteit net zo goed is in een grote populatiesteekproef zonder vooraf gedefinieerde groepen. Voor die tijd wordt geprobeerd om de instrumenten online beschikbaar te stellen voor geïnteresseerden. De narratief (MAIN) is al openbaar toegankelijk ( en kan door iedereen gebruikt worden. Binnenkort worden de nonwoord-repetitietaak en de oudervragenlijst via de website van de Universiteit Utrecht beschikbaar gesteld. TOS (L1-TOS), meertalige kinderen met een normale ontwikkeling (L2-NO) en meertalige kinderen met een TOS (L2-TOS) werden vergeleken (N=33 per groep). De kinderen met een TOS werden gerekruteerd via Koninklijke Kentalis en de Koninklijke Auris Groep en waren al gediagnosticeerd met een TOS voordat ze aan deze studie deelnamen. Op twee kinderen na die met ambulante begeleiding op regulier basisonderwijs zaten, bezochten de kinderen met een TOS primair cluster 2 onderwijs. Alle kinderen met een normale ontwikkeling werden via reguliere basisscholen gerekruteerd. Een kind werd beschouwd als meertalig als één of beide ouders een moedertaalspreker van een andere taal dan het Nederlands was en deze taal met het kind sprak gedurende het grootste deel van het leven van het kind. Naast het Nederlands als meerderheidstaal, leerde het merendeel van de meertalige participanten (79%) Turks, Tarifit Berbers of Marokkaans Arabisch als thuistaal. Het overige deel (21%) werd blootgesteld aan een andere thuistaal. Qua taalachtergrond reflecteert de onderzoeksgroep dus de heterogeniteit in de Nederlandse samenleving. De vier groepen kinderen waren vergelijkbaar wat betreft leeftijd en nonverbaal IQ (allen >70), zodat gevonden effecten niet konden worden toegeschreven aan groepsverschillen op deze achtergrondvariabelen. Daarnaast waren de meertalige groepen vergelijkbaar wat betreft percentage van blootstelling aan het Nederlands voor 4 jaar en percentage huidige blootstelling aan het Nederlands in de thuissituatie. De beschrijvende gegevens van de participanten staan in Tabel 1. Instrumenten en Procedure De huidige studie gebruikte drie instrumenten die ontwikkeld zijn binnen het Europese netwerk van de COST Actie IS0804: PaBiQ. De Questionnaire for Parents of Bilingual Children (PaBiQ) (Vragenlijst voor Ouders van Meertalige Kinderen) (Tuller, 2015) is een oudervragenlijst die de vroege taalontwikkeling, het taalgebruik thuis, de huidige taalvaardigheden en de familiegeschiedenis van een kind in kaart brengt. De vragenlijst werd voor de huidige studie telefonisch bij ouders afgenomen. Bij meertalige Turks- JAARGANG 88

29 Leeftijd in maanden Nonverbaal IQ Geslacht Blootstelling NL voor 4 jaar in % Blootstelling NL huidig thuis in % N M (SD) Range M (SD) Range Jongens M (SD) Range M (SD) Range L1-NO (6.7) (13.6) (64%) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. L1-TOS (7.3) (14.5) (67%) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. L2-NO (7.1) (14.1) (52%) 41.8 (8.7) (12.0) L2-TOS (8.7) (15.1) (70%) 40.7 (11.0) (17.1) a Noot: L1-NO = eentalig normale ontwikkeling; L1-TOS = eentalig taalstoornis; L2-NO = meertalig normale ontwikkeling; L2-TOS = meertalig taalstoornis; M = gemiddelde; SD = standaarddeviatie; n.v.t. = niet van toepassing. a Vanwege ernstige moeilijkheden met de thuistaal besloten ouders van een meertalig kind met TOS alleen nog maar Nederlands te spreken vanaf het moment dat het kind naar school ging. Dit verklaart de 100% huidige blootstelling in de thuissituatie. Voor 4 jaar was dit kind 50% van de tijd blootgesteld aan het Nederlands en wordt daarom als meertalig beschouwd. TABEL 1. Beschrijvende gegevens van de participanten. Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse ouders kon dat zowel in het Nederlands als in de thuistaal gedaan worden door meertalige onderzoeksassistenten. Bij ouders met een andere taalachtergrond werd de vragenlijst in het Nederlands afgenomen of, indien nodig, werd de hulp ingeschakeld van een familielid dat Nederlands kon. Een betrouwbare diagnose van een TOS bij meertalige kinderen is idealiter gebaseerd op beide talen van het kind Zoals werd beschreven in de inleiding, heeft eerder onderzoek aangetoond dat een vertraagde vroege taalontwikkeling en het voorkomen van taalproblemen in de familie sterke indicatoren kunnen zijn voor een TOS. In de huidige studie werd daarom ook gekozen om deze twee variabelen mee te nemen in de analyses. Zoals Tuller (2015) voorstelt, is de variabele Vroege Taalontwikkeling opgebouwd uit: 1) Productie van het eerste woordje (<15 maanden = 6 punten; maanden = 4 punten; >24 maanden = 0 punten), 2) Productie van het eerste zinnetje (<24 maanden = 6 punten; maanden = 4 punten; >31 maanden = 0 punten), 3) Vroege bezorgdheid van ouders over de taalontwikkeling (nee = 2 punten; ja = 0 punten). Hoe meer punten een kind op deze variabele scoorde, hoe voorspoediger de vroege taalontwikkeling werd ingeschat. De variabele Familiegeschiedenis bestond uit de vraag of moeder, vader en broertjes of zusjes ooit problemen hadden ervaren met de vaardigheden lezen/spellen, begrijpen van anderen en zich mondeling uitdrukken. Een kind kreeg een maximale score van 9 NUMMER 6, juni 2016 punten toegekend als er geen problemen werden ervaren in de familie. Als dit wel het geval was, werd er per vaardigheid per familielid een punt afgetrokken. Q-U NWRT. De Quasi-Universele Nonwoord-Repetitietaak (Q-U NWRT) (Chiat, 2015; Boerma et al., 2015) werd tijdens een individuele testsessie op school afgenomen bij de deelnemende kinderen. De taak bestaat uit 16 nonwoorden die variëren in het aantal lettergrepen (2, 3, 4 of 5). De items zijn opgebouwd uit simpele medeklinker-klinker reeksen, zoals Sieboe of Kaazoeloemie. Alleen de klanken die frequent voorkomen in veel talen zijn gebruikt om de items te vormen. De achterliggende gedachte is dat prestatie op deze taak zo minimaal afhankelijk is van ervaring met één specifieke taal en dat beroep wordt gedaan op kennis en verwerking van taal in het algemeen. De responsen van kinderen werden achteraf op basis van audio-opnames gescoord en het percentage van correcte antwoorden werd berekend. De systematische distorsie en substitutie van klanken door een kind werd niet fout gerekend. Systematische vervorming van klanken kwam weinig voor, doordat de items van de Q-U NWRT zijn opgebouwd uit relatief simpele en frequente klanken en klanksequenties. MAIN. Het Multilingual Assessment Instrument for Narratives (MAIN) (Meertalig Assessment Instrument voor Narratieven) (Gagarina et al., 2012) is ontwikkeld om narratieve vaardigheden bij meertalige kinderen tussen de drie en tien jaar oud in kaart te brengen. Deze taak werd tijdens dezelfde individuele testsessie als de Q-U NWRT op school afgenomen. De MAIN bestaat uit vier vergelijkbare verhaaltjes (Poes, Hond, Babyvogels en Babygeiten) die ieder geïllustreerd worden door zes kleurenplaatjes. De procedure die in deze studie werd gehanteerd hield in dat kinderen twee verschillende versies kleurenplaatjes te zien kregen. Bij de eerste serie plaatjes (Poes of Hond) vertelde de testleider een gestandaardiseerd modelverhaal en stelde tien begripsvragen over de macrostructuur van dit verhaal. Deze vragen 29

30 gingen bijvoorbeeld over het doel ( Waarom sprong de hond naar voren? ) of over de gevoelstoestand van de protagonist ( Hoe voelt de poes zich? ). De antwoorden die kinderen op deze vragen gaven, werden achteraf op basis van audio-opnames gescoord. Vervolgens kregen de kinderen een tweede serie plaatjes te zien (Babyvogels of Babygeiten) en werd gevraagd of ze het verhaal nu zelf konden vertellen. Het zelf vertelde verhaal werd achteraf gescoord op macroniveau. De onderzoeker luisterde of een kind bepaalde verhaalelementen in het verhaal had opgenomen, zoals een doel ( Moedervogel wilde de baby tjes eten geven ), een resultaat ( De poes greep een babyvogel uit het nest ) of een gevoelstoestand van de protagonist ( Het babygeitje was bang ). Voor de begripscomponent werd het percentage correct beantwoorde vragen berekend en voor de productiecomponent het percentage correct geïncludeerde verhaalelementen. Resultaten De instrumenten werden voor deze studie op twee manieren geanalyseerd. Ten eerste werd gekeken of er significante groepsverschillen konden worden gevonden op de verschillende componenten (beschreven onder Instrumenten en Procedure): 1) PaBiQ: Vroege Taalontwikkeling, 2) PaBiQ: Familiegeschiedenis, 3) Q-U NWRT: Percentage Correct Herhaalde Nonwoorden, 4) MAIN: Begrip, en 5) MAIN: Productie. Ten tweede werd gekeken hoe goed de instrumenten een TOS en een normale ontwikkeling konden identificeren in een eentalige en in een meertalige context. Op deze manier kon de klinische validiteit van de instrumenten worden bepaald. Percentage 100% 80% 60% 40% 20% 0% Eentalig Groepsverschillen Tabel 2 presenteert de scores van de eentalige en meertalige kinderen met en zonder een TOS op de vijf verschillende componenten die afgeleid zijn van de drie onderzoeksinstrumenten. Analyses lieten zien dat significante effecten van een TOS werden gevonden op bijna alle componenten. Zowel eentalige als meertalige kinderen met een TOS scoorden zwakker dan de kinderen met een normale ontwikkeling op de Q-U NWRT en op MAIN Begrip en Productie. In vergelijking met ouders van kinderen met een normale ontwikkeling, gaven ouders van kinderen met een TOS bovendien aan dat hun kinderen een minder voorspoedige vroege taalontwikkeling hadden gehad. Eentalige en meertalige kinderen met een TOS waren laat met hun eerste woordje/zinnetje en hun ouders waren vaker bezorgd geweest. Voor de eentalige kinderen met een TOS waren er aanwijzingen dat taalproblemen vaker in de familie voorkwamen dan bij eentalige kin- Meertalig Sensitiviteit: proportie correct geïdentificeerde kinderen met TOS Specificiteit: proportie correct geïdentificeerde kinderen zonder TOS FIGUUR 1. De klinische validiteit van de combinatie van de PaBiQ, Q-U NWRT en MAIN in een eentalige en meertalige groep kinderen. deren met een normale ontwikkeling. In de meertalige groep was er op dit onderdeel geen verschil tussen kinderen met en zonder een TOS. Tevens lieten de analyses zien dat er bij geen van de instrumenten een effect van meertaligheid werd gevonden. Eentalige en meertalige kinderen scoorden hetzelfde op de Q-U NWRT en MAIN en hun ouders gaven vergelijkbare antwoorden op vragen uit de PaBiQ over de vroege taalontwikkeling en familiegeschiedenis. Deze bevindingen lijken veelbelovend voor de klinische waarde van de instrumenten. Taalproblemen veroorzaakt door interne kindfactoren werden opgepikt, terwijl de instrumenten niet gevoelig waren voor mogelijke gevolgen van externe factoren zoals beperkte blootstelling aan een taal. Klinische validiteit Het bekijken van groepsverschillen is een PaBiQ Vroege Taalontwikkeling a PaBiQ Familiegeschiedenis b Quasi-Universele NWRT % MAIN Begrip % MAIN Productie % M (SD) p M (SD) p M (SD) p M (SD) p M (SD) p L1-NO (2.39) < (1.06) < (15.0) (9.3) <.001 < (11.9) L1-TOS 5.69 (4.34) 7.94 (1.00) (13.9) 81.2 (15.6) (7.9) <.001 L2-NO (3.04) < (1.19) (14.6) (9.3) (11.3) >.05 <.001 <.001 L2-TOS 5.13 (5.25) 8.41 (.98) (17.1) (23.2) (14.0) <.001 Noot: L1-NO = eentalig normale ontwikkeling; L1-TOS = eentalig taalstoornis; L2-NO = meertalig normale ontwikkeling; L2-TOS = meertalig taalstoornis; M = gemiddelde; SD = standaarddeviatie; a Maximale score van 14; b Maximale score van 9 TABEL 2. Scores van de vier groepen op de verschillende componenten van de onderzoeksinstrumenten. 30 LOGOPEDIE JAARGANG 88

31 stap in de juiste richting, maar laat niet zien of de instrumenten ook in staat zijn om individuele kinderen correct te classificeren. Voor de klinische toepasbaarheid van de instrumenten is het noodzakelijk om hier conclusies over te kunnen trekken, aangezien een kind in de klinische praktijk op individuele basis wordt gediagnosticeerd. Vervolganalyses werden derhalve uitgevoerd om te onderzoeken in hoeverre een combinatie van de drie onderzoeksinstrumenten in staat was om een TOS of een normale ontwikkeling bij de participanten correct te herkennen. Dit wordt uitgedrukt in termen van sensitiviteit en specificiteit. Sensitiviteit is de proportie van kinderen met een TOS die door de instrumenten ook geïdentificeerd werden als hebbende een TOS, terwijl specificiteit de proportie van kinderen met een normale ontwikkeling is die als zodanig geïdentificeerd werden. In de literatuur (Plante & Vance, 1994) wordt aangehouden dat een instrument een goede klinische validiteit heeft als sensitiviteit en specificiteit boven de 90% liggen. Bij waarden tussen de 80% en 89% is dit nog redelijk, maar waarden onder de 80% worden gezien als onacceptabel. Figuur 1 toont de klinische validiteit van de combinatie van componenten van de PaBiQ, Q-U NWRT en MAIN. Sensitiviteit en specificiteit lagen zowel in de eentalige groep kinderen als in de meertalige groep kinderen boven de 90%. In de eentalige groep werden in totaal twee kinderen met een TOS en twee kinderen met een normale ontwikkeling incorrect geclassificeerd. In de meertalige groep betrof dit slechts één kind met een TOS en één kind met een normale ontwikkeling. Conclusie en discussie Taalproblemen van een meertalig kind kunnen veroorzaakt worden door interne kindfactoren, zoals een TOS, of externe factoren, zoals onvoldoende blootstelling aan de doeltaal. Aangezien een TOS zich uit in elke taal die het kind leert, wordt een diagnose van een TOS bij meertalige kinderen idealiter gebaseerd op informatie over de taalvaardigheid in beide talen van het kind. De huidige studie onderzocht een alternatief voor situaties waarin het niet haalbaar is om een meertalig kind in beide talen te testen. Een aantal recent ontwikkelde instrumenten NUMMER 6, juni 2016 Kinderen met en zonder TOS worden zowel in een ééntalige als meertalige context in hoge mate correct geïdentificeerd LITERATUURLIJST > Berman, R.A. & Slobin, D.I. (1994). Relating events in narrative: A crosslinguistic developmental study. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum. > Blumenthal, M. (2013). Meertaligheid: hoe pak je het aan? Casuïstiek en hulpbronnen. Van Horen Zeggen, 5, > Blumenthal, M. (2012). Richtlijn multidisciplinaire (spraak en taal)diagnostiek van meertalige kinderen. Koninklijke Kentalis. Praktische-informatie > Boerma, T., Chiat, S., Leseman, P., Timmermeister, M., Wijnen, F., & Blom, E. (2015). A quasi-universal nonword repetition task as a diagnostic tool for bilingual children learning Dutch as a second language. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 58(6), > Boerma, T., Leseman, P., Timmermeister, M., Wijnen, F., & Blom, E. (2016). Narrative abilities of monolingual and bilingual children with and without language impairment: Implications for clinical practice. International Journal of Language and Communication Disorders. DOI: / > Chiat, S. (2015). Nonword Repetition. In: Methods for assessing multilingual children: disentangling bilingualism from Language Impairment. Armon-Lotem, S., de Jong, J., & Meir, N. (red.), (p ). Bristol: Multilingual Matters. > Conti-Ramsden, G., Botting, N., & Faragher, B. (2001). Psycholinguistic markers for Specific Language Impairment (SLI). Journal of Child Psychology and Psychiatry, 42(6), > Conti-Ramsden, G., Simkin, Z., & Pickles, A. (2006). Estimating familial loading in SLI: A comparison of direct assessment versus parental interview. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 49(1), > Flax, J.F., Realpe-Bonilla, T., Roesler, C., Choudhury, N., & Benasich A. (2008). Using early standardized language measures to predict later language and early reading outcomes in children at high risk for languagelearning impairments, Journal of Learning Disabilities, 42, > Gagarina, N., Klop, D., Kunnari, S., Tantele, K., Välimaa, T., Balčiūnienė, I., Bohnacker, U. and Walters, J. (2012). MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives. ZAS Papers in Linguistics, 56, > Hoff, E., Core, C., Place, S., Rumiche, R., Señor, M., & Parra, M. (2012). Dual language exposure and early bilingual development. Journal of child language, 39, > Leonard, L. (2014). Children with Specific Language Impairment (second edition). Cambridge: MIT Press. > Paradis, J. (2005). Grammatical morphology in children learning English as a second language: Implications of similarities with Specific Language Impairment. Language, Speech and Hearing Services in the Schools, 36(3), > Paradis, J., Emmerzael, K., & Sorenson Duncan (2010). Assessment of English language learners: Using parent report on first language development. Journal of Communication Disorders, 43(6), > Plante. E., & Vance, R. (1994). Selection of preschool language tests: A data-based approach. Language, Speech, and Hearing Services in Schools, 25, > Restrepo, M.A., & Silverman, S. (2001). Validity of the Spanish Preschool Language Scale-3 for use with bilingual children. American Journal of Speech Language Pathology, 10(4), > Rice, M.L. (2007). Children with specific language impairment: Bridging the genetic and developmental perspectives. In: Handbook of Language Development. E. Hoff and M. Schatz (red.), (p ). Oxford: Blackwell Publishers. > Schlichting, J.E.P.T. (2006). Lexiconlijsten Marokkaans-Arabisch, Tarifit-Berbers en Turks. Instrumenten om de taalontwikkeling te onderzoeken bij jonge Marokkaanse en Turkse kinderen in Nederland. Amsterdam: JIP- Uitgeverij. > Smeets, E., Driessen, G., Elfering, S., & Hovius, M. (2010). Allochtone leerlingen en speciale onderwijsvoorzieningen. Nijmegen: ITS. > Tuller, L. (2015). Clinical use of parental questionnaires in multilingual contexts. In: Methods for assessing multilingual children: disentangling bilingualism from Language Impairment. Armon-Lotem, S., de Jong, J., & Meir, N. (red.), (p ). Bristol: Multilingual Matters. > Verhoeven, L., & Vermeer, A. (2001). Taaltoets Alle Kinderen (TAK). Arnhem: Cito. 31

32 waarvan werd verwacht dat eentalige en meertalige kinderen vergelijkbaar zouden scoren, terwijl kinderen met een TOS erop uit zouden vallen, werd geanalyseerd. De resultaten lagen in de lijn der verwachting. Op groepsniveau scoorden eentalige en meertalige kinderen met een TOS zwakker op een quasi-universele nonwoord-repetitietaak en een narratief gemeten op macroniveau in vergelijking met leeftijdsgenoten met een normale ontwikkeling. Daarnaast kwam uit de oudervragenlijst naar voren dat kinderen met een TOS een minder voorspoedige vroege taalontwikkeling hadden gehad. Daarentegen werden geen verschillen tussen eentalige en meertalige kinderen gevonden op de oudervragenlijst, nonwoordrepetitietaak en narratief. Meertalige kinderen werden op deze instrumenten dus niet benadeeld doordat ze minder ervaring met het Nederlands hadden gehad. Analyses die vervolgens gericht waren op de klinische validiteit van een combinatie van de drie instrumenten toonden ook veelbelovende resultaten. Kinderen met en zonder TOS werden zowel in een eentalige als meertalige context in hoge mate correct geïdentificeerd. Met dank aan Alle kinderen, ouders en scholen die deelnemen aan dit longitudinale onderzoek, en Koninklijke Kentalis en de Koninklijke Auris Groep voor hun medewerking. Dit project wordt gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Auteurs Tessel Boerma is linguïst en werkt als promovenda bij de Universiteit Utrecht, waar zij onderzoek doet naar het ontwarren van effecten van een taalontwikkelingsstoornis en een taalachterstand. Elma Blom is linguïst en universitair hoofddocent bij de afdeling Orthopedagogiek van de Universiteit Utrecht. Zij is projectleider van het longitudinale onderzoek naar de cognitieve en talige ontwikkeling van meertalige kinderen in Nederland, waar deze studie een onderdeel van is. Correspondentie Tessel Boerma, Universiteit Utrecht: Elma Blom, Universiteit Utrecht: 32 LOGOPEDIE Evidence Based Practice in Health Care MSc/Drs START 15 E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2016 Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen Bridging healthcare and science een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding: Masterprogramma Logopediewetenschap Wat spreekt jou aan? Wil jij de logopedische zorg van de toekomst verbeteren en vormgeven door wetenschap? Er is voortdurend behoefte aan nieuwe kennis en innovatie op het gebied van diagnostiek en behandeling van stem-, spraak-, taal-, gehoor-, en slikstoornissen. Wil jij de verbinding maken tussen onderzoek en de praktijk? én wil je werk en studie combineren? Dan is het deeltijd masterprogramma Logopediewetenschap van Universiteit Utrecht iets voor jou! Meer weten? JAARGANG 88

33 Hoe is het nu met? Naam Obbe de Roos Werksetting Franciscus Vlietland Ziekenhuis Schiedam Functie Logopedist Regio Zuid-Holland Zuid Wanneer stond u op de cover juli/augustus 2013 In deze rubriek kijken we terug met een logopedist die op de cover van het blad heeft gestaan. Wat is er de afgelopen jaren veranderd? Hoe is het met u sinds u op de cover heeft gestaan? Goed hoor, geen grote veranderingen. Ik werk nog steeds met veel plezier en voldoening in het Vlietland Ziekenhuis. Werkt u nog op dezelfde werkplek en welke veranderingen ziet u daar sinds u op de cover heeft gestaan? Het Ziekenhuis waarin ik werk is nu gefuseerd met het Franciscus Gasthuis uit Rotterdam. Dat biedt ook voordelen in de zin dat we nu een groter logopedisch team worden. Misschien meer samenwerking, vervanging of uitwisseling. Maar het is ook spannend of alle werkzaamheden blijven bestaan. Het woord vertrouwen moet weer hoog in het vaandel komen. Welke veranderingen ziet u in het werkveld, welke constante factoren ziet u? De verkorting van de ligduur op de stroke-unit tot vijf, of soms 4 dagen, maakt het werk anders. Het gaat allemaal meer richting eerste opvang. Plannen van therapie wordt anders. Daarnaast worden er door MDL artsen steeds meer patiënten doorgestuurd met klachten van boeren, nadat uit onderzoek (Hemmink, Ten Cate, 2009 o.a.) blijkt dat logopedische interventie succesvol kan zijn. Dat geldt ook voor patiënten met chronisch hoesten die door de longartsen worden aangemeld. NUMMER 6, juni 2016 In juli 2013 riep u logopedisten op om vooral het plezier in het werken te behouden en zich niet uit het veld te laten slaan door alle kwaliteitseisen en audits en dergelijke. En daarnaast om trots te zijn op ons beroep. Is uw boodschap voor de lezers veranderd sinds u op de cover heeft gestaan? De boodschap om minder regeldruk na te streven is sterker geworden. Het wordt nu ook door het ministerie erkend. Ook de NVLF moet daar haar verantwoordelijkheid in nemen. Kijk goed welke regels, bijvoorbeeld ten aanzien van de kwaliteitskringen, kunnen worden geschrapt. Als een regel of eis niets toevoegt en alleen leidt tot extra werk, dan moet je zo n regel schrappen. Het woord vertrouwen moet weer hoog in het vaandel komen, zeker ten aanzien van de eigen leden. 33

34 CURSUS VOLLEDIGE INFORMATIE STAAT OP > CURSUS & CONGRES 34 6 en 27 september 2016 Grammaticale stoornissen bij afasie Inlichtingen: HU: of 8, 15 en 22 september 2016 Méér dan Larynxmanipulatie Inlichtingen: Einders Educatie, l.pascal@einders.nl, 15 september, 6 en 27 oktober, 17 november en 8 december 2016 Evidence-based diagnostiek en behandeling van jonge stotterende kinderen Inlichtingen: HU: of 16 september, 11 oktober, 15 november en 12 december 2016 Communicatieve Taaltherapie voor kinderen met een taalniveau vanaf 6 jaar (CT3) Inlichtingen: HU: of 17 september, 1 oktober, 5 en 19 november 2016 en 1 of 8 april 2017 Dyslexie: herkenning, onderzoek en behandeling Inlichtingen: HU: of 6 oktober 2016 Terugkomdag "Méér dan Larynxmanipulatie" Inlichtingen: Einders Educatie, l.pascal@einders.nl, SAVE THE DATE 1 oktober 2016 Jaarcongres NVLF Programma en inschrijfmogelijkheid volgt. 7 oktober en 16 november 2016 Video-Interactiebegeleiding Logopedie: Introductie Inlichtingen: Fontys Paramedische Hogeschool. Mail: h.vanballegooijen@fontys.nl 3 november 2016 Biofeedback en Triggerpoints Inlichtingen: Einders Educatie, l.pascal@einders.nl, 4 en 18 november 2016 Autisme: Logopedische Interventie Inlichtingen: Fontys Paramedische Hogeschool. h.vanballegooijen@fontys.nl 17 november 2016 Cranio Mandibulaire Dysfunctie Inlichtingen: Einders Educatie, l.pascal@einders.nl, 1 en 8 december 2016 Coachend naar Gedragsverandering, communicatie met Affectie! Inlichtingen: Einders Educatie, l.pascal@einders.nl, Wilt u uw cursus of congres onder de aandacht brengen van 4500 logopedisten? Dat kost u slechts 75,-. Op de website van de NVLF wordt uw cursus of congres nog eens uitgebreid toegelicht. Meer weten, bel met Jilke Hageman van de NVLF: Op site/advertenties vindt u de deadlines voor het aanleveren van kopij en benodigde formulieren. Inzendingen voor het septembernummer mailt u voor 11 augustus 2016 naar lofo@nvlf.nl. 14 juni 2016 Training meer plezier in je werk met een persoonlijk ondernemingsplan Jouw plan op 1 A4tje. Tijd: uur. 28 juni 2016 Kleur bekennen, hoe denk jij?. Tijd: uur. 6 juli 2016 Think like a Zebra in de praktijk. Een kennismaking. Tijd: uur. 13 juli 2016 Creatief Denken. Word een origineel denker. Tijd: uur. 2 september 2016 Kleur bekennen. Hoe denk jij? Tijd: uur. 14 september 2016 Creatief Denken. Word een origineel denker. Tijd: uur. 21 september 2016 Meer plezier in je werk met een persoonlijk ondernemingsplan Jouw plan op 1 A4tje. Tijd: uur. 5 oktober 2016 Think like a Zebra in de praktijk. Een kennismaking. Tijd: uur. 8 oktober 2016 Think like a Zebra toepassen in de praktijk. Tijd: uur. 2 november 2016 Creatief Denken. Word een origineel denker. Tijd: uur. 9 december 2016 Think like a Zebra toepassen in de praktijk. Tijd: uur. Voor meer informatie zie onze website of in de NVLF app LOGOPEDIE JAARGANG 88

35 COLOFON Maandblad van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie - opgericht in 1927 Nederlands tijdschrift voor Logopedie is een uitgave van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie en verschijnt 10 keer per jaar. Logopedisch materiaal en boeken ter recensie zenden aan het redactiesecretariaat. Overname van artikelen is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie. SECRETARIAAT NVLF EN REDACTIESECRETARIAAT postadres Postbus 75, 3440 AB Woerden telefoon fax logopedie@nvlf.nl websites ING NL85ING KvK Rotterdam VERENIGINGSBUREAU NVLF B. de Ridder, vestigingsmanager VERENIGINGSBESTUUR Dhr Dr M.A. Dutrée Mw. M.M.H. Drinkenburg-Roosendaal, penningmeester Mw. A.A.M.M. van Kollenburg Mw. Drs. M.E. van der List, vice voorzitter Mw. G. Donkerbroek, secretaris Dhr B. Leijenaar, MDs ERELEDEN prof. dr. P.H. Damsté prof. dr. P.H. DeJonckere drs. J.H.A. Leenders B.J.E. Mondelaers drs. ing. A.M.A. van Overbeek PUBLICATIERECHT Publicatie van een tekst houdt in dat de auteur zijn volledige rechten over de gepubliceerde tekst afstaat aan de NVLF. REDACTIE Janneke de Waal-Bogers (hoofdredacteur) Marloes van de Loo-Korthout Esther van der Does Lydeke Fransen Esther van Niel Maaike de Kleijn Anneriet Nubé Nienke Verhoog redactie@nvlf.nl NUMMER 6, juni 2016 REDACTIERAAD Mw. Ph. Berns, MSc. Mw. dr. C. Blankenstijn Mw. Drs. M. Blumenthal Mw. Dr. M. Coppens Mw. Dr. L. van den Engel-Hoek Mw. dr. M.Ch. Franken Mw. Prof. dr. E. Gerrits Mw. dr. J.G. Kalf Mw. J. Overbosch Dhr. dr. M. Stollman Mw. Dr. K. Wiefferink Mw. A. van Wijk Dhr. C. Winkelman Dhr. Dr. R. Zwitserlood UITGEVER Performis BV Postbus CJ s-hertogenbosch tel FOTOGRAFIE Cover: Nout Steenkamp VORMGEVING Studio Jorrit van Rijt ADVERTENTIES Performis BV, Geert Janus logopedie@performis.nl ABONNEMENTSPRIJZEN ,- voor instellingen zonder logopedisten in dienst - 190,- voor instellingen waar (een) logopedist(en) werkzaam zijn (is) - Buitenland 114,-. Abonnementen kunnen schriftelijk tot 1 maand voor de vervaldatum worden -opgezegd. - Losse nummers voor leden 5,- en voor niet-leden 12,50. NVLF, de uitgever en de redactie aanvaarden geen aansprakelijkheid voor -mogelijkegevolgen die kunnen voortvloeien uit het gebruik van de informatie uit het tijdschrift. 35

36 U ziet mij vast wel zitten! IK BEN AL VEILIG VERDIKT. DRINK MIJ LEKKER OP! de ideale dorstlesser glad, homogeen lekker kant-en-klaar in een klein volume druppelt Nestlé Health Science, Hoevestein 36G, 4903 SC Oosterhout Tel. : Dieetvoeding voor medisch gebruik - Gebruiken onder medisch toezicht.

De TestWijzer. Een overzicht van diagnostisch instrumentarium voor spraak-taalonderzoek bij kinderen in de leeftijd 0;6-15;11 jaar

De TestWijzer. Een overzicht van diagnostisch instrumentarium voor spraak-taalonderzoek bij kinderen in de leeftijd 0;6-15;11 jaar De TestWijzer Een overzicht van diagnostisch instrumentarium voor spraak-taalonderzoek bij kinderen in de leeftijd 0;6-15;11 jaar Drs. R. Crielaard en drs. E.Hofsteede-Botden In dit artikel wordt de achtergrond

Nadere informatie

Stoornis of breder? De stoornis beschrijven De 5 aspecten in een handzaam schema! Casuïstiek Conclusie

Stoornis of breder? De stoornis beschrijven De 5 aspecten in een handzaam schema! Casuïstiek Conclusie Overzicht diagnostisch instrumentarium spraak-taalonderzoek Edith Hofsteede-Botden Rianneke Crielaard Kentalis Sint-Michielsgestel Team Spraak-Taal Overzicht diagnostisch instrumentarium spraak-taalonderzoek

Nadere informatie

AUDIOLOGISCH CENTRUM HOLLAND NOORD ALKMAAR. Het AC als centrum voor Spraaktaaldiagnostiek

AUDIOLOGISCH CENTRUM HOLLAND NOORD ALKMAAR. Het AC als centrum voor Spraaktaaldiagnostiek AUDIOLOGISCH CENTRUM HOLLAND NOORD ALKMAAR Het AC als centrum voor Spraaktaaldiagnostiek Het spraaktaalteam van het ACHN Multidisciplinair team bestaat uit: Gedragswetenschappers (orthopedagogen/psychologen)

Nadere informatie

Audiologisch centrum, spraaktaalteam

Audiologisch centrum, spraaktaalteam TOS en Meertaligheid Onderwijsdag 25 mei 2016 Maaike Diender, klinisch linguïst Els de Jong, teamleider spraaktaalteam/logo-akoepedist Audiologisch centrum, spraaktaalteam Gehooronderzoek Logopedisch onderzoek

Nadere informatie

DIFFERENTIAALDIAGNOSTIEK TOS BIJ HET JONGE KIND

DIFFERENTIAALDIAGNOSTIEK TOS BIJ HET JONGE KIND DIFFERENTIAALDIAGNOSTIEK TOS BIJ HET JONGE KIND WAP Verschillend Taalvaardig, januari 2018 Els de Jong, klinisch linguïst/logo-akoepedist 1 INHOUD Uniforme Vroegsignalering Taalproblemen door JGZ Verwijzen

Nadere informatie

Diagnostiek en evaluatie in de praktijk

Diagnostiek en evaluatie in de praktijk Testinstrumentarium Taalontwikkelingsstoornissen (T-TOS): Diagnostiek en evaluatie in de praktijk Linda Horsels, Jos Keuning & Femke Scheltinga Eerder in dit nummer las u meer over de achtergrond, de inhoud

Nadere informatie

Voorwoord. Kwaliteitskringproduct Beschrijvingen bij logopedische onderzoeken KK245 Woerden 2

Voorwoord. Kwaliteitskringproduct Beschrijvingen bij logopedische onderzoeken KK245 Woerden 2 Voorwoord Geachte collega s. Dit kringproduct geeft een beschrijving van de meest gebruikte logopedische tests. Het beschrijft wat de tests / testonderdelen precies inhouden en hoe de scores geïnterpreteerd

Nadere informatie

gebaren bij jonge kinderen met TOS

gebaren bij jonge kinderen met TOS Het gebruik van gebaren bij jonge kinderen met TOS Karin Wiefferink, Maaike Diender, Marthe Wijs, Bernadette Vermeij Vaak wordt in interactie met jonge kinderen met TOS de gesproken taal ondersteund met

Nadere informatie

Aantekeningen naar aanleiding van de workshop van Ellen Gerrits tijdens het congres TOS in Utrecht op 18 mei 2017

Aantekeningen naar aanleiding van de workshop van Ellen Gerrits tijdens het congres TOS in Utrecht op 18 mei 2017 Aantekeningen naar aanleiding van de workshop van Ellen Gerrits tijdens het congres TOS in Utrecht op 18 mei 2017 Kinderen met TOS zijn slimme kinderen die moeite hebben met praten en vertellen, en met

Nadere informatie

Spraak & Taal Ambulatorium

Spraak & Taal Ambulatorium Spraak & Taal Ambulatorium Communicatieontwikkeling van het kind weer snel op het goede spoor Hans Kaffener, Gz-psycholoog h.kaffener@kentalis.nl Wendy Boelhouwer, klinisch linguïst w.boelhouwer@kentalis.nl

Nadere informatie

RICHTLIJN DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN AFASIE

RICHTLIJN DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN AFASIE RICHTLIJN DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN AFASIE Samenvatting versie voor mensen met afasie en naasten Afasie is een taalstoornis, geen intelligentiestoornis Juli 2017 1 van 23 Inhoud Inleiding... 3 H1:

Nadere informatie

DOSSIERVORMING gaat niet om vakjes goed invullen. De RICHTLIJN CAROLINE NOUWELS. VERSLAG Netwerkdag 'Taal in samenhang'

DOSSIERVORMING gaat niet om vakjes goed invullen. De RICHTLIJN CAROLINE NOUWELS. VERSLAG Netwerkdag 'Taal in samenhang' Jaargang 89 # 1 februari 2017 CAROLINE NOUWELS De RICHTLIJN DOSSIERVORMING gaat niet om vakjes goed invullen KENNIS Autonoom communiceren of niet? INTERVIEW Maak kennis met het NVLF-bestuur VERSLAG Netwerkdag

Nadere informatie

LEIDRAAD PER WERKVELD

LEIDRAAD PER WERKVELD Nummer aanbeveling sterkte aan beveling Signalering 1 zwak Richtlijn TOS Aanbeveling uit richtlijn TOS Preventieve logopedist (tot 4 jaar) Preventieve logopedist in primair onderwijs Logopedist in eerstelijns

Nadere informatie

Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden. Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen

Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden. Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen Taalstoornissen Primair: specifieke taalontwikkelingsstoornissen (SLI) Secondair: niet-specifiek

Nadere informatie

Meertalige kleuters met en zonder TOS

Meertalige kleuters met en zonder TOS Meertalige kleuters met en zonder TOS AUTEURS LIESBETH SCHLICHTING Orthopedagoog, onafhankelijk onderzoeker Het maatschappelijk leven in Nederland richt zich steeds meer op meertalige groepen. Dat geldt

Nadere informatie

Vroegsignalering taalontwikkelingsstoornissen Symposium Het jonge kind

Vroegsignalering taalontwikkelingsstoornissen Symposium Het jonge kind Vroegsignalering taalontwikkelingsstoornissen Symposium Het jonge kind 15 december 2016 Drs. F. Sobieraj klinisch linguïst / logopedist Kentalis Een landelijke organisatie gespecialiseerd in diagnostiek,

Nadere informatie

Testinstrumentarium Taalontwikkelingsstoornissen

Testinstrumentarium Taalontwikkelingsstoornissen Primair en speciaal onderwijs Testinstrumentarium Taalontwikkelingsstoornissen Indicatiestelling taal- en spraakproblematiek Voor 4 tot 10 jarigen Digitale verwerking, makkelijk in gebruik Geen vertaalde,

Nadere informatie

PEUTERS MET VERSTAANBAARHEIDSPROBLEMEN: WELKE BEHANDELING WERKT?

PEUTERS MET VERSTAANBAARHEIDSPROBLEMEN: WELKE BEHANDELING WERKT? PEUTERS MET VERSTAANBAARHEIDSPROBLEMEN: WELKE BEHANDELING WERKT? Simea, april 2019 Presentatie bevat voorlopige resultaten 1 EVEN VOORSTELLEN Marieke van Schuppen Teamleider/gedragswetenschapper Bernadette

Nadere informatie

Van Nul tot Taal. Doelgericht stimuleren van taal en communicatie

Van Nul tot Taal. Doelgericht stimuleren van taal en communicatie Van Nul tot Taal Doelgericht stimuleren van taal en communicatie Even voorstellen Nanja de Rooij - Orthopedagoog-Generalist, NVO geregistreerd - Werkzaam bij Auris vanaf 2001 - Leerkracht Speciaal Onderwijs

Nadere informatie

I N D I C A T I E S T E L L I N G C L U S T E R 2

I N D I C A T I E S T E L L I N G C L U S T E R 2 I N D I C A T I E S T E L L I N G C L U S T E R 2 INLEIDING DEELDOCUMENT LOGOPEDIE Het deeldocument Logopedie is tot stand gekomen in landelijk overleg van de spraak-, taaldeskundigen van de CvI s voor

Nadere informatie

Diagnostiek en behandeling

Diagnostiek en behandeling Diagnostiek en behandeling Hans Kaffener Diagnostiek en behandeling Kennismaking met de Doelgroep TOS in theorie en in beleving Wat biedt Kentalis diagnostiek en behandeling Hoe kom je bij Kentalis? verwijsmogelijkheden

Nadere informatie

Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr Ellen Gerrits, logopedist Congres TaalStaal 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep

Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr Ellen Gerrits, logopedist Congres TaalStaal 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr, logopedist Congres 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep Over welke kinderen praten we vandaag? Engels: Specific Language Impairment: Is SLI wel zo

Nadere informatie

Gehoor-en Spraak Centrum (GSC) Sophia Kinderziekenhuis

Gehoor-en Spraak Centrum (GSC) Sophia Kinderziekenhuis Gehoor-en Spraak Centrum (GSC) Sophia Kinderziekenhuis U en uw kind hebben een afspraak op het Gehoor- en Spraak Centrum (GSC) van de afdeling Keel-, Neus- en Oorheelkunde van het Erasmus MC - Sophia.

Nadere informatie

SCHEMA AFASIE. Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling

SCHEMA AFASIE. Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling SCHEMA AFASIE Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling Verwijzing en aanmelding 3 Welke invloed hebben duur en intensiteit van afasietherapie op het herstel van de afasie? 4 Wat is voor

Nadere informatie

SIGNALERING VAN KINDEREN MET EEN TAALACHTERSTAND

SIGNALERING VAN KINDEREN MET EEN TAALACHTERSTAND SIGNALERING VAN KINDEREN MET EEN TAALACHTERSTAND Simea, 19 april 2018 Conja Adriaanse, Karin Wiefferink & Noëlle Uilenburg 1 AAN HET EINDE HEBBEN JULLIE Meer kennis over de vroegsignalering (door de JGZ)

Nadere informatie

Checklist: Lees- en spellingproblemen en meertaligheid

Checklist: Lees- en spellingproblemen en meertaligheid Checklist: Lees- en spellingproblemen en meertaligheid In te vullen door: school (leerkracht/ib er) in overleg met ouders, eventueel met iemand die als tolk kan fungeren. Als er bij kinderen voor wie Nederlands

Nadere informatie

Checklist: Lees- en spellingproblemen en meertaligheid

Checklist: Lees- en spellingproblemen en meertaligheid 170185/1536 April 2017 Checklist: Lees- en spellingproblemen en meertaligheid In te vullen door: school (leerkracht/ib er) in overleg met ouders, eventueel met iemand die als tolk kan fungeren. Als er

Nadere informatie

Schema Afasie. 1 De logopedist neemt bij het vermoeden van een afasie de ScreeLing af, bij voorkeur binnen een week na de beroerte.

Schema Afasie. 1 De logopedist neemt bij het vermoeden van een afasie de ScreeLing af, bij voorkeur binnen een week na de beroerte. Schema Afasie Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling Verwijzing en aanmelding 3 Welke invloed hebben duur en intensiteit van afasietherapie op het herstel van de afasie? 11 De logopedist

Nadere informatie

De Afname, Indexen en Subtests

De Afname, Indexen en Subtests De Afname, Indexen en Subtests Dé test voor diagnose en evaluatie van taalproblemen bij kinderen van 5 t/m 18 jaar Diagnose stellen Stappenplan om tot diagnose te komen 1. Observatieschaal De Observatieschaal

Nadere informatie

De Klinisch Linguïst. Specialist in. Taalontwikkelingsstoornissen Verworven taalstoornissen

De Klinisch Linguïst. Specialist in. Taalontwikkelingsstoornissen Verworven taalstoornissen De Klinisch Linguïst Specialist in Taalontwikkelingsstoornissen Verworven taalstoornissen Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek (VKL) April 2000 Secretariaat: Vereniging voor Klinische Linguïstiek

Nadere informatie

Participatieproblemen bij kinderen met TOS/AVP

Participatieproblemen bij kinderen met TOS/AVP Audiologie & Communicatie Participatieproblemen bij kinderen met TOS/AVP Nicolle Tissen, orthopedagoog en Marijke Zoons, spraak-taalpatholoog 11 april 2019 Audiologie & Communicatie Als audiologisch centrum

Nadere informatie

WORKSHOP Webinar RICHTLIJN TOS RICHTLIJN TOS. 5 juni 2018

WORKSHOP Webinar RICHTLIJN TOS RICHTLIJN TOS. 5 juni 2018 WORKSHOP Webinar RICHTLIJN TOS RICHTLIJN TOS 5 juni 2018 Even voorstellen Specialisaties Preverbale logopedie Klinische linguïstiek Sensorische informatieverwerking afbeelding Aandachtsgebieden Downsyndroom

Nadere informatie

Kinderen met gehoor-, spraak- en/of taalproblemen

Kinderen met gehoor-, spraak- en/of taalproblemen Kinderen met gehoor-, spraak- en/of taalproblemen Afdeling Keel-, Neus- en Oorheelkunde Informatie voor verwijzers Kinderen met gehoor-, spraak- en/of taalproblemen Kinderen met problemen of vragen op

Nadere informatie

Training in het gebruik, de scoring en interpretatie van de ADOS

Training in het gebruik, de scoring en interpretatie van de ADOS Training in het gebruik, de scoring en interpretatie van de ADOS ADOS-training Karakter organiseert een training in het gebruik, de scoring en interpretatie van de ADOS. Wat is ADOS? Het Autisme Diagnostisch

Nadere informatie

Auditieve verwerkingsproblemen

Auditieve verwerkingsproblemen Auditieve verwerkingsproblemen definitie, diagnostiek, (be)handelen Jessica van Herel de Frel Logopedist / spraak taalpatholoog Koninklijke Auris Groep, AC Rotterdam j.v.herel@auris.nl 19 april 2012 Inhoud

Nadere informatie

Wie zijn wij? Werkwijze

Wie zijn wij? Werkwijze Het SpraakTaalteam De ontwikkeling van taal en spraak verloopt niet bij alle kinderen vanzelfsprekend. Sommige kinderen zijn later met hun eerste woordjes, andere kinderen praten al snel maar zijn voor

Nadere informatie

Samenvatting NVLF richtlijn Logopedie bij taalontwikkelingsstoornissen (2017) 1. Inleiding

Samenvatting NVLF richtlijn Logopedie bij taalontwikkelingsstoornissen (2017) 1. Inleiding Samenvatting NVLF richtlijn Logopedie bij taalontwikkelingsstoornissen (2017) 1. Inleiding In de richtlijn taalontwikkelingsstoornissen (TOS) wordt ingegaan op een mogelijke TOS, een vermoedelijke TOS

Nadere informatie

Onderscheid door Kwaliteit

Onderscheid door Kwaliteit Onderscheid door Kwaliteit 2010 Algemeen Binnen de intensieve overeenkomst fysiotherapie 2010 verwachten wij van u 1, en de fysiotherapeuten vallend onder uw overeenkomst, een succesvol afgeronde toets

Nadere informatie

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Clinical Evaluation of Language Fundamentals (CELF-4- NL ) 20 augustus 2010.

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Clinical Evaluation of Language Fundamentals (CELF-4- NL ) 20 augustus 2010. Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Clinical Evaluation of Language Fundamentals (CELF-4- NL ) 20 augustus 2010 Review: L.Verlaet, M. D hondt, A. Coussens (Arteveldehogeschool) Invoer: E. v

Nadere informatie

Zorgtraject na de neonatale gehoorscreening

Zorgtraject na de neonatale gehoorscreening Zorgtraject na de neonatale gehoorscreening Dr.L.Ruytjens klinisch fysicus-audioloog Sophia Kinderziekenhuis Rotterdam mede namens L.Heijkoop en A.Verbaan logopedisten Inhoud Neonatale gehoorscreening

Nadere informatie

Uitgangsvragen en aanbevelingen

Uitgangsvragen en aanbevelingen Uitgangsvragen en aanbevelingen behorende bij de richtlijn Diagnostiek en Behandeling van afasie bij volwassenen. De aanbevelingen dienen te worden gelezen in relatie tot de tekst in de desbetreffende

Nadere informatie

Signalering spraak- en taalproblemen. Signalering spraak- en taalproblemen

Signalering spraak- en taalproblemen. Signalering spraak- en taalproblemen Signalering spraak- en taalproblemen 1 Inleiding Communiceren en anderen begrijpen is een belangrijk fundament in je leven. Het stelt je in staat grip te krijgen op de wereld om je heen, contacten aan

Nadere informatie

Onderwijsondersteuning, zorg- en cursusaanbod van Auris bij communicatieve problemen

Onderwijsondersteuning, zorg- en cursusaanbod van Auris bij communicatieve problemen IB netwerkbijeenkomst SWV Aan den IJssel, De Tuyter, Krimpen aan de IJssel 8 maart 2016 Onderwijsondersteuning, zorg- en cursusaanbod van Auris bij communicatieve problemen Louise Biesmeijer & Margriet

Nadere informatie

Multidisciplinaire diagnostiek op. Renate van den Ende, Teamleider AC R dam

Multidisciplinaire diagnostiek op. Renate van den Ende, Teamleider AC R dam Multidisciplinaire diagnostiek op het Audiologisch Centrum (AC) Renate van den Ende, Teamleider AC R dam Wat is een Audiologisch Centrum (AC)? Organisatie gespecialiseerd in bij kinderen en volwassenen

Nadere informatie

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Nijmeegse Pragmatiek Test (NPT) 1 Algemene gegevens

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Nijmeegse Pragmatiek Test (NPT) 1 Algemene gegevens Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Nijmeegse Pragmatiek Test (NPT) Maart 2017 Review: 1. Sonja Bauhoff 2. Eveline van Engelen Invoer: Marsha Bokhorst 1 Algemene gegevens Lichaamsregio Aandoening

Nadere informatie

Patient Reported Outcome Measures bij het evalueren van taaltherapie

Patient Reported Outcome Measures bij het evalueren van taaltherapie Patient Reported Outcome Measures bij het evalueren van taaltherapie Drs. Ingrid Singer Hogeschool Utrecht Lectoraat Logopedie, Participatie door Communicatie 10 maart 2017 Inhoud 1. PROMs en ontwikkelingen

Nadere informatie

Taaltests. Limitatieve lijst RIZIV Preverb Fonologie Lexicon Semantiek Morfologie Syntaxis Prag Leeftijd Normen uitgave

Taaltests. Limitatieve lijst RIZIV Preverb Fonologie Lexicon Semantiek Morfologie Syntaxis Prag Leeftijd Normen uitgave Taaldiagnostiek in Nederland en Vlaanderen: meerwaarde van de Renfrew Taalschalen Nederlandse Aanpassing (RTNA) Inge Zink Taaldiagnostiek Nederlandse taalgebied Taaltests Limitatieve lijst RIZIV Preverb

Nadere informatie

Behandeling van Communicatief Meervoudig Beperkte kinderen

Behandeling van Communicatief Meervoudig Beperkte kinderen Behandeling van Communicatief Meervoudig Beperkte kinderen Lotte Wijnen, logopedist Esther Fontein, orthopedagoog / GZ-psycholoog 10 maart 2016 Inhoud Historie. Uitgangspunten en doelstellingen CMB-groep.

Nadere informatie

CELF-4-NL & CELF Preschool-2-NL

CELF-4-NL & CELF Preschool-2-NL CELF-4-NL & CELF Preschool-2-NL Clinical Evaluation of Language Fundamentals Sjoerd Pieters Consultant Pearson Basis van de CELF s constructie test modaliteiten: Receptief Expressief -> 5 taaldomeinen

Nadere informatie

VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 6 16 jaar

VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 6 16 jaar VCLB De Wissel - Antwerpen Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Naam: School: Klas: Geboortedatum: Onderzoeksdatum: Kalenderleeftijd: VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 6 16 jaar 1. Probleemstelling

Nadere informatie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd. Communicatie, Mentale functies

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd. Communicatie, Mentale functies Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Nederlandstalige NonSpeech test (NNST) 4 november 2011 Review: M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking op

Nadere informatie

Afasie bij kinderen met epilepsie. Symposium 'Verworven kinderafasie,

Afasie bij kinderen met epilepsie. Symposium 'Verworven kinderafasie, Afasie bij kinderen met epilepsie Symposium 'Verworven kinderafasie, 13-01-2017 Afasie bij kinderen met epilepsie Epilepsiesyndromen en achteruitgang op gebied van taal/ afasie 3 casussen; aard en verloop

Nadere informatie

PEUTERS MET TOS. Vroeg, 23 mei 2019, Utrecht. Marthe Wijs - van Lonkhuijzen

PEUTERS MET TOS. Vroeg, 23 mei 2019, Utrecht. Marthe Wijs - van Lonkhuijzen PEUTERS MET TOS Vroeg, 23 mei 2019, Utrecht Marthe Wijs - van Lonkhuijzen 1 KENNISMAKEN 2 INTRODUCTIE - TEKENING Pen en papier, teken wat ik beschrijf Wat ervaart de tekenaar? Hoe probeerde de spreker

Nadere informatie

Logopedische handreiking. Indicatiestelling Cluster 2

Logopedische handreiking. Indicatiestelling Cluster 2 Logopedische handreiking Indicatiestelling Cluster 2 December 2006 Commissies voor de Indicatiestelling Nederland Samengesteld door Nynke Terpstra-van der Werf, Linguïst CvI REC NN In samenwerking met

Nadere informatie

Ga nu aan de slag met de nieuwe CELF-5-NL!

Ga nu aan de slag met de nieuwe CELF-5-NL! Ga nu aan de slag met de nieuwe CELF-5-NL! De CELF-5-NL is de vernieuwde test die het afnemen en scoren eenvoudiger maakt waardoor u tijd kunt besparen. Nieuwe normen (2019) Digitale afname en scoring

Nadere informatie

Diagnostiek van spraaken taalstoornissen op het AC

Diagnostiek van spraaken taalstoornissen op het AC Diagnostiek van spraaken taalstoornissen op het AC bij meertalige kinderen door Manuela Julien, klinisch linguist Audiologisch Centrum Den Haag 25 januari 2008 M Julien 25.01.2008 Effatha Guyot Audiologische

Nadere informatie

VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 4 8 jaar

VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 4 8 jaar VCLB De Wissel - Antwerpen Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Naam: School: Klas: Geboortedatum: Onderzoeksdatum: Kalenderleeftijd: VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 4 8 jaar 1. Probleemstelling

Nadere informatie

1. ONDERZOEK. Voorwaarden bij onderzoek:

1. ONDERZOEK. Voorwaarden bij onderzoek: Charter voor onderzoek en behandeling van spraak-, taal- en communicatieproblemen bij de ziekte van Huntington Versie voor zorgmedewerkers, mantelzorgers en patiënten 1. ONDERZOEK Voorwaarden bij onderzoek:

Nadere informatie

Deel 1 Gebruik van het computerprogramma Behandeldoelen tos. 2 Stappen bij het opstellen van een behandelplan 29

Deel 1 Gebruik van het computerprogramma Behandeldoelen tos. 2 Stappen bij het opstellen van een behandelplan 29 Inhoud Inleiding 15 Deel 1 Gebruik van het computerprogramma Behandeldoelen tos 1 Het computerprogramma 23 1.1 Inleiding 23 1.2 Doel van het computerprogramma Behandeldoelen tos 23 1.3 Doelgroep en gebruikers

Nadere informatie

Peuters met TOS in kaart gebracht

Peuters met TOS in kaart gebracht ARTIKELEN Peuters met TOS in kaart gebracht Kenmerken van 2-5 jarige kinderen die een TOS-behandelgroep bezoeken Maartje Kouwenberg, Bernadette Vermeij, Anne Spliet en Karin Wiefferink In dit artikel wordt

Nadere informatie

Achtergrond, inhoud en toepassing

Achtergrond, inhoud en toepassing Testinstrumentarium Taalontwikkelingsstoornissen (T-TOS): Achtergrond, inhoud en toepassing Femke Scheltinga, Linda Horsels, Jos Keuning & Judith Stoep Sinds 2013 is het Testinstrumentarium Taalontwikkelingsstoornissen

Nadere informatie

TAALSTOORNIS KINDEREN: PROBLEMEN MET DE PRODUCTIE VAN SPRAAKKLANKEN

TAALSTOORNIS KINDEREN: PROBLEMEN MET DE PRODUCTIE VAN SPRAAKKLANKEN INFORMATIE VOOR OUDERS/VERZORGERS TAALSTOORNIS KINDEREN: PROBLEMEN MET DE PRODUCTIE VAN SPRAAKKLANKEN Meertaligheid en fonologische stoornis TAALSTOORNIS KINDEREN: PROBLEMEN MET DE PRODUCTIE VAN SPRAAKKLANKEN

Nadere informatie

Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X

Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X Hanna Swaab Sophie van Rijn Suus van Rijn Hanna, Sophie en Suus werken op de afdeling orthopedagogiek van de universiteit Leiden en op het Ambulatorium.

Nadere informatie

TOS ervaar en neem mee! SPO de Liemers

TOS ervaar en neem mee! SPO de Liemers TOS ervaar en neem mee! SPO de Liemers Ellen de Vries en Kitty Gieling Als horen of communiceren niet vanzelfsprekend is Koninklijke Kentalis (cluster 2) Specialist op het gebied van diagnostiek, zorg

Nadere informatie

Uitdagingen bij de diagnostiek van spraaktaalstoornissen bij meertalige kinderen

Uitdagingen bij de diagnostiek van spraaktaalstoornissen bij meertalige kinderen Uitdagingen bij de diagnostiek van spraaktaalstoornissen bij meertalige kinderen door Manuela Julien, logopedist & klinisch linguïst 19 maart 2009 Overzicht Taalachterstand, taalstoornis, nog beperkte

Nadere informatie

Het leren van Engels bij kinderen met TOS

Het leren van Engels bij kinderen met TOS Het leren van Engels bij kinderen met TOS Siméa congres 15-04-2016 Master Thesis Logopediewetenschap Inge Zoutenbier, MSc Onder begeleiding van: Dr. Rob Zwitserlood In een notendop http://auris.instantmagazine.com/auriscomdigit

Nadere informatie

Inzicht in de behandeling van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen

Inzicht in de behandeling van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen Inzicht in de behandeling van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen Bernadette Vermeij Rosanne van der Zee Simea congres 10 april 2014 Monitoren Meer zicht krijgen op de doelgroep en in de effectiviteit

Nadere informatie

Ontwikkelingen. Audiologisch Centrum Rotterdam. Marco van Es Mieke Vermeulen

Ontwikkelingen. Audiologisch Centrum Rotterdam. Marco van Es Mieke Vermeulen Ontwikkelingen Audiologisch Centrum Rotterdam Marco van Es Mieke Vermeulen Het Audiologisch Centrum Het Audiologisch Centrum (AC) is gespecialiseerd in onderzoek, advies en begeleiding bij gehoorproblemen

Nadere informatie

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Congres Focus op Onderzoek, 22 juni 2015 Gerda de Kuijper, AVG/senior senior onderzoeker CVBP/UMCG Dederieke Festen AVG/senior onderzoeker

Nadere informatie

Voorlichting Kwaliteitstoets Logopedie. Henriëtte Delsing, MSc., logopedist Leadauditor/Materiedeskundige Kiwa

Voorlichting Kwaliteitstoets Logopedie. Henriëtte Delsing, MSc., logopedist Leadauditor/Materiedeskundige Kiwa Voorlichting Kwaliteitstoets Logopedie Henriëtte Delsing, MSc., logopedist Leadauditor/Materiedeskundige Kiwa Henriëtte Delsing, MSc., logopedist Even voorstellen... Opening Criteria kwaliteitstoets 2017

Nadere informatie

Overzicht tests Diagnostiek Ontwikkelingsleeftijd tot 16 jaar

Overzicht tests Diagnostiek Ontwikkelingsleeftijd tot 16 jaar Overzicht tests Diagnostiek Ontwikkelingsleeftijd tot 16 jaar Algemeen: Bij het vaststellen van dit overzicht zijn recente (wetenschappelijke) inzichten en de DSM-5 als leidraad gebruikt. Het is niet de

Nadere informatie

Therapiekeuze bij verstaanbaarheidsproblemen. Waarom dit onderwerp? Goed nieuws! Therapiekeuze bij verstaanbaarheidsproblemen

Therapiekeuze bij verstaanbaarheidsproblemen. Waarom dit onderwerp? Goed nieuws! Therapiekeuze bij verstaanbaarheidsproblemen Therapiekeuze bij verstaanbaarheidsproblemen Regiodag logopedie 27 mei 2014 Waarom dit onderwerp? Maaike Diender Klinisch linguïst Audiologisch centrum Alkmaar: ACHN Kinderen 2-5 jaar, 2010-2013 Geen spraakproductieprobleem

Nadere informatie

Ondersteuningaanbod voor peuters met problemen in de ontwikkeling. Lex Wijnroks (UU) 22 juni 2015

Ondersteuningaanbod voor peuters met problemen in de ontwikkeling. Lex Wijnroks (UU) 22 juni 2015 Ondersteuningaanbod voor peuters met problemen in de ontwikkeling Lex Wijnroks (UU) 22 juni 2015 1 Individuele ondersteuning voor peuters en hun pedagogisch medewerkers op peutercentra en speelleergroepen

Nadere informatie

Gehoorverlies bij kinderen

Gehoorverlies bij kinderen Libra Audiologie Gehoorverlies bij kinderen Onlangs heeft u de mededeling gekregen dat uw kind slechthorend is. Er komt dan ineens veel op u af, er zijn zoveel vragen te stellen en beslissingen te nemen.

Nadere informatie

Onderzoek Communicatie: Assessment en interventie van perceptieve en productieve functiestoornissen bij volwassenen met een verstandelijke beperking

Onderzoek Communicatie: Assessment en interventie van perceptieve en productieve functiestoornissen bij volwassenen met een verstandelijke beperking Onderzoek Communicatie: Assessment en interventie van perceptieve en productieve functiestoornissen bij volwassenen met een verstandelijke beperking Prof. Dr. Ir. Ad Snik, Klinisch Fysicus en Audioloog,

Nadere informatie

WAT DOET DE LOGOPEDIST?

WAT DOET DE LOGOPEDIST? TAAL Afasie Afasie is een taalstoornis die ontstaat door een hersenletsel in de linker hersenhelft. Dit wordt meestal veroorzaakt door een beroerte (CVA), maar kan ook ontstaan door een hersentumor, een

Nadere informatie

De ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs

De ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs 1 De ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs Sieneke Goorhuis-Brouwer, KNO, UMCG, Groningen Kees de Bot, Toegepaste Taalwetenschap RUG, Groningen April

Nadere informatie

van kleuters met TOS: de verwerking van betekenis in een zin

van kleuters met TOS: de verwerking van betekenis in een zin Een kijkje in het taalbrein van kleuters met TOS: de verwerking van betekenis in een zin Judith Pijnacker, Nina Davids, Marjolijn van Weerdenburg & Petra van Alphen Wat kan hersenonderzoek ons leren over

Nadere informatie

TOP poli. Kindergeneeskunde

TOP poli. Kindergeneeskunde TOP poli Kindergeneeskunde Team Ontwikkelings Problematiek (TOP) TOP staat voor Team Ontwikkelings Problematiek. Dit is een speciaal team met verschillende deskundigheden. U kunt hier terecht met uw kind

Nadere informatie

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? - Geplaatst in VISUS 4-2017 - EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? Om de verschillen tussen de kennis uit het laatste wetenschappelijk bewijs en de klinische praktijk kleiner te maken is de afgelopen

Nadere informatie

Kenmerken van peuters met een taalontwikkelingsstoornis

Kenmerken van peuters met een taalontwikkelingsstoornis Kenmerken van peuters met een taalontwikkelingsstoornis Maartje Kouwenberg (Auris) & Bernadette Vermeij (NSDSK) Anne Spliet (Pento) en Karin Wiefferink (NSDSK) Inhoud Doel van het onderzoek Achtergrond

Nadere informatie

Anamnese Meertalige Kinderen

Anamnese Meertalige Kinderen Anamnese Meertalige Kinderen Intervisiewerkgroep Meertalige kinderen Deze anamneselijst staat gratis ter beschikking op www.sig-net.be in PDF-formaat en is ook beschikbaar in het Frans, Engels, Spaans,

Nadere informatie

Interactief voorleesboek

Interactief voorleesboek Interactief voorleesboek Help! Weet jij het woord? Met 'Help! Weet jij het woord?' wordt voorlezen een feestje. Verkrijgbaar bij www.kentalisshop.nl Een boek speciaal geschreven voor kinderen met TOS,

Nadere informatie

Siméa Nienke Lam de Waal, MA Dr. Annette Scheper

Siméa Nienke Lam de Waal, MA Dr. Annette Scheper Vertelvaardigheid: Kleuters versus kinderen met SLI Siméa 11-04-2013 Nienke Lam de Waal, MA Dr. Annette Scheper Inhoud Waar hebben we het over? Achtergrond Onderzoeksvragen Methode Resultaten Discussie

Nadere informatie

CHC Werkdocument Benadering het zeer lage IQ. Talige personen met vermoedelijke ML tussen 2 en 7 jaar

CHC Werkdocument Benadering het zeer lage IQ. Talige personen met vermoedelijke ML tussen 2 en 7 jaar CHC Werkdocument Benadering het zeer lage IQ Talige personen met vermoedelijke ML tussen 2 en 7 jaar Naam: Onderzoeksdatum: School: Geboortedatum: Klas: CL: CL in maanden: CL*: START met plaatjes concepten

Nadere informatie

Onderzoeksvraag Uitkomst

Onderzoeksvraag Uitkomst Hoe doe je onderzoek? Hoewel er veel leuke boeken zijn geschreven over het doen van onderzoek (zie voor een lijstje de pdf op deze site) leer je onderzoeken niet uit een boekje! Als je onderzoek wilt doen

Nadere informatie

Taal. Informatie over logopedie

Taal. Informatie over logopedie Taal Taal is... Het geheel van de door de spraakorganen, op basis van het taalvermogen voortgebrachte tekens waarvan de mens gebruik maakt om zijn gedachten te articuleren, zijn wereld te ordenen en te

Nadere informatie

Werkgeheugen en TOS. Brigitte Vugs. Klinisch Neuropsycholoog Koninklijke Kentalis

Werkgeheugen en TOS. Brigitte Vugs. Klinisch Neuropsycholoog Koninklijke Kentalis Werkgeheugen en TOS Brigitte Vugs Klinisch Neuropsycholoog Koninklijke Kentalis Inhoud presentatie 1. Taalontwikkelingsstoornis 2. Werkgeheugen 3. Werkgeheugen & TOS 4. Behandeling 1. Taalontwikkelingsstoornis

Nadere informatie

Luisteren in nieuwe Context (LinC)

Luisteren in nieuwe Context (LinC) Luisteren in nieuwe Context (LinC) Webinar Pearson Academy 28 juni 2016 Esther van Niel esther.vanniel@hu.nl Inhoud Behandeling van AVP Plaats van LinC binnen de (AVP) behandeling en LinC Uitgangspunten

Nadere informatie

ANAMNESE MEERTALIGHEID Taalaanbod en attitudes t.o.v. betrokkene talen

ANAMNESE MEERTALIGHEID Taalaanbod en attitudes t.o.v. betrokkene talen ANAMNESE MEERTALIGHEID Taalaanbod en attitudes t.o.v. betrokkene talen Oorspronkelijk ontwikkeld door Mirjam Blumenthal en Manuela Julien binnen het Audiologische Centrum Den Haag, 1999 Versie 2 met geringe

Nadere informatie

Afdeling Medische Psychologie

Afdeling Medische Psychologie Afdeling Medische Psychologie In de meeste ziekenhuizen is een afdeling medische psychologie; ook in het St. Annaziekenhuis. U bent door uw medisch specialist naar deze afdeling doorverwezen. In deze folder

Nadere informatie

Evaluatie stage extra muros

Evaluatie stage extra muros Evaluatie stage extra muros Naam student: Stageplaats: Stagemeester ZIV Nummer : Stageperiode : Een competentie is het vermogen om adequaat te functioneren in een bepaalde (beroeps)context door het kiezen

Nadere informatie

Intelligentieonderzoek bij Edu & ik

Intelligentieonderzoek bij Edu & ik Intelligentieonderzoek bij Edu & ik RAKIT-2 De Revisie Amsterdamse Kinder Intelligentie Test tweede versie (RAKIT-2) is een intelligentie test voor kinderen tussen vier en twaalf jaar oud. De RAKIT-2 bestaat

Nadere informatie

Diagnostiek van taalstoornissen bij meertalige kinderen

Diagnostiek van taalstoornissen bij meertalige kinderen Diagnostiek van taalstoornissen bij meertalige kinderen Manuela Julien logopedist & linguïst 30 september 2011 Overzicht 1. Terminologie 2. Uitdagingen 3. Valkuilen 4. Aanpak M. Julien, 30 september 2011

Nadere informatie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Algemeen, overige, ongespecificeerd

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Algemeen, overige, ongespecificeerd Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Taaltoets alle Kinderen (TAK) 17 oktober 2011 Review 1: K. Merkelbach, Y. Gorissen, A. ten Kate Review 2: M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens

Nadere informatie

Protocol Project Uniforme signalering spraaktaalproblemen. kinderen INHOUD

Protocol Project Uniforme signalering spraaktaalproblemen. kinderen INHOUD Protocol Project Uniforme signalering spraaktaalproblemen bij jonge kinderen Versie geïntegreerd model van Wiechen 2/jarigen 1 november 2011 INHOUD 1. Inleiding 2. Taal A. De normale taalontwikkeling en

Nadere informatie

Cito Volgsysteem jonge kind en Cito Volgsysteem primair en speciaal onderwijs

Cito Volgsysteem jonge kind en Cito Volgsysteem primair en speciaal onderwijs Instrument Cito Volgsysteem jonge kind en Cito Volgsysteem primair en speciaal onderwijs Met het Cito Volgsysteem Jonge kind en het Cito Volgsysteem primair en speciaal onderwijs kan door middel van observatie

Nadere informatie

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Congres Focus op Onderzoek, 22 juni 2015 Gerda de Kuijper, AVG/senior senior onderzoeker CVBP/UMCG Dederieke Festen AVG/senior onderzoeker

Nadere informatie

TOS en Dyslexie. De grenzen van mijn taal....zijn de grenzen van mijn wereld

TOS en Dyslexie. De grenzen van mijn taal....zijn de grenzen van mijn wereld TOS en Dyslexie De grenzen van mijn taal....zijn de grenzen van mijn wereld Inhoud: Wie zijn wij? Wat is een TOS? TOS en dyslexie, cormobiditeit TOS en dyslexie, dé aanpak Wie zijn wij? Auris: helpt mensen

Nadere informatie