Concept voor diskussie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Concept voor diskussie"

Transcriptie

1 De inzet van rietsnijders bij het bereiken van natuurdoelen, waterkwaliteitsdoelen en hoge landschapswaarden in de Nederlandse laagveenmoerasgebieden - advies op verzoek van de minister van LNV - Concept voor diskussie Versie zaterdag 15 september :52 uur

2 Dit advies is op verzoek van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit opgesteld door buro Natuur + Water. Daarbij heeft buro Natuur + Water dankbaar gebruik gemaakt van de opmerkingen en de verstrekte informatie van Overlegorgaan Nationaal Park de Weerribben, Natuurmonumenten (beheereenheden de Wieden en Nieuwkoopse Plassen), Staatsbosbeheer (de Weerribben, Oldematen en de Rottige Meenthe), het It Fryske Gea (Alde Feânen), provincie Overijssel, provincie Zuid-Holland, provincie Friesland, Waterschap Reest en Wieden, Wetterskip Frieslân, Hoogheemraadschap Rijnland, de gemeente Nieuwkoop en de gemeente Steenwijkerland. 2

3 3 Inhoudsopgave pm

4 4 1. Waarom een advies over de inzet van rietsnijders in laagveenmoerasgebieden? 1.1 De betekenis van riet en rietland in laagveenmoerasgebieden In Nederland komt ongeveer hectare laagveenmoerasgebied voor, en een deel daarvan bestaat uit rietland (ca. hectare). Het rietland bepaalt in elk seizoen in hoge mate het open karakter van de laagveenmoerasgebieden. Daarnaast kunnen in het riet bijzondere plantengemeenschappen voorkomen. Dit laatste geldt vooral voor trilvenen, veenmosrietland en moerasheide. In het cultuurrietland komen niet zo zeer bijzondere plantensoorten voor, maar het is wel essentieel voor moerasvogels, die het riet(land) gebruiken om er te broeden, te schuilen en/of te foerageren. Met name overjarig riet langs en in het water is daarvoor geschikt. Daarnaast heeft het riet in de laagveenmoerasgebieden een positieve invloed op de waterkwaliteit: elk jaar wordt samen met het geoogste riet een aanzienlijke vracht voedingsstoffen (P en N) uit deze gebieden verwijderd. Het riet neemt deze voedingsstoffen uit het water op tijdens de groei. Het begrip kwalificerende soorten Een groot deel van de Nederlandse laagveenmoerasgebieden is aangemeld of aangewezen als Natura2000-gebied, maar niet in alle gebieden wordt riet gesneden door rietsnijders. Natura2000-gebieden worden als zodanig aangewezen vanwege het voorkomen van een aantal kwalificerende soorten en habitats. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor de laagveenmoerasgebieden waarvan de aanwijzing als Natura2000-gebied op dit moment (situatie 2007) in procedure is. Welke soorten en habitats kunnen kwalificeren voor aanwijzing als Natura2000-gebied, is vastgelegd in Bijlage van de Europese Habitatrichtlijn. Het zijn echter niet steeds dezelfde habitats en/of soorten op grond waarvan de Nederlandse laagveenmoerasgebieden als Natura2000- gebied zijn aangemeld. Zo zijn bijvoorbeeld het Geel schorpioenmos en de Aalscholver kwalificerende soorten voor de Wieden, terwijl zij dat niet zijn voor de Weerribben en de Alde Feânen. Voor deze beide soorten geldt dat zij niet in de Weerribben of de Alde Feânen voorkomen, maar het is ook mogelijk dat een gebied niet belangrijk genoeg is voor het in stand houden van een habitat of soort uit Bijlage van de Habitatrichtlijn (terwijl dit habitat of deze soort wel in het gebied voorkomt). Dit geldt bijvoorbeeld voor de Grote karekiet, die wel in de Nieuwkoopse Plassen voorkomt, maar niet met zulke grote aantallen dat het gebied vanwege deze soort als Natura2000-gebied is aangemeld. In het Natura2000 Doelendocument (Ministerie LNV, 2006) zijn de criteria opgenomen op grond waarvan de Natura2000 gebieden zijn geselecteerd.

5 5 1.2 De rol van rietsnijders in laagveenmoerasgebieden De verschillende typen rietland die in laagveenmoerassen voorkomen (cultuurriet, trilveen, veenmosrietland), stellen allemaal hun eigen eisen aan het rietlandbeheer. Voor alle typen rietland geldt echter dat zij regelmatig gemaaid moeten worden om te voorkómen dat het rietland vol loopt met struiken en bomen. Op die manier wordt voorkomen dat na verloop van tijd (moeras)bos ontstaat. Voor moerasvogels is het heel belangrijk dat een deel van het riet meer dan één jaar oud is. Het cultuurriet wordt in vrijwel alle laagveenmoerasgebieden gesneden door rietsnijders. Het snijden van gewoon riet vindt plaats in de winter, omdat het blad dan dood en deels van de stengels afgevallen is. Het riet is dan geschikt om droog op te slaan en later als dakbedekking te worden gebruikt. In een aantal gebieden wordt ook een deel van de trilvenen en het veenmosrietland (incl. de moerasheides) door de rietsnijders gemaaid, maar doorgaans maait de natuurbeheerder deze typen zelf. Trilveenrietland en Veenmosrietland wordt in de meeste gebieden in de zomer gemaaid en leveren beduidend minder geschikt (dek)riet op dan cultuurrietland. De rietsnijders halen een deel van hun inkomen uit de verkoop van (dek)riet. Daarnaast kunnen de rietsnijders subsidie aanvragen uit de Provinciale Subsidieregelingen Natuurbeheer (voorheen Programma Beheer). Dit geldt niet voor pachters van Staatsbosbeheer (SBB), omdat het Programma Beheer (en dus ook de Provinciale Subsidieregelingen Natuurbeheer) sinds 2006 niet meer aangewend mag worden voor terreinen van SBB. Dit heeft te maken met het feit dat SBB een (semi) overheidsinstelling is, en de overheid geen subsidie aan zich zelf mag verstrekken. Voor de rietsnijders in het door SBB beheerde Nationaal Park de Weerribben is overigens wel een tijdelijk vergoedingsstelsel ( Reparatieregeling Weerribben ) in het leven geroepen. Wat de hoogte van de vergoedingen betreft, komt deze regeling overeen met de Provinciale Subsidieregelingen Natuurbeheer (PSN). Van deze reparatieregeling kan alleen gebruik worden gemaakt door rietsnijders die in het verleden (tot 2006) gebruik maakten van het Programma Beheer binnen terreinen van SBB. De hoogte van de vergoedingen uit de PSN en de Reparatieregeling Weerribben zijn afhankelijk van het type rietland dat gesneden wordt. Met een groot deel van de rietsnijders in de Nederlandse laagveenmoerasgebieden gaat het financieel niet goed: er komt de laatste jaren steeds meer riet uit Oost-Europese landen, en dat zet de prijs van een bos riet enorm onder druk. Daar komt bij dat de (on)kosten die de rietsnijders moeten maken om het riet te snijden (machines, boten etc) erg hoog zijn. Berekend is (zie: Natuurlijk rietsnijden!, AVRN 2006) dat gemiddeld 50% van de opbrengst uit het (dek)riet weer opgaat aan de te maken (on)kosten. Dit heeft tot gevolg dat de rietsnijders in de laagveenmoerasgebieden werken voor een gemiddeld uurloon van Alleen op particulier (verpacht) rietland worden hogere bedragen per uur verdiend ( euro). Een groot deel van de rietsnijders heeft geen opvolger en verwacht over 5 tot 10 jaar met rietsnijden te stoppen, en nieuwe (jonge) rietsnijders komen er nauwelijks nog bij.

6 6 De Algemene Vereniging voor de Rietcultuur in Nederland (AVRN) heeft daarom in 2006 een toekomstvisie opgesteld, samen met de partijen die bij de laagveenmoerasgebieden betrokken zijn (Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Vogelbescherming Nederland, het Ministerie van LNV en een aantal gemeenten, waterschappen en provincies). Deze toekomstvisie heeft als titel Natuurlijk rietsnijden! gekregen. Kern van de toekomstvisie is dat rietsnijden noodzakelijk is om de bestaande natuur- en landschapswaarden van de laagveenmoerasgebieden in stand te houden en verder te kunnen ontwikkelen (bijvoorbeeld conform de ontwikkeldoelen uit de Aanwijzingsbesluiten Natura2000). Anderzijds stelt de toekomstvisie Natuurlijk rietsnijden! dat de rietsnijders bereid zijn het riet natuurlijker te snijden (bijvoorbeeld geen / minder bestrijdingsmiddelen, aandacht voor moerasvogels door delen van het rietland één of enkele jaren te laten staan, natuurlijker peilbeheer accepteren, etc). De toekomstvisie Natuurlijk rietsnijden! is in september 2006 aangeboden aan toenmalig Minister Veerman. De minister en het Ministerie van LNV erkennen het grote belang van het in stand houden van de rietsector, zodat de rietsnijders blijvend kunnen bijdragen aan het onderhoud en dus ook het behoud van natuur- en landschapswaarden in de laagveenmoerasgebieden. Om die reden heet het ministerie gevraagd een advies op te stellen rond de vraag: Hoe kunnen rietsnijders worden ingezet om de Natura2000 doelen en andere natuurdoelen in laagveenmoerasgebieden te behalen? Aanwijzingsprocedure Natura2000-gebieden Eerste stap in de aanwijzing van een Natura2000 gebied is de Aanmelding. Daarna volgt de officiële aanwijzingsprocedure met de publicatie van het Ontwerp Aanwijzingsbesluit Natura2000, een periode van inspraak en bezwaren en vervolgens de publicatie van het definitieve Aanwijzingsbesluit Natura2000. Op dit besluit is beroep mogelijk. De aanwijzing van de laagveenmoerasgebieden als Natura2000-gebied is overigens niet uit de lucht komen vallen: ook daarvóór hadden deze gebieden doorgaans al een natuurstatus (bestemmingsplan) of waren zij aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van bijvoorbeeld de Europese Vogelrichtlijn.

7 7 Tabel 1: Oppervlaktes voor Natura2000 kwalificerende habitats waar beroepsmatig riet gesneden wordt of waar zomermaaibeheer door rietsnijders wordt uitgevoerd. Weerribben Wieden Nieuwkoopse Plassen Rottige Meenthe Alde Feânen Olde Maten Trilveen H subtype A 250 / 300 ha 1700 ha Niet aanwezig 20 ha Niet meer aanwezig Veenmosrietland H subtype B Moerasheide H subtype B 115 ha 82 ha 340 ha 22 ha x Zomen + ruigten H6430 Onderdeel van oppervlakte trilveen Galigaanmoeras?? Ter vergelijking: Overjarig riet 370 ha 9 ha 60 ha Cultuurrietland 750 ha * ha 40 ha Dotterbloem rietland Niet aanwezig 100 ha x 5 ha Ribben? x x x * Al het verpachte rietland van SBB is geregistreerd als cultuurriet

8 8 2. De kwalificerende habitats en soorten voor Natura2000 in de Nederlandse laagveenmoerasgebieden 2.1 Wat zijn kwalificerende habitats en soorten? Natura2000-gebieden vormen met elkaar de Europese ecologische hoofdstructuur. Het grote aantal met elkaar samenhangende (natuur)gebieden, moeten samen de biodiversiteit in Europa in stand houden. Opdracht aan alle lidstaten is de achteruitgang van de kwaliteit van deze Natura2000-gebieden uiterlijk in 2010 gestopt te hebben. Gebieden kunnen worden aangewezen als daar habitats of soorten voorkomen die zijn opgenomen in Bijlage van de Europese Habitatrichtlijn. Natura2000-gebieden bestaan zowel uit de gebieden die zijn aangemeld voor de Europese Habitatrichtlijn als wel uit gebieden die zijn aangewezen onder de Europese Vogelrichtlijn. In Natura2000 gaat het om gebiedsbescherming. In Nederland is de gebiedsbescherming die voortvloeit uit natura2000 geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarnaast worden in Nederland soorten beschermd door de Flora- en Faunawet. In Bijlage 1 van dit advies zijn de voor Natura2000 kwalificerende habitats en soorten van de laagveenmoerasgebieden. Vaak gaat het om de aanwezigheid van trilveen, veenmosrietland en moerasheide, en daarnaast om soorten als de Groenknolorchis, Roerdomp, Purperreiger, Rietzanger en de Snor. Moerasheide levert overigens geen verkoopbaar riet op. Toch is dit habitattype in dit advies toch meegenomen, omdat het een volgend stadium is in het verlandingsproces (na veenmosrietland) en omdat ook veenmosrietland maaibeheer nodig heeft om in stand te blijven. In een aantal laagveenmoerasgebieden wordt dot habitattype ook beheerd door rietsnijders. De aanwezigheid van cultuurriet is op zichzelf nooit aanleiding voor een Natura2000 Aanwijzing. Wel kunnen de van het cultuurriet afhankelijke moerasvogels kwalificerend zijn voor de Habitatrichtlijn. De in Bijlage 1 opgenomen informatie is afkomstig uit de (concept) Aanwijzingsbesluiten Natura2000 of uit concept Gebiedendocumenten Natura2000. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de karakteristieken van de kwalificerende habitats en soorten van laagveenmoerasgebieden, en op de relatie tussen deze habitats en soorten en het (riet)maaibeheer. In Bijlage 2 is deze informatie in tabelvorm samengevat. De opgenomen informatie is grotendeels afkomstig uit Europese Natuur in Nederland, deel Habitat typen en deel Soorten van de Habitatrichtlijn (Janssen en Schaminee, 2003 en 2004), het Handboek Natuurdoeltypen (Ministerie LNV, 2001) en de OBN-website Natuurkwaliteit (versie juli 2007).

9 9 2.2 De voor Natura2000 kwalificerende habitats van laagveenmoerasgebieden Overgangs- en Trilveen Trilveen en Veenmosrietland behoren allebei tot het habitattype Overgangs- en trilveen (H7140, subtype A en B). Beide typen kunnen ontstaan als vroeg ontwikkelingsstadium in het verlandingsproces van open water naar beloopbaar land in laagveenmoerasgebied (na krabbescheer en drijftillen Vaak vindt de eerste aanzet van trilvenen overigens plaats in wintergemaaide rietlanden (Jeroen Bredenbeek, SBB Weerribben). Het aanwezige water onder en in de kraggen moet voedselarm tot matig voedselrijk zijn, en bestaat uit een mengsel van basenrijk grond- of oppervlaktewater, vermengd met van nature zuurder regenwater. Voor beide subtypen van Overgangs- en trilveen is het noodzakelijk verbossing, verstruiking en verruiging tegen te gaan middels maaibeheer. Ook het steeds weer graven van nieuw open water blijft nodig, zodat steeds weer opnieuw jonge verlandingsstadia kunnen ontstaan. Het optimale beheer van zowel trilveen als veenmosrietland is zomermaaien (hooien). Dat betekent dat het (optimaal) beheren van deze habitattypen feitelijk niet tot het riemaaien behoort. Dat neemt niet weg dat het Zomermaaibeheer van trilvenen en veenmosrietland prima door rietsnijders kan worden uitgevoerd. In een aantal laagveenmoerasgebieden gebeurt dat ook. Het volgende successiestadium na trilveen of veenmosrietland kan moerasbos ofwel moerasheide zijn. Trilveen (H subtype A) Trilveen bestaat uit een op het water drijvend matras (= kragge) van plantenwortels en ander organisch materiaal. De kraggen zijn 20 tot 70 cm dik en net stevig genoeg om begaanbaar te zijn. Daardoor zijn zij wel erg kwetsbaar voor betreding. De kraggen golven (of trillen) onder de voeten bij betreding: vandaar de naam trilveen. Kenmerkend voor trilvenen zijn verschillende soorten zegges en slaapmossen, Slank wollegras en opvallende bloeiende planten zoals Wateraardbei, Moerasdrieblad en Moeraskartelblad. In Nederland komt nog ca. 100 ha trilveen voor en slechts een klein deel daarvan is echt goed ontwikkeld. Vanwege de dunne en kwetsbare kragge moeten bij het maaien lichte machines worden gebruikt. Het maaisel mag niet blijven liggen omdat dit leidt tot verzuring. Trilveen kan lang in stand blijven door goed (zomer)maaibeheer, maar gaat uiteindelijk toch over in veenmosrietland en vervolgens veenmosheide of moerasbos. Tegenwoordig vindt deze ontwikkeling soms al binnen enkele jaren plaats, waarschijnlijk als gevolg van de hoge stikstofdepositie vanuit de lucht. Op trilvenen staat riet, maar doorgaans niet in hoge bedekkingen. Trilveen moet jaarlijks worden gemaaid, bij voorkeur tussen juni en half augustus: te laat in het jaar maaien leidt tot toename van de hoeveelheid riet in de vegetatie, en voor het in stand houden van het trilveen is dit ongunstig. Vooral soorten van het Knopbiesverbond ondervinden schade van wintermaaien. In de Rottige Meenthe wordt het trilveen overigens wel in de wintermaanden gemaaid. Dat leidt in dit gebied niet tot schade aan de aanwezige trilvenen (Henk Jan van de Veen, SBB).

10 10 Voor trilvenen is het directe kontakt tussen de wortels van de planten en het basenrijke (grond)water in en onder de kraggen essentieel. Het wegzijgen van (grond)water zorgt ervoor dat via oppervlakkige toestroming van nieuw basenrijk water de invloed van het zuurdere regenwater wordt tegen gegaan. Het is dan ook belangrijk dat deze wegzijging in stand blijft. Behalve goed (zomer)maaibeheer is voor trilvenen ook het geregeld opschonen van de watergangen nodig, zodat het aangevoerde basenrijkere (oppervlakte)water in de kraggen kan komen. Periodieke overstromingen met schoon rivier- of grondwater droegen in het verleden waarschijnlijk bij aan een zeer langdurig voortbestaan van trilvenen, maar dergelijke uitspattingen worden in de huidige laagveenmoerasgebieden van Nederland niet meer toegestaan. Veenmosrietland (H7140-subtype B) Veenmosrietland ontwikkelt zich vanuit trilveen, als na verloop van jaren de kragge dikker is geworden (tot 2,5 meter), en zich bovenin de kragge een lens van zuur regenwater heeft gevormd. De vegetatie heeft dan geen direct kontakt meer met het basenrijke (grond)water en wordt vrijwel uitsluitend nog door regenwater beïnvloed. De kragge beweegt nog wel mee met eventuele schommelingen van de waterstand, zodat het water in de kragge altijd vrijwel gelijk staat met het maaiveld. Dit geldt niet in situaties waarin de kragge is vastgegroeid aan de veenbodem: in die gevallen kan het water in de kragge soms wat verder wegzakken. Onder extreem natte omstandigheden kan de kragge zelfs onder water komen te staan. In de Wieden heeft het hoge water in 1998 overigens eerst geleid tot het opbollen en heeft vervolgens tot het losscheuren van een aantal aan de bodem vastgegroeide kraggen. Op zich was dit geen ongunstig gevolg van het hoge water van 1998! Veenmosrietland is vaak een tussenstadium op weg naar moerasheide of veenbos: allebei habitattypen die zich ontwikkelen zich als de invloed van het zuurdere regenwater nog groter wordt. Kenmerkend voor veenmosrietland is de gesloten vegetatie, bestaande uit bladmossen (waar onder Veenmos) en levermossen. Daad doorheen komen ijl riet en verschillende kruiden (zoals Moerasviooltje en Waternavel) en verschillende soorten varens voor (waar onder Kamvaren en Smalle Stekelvaren). Bijzondere soorten in het veenmosrietland zijn Veenmosorchis, Elzenmos, Glanzend veenmos en de Grote vuurvlinder. Meestal worden veenmosrietlanden eens per jaar (bij voorkeur in augustus) gemaaid. In de Weerribben gebeurt dat inderdaad, maar in de Alde Feanen wordt het veenmosrietland in de winter gemaaid (samen met het cultuurriet). Het veenmosrietland levert in de Alde Feanen niet veel (dek)riet op, maar kwalitatief gezien wel erg goed riet (Joop Hellinga, It Fryske Gea). Ook het Handboek Natuurdoeltypen geeft aan dat veenmosrietland bij voorkeur in de herfst of de winter gemaaid moet worden. Afvoer van het maaisel is in ieder geval noodzakelijk: het houdt de bodem schraal en helpt daardoor verbossing, verstruiking en verruiging te voorkomen. Behalve maaibeheer is het voor het voortbestaan van dit habitattype van belang om (te grote) verzuring en verdroging te bestrijden.

11 11 Moerasheide (H subtype C) In de Nederlandse laagveenmoerasgebieden komt moerasheide voor als eindstadium van het verlandingsproces (volgend op trilveen of veenmosrietland) als de invloed van het zuurdere regenwater in de toplaag van de kragge nog groter is geworden. Moerasheide behoort tot het habitattype Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix (H4010). Dit habitattype komt zowel voor op voedselarme zure als voedselarme zandige bodems. Kenmerkend is een hoge bedekking met Gewone dopheide (Erica tetralix), Ronde zonnedauw en Veenmos. Daarnaast is een grote verscheidenheid aan mossen en korstmossen typerend voor dit habitattype. In Moerasheide komen ook verschillende kenmerkende soorten voor van het habitattype Levend hoogveen (H7110). Grootste bedreiging voor moerasheide is overwoekering met struikgewas en bomen, en om deze overwoekering tegen te gaan is extensief maaibeheer in de nazomer noodzakelijk. Echter: maaien is alleen mogelijk als de bodem niet te week is en als gewerkt wordt met lichte machines: moerasheide is erg gevoelig voor verdichting van de bodem, want daardoor kan dit habitat vollopen met Pitrus. Aanvullend op het maaien is het (kleinschalig) afplaggen van moerasheide mogelijk. Moerasheide komt buiten Nederland nergens in de wereld voor (bron: OBN-website), en in Nederland is nog slechts ca. 30 ha van dit habitattype te vinden (Weerribben, Wieden en Nieuwkoop). Speciale aandacht voor dit habitattype is dus vereist. Ruigtes met riet en Moeraswolfsmelk (H6430) Binnen het habitattype Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland (H6430) is voor de laagveenmoerasgebieden de variant met Moeraswolfsmelk (Euphorbia palustris) het meest belangrijk. Deze variant wordt vooral aangetroffen in Noordwest-Overijssel. Hoewel dit habitat kwalificeert voor Natura2000, is toch weinig bekend over de verspreiding ervan in de laagveenmoerasgebieden. Verschillende bronnen geven aan dat de karakteristieke Moeraswolfsmelk niet bestand is tegen zomermaaien, en vooral voorkomt op plekken waar rietafval is blijven liggen of is verbrand. In het Handboek Natuurdoeltypen vallen ruigtes met riet onder habitattype Natte strooiselruigte, maar in de beschrijving van dit habitattype wordt de Moeraswolfsmelk niet genoemd. Ook stelt het Handboek Natuurdoeltypen dat strooiselruigten het best in stand blijven bij incidenteel maaibeheer (eens per 3 tot 5 jaar) in de meer info NM??

12 De voor Natura2000 kwalificerende soorten van laagveenmoerasgebieden (m.u.v. vogels) Geel schorpioenmos Geel schorpioenmos lijkt gebonden te zijn aan plekken waar kalkrijk grondwater en zuur regenwater bij elkaar komen, en waar hoge (grond)waterstanden voorkomen. Dat betekent: plas-dras situaties in augustus en later in het jaar nog hogere waterstanden. De soort zal waarschijnlijk profiteren van maatregelen gericht op uitbreiding van het areaal (jonge) trilvenen. Voor het maaibeheer: zie Trilveen en Veenmosrietland. Groenknolorchis De Groenknolorchis is in de Subsidieregeling Natuurbeheer een doelsoort + meetsoort voor zowel trilveen als voor veenmosrietland en moerasheide. De soort is gekoppeld aan het voorkomen van soortenrijke trilvenen, die regelmatig inunderen met oppervlaktewater. Voor de lange termijn is het voor de soort belangrijk dat nieuwe jonge trilvenen ontstaan door het graven van petgaten. Waarschijnlijk zal de soort profiteren van het afplaggen van (oud) rietland. Belangrijk zijn in dit verband ook de inspanningen van Natuurmonumenten om in het Nieuwkoopse Plassengebied het branden van rietafval te voorkomen in oevers waar de Groenknolorchis voorkomt. Voor het maaibeheer: zie Trilveen. Grote vuurvlinder Waardplant voor deze bijzondere vlinder is de veel in laagveenmoerasgebieden voorkomende Waterzuring. De vlinders zetten hun eitjes af op deze plant, en de uitgekomen rupsen overwinteren aan de voet van de plant tussen de dorre bladeren. Vaak worden de eitjes gelegd op Waterzuring in veenmosrietland, onder andere omdat daar ook nectarplanten voorkomen waar de vlinders van leven (voedsel). Het vermoeden bestaat dat de voedingswaarde van de Waterzuring in de verzurende veenmosrietlanden afneemt, zodat de daar aanwezige exemplaren van de Waterzuring minder geschikt zijn voor de Grote vuurvlinder. Voor de Grote vuurvlinder is het dus van belang dat de veenmosrietlanden in stand blijven. Daarbij wordt in enkele bronnen opgemerkt dat het maaien van veenmosrietland in de vroege herfst gunstig is voor deze kwalificerende vlindersoort. Voor het maaibeheer: zie Veenmosrietland. Noordse woelmuis De Noordse woelmuis (Microtus oeconomus, ondersoort arenicola) is een echte moerasbewoner, die zich ophoudt in rietvelden, in oeverzones langs watergangen en op drassig en extensief beheerd grasland. De soort komt alleen voor waar andere muizensoorten (zoals de Veldmuis en de Aardmuis) niet voorkomen, dus in gebieden met hoge waterstanden in de winter, gebieden met waterstandschommelingen en gebieden met voldoende overjarig riet. De Noordse woelmuis komt slechts in een zeer beperkt aantal gebieden in Nederland voor, en binnen de laagveenmoerasgebieden alleen in de Alde Feânen en in de Nieuwkoopse Plassen.

13 De voor Natura2000 kwalificerende Moerasvogels van laagveenmoerasgebieden Een groot deel van de moerasvogels die in de Nederlandse laagveenmoerasgebieden voorkomen, kunnen een gebied kwalificeren voor aanwijzing als Natura2000-gebied. Een deel van deze moerasvogels heeft een duidelijke en directe relatie met het rietmaaibeheer, zoals Roerdomp, Purperreiger, Rietzanger, Snor en Grote karekiet. Deze soorten komen vrijwel allemaal bij voorkeur voor in overjarig rietland langs de oevers van petgaten of watergangen en/of in waterriet. Alleen de Snor en de Roerdomp hebben (ook) behoefte aan grotere rietpercelen van overjarig riet. Andere kwalificerende moerasvogels (Kleine zilverreiger, Bruine kiekendief, Porseleinhoen, Watersnip en Paapje) zijn weliswaar sterk gebonden aan laagveenmoeras, maar zij hebben geen directe relatie met het rietlandbeheer. Voor uitgebreide informatie over de kwalificerende moerasvogels voor de laagveenmoerasgebieden wordt verwezen naar de daarop gerichte publicaties, bijvoorbeeld van Vogelbescherming Nederland. In dit advies wordt niet specifiek ingegaan op maatregelen gericht op de afzonderlijke moerasvogels. Uitgangspunt van dit advies is dat als aan de volgende voorwaarden (gerelateerd aan rietmaaibeheer) wordt voldaan, de omstandigheden van de voor Natura2000 kwalificerende moerasvogels voldoende worden verbeterd: % van het rietland in laagveenmoerasgebieden bestaat uit overjarig riet, - het grootste deel van het overjarige riet bevindt zich langs en in het water (oeverriet), en - er zijn ook enkele grotere aaneengesloten rietpercelen met overjarig riet. Roerdomp De Roerdomp (een bedreigde soort in de Rode lijst van Nederlandse vogelsoorten) heeft een sterke voorkeur voor stilstaand en ondiep water, met daarom heen een dichte, uitgestrekte vegetatie van overjarig riet en voldoende waterriet. Soms komt de soort ook in smalle rietkragen tot broeden. Wateren die geheel zijn omsloten door bos en moerasbossen worden gemeden. De Roerdomp bouwt het nest in het riet en zoekt daar in de buurt voedsel in ondiep water (kikkers, vissen en grote insekten). Rond het nest moet voldoende randbegroeiing aanwezig zijn waar de Roerdomp zich kan verschuilen. Bruine kiekendief De Bruine kiekendief broedt voornamelijk in rietmoerassen en oeverzones van meren. De nesten worden in het riet gebouwd en de soort houdt van rust. Het foerageergebied omvat zowel de rietmoerassen in de nabijheid van het nest, als ook in de omringende landbouwgebieden (zowel akkerland als grasland tot 7 km vanaf het nest). Het voedsel van de Bruine kiekendief bestaat uit grote insekten, kleine zoogdieren en watervogels.

14 14 Purperreiger Het broedbiotoop van de Purperreiger (een bedreigde soort in de Rode lijst van Nederlandse vogelsoorten) bestaat uit moerassen met een dichte en aaneengesloten vegetatie van overjarig riet en met verspreide opslag van struiken en bomen. De nesten worden bij voorkeur gebouwd tussen het (water)riet en op drijvende vegetaties, maar ook wel in struweel of bomen (Nieuwkoop!). Het broedbiotoop van de Purperreiger moet zich in de buurt van geschikte voedselgebieden bevinden, maar de soort legt voor het vinden van voedsel vaak grote afstanden af (tot wel 20 km buiten de kolonie). Er wordt gefoerageerd in het moerasgebied rond het nest, maar ook in de weilanden en landbouwpolders rond de laagveenmoerasgebieden. Het Nieuwkoopse Plassengebied vormt het belangrijkste broedgebied voor de Purperreiger in Nederland, en daarnaast zijn er kleinere kolonies in andere laagveenmoerassen. Rietzanger De broedbiotoop van de Rietzanger bestaat uit moerasgebieden met verruigd riet en opslag van struiken. Ook komt de soort wel voor in grienden, broekbossen, rivieroevers, meren en sloten. In de laagveenmoerassen heeft de soort een sterke voorkeur voor de wat droge delen van het rietland. Het nest wordt dicht boven de bodem gebouwd in overjarig riet, maar ook wel op zeggevegetaties of op drijftillen in het water. Het hoofdvoedsel van de Rietzanger bestaat uit luizen die van de rietstengels worden gepikt. Behoorlijk arbeidsintensief Snor De broedbiotoop van de Snor (een kwetsbare soort in de Rode lijst van Nederlandse vogelsoorten) bestaat uit moerasgebieden met uitgestrekte vegetaties van riet, lisdodde, zegge of galigaan. Daarnaast komt de soort ook voor in grienden en broekbossen. Van belang voor de soort zijn zangposten in de vorm van struiken. Het nest wordt gebouwd in ruige vegetaties op of nabij de bodem, zodat de soort erg gevoelig is voor schommelingen in de waterstand. De Snor foerageert dicht bij de grond op insecten, slakken etc. Grote karekiet De Grote karekiet broedt in moerassen en oeverzones van meren, plassen, kreken en oude rivierstrangen met veel riet. Ze geven de voorkeur aan stevig en overjarig riet, dat nodig is om het relatief zware nest te kunnen dragen. Daarnaast heeft de soort om te foerageren graag brede zones van waterriet met voldoende aanbod van grote insecten.

15 15 3. De Nederlandse laagveenmoerasgebieden met Natura2000-aanwijzing 3.1 Welke Nederlandse laagveenmoerasgebieden zijn aangemeld of aangewezen als Natura2000-gebied? De ca. 160 voor ons land aangemelde Natura2000-gebieden zijn verdeeld over 8 landschapstypen. Eén daarvan is het landschapstype Meren en Moerassen, waartoe 37 aangemelde Natura2000-gebieden behoren. Daarvan vallen er 23 in de categorie Laagveen. Voor elk van de landschapstypen is een aantal Kernopgaven geformuleerd. In Bijlage 3 van dit advies zijn de 8 kernopgaven opgenomen die specifiek gelden voor de Nederlandse laagveenmoerasgebieden. Deze informatie is afkomstig uit het Doeldocument Natura2000 (Ministerie LNV, 2006). In relatie tot rietsnijden zijn met name van belang kernopgave 4.09 ( Compleetheid in ruimte en tijd ) en kernopgave 4.12 ( Overjarig riet ). Kernopgave 4.09 geeft aan dat alle successiestadia in een als Natura2000 gebied aangewezen laagveenmoeras aanwezig moeten zijn, waaronder ook trilvenen en veenmosrietland met daarin soorten als de Grote vuurvlinder en de Groenknolorchis. Kernopgave 4.12 schrijft het herstel voor van grote oppervlaktes en brede zones overjarig riet, inclusief waterriet. Dit is van belang voor een aantal met name genoemde moerasvogels (Roerdomp, Purperreiger, Snor en Grote karekiet) en voor de Noordse Woelmuis. In Bijlage 4 van dit advies is aangegeven aan welke laagveenmoerasgebieden de kernopgaven 4.09 en 4.12 zijn toegekend. In dit hoofdstuk wordt een korte karakteristiek gegeven van de als Natura2000 gebied aangemelde en deels inmiddels ook aangewezen laagveenmoerasgebieden in ons land waar beroepsmatig riet gesneden wordt. In de volgende paragrafen is een samenvatting gegeven van de gebiedsinformatie uit de (concept) Aanwijzingsbesluiten Natura2000, uit de Beheer- en Inrichtingplannen en/of uit de Natuurvisies van de terreinbeheerders. Soms zijn ook andere bronnen geraadpleegd. Ook is (voor zover relevant voor dit advies over de inzet van rietsnijders bij het maaibeheer) informatie opgenomen uit het KIWA-rapport: Knelpunten en kansen Natura2000 gebieden (KIWA, 2005). Voor de (concept) Aanwijzingsbesluiten Natura2000 en de begrenzingen daarvan wordt verwezen naar (natuur - natura gebiedsbescherming).

16 De laagveenmoerasgebieden in Friesland De Alde Feânen Nationaal Park de Alde Feânen (N2000-gebied 13) is een ontgonnen en deels ook vergraven laagveengebied in Friesland. Het gebied wordt beheerd door It Fryske Gea. Na het stoppen van de vervening ca. 100 jaar geleden, is het verlandingsproces van de petgaten en sloten in het gebied op gang gekomen. Daardoor zijn nog verschillende stadia van verlanding aanwezig. Het gebied is ruim 2300 ha groot (waarvan ca 400 ha rietland) en het wordt gekenmerkt door meren en moerassen, met daar omheen boezemland en polders (belangrijk voor weidevogels!). Het riet wordt deels gemaaid door lokale rietsnijders, en deels door It Fryske Gea. De rietsnijders snijden voornamelijk het riet in de poldertjes aan de noordkant van het gebied. Dit rietland is goed (over land) bereikbaar en de waterhuishouding is eenvoudig (en door de rietsnijders zelf) te regelen. It Fryske Gea maait vrijwel al het rietland in de boezem. In het gebied zijn 4 rietsnijders met rietland in eigendom. Na het stoppen van het rietmaaien in een deel van het gebied, is op een aantal voormalige rietpercelen Elzenbroekbos tot ontwikkeling gekomen. De Alde Feânen zijn met name van groot belang voor vele soorten moerasvogels. Zie Bijlage 1 voor de habitats en soorten (gerelateerd aan rietland en maaibeheer) die de Alde Feânen hebben gekwalificeerd als Natura2000- gebied. KIWA noemt als één van de knelpunten in de Alde Feânen onvoldoende maaibeheer, met als gevolg verruiging, verstruiking en verbossing. Urgent, maar ook kansrijk is het treffen van maatregelen gericht op het herstel en de uitbreiding van veenmosrietlanden (maaien het verwijderen van opslag en bos), aldus KIWA. Trilvenen komen in de Alde Feânen volgens het concept Aanwijzingsbesluit Natura2000 (gepubliceerd januari 2007) niet meer voor. Volgens de beheerder zijn nog enkele vierkante meters van dit habitattype in het gebied te vinden. Rottige Meenthe en Brandemeer De Rottige Meenthe en het noordelijk daarvan gelegen gebied Brandemeer zijn samen aangemeld als Natura2000-gebied (N2000-gebied 18). Het gebied wordt beheerd door SBB. Op dit moment zijn nog geen concept teksten voor het Aanwijzingsbesluit Natura2000 beschikbaar. Wel is bekend op grond van welke habitats en soorten beide gebieden zijn aangemeld (zie Bijlage 1 bij dit advies), maar nog niet bekend is of voor deze habitats en soorten instandhoudingsdoelen of ook uitbreidingsdoelen zullen gelden. Het trilveen in de Rottige Meenthe wordt in de winter gemaaid, samen met het cultuurriet. Het rietsnijden in de winter gebeurd door een klein aantal rietsnijders, die daarvoor geen enkele vergoeding krijgen (behalve uit de verkoop van het riet op de markt). Overjarig riet wordt in de Rottige Meenthe door een aannemer gemaaid en afgevoerd.

17 17 In het KIWA-rapport Knelpunten en kansen Natura 2000 gebieden, worden voor de Rottige Meenthe geen echte knelpunten genoemd als gevolg van te gering rietmaaibeheer (geen verstruiking en geen verbossing). Ook de beheerder ziet op dit moment geen problemen rond het rietsnijden. Alle rietpercelen zijn over land bereikbaar. Wel zijn enkele hectares rietland aan SBB terug gegeven omdat zij niet rendabel meer zijn. Als deze trend zich doorzet ontstaat in het gebied wel een probleem met het beheer. 3.3 De laagveenmoerasgebieden in Overijssel De Weeribben en de Wieden Het laagveenmoerasgebied van Noordwest-Overijssel bestaat uit de Weerribben (N2000-gebied 34: ruim 3300 ha groot) en de Wieden (N2000-gebied 35: ruim 9200 ha groot). De Weerribben zijn in beheer bij SBB en de Wieden worden beheerd door Natuurmonumenten (NM). Het Weerribbengebied is al Nationaal Park, en op dit moment wordt gewerkt aan het tot stand komen van een Nationaal Park Weerribben - Wieden. Het landschap van beide gebieden is gevormd door de turfwinning: het veen werd opgebaggerd uit het drassige land, waardoor petgaten (ofwel trekgaten) ontstonden. Het opgebaggerde veen werd te drogen gelegd op legakkers tussen de petgaten in. In de Wieden zijn als gevolg van zware stormen in het verleden nogal wat legakkers kapot gewaaid, waardoor in dat gebied enkele grote meren zijn ontstaan. Het verhaal gaat dat de turfwinners in de Weerribben van deze stormschade hebben geleerd, en dat zij de afstaand tussen de legakkers minder groot hebben gemaakt. In beide gebieden komen alle stadia van verlanding voor, variërend van open water tot moerasheiden en veenbossen. De beheerders van beide gebieden hebben zich de afgelopen jaren enorm ingespannen om nieuw open water te maken door het graven van nieuwe petgaten. Daardoor kon de verlanding met nieuwe jonge verlandingsstadia weer op gang komen. Aanvankelijk liet deze ontwikkeling op zich wachten, maar de laatste jaren vestigt zich op veel plaatsen Krabbescheer in beide gebieden. Dit wordt verklaard uit de optredende verbetering van de waterkwaliteit in beide gebieden. Behalve het graven van nieuwe petgaten is ook oud en verdroogd rietland afgeplagd, om deze weer jaar terug te zetten in de successie. Ook het op grote schaal snijden van het vele rietland in beide gebieden, draagt bij tot het behoudt van karakteristieke stadia van het verlandingsproces. Zie verder Bijlage 1 voor de habitats en soorten (gerelateerd aan rietland en/of maaibeheer) die de Weerribben en de Wieden hebben gekwalificeerd als Natura2000- gebied. KIWA noemt de onnatuurlijke waterhuishouding als belangrijkste knelpunt in de ontwikkelingsmogelijkheden van beide laagveenmoerasgebieden in Noordwest-Overijssel. Daarnaast waarschuwt KIWA voor de opslag van struiken en bomen, met name in de trilvenen, veenmosrietland, moerasheides en ruigtes. Het is belangrijk het maaibeheer af te stemmen op het in stand houden van deze habitats. In dat verband is het ook belangrijk op te merken dat zowel in de Weerribben, de Wieden als de Nieuwkoopse Plassen delen rietland niet meer door rietsnijders gemaaid worden, omdat het hen financieel nauwelijks meer iets oplevert.

18 18 In het KIWA-rapport wordt ook als mogelijk knelpunt het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de Weerribben vanwege de rietteelt genoemd. Dit knelpunt wordt overigens niet genoemd voor de Wieden, waar in tegenstelling tot het Weerribben gebied pleksgewijs het onkruidbestrijdingsmiddel gebruikt mag worden. In de Weerribben mag alleen bij rietopslagplaatsen gebruikt worden. De Olde Maten en de Veenslootlanden Tussen de Wieden en Staphorst (beide Overijssel) in ligt het laagveenmoerasgebied de Olde maten, dat samen met de Veenslootlanden Natura2000-gebied 37 vormt. Beheerder van beide gebieden is SBB. Op dit moment zijn voor dit gebied nog geen (concept) teksten voor het Aanwijzingsbesluit Natura2000 beschikbaar. Wel is bekend dat de Olde Maten als Natura2000-gebied (alleen Habitatrichtlijn) vanwege het voorkomen van trilveen. De Veenslootlanden zullen worden aangewezen vanwege het aanwezige blauwgrasland. Op dit moment is ook nog niet bekend of voor deze habitats behalve in-standhoudingsdoelen ook uitbreidingsdoelen gaan gelden. Het gebied de Veenslootlanden bestaat behalve uit grasland ook uit een aantal legakkers en een eendenkooi. Het maaien van het trilveen en het grasland wordt door de terreinbeheerder (SBB) uitbesteed middels gecombineerde maaicontracten. In het KIWA-rapport Knelpunten en kansen Natura 2000 gebieden, wordt als groot knelpunt (in relatie tot het rietmaaibeheer) genoemd de opslag struweel en bos door afname van het maaibeheer. Als minder groot probleem noemt KIWA ook de vervilting van de bodem door het gebruik van te zware machines. 3.4 De laagveenmoerasgebieden van Zuid-Holland Nieuwkoopse Plassen en de Haek De Nieuwkoopse Plassen bestaan voor 1/3 deel uit water (waar onder enkele grote plassen), 1/3 deel uit legakkers met rietland, moerasbos en schrale hooilandjes en 1/3 deel uit bossages. Beheerder is Natuurmonumenten. In het riet broeden Snor, Sprinkhaanzanger, Rietgors en de Kleine karekiet. Het oostelijk gelegen gebied met bossage en bomen is van groot belang als broedplaats voor onder meer de Purperreiger. Het riet in het Nieuwkoopse Plassengebied wordt door rietsnijders gesneden en daardoor behoud het gebied haar open karakter. Een aantal rietsnijders haalt daarnaast inkomen uit het trekken van mos. De situatie in het Nieuwkoopse Plassengebied is voor de rietsnijders heel anders dan bijvoorbeeld in de Wieden of de Weerribben. Het rietland in het Nieuwkoopse Plassengebied is weliswaar ook ontstaan na verlanding van de vroegere petgaten, maar de verzuring van het rietland gaat sneller dan in de andere laagveenmoerasgebieden. Dat komt omdat het oppervlaktewaterpeil in het gebied nauwelijks schommelt, waardoor

19 19 er helemaal geen basenrijk oppervlaktewater in de kraggen komt. De invloed van het zure regenwater is in het rietland van de Nieuwkoopse Plassen nog groter dan in de andere laagveenmoerasgebieden, en als gevolg daarvan neemt het aandeel Pijpenstrootje in het rietland in rap tempo toe (en neemt de hoeveelheid riet in een even rap tempo af). Er blijft na het rietmaaien dan ook relatief veel afval (struige / sluik) over, dat al sinds jaar en dag in het gebied verbrand wordt. Jammer genoeg neemt door het branden de hoeveelheid Pijpenstrootje (en polvorming) nog verder toe. Ook wordt het rietland in het Nieuwkoopse Plassengebied soms gefreesd om het Pijpenstrootje tijdelijk kwijt te raken. Kwalificerende habitats voor het Nieuwkoopse Plassengebied (N2000-gebied 103) zijn moerasheide, trilveen en veenmosrietland. Kwalificerende soorten voor de Habitatrichtlijn zijn de Noordse woelmuis en de Groenknolorchis. De Groenknolorchis komt met name voor in de oevers van rietland, en is erg gevoelig voor branden. Daarom spant de terreinbeheerder (Natuurmonumenten) zich serieus in om het branden tegen te gaan op de percelen waar de Groenknolorchis nog voorkomt. KIWA signaleert in het rapport Knelpunten en kansen Natura2000 gebieden knelpunten in het Nieuwkoopse Plassengebied door een te star waterpeil in combinatie met interne en externe eutrofiëringsbronnen, en door voortgaande successie (verstruiking en verbossing). Dit laatste met name in de moerasheides en veenmosrietlanden. Door het hakken van bomen en goed maaibeheer (maaien en afvoeren), kan dit probleem worden aangepakt.

20 20 4. De kosten en de inkomsten voor rietsnijden (en ander maaibeheer ) 4.1 Algemene uitgangspunten bij de berekeningen Rietland blijft alleen in stand als het riet regelmatig gemaaid wordt: dat geldt voor alle habitats waarin riet voorkomt (of dat nu verkoopbaar riet is of niet). De verschillende soorten rietland die binnen laagveenmoerassen voorkomen, stellen wel verschillende eisen aan het rietmaaien. Zo moeten veenmosrietland en trilveen met lichte machines gemaaid worden, moet het maaisel soms met de hand gehooid worden en moet het maaisel worden afgevoerd. Veel werk dus, en daar staat geen opbrengst uit de verkoop van riet tegenover. Wel zijn de vergoedingen die rietsnijders kunnen ontvangen uit de Subsidieregeling Natuurbeheer voor het maaien van veenmosrietland en trilveen veel hoger dan voor cultuurriet (dat wel verkoopbaar riet oplever). In dit hoofdstuk is per habitattype uitgewerkt wat de reële kosten en opbrengsten van het rietsnijden zijn, en welke vergoedingen uit de PSN daar tegenover staan (paragraaf 4.3). Daarnaast wordt in dit hoofdstuk (paragraaf 4.4) aangegeven met welke specifieke omstandigheden de verschillende laagveenmoerasgebieden te maken hebben (vaaruren, aandeel gras in het rietland etc), omdat deze een grote invloed kunnen hebben op het bedrag dat met rietsnijden verdiend kan worden. In hoofdstuk 5 wordt alle informatie gebundeld tot een aantal bouwstenen voor oplossingen, die vervolgens in hoofdstuk 6 worden gebruikt bij het opstellen van het advies rond de inzet van rietsnijders bij het bereiken van natuurdoelen, waterdoelen en landschapsdoelen (NWLdoelen) in de Nederlandse laagveenmoerasgebieden. Maar voordat in beeld wordt gebracht op welke punten keuzes mogelijk zijn, worden eerst enkele uitgangspunten gepresenteerd. Deze zijn deels afkomstig uit de toekomstvisie voor de rietteelt in de Nederlandse laagveenmoerassen ( Natuurlijk rietsnijden! ) en deels uit de vraagstelling voor dit advies. In de toekomstvisie Natuurlijk Rietsnijden! die in 2006 op initiatief van de Algemene Vereniging voor de Rietcultuur in Nederland (AVRN) is opgesteld, is aangegeven dat het rietsnijden in de Nederlandse laagveenmoerasgebieden alleen toekomst heeft als de rietsnijders het riet met (nog) meer oog voor de natuur gaan snijden en als daar een reële inkomsten tegenover staat. De verschillende overheden, terreinbeheerders en andere organisaties die bij het opstellen van de toekomstvisie betrokken zijn geweest, hebben deze uitgangspunten expliciet onderschreven. Daarom worden deze uitgangspunten ook gebruikt in dit advies aan de Minister van LNV over de wijze waarop rietsnijders kunnen worden ingezet om de natuurdoelen te helpen realiseren in de Nederlandse laagveenmoerasgebieden (en die deels al zijn vastgelegd in de Ontwerp Aanwijzingsbesluiten). In het kader aan het eind van deze paragraaf is aangegeven welke uitgangspunten afkomstig zijn uit de toekomstvisie Natuurlijk rietsnijden! In Bijlage 6 van dit advies zijn de samenvatting en het uitvoeringsprogramma uit de toekomstvisie Natuurlijk rietsnijden! opgenomen.

21 21 Er zijn vanzelfsprekend ook verschillen tussen de benadering uit de toekomstvisie Natuurlijk rietsnijden! en de benadering in dit advies aan de Minister van LNV over de inzet van rietsnijders bij het bereiken van natuurdoelen. Zo is in Natuurlijk rietsnijden! geen onderscheid gemaakt in het aantal uren dat door de rietsnijders besteed wordt aan het realiseren van NWL-doelen (maaien en afvoeren) en de uren die worden besteed aan het kammen en (door)binden van de bossen riet. Uitgangspunt in dit advies aan de Minister is dat het voor het behalen van de NWL-doelen het van belang is dat het riet gesneden en afgevoerd wordt, en niet dat het riet persé wordt gekamd en opgebonden tot bossen riet voor de dakbedekking. Uitgangspunt in dit advies aan de Minister is dat de uren die daaraan besteed worden moeten worden terug verdiend uit de opbrengst van het riet op de markt. Daarmee valt deels het verschil weg tussen de verschillende opbrengsten (in aantallen bossen riet) in de gebieden (en delen van gebieden). Immers: waar veel riet staat moeten veel uren worden besteed aan het kammen en doorbinden van het geoogste riet, en waar minder riet staat gaat de opbrengst weliswaar naar beneden maar worden ook minder uren besteed aan kammen en doorbinden. Dit verschil in het aantal gewerkte uren op een hectare rietland waar het riet wordt gekamd en doorgebonden, en rietland waar dit niet gebeurd, zou moeten worden terug verdiend uit de opbrengst van het (dek)riet op de markt. Uitgangspunten bij de berekening van de reële kosten van het rietmaaien: 1. Voor het maaien van rietland of andere vegetaties in laagveenmoerasgebieden, geldt een reële vergoeding per gewerkt uur van 27,50 plus een vergoeding van 10,00 per uur voor het gebruik van machines ( Natuurlijk rietsnijden! ) 2. Rietsnijden is een Groen-Blauwe Dienst, die bijdraagt aan het realiseren van maatschappelijke doelen ( Natuurlijk rietsnijden! ) 3. Alternatief voor de verkoop van (dek)riet kan zijn het leveren van het riet voor de opwerking van energie, biobrandstof of andere toepassing. 4. Als het snijden van rietland verkoopbaar (dek)riet oplevert, dan moeten de uren die daaraan worden besteed (kammen en (door)binden van het riet in bossen voor de dakdekking), worden terug verdiend door de verkoop van het riet.

22 De reële kosten van het rietsnijden / maaibeheer per habitattype In de toekomstvisie Natuurlijk rietsnijden! is bij het berekenen van de verdiensten van het rietsnijden uitgegaan van gemiddelden. Zo is bij het opstellen van deze toekomstvisie berekend wat het gemiddeld aantal uren is dat per hectare rietland wordt gewerkt (gemiddeld 60 uur), hoeveel bossen riet een hectare rietland gemiddeld oplevert (450 bossen) en wat de gemiddelde (on)kosten zijn voor machines, verzekeringen en afschrijving van machines ( 600,- per hectare). Op basis van deze gegevens is berekend dat rietsnijders op dit moment gemiddeld 8-10 per uur verdienen. Voor het gebruik van machines en ander materieel is in de toekomstvisie Natuurlijk rietsnijden! als reëel bedrag 10,- per uur berekend. Vervolgens is het reële uurloon voor rietsnijden in laagveenmoerasgebieden bepaald op basis van een enquête onder de AVRN-leden en een vergelijking met het inkomen van loonwerkers, aannemers, hoveniers en ondernemers met een MBO opleiding. Als reëel uurloon voor rietsnijders (als zelfstandig ondernemer) is een uurloon van 27,50 vastgesteld. Dit sluit overigens goed aan bij de onlangs door de Europese Unie goedgekeurde Catalogus Groene en Blauwe Diensten (Ministerie LNV, 2006), waarin uitgegaan van een reële vergoeding van 27,50 voor diensten in de natuur. Uitgaande van het vastgestelde reële uurloon voor rietsnijden en bijbehorende werkzaamheden van 27,50 is vervolgens in de toekomstvisie Natuurlijk rietsnijden! berekend dat er per hectare rietland gemiddeld een financieel tekort van ca. 1000,- bestaat. Omdat in de toekomstvisie Natuurlijk rietsnijden! is uitgegaan van gemiddelden, is bijvoorbeeld niet ingegaan op verschillen in de rietopbrengst per habitat of per gebied. Dergelijke informatie is wel essentieel voor het advies over de inzet van rietsnijders bij het behalen van de natuurdoelen van LNV. In deze paragraaf wordt daarom per habitat aangegeven wanneer het maaien moet plaats vinden, welke eisen daaraan worden gesteld en hoeveel uur nodig is voor dat deel van de werkzaamheden die nodig zijn voor het behalen van de natuurdoelen. Immers, voor het behalen van de NWL-doelen is het van belang dat het riet gesneden en afgevoerd wordt: of het wordt gekamd en wordt opgebonden in bossen voor de dakbedekking, is voor het bereiken van de NWL-doelen niet echt van belang. Dat neemt overigens niet weg dat het essentieel is het maaien van met name de kwetsbare percelen over te laten aan vakmensen, en dat zijn nu eenmaal de rietsnijders. Ook is het belangrijk dat de werkzaamheden die in het rietland moeten worden uitgevoerd, goed geworteld blijven in de lokale bevolking. Dat is ook goed voor de regionale/lokale ekonomie. Bij het vaststellen van het aantal benodigde werkuren en de reële vergoeding per habitat, is uitgegaan van de normkosten systematiek van SBB en de achtergronddokumenten bij de natuurdoeltypen uit het Programma Beheer. De gehanteerde werkwijze sluit goed aan bij de werkwijze voor het instellen van een eigen dienst uit de Catalogus Groen Blauwe Diensten (Ministerie LNV, juli 2006). In Tabel 2 zijn de vastgestelde reële inkomsten voor werkzaamheden van rietsnijders per habitattype weergegeven.

23 23 Tabel 2: De reële inkomsten voor werkzaamheden van rietsnijders per habitattype Toelichting bij de tabel: - het benodigd aantal te werken uren per habitattype is overgenomen uit: Normkosten systematiek SBB en de Normkostenbladen Programma Beheer - in de tabel zijn geen inkomsten door de opbrengst van riet opgenomen - gemiddeld zijn per hectare rietland 60 werkuren nodig: op cultuurrietland wordt een aanzienlijk deel daarvan besteed aan kammen en doorbinden - NM in Nieuwkoop geeft aan dat het aantal uren voor Moerasheide niet klopt. Ook wordt in dit gebied Moerasheide niet geklepeld en wordt het maaisel afgevoerd

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2 Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2 Dit inrichtingsplan is een schets van de door Staatsbosbeheer wenselijk geachte situatie voor de verbindingszone tussen

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Status: Site code: Beschermd natuurmonument: Beheerder: Provincie: Gemeente: Oppervlakte:

Nadere informatie

Natuurlijk Rietsnijden!

Natuurlijk Rietsnijden! Natuurlijk Rietsnijden! Toekomstvisie voor de rietcultuur in de Nederlandse laagveenmoerasgebieden, opgesteld op initiatief van de Algemene Vereniging voor de Rietcultuur in Nederland 1 Natuurlijk Rietsnijden!

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003054 + NL9802058

Nadere informatie

Wetland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Wetland. Groot Wilnis-Vinkeveen Groot Wilnis-Vinkeveen Moeras met Lisdodde in de Krimpenerwaard Wetland Wetland is een mozaïek van open water, drijvende waterplanten, planten die met hun voeten in het water staan, riet dat in het water

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3004002 + NL4000056 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 103 Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

Natura 2000 gebied 103 Nieuwkoopse Plassen & De Haeck Natura 2000 gebied 103 Nieuwkoopse Plassen & De Haeck CONCEPT GEBIEDENDOCUMENT Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en Moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3000036 + NL9801063

Nadere informatie

Natura 2000 in De Wieden en Weerribben. Wat betekent dit voor u?

Natura 2000 in De Wieden en Weerribben. Wat betekent dit voor u? Natura 2000 in De Wieden en Weerribben Wat betekent dit voor u? Deze brochure is bestemd voor bewoners, ondernemers, grondeigenaren, pachters en andere belanghebben in de gebieden De Wieden en De Weerribben.

Nadere informatie

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP 1 NATURA 2000 IN NIEUWKOOP Gebiedsanalyse Aanvulling en wijziging van gegevens in verband met de publicatie van het Ontwerpbesluit INCAconsult 16 september 2008 2 Aanvulling en wijziging van gegevens in

Nadere informatie

Beheeradvies. Veenmosrietland en Moerasheide (N 06.01)

Beheeradvies. Veenmosrietland en Moerasheide (N 06.01) Beheeradvies Veenmosrietland en Moerasheide (N 06.01) Dit beheeradvies is in opdracht en onder begeleiding van Stichting Part-Ner opgesteld met financiering uit het Fonds Samen kennis delen van de Vereniging

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 13 Alde Feanen

Natura 2000 gebied 13 Alde Feanen Natura 2000 gebied 13 Alde Feanen (zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3000044 + NL3009001 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

Natura 2000 De Wieden en Weerribben. Wat betekent dit voor u?

Natura 2000 De Wieden en Weerribben. Wat betekent dit voor u? Natura 2000 De Wieden en Weerribben Wat betekent dit voor u? De Wieden en Weerribben zijn aangewezen als Natura 2000-gebied vanwege de bijzondere planten en dieren, zoals moerasvogels, de grote vuurvlinder

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

N2000 Oostelijke Vechtplassen Utrecht

N2000 Oostelijke Vechtplassen Utrecht Programmabureau Utrecht-West Provinciehuis Utrecht Archimedeslaan 6 T (030) 258 38 71 www.utrecht-west.com N2000 Oostelijke Vechtplassen Utrecht Postadres: Postbus 194, 3500 AD Utrecht Aan de bewoners

Nadere informatie

Notitie. 1 Aanleiding en doel

Notitie. 1 Aanleiding en doel Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 05032009/ss1 5 maart 2009 231542 Betreft Stand van zaken inrichtingsplan Wetering Oost (ten behoeve van AC overleg 20 maart 2009) 1 Aanleiding en doel 1.1 Aanleiding

Nadere informatie

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Samenvatting van het beheerplan 2012-2017 een bijdrage aan het Europese programma Natura 2000 Het beheerplan is

Nadere informatie

BIJLAGE B6-1 SCHEMA MONITORING

BIJLAGE B6-1 SCHEMA MONITORING 1 BIJLAGE B6-1 SCHEMA MONITORING 2 Monitoringprogramma 2014-2019 Tabel 6.1. Monitoring ten behoeve van de habitattypen en hun kwaliteitsparameters Kranswierwateren (20 Te monitoren parameter(s) Opgevangen

Nadere informatie

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen Groot Wilnis-Vinkeveen Drasland in de Zouweboezem, provincie Zuid-Holland Bron: provincie Utrecht Drasland Drasland is niet bemest kruidenrijk hooiland dat maximaal 30 cm boven het oppervlaktewaterpeil

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Hoogvenen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL9801007 + NL9801007 Beschermd natuurmonument: -

Nadere informatie

Op Pad met Martijn van Schie in het Nieuwkoopse Plassengebied

Op Pad met Martijn van Schie in het Nieuwkoopse Plassengebied Op Pad met Martijn van Schie in het Nieuwkoopse Plassengebied CV Martijn van Schie 1997-2002 natuur- en landschapstechniek Hogeschool Larenstein 2002-2003 junior ecologisch adviseur ecologisch adviesbureau

Nadere informatie

Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II

Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II Vanavond krijgt u informatie over het project Ruygeborg II. Als u vragen heeft kunt u die aan ons stellen. Daarnaast zijn wij benieuwd naar uw ideeën over Ruygeborg.

Nadere informatie

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland Provincie Utrecht, afdeling FLO, team NEL, 5 februari 2015 is het basis-natuurgrasland. Het kan overal voorkomen op alle grondsoorten en bij alle grondwaterstanden, maar ziet er dan wel steeds anders uit.

Nadere informatie

Zijn moerasvogels te beheren? Jan van der Winden

Zijn moerasvogels te beheren? Jan van der Winden Zijn moerasvogels te beheren? Jan van der Winden Terug naar Nederland Nederland, moerassenland Tegenwoordig ongeveer 45.000 hectare moeras aanwezig, waarvan de helft verlandingstypen waar typische

Nadere informatie

Moerasontwikkeling Zouweboezem

Moerasontwikkeling Zouweboezem Moerasontwikkeling Zouweboezem Layman s report 9 mei 2011 2 Layman s report Moerasontwikkeling Zouweboezem Introductie De Zouweboezem (258 ha) is een waardevol moerasgebied in de provincie Zuid-Holland.

Nadere informatie

Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost

Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost De laatste jaren heeft de provincie in Groot Mijdrecht Noord-Oost gronden aangekocht voor de ontwikkeling van natuur. Natuurmonumenten

Nadere informatie

Ruimte voor vogels Samenvatting van het beheerplan Leekstermeergebied. Concept

Ruimte voor vogels Samenvatting van het beheerplan Leekstermeergebied. Concept Ruimte voor vogels Samenvatting van het beheerplan Leekstermeergebied Concept a Ruimte voor vogels Samenvatting van het beheerplan Leekstermeergebied Colofon Deze samenvatting is een uitgave van de provincie

Nadere informatie

Koppel kuifeenden. Kuifeenden

Koppel kuifeenden. Kuifeenden 42 Ecologie en natuurfuncties Het IJsselmeergebied is een uniek natuurgebied van (inter-)nationale betekenis. Het is een van de zee afgesloten, benedenstrooms gelegen, zoet laaglandmeer met een relatief

Nadere informatie

Grote vuurvlinder in Friesland. Bezoek en advies 2003.

Grote vuurvlinder in Friesland. Bezoek en advies 2003. Grote vuurvlinder in Friesland. Bezoek en advies 2003. Grote vuurvlinder in Friesland. Bezoek en advies 2003. Tekst: Henk de Vries Met medewerking van: Gerrit Padding, Sjoerd Steenbergen, Saskia Janssen,

Nadere informatie

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Vlinders van de Habitatrichtlijn, Indicator 20 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Van de vijf Habitatrichtlijnsoorten

Nadere informatie

De kwaliteit van trilvenen en veenmosrietlanden in Nederland en het buitenland

De kwaliteit van trilvenen en veenmosrietlanden in Nederland en het buitenland De kwaliteit van trilvenen en veenmosrietlanden in Nederland en het buitenland dr. C. Cusell (Casper) & dr. J. van Diggelen (José) drs. G. van Dijk, drs. J. van Belle, drs. T. van den Broek, dr. A. Kooijman,

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

Op weg naar een levend hoogveen Samenvatting van het beheerplan Fochteloërveen Concept

Op weg naar een levend hoogveen Samenvatting van het beheerplan Fochteloërveen Concept Op weg naar een levend hoogveen Samenvatting van het beheerplan Fochteloërveen Concept a Op weg naar een levend hoogveen Samenvatting van het beheerplan Fochteloërveen Colofon Deze samenvatting is een

Nadere informatie

TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN

TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN Foto: Onno Steendam Landschap Noord-Holland Toelichting Weidevogelleefgebieden Over wie gaat het? Weidevogels zijn vogels die in uitgestrekte en kruidige graslanden

Nadere informatie

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept a Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Colofon Deze samenvatting is een uitgave van de

Nadere informatie

Nieuwe kansen voor moeras en Noordse woelmuis

Nieuwe kansen voor moeras en Noordse woelmuis Herinrichting Jan Durkspolder: Nieuwe kansen voor moeras en Noordse woelmuis In en rondom de Jan Durkspolder (circa 300 ha) in Nationaal Park De Alde Feanen, in het midden van de Provincie Fryslân, is

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 36 Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

Natura 2000 gebied 36 Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht Natura 2000 gebied 36 Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Rivierengebied Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL1000005 + NL9902003 Beschermd

Nadere informatie

Zwart Water_Inrichting Schaapsen Diepbroek incl. sanering stortlocaties

Zwart Water_Inrichting Schaapsen Diepbroek incl. sanering stortlocaties Uitgangssituatie Algemeen Zwart Water_Inrichting Schaapsen Diepbroek incl. sanering stortlocaties Projectnummer: 2009_015 Projectnaam: Zwart Water_Inrichting Schaaps- en diepbroek incl sanering stort 1

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 123 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2010 Nr. 150 BRIEF

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer

Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003056 + NL9802031 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Groenknolorchis (Liparis loeselii)

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 35 - Wieden

Natura 2000 gebied 35 - Wieden Natura 2000 gebied 35 - Wieden (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en Moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003064 + NL3009004 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

waarheen met de Veenweidenatuur? Er is een nieuwe en duurzame visie op de natuur van het veen nodig. Versneller van duurzaamheid

waarheen met de Veenweidenatuur? Er is een nieuwe en duurzame visie op de natuur van het veen nodig. Versneller van duurzaamheid waarheen met de Veenweidenatuur? Er is een nieuwe en duurzame visie op de natuur van het veen nodig. Versneller van duurzaamheid 2 - Veenweide Het landschap van veen en veenweiden dat iedereen zo mooi

Nadere informatie

Nieuw leven in het veen. Titia Zonneveld & Bing Jap Laagveensymposium 30 mei 2018

Nieuw leven in het veen. Titia Zonneveld & Bing Jap Laagveensymposium 30 mei 2018 Nieuw leven in het veen Titia Zonneveld & Bing Jap Laagveensymposium 30 mei 2018 New Life for Dutch Fens restoration programme for Natura 2000 fen areas in the Netherlands Located in 8 nature sites: Rottige

Nadere informatie

Bijen en Landschapsbeheer

Bijen en Landschapsbeheer Bijen en Landschapsbeheer Hoe maken we het landschap bijenvriendelijk Wat betekent dat voor de biodiversiteit en de kwaliteit van het landschap Een selectie van de mogelijkheden Arie Koster -- www.bijenhelpdesk.nl

Nadere informatie

Wiedenweetjes. De Wieden WAARNEMINGEN. [Trek de aandacht van uw lezer

Wiedenweetjes. De Wieden WAARNEMINGEN. [Trek de aandacht van uw lezer [Trek de aandacht van uw lezer Wiedenweetjes met een veelzeggend citaat uit het document of gebruik deze ruimte om een belangrijk punt te benadrukken. De Wieden november 2015 Samenstelling door Regina

Nadere informatie

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland Provincie Utrecht, afdeling FLO, team NEL, 5 februari 2015 Nat is zeer laagproductief hooiland op natte, onbemeste, basenrijke veen- en zandgrond dat gewoonlijk een keer per jaar worden gemaaid in de nazomer.

Nadere informatie

Nieuwkoopse Plassen. Op weg naar water van topkwaliteit. Droge voeten, schoon water

Nieuwkoopse Plassen. Op weg naar water van topkwaliteit. Droge voeten, schoon water Nieuwkoopse Plassen Op weg naar water van topkwaliteit De Nieuwkoopse Plassen en het aangrenzende gebied vormen een prachtig natuurgebied. We werken samen met anderen aan verbetering van de waterkwaliteit

Nadere informatie

Beheeradvies. Gemaaid Rietland N 05.02

Beheeradvies. Gemaaid Rietland N 05.02 Beheeradvies Gemaaid Rietland N 05.02 Dit beheeradvies is in opdracht van en onder begeleiding van Stichting Part-Ner opgesteld met financiering uit het Fonds Samen kennis delen van de Vereniging van Bos-

Nadere informatie

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen.

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen. Beschrijving kwelderherstelmaatregelen 1 1.1 Inleiding Aan de noordkust van Groningen heeft Groningen Seaports, mede ten behoeve van RWE, circa 24 ha. kwelders aangekocht. Door aankoop van de kwelders

Nadere informatie

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 en zonder vogeldoelen Erratum Bijlage 9 Toetsing typische soorten in Natura 2000 en zonder vogeldoelen Onderstaande tekst vervangt bijlage 9 bij het

Nadere informatie

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes Veldwerkplaats Herstel van vochtig schraalland 14 juli 2016 Fons Mandigers Natuurmonumenten Ecologische Hoofdstructuur (Natte

Nadere informatie

De Groenzoom Struweelvogels

De Groenzoom Struweelvogels De Groenzoom Struweelvogels 1 Inhoudsopgave Zanglijster Struweelvogels - Zanglijster 3 - Roodborsttapuit 4 - Kneu 5 - Blauwborst 6 - Patrijs 7 - Rietzanger 8 Zanglijster - Lichte borst met pijlpuntige

Nadere informatie

VIER MODELLEN. Bouwstenen. Een meer uitgebreide beschrijving van de bouwstenen en informatie over het beheer vindt u in de bijlage.

VIER MODELLEN. Bouwstenen. Een meer uitgebreide beschrijving van de bouwstenen en informatie over het beheer vindt u in de bijlage. 2 VIER MODELLEN In dit hoofdstuk beschrijven we vier verschillende inrichtingsmodellen: Kleinschalig landschap, Moeraszone, Nat kralensnoer en Droog kralensnoer. In extra informatiepagina s geven we aan

Nadere informatie

Vogels van riet en ruigte. Baardman Panurus biarmicus

Vogels van riet en ruigte. Baardman Panurus biarmicus Groen: Werkzaamheden mogelijk. Oranje: Werkzaamheden mogelijk: ja, mits na overleg met ecoloog en eventuele mitigerende maatregelen. Rood: Werkzaamheden mogelijk: nee, tenzij toestemming van de ecoloog

Nadere informatie

Natura 2000 beheerplan

Natura 2000 beheerplan Alde Feanen Natura 2000 beheerplan 2016-2022: ontwerp november 2015 Samenvatting Colofon Project Beheerplan Natura 2000 Gebiedsnummer 13 Alde Feanen Gebied Alde Feanen Versie november 2015 Status Ontwerp

Nadere informatie

Natuurontwikkeling en kwaliteitsinvestering landschap

Natuurontwikkeling en kwaliteitsinvestering landschap Natuurontwikkeling en kwaliteitsinvestering landschap ONTWIKKELING NATUURZONE SPORTPARK ELSKENS OOSTERHOUT DATUM: augustus 2014, Landschapsplan en kwaliteitsinvestering Landschap kenmerk: ontwerp-bestemmingsplan

Nadere informatie

Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept

Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept a Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Colofon Deze samenvatting

Nadere informatie

Moerasvogels, rietvogels, rietbeheer en vloedvlaktesoorten

Moerasvogels, rietvogels, rietbeheer en vloedvlaktesoorten Moerasvogels, rietvogels, rietbeheer en vloedvlaktesoorten Verslag Veldwerkplaats Laagveen & zeeklei en Rivierenlandschap Tetjehorn, 23 april 2009 Inleiders: Jan van der Winden en Rogier Verbeek (Bureau

Nadere informatie

Flora van open moerassen,

Flora van open moerassen, Indicator 18 november 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In de Nederlandse moerassen

Nadere informatie

Natura essentietabellen Leeswijzer

Natura essentietabellen Leeswijzer Natura 2000- essentietabellen Leeswijzer Ministerie van LNV, juni 2009 Inleiding In diverse Natura 2000-documenten staat informatie over Natura 2000-doelen die sturend is voor het opstellen van beheerplannen.

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 14 mei 2014) Nummer 2935

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 14 mei 2014) Nummer 2935 van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 14 mei 2014) Nummer 2935 Onderwerp Provinciaal maaibeleid en bermbeheer: bescherming broedvogels en andere dieren Aan de leden van Provinciale

Nadere informatie

Concept Ontwerpbeheerplan Nieuwkoopse Plassen en De Haeck Versie

Concept Ontwerpbeheerplan Nieuwkoopse Plassen en De Haeck Versie PROVINCIE ZUID-HOLLAND Concept Ontwerpbeheerplan Nieuwkoopse Plassen en De Haeck 2014-2019 Versie 20-8-2013 2 Inhoudsopgave Voorwoord 1 Inleiding: een oer-nederlands cultuurlandschap... 8 1.1 Doel beheerplan...

Nadere informatie

Programmatische Aanpak Stikstof. Rottige Meenthe en Brandemeer

Programmatische Aanpak Stikstof. Rottige Meenthe en Brandemeer Programmatische Aanpak Stikstof Rottige Meenthe en Brandemeer Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS) 19.30-20.00 uur Inloop 20.00-20.05 uur Opening door voorzitter Piet Dijkstra - Programma

Nadere informatie

BERGVENNEN. ROUTE 2,3 km

BERGVENNEN. ROUTE 2,3 km BERGVENNEN ROUTE 2,3 km Tegen de Duitse grens, in Noordoost Twente, ligt natuurgebied de Bergvennen. Een weids, glooiend landschap met zeven vennen, droge en natte heide, schrale hooilanden en bos. De

Nadere informatie

Bijlage I: Deelprogramma natuur

Bijlage I: Deelprogramma natuur Bijlage I: Deelprogramma natuur Doelstelling Hoofddoelen van het deelprogramma Natuur zijn de versterking van de biodiversiteit, versterking van de Natura 2000 doelen en realisatie van het NNN (voorheen

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

Abiotiek en beheer: hoe werkt stikstof en hoe gaan we er mee om? BIOGEOCHEMICAL WATER-MANAGEMENT & APPLIED RESEARCH ON ECOSYSTEMS

Abiotiek en beheer: hoe werkt stikstof en hoe gaan we er mee om? BIOGEOCHEMICAL WATER-MANAGEMENT & APPLIED RESEARCH ON ECOSYSTEMS Abiotiek en beheer: hoe werkt stikstof en hoe gaan we er mee om? BIOGEOCHEMICAL WATER-MANAGEMENT & APPLIED RESEARCH ON ECOSYSTEMS De atmosfeer bestaat voor 80% uit niet-reactief stikstofgas (N 2 ) 2 Wat

Nadere informatie

Natura 2000 Zouweboezem Presentatie gemeenteraad Zederik 2 sept Laurens van Ruijven Miriam de Boer Afdeling Water en Groen

Natura 2000 Zouweboezem Presentatie gemeenteraad Zederik 2 sept Laurens van Ruijven Miriam de Boer Afdeling Water en Groen Natura 2000 Zouweboezem Presentatie gemeenteraad Zederik 2 sept 2014 Laurens van Ruijven Miriam de Boer Afdeling Water en Groen Onderwerpen -Natura 2000 -Programmatische Aanpak Stikstof -Aanwijzing Zouweboezem

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT WEERRIBBEN

ONTWERPBESLUIT WEERRIBBEN ONTWERPBESLUIT WEERRIBBEN Gelet op artikel 3, eerste lid en artikel 4, vierde lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke

Nadere informatie

Natura 2000 en weidevogels

Natura 2000 en weidevogels Natura 2000 en weidevogels Natura 2000 en weidevogels Visie Vogelbescherming Nederland B e g i n 2 0 0 9. P r o v i n c i e s, a g r a r i ë r s e n n a t u u r - b e s c h e r m e r s d i s c u s s i

Nadere informatie

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4 Grasland en Heide Hoofdstuk 2.2 en 2.4 Planning Grasland Voedselweb opdracht Heide Voedselweb opdracht Grasland Grasland is een gebied van enige omvang met een vegetatie die gedomineerd wordt door grassen

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 100 Voornes Duin

Natura 2000 gebied 100 Voornes Duin Natura 2000 gebied 100 Voornes Duin (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL9803077 + NL2002017 Beschermd natuurmonument: - Beheerder:

Nadere informatie

natuurbeheer Jens Verwaerde Natuurpunt CVN

natuurbeheer Jens Verwaerde Natuurpunt CVN natuurbeheer Jens Verwaerde Natuurpunt CVN indeling inleiding: voorstelling a geschiedenis van het natuurbeheer b - biotopen en soorten en hun beheer pauze c - beheer richt zich op de omgeving d - natuurbeheer

Nadere informatie

COPYRIGHT. l Habitat verbeterende maatregelen voor aquatische. 02 juli Regiohoofd Veenweiden, Zuid-Hollands Landschap

COPYRIGHT. l Habitat verbeterende maatregelen voor aquatische. 02 juli Regiohoofd Veenweiden, Zuid-Hollands Landschap Veldwerkplaats: l Habitat verbeterende maatregelen voor aquatische fauna in poldergebieden 02 juli 2009 Rudi Terlouw, Regiohoofd Veenweiden, Zuid-Hollands Landschap KRIMPENERWAARD Veenweidepolder van

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum : 8 oktober 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2010-005930- gemeente Harderwijk Activiteit : Uitbreiding

Nadere informatie

Oevers 2x maaien Oever 2

Oevers 2x maaien Oever 2 Oevers 2x maaien Oever 2 De vegetatie is rijk aan diverse soorten kruiden, zoals kattenstaart, grote waterweegbree en zwanebloem en behoort tot het Watertorkruidverbond (Oenanthion aquaticae). De vegetatie

Nadere informatie

Restant taakstelling verwerving Totaal te realiseren Particulier natuurbeheer *) Te realiseren Agrarisch natuurbeheer

Restant taakstelling verwerving Totaal te realiseren Particulier natuurbeheer *) Te realiseren Agrarisch natuurbeheer BIJLAGE BO-1 Beleidskader omslag van minder verwerving naar meer beheer 1. Inleiding Het kabinet heeft vastgesteld dat realisatie van de nog aan te leggen nieuwe natuurgebieden in de EHS voor een groter

Nadere informatie

Natura 2000 & PAS. Natura 2000 implementatie in Nederland

Natura 2000 & PAS. Natura 2000 implementatie in Nederland Natura 2000 & PAS Natura 2000 implementatie in Nederland Natura 2000 in Nederland 13-6-2016 Dia 2 Natura 2000 in Zeeland 13-6-2016 Dia 3 Natura 2000 in Zeeland Beschermd natuurmonument 13-6-2016 Dia 4

Nadere informatie

Plan Roerdomp in het Ilperveld

Plan Roerdomp in het Ilperveld Plan Roerdomp in het Ilperveld publieksverslag Dit is het verslag van de werkzaamheden die plaatsvonden in het Ilperveld tussen april 2002 en juli 2007 om de natuur te herstellen. Die werkzaamheden gebeurden

Nadere informatie

Europees beschermde natuur

Europees beschermde natuur Europees beschermde natuur Kwartelkoning Vlaanderen streeft naar 100 broedkoppels van deze soort, in 2007 waren er 6. Twee richtlijnen Vogelrichtlijn, 1979 Habitatrichtlijn, 1992 Afbakenen van gebieden

Nadere informatie

De noordse woelmuis en de waterspitsmuis langs de Boonervliet en Vlaardingervaart

De noordse woelmuis en de waterspitsmuis langs de Boonervliet en Vlaardingervaart De noordse woelmuis en de waterspitsmuis langs de Boonervliet en Vlaardingervaart Notitie met betrekking tot de te verwachten effecten op de noordse woelmuis en de waterspitsmuis door de aanleg van natuurvriendelijke

Nadere informatie

Kleurkeur: keurmerk voor goed bermbeheer. Context: steeds minder insecten. -76% insectenbiomassa Anthonie Stip

Kleurkeur: keurmerk voor goed bermbeheer. Context: steeds minder insecten. -76% insectenbiomassa Anthonie Stip Kleurkeur: keurmerk voor goed bermbeheer Context: steeds minder insecten Anthonie Stip 1 juni 2018 anthonie.stip@vlinderstichting.nl @birdingstip -76% insectenbiomassa 1 Insectenverlies vooral na mei Biodiversiteit

Nadere informatie

Gierzwaluw. Boomleeuwerik. Witte kwikstaart. Nachtzwaluw

Gierzwaluw. Boomleeuwerik. Witte kwikstaart. Nachtzwaluw Boomleeuwerik Leeft in droge, schrale heidevelden met losse boompjes en boomgroepen. Broedt ook in jonge aanplant van naaldbos (spar of den). Gierzwaluw Broedt onder daken van oudere gebouwen in Roermond.

Nadere informatie

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater Uitgangssituatie Algemeen Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater Projectnummer: 2008_009 Projectnaam: Inrichting Straelensbroek/Straelens Schuitwater PMJP: B1 Inrichting verworven EHS Natuurdoel:

Nadere informatie

Struinen door De Stille Kern

Struinen door De Stille Kern 58 Horsterwold Struinen door De Stille Kern Een 900 hectare groot natuurgebied waar natuurlijke processen volop de ruimte krijgen. Het gebied wordt begraasd door een kudde konikpaarden, die zorgen voor

Nadere informatie

BOETELERVELD. ROUTE 4,3 km

BOETELERVELD. ROUTE 4,3 km BOETELERVELD ROUTE 4,3 km 20 17 Weten hoe een groot deel van Salland er tot eind 19e eeuw uitzag? Wandel dan eens door het Boetelerveld bij Raalte. Ervaar rust, ruimte en openheid in dit enig overgebleven

Nadere informatie

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 en zonder vogeldoelen Er zijn acht Natura 2000 en waarvoor geen vogeldoelen zijn geformuleerd, maar die wel binnen één van de helikopterlaagvliegen

Nadere informatie

Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen

Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen Heeft u een perceel of grenst uw woning of bedrijf aan een watergang en wilt u uw oever veranderen in een natuurvriendelijke oever? Dan

Nadere informatie

stedenbouwkundige / landschappelijke ontwikkeling met een gesaneerde vuilstort VERKEER PLANKAART WENSBEELD structuurschets d.d.

stedenbouwkundige / landschappelijke ontwikkeling met een gesaneerde vuilstort VERKEER PLANKAART WENSBEELD structuurschets d.d. PLANKAART WENSBEELD diverse opties auto entrees fiets- en wandelnetwerk informele landelijke wegen (karrespoor van asfalt) eenvoudige smalle fietspaden (zoals parallel aan Zuidereinde) - nb omwille van

Nadere informatie

VOORSTEL AB AGENDAPUNT :

VOORSTEL AB AGENDAPUNT : VOORSTEL AB AGENDAPUNT : CATEGORIE : A-STUK (Afdoeningsstuk) PORTEFEUILLEHOUDER : H.J. Pereboom AB 0 VERGADERING D.D. : 31 januari 2012 0 NUMMER : WS/ZOM/GVe/6946 OPSTELLER : ing. G. Verstoep, 0522-278621

Nadere informatie

Bij-vriendelijk Beheer

Bij-vriendelijk Beheer Bij-vriendelijk Beheer Sabine van Rooij en Anjo de Jong, Wageningen Environmental Research 13 november 2018, Klantendag Benchmark Gemeentelijk Groen Waarom? Voor welke soorten? Bijen o 358 soorten in Nederland:

Nadere informatie

Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten

Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten BIJLAGE 5 Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten Hollands Diep Habitattypen SVI Landelijk Opp.vl. Kwal. H6430B Ruigten en zomen (harig - = = wilgenroosje)

Nadere informatie

De bedreigde soorten van Staatsbosbeheer

De bedreigde soorten van Staatsbosbeheer De bedreigde soorten van Staatsbosbeheer Dit document geeft een overzicht van bedreigde soorten die vooral in gebieden van Staatsbosbeheer voorkomen: A-soorten: soorten die vrijwel uitsluitend voorkomen

Nadere informatie

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018 Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018 In gesprek over het water(peil) in De Haak, Zegveld en alternatieven voor het toekomstig waterpeil Programma Welkom

Nadere informatie

Was - Wordt tabel Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2018

Was - Wordt tabel Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2018 Was - Wordt tabel Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2018 Was Wordt tabel tekstuele wijzigingen Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2018 Pagina Natuurbeheerplan 2017 Ontwerp Natuurbeheerplan 2018 Natuurbeheerplan

Nadere informatie

Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63

Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Auteur P.J.H. van der Linden Opdrachtgever Projectnummer Ingen Buro Vijn 10.109 januari 2011 foto omslag het huidige

Nadere informatie

Bijlage 4: Uitvoeringsmodule deelgebied Wieden-Weerribben Definitief,

Bijlage 4: Uitvoeringsmodule deelgebied Wieden-Weerribben Definitief, Bijlage 4: Uitvoeringsmodule deelgebied Wieden-Weerribben Definitief, 27-09-10 1 Inleiding Noordwest Overijssel ligt in de gemeente Steenwijkerland en Zwartewaterland en in het beheergebied van Waterschap

Nadere informatie

Bijlage 1 Onderzoek ecologie

Bijlage 1 Onderzoek ecologie Bijlage 1 Onderzoek ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan

Nadere informatie

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland Bijlage 3. Ecologie B3.1. Beleidskader Aanleiding en doel De beoogde ontwikkeling betreft de bouw van 31 woningen op een deels braakliggende kavel en delen van zeer diepe achtertuinen (zie ook paragraaf

Nadere informatie