Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval"

Transcriptie

1 Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval OPENBARE AFVALSTOFFENMAATSCHAPPIJ VOOR HET VLAAMSE GEWEST

2 Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

3 Documentbeschrijving 1. Titel publicatie Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 2. Uitgever 6. Aantal blz. De Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het 275 p. + bijlagen Vlaamse Gewest 3. Publicatienummer 7. Tabellen en grafieken D/2000/5024/4 70 tabellen 17 grafieken 4. Publicatiereeks 8. Datum publicatie Beleidsdocumenten afvalstoffen januari Trefwoorden 9. Prijs* Uitvoeringsplan / organisch-biologsich afval / GFT- en groenafval / 400 fr. organisch bedrijfsafval / preventie / recuperatie / beleid / inspraak / 10. Samenvatting Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval werd uitgewerkt op basis van actieê47 van het MINA-plan 2. Het is bedoeld als een voortschrijdend meerjarenplan dat als leidraad dient, zowel voor de OVAM als voor de gemeenten, intercommunales en privž-initiatieven, om te komen tot een doeltreffende aanpak van het organisch-biologisch gedeelte van het afval. Verder geeft het een organisatorische ondersteuning voor een optimale en rationele uitbouw, zowel van maatregelen ter bevordering van preventie en hergebruik, als van acties met betrekking tot selectieve inzameling, verwerking, afzet en verwijdering. Het Uitvoeringsplan heeft conform de artikelen 35 en 36 van het Afvalstoffendecreet de procedure van openbaar onderzoek doorlopen. 12. Begeleidingsgroep Interne OVAM-projectgroep : Luc Vanacker, Kristel Vandenbroek (VLACO), Ann Braekevelt, Peter De Bruyne, Nico Verwimp, Frank Verhoeven, Danny Wille, Tina Van Assche, Christine Jacobs Externe stuurgroep 13. Contactpersonen cf. interne OVAM-projectgroep 14. Andere titels over dit onderwerp Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen Uitvoeringsplan GFT- en groenafval Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen Alle OVAM-publicaties kunt u na afspraak gratis raadplegen in het Technisch-Wetenschappelijk Informatiecentrum van de OVAM. Deze rapporten kan u ook schriftelijk of per fax bestellen bij de OVAM. U dient de titel van de publicatie te vermelden. Voor meer informatie kan u steeds terecht bij de Verkoop- en uitleendienst van de OVAM, Kan. De Deckerstraat 22-26, B-2800 Mechelen Tel. 015/ Fax 015/ * Prijswijziging voorbehouden. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

4 WOORD VOORAF De laatste vijf jaar heeft ieder van ons aardig zijn steentje bijgedragen in de vermindering van de hoeveelheid huisvuil. Zo produceerde elke Vlaamse inwoner in 1997 nog 190 kg huisvuil, waarvan toch nog ongeveer de helft GFT- en groenafval. Het ingezette afvalbeleid, gericht op stimulering van preventie en recuperatie van organisch-biologisch afval, moet dan ook verdergezet en aangescherpt worden. Integrale ketenbewaking is geen overbodig luxe, zo blijkt ook uit de recente dioxinecrisis in de veevoedersector. Terecht roept de afzet van allerlei slib in de landbouw en het gebruik van gecontamineerde stoffen in de veevoeding vragen op. Om dit op een effectieve en effici nte manier aan te pakken, wordt best planmatig gewerkt. De aanpak inzake GFT- en groenafval wordt daarom uitgebreid naar organisch-biologisch bedrijfsafval. In het voorjaar van 1999 werd het ontwerp Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval in ruime kring voor consultatie verspreid. Vele Vlaamse gemeenten en intercommunales, beroepsorganisaties, milieuverenigingen, offici le overlegorganisaties, enz. hebben het ontwerp bestudeerd en becommentarieerd. Uit deze breed opgezette inspraakronde blijkt dat het Uitvoeringsplan Organisch- Biologisch Afval gedragen wordt door het brede publiek. Met het voorliggend Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval tracht de Vlaamse overheid de doelstellingen volgens de verwerkingshi rarchie Ð eerst voorkomen, dan recupereren en als dit niet kan verbranden en stortenêð te bereiken via concrete projecten en resultaatgerichte acties en instrumenten. Daarbij worden alle betrokken bedrijven geresponsabiliseerd. De bedoeling is samen met de overheden te werken aan een sluitend controlesysteem om organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen op een kwaliteitsvolle manier een nuttige toepassing te geven. Dit kan het bereiken van de milieukwaliteitsdoelstellingen alleen maar ten goede komen. Vera Dua Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

5 Inhoudstafel Samenvatting en overzicht uitvoering I-IX Deel I Inleiding 1 1 Aanleiding 2 Opbouw 4 3 Juridisch kader Totstandkoming Status Functie en taken Geldigheidsduur 7 4 Algemene beginselen 8 5 Afbakening Afbakening afvalstromen GFT-afval Groenafval Organische bedrijfsafvalstoffen Afbakening gebruik Preventie Recuperatie Verwerking met toepassing in de veevoeding Verwerking met toepassing als meststof of bodemverbeterend middel Verbranden en storten 13 Deel II Analyse 15 1 GFT- en groenafval Inleiding Preventie Algemeen Evolutie Knelpunten Ecologische benadering van het tuin- en groenbeheer Evolutie Knelpunten Gebruik van eigen tuinafval en van snoeihout Evolutie Knelpunten Thuiscomposteren Evolutie Knelpunten Andere 21 Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

6 Evolutie Knelpunten Evaluatie preventie Effect OVAM-acties op lagere overheden Effect preventie-acties op bevolking Effect preventie op huisvuilproductie Doelstelling Uitvoeringsplan GFT- en groenafval Doelstelling Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen Kwaliteit van compost Compostpaviljoen Gebruik van compost Knelpunten preventie Recuperatie Selectieve inzameling Evolutie Evaluatie Knelpunten Verwerking Evolutie Evaluatie Knelpunten Afzet Evolutie Evaluatie Knelpunten Knelpunten 73 2 Organische bedrijfsafvalstoffen Inleiding Preventie Situatieschets Knelpunten Recuperatie Inzameling Aardappelsector Beschuit- en koekbereiding Bierbrouwerijen Brood- en banketbakkerijsector Chocoladebewerkers en chocoladeproductie Confiserie Deegwarensector Distributiesector Gelatineproductie Gistproductie Groente- en fruitverwerkende sector Havenactiviteiten Horeca IJsbereiding Koffie-, thee- en cichoreisector Mouterijsector Oli n- en vettensector (plantaardig) Papier-, karton- en pulpindustrie n Slachterijsector Suikerproductiesector 99 Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

7 Tabakssector Textielsector Tuinbouwsector Veilingafval Verzorgingssector Vlees- en visverwerkende sector Water en frisdranken Zetmeelsector Zuivelsector Soja, sauzen en mayonaise, enzymen, aromaõs, kruiden, rijstpofferijen, eierbrekerijen, noten en vruchten, zaden Knelpunten Verwerking Ð afzet Verwerking en afzet voor gebruik als veevoeder Verwerking en afzet voor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel Knelpunten Knelpunten Raakvlakken met ander beleid Mestbeleid Relatie dierlijke mest - organisch afval Co-verwerking mest - organisch afval Knelpunten Water- en slibbeleid Energiebeleid Milieubeleid Ruimtelijke ordening Inplanting van compostering en vergisting Knelpunt Bodemsaneringdecreet Internationale ontwikkelingen Recuperatie Veevoeding Secundaire grondstof Verwijdering Verbranden Storten Instrumenten Inleiding Beleidsuitvoerende instrumenten Juridische instrumenten Algemeen Gebruik in of als meststof, of als bodemverbeterend middel Gebruik in dierlijke voeding Handhaving Economische instrumenten Heffingen Huisvuilbelasting Subsidi ring Milieuconvenant PRESTI-programma 159 Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

8 Fiscale instrumenten Communicatieve instrumenten Voorlichting, educatie en sensibilisering Samenwerking Beleidsonderbouwende instrumenten Monitoring Onderzoek Knelpunten 162 Deel III Doelstellingen en programmering Doelstellingen GFT- en groenafval Preventie Recuperatie Selectieve inzameling Verwerking Afzet Verwijdering Organisch bedrijfsafval Preventie Recuperatie Selectieve inzameling Verwerking Afzet Verwijdering Programmering GFT- en groenafval Preventie Strategie Acties Recuperatie Selectieve inzameling Verwerking Afzet Verwijdering Strategie Organische bedrijfsafvalstoffen Preventie Strategie Acties Recuperatie Selectieve inzameling Verwerking Afzet Verwijdering Strategie Acties Instrumenten Beleidsuitvoerende instrumenten Juridische instrumenten 235 Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

9 Economische instrumenten Communicatieve instrumenten Beleidsonderbouwende instrumenten Monitoring Onderzoek 244 Deel IV Effecten van de programmering Inleiding Internationale ontwikkelingen Recuperatie Veevoeding Secundaire grondstof Compostering Verwijdering Verbranden Kosten en financiering van het Uitvoeringsplan Organisch- Biologisch Afval De kosten van het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval De gemeenten Preventie Recuperatie De gewestelijke overheid Preventie Recuperatie Verwijderen De bedrijven Preventie Recuperatie De financiering van het afvalbeleid De gemeenten De gewestelijke overheid De bedrijven Sociaal-economische gevolgen/ Werkgelegenheid Preventie Thuiscomposteren Recuperatie Verwijderen (Verbranden / Storten) Besluit Milieu-aspecten Milieuproblematiek ThemaÕs Verandering van het klimaat door het broeikaseffect Verontreiniging door fotochemische stoffen Vermesting Verzuring 261 Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

10 Verspreiding van milieugevaarlijke stoffen Andere Schadelijke stoffen Koolstofdioxide (CO 2 ) Methaan (CH 4 ) Stikstofverbindingen Effecten van verwerking van organisch materiaal op de milieuproblematiek Rechtstreeks gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstof Composteren Verwerkingsprocedure Eindproduct Vergisten Verbranden met energierecuperatie Storten met biogaswinning Effecten van het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval op de milieuproblematiek Verschuiving afvalverwerking Kwalitatief Kwantitatief Afvalverwerking als alternatieve energiebron Ôgroene frankõ Vergelijking met andere alternatieve energiebronnen 270 Bijlage 1 Literatuurlijst Bijlage 2 Afkortingen Bijlage 3 Ligging van de Vlaamse intercommunales Bijlage 4 Besluit van de Vlaamse Regering Bijlage 5 Uittreksel Belgisch Staatsblad Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

11 Samenvatting en overzicht uitvoering Na de vaststelling van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval in 1995 is het moment aangebroken om deze planning te actualiseren. Om te komen tot een integrale aanpak inzake organisch-biologisch afval werd gekozen om het beleid inzake GFT- en groenafval uit te breiden met organisch-biologisch bedrijfsafval. Ankerpunten voor de realisatie van voorliggend Uitvoeringsplan Organisch- Biologisch Afval zijn terug te vinden in het MINA-plan 2 (actie 47) en het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen Om planmatig te werk te kunnen gaan, werd na de afbakening een analyse gemaakt van de huidige toestand. Naast een situatieschets werd ingegaan op een aantal evoluties. De evaluatie ervan leidde tot het destilleren van een aantal knelpunten. Inzake GFT- en groenafval hebben de inspanningen van de laatste jaren hun vruchten afgeworpen. Op het vlak van preventie is er vanuit een ecologische benadering van tuin- en groenbeheer een toename van het gebruik van eigen tuinafval en snoeihout en het thuiscomposteren. Die trend moet behouden blijven door voortdurende ondersteuning via bijvoorbeeld sensibilisering. De recuperatie met verwerking en afzet kende resultaten dankzij de selectieve inzameling. Het succes ervan is afhankelijk van meerdere parameters, zoals onder andere het inzamelmiddel, de inzamelfrequentie en de wijze van kostendoorrekening. De verwerkingsfase kampt met structurele capaciteitstekorten die vooral in piekperioden aanleiding kunnen geven tot (geur)hinder. De problematiek van ruimtelijke ordening en het vinden van geschikte inplantingsplaatsen speelt hierin een belangrijke rol. Naar afzet toe vormt de Vlaamse Compostorganisatie (VLACO) de spil die via kwaliteitsopvolging de afzet stimuleert. Recente regelgeving zoals het Vlarea en het Mestdecreet bemoeilijken soms de afzetmogelijkheden. De producenten van organisch bedrijfsafval hebben preventieve maatregelen kunnen nemen dankzij het Preventie-stimulerend Programma (PRESTI). Ook hier dienen de inspanningen te worden verdergezet via onder andere vervolgprogrammaõs. Een sectori le doorlichting heeft uitgewezen dat waterzuiveringsslib en productie-uitval de grootste deelstromen zijn. Knelpunten met het oog op nuttige toepassing zijn aanwezige verontreinigingen, een schommelend aanbod en het verpakt zijn van een aantal afvalstoffen. Een hoogwaardige vorm van recuperatie is het gebruik van organisch bedrijfsafval in veevoeding. Dit gebeurt zowel rechtstreeks als na voorbehandeling. Een duidelijker wettelijk kader inzake onder andere verwerkingsnormen en sanitaire vereisten kan deze verwerkingsvorm doen toenemen. Het gebruik als meststof of bodemverbeterend middel vindt plaats na stabilisatie, compostering of vergisting. Deze afzetvorm komt de laatste tijd onder druk te staan als gevolg van de vermestingsproblematiek. Ook hier kan het wettelijk kader verder worden verfijnd. Vanuit de visie van een ge ntegreerde milieuaanpak wordt even stilgestaan bij de raakvlakken met ander beleid. Zo zijn er relaties met duurzame ontwikkeling (besparing op grondstoffen en energie), het mestbeleid (nutri ntenproblematiek) en het waterbeleid (slibs). Verder zijn er invloeden op het broeikaseffect, de verontreiniging van het oppervlaktewater en de verstoring door geurhinder. Ten slotte worden ook de interacties met het beleid inzake ruimtelijke ordening en het Bodemsaneringdecreet vermeld. Een doorlichting van de middelen die de overheid aanwendt om de milieubeleidsdoelstellingen te realiseren, gebeurt in het deel instrumenten. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen beleidsuitvoerende en Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval I

12 beleidsonderbouwende instrumenten. Beleidsuitvoerend zijn de juridische, economische en communicatieve instrumenten. Monitoring en onderzoek worden beschouwd als beleidsonderbouwend. Naast een aantal specifieke aandachtspunten is het streven naar resultaatgerichtheid met duidelijke doelstellingen en een optimalisatie van de afstemming tussen de verschillende types instrumenten zeer belangrijk (Ôoptimale instrumenten-mixõ). In het deel strategie en programmering wordt op basis van de analyse aangegeven waar het beleid naartoe wil (doelstellingen) en hoe het daar wil geraken (strategie en actieprogrammering). Centraal in de doelstellingen staan de duurzame ontwikkeling en de voorkeurverwerkingsrangorde (ladder van Lansink). In de eerste plaats wordt gestreefd naar het voorkomen van afvalstoffen, vervolgens komt recuperatie. Op de laatste plaats komt verwijdering met energieterugwinning (verbranden of storten). Inzake GFT- en groenafval wordt het driesporenbeleid verdergezet: promotie van preventie (onder andere thuiscomposteren), maximale uitbouw van de groenafvalen vervolgens GFT-verwerkingsketen. Algemeen kan gesteld worden dat meer aandacht dient uit te gaan naar de kwalitatieve doelstellingen in vergelijking met de kwantitatieve doelstellingen. Met betrekking tot de verwerking wordt de continu teit verzekerd door afstemming van de capaciteit op de aangeboden hoeveelheid. De afzet van compost gebeurt zowel individueel als overkoepelend (via VLACO). Van belang voor preventie zijn het verkrijgen en behouden van gedragsveranderingen. Dit zal in hoofdzaak gebeuren door sensibilisering inzake thuiscomposteren en het verder invoeren van de kringlooptuingedachte. Om te komen tot de optimalisatie van de recuperatie door selectieve inzameling en verwerking, wordt op 3 domeinen gewerkt : stimuleren en optimaliseren van de selectieve inzameling, verbeteren van de mogelijkheden voor recuperatie door composteren of vergisten, en garanderen en bevorderen van de afzetmogelijkheden en de afzetmarkt van compost. Selectief ingezameld GFT- en groenafval moet worden verwerkt in een vergunde composterings- of vergistingsinstallatie. Wat organisch bedrijfsafval betreft, wordt preventie gestimuleerd via kennisoverdracht en sensibilisering. Het ontwikkelen van milieuzorgsystemen en ketenbeheer wordt aangemoedigd. In Vlaanderen vervult het PRESTI-programma hierbij een belangrijke rol. Om recuperatie mogelijk te maken wordt gescheiden inzameling bevorderd. De selectieve inzameling en verwerking moeten op elkaar worden afgestemd. Daarbij dient een vicieuze cirkel te worden doorbroken : zolang er geen verwerkingscapaciteit beschikbaar is, heeft de selectieve inzameling weinig zin en omgekeerd : zolang er geen zekerheid is over het aanbod aan organisch bedrijfsafval, zal er geen verwerkingscapaciteit worden voorzien. Verwerkingsmogelijkheden zijn vooreerst verwerking tot dierlijke voeding en vervolgens tot meststof of bodemverbeterend middel. De randvoorwaarden dienen verder aangepast en verfijnd te worden. Samen met het Ministerie van Landbouw zal een procedure moeten worden uitgewerkt zodat er afstemming is tussen de voorwaarden opgelegd bij het gebruik van organisch bedrijfsafval als veevoeding en de acceptatievoorwaarden bij de verwerkingseenheden van organisch bedrijfsafval tot veevoeding. Voor verwerking tot bodemverbeterend middel of meststof is de strategie met het oog op 2003 in overeenstemming met het mestbeleid, dat wil zeggen gericht op een vermindering van het overschot aan nutri nten op de Vlaamse bodem. Het verwerkingstraject met acceptatiecriteria en milieuhygi nische en landbouwkundige eisen inzake gebruik, dient verder ontwikkeld te worden en gekaderd te worden in procedures van Integrale KetenBewaking. De afzet kan door de overheid worden ondersteund door onderzoeken en studies. Verder speelt een goede verhouding van kwaliteit en Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval II

13 prijs een belangrijke rol. Verwijdering van selectief ingezamelde organische bedrijfsafvalstoffen is niet toegestaan. Ten slotte wordt stilgestaan bij de effecten van de actieprogrammering. Er wordt gekeken naar internationale ontwikkelingen (toenemend belang van internationale en Europese wetgeving), kosten en financiering en sociaal-economische gevolgen (tewerkstelling). Er zijn positieve effecten op de verwante milieuthemaõs zoals onder andere het broeikaseffect of de vermesting. Organisch afval komt ook in aanmerking voor het gebruik als alternatieve energiebron. Een belangrijke vaststelling is dat strategie en programmering zorgen voor een kwantitatieve en kwalitatieve verschuiving in de verwerkingshi rarchie ten gunste van het milieu. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval III

14 Tabel Lijst van acties Actienummer Omschrijving van de actie Initiatiefnemer Betrokkene Timing actie 1 Gewestelijke sensibiliseringsactie thuiscomposteren OVAM VLACO, Velt, gemeenten en planperiode intercommunales actie 2 Promotie thuiscomposteren op lokaal niveau gemeenten en intercommunales VLACO, Velt, OVAM planperiode actie 3 Aanpassen sensibiliseringsmateriaal OVAM VLACO, gemeenten en planperiode intercommunales actie 4 Cel Thuiscomposteren OVAM VLACO, VVSG-Interafval, VVP vanaf 2000 actie 5 Gebruik van snoeihout gemeenten en intercommunales burgers planperiode actie 6 Groenafval voorkomen door preventieve OVAM, VVSG-Interafval VLACO, Velt, beroepsfederaties vanaf 2000 maatregelen voor aanleg en onderhoud van tuinen en openbaar groen tuinaannemers en tuinarchitecten, VVOG, openbare groendiensten, provincies actie 7 Compostmeesterwerking OVAM VLACO, provincies, vanaf 2000 intercommunales, gemeenten actie 8 Financi le ondersteuning preventieacties OVAM Gemeenten, intercommunales 2000 actie 9 Evaluatie-onderzoek rond preventie en OVAM VLACO, gemeenten, 2000 thuiscomposteren intercommunales actie 10 Onderzoek naar mogelijkheden van substitutie van OVAM VLACO, onderzoekscentra planperiode ingevoerde grondstoffen actie 11 Introductie selectieve inzameling van GFT- en intercommunales en gemeenten OVAM, VLACO, verwerkers GFTen planperiode groenafval groenafval actie 12 Evaluatie taakstellingen inzameling huishoudelijk OVAM VVSG-Interafval 2000 afval Ð wijziging GFT Ð regioõs Ð groenregioõs actie 13 Onderzoek selectieve inzameling van GFT-afval in OVAM steden hoogbouw en stadscentra actie 14 Onderzoek frequentie selectieve inzameling OVAM gemeenten en intercommunales actie 15 Relatie kwaliteit en kwantiteit GFT-afval Ð retributie OVAM VLACO, gemeenten en intercommunales actie 16 Beheersen verontreiniging GFT- en groenafval gemeenten en intercommunales ophalers, FEBEM planperiode actie 17 Sorteeranalyses OVAM VLACO, composteerinstallaties, planperiode gemeenten en intercommunales actie 18 (Geur)hinder bij selectieve inzameling en ophaling OVAM VLACO, gemeenten en planperiode actie 19 Inzameling wegbermmaaisel OVAM, AMINAL, provincies, gemeenten en andere bermbeheerders intercommunales, ophalers VLACO, AWV, AWZ planperiode Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval IV

15 Vervolg Tabel Lijst van acties Actienummer Omschrijving van de actie Initiatiefnemer Betrokkene Timing actie 20 Planning bijkomende composteer- en OVAM, gemeenten en VLACO, verwerkers planperiode vergistingseenheden voor GFT- en groenafval intercommunales actie 21 Subsidi ring bijkomende composteer- en vergistingseenheden voor GFT- en groenafval OVAM Inspectie Financi n, Vlaams Minister bevoegd voor Leefmilieu, planperiode / 2000 gemeenten en intercommunales actie 22 Export GFT- en groenafval OVAM gemeenten, intercommunales, planperiode privž-verwerkers, VLACO actie 23 Transport van GFT- en groenafval OVAM Interafval, VLACO, composteerders, actie 24 Technische bedrijfsvoering verwerkingseenheden Aanvoer en opslag structuurmateriaal gemeenten, intercommunales en composteerders OVAM intercommunales, Febem Controle kwaliteit GFT- en groenafval VLACO, gemeenten en intercommunales, composteerders planperiode Onderhoud verwerkingseenheden OVAM VLACO, composteerders, intercommunales planperiode Onderzoek flexibiliteit bestaande composteeren vergistingscapaciteit OVAM VLACO, composteerders, intercommunales planperiode actie 25 Synergie a robie Ðana robie OVAM VLACO, composteerinrichtingen planperiode planperiode VLACO actie 26 Heffingen op recyclageresiduõs OVAM VLACO, composteerinrichtingen, Overlegplatform Huishoudelijke Afvalstoffen actie 27 Verwerking wegbermmaaisel Bermbeheersplannen Compostering AMINAL, provincies, gemeenten en andere bermbeheerders OVAM OVAM, VLACO VLACO, composteerders 2001 planperiode planperiode planperiode Alternatieve verwerkingsmogelijkheden OVAM, AMINAL - Cel VLACO, provincies, gemeenten, planperiode Natuurtechnische Milieubouw andere bermbeheerders, ANRE actie 28 Meetcampagne geuremissie en Ðimmissie GFTverwerkingsbedrijven OVAM VLACO, GFT-verwerkers actie 29 Procesoptimalisatie bij het composteren van grasrijk OVAM VLACO, GFT- en groenverwerkers organisch afval: belang van het verbeteren van de compostkwaliteit en het beperken van geurhinder actie 30 Optimalisatie biofiltratie van afgassen van GFTverwerking OVAM VLACO, GFT-verwerkers planperiode actie 31 Opstellen beoordelingskader geurhinder AMINAL, OVAM VLACO, GFT- en groenverwerkers planperiode Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval V

16 Vervolg Tabel Lijst van acties Actienummer Omschrijving van de actie Initiatiefnemer Betrokkene Timing actie 32 Opstellen en toepassen Code voor Goede Praktijk OVAM VLACO, verwerkers GFT- en planperiode groenafval actie 33 Voorwaarden compostpaviljoen OVAM gemeenten, intercommunales, vergunningverlenende overheden planperiode actie 34 actie 35 Uitbreiding inplantingsplaatsen composteerinrichtingen Bevorderen van de afzetmogelijkheden van GFT- en groencompost in Vlaanderen IKB-principe Integratie wettelijk kader Product van co-verwerking OVAM AROHM, provincies, intercommunales en gemeenten planperiode OVAM OVAM VLACO, Ministerie van Landbouw, compostproducenten, intercommunales VLACO, Ministerie van Landbouw, compostproducenten, intercommunales planperiode planperiode OVAM VLACO, Ministerie van Landbouw planperiode actie 36 Opvolging van en afstemming op ontwikkelingen in Europese Unie actie 37 Onderzoek stikstofdynamiek in compost OVAM VLACO, Ministerie van Landbouw, planperiode ALT, VLM actie 38 Verkenning afzet GFT- en groencompost in het OVAM VLACO, compostproducenten planperiode buitenland actie 39 Bevorderen gebruiksmogelijkheden van GFT- en groencompost Uitwerking specifieke regeling voor toepassing OVAM, VLM VLACO planperiode van compost als meststof en bodemverbeterend middel OVAM Gebruik van compost bij openbare besturen 2000 Onderzoek over gebruik van compost in biotechnische toepassingen Gebruik van compost in de landbouw OVAM OVAM VVOG, Vlaams minister van Leefmilieu, Vlaams minister van Openbare Werken VLACO, compostproducenten, Ministerie van Landbouw, AVVV, provincies VLACO, compostproducenten, VLM, ALT, Ministerie van Landbouw planperiode planperiode actie 40 Onderzoek in het kader van Vlarea OVAM VLACO 2000 actie 41 Onderzoek zware metalen OVAM VLACO, Ministerie van Landbouw actie 42 Verderzetting financi le ondersteuning VLACO OVAM VLACO planperiode Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval VI

17 Vervolg Tabel Lijst van acties Actienummer Omschrijving van de actie Initiatiefnemer Betrokkene Timing actie 43 Stimuleren bedrijfsinterne milieuzorg OVAM bedrijfssectoren planperiode actie 44 Voortzetten PRESTI-projecten OVAM bedrijfssectoren planperiode actie 45 Onderzoek naar mogelijkheden van substitutie van OVAM onderzoekscentra planperiode ingevoerde grondstoffen actie 46 Selectieve inzameling organisch bedrijfsafval OVAM producenten, sectororganisaties, inzamelorganisaties / actie 47 Sensibilisering gescheiden inzameling van OVAM sectororganisaties, vanaf 2000 organisch bedrijfsafval inzamelorganisaties actie 48 Afstemming wettelijke verplichtingen op federaal en gewestelijk niveau OVAM Ministerie van Landbouw, Ministerie van Volkgezondheid, planperiode actie 49 actie 50 Acceptatiecriteria vaststellen voor organische bedrijfsafvalstoffen om te kunnen worden gebruikt of verwerkt tot bodemverbeterend middel of tot meststof Onderzoek omtrent gebruik organisch bedrijfsafval als veevoeding OVAM VLM Ministerie van Landbouw, VLACO, verwerkers organisch bedrijfsafvalstoffen, VCM, Febem OVAM Hogeschool Gent Ð Departement Biotechnologische Wetenschappen, Landschapsbeheer en Landbouw, Bemefa 2000 OVAM privž-sector planperiode actie 51 Realisering infrastructuur voor verwerking aan destructienormen actie 52 Realisering verwerkingsinfrastructuur voor organisch OVAM privž-sector planperiode bedrijfsafval met het oog op de productie van veevoeder actie 53 Realisering verwerkingsinfrastructuur voor organisch OVAM privž-sector, VCM planperiode bedrijfsafval met het oog op de productie van meststof of bodemverbeterend middel actie 54 Evaluatie verwerkingstechnologie n OVAM, VLM verwerkers organisch bedrijfsafval, planperiode VLACO, VCM, VITO actie 55 Bepalen definities humusrijk, mineralenrijk en Ðarm OVAM, VLM Overlegplatform Organisch Biologisch Afval, VLACO actie 56 Bevordering productie groene/duurzame energie uit OVAM planperiode organisch bedrijfsafval Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Ð Administratie Economie Ð Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie actie 57 Opstellen slib- en bagger- en ruimingspecieplan OVAM, AMINAL, VMM, VMW nv Aquafin, Fevia, VLM, VVSG Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval VII

18 Vervolg Tabel Lijst van acties Actienummer Omschrijving van de actie Initiatiefnemer Betrokkene Timing actie 58 Onderzoek afzetmogelijkheden veevoeding OVAM onderzoeksinstellingen, planperiode veevoedersector, federaties (BEMEFA, Fevia, É) actie 59 Opportuniteitsonderzoek voor uitbreiding activiteiten OVAM VLACO, onderzoeksinstellingen, planperiode VLACO Fevia actie 60 Controle via Integrale Ketenbewaking (IKB) OVAM VLACO, verwerkers organisch planperiode afval, Ministerie van Landbouw, Ministerie van Volksgezondheid, Federaal Agentschap voor de veiligheid van de Voedselketen actie 61 Opstellen nutri ntenbalans VLM OVAM, VLACO, universiteiten, Overlegplatform Organisch- Biologisch Afval actie 62 Ontwikkelen reststoffenbeurs OVAM producenten en gebruikers van planperiode organisch bedrijfsafval actie 63 Onderzoek afzet meststoffen/mineralenrijke OVAM VLM, onderzoeksinstellingen, planperiode producten buiten Vlaanderen federaties (Fevia, É), VCM actie 64 Onderzoek alternatieve verwijderingstechnieken OVAM Universiteiten, Overlegplatform planperiode Huishoudelijke Afvalstoffen actie 65 Aanpassing Vlarea OVAM Overlegplatform Organisch- planperiode Biologisch Afval, Vlaams Minister bevoegd voor Leefmilieu actie 66 Politieverordening OVAM VVSG, verwerkers en ophalers 2000 GFT- en groenafval actie 67 Aanpassing Vlarem Compostpaviljoen Acceptatievoorwaarden Verwerkingscapaciteit OVAM, AMINAL OVAM, AMINAL AMINAL, OVAM, gemeenten, intercommunales, vergunningverlenende overheden Ministerie van Landbouw, VLACO, vergunningverlenende overheden VLACO, gemeenten, vergunningverlenende overheden intercommunales, privžverwerkers, Febem actie 68 Handhaving verbod (op gebruik van) OVAM, AMINAL, VMM Vergunningverlenende overheden 2000 voedselafvalverbrijzelaars actie 69 Handhaving verbod op ÒthuisÓverbranden van VVSG, intercommunales, provincies OVAM planperiode organisch afval actie 70 Retributiereglement OVAM VVSG, verwerkers en ophalers GFT- en groenafval 2000 Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval VIII

19 Vervolg Tabel Lijst van acties Actienummer Omschrijving van de actie Initiatiefnemer Betrokkene Timing actie 71 Ontwikkelen didactisch materiaal voor het onderwijs OVAM VLACO, Ministerie van Onderwijs, 2000 scholen, VUB, AMINAL actie 72 Overlegplatform Organisch-Biologisch Afval OVAM VVSG-Interafval, VVP, Febem, Fevia, Bemefa, ABS, BB, ALT, AMINAL, Fedis, Ministerie van Landbouw, VLM, INDAVER, VLACO, MiNa-Raad, Serv Oprichting 2 maanden na goedkeuring plan, duur planperiode actie 73 Ondersteuning via de oprichting van werkgroepen OVAM ANRE, VCM, É planperiode actie 74 Opstellen van een Voortgangsrapportage OVAM Overlegplatform Organisch- Tweejaarlijks Organisch-Biologisch Afval Biologisch Afval actie 75 Gegevensverzameling organisch bedrijfsafvalstoffen OVAM Bedrijven planperiode actie 76 Beleidsondersteunend onderzoek naar optimale instrumentenmix OVAM VLACO, onderzoekscentra planperiode Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval IX

20 Deel I Inleiding Het opgebouwde afvalbeleid, gericht op de stimulering van preventie en recuperatie, moet worden verdergezet. Hiervoor zijn een aanscherping van de huidige taakstellingen, de uitwerking van een strategie en concrete acties en de doelgerichte inzet van een (nieuw en/of aangepast) instrumentarium noodzakelijk. Voor de recuperatie staat een ketengerichte aanpak centraal : inzameling, verwerking en afzet zijn in samenhang met elkaar bekeken. De verwijdering wordt ontmoedigd, zodat een opwaartse beweging van de verwerking van afval in de keten ontstaat. Preventie en recuperatie worden op deze manier extra ondersteund. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 1

21 1 Aanleiding De selectieve inzameling en verwerking (compostering en vergisting) van GFT- en groenafval kennen in het laatste decennium van deze eeuw een gestage toename. Steeds is getracht selectieve inzameling, verwerking en afzet van compost hand in hand te laten verlopen. In vergelijking met onze buurlanden zijn we daar in Vlaanderen, dankzij een weloverwogen planning en de oprichting van VLACO, vrij goed in geslaagd. Het moment is echter aangebroken om de planning te actualiseren. Ditmaal zal in de planning niet enkel sprake zijn van GFT- en groenafval, maar komt ook het organisch bedrijfsafval aan bod. Een integrale aanpak van het organisch afval is immers aangewezen om de selectieve inzameling, verwerking en afzet op elkaar af te kunnen stemmen. Het strategisch referentiekader voor de planning rond compostering en vergisting wordt gevormd door enerzijds het Afvalstoffenplan , dat bij wijze van overgangsmaatregel is verlengd tot eind 1996 en door anderzijds het MINA-plan 2 waar in actie 48 is opgenomen dat een Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen moet worden opgemaakt en uitgevoerd. Het Afvalstoffendecreet bepaalt dat voor specifieke categorie n van afvalstoffen sectorale uitvoeringsplannen kunnen worden opgesteld, die het uitvoerend kader vormen. Op 6 april 1995 heeft de Vlaamse regering het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval vastgesteld, dat ten minste gold tot eind 1997 en blijft gelden zolang het niet vervangen wordt door een ander plan. Het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval is bedoeld als een voortschrijdend meerjarenplan, dat zowel voor de OVAM als voor de gemeenten, intercommunales en privž-initiatieven als leidraad dient voor een doeltreffende aanpak van het organisch-biologisch gedeelte van het huishoudelijk afval. Het ondersteunt een optimale en rationele uitbouw van zowel maatregelen ter bevordering van preventie en hergebruik, als acties rond selectieve inzameling, verwerking, afzet en verwijdering. Een aantal bepalingen uit het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval zijn in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen geactualiseerd en/of aangevuld. Op 19 december 1997 is het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen vastgesteld door de Vlaamse regering. Het geeft de beslissingen en acties aan die alle betrokkenen (beleidsmakers en uitvoerders) gedurende de planperiode moeten uitvoeren. Het plan streeft het inzetten van de optimale mix van instrumenten na in de vorm van onder meer sensibilisering, juridische en financi le maatregelen. De acties ondersteunen en versterken elkaar en dienen als een totaalpakket van maatregelen resultaatgericht te worden uitgevoerd. Het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen behandelt de preventie, recuperatie en verwijdering van huishoudelijk afval. Om preventie en recuperatie sterk te stimuleren zijn, in vergelijking met de vorige planperiode, scherpere taakstellingen opgenomen en worden nieuwe acties en instrumenten voorgesteld. Bij de verwijdering gaat de voorkeur, conform de verwerkingshi rarchie, uit naar het verbranden met energieterugwinning (thermische valorisatie). Het plan beschouwt storten als de laatste mogelijkheid en stelt voor de stortcapaciteit te beperken. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 2

22 Actie 47 van het MINA-plan 2 vermeldt de opmaak en de uitvoering van een Uitvoeringsplan Organisch Afval Dit uitvoeringsplan moet het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval vervangen, maar het moet ook uitgebreid worden met het organisch bedrijfsafval. Over de verwerking van organisch afval is in het MINA-plan 2 het volgende opgenomen : De ontwikkeling van de verwerkingscapaciteit loopt parallel met de ontwikkeling van het aanbod GFT- en groenafval uit de gescheiden inzameling. De doelstellingen voor inzameling worden nog verscherpt. De afstemming met het thuiscomposteren wordt daarbij versterkt. Speciale aandacht gaat naar een gegarandeerde kwaliteit en naar de promotie van de geproduceerde compost om een vaste positie op de afzetmarkt van bodemverbeterende middelen te verwerven. Om het storten van organisch afval verder te verminderen moet er aanvullend beleid komen voor organisch bedrijfsafval (vooral van grootkeukens, veilingafval, agrarisch afval en afval van de voedingsindustrie) waarvoor geen directe afzetmogelijkheden als secundaire grondstof voorhanden zijn. Met dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval is concrete invulling gegeven aan actie 47 en is de planningsperiode verschoven van naar Deze verschuiving in de tijd maakte enerzijds een breed overleg met de betrokken doelgroepen mogelijk en liet anderzijds toe een afstemming te krijgen met het mestbeleid. Voor alle duidelijkheid wordt het voorliggende plan gedoopt als Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval. Dit om aan te geven dat de organisch-biologische afvalstoffen in dit plan behandeld worden. In de tekst zal voor de eenvoud echter meestal gesproken worden van organisch afval. De exacte afbakening van de te behandelen afvalstoffen is in 5.1 opgenomen. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 3

23 2 Opbouw Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval bestaat uit de volgende delen : 1. Inleiding 2. Analyse 3. Doelstellingen en programmering 4. Effecten van de programmering In deel 1 wordt de aanleiding, opbouw en het juridisch kader voor het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval gegeven. Enkele algemene beginselen en uitgangspunten voor het te ontwikkelen beleid zijn opgenomen. Strikt is afgelijnd welke afvalstoffen en welke toepassingsmogelijkheden in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval worden behandeld. Deel 2 bevat een evolutie van de periode voor GFT- en groenafval en een situatieschets van 1997 voor de organische bedrijfsafvalstoffen. Inzake preventie, recuperatie en het gebruikte instrumentarium zijn de bereikte resultaten voor GFT- en groenafval getoetst aan de doelstellingen van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval en de beleidsvoornemens van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen De analyse brengt de knelpunten in beeld. Deel 3 omvat de gewenste strategie met daaraan gekoppeld de eigenlijke programmering. Doelstellingen zijn opgenomen voor preventie en recuperatie. Voor de verwerking van GFT- en groenafval is een programmering van de capaciteit opgesteld. Om de programmering uit te voeren en de knelpunten op te lossen, zijn er acties uitgewerkt om de doelstellingen te concretiseren. Per actie is vermeld wie de initiatiefnemer is en wie de betrokkenen zijn. De initiatiefnemer is een overheidsinstelling die zoveel mogelijk zelfstandig het initiatief tot de uitvoering neemt. Daarbij hoort de zorg voor cošrdinatie, zo nodig een nadere uitwerking, het samenbrengen van de betrokkenen, de financi le afwikkeling en de bewaking van het rapporteren over de voortgang. De initiatiefnemer blijft het eerste aanspreekpunt. Met betrokkenen zijn bedoeld : de door de initiatiefnemer bij voorkeur te betrekken belanghebbenden. Dit kunnen zowel overheden als privžorganisaties zijn. Ze kunnen onder meer als (mede)financierder, (mede)uitvoerder of adviesverlener bij de actie of het initiatief fungeren. De lijst van betrokkenen is niet limitatief. Deel 4 geeft de consequenties weer van de programmering. Het gaat in op de internationale aspecten, de kosten en financiering van het beleid, de sociaaleconomische gevolgen en de milieuaspecten. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 4

24 3 Juridisch kader 3.1 Totstandkoming EŽn van de taken van de OVAM is het ontwerpen van sectorale uitvoeringsplannen ter uitvoering van het geldende milieubeleidsplan (artikel 35, 1 van het Afvalstoffendecreet). De procedure voor de totstandkoming van uitvoeringsplannen is opgenomen in de artikelen 35 en 36 van het decreet van 2 juli 1981, gewijzigd bij decreet van 20ÊaprilÊ1994. In 1998 is een externe stuurgroep opgericht om de opbouw en totstandkoming van het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval te volgen. In deze externe stuurgroep zetelen de belangrijkste betrokkenen, met vertegenwoordigers van VVSG, VVP, Ministerie van Middenstand en Landbouw (DG4 en DG5), de ALT, VLM, VLAR, Boerenbond, ABS, Fevia (federatie van de voedingsnijverheid), Fedis (federatie van de distributiesector), Febem (Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer), MiNa-Raad en Serv. De externe stuurgroep heeft viermaal vergaderd rond de voorbereidende teksten voor het ontwerp Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval. Met het doel tot een constructieve samenwerking te komen, werd gepoogd rekening te houden met de inbreng van de leden van de externe stuurgroep. Op basis hiervan is in 1999 het Ontwerp Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval vastgesteld. Dit ontwerp is bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30Êmaart 1999 en heeft voor een termijn van twee maanden, van 31ÊmaartÊ1999 tot en met 30 mei 1999, ter inzage gelegen bij de gemeenten en bij de OVAM. Gedurende deze termijn kon iedereen bezwaren of opmerkingen schriftelijk ter kennis brengen van de OVAM (art. 36, 2 van het Afvalstoffendecreet). Tegelijkertijd met de bekendmaking is het ontwerp voor advies bezorgd aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (MiNa-Raad) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Zij brachten een met redenen omkleed advies uit binnen een vervaltermijn van twee maanden na ontvangst van het ontwerp. De adviezen van de MiNa-Raad en de SERV zijn niet bindend (art. 36, 3). Tijdens de procedure zijn 57 reacties ontvangen onder meer van provincies, intercommunales, gemeenten, belangenorganisaties, bedrijven, milieu-organisaties en burgers. Het resultaat van de schriftelijke inspraakreacties en de uitgebrachte adviezen is opgenomen in een Verslag inspraak- en adviesreacties. Dit verslag werd op 15Êseptember 1999 toegelicht aan de externe stuurgroep. Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering. Hierbij is rekening met de gegeven adviezen en met de ingediende bezwaren of opmerkingen. Het vastgestelde Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval wordt samen met het Verslag inspraak- en adviesreacties bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Daarna ligt het plan ter inzage bij de OVAM, de provincies en de gemeenten (art. 36, 5). Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 5

25 3.2 Status Dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval bevat concrete projecten en acties in verband met preventie, recuperatie en verwijdering van organisch afval, conform art. 35, 2 van het Afvalstoffendecreet. Het opmaken en uitvoeren van een Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval is opgenomen in het MINA-plan 2 en in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen Het vervangt het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval en tegelijk wordt het uitgebreid met organisch bedrijfsafval. Om het verwijderen van organisch afval verder te verminderen worden de doelstellingen voor preventie, selectieve inzameling en verwerking van GFT- en groenafval verscherpt en is er aanvullend beleid voor organisch bedrijfsafval (vooral van grootkeukens, veilingafval, agrarisch afval en afval van de voedingsindustrie) waarvoor geen directe afzetmogelijkheden als secundaire grondstof voorhanden zijn. Het vormt het kader waarbinnen de overheid de komende vijf jaar haar afvalstoffenbeleid uitvoert. Tweejaarlijks wordt gerapporteerd over de voortgang van de uitvoering. Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval geldt voor de administratieve overheden van het Vlaamse Gewest, de provincies, de intercommunales, de gemeenten en de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instellingen die belast zijn met taken van openbaar nut inzake het milieubeleid (artikel 36, 6 van het Afvalstoffendecreet). De bepalingen zijn bindend voor deze actoren. Er kan slechts van worden afgeweken bij beslissing van de Vlaamse regering, wanneer daar gewichtige redenen voor zijn en een behoorlijke motivering wordt aangebracht. Bepalingen van het plan die strijdig zijn met een gewestelijk plan van latere datum met verordenende of verbindende kracht, verliezen hun geldigheid (artikel 36, 7 van het Afvalstoffendecreet). De bepalingen van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval zijn overgenomen door het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen en aangevuld met nieuwe evoluties. Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval zet zowel het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval als het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen verder. Dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval vervangt het Uitvoeringsplan GFTen groenafval. Dit laatste wordt dus opgeheven. De principes uit het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen blijven behouden. De bepalingen rond GFT-, groenafval en organisch bedrijfsafval worden in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval verder uitgewerkt, voor zover er nieuw en aanvullend beleid is. Indien bepalingen van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen vervangen moeten worden, staat dit duidelijk vermeld in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval. Indien door nieuwe ontwikkelingen in het afvalveld nieuwe, nog op te stellen Uitvoeringsplannen weer een stap verder gaan inzake doelstellingen, dan vervallen de bepalingen uit dit plan, volgens het principe dat een latere wet een vroegere opheft (Ôlex posterior derogat prioriõ). Lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht een plan op te stellen inzake het beheer van afvalstoffen op grond van Richtlijn 75/442/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 91/456/EEG. Met dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval voldoet Belgi voor het Vlaamse Gewest aan deze verplichting voor het beheer van Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 6

26 organisch afval. Het Uitvoeringsplan vormt het toetsingskader voor het beleid ten aanzien van de import en export van afvalstoffen. 3.3 Functie en taken Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval is het beleidskader voor alle betrokken partijen. De taken van de betrokken partijen zijn opgenomen in het Afvalstoffendecreet : De taken voor de OVAM staan opgenomen in de artikels 39 tot en met 44. De rol van de provincies is afgebakend in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen De taken van de gemeenten staan opgenomen in artikels 15 en 16 van het Afvalstoffendecreet en betreffen de zorgplicht voor de inzameling. In artikel 16, 5 van het Afvalstoffendecreet is vastgesteld dat wanneer een gemeente de door dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval opgelegde verplichtingen niet nakomt binnen de door de Vlaamse regering bepaalde termijn en hierdoor het algemeen belang schaadt, de Vlaamse regering na ingebrekestelling bij een met redenen omkleed besluit, in de plaats kan treden van de gemeente in kwestie voor de uitvoering van alle maatregelen die nodig zijn om de voorvermelde verplichtingen na te komen. Het Vlaamse gewest kan de kosten van de bedoelde maatregelen verhalen op de gemeente. De taken van de Vlaamse Milieuholding (VMH) staan opgenomen in artikelsê8 en 43 van het Afvalstoffendecreet en zijn er onder andere op gericht om, wanneer voor de uitvoering van het Uitvoeringsplan Organisch- Biologisch Afval dit nodig is, de doelstellingen van het afvalstoffenbeleid zoals bedoeld in artikel 5 van het Afvalstoffendecreet en vorm gegeven in dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval mee te verwezenlijken. Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval is hiermee het kader waarbinnen de opgelegde taken uit het Afvalstoffendecreet voor zowel de OVAM, de provincies, de intercommunales/gemeenten, de privž-sector en de VMH worden uitgevoerd. 3.4 Geldigheidsduur Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval blijft ten minste gelden tot eind 2003 en blijft gelden zolang het niet vervangen wordt door een ander plan (artikel 36, 6). Een vervanging kan zich opdringen wanneer de doelstellingen en/of de concrete uitvoering moeten worden herzien door gewijzigde omstandigheden. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 7

27 4 Algemene beginselen Het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval respecteert de beginselen van het milieubeleid, zoals vastgelegd in het ÒDecreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleidó, namelijk : Voorkomingsbeginsel Het voorkomingsbeginsel of het beginsel van preventief handelen betekent dat milieuschade dient te worden voorkomen. Een kraan dichtdraaien is veel effici nter dan de meest gesofistikeerde vorm van dweilen. Voorzorgsbeginsel Preventief beleid wint veel aan slagkracht door het voorzorgsbeginsel. Het houdt in dat men niet wacht op een wetenschappelijke consensus over het oorzakelijke verband tussen verontreiniging en effecten om een mogelijk probleem aan te pakken. Ernstige aanwijzingen moeten voldoende zijn om tot actie over te gaan. Voorkeur voor brongerichte maatregelen Door brongerichte maatregelen wordt het probleem aangepakt waar het ontstaat, namelijk aan de bron. Stand-still-beginsel Dit beginsel houdt in dat minimaal de bestaande kwaliteit behouden blijft. Beginsel Ò de vervuiler betaaltó Wie schade of verstoring veroorzaakt, moet ook instaan voor de (kosten van de) opruiming of voor de hersteloperatie. De toepassing van het beginsel mag er echter niet toe leiden dat elke betaalbare vervuiling toelaatbaar is. Het afvalstoffenbeleid in het algemeen heeft tot doel de gezondheid van mens en milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en de verspilling van grondstoffen en energie tegen te gaan door : In de eerste plaats de productie van afvalstoffen te voorkomen of te verminderen en de schadelijkheid van de afvalstoffen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. In de tweede plaats de nuttige toepassing van afvalstoffen te bevorderen. Ten slotte de verwijdering te organiseren van die afvalstoffen die niet kunnen worden voorkomen of nuttig kunnen worden toegepast. De eerste twee punten vormen ook de uitgangspunten voor het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval. Met betrekking tot de verwijdering wordt verwezen naar het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen Het voorgestelde beleid in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval gaat uit van een aantal principes, specifiek voor organisch-biologische afvalstoffen : Ladder van Lansink Het uitgangspunt van een optimaal integraal ketenbeheer (IKB) in relatie tot afvalstoffen werd verwoord in de motie van Lansink (Ndl, 1979) en staat nu bekend als de ladder van Lansink. ÒDilution is NOT the solution for pollutionó Zowel bij het ontstaan als bij de verwerking van organisch-biologische afvalstoffen moet er zorg voor worden gedragen dat er geen verdunning kan worden toegepast. Afwenteling naar andere milieucompartimenten tegengaan Afvalstoffenproblemen kunnen niet worden opgelost door ze om te vormen tot andere milieuproblemen (bijvoorbeeld afvalwater- of luchtprobleem). Sluiten van stofkringlopen Integraal ketenbeheer is gericht op een besparing van grondstoffen door Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 8

28 hergebruik van afvalstoffen, een zuiniger aanwenden van grondstoffen en de inzet van vernieuwbare grondstoffen. Het Uitvoeringsplan Organisch- Biologisch Afval legt de nadruk op het volmaken van de kringloop door het afstemmen van selectieve inzameling, verwerking en afzet. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 9

29 5 Afbakening 5.1 Afbakening afvalstromen Zoals in artikel 2 van het Afvalstoffendecreet is opgenomen is een afvalstof elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. In het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch- Biologisch Afval worden enkel de organisch-biologische afvalstoffen behandeld GFT-afval GFT staat voor Groente-, Fruit- en Tuinafval en bestaat uit het gescheiden ingezamelde organisch deel van het huishoudelijk afval. GFT is een verzamelnaam. Het omvat in feite het keukenafval en het gedeelte van het tuinafval dat bestaat uit niet houtig, fijn materiaal. Als scheidingsregel bij de selectieve inzameling van GFT-afval wordt een opsomming van composteerbare ten opzichte van niet-composteerbare materialen gehanteerd. De lijst van de toegelaten materialen is limitatief : enkel de volledig afbreekbare organische fractie van het huishoudelijk afval komt in aanmerking voor compostering. Het keukenafval bestaat uit volgende composteerbare materialen : aardappelschillen, schillen van citrus- of andere vruchten, groente- en fruitresten, eierschalen, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en papieren koffiefilters, papier van de keukenrol, kleine hoeveelheden etensresten. Het tuinafval omvat versnipperd snoeihout, haagscheersel, gazonmaaisel, bladeren, onkruid, resten van groente- en siertuin. Verwelkte snijbloemen en kamerplanten, zaagmeel, schaafkrullen en mest van kleine huisdieren mogen eveneens bij het GFT-afval worden gevoegd. Volgende componenten zijn niet composteerbaar en behoren niet tot het GFT : timmerhout, grof ongesnipperd snoeihout, beenderen en dierlijk afval, wegwerpluiers, aarde, zand, saus, olie, vet, stof uit stofzuiger, as van open haard, houtskool, kunststof, ijzer, metaal, blik, kattenbakvulling, É. GFT-afval ontstaat door de normale werking van een particulier huishouden. In het kader van een proefproject in de intercommunale Igean wordt een verruiming van GFT tot GFT+ met wegwerpluiers aangenomen. De Ô+Õ staat voor de niet-recupereerbare papierfractie Groenafval Groenafval is het composteerbaar organisch afval dat vrijkomt in tuinen, plantsoenen, parken en langs wegbermen. Groenafval omvat snoeihout met een diameter kleiner dan 10 cm, plantenresten, haagscheersel, organisch afval uit parken en plantsoenen, boomstronken, gazonen wegbermmaaisel. Boomstronken en wegbermmaaisel kunnen slechts in kleine hoeveelheden op de composteringsinstallaties worden aanvaard. Groenafval komt vrij bij particulieren, groendiensten en tuinaannemers. Uit bovenstaande defini ring en omschrijving blijkt dat het tuinafval zowel onder de T-fractie van het GFT valt, als onder het groenafval. Men gaat ervan uit dat het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 10

30 tuinafval in het GFT enkel de fijnere bestanddelen bevat, terwijl het groenafval onder meer alle composteerbaar organisch afval groepeert dat in tuinen vrijkomt Organische bedrijfsafvalstoffen Het zijn afvalstoffen die ontstaan tengevolge van een industri le, ambachtelijke of wetenschappelijke activiteit en de afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden bij besluit van de Vlaamse regering (Afvalstoffendecreet art. 3, 2, 2 ). Ze zijn van plantaardige of dierlijke oorsprong. Het zijn organische stoffen van biologische oorsprong, met name stoffen die via natuurlijke biologische processen in een korte tijdsspanne kunnen worden omgezet tot elementaire chemische bouwstenen. De organische stromen die in dit plan worden behandeld, komen van de voedingsen genotmiddelenindustrie, distributiesector, horeca, haven, veilingen, tuinbouw, enz.. Maar ook in de papier-, textiel-, tabakssector, enz. ontstaan organische bedrijfsafvalstoffen. Enkel de stromen met een organische stof gehalte dat groter is dan 5 %, worden opgenomen in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval. De stromen met een organische stof gehalte dat lager is dan 5 %, bijvoorbeeld bietenaarde en wasaarde, komen niet aan bod. Volgens Vlarea kunnen deze stromen bovendien gebruikt worden als bodem en niet als meststof of bodemverbeterend middel. Mest, RWZI-slib, slib van drinkwaterproductie, van de reiniging van riolen, van septische putten en vetvangers, bagger- en ruimingspecie en dierlijk afval maken geen deel uit van het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval. In hoofdstuk 3 van het deel analyse zullen wel de raakvlakken tussen mest of slibs enerzijds en organische bedrijfsafvalstoffen anderzijds aan bod komen. Wat betreft houtafval kan gesteld worden dat de verwerkings- en afzetmogelijkheden totaal verschillend zijn van deze die in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval worden beschouwd. Enkel onbehandeld houtafval (dat wil zeggen zonder verven, lijmen of impregneermiddelen) kan in de composteringseenheden aangewend worden als structuurmateriaal (cf. actie 24). Voor het andere houtafval wordt verwezen naar het Uitvoeringsplan Bouw- en Sloopafval. Deze problematiek zal in een apart uitvoeringsplan rond houtafval uitgewerkt worden. Veelal vinden de organische stromen een afzet in landbouw of veevoeding. Soms wordt compostering toegepast. Storten of verbranden (al dan niet met energierecuperatie) komen echter ook nog voor. Het is zeker niet de bedoeling van het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch- Biologisch Afval om alle bestemmingen van deze organische stromen in vraag te stellen. In het deel analyse worden de (gekende) stromen, met hun huidige bestemming weergegeven. Enkel indien de toekomstige bestemming problemen kan opleveren, stelt het deel programmering andere bestemmingen voor. 5.2 Afbakening gebruik Zowel het GFT- en groenafval als de organische bedrijfsafvalstoffen, moeten een of andere bestemming krijgen, al dan niet na verwerking. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 11

31 Op het niveau van het huishouden of het bedrijf zijn er vijf mogelijkheden om met deze afvalstoffen om te gaan. Ze zijn opgesomd in hi rarchische prioriteitenvolgorde. 1. preventie 2. recuperatie 2.a verwerking met toepassing in de veevoeding 2.b verwerking met toepassing als meststof of als bodemverbeterend middel 3. verbranden (bij voorkeur thermische valorisatie) 4. storten Preventie Afvalpreventie duidt in strikte zin op de voorkoming van afval. Voor GFT- en groenafval is dit moeilijk haalbaar. Toch kan een meer ecologische benadering van het tuin- en groenbeheer de hoeveelheid groenafval aanzienlijk beperken. Door bijvoorbeeld een aangepaste beplanting of een meer frequent maaien van het gazon, waarbij het gazonmaaisel op het gazon achterblijft, kan de hoeveelheid groenafval aanzienlijk worden beperkt. In meer uitgebreide zin wordt onder preventie van GFT- en groenafval verstaan dat het thuis wordt gehouden, niet wordt aangeboden voor ophaling en centrale verwerking en dus wordt gerecupereerd aan de bron. Gras en bladeren kunnen rechtstreeks als bodembedekker tussen bomen, struiken en vaste planten worden uitgestrooid, zodat een mulchlaag ontstaat die verdere groei van onkruid belemmert. Snoeihout dient te worden versnipperd vooraleer het als mulchlaag kan worden aangewend. Zowel GFT- als groenafval kunnen thuis worden gecomposteerd, hetzij in een compostvat of -bak, hetzij op een composthoop. In de voedings- en genotmiddelenindustrie vindt preventie ingang door een gerichte procesverbetering en -beheersing. Kwaliteitszorg en ISO-9000 zijn er maar enkele van de veelgehoorde in opmars zijnde termen. De kans op mislukkingen tijdens het productieproces wordt verkleind, zodat er minder restproduct ontstaat. Recallproducten - dit zijn producten die niet voldoen aan de gestelde eisen, niet geschikt zijn voor consumptie en bijgevolg niet in de markt worden afgezet - kunnen bij de producent in een zelfde of een ander productieproces worden ingezet. Op deze manier wordt eveneens de afvalstroom verminderd. Preventie moet ook op een hoger niveau, namelijk op Vlaams niveau, worden bekeken, als een vermindering van het aanbod aan organisch afval. Dit is mogelijk door de invoer van grondstoffen in Vlaanderen te verminderen en in plaats daarvan eigen grondstoffen of secundaire grondstoffen, die in Vlaanderen aanwezig zijn, te gebruiken Recuperatie GFT- en groenafval worden hetzij via haal-, hetzij via brengmethode selectief ingezameld en verwerkt in centrale composteringseenheden. Bedrijven zoeken voor hun organische bedrijfsafvalstoffen eerst naar mogelijkheden tot een verwaarding in de markt. Wanneer er geen vraag is naar de Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 12

32 afvalstoffen, kijken ze uit naar verwerkingsmogelijkheden waarvoor een verwerkingsprijs moet worden betaald als Ôsecond bestõ optie Verwerking met toepassing in de veevoeding Organische stromen kunnen rechtstreeks of onrechtstreeks, dat wil zeggen na verwerking, in de veevoeding worden toegepast. Ze worden gebruikt omwille van hun voederwaarde. Bij de rechtstreekse vervoedering blijft de stroom onbewerkt en levert de landbouwer of de verwerkende industrie rechtstreeks aan de veehouder. Het gaat vooral om stromen van de Ôeerste generatieõ, zoals draf, aardappelstoomschillen, bietenpulp en zetmeelproducten, die in grote hoeveelheden vrijkomen en constant van kwaliteit zijn. De rechtstreekse vervoedering vindt voornamelijk toepassing in de rundveesector. Bij toepassing na voorbehandeling ondergaat het organisch materiaal eerst een verwerking om een geschikt voeder in enkelvoudige of gemengde vorm te verkrijgen. Belangrijk is de aard van de stroom waar men van uitgaat. Vaak gaat het immers om gemengd organisch afval, zoals keukenafval (ÔswillÕ). Een bijkomende dimensie is het onderscheid dierlijk versus plantaardig afval. Voor afval van dierlijke oorsprong gelden specifieke verwerkingsnormen. Enkelvoudige stromen en behandeld keukenafval worden gebruikt als brijvoeder in combinatie met traditionele mengvoeders, waarbij men tracht te komen tot de optimale voedersamenstelling en -kwaliteit Verwerking met toepassing als meststof of bodemverbeterend middel Organische stromen kunnen rechtstreeks of na voorbehandeling toegepast worden op de bodem als meststof of bodemverbeterend middel. Vlarea vermeldt dan ook Ôhet gebruik in of als meststof, of bodemverbeterend middelõ. De stoffen worden aangewend omwille van hun landbouwkundige waarde. Er moet dus een positief effect zijn op bijvoorbeeld plantengroei of bodemkwaliteit. Rechtstreekse toepassing betekent dat er geen verwerking van de organische stroom gebeurt. Wel kan er een fysische bewerking zijn, zoals verkleinen. Na het uitspreiden kan/moet de toegediende organische stroom worden ondergewerkt. Bij toepassing na voorbehandeling wordt de organische stroom eerst verwerkt in een daartoe gespecialiseerde inrichting. Voorbeelden zijn het verwerken van organische stromen in meststoffen of bodemverbeterende middelen en het composteren of vergisten van organisch afval. Hier worden dus de eindproducten van de verwerking toegepast op de bodem Verbranden en storten Op de laagste trappen van de Ôladder van LansinkÕ staan respectievelijk verbranden en storten. Ondanks alle acties rond preventie en selectieve inzameling van GFT- en groenafval wordt nog steeds een beperkt deel verbrand of gestort. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 13

33 Voor een deel van de organische bedrijfsafvalstoffen zijn verbranden en storten nog de belangrijkste bestemmingen. De voorkeur dient uit te gaan naar de thermische valorisatie van de afvalstoffen. Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval richt zich voornamelijk op deze afvalstoffen, waarvoor tot op heden blijkbaar nog geen alternatieve bestemming is gevonden. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 14

34 Deel II Analyse Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 15

35 1 GFT- en groenafval 1.1 Inleiding Voor GFT- en groenafval is voortgebouwd op het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval. In wat volgt zijn telkens een evolutie, een evaluatie en een opsomming van de knelpunten weergegeven. De evolutie start in 1994 en loopt tot en met Voor 1999 zijn gegevens en cijfers opgenomen voor zover ze gekend zijn op het moment van het schrijven van het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval. Op het einde van dit hoofdstuk wordt een synthese van de belangrijkste knelpunten gemaakt. 1.2 Preventie Afvalpreventie duidt in strikte zin op de voorkoming van afval. Voor organisch afval is dit moeilijk haalbaar. Toch kan een meer ecologische benadering van het tuinen groenbeheer de hoeveelheid groenafval aanzienlijk beperken. In meer uitgebreide zin houdt preventie van afval in dat het afval thuis wordt gehouden, niet wordt aangeboden voor ophaling en centrale verwerking en dus wordt gerecupereerd aan de bron (korte kringloop). In het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval komen beide aspecten van preventie aan bod. Verder kan preventie ook gezien worden als een substitutie van ingevoerde grondstoffen door eigen grondstoffen of secundaire grondstoffen, op een voor het milieu en de economie verantwoorde wijze. Hierop zal in het onderdeel programmering worden ingegaan Algemeen Evolutie Sinds 1994 voert de OVAM jaarlijks een multimediale campagne rond het thema ÔComposteren : doe ik het zelf of laat ik het doen?õ. In Tabel 1 is opgenomen op welke manier de campagne tussen 1994 en 1998 werd gevoerd Knelpunten De sensibiliseringscampagnes moeten regelmatig worden vernieuwd om de aandacht levendig te houden. Bij het uitlenen van de infostand aan gemeenten of intercommunales vormt het vervoer vaak nog een struikelblok. Het didactisch materiaal voor het onderwijs is te beperkt. Specifieke doelgroepen, zoals tuinbouwonderwijs, komen niet aan hun trekken. De infovoordrachten zijn een krachtig, maar relatief duur instrument (gemiddeld 250 BEF per deelnemer). Het gelijktijdig promoten van preventie en selectieve inzameling gaat vaak ten koste van een van beide. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 16

36 Tabel 1. Multimediale campagne ÔComposteren : doe ik het zelf of laat ik het doen?õ : evolutie Campagnemateriaal Publieksbrochure X X X X X leaflet met scheidingsregels X X X aangevuld met tips X Poster X X X X X Infostand 38 uitleningen 39 uitleningen 52 uitleningen X X Video X X X X X uitgebreide brochure X X X X X infovoordrachten rond X 60 voordrachten 63 voordrachten 57 voordrachten 52Êvoordrachten composteren Media advertentie in kranten 3 x in alle Vlaamse kranten X aangepast met tips + bekend maken van compostmeesters gericht op het leren kennen en het contact opnemen met de plaatselijke compostmeesters Affiches 4 m 2 20 m 2 televisieprogramma ÔOm de tuinõ X X X Televisiespot regionale zenders BRTN-televisiezenders regionale zenders (aangepast en aangevuld met regionale activiteiten) Radiospot BRTN-radiozenders X weekend van de compostmeester informatie gemeenten en intercommunales Sensibiliseringshandleiding composteren provinciale studienamiddagen Mailing X X X X X X Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 17

37 1.2.2 Ecologische benadering van het tuin- en groenbeheer Evolutie De kringloopgedachte is ook bij het tuin- en groenbeheer uitermate belangrijk. Samen met de toenemende aandacht voor het milieu in het algemeen komen de ecologische aspecten bij het tuinieren, tuinonderhoud en aanleg van groen meer in de aandacht. Door onder meer een aangepast gazonbeheer, het gebruik van bodemeigen beplantingen, het aanpassen van de (eventuele) bemesting en het toepassen van de kringloopgedachte wordt in strikte zin aan afvalpreventie gedaan. Een kwantificatie van de preventie is echter niet mogelijk Knelpunten De ecologische benadering vindt meer en meer ingang, maar dient nog intens te worden gepromoot Gebruik van eigen tuinafval en van snoeihout Evolutie Gras en bladeren kunnen rechtstreeks als bodembedekker tussen bomen, struiken en vaste planten worden uitgestrooid, zodat een mulchlaag ontstaat die verdere groei van onkruid belemmert. Snoeihout dient, vooraleer het als mulchlaag kan worden aangewend, eerst te worden versnipperd. Bij tuinafval, zoals gras en bladeren, moet het tuinafval afkomstig zijn van de eigen tuin en daar rechtstreeks opnieuw worden gebruikt. Voor snoeihout geldt echter dat het via derden mag worden verhakseld, vooraleer het in de tuin wordt aangewend. Het snoeihout hoeft bijgevolg niet afkomstig te zijn uit de eigen tuin. Nagenoeg alle gemeenten in Vlaanderen kunnen beschikken over een eigen of intercommunale hakselaar of verkleiner. Sommige gemeenten versnipperen het snoeihout op aanvraag huis-aan-huis, terwijl andere gemeenten de voorkeur geven aan verhakselen op een centrale plaats zoals het containerpark of de composteringsinrichting. Het gehakselde snoeihout wordt, al dan niet gratis, weer ter beschikking gesteld aan de inwoners van de gemeente. Gemeentelijke groendiensten, maar ook tuinaanleggers, wenden meer en meer het eigen snoeihout na verhakselen aan voor eigen gebruik. Een kwantificering van de hoeveelheid tuinafval die op deze manier wordt gebruikt, is uiteraard niet te maken. De hoeveelheid snoeihout die na verhakselen weer bij de bevolking of de gemeente terechtkomt, wordt geraamd op 12 kg per inwoner voor 1997 ( 1 ). In 1993 werd deze hoeveelheid nog op 20 kg per inwoner geschat. Een verklaring voor deze daling is moeilijk te vinden. Het gebruik van verhakseld snoeihout is goed gekend, maar wordt nog niet voldoende (en blijkbaar minder dan vroeger) toegepast. Het rechtstreekse gebruik van gras en bladeren ondervindt meer weerstand en de goede eigenschappen als bodembedekker zijn onvoldoende bekend bij de bevolking. Openbare diensten kunnen een voorbeeldfunctie uitoefenen. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 18

38 Een enqu te-onderzoek in West-Vlaanderen ( 2 ) leert dat gemiddeld een vijfde van de bevolking versnipperd snoeihout gebruikt. Meestal is het snoeihout afkomstig uit eigen tuin. De totale hoeveelheid organisch afval die door preventie niet voor ophaling of centrale verwerking wordt aangeboden is berekend in Knelpunten Indien het snoeihout wordt verhakseld en rechtstreeks gebruikt, blijft het weg van de groencomposteringsinrichtingen, terwijl deze juist veel structuurmateriaal nodig hebben om het overige groenafval (fijner tuinafval) te kunnen composteren Thuiscomposteren Evolutie Bij de amateur-tuinier, en dan vooral in de ecologische sector, is het thuiscomposteren al jaren goed ingeburgerd. Dankzij de jaarlijkse informatieacties van de OVAM sinds 1994 en lokale sensibiliseringscampagnes van gemeenten en intercommunales, breidt het thuiscomposteren verder uit. Hierna volgt de evolutie van enkele kwantificeerbare parameters die betrekking hebben op thuiscomposteren. a Compostvaten Een belangrijk instrument zijn de compostvaten geweest, die de OVAM door het subsidi ringsbesluit ( 3 ) in de periode met 60 % subsidieerde en in de periode met 40 %, op een maximaal aankoopbedrag van 1.200ÊBEF (excl. BTW) per compostvat. Boven op deze subsidie gaven een aantal gemeenten nog een extra subsidie. Hoewel het moeilijk statistisch is te bewijzen, blijkt toch dat gemeenten met een prijs beneden 750ÊBEF/vat relatief veel compostvaten kunnen verkopen. In een aantal gemeenten ontstond zelfs een wachtlijst. In totaal zijn er subsidies aangevraagd voor compostvaten. Eind 1997 zijn meer dan compostvaten ter beschikking van de bevolking. Dat wil zeggen dat bijna een half miljoen inwoners of ongeveer 8 % van de bevolking in Vlaanderen door middel van een compostvat kan thuiscomposteren. De verkoop van compostvaten kan uiteraard geen maat zijn voor het thuiscomposteren. Voor compostvaten bestaan tal van alternatieven : composthoop, compostbak of wormenbak. In wordt een analyse gemaakt van alle manieren van thuiscomposteren. b Compostmeesters Sinds 1995 organiseert de OVAM, in samenwerking met ComitŽ Jean-Pain, opleidingen voor compostmeesters. Compostmeesters vervullen een belangrijke taak in de begeleiding van de individuele burgers bij het thuiscomposteren. De eerste compostmeesters studeerden af in de gemeente Dilbeek. Een oproep aan de overige gemeenten leidde tot de start van ongeveer 15 opleidingen voor compostmeesters, die afstudeerden in het voorjaar van Naar aanleiding van Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 19

39 het afstuderen van de eerste 100 compostmeesters werden de diplomaõs uitgereikt tijdens een persconferentie, die ruime persaandacht (zelfs een bijdrage in het VTM-nieuws) kreeg. In 1996 gingen opnieuw 18 groepen met de opleiding voor compostmeester van start, in 1997 nog eens 40 en in 1998 opnieuw 30 groepen. Eind 1997 telde Vlaanderen ongeveer gediplomeerde compostmeesters ofwel 25Êcompostmeesters op Êinwoners. Op 13 en 14 juni 1998 werd het eerste compostweekend georganiseerd, met als doel : de compostmeesters beter bekend te maken bij het grote publiek gemeenten en/of intercommunales waar opleidingen tot compostmeester zijn georganiseerd, aan te zetten tot actie het composteren nog eens extra onder de aandacht te brengen de kringloopgedachte te promoten door het openstellen van de tuinen van compostmeesters Op 12 en 13 juni 1999 werd deze activiteit herhaald. Tijdens het 1 ste weekend werden ruim 100 activiteiten georganiseerd, verspreid over 60 gemeenten. In het 2 de weekend waren er reeds 140 acties gepland in bijna 70 gemeenten. Er wordt vanuit gegaan dat op intercommunaal niveau ŽŽn actieve compostmeester op inwoners beschikbaar moet zijn. Rekening houdend met deze referentie kan worden gesteld dat in een aantal intercommunales nog (aanvullende) opleidingen tot compostmeester nodig zijn. In de gebieden Interza, IVRO, Knokke-Heist en Voeren zijn er geen compostmeesters. Enkele gemeenten van de regioõs IVIO, IVLA en Haviland hebben voldoende compostmeesters, maar de overige gemeenten hebben er geen. De intercommunale Interleuven heeft te weinig compostmeesters om de hele bevolking te bedienen. De betrokken intercommunales moeten worden aangespoord om compostmeesters op te leiden en te blijven begeleiden. c Compostpaviljoen In de gemeente Dilbeek is in het kader van een afvalvoorkomingsproject in het najaar van 1995 een compostpaviljoen geopend. De bedoeling is de bewoners van een hoogbouwwijk een alternatief te bieden voor het GFT-afval. Thuiscomposteren is in appartementsgebouwen doorgaans moeilijk realiseerbaar omwille van plaatsgebrek en geurhinder. In het najaar van 1996 is de OVAM gestart met een evaluatie-onderzoek ( 4 5 ), waarbij onder andere specifiek de samenstelling van het huisvuil van de hoogbouwwijk werd bepaald en de gezinnen van de hoogbouwwijk werden ge nqu teerd. Uit het sorteeranalyse-onderzoek komt duidelijk naar voor dat het compostpaviljoen zeer succesvol is voor de reductie van de hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak. In de wijk met het compostpaviljoen blijkt nog slechts 38 % van de huisvuilzak uit keuken- en tuinafval te bestaan, tegenover 47 % in de landelijke wijken van Dilbeek en 53 % in de stedelijke wijken. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 20

40 Het enqu te-onderzoek toont aan dat de helft van de inwoners van de hoogbouwwijk gebruik maken van het compostpaviljoen. Ongeveer de helft van gebruikers brengt wekelijks een bezoek aan het compostpaviljoen Knelpunten Het campagnemateriaal van de OVAM moet worden vernieuwd en geactualiseerd, enerzijds om de aandacht levendig te houden en anderzijds om in te spelen op de nieuwe evoluties. Een belangrijk deel van de bevolking composteert reeds thuis. Naast het bestendigen van de trend dat meer en meer mensen thuiscomposteren, komt het er nu op aan om : de hoeveelheid afval die thuis wordt gecomposteerd te vergroten het afhaken van thuiscomposteerders te vermijden de kwaliteit van het thuiscomposteren te verbeteren De sensibilisering zal in de toekomst daarop gericht moeten zijn. De logistieke ondersteuning gebeurt centraal en wordt een te grote belasting voor de OVAM. Levering van een compostvat zonder toebehoren (bijvoorbeeld beluchtingsstok), richtlijnen, gebruiksaanwijzing en/of opvolging, vergroot de kans dat beginnende composteerders fout van start gaan en al snel afhaken. Inwoners evenals gemeenten en intercommunales kampen vaak met te lange levertijden voor de compostvaten, meestal te wijten aan de procedure voor subsidi ring. Er zijn gevallen bekend van gemeenten/intercommunales die de subsidi ring van de compostvaten niet in de kostprijs van de compostvaten aan de burgers doorrekenen. Omwille van het grote aantal opleidingen tot compostmeesters en het daarmee samenhangende budget, kan er niet flexibel genoeg worden ingespeeld op vragen van gemeenten en intercommunales die tijdens het jaar alsnog een opleiding wensen te organiseren. Na de opleiding dienen de compostmeesters blijvend ondersteund te worden door gemeente en/of intercommunale, zowel moreel als materieel. Een gunstig gelegen, goed uitgebouwde demonstratieplaats ontbreekt vaak. Thuiscomposteren wordt te vaak beschouwd als een manier om de hoeveelheid afval te reduceren (omwille van de financi le prikkel), terwijl het zou moeten worden gezien als een manier om goede compost te produceren en te gebruiken, wat de essenti le schakel is om de (korte) kringloop te sluiten Andere Evolutie EŽn van de nieuwste (en tegelijk ook oudste) trends op het vlak van preventie is de promotie van het houden van kippen. In 1999 is de intercommunale IVVVA gestart met de promotie van kippen als verwerkers van organisch afval. De intercommunale Regionale Milieuzorg zet tegen eind 1999 een actie op touw met kant-en-klare pakketten, legbatterijkippen incluis. De gemeente Lichtervelde heeft in 1999 een kippenproject, namelijk ÒHet gouden afval-eió gelanceerd, met drie gratis kippen per gezin. Verder kunnen ook konijnen of ganzen of eenden dienst doen als afvalverwerkers. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 21

41 Knelpunten Belangrijk voor deze dieren is uiteraard dat ze, behalve het keuken- en tuinafval, dagelijks ook een portie aangepast voeder krijgen, dat ze bijzondere zorgen krijgen en een aangepaste huisvesting. Al bij al vragen de dieren toch nog meer inzet dan een compostvat of Ðhoop. Daarom moet voorzichtig met de promotie worden omgesprongen, voor het welzijn van de dieren Evaluatie preventie Effect OVAM-acties op lagere overheden In totaal hebben 9 van de 308 gemeenten medio 1998 nog geen initiatieven rond preventie van GFT- en groenafval genomen. Uit Tabel 1 blijkt dat ongeveer een vijfde van de Vlaamse gemeenten jaarlijks infovergaderingen rond thuiscomposteren organiseert. De infostand van de OVAM wordt frequent (tot 50 maal per jaar) uitgeleend. Het overige campagnemateriaal blijft eveneens erg in trek. De vraag tot opleiding van compostmeesters vanuit gemeenten en intercommunales is enorm. De meeste gemeenten bieden compostvaten aan. Geconcludeerd mag worden dat gemeenten en intercommunales zeer goed inspelen op de initiatieven van de OVAM ter promotie van preventie en veelvuldig gebruik maken van het (campagne)materiaal dat de OVAM ter beschikking stelt. Toch is een relativerende noot zeker op zijn plaats. Soms denken gemeenten dat de compostmeesters de promotie van het thuiscomposteren zullen overnemen. De compostmeesters zijn echter enkel een ÔhulpmiddelÕ in het gemeentelijk afvalvoorkomingsbeleid. De stimulans moet vanuit de gemeenten komen Effect preventie-acties op bevolking Het doel is uiteraard de bevolking door de talrijke acties aan te sporen om aan preventie te doen. Verspreid over Vlaanderen zijn in een aantal intercommunales en regioõs enqu teonderzoeken ( ) uitgevoerd waarin het gedrag, de houding en de kennis van de bevolking over onder andere preventie werden getest. In Tabel 2 worden de resultaten van deze onderzoeken weergegeven. Daarbij dienen echter een aantal randbemerkingen te worden geplaatst : In de onderzochte regioõs is de groep van de grote steden duidelijk ondervertegenwoordigd, aangezien in Gent en Antwerpen geen onderzoeken gebeurd zijn. Daarenboven kan algemeen worden gesteld dat hoogbouw in een huis-aan-huis enqu te-onderzoek steeds ondervertegenwoordigd is : bewoners van hoogbouw zijn immers minder makkelijk te bereiken of staan minder open voor interviews. De onderzochte regioõs vertonen onderling grote verschillen. Deels is dit te wijten aan het feit dat de onderzoeken gespreid zijn over een periode van tweeêjaar. De regioõs die in het begin van de onderzoeksperiode zijn ondervraagd, vooral de intercommunale Igemo, waren toen pas gestart met de promotie van het thuiscomposteren. RegioÕs die later werden Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 22

42 ondervraagd, hadden meestal al enkele jaren sensibilisering achter de rug. Dit is uiteraard een beperkende factor van de enqu te-onderzoeken, namelijk dat ze slechts het beeld van een momentopname kunnen schetsen. Deels ligt de verklaring voor de verschillen ook in de grote variatie in eigenschappen van de regioõs, namelijk bevolking (mentaliteit, levensstandaard, É), type regio (landelijk, stedelijk, É), sensibiliseringsacties, systeem van selectieve inzameling, retributie voor de verschillende fracties, enz.. De inwoners die aan thuiscomposteren of recuperatie aan de bron doen, zoals voorgesteld in Tabel 2, composteren daarom niet alle organische fracties thuis of recupereren niet alle organische fracties aan de bron. In feite is er geen link tussen het percentage van de bevolking en de hoeveelheid afval die zij thuiscomposteren of recupereren aan de bron. Onder recuperatie aan de bron wordt onder andere verstaan het thuiscomposteren, gebruik maken van compostpaviljoen (enkel van toepassing voor Dilbeek), voederen aan dieren en gebruiken van het afval als grondbedekker. Rekening houdend met bovenstaande kanttekeningen kan gesteld worden dat gemiddeld 73 % van de onderzochte Vlaamse bevolking een gedeelte van het keuken- en tuinafval recupereert aan de bron en gemiddeld 36 % van de Vlaamse bevolking een gedeelte van het keuken- en tuinafval thuiscomposteert. Tabel 2. Recuperatie aan de bron en thuiscomposteren : onderzochte regioõs en Vlaanderen, uitgedrukt in % van de bevolking Intercommunale/regio % van de bevolking doet aan (met periode van onderzoek) Recuperatie aan de Thuiscomposteren bron Regionale Milieuzorg (okt. Ð nov. Õ95) Igemo (okt. Ð nov. Õ95) Dilbeek (nov. Õ96) Vlaams-Brabant (sep. Ð nov. Õ96) Regio Haviland Regio Haviland Incovo Interleuven Interrand Interza West-Vlaanderen (feb. Ð mei Õ97) IVBO IVBO IMOG IVRO gemiddelde Bron : Enqu te-onderzoeken in de vernoemde regioõs. - regio Haviland 1 : landelijke gemeenten van de intercommunale Haviland regio Haviland 2 : stedelijke gemeenten van de intercommunale Haviland IVBO2 : landelijke gemeenten rond stad Brugge IVBO1 : stad Brugge - zie randbemerkingen voor interpretatie van de cijfers Deze percentages liggen zeer hoog en moeten worden gerelateerd aan de kwantitatieve en kwalitatieve uitvoering van de preventie. De vraag blijft immers in welke mate door de ÒthuiscomposteerdersÓ aan recuperatie aan de bron en thuiscomposteren wordt gedaan, dat wil zeggen hoeveel afval wordt er voorkomen Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 23

43 (zie ook randbemerkingen). Uit punt blijkt dat door de ÒthuiscomposteerdersÓ ongeveer 50 % van hun aanbod aan keuken- en tuinafval wordt gerecupereerd aan de bron. Het kwalitatieve aspect wordt in punt bekeken. Uit de enqu teonderzoeken ( ) komt naar voor dat gemiddeld iets meer dan 15Ê% van de thuiscomposteerders in de onderzochte regioõs een compostvat gebruikt (zie Tabel 3). Rekening houdend met het aantal thuiscomposteerders in deze regioõs, zijnde 36 % van de bevolking (zie Tabel 2), kan worden afgeleid dat iets meer dan 5 % van de bevolking er een compostvat gebruikt voor het thuiscomposteren. Afgaande op het aantal gesubsidieerde compostvaten (cf a) zou echter 8 % van de Vlaamse bevolking eind 1997 over een compostvat beschikken. Dit verschil wordt mogelijk verklaard doordat een deel van de compostvatbezitters meerdere compostvaten heeft en dat een deel van de compostvaten niet gebruikt wordt. Het zijn echter slechts benaderende berekeningswijzen, de nauwkeurigheid is beperkt. Gesteld mag toch worden dat medio tot 8Ê% van de bevolking een gedeelte van zijn keuken- en tuinafval thuiscomposteert door middel van een compostvat. Tabel 3. Methode thuiscomposteren : onderzochte regioõs en Vlaanderen, uitgedrukt in % van de thuiscomposteerders Intercommunale/ Composthoop Compostbak Compostvat Wormenbak Compostpaviljoen regio Regionale 77,0 11,5 11,5 Milieuzorg Igemo 61,6 16,0 22,4 Dilbeek 26,5 16,6 39,2 1,7 16,0 Vlaams-Brabant 61,1 23,4 15,3 0,2 Incovo 54,4 21,1 24,4 Interleuven 66,7 28,0 5,3 Interrand 57,4 25,5 17,0 Interza 58,3 22,3 18,4 1,0 regio Haviland 1 64,9 20,5 13,9 0,7 regio Haviland 2 67,9 22,9 9,2 West-Vlaanderen 63,8 16,9 19,1 0,2 IMOG 53,5 18,1 28,4 IVBO1 56,4 26,8 16,8 IVBO2 69,9 23,9 5,3 0,9 IVRO 75,5 11,2 13,3 gemiddelde 64,4 20,0 15,2 0,1 0,3 Bron : Enqu te-onderzoeken in de vernoemde regioõs. regio Haviland 1 : landelijke gemeenten van de intercommunale Haviland regio Haviland 2 : stedelijke gemeenten van de intercommunale Haviland IVBO2 : landelijke gemeenten rond stad Brugge IVBO1 : stad Brugge Uit Tabel 3 blijkt verder dat het merendeel van de thuiscomposteerders in de onderzochte regioõs gebruik maakt van een composthoop, namelijk 64 %. De compostbak wordt meer gebruikt dan het compostvat. Tussen de verschillende intercommunales en regioõs onderling vallen echter grote verschillen op. In de regioõs waar veel promotie is gevoerd voor het compostvat, gebruiken relatief meer thuiscomposteerders een compostvat : bijvoorbeeld Dilbeek met 39 %, IMOG met 28 %, Incovo met 24 % en Igemo met 22 %. Daar tegenover staan de intercommunale Interleuven en de regio IVBO2 (5Ê%) en de Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 24

44 regio Haviland 2 (9 %) waar het aantal thuiscomposteerders dat een compostvat gebruikt, beperkt is. De composthoop is zeer succesvol in de intercommunales Regionale Milieuzorg en IVRO : respectievelijk 77 % en 76 % van de thuiscomposteerders composteert op een composthoop. De thuiscomposteerders die recent (sinds 1994) gestart zijn, gebruiken opvallend meer compostvaten : 44 % van de recente thuiscomposteerders gebruikt een compostvat in de onderzochte regioõs, 36 % doet beroep op een composthoop en 19 % op een compostbak. Diegenen die al langer composteren hebben meestal een composthoop, namelijk 69 % van de thuiscomposteerders. ÔSlechtsÕ 20 % gebruikt een compostbak en 10Ê% een compostvat. De gevoerde acties en campagnes zijn dus redelijk tot de bevolking doorgedrongen, aangezien gemiddeld 53 % van de bevolking in onderzochte regioõs al gehoord heeft van de verkoop van compostvaten (zie Tabel 4). Tabel 4. Percentage van de bevolking dat afweet van de verkoop van compostvaten Intercommunale/regio % van de bevolking Regionale Milieuzorg 54,0 Igemo 63,5 Dilbeek 85,6 Vlaams-Brabant 59,5 Incovo 76,9 Interleuven 49,2 Interrand 71,3 Interza 39,1 regio Haviland 1 66,0 regio Haviland 2 54,9 West-Vlaanderen 41,9 IMOG 60,6 IVBO1 35,7 IVBO2 29,2 IVRO 37,3 gemiddelde 53,3 Bron : Enqu te-onderzoeken in de vernoemde regioõs. regio Haviland 1 : landelijke gemeenten van de intercommunale Haviland regio Haviland 2 : stedelijke gemeenten van de intercommunale Haviland IVBO2 : landelijke gemeenten rond stad Brugge IVBO1 : stad Brugge Opnieuw zijn er grote verschillen tussen de onderzochte regioõs. In Dilbeek heeft bijna 86 % van de bevolking al gehoord van de verkoop van compostvaten, in Incovo 77 % tegenover slechts 29 % in IVBO2. In grote lijnen loopt het feit dat de bevolking weet dat compostvaten beschikbaar zijn parallel met een groter aantal compostvatgebruikers bij het thuiscomposteren (vergelijking Tabel 4 - Tabel 3). Belangrijk is uiteraard dat diegenen die gestart zijn met thuiscomposteren, dat ook daadwerkelijk blijven doen. Er zijn geen globale gegevens bekend over het aantal afhakers. Uit een enqu te in de gemeente Boechout is echter gebleken dat ongeveer de helft van de compostvatgebruikers het compostvat niet meer gebruiken omwille van de problemen. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 25

45 Effect preventie op huisvuilproductie Essentieel in de evaluatie van preventie is het kwantitatieve aspect, namelijk hoeveel afval wordt minder aangeboden door preventie. Dit is een moeilijke vraagstelling aangezien omtrent preventie geen exacte cijfers, zoals voor selectieve inzameling, beschikbaar zijn. Via een benadering is getracht toch een beeld op te maken van de hoeveelheid organisch afval die kan worden vermeden. a Methode Aan de basis van de berekening liggen twee types van onderzoeken, namelijk een sorteeranalyse-onderzoek en een enqu te-onderzoek. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in de provincie Vlaams-Brabant ( ) en in enkele regioõs van de provincie West-Vlaanderen ( 2 9 ). De gegevens van de sorteeranalyses en de enqu tes werden gecombineerd om kwantitatieve gegevens over huisvuilreductie te verkrijgen. Uit de enqu te-onderzoeken kan worden afgeleid : welk percentage van de bevolking aan thuiscomposteren doet hoeveel procent organisch materiaal de thuiscomposteerders minder met de huisvuilzak meegeven in vergelijking met de niet-thuiscomposteerders Uit de sorteeranalyses kan worden afgeleid : hoeveel organisch materiaal gemiddeld voor een bepaalde intercommunale of regio nog in de huisvuilzak aanwezig is, uitgedrukt in kg per inwoner en per jaar De combinatie van deze gegevens resulteert in de hoeveelheid organisch materiaal, uitgedrukt in kg per inwoner en per jaar, die zich nog in de huisvuilzak van de thuiscomposteerders bevindt en de hoeveelheid in de huisvuilzak van de niet-thuiscomposteerders. Het verschil van beide hoeveelheden geeft aan met hoeveel kg per inwoner en per jaar de hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak kan verminderen door thuiscomposteren. Voor de intercommunales en regioõs van Vlaams-Brabant is er uiteraard interferentie met de selectieve inzameling van GFT-afval. Daarom wordt in punt c de opsplitsing gemaakt naar regioõs met en zonder selectieve inzameling van GFTafval. Hoewel in de regioõs Haviland 1 en Haviland 2 respectievelijk slechts 60 en 25 % van de gemeenten kunnen deelnemen aan de selectieve inzameling van GFT-afval, is ervoor geopteerd om deze regioõs bij de regioõs met selectieve inzameling in te delen. Bij de besluiten zal er rekening mee worden gehouden dat slechts een deel van deze regioõs selectief GFT-afval kan aanbieden. Onder c.2 wordt voor alle intercommunales en regioõs van Vlaams-Brabant de combinatie van thuiscomposteren en selectieve inzameling verder onderzocht. b Randvoorwaarden In een onderzoek heeft OVAM ( 10 ) getracht een typologie en classificatie op te maken van de Vlaamse gemeenten in relatie met de huisvuilproductie op basis van een indeling naar verstedelijking. Daaruit blijkt dat er slechts een zeer vaag verband bestaat. Tal van factoren in allerlei combinaties hebben een belangrijker effect op de huisvuilproductie dan de graad van landelijkheid of stedelijkheid. Enerzijds zijn dit algemene invloedsfactoren, die de Ômanier van levenõ of de Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 26

46 ÔleefstijlÕ en dus ook de mentaliteit ten aanzien van het milieu kunnen bepalen. Het gaat meestal om min of meer kwantificeerbare parameters : gezins- en bevolkingsdichtheid bewoningsdichtheid inkomensniveau beroepssituatie opleidingsniveau overwegende leeftijdsklasse É Daarnaast zijn er ook specifieke invloedsfactoren, die meestal niet of minder kwantificeerbaar zijn en die onder meer veroorzaakt worden door : beleidsmaatregelen van intercommunales en gemeenten in verband met selectieve inzameling, retributies, enz. de aanwezigheid van belangengroepen en de impact ervan op de bevolking een sociaal-geografische differentiatie tussen verschillende streken in Vlaanderen Door een wisselwerking tussen deze verschillende mogelijke invloedsfactoren is het haast onmogelijk de Vlaamse gemeenten te classificeren. Dit maakt ook dat een vergelijking tussen intercommunales of regioõs steeds met deze randvoorwaarden in het achterhoofd moet gebeuren. Bovendien geven de onderzoeken in feite enkel een momentopname weer. Specifiek voor de organische fractie komt daar nog eens bij dat er niet in alle regioõs potentieel evenveel organisch materiaal aanwezig is. Uit massabalansanalyses ( 8 9 ) blijkt dat in sommige regioõs tot tweemaal meer organisch afval per inwoner en per jaar aanwezig is dan in andere regioõs. Bij de beoordeling van onderstaande vergelijking dient rekening te worden gehouden met de vermelde randvoorwaarden. De weergegeven cijfers mogen bijgevolg enkel indicatief worden gezien. Ze geven als het ware een trend weer. c Resultaten In Tabel 5 zijn deze cijfers weergegeven voor de verschillende onderzochte intercommunales en regioõs. Het verschil tussen thuiscomposteerders en niet-thuiscomposteerders is vrij groot. In de regioõs zonder selectieve inzameling is het verschil nog meer uitgesproken dan in die met selectieve inzameling. De hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak in de regioõs zonder selectieve inzameling bedraagt 53 kg per inwoner en per jaar bij de thuiscomposteerders, tegenover 132 kg per inwoner en per jaar bij de nietcomposteerders ofwel een verschil van bijna 80 kg per inwoner en per jaar. Indien er selectieve inzameling is, ligt de hoeveelheid organisch materiaal bij de thuiscomposteerders op 31 kg per inwoner en per jaar en bij de nietcomposteerders op 56 kg per inwoner en per jaar of een verschil van 25 kg per inwoner en per jaar. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 27

47 Het aanzetten tot thuiscomposteren resulteert in de regioõs zonder selectieve inzameling duidelijk in een groter effect dan in de regioõs met selectieve inzamelingê: 80 tegenover 25 kg per inwoner en per jaar. Tussen de regioõs zonder selectieve inzameling springt voornamelijk Dilbeek in het oog. De hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak is zeer laag bij de thuiscomposteerders, namelijk nog slechts 25 kg per inwoner en per jaar. Ook bij de niet-composteerders is de hoeveelheid organisch materiaal vrij klein (98 kg per inwoner en per jaar). Tabel 5. Hoeveelheid organisch materiaal in huisvuilzak bij thuiscomposteerders en bij niet-thuiscomposteerders en het verschil, uitgedrukt in kg per inwoner en per jaar Intercommunale/regio Hoeveelheid organisch materiaal in huisvuilzak bij : (uitgedrukt in kg per inwoner en per jaar) Thuiscomposteerders Niet-thuiscomposteerders Verschil IMOG 50,8 115,5 64,7 IVBO1 64,2 178,4 114,2 IVBO2 54,6 126,9 72,3 Dilbeek 24,5 98,2 73,7 gewogen gemiddelde regioõs 52,7 131,8 79,1 zonder selectieve inzameling regio Haviland 1 38,7 70,0 31,3 regio Haviland 2 36,2 114,0 77,8 Incovo 56,3 101,9 45,6 Interleuven 25,6 37,3 11,6 Interrand 39,2 79,9 40,7 Interza 22,6 31,4 8,8 gewogen gemiddelde regioõs met selectieve inzameling 31,4 55,9 24,5 Tussen de regioõs met selectieve inzameling bestaan onderling ook grote verschillen. Wat betreft de hoeveelheid organisch afval die nog in de huisvuilzak zit bij de thuiscomposteerders bestaat er een grote uniformiteit tussen de verschillende regioõs. Enkel de intercommunale Incovo springt eruit : de thuiscomposteerders hebben nog 56 kg organisch materiaal in de huisvuilzak per inwoner en per jaar, wat vrij veel is. Bij de niet-composteerders zit er echter meer variatie in, die hoofdzakelijk terug te brengen is tot een selectieve inzameling op beperkte schaal of een niet succesvolle selectieve inzameling. De grootste hoeveelheid organisch materiaal wordt gevonden bij de nietcomposteerders in de regio Haviland 2 en de intercommunale Incovo, respectievelijk 114 en 102 kg per inwoner en per jaar. Voor de regio Haviland 2 is dit waarschijnlijk te wijten aan het feit dat slechts 25 % van de gemeenten kan deelnemen aan de selectieve inzameling van GFT-afval. Voor Incovo ligt de verklaring mogelijk in de weinig succesvolle (kleine participatiegraad) selectieve inzameling. Ook de intercommunale Interrand en de regio Haviland 1 zitten in vergelijking met de andere regioõs met selectieve inzameling vrij hoog met het organisch materiaal in de huisvuilzak. Voor de intercommunale Interrand is dit mogelijk te verklaren door het beperkte succes van de selectieve inzameling en voor de regio Haviland 1 Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 28

48 door het beperkt aantal gemeenten dat kan deelnemen aan de selectieve inzameling, namelijk 60 %. Met de beperkingen van het onderzoek in het achterhoofd, wordt algemeen gesteld dat thuiscomposteren een reductie van de huisvuilzak met 25 tot 80 kg per inwoner en per jaar kan realiseren, naargelang er al dan niet selectieve inzameling aanwezig is. De hoeveelheid organisch materiaal die in de huisvuilzak achterblijft bij de thuiscomposteerders varieert van 30 tot 50Êkg per inwoner en per jaar. Hieruit dient te worden besloten dat ongeveer de helft van de totale hoeveelheid organisch materiaal uit de huisvuilzak wordt gehaald door het thuiscomposteren Doelstelling Uitvoeringsplan GFT- en groenafval In het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval is voor preventie van keuken- en tuinafval bepaald dat eind 1995 bijkomend 10 % van de bevolking voor recuperatie aan de bron in de vorm van onder andere thuiscomposteren, dient te worden bereikt. Uit een onderzoek in de intercommunales Regionale Milieuzorg en Igemo ( 6 ) blijkt dat de doelstelling bijna werd gehaald. In de regio van Igemo deed tegen eind % van de bevolking bijkomend aan recuperatie aan de bron, in de intercommunale Regionale Milieuzorg 7 %. Uit Tabel 2 blijkt dat het percentage van de bevolking dat aan recuperatie aan de bron doet in de intercommunale Igemo eerder laag ligt. Uit het onderzoek bleek echter dat Igemo op het moment van de enqu te aan een inhaalbeweging bezig was, waardoor ook de perspectieven voor de toekomst voor Igemo beter waren dan voor Regionale Milieuzorg. Na eind 1995 zou het thuiscomposteren nog uitbreiden. Voor Regionale Milieuzorg zou bijkomend 6 % van de bevolking in de toekomst aan thuiscomposteren doen, voor Igemo was dat 9 %. Gesteld kan worden dat in bepaalde regioõs de doelstelling qua aantal thuiscomposteerders van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval nagenoeg werd gehaald. In het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval was verder als doelstelling opgenomen dat diegenen die thuiscomposteren en daarnaast beroep kunnen doen op selectieve inzameling van groenafval, maximum nog 25 kg organisch materiaal per inwoner en per jaar in de huisvuilzak mogen hebben. Uit Tabel 5 blijkt dat enkel Dilbeek deze doelstelling haalt. In de onderzochte regioõs in West-Vlaanderen hebben de thuiscomposteerders nog minimum het dubbel aan organisch materiaal in de huisvuilzak zitten Doelstelling Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen In het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen is in de programmering opgenomen dat de preventie van GFT- en groenafval met 8 % zal toenemen tegen 2001 en met nog eens 2 % tegen Gesteld wordt dat hiertoe het percentage thuiscomposteerders tegen 2001 ruim 20 % van de bevolking zal moeten bedragen. Samen, ongeveer 1,2 miljoen inwoners, zullen zij moeten zorgen voor een preventie van ruim ton organisch afval. Dit betekent dat iedere thuiscomposteerder 70 kg organisch afval uit de ophaling moet houden. Na 2001 wordt de toename van preventie voornamelijk toegeschreven aan een kwalitatieve verbetering van het thuiscomposteren, in het bijzonder gericht op tuinafval. De totale hoeveelheid organisch afval die moet vermeden worden in 2006 bedraagt ruim ton. Hiertoe zullen 1,5 miljoen inwoners elk 75 kg organisch afval uit de ophaling moeten houden. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 29

49 Anno 1997 blijkt uit enqu te- en sorteeranalyse-onderzoeken en de daling van de huisvuilcijfers dat bijna 19 % van de totale bevolking, zijnde 1,1 miljoen inwoners, reeds een gedeelte van hun organisch afval ÒthuiscomposteertÓ en op deze manier ruim ton organisch afval ofwel 70 kg per composterende inwoner uit de ophaling houdt. Gesteld kan worden dat we reeds op de goede weg zitten om de taakstellingen voor 2001 en 2006 te behalen. Toch zal erop moeten worden toegezien dat Žn het aantal thuiscomposteerders Žn de hoeveelheid organisch afval die wordt thuisgecomposteerd nog zal stijgen Žn de kwaliteit van het thuiscomposteren en de recuperatie aan de bron verhoogt Kwaliteit van compost Uit een onderzoek ( 11 ) dat VELT (Vereniging voor Ecologische Leef- en Teeltwijze) in 1990 bij haar leden heeft uitgevoerd naar de kwaliteit van de ÔthuisÕcompost, bleek dat de parameters droge stof, organische stof, stikstof, fosfor en kalium eerder laag liggen (zie Tabel 6) in vergelijking met compost uit grootschalige composteringsinstallaties. Het lage gehalte aan organische stof is waarschijnlijk te wijten aan de hoge gehaltes grondresten die aan het te composteren afval blijven hangen. Tabel 6. Samenstelling ÔthuisÕcompost Parameter % op versgewicht Droge stof 50 Organische stof 11 Stikstof 0,43 Fosfor 0,24 Kalium 0,43 Bron : onderzoek van VELT in 1990 Uiteraard is het moeilijk aan de hand van dit onderzoek bij de VELTcomposteerders besluiten te trekken in verband met de kwaliteit van de ÔthuisÕcompost bij de gemiddelde thuiscomposteerder. Omtrent de hygi nisatie tijdens het thuiscomposteren in compostvaten heeft de KUL op de terreinen van het ComitŽ Jean-Pain onderzoek uitgevoerd ( 12 ). Daaruit blijkt dat een langere composteringsperiode en een zekere temperatuurspiek de hygi nisatie ten goede komen. In vergelijking met de industri le compostering wordt gesteld dat het thuiscomposteren minder ÔveiligÕ is vanuit fytopathologisch standpunt. De infectiedruk is op kleine schaal echter eerder beperkt, wat de mogelijke aanwezigheid van pathogenen minder problematisch maakt Compostpaviljoen Zoals de eindevaluatie ( 13 ) van het afvalvoorkomingsproject van Dilbeek heeft aangetoond mag het experiment met het compostpaviljoen een succes worden genoemd. Uit het onderzoek blijkt het volgende. 1. Het is van fundamenteel belang dat de kwaliteit van het aangebrachte GFTafval grondig wordt bewaakt. Dit kan alleen als het compostpaviljoen slechts toegankelijk is tijdens vastgestelde openingsuren en onder bewaking van compostmeesters of vrijwilligers, zoals in Dilbeek het geval is. 2. Hiermee is het volgende element aangehaald, namelijk de inbreng van voldoende en gemotiveerde vrijwilligers die in Dilbeek tijdens deze Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 30

50 beginperiode zeer groot is, maar ook moet worden volgehouden. Indien het werk dat de vrijwilligers gratis verrichten, tegen betaling zou moeten geschieden, zou het project niet betaalbaar blijven. 3. Deze compostmeesters en vrijwilligers zijn eveneens uitermate belangrijk voor het onderhoud van het compostpaviljoen en de opvolging van het composteringsproces. Enkel indien kwaliteitscompost wordt geproduceerd, is er daadwerkelijk sprake van afvalvoorkoming. 4. Bovendien moet voldoende gezocht worden naar afzetmogelijkheden voor de geproduceerde compost. De inwoners die zorgen voor de aanvoer van het GFT-afval kunnen immers weinig GFT-compost afnemen. De kringloop is met andere woorden moeilijk te sluiten. Indien de gemeente bereid is de geproduceerde compost bij de eigen groenvoorziening te gebruiken, is dat een mogelijke oplossing. 5. Ook het vinden van een geschikte inplantingsplaats, zowel qua bereikbaarheid als qua aanvaardbaarheid in de omgeving, is essentieel om een dergelijk project te doen slagen. Hiermee zijn vijf belangrijke randvoorwaarden opgesomd, die het succes van het compostpaviljoen bepalen Gebruik van compost Om de preventie te voltooien, dient uiteraard de thuis geproduceerde compost gebruikt te worden in de tuinen. Thuiscomposteren is niet enkel een vorm van afvalreductie. De geproduceerde compost is een waardevol product en moet weer in de kringloop worden gebracht. Gemotiveerd door de sensibiliseringscampagnes zijn soms zelfs gezinnen met een zeer kleine of bijna geen tuin, met de beste bedoelingen, gestart zijn met thuiscomposteren. Op het moment dat er compost ÔgeoogstÕ kan worden, stellen deze gezinnen vast dat ze geen of onvoldoende mogelijkheden hebben om de compost nuttig te gebruiken. Dit structurele probleem geldt uiteraard ook bij een compostpaviljoen zoals in Dilbeek. De producenten van het organisch afval, kunnen zelf geen of uiterst weinig compost gebruiken. Bijgevolg moet buiten de wijk naar afzetmogelijkheden worden gezocht. Uit het enqu te-onderzoek in Dilbeek ( 5 ) blijkt dat 6,6 % van de bevolking compost uit het compostpaviljoen gebruikt Knelpunten preventie In het huidige subsidi ringsbesluit is de subsidi ring van compostvaten slechts voorzien tot eind Het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen heeft echter in de programmering gesteld dat de financi le ondersteuning van compostvaten behouden moet blijven gedurende de hele planperiode, dat wil zeggen tot eind Hoewel het compostpaviljoen in Dilbeek zeer succesvol is, kan het niet de bedoeling zijn dat in heel Vlaanderen dergelijke paviljoenen, zonder voldoende ondersteuning, uit de grond rijzen. Gebruik van de ÔthuisÕcompost dient te worden bevorderd. Vermeden moet worden dat thuiscomposteerders zouden stoppen met thuiscomposteren. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 31

51 1.3 Recuperatie Sinds het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval is de selectieve inzameling en verwerking van GFT- en groenafval steeds verder uitgebreid. Ondertussen kunnen we steunen op bijna tien jaar ervaring Selectieve inzameling Evolutie a GFT-afval a.1 Aanbod Begin 1994 haalden 57 gemeenten het GFT-afval huis-aan-huis op bij meer dan inwoners. Eind 1997 is het aantal bediende inwoners gestegen tot iets meer dan , verdeeld over 171 gemeenten. In 1998 konden zelfs meer dan inwoners deelnemen aan de selectieve inzameling van GFT-afval. De evolutie van het aantal bediende inwoners is weergegeven in Grafiek aantal bediende inwoners ton GFT-afval aanbod inwoners Grafiek 1. Evolutie aantal bediende inwoners GFT-inzameling en evolutie aanbod GFT-afval (in ton) GFT-afval wordt eind 1997 ingezameld in de intercommunales DDS, Ibogem, IDM, ILVA, Ivago en IVLA van de provincie Oost-Vlaanderen, in de intercommunales Haviland, Incovo, Interleuven, Interrand en Interza van Vlaams-Brabant, in de intercommunales Igean, Isvag en IOK van de provincie Antwerpen en in de intercommunales Intercompost en IVVVA van de provincie Limburg. In Tabel 7 is weergegeven hoeveel inwoners in elke intercommunale worden bediend. De planning van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval is volledig uitgevoerd. Aanvullend op de oorspronkelijke planning van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval zijn de intercommunales IVLA, Ibogem en IVVVA eveneens gestart met de selectieve inzameling van GFT-afval. In het voorjaar van 1998 heeft de stad Antwerpen de selectieve inzameling van GFT-afval ook ge ntroduceerd op haar grondgebied. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 32

52 In de intercommunale Igean wordt GFT+ met wegwerpluiers opgehaald. De +- fractie staat voor de niet-recupereerbare papierfractie. In afwachting van de composteerbare luiers is als proefproject in 1992 toegelaten dat samen met de +- fractie eveneens de huidige wegwerpluiers worden opgehaald. Oorspronkelijk namen slechts een beperkt aantal gemeenten met een beperkt deel van hun bevolking deel aan de selectieve inzameling. Met de jaren is echter het aantal inwoners steeds verder toegenomen. Eind 1997 werd GFT+-afval, samen met de wegwerpluiers, opgehaald op bijna het volledige grondgebied van de intercommunale Igean en enkele gemeenten van Isvag. In de loop van 1998 wordt de selectieve inzameling met wegwerpluiers in de huidige GFT+-gemeenten veralgemeend en zijn de gemeenten Mortsel en Rumst gestart met de selectieve inzameling van GFT+ met wegwerpluiers. De totale hoeveelheid GFT-afval die in 1998 werd ingezameld, bedraagt meer dan ton. In Tabel 7 is weergegeven hoeveel ton elke intercommunale afzonderlijk heeft ingezameld. In 1994 bedroeg de hoeveelheid GFT-afval die selectief werd ingezameld ton. De evolutie in aanbod GFT-afval in de periode is weergegeven in Grafiek 1. a.2 Inzamelmiddel Het GFT-afval dient steeds huis-aan-huis te worden ingezameld. Verschillende inzamelmiddelen staan ter beschikking : GFT-container in verschillende volumes (40 l, 60 l, 80 l, 120 l en 240 l) GFT-zakken in verschillende volumes (35 l of 60 l) In het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval was al opgenomen dat zakken enkel kunnen worden gebruikt als inzamelmiddel voor GFT-afval, indien ze composteerbaar en voldoende sterk zijn. Een certificeringsprocedure is uitgewerkt door AIB-Vin otte Inter en bestaat uit twee delen : OK-compost-label : composteerbaar in industri le composteringsinrichtingen (procedure is bepaald door Organic Waste Systems en sluit aan op Europese standaard pren 13432) VGS-label : mechanische sterkte (procedure is bepaald door AIB-Vin otte Inter) De samenstelling van de composteerbare zakken evolueert zeer snel. Het hoofdbestanddeel van de eerste generatie composteerbare zakken was zetmeel, terwijl de nieuwe generatie gebaseerd is op melkzuur. De certificering is verplicht gesteld uit zorg voor zowel de inzameling bij de burger als de verwerking van het GFT-afval in de composteringsinrichting en de kwaliteit van de geproduceerde compost. In Tabel 7 staat welk inzamelmiddel de intercommunales in 1998 gebruiken. Tot eind 1995 werd het GFT-afval uitsluitend ingezameld met rolcontainers van 120 l. De selectieve inzameling was voornamelijk beperkt tot de landelijke gebieden, waar bij ieder gezin voldoende plaats was om een volumineuze container te stallen. Van hinder was er niet veel sprake. De bevolking verwelkomde de GFT-containers met open armen. De containers betekenden immers een flinke besparing op de huisvuilzak, die hier en daar toch al wat duurder werd. Vaak kon ook een extra rit naar het containerpark voor kleinere hoeveelheden groenafval worden uitgespaard. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 33

53 Bij de uitbreiding van de GFT-inzameling naar meer verstedelijkte gebieden (eerste uitbreidingen gebeurden eind 1995), rees uiteraard wel een plaatsingsprobleem : niet ieder gezin kon een geschikte plaats voor de grote GFT-container vinden, het aanbieden van de container voor ophaling belemmerde de doorgang op stoepen, er werd meer hinder van de container ervaren aangezien de container dichter bij de leefomgeving moest worden geplaatst, enz.. Bovendien raakte het principe Ôde vervuiler betaaltõ meer en meer ingeburgerd. Het beleid werd in toenemende mate gericht op een combinatie van selectieve inzameling van GFT-afval en thuiscomposteren, door het inzamelvolume te beperken en de bevolking effectief te laten betalen voor het afval dat voor ophaling wordt aangeboden. Vaak blijkt dat dit makkelijker realiseerbaar is met zakken dan met containers. Het aantal gemeenten dat startte met de selectieve inzameling van GFT-afval door middel van zakken werd bijgevolg steeds groter. Uit Tabel 7 blijkt dat er een duidelijk verband is tussen de hoeveelheid GFT-afval die per inwoner wordt ingezameld en het inzamelmiddel. De hoeveelheid varieert van 7 tot 65 kg per inwoner en per jaar voor de zak en van 61 tot 187 kg per inwoner en per jaar voor de container. De grootste hoeveelheden GFT-afval worden opgehaald met een 240 l container, die bovendien wekelijks wordt geledigd (zie ook a.3), namelijk 187 kg per inwoner in Voor een 120 l container die tweewekelijks wordt opgehaald, schommelt de hoeveelheid ingezameld GFT-afval tussen 61 en 148 kg per inwoner in Hoe groter het inzamelvolume, hoe meer afval wordt aangeboden. Naast de variatie in inzamelhoeveelheid volgens het inzamelrecipi nt, duikt de laatste jaren ook een aanbodspreiding op bij een zelfde inzamelrecipi nt. De verklaring voor deze schommeling wordt gevonden in de mate van verstedelijking van een bepaalde regio, in de gevoerde sensibilisering, maar vooral in het al dan niet aanrekenen van een retributie voor de GFT-ophaling. De selectief ingezamelde hoeveelheid GFT-afval wordt door de invoering van een retributie ruwweg gehalveerd of tot tweederde herleid. In 1997 is er relatief veel GFT-afval ingezameld, namelijk gemiddeld 10 tot 20 % meer dan in voorgaande jaren. Vermoed wordt dat het in 1997 gaat om een piekaanbod, te wijten aan de weersomstandigheden die voor een grote productie van tuinafval hebben gezorgd. Het gevaar is aanwezig dat de grote aanvoer van 1997 in de volgende jaren herhaald zal worden, dat er met andere woorden een trend is gezet om meer GFT-afval aan te bieden. De cijfers voor 1998 bevestigen dit vermoeden. In de intercommunales waar zich geen wijzigingen in aantal inwoners of inzamelsysteem hebben voorgedaan, is in Õ98 ongeveer evenveel GFT-afval ingezameld als in Õ97. Lokaal worden er acties ondernomen om het aanbod te beperken, bijvoorbeeld door de invoering van een tariefdifferentiatie. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 34

54 Tabel 7. Per provincie de GFT-intercommunales, met het inzamelmiddel, het aantal bediende inwoners eind Õ98 en het aanbod aan GFT in Õ98, uitgedrukt in ton en in kg per inwoner en per jaar Inzamelmiddel Aanbod Ô98 Aantal bediende inwoners eind '98 Bediend % van totale bevolking In ton In kg per inwoner provincie Oost-Vlaanderen DDS container Ibogem zak IDM container ILVA container Ivago container/zak IVLA zak provincie Vlaams-Brabant Haviland zak Incovo zak Interleuven container Interrand zak Interza container provincie Antwerpen Antwerpen container/zak Igean container Isvag container IOK container provincie Limburg Intercompost container IVVVA container totaal Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 35

55 a.3 Inzamelfrequentie Naast het inzamelvolume heeft ook de inzamelfrequentie een invloed op de hoeveelheid en kwaliteit van het afval dat selectief wordt aangeboden. Meestal worden zakken wekelijks opgehaald en containers tweewekelijks. In de intercommunale met 240 l containers wordt echter wekelijks geledigd, wat duidelijk resulteert in grotere hoeveelheden GFT-afval. Vaak wordt gedacht aan een vari rende inzamelfrequentie : voor de containers bijvoorbeeld tweewekelijks in de wintermaanden en wekelijks tijdens de warmste maanden. Dat beperkt de klachten over geurhinder en voorkomt de degeneratie van de kwaliteit van het GFT-afval. Tot op heden is er nog weinig praktijkervaring met deze inzamelmethode. a.4 Kwaliteit De samenstelling en kwaliteit van het selectief ingezamelde GFT-afval worden aan de hand van periodieke sorteerproeven nauwlettend gecontroleerd. Tabel 8 geeft de evolutie in de samenstelling van het GFT-afval in Vlaanderen over de periode weer. Het meest opvallend is een evolutie naar meer keukenafval en minder tuinafval in het GFT-recipi nt. Tabel 8. Evolutie gemiddelde samenstelling GFT-afval in Vlaanderen over de periode in gewichtsprocent Verontreiniging Keukenafval Tuinafval Deze ontwikkeling wordt verklaard door het feit dat in 1994 hoofdzakelijk landelijke regioõs en voornamelijk tuinwijken deelnamen aan de GFT-inzameling, waardoor meer tuinafval in de GFT-container te vinden was. De laatste jaren zijn meer en meer centra, verstedelijkte regioõs en steden gestart met de selectieve inzameling, waar bovendien vaak GFT-zakken worden gebruikt, die ook bedoeld zijn om voornamelijk het keukenafval in te zamelen en in mindere mate het tuinafval. In 1996 is meer gedetailleerd onderzoek ( 14 ) uitgevoerd naar de variatie in GFTsamenstelling naar gelang van het inzamelrecipi nt. Hieruit is gebleken dat iets meer verontreinigingen in de GFT-zakken werden gevonden : afgerond 2 % tegenover 1Ê% in de GFT-containers. De hoeveelheid keukenafval in de GFTzakken bedroeg rond de 60 % tegenover 27 % in de GFT-container, de hoeveelheid tuinafval bedroeg respectievelijk 38 en 72 %. De samenstelling van het selectief ingezamelde GFT-afval varieert naar gelang de seizoenen. Grafiek 2 toont de resultaten van de sorteeranalyses van In de maanden januari, februari en maart stijgt het percentage tuinafval in het GFT niet boven de 30 %. Vanaf april begint de hoeveelheid tuinafval toe te nemen en ze kan in bepaalde piekmaanden zelfs oplopen tot 70 % of meer van het GFT. Voor 1997 lagen de piekmomenten in de maanden juni en november. In meer landelijke regioõs kan het percentage tuinafval zelfs 80 % of meer bedragen. In de maand december daalt de hoeveelheid tuinafval opnieuw. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 36

56 De samenstelling van het tuinafval varieert op zijn beurt met de seizoenen. In het voorjaar en de zomer bestaat het tuinafval hoofdzakelijk uit gras, terwijl in het najaar de fracties bladeren (voornamelijk) en klein snoeihout groter worden procentueel aandeel in het GFT-afval ander tuinafval snoeihout takjes haag bladeren gras jan feb mrt apr mei juni juli aug sep okt nov dec Grafiek 2. Variatie in samenstelling fractie tuinafval van GFT-afval naar gelang van de seizoenen (cijfers 1997) a.5 Hinder Tijdens warme periodes lopen bij de gemeenten en intercommunales tal van klachten binnen omtrent geurhinder, veroorzaakt door de GFT-inzameling. De grootte van het probleem was altijd moeilijk te kwantificeren. Uit het enqu teonderzoek ( 7 ) dat in Vlaams-Brabant is uitgevoerd, blijkt echter dat ruim 10Ê% van de deelnemers aan de selectieve inzameling van GFT-afval klagen over geurhinder. Rekening houdend met het feit dat de enqu tes zijn afgenomen in het najaar, dat wil zeggen op een moment dat de geurhinder zich minder manifesteert, kan gesteld worden dat de re le klachten in de zomer nog talrijker zijn. Duidelijk is dat met de verdere uitbreiding van de selectieve inzameling van GFT-afval, geurhinder een probleem is geworden dat niet kan en mag worden genegeerd. Enkele eenvoudige tips over het gebruik van de GFT-container en de GFT-zak kunnen voor een aantal ongemakken snel soelaas bieden. Belangrijk is deze tips regelmatig voor de bevolking te herhalen en ze op te nemen in het gebruikte sensibiliseringsmateriaal. Bovendien zijn er producten op de markt, de zogenaamde geurvreters, die de geurhinder zouden bestrijden. De nodige voorzichtigheid is echter geboden aangezien niet alle geurvreters even onschuldig zijn in gebruik. Sommige producten hebben immers een bacteriedodende of conserverende werking, waardoor het composteringsproces in gevaar komt. Andere producten vormen een bedreiging voor de compostkwaliteit door bijvoorbeeld het hoge gehalte aan zware metalen. In samenwerking met VLACO heeft OWS in 1997 een procedure uitgewerkt om de veiligheid (voor het composteringsproces en de compostkwaliteit) van de Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 37

57 geurvreters te testen. AIB-Vin otte Inter certificeert en labelt de goedgekeurde geurvreters met het VGS-label. Medio 1999 zijn er vier geurvreters getest en goed bevonden. Slechts drie geurvreters zijn gecertificeerd. Een belangrijke taak is weggelegd voor de intercommunales en de gemeenten die de bevolking via hun sensibiliseringskanalen moeten waarschuwen alleen gecertificeerde producten te gebruiken. Met betrekking tot andere vormen van hinder bij GFT-inzameling is er in 1998 een onderzoek uitgevoerd in Nederland door de Landbouwuniversiteit Wageningen in opdracht van het Ministerie van VROM en SZW. Het onderzoek had enerzijds tot doel vast te stellen in hoeverre de selectieve inzameling van GFT-afval leidt tot een verhoging van de microbi le belasting aan schimmels en bacteri n in huisstof binnen de woning. Anderzijds zijn ook ten aanzien van de arbeidsomstandigheden metingen gedaan bij de ophalers van het GFT-afval om de microbi le blootstelling en de daarbij optredende gezondheidseffecten te karakteriseren en inventariseren. Wat betreft het milieu binnenshuis bleek dat vooral het al dan niet aanwezig zijn van een tapijt bepalend is voor de hoeveelheid microbi le componenten in het huisstof. De aanwezigheid van tapijt (vast tapijt of een losse mat) zorgt voor een verhoging van de microbi le belasting met een factor 10 tot 100. Het al dan niet aanwezig zijn van GFT-afval in de keuken verhoogt de microbi le belasting ÒslechtsÓ met een factor 1,6 tot 5. De frequentie van het ledigen van het recipi nt, dat in huis wordt gebruikt voor het verzamelen van het GFT-afval, heeft een belangrijke invloed op de concentratie aan microbi le componenten in het huisstof. Indien het recipi nt meer dan 1 maal per week wordt geledigd, wordt de factor gereduceerd tot 1,4 ˆ 2,5. Alhoewel er indicaties bestaan dat de gevonden concentraties aan microbi le componenten aanleiding geven tot een toename van de ernst van de klachten bij astmatici en tot een verminderde of sterk wisselende longfunctie, moet het effect van het apart houden van het GFT-afval toch gerelativeerd worden. Veel belangrijker zijn vaste tapijten of matten, zoals ook uit het onderzoek blijkt, maar ook het wonen in vochtige woningen wat een grote risicofactor is voor het ontwikkelen van luchtwegklachten. Een kwantificatie van dit laatste is niet in het onderzoek opgenomen. Het ledigen van het GFT-recipi nt uit de keuken en het openen van de GFTcontainer veroorzaakt een stijging van de hoeveelheid kiemkrachtige schimmelsporen in de lucht met een factorê10. De concentraties van de overige microbi le componenten (onder andere levende bacteri n) blijven ongewijzigd. In de lucht van een afgesloten ruimte waarin de GFT-container wordt bewaard, werden gedurende een periode van 2Êweken geen meetbare veranderingen in concentraties aan schimmels en bacteri n genoteerd. Gesteld dient te worden dat het apart houden van GFT-afval geen bijzonder gezondheidsrisico inhoudt. Als preventieve maatregel kan echter wel aan de bevolking worden meegegeven dat het recipi nt dat ze in de keuken gebruiken voor het verzamelen van het GFT-afval, best meer dan 1Êmaal per week wordt geledigd. De GFT-container kan in een gesloten ruimte worden geplaatst, verluchting is gewenst indien de container werd geopend. Bij de ophaling van het GFT-afval treedt er een duidelijk meetbare blootstelling aan microbi le componenten op, die enerzijds beduidend minder is dan in diverse Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 38

58 andere werksituaties, maar die anderzijds wel de voorgestelde gezondheidskundige advieswaarde in Nederland regelmatig overschrijdt. Er werd echter geen significant verschil gevonden in blootstelling tussen het ophalen van GFT-afval, restafval of gemengd huisvuil. Bij de afvalophalers in het algemeen treden significant meer ontstekingsreacties in de bovenste luchtwegen op dan bij de controlegroep. Aansluitend op dit onderzoek is in Nederland overleg gepland met de Nederlandse Vereniging van Reinigings- en Afvalverwijderingsdeskundigen (NVRD) en de Vereniging van Afvalverwerkers (VVAV) met het oog op mogelijke maatregelen om de geconstateerde gezondheidseffecten terug te kunnen dringen. Gedacht wordt dat bijvoorbeeld de beladingstechniek een belangrijke factor kan zijn. In elk geval moet uit het onderzoek worden afgeleid dat het apart bewaren van GFT-afval in de woning geen extra gevaar voor de gezondheid van de bewoners oplevert. De invloed van bijvoorbeeld vloerbedekking weegt veel zwaarder door in de concentratie microbiologische componenten in huisstof. Mensen met astma en allergie n moeten er echter zorg voor dragen het GFT-recipi nt uit de keuken meer dan 1Êmaal per week te (laten) ledigen. De resultaten van het onderzoek geven geen argumenten om de inzamelingsfrequentie van de GFT-container te verhogen van een tweewekelijkse naar een wekelijkse inzameling, noch voor de bevolking noch voor de ophalers. Opgemerkt moet echter worden dat het GFT-afval in Nederland doorgaans alle 2Êweken wordt aangeboden. De risicoõs verbonden aan het langer dan 2Êweken bewaren van GFT-afval, zijn in het voorgestelde onderzoek niet bekeken. a.6 Hoogbouw en stadscentra In het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen is opgenomen dat er geen GFT-inzamelplicht geldt in hoogbouw en stadscentra. Stad Antwerpen is echter begin 1998 gestart met de selectieve inzameling van GFT-afval op het hele grondgebied. De inwoners hebben de keuze uit GFT-containers en GFT-zakken. Op basis van de ervaring die hier wordt opgedaan, zal de haalbaarheid van selectieve inzameling in stadscentra en hoogbouwwijken worden onderzocht (cf. actie 13). Enkele proefprojecten verspreid over Vlaanderen lopen/hebben gelopen met (ondergrondse) verzamelcontainers. Een grondige evaluatie is echter vereist aangezien het selectief ingezamelde materiaal meestal sterk verontreinigd is. b Groenafval b.1 Aanbod Begin 1994 bestond in 276 gemeenten ofwel bij inwoners de mogelijkheid tot selectieve inzameling van groenafval, hetzij op het containerpark of een centrale verzamelplaats, hetzij via huis-aan-huis ophaling. In het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval is opgenomen dat tegen eind 1997 iedere inwoner in Vlaanderen beroep moet kunnen doen op een of andere vorm van selectieve inzameling. Eind 1998 kunnen in totaal inwoners, verspreid over 295 gemeenten, selectief groenafval aanbieden. De doelstelling van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval is dus zo goed als gehaald. In totaal werd in 1998 bijna ton groenafval selectief ingezameld in Vlaanderen. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 39

59 De evolutie in aantal bediende inwoners en aanbod groenafval over de periode is weergegeven in Grafiek 3. In 1995 is er een enorme toename geweest in aantal bediende inwoners, in 1996 een kleine terugval en in 1997 opnieuw een grote toename. Het aanbod aan groenafval is vooral sterk gestegen in Uitgedrukt in kg per inwoner en per jaar werd in 1997 tot 30 % meer groenafval per inwoner ingezameld dan in voorgaande jaren : 58 kg per inwoner in 1997 tegenover 45 kg per inwoner in Zoals in uiteengezet, bestaat het vermoeden dat 1997 een jaar is geweest met piekaanbod. In 1998 is de hoeveelheid groenafval per inwoner echter verder gestegen naar 66 kg per inwoner en per jaar. Het groenafval van gemeentelijke groendiensten wordt meestal samen met het groenafval van huishoudens op de composteerterreinen aangevoerd. Vaak is het niet mogelijk een onderscheid naar aanbod te maken. Het potenti le aanbod aan groenafval afkomstig van tuinaannemers is zeer moeilijk in te schatten. Gesteld kan worden dat slechts een zeer kleine hoeveelheid op de composteerterreinen wordt aangeboden (cf b.4), namelijk ton op jaarbasis. Het potentieel is vele malen groter. De totale hoeveelheid wegbermmaaisel is enorm en wordt op basis van productiecijfers per ha en op basis van een inschatting van de lengte van de bermen geraamd op ˆ ton wegbermmaaisel per jaar. Het probleem met het wegbermmaaisel stelt zich voornamelijk omdat door het Bermbesluit (B.S ) bermen maaien pas toegestaan is vanaf 15 juni (15Êseptember voor een eventuele tweede maaibeurt) en omdat het bermmaaisel na het maaien binnen 10 dagen verwijderd moet worden. De maatregel is bedoeld om door een verschraling van de bermen een gevarieerde fauna en flora te stimuleren, waardoor bermen een belangrijke natuurbehoudsfunctie kunnen gaan vervullen. Gesteld werd dat de hoeveelheid biomassa met 10 % afneemt na een periode van 4 jaar ( 15 ). Nieuwe inzichten leren echter dat het verarmen van de bodem niet evident is. Toch heeft het maaien en de afvoer van het maaisel wel een positief effect op het soortenaantal. Op het moment dat de meeste voedingsstoffen in de plant zitten, worden deze immers gemaaid. Hierdoor ontstaan gaps (plaatsen met veel licht op de grond), waar kiemen van minder competitieve plantensoorten zich kunnen ontwikkelen. De strikte toepassing van het Bermbesluit heeft tot gevolg dat het wegbermmaaisel in grote hoeveelheden vrijkomt na 15 juni, dat wil zeggen op het moment dat de composteringseenheden al overbelast zijn (cf b.1). b.2 Inzamelmethode Groenafval van huishoudelijke oorsprong wordt zowel via de haal- als de brengmethode ingezameld. Meestal wordt bij de huis-aan-huis inzameling het groenafval los aangeboden. Een aantal regioõs stelt echter zakken of containers ter beschikking voor de selectieve ophaling van groenafval, al dan niet tegen betaling. In de intercommunales IMOG, Incovo en enkele gemeenten van de intercommunale IVBO krijgt de bevolking tegen betaling containers voor de selectieve inzameling van groenafval. De participatiegraad bedraagt er eind 1997 respectievelijk 1,2 en 0,1 % van de totale bevolking. Het is evident dat deze actie bijgevolg geen grote invloed heeft op de selectieve inzameling van groenafval ( 8 9 ). Deze service wordt bewust ook enkel tegen re le kostprijs geboden aan diegenen Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 40

60 die geen ander alternatief dan huis-aan-huis inzameling vinden voor de grote hoeveelheden groenafval die ze produceren. De intercommunale Regionale Milieuzorg zamelt sinds april 1997 het groenafval huis-aan-huis in door middel van composteerbare zakken met OK-compost- en VGS-label. Een aantal gemeenten zoals Brugge, Knokke-Heist en Edegem stelt papieren zakken ter beschikking van de bevolking. In 1998 werd een onderzoek gestart om het inzamelsysteem van Regionale Milieuzorg te evalueren ( 16 ) aantal bediende inwoners ton groenafval aanbod inwoners Grafiek 3. Evolutie aantal bediende inwoners groenafvalinzameling en evolutie aanbod groenafval (in ton) Evaluatie Het groenafval van tuinaannemers wordt meestal rechtstreeks naar het composteerterrein gevoerd. Selectieve inzameling via containerparken voor KMOÕs behoort eveneens tot de mogelijkheden. De aanvoer op de composteerterreinen is nog zeer beperkt (cf b.4). Tijdelijke opslag van groenafval (ook wegbermmaaisel) kan niet worden vergund/toegestaan. Dit zou zeker niet ten goede komen aan de kwaliteit van wegbermmaaisel; met het oog op latere compostering. Een overslag binnen een beperkt en gedefinieerd tijdsbestek, in afwachting van de afvoer naar een verwerkingseenheid, wordt onder beperkte voorwaarden toegelaten. a GFT-afval a.1 Inzamelmiddel In het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval werd een voorkeur uitgesproken voor de selectieve inzameling van GFT-afval door middel van GFT-containers. Aangezien verschillende intercommunales de voorkeur gaven aan zakken, bepaalde het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval dat enkel zakken met OK-compost- en VGSlabel mochten worden ingezet voor de selectieve inzameling van GFT-afval. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 41

61 Op basis van ervaring kunnen al verschillende proõs en contraõs worden opgesomd (zie Tabel 10). Een onderzoek in Vlaams-Brabant ( 7 ), waar verschillende inzamelsystemen in gebruik zijn, maakt echter een grondige evaluatie mogelijk. Die leidt tot volgende besluiten : 1. Wanneer containers worden gebruikt voor de selectieve inzameling van GFT-afval, is de participatiegraad aanzienlijk hoger dan wanneer zakken worden aangewend, namelijk respectievelijk 70 en 50 %. 2. Globaal genomen schijnt de bevolking minder problemen te kennen met de GFT-containers. 3. Volgens de ondervraagde inwoners belandt er bij het gebruik van GFTcontainers de helft minder GFT-afval in de huisvuilzak (cf. punt c2) dan bij het gebruik van de GFT-zakken. 4. Over de GFT-zakken zijn er klachten omtrent het lekken en scheuren van de zakken. Ongeveer 20 % van de gebruikers van zakken vermelden deze problemen. 5. Bij elke ophaalbeurt wordt de container of zak aangeboden. Meestal is het aantal zakken per ophaalbeurt beperkt tot 1 goed gevulde zak. De containers van 120Êl daarentegen zijn bij de helft van de gezinnen niet vol en de grootste containers van 240 l, die bovendien zelfs wekelijks geledigd worden, zijn in de meeste gevallen halfvol of zelfs minder dan halfvol. 6. De resultaten van het enqu te-onderzoek tonen aan dat de medewerking van de bevolking stijgt, naarmate het gemak toeneemt. GFT-containers worden nog steeds ervaren als de meest betrouwbare inzamelmiddelen en kennen dan ook het grootste succes. Ze zijn het meest effici nt om enerzijds zoveel mogelijk GFT-afval uit de huisvuilzak te houden (cf. punt c2) en anderzijds zoveel mogelijk GFT-afval in te zamelen (cf. Tabel 7). 7. Het succes van de containers bevat ook het belangrijkste nadeel. Wanneer containers ter beschikking staan, raakt de preventiegedachte op de achtergrond. In vergelijking met de overige regioõs van Vlaams-Brabant is slechts een beperkt deel van de bevolking dat over een GFT-container kan beschikken, nog te bewegen tot thuiscomposteren, namelijk ÔslechtsÕ 29 tot 36 %. Bij het gebruik van zakken daarentegen blijft de bevolking meer bereid tot thuiscomposteren (44 tot 53 % van de bevolking). Algemeen gesteld zijn er een derde minder thuiscomposteerders indien GFTcontainers worden gebruikt in vergelijking met zakken. 8. Het gebruik van zakken verplicht de burger, aanvullend op de GFTinzameling, andere kanalen aan te wenden om de hoeveelheid GFT-afval in de huisvuilzak terug te dringen, zoals thuiscomposteren en containerparkbezoek. Deels is dit te wijten aan het feit dat de zak slechts een beperkt volume heeft, deels heeft dit waarschijnlijk ook te maken met het verkeerd gebruik van de zakken. Hier is nog ruimte voor en behoefte aan bijkomende sensibilisering. Rekening moet gehouden worden met het feit dat de composteerbare zakken specifieke gebruiksaanwijzingen vergen, anders dan de PE-zakken waaraan iedereen gewoon is. De technologie n rond de productie van composteerbare materialen zijn nog volop in ontwikkeling, zodat verbetering van de kwaliteit van de composteerbare materialen te verwachten is. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 42

62 In Tabel 10 worden de proõs en contraõs voor de containers en de zakken aangevuld met de bevindingen van het onderzoek in Vlaams-Brabant. Voor de landelijke regioõs blijkt dat de voorkeur wordt gegeven aan containers, eventueel in verschillende groottes beschikbaar om de optie van thuiscomposteren te behouden. In de verstedelijkte regioõs kan gekozen worden voor GFT-zakken. Een wekelijkse ophaling is dan echter noodzakelijk. Nogmaals blijkt dat beide types van recipi nten zowel voor- als nadelen hebben. Het is aan de lokale overheden om de keuze te maken. a.2 GFT-afval versus GFT+-afval met wegwerpluiers De inzameling van GFT+ met wegwerpluiers laat ten opzichte van de inzameling van GFT toe dat meer fracties uit de huisvuilzak verdwijnen en in de GFT-container terechtkomen. Naast het keuken- en tuinafval kunnen immers ook de nietrecupereerbare papier- en kartonfractie (+-fractie) en de wegwerpluiers in de GFTcontainer worden aangeboden. Uit de huisvuilsamenstelling van ( 17 ) kan worden afgeleid dat de hoeveelheid niet-recupereerbaar papier en karton en wegwerpluiers ongeveer 25Êkg per inwoner en per jaar bedraagt ( 18 ). In de GFT-containers van Igean werd in kg van de +-fractie en de wegwerpluiers aangetroffen. De huisvuilzak bevat nog eens 20 kg van deze fracties. Nog geen 40 % wordt selectief ingezameld door middel van de GFTcontainer. Voor de wegwerpluiers is de recuperatiegraad hoger dan voor de nietrecupereerbare papier- en kartonfractie, namelijk respectievelijk 60 en 30 %. De hoeveelheid organisch materiaal in de Vlaamse huisvuilzak bedraagt in de periode ( 17 ) iets meer dan 123 kg per inwoner en per jaar. In de regio van Igean werd in 1997 ongeveer 122 kg GFT+-afval selectief opgehaald (cf. Tabel 9). Uit beperkte sorteeranalyses ( 19 ) blijkt dat nog iets meer dan 73 kg per inwoner en per jaar van de restfractie uit organisch materiaal bestaat. De totale hoeveelheid organisch materiaal die selectief aan huis wordt opgehaald, bedraagt dus 195 kg per inwoner en per jaar. Meer dan 60 % wordt selectief ingezameld. Tabel 9. Fractie Hoeveelheid keuken- en tuinafval, niet-recupereerbaar papier en karton en wegwerpluiers in de huisvuilzak en de GFT-container, Igean in vergelijking met Vlaanderen Niet-recupereerbaar Wegwerpluiers Keuken- en tuinafval papier en karton Kg per inwoner en per jaar Huisvuil Vlaanderen GFT+ met wegwerpluiers Huisvuil Igean Totaal Igean Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 43

63 Tabel 10. ProÕs en contraõs GFT-container tegenover GFT-zak GFT-container GFT-zak eigenschappen meer aangewezen in landelijke regioõs meer aangewezen in stedelijke regioõs meer betrouwbaar gevoeliger, minder berekenbaar principe Ôvervuiler betaaltõ is moeilijker (meer administratie : vast principe Ôvervuiler betaaltõ is makkelijk door prijs huisvuilzak bedrag per jaar of contributie per ophaling) verschillende groottes/volumes beschikbaar beperking qua grootte/volume controle op inhoud is moeilijker controle op inhoud is makkelijker verdeling : administratieve begeleiding verdeling via bestaand verkoopnet van huisvuilzakken indien stuk, moet vervanging worden voorzien regelmatige reiniging is nodig : door firma is duur, door inwoner zelf is moeilijk kostprijs : 100 BEF/gezin,jaar kostprijs : 520 BEF/gezin,jaar ophaling ergonomische ophaling belasting voor de ophaler trager sneller duurdere ophaalwagen gewone ophaalwagen onderrichting ophaalpersoneel vergelijkbaar met ophaling huisvuilzak blijft staan na lediging ontsiert straatbeeld, maar is weg na ophaling tweewekelijkse ophaling volstaat best wekelijkse ophaling kostprijs : 500 Ð 600 BEF/gezin, jaar kostprijs : BEF/gezin,jaar verwerking bulkaanvoer extra voorbewerking, infrastructuur moet worden aangepast kostprijs : BEF/ton kostprijs : BEF/ton inzamelresultaten participatiegraad : 70 % participatiegraad : 50 % 20 % klaagt over scheuren of lekken van de zak 120 l container : bij 50 % van de bevolking vol 1 zak per ophaalbeurt 240 l container : meestal halfvol of minder 113 kg/inwoner,jaar (gemiddelde Õ98) 31 kg/inwoner,jaar (gemiddelde Õ98) relatie met thuiscomposteren 1/3 de minder thuiscomposteerders relatie met huisvuilproductie 50 % minder GFT-afval in huisvuilzak totale kostprijs BEF/gezin,jaar BEF/gezin,jaar Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 44

64 b Groenafval b.1 Inzamelmethode Uit de onderzoeken in Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen blijkt dat niet alleen het inzamelsysteem invloed heeft op het succes van de selectieve inzameling van groenafval. Belangrijker is meestal de sensibilisering en de bereikbaarheid of beschikbaarheid van de containerparken voor de bewoners. Sommige intercommunales blijken een traditie van selectieve inzameling van groenafval te kennen, doordat ze de selectieve inzameling al jaren promoten. Andere intercommunales, die bijvoorbeeld pas gestart zijn met de promotie van groenafvalinzameling, moeten nog heel wat achterstand inhalen en moeten bij de bevolking de gewoonte kweken om het groenafval selectief aan te bieden. De huis-aan-huis inzameling door middel van containers die in een aantal regioõs wordt georganiseerd, moet gezien worden als een extra service naar de bevolking. De inzameling aan huis door middel van zakken moet nog worden ge valueerd. c GFT- en groenafval c.1 Kwaliteit De verontreinigingsgraad van het selectief ingezamelde GFT- en groenafval is over het algemeen vrij laag. Lokaal, meestal beperkt tot enkele gemeenten in een bepaalde intercommunale of regio, kunnen zich problemen voordoen met te veel verontreinigingen in het GFT-afval. Het is aan de verwerkers om strikt op te treden en afval dat niet voldoet aan de acceptatievoorwaarden (minder dan 3 % verontreinigingen) te weren uit de verwerkingseenheid. Een aangepaste en adequate sensibilisering kan het probleem op lokaal niveau oplossen. De laatste jaren wordt de tariefdifferentiatie meer en meer toegepast. Ondanks het feit dat het zeker een nobel principe is om de vervuiler te laten betalen, moet toch rekening worden gehouden met de mogelijke neveneffecten van het opdrijven van de kosten die ten laste van de burger komen. Enerzijds bestaat het gevaar dat illegale alternatieven (sluikstorten, verbranden in de tuin, verontreiniging van selectieve fracties, É) worden gezocht voor de verwijdering van het afval, die uiteindelijk ook kosten voor de maatschappij veroorzaken. Anderzijds wordt het afval mogelijk te lang gestockeerd, vooraleer het wordt aangeboden, aangezien de tariefdifferentiatie meestal op basis van volume gebeurt (niet op basis van gewicht). Dit laatste is zeer belangrijk voor het GFT- en ook voor het groenafval. Indien het afval thuis of op het containerpark al lang is opgeslagen, is een rottingsproces opgestart wat enerzijds geurhinder veroorzaakt bij de burger thuis Žn bij de behandeling en het vervoer van het afval naar de verwerkingseenheid, maar anderzijds ook het opstarten van het composteringsproces nadelig be nvloedt. De composteringssector neemt de eerste signalen van dergelijke evoluties waar. c.2 Effect selectieve inzameling op huisvuilproductie Essentieel in de evaluatie van selectieve inzameling is het kwantitatieve aspect, namelijk hoeveel afval minder wordt aangeboden door selectieve inzameling. Opnieuw wordt beroep gedaan op het enqu te- en sorteeranalyse-onderzoek, dat is uitgevoerd in Vlaams-Brabant ( 7 8 ). Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 45

65 De methode is beschreven onder De randvoorwaarden van b gelden ook voor deze evaluatie. In de onderzochte regioõs van Vlaams-Brabant is er echter interferentie tussen het thuiscomposteren en de selectieve inzameling. Een deel van de bevolking doet enkel aan thuiscomposteren, een deel neemt enkel deel aan de selectieve inzameling, een deel doet zowel aan thuiscomposteren als aan selectieve inzameling en de rest van de bevolking doet niets. Dit maakt dat uiteindelijk in de onderzochte regioõs vier doelgroepen kunnen worden onderscheiden, die elk op een andere manier de hoeveelheid organisch materiaal in hun huisvuilzak be nvloeden. Tabel 11 toont aan dat de doelgroep met uitsluitend thuiscomposteren het grootst is in de intercommunale Interrand (45 % van de bevolking), gevolgd door de regio Haviland 2 (41 % van de bevolking) en regio Haviland 1 (39 % van de bevolking). In de intercommunales Interza, Interleuven en Incovo is het aandeel van de bevolking dat uitsluitend deelneemt aan de selectieve inzameling het grootst, namelijk respectievelijk 68, 51 en 40 % van de bevolking. In de regio Haviland 2 doet ongeveer de helft van de bevolking niets om de hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak te beperken. In de intercommunale Interza is deze groep het kleinst, namelijk slechts 3 % van de bevolking. De combinatie van thuiscomposteren en selectieve inzameling komt het meest voor in de intercommunale Incovo, namelijk bij 23 % van de bevolking, gevolgd door de intercommunale Interza bij 20 % van de bevolking. In de intercommunales Interleuven en Interrand behoren respectievelijk 12 en 8 % van de bevolking tot deze doelgroep. Uit Tabel 11 blijkt dat als selectieve inzameling mogelijk is, het merendeel van de inwoners zal deelnemen. Ongeveer een achtste van de bevolking combineert het thuiscomposteren met de selectieve inzameling. Meer dan een kwart van de inwoners doet enkel aan thuiscomposteren. De hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak is gemiddeld genomen het kleinst bij de doelgroep die thuiscomposteren en selectieve inzameling combineert, namelijk gemiddeld 25 kg per inwoner en per jaar. Interleuven scoort hier het laagst met 18 kg per inwoner en per jaar, Incovo het hoogst met 57 kg per inwoner en per jaar. Dan volgt de groep die enkel aan thuiscomposteren doet met gemiddeld 33 kg organisch materiaal per inwoner en per jaar in de huisvuilzak. De intercommunale Interza zit hier op amper 18 kg per inwoner en per jaar, de intercommunale Incovo op meer dan 55 kg per inwoner en per jaar. In de groep met enkel selectieve inzameling ligt de hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak iets hoger, namelijk op gemiddeld 34 kg per inwoner en per jaar. De intercommunale Interza scoort het laagst met 21 kg per inwoner en per jaar en Incovo het hoogst met 57 kg per inwoner en per jaar. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 46

66 Tabel 11. Percentage van de bevolking per doelgroep en hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak per doelgroep, uitgedrukt in kg per inwoner en per jaar Enkel thuiscomposteren Enkel selectieve inzameling Thuiscomposteren + Doelgroep Intercommunale/regio Niet thuiscomposteren + geen selectieve inzameling selectieve inzameling percentage van de bevolking per doelgroep regio Haviland 1 38,94 25,08 8,91 27,06 regio Haviland 2 40,74 3,37 3,70 52,19 Incovo 26,94 40,28 22,78 10,00 Interleuven 24,17 50,83 11,94 13,06 Interrand 44,57 25,35 8,36 21,73 Interza 8,66 67,88 20,11 3,35 Gewogen gemiddelde 26,85 43,55 12,73 16,87 Hoeveelheid organisch materiaal in huisvuilzak per doelgroep regio Haviland 1 42,71 28,74 21,18 108,15 regio Haviland 2 37,16 51,45 25,26 118,05 Incovo 55,30 57,20 57,41 281,97 Interleuven 29,39 29,88 17,96 65,97 Interrand 40,64 33,53 31,51 133,98 Interza 17,63 21,02 24,73 242,42 Gewogen gemiddelde 33,43 34,18 24,77 119,05 Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 47

67 Per onderzochte regio kan worden geconcludeerd dat bij de doelgroep die het thuiscomposteren combineert met de selectieve inzameling over het algemeen het minste organisch materiaal in de huisvuilzak zit, behalve bij Incovo en Interza waar dat zelfs het meest is. Bij deze twee intercommunales, Incovo en Interza, scoren zelfs diegenen die thuiscomposteren beter dan diegenen die selectief inzamelen. Deze laatste vaststelling is ook terug te vinden bij de regio Haviland 2 en Interleuven. In de intercommunale Interrand en de regio Haviland 1 heeft de doelgroep die enkel aan selectieve inzameling doet minder organisch materiaal in de huisvuilzak dan de doelgroep die enkel aan thuiscomposteren doet. Uit de cijfers in Tabel 11 kan worden besloten dat diegenen die volwaardig aan thuiscomposteren doen, in feite dezelfde resultaten kunnen bereiken als diegenen die actief deelnemen aan de selectieve inzameling. De combinatie van thuiscomposteren en selectieve inzameling resulteert in dit onderzoek niet in een noemenswaardig grotere reductie van de hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak. Deze doelgroep beschouwt het thuiscomposteren en de selectieve inzameling duidelijk als complementair om een zelfde hoeveelheid organisch materiaal uit de huisvuilzak te houden. Er is eveneens een variatie in hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak naar gelang het inzamelmiddel dat wordt gebruikt voor de selectieve inzameling. Dit blijkt uit de resultaten van de sorteeranalyses ( 8 ). Gemiddeld heeft Vlaams- Brabant 45 kg organisch materiaal in de huisvuilzak per inwoner en per jaar. Er zit echter een vrij grote variatie tussen de intercommunales en regioõs onderling (cf. Tabel 12). Tabel 12. Intercommunale/regio Hoeveelheid organisch materiaal in huisvuilzak, uitgedrukt in kg per inwoner en per jaar Organisch materiaal in huisvuilzak (kg per inwoner en per jaar) regio Haviland 1 55,00 regio Haviland 2 79,42 Incovo 79,22 Interleuven 33,05 Interrand 58,36 Interza 28,89 Vlaams-Brabant 44,73 In de intercommunales waar het GFT-afval in containers selectief wordt ingezameld (Interza en Interleuven), komt aanzienlijk minder organisch materiaal in de huisvuilzak terecht. Hoewel de intercommunale Interleuven een retributie vraagt voor de ophaling van de GFT-containers, terwijl de GFT-inzameling in de intercommunale Interza volledig gratis is, is er slechts een klein verschil in hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak. Bovendien dient ook opgemerkt dat het volume van de container weinig invloed heeft op de reductie van de organische fractie in de huisvuilzak. De intercommunale Interza heeft immers 240 l containers, die wekelijks worden opgehaald, terwijl Interleuven 120 l containers gebruikt die slechts tweewekelijks worden geledigd. Het volume van de GFT-container heeft daarentegen wel invloed op de hoeveelheid GFT-afval die selectief wordt ingezameld (cf a.2). Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 48

68 Tussen de intercommunales en regioõs die een zak gebruiken voor de selectieve inzameling van GFT-afval is er ook een grote variatie. Interrand en de regio Haviland 1 (waar ruim 60 % van de gemeenten GFT inzamelt) zitten op hetzelfde niveau, terwijl Incovo duidelijk meer organisch materiaal in de huisvuilzak heeft. De regio Haviland 2, waar in 25 % van de gemeenten selectieve inzameling van GFT-afval bestaat, heeft een hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak die vergelijkbaar is met Incovo. Rekening houdend met de beperkingen van en de randvoorwaarden bij het onderzoek kan algemeen voor Vlaanderen worden besloten dat door selectieve inzameling van GFT-afval de hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak kan worden gereduceerd met : In geval van zakken : 20 kg per inwoner en per jaar In geval van containers : 50 kg per inwoner en per jaar c.3 Doelstelling Uitvoeringsplan GFT- en groenafval Het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval heeft de uitgangspunten van het Afvalstoffenplan inzake reductie huishoudelijk afval concreet als volgt vertaald : in de GFT-regioÕs moet de hoeveelheid keuken- en groenafval in de huisvuilzak verminderen met 80 %. Vertaald in absolute cijfers betekent dit een reductie tot maximaal 25 kg organisch materiaal per inwoner en per jaar in de huisvuilzak. De sorteeranalyses op het huisvuil in Vlaams-Brabant ( 8 ) kunnen worden gebruikt om deze doelstelling te toetsen. In Grafiek 4 is de hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak (cf. Tabel 12) voorgesteld, met een aanduiding van de doelstelling van het Uitvoeringsplan GFTen groenafval kg per inwoner en per jaar doelstelling Uitvoeringsplan GFT- en groenafval 25 kg per inwoner en per jaar tuinafval organisch keukenafval Incovo Interleuven Interrand Interza regio Haviland 1 regio Haviland 2 Grafiek 4. De hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak in relatie tot de doelstelling van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 49

69 Uit bovenstaande figuur blijkt duidelijk dat zelfs de intercommunales die het best scoren in Vlaams-Brabant, met name de intercommunales Interza en Interleuven, de doelstelling niet halen. De intercommunale Interza heeft nog bijna 4Êkg organisch materiaal per inwoner en per jaar te veel in de huisvuilzak zitten en Interleuven nog 8 kg per inwoner en per jaar. Met nog een klein beetje extra sensibilisering moet de doelstelling zeker haalbaar zijn. De overige intercommunales of regioõs zijn echter nog veel verder van de doelstelling verwijderd. Er zit nog 2 tot 3 maal te veel organisch materiaal in de huisvuilzak. Heel wat inspanningen zullen vereist zijn om de doelstelling van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval te bereiken. c.4 Doelstelling Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen In het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen zijn recuperatiegraden voor GFT- en groenafval opgenomen, namelijk respectievelijk 45 en 90 % op Vlaams niveau tegen Aan de hand van een analyse van de selectief ingezamelde hoeveelheden in 1998 kan een stand van zaken ten opzichte van de taakstelling voor 2001 worden opgemaakt (zie Tabel 13). Tabel 13. De recuperatiegraad voor GFT- en groenafval in 1998 in vergelijking met de taakstelling van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen voor 2001 Selectieve inzameling Recuperatiegraad Taakstelling GFT ton 44 % 45 % Groenafval ton 92% 90 % In 1997 is er ton GFT-afval selectief ingezameld en werd er op Vlaams niveau een recuperatiegraad van 34 % bereikt. Voor 1998 is de recuperatiegraad reeds opgelopen tot 44 %. De hoeveelheid groenafval die selectief is ingezameld, bedroeg voor 1997 bijna ton ofwel een recuperatiegraad van 91 %, voor 1998 zit de recuperatiegraad op 92 %.. De recuperatiegraden uit het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen dienen te worden verfijnd. De recuperatiegraad voor groenafval is immers al zonder problemen bereikt in Voor het GFT-afval zou het zinvol zijn een detaillering tot op regioniveau uit te werken, aangezien Vlaanderen opgesplitst is in GFT- en groenregioõs. Het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen bevat tevens taakstellingen voor de reductie van het huishoudelijk afval (huisvuil, grofvuil en gemeentevuil) dat voor verwijdering wordt aangeboden. Indien deze taakstellingen niet worden gehaald, dient te worden overgegaan tot de invoering van selectieve inzameling van GFT-afval. De taakstelling voor 1998 ligt op 255 kg huishoudelijk afval per inwoner en per jaar, verdeeld over 190 kg huisvuil, 42 kg grofvuil en 23 kg gemeentevuil. De evaluatieprocedure zal in de strategie en de programmering worden uitgewerkt. Tabel 14 geeft een overzicht van de gemeenten die, na rekening te hebben gehouden met de correctiefactor, op basis van productiecijfers aan huishoudelijk afval van 1998 boven de taakstelling voor het huishoudelijk afval voor 1998 uitsteken. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 50

70 Tabel 14. Gemeenten waarvan de productiecijfers huishoudelijk afval voor 1998 hoger liggen dan de taakstelling voor 1998 Streefcijfers Te verwijderen Huisvuil Grofvuil Gemeentevuil Huishoudelijk Correctiefactor huishoudelijk afval 1997 afval Per gemeente Affligem Antwerpen ,1 Avelgem Berlaar Blankenberge ,6 Boom Brasschaat Bredene ,6 Buggenhout De Panne ,9 Eeklo Essen Grobbendonk Harelbeke Hemiksem Knokke-Heist ,6 Koksijde ,8 Kuurne Lanaken Lier Linkebeek Mechelen Menen Niel Nieuwpoort ,7 Roeselare Schoten Sint-Gillis-Waas Sint-Niklaas Stekene Ternat Voeren Waregem Wervik Wielsbeke Wijnegem Willebroek Zandhoven Zwevegem De verplichting tot invoering van selectieve inzameling van GFT-afval zal enkel een effect hebben op de hoeveelheid huisvuil. Verschillende gemeenten voldoen echter niet aan de streefcijfers voor grofvuil en gemeentevuil, zoals uit Tabel 14 blijkt. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 51

71 Knelpunten Tariefdifferentiatie, meer bepaald volumeregistratie, kan nadelige gevolgen hebben voor de kwaliteit van het aangeleverde GFT- en groenafval op de composteringseenheden. De recuperatiegraden uit het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen geven een te grove benadering. Verfijning is gewenst Verwerking Evolutie a GFT-afval a.1 Installaties en capaciteit Begin 1994 werd er in Vlaanderen op drie plaatsen op grote schaal GFT-afval verwerkt : in Beerse door de intercommunale IOK, in Bilzen door de intercommunale Intercompost en in Brecht door DRANCO/Igean. In 1994 verwerkten deze installaties in totaal ton GFT-afval. Eind 1998 is het aantal verwerkingseenheden voor GFT-afval opgelopen tot zeven, waarvan zes gesloten a robe composteringseenheden en ŽŽn vergistingseenheid (cf. Tabel 15). De totale verwerkingscapaciteit in de GFT-eenheden bedroeg eind Êton GFT-afval. In totaal is meer dan ton GFT-afval selectief ingezameld (cf. Grafiek 1). Een beperkte hoeveelheid van het GFT-afval, namelijk ton, ingezameld op het grondgebied van de intercommunale Intercompost (circa ton) en alle GFT-afval ingezameld door de intercommunale IVVVA (circaê ton) is voor compostering afgevoerd naar Nederland. Het overige GFT-afval is in Vlaanderen verwerkt. In 1998 hebben de verwerkingseenheden samen bijna ton GFT-afval verwerkt. Grafiek 5 geeft weer hoeveel GFTafval in de verschillende eenheden is verwerkt. Meer dan ton GFT-afval werd naar Nederland ge xporteerd. Dit mag zeker niet als een oplossing voor de lange termijn worden beschouwd. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 52

72 Igean/DRANCO Intercompost Interleuven DDS/VERKO ILVA/Van Rymenant IOK VLAR , , , , , , , ,00 Grafiek 5. Verwerking GFT-afval in 1998 a.2 Technieken ton GFT-afval In Vlaanderen zijn voor de verwerking van GFT-afval twee technologie n beschikbaar, namelijk de a robe compostering en de ana robe vergisting. In Tabel 15 is de technologie per installatie weergegeven. Tabel 15. Overzicht verwerkingstechnologie per installatie in Vlaanderen. Technologie Verwerkingsinstallatie van Compostering in gesloten hallen Alpine-Voest INTERCOMPOST (Bilzen) VAM IOK (Beerse) VAM INTERLEUVEN (Kessel-Lo) BŸhler ILVA/VAN RYMENANT (Schendelbeke) Koch INDAVER-VLAR (Grimbergen) Compostering in boxen Herhof & Gicom DDS (Dendermonde) Vergisting Dranco DRANCO/IGEAN (Brecht) Essentieel bij de a robe compostering is de toevoer van zuurstof. De microorganismen gebruiken de zuurstof tijdens de omzetting van het organische materiaal tot compost. Daarbij wordt CO 2, water en warmte geproduceerd. Omwille van de grote zuurstofvraag bij GFT-compostering zijn actieve beluchtingsystemen (ventilatoren) noodzakelijk. Hierbij kan ofwel gebruik gemaakt worden van een blaasbeluchting (lucht wordt van onder naar boven door de compost geblazen), ofwel van een zuigbeluchting (lucht wordt van boven naar onder door de hopen gezogen). De mogelijkheid bestaat eveneens om beide te combineren en alternerend blaas- en zuigbeluchting toe te passen. Dit wordt in Vlaanderen echter niet toegepast. Zowel bij blaas- als bij zuigbeluchting voert de luchtstroom vluchtige verbindingen mee. Dergelijke verbindingen zijn voornamelijk tussenproducten in de omzetting van organisch materiaal tot koolzuurgas en geven aanleiding tot de verspreiding van geur. Om de geuremissie te beperken vindt de compostering daarom steeds Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 53

73 in gesloten hallen plaats en zijn alle installaties voorzien van een biofilter om de afgaslucht te behandelen. Vergisting is een zuurstofloos proces. Omwille van de gediversifieerde en complexe microbi le processen is een goede processturing en -opvolging noodzakelijk. Bij de vergisting is er een onderscheid tussen droge en natte vergisting, waarbij respectievelijk een vergisting bij hoge en bij lage gehaltes aan droge stof wordt bedoeld. In Vlaanderen wordt enkel de droge vergistingstechnologie van DRANCO toegepast. Vergisting dient steeds door een a robe narijping gevolgd te worden om een stabiele compost te verkrijgen. Tijdens vergisting ontstaat biogas (een mengsel van hoofdzakelijk CO 2 en CH 4 ) dat als brandstof voor het opwekken van elektriciteit kan dienen. Deze energierecuperatie is een van de voordelen van de ana robe verwerking van het GFT-afval. b Groenafval b.1 Installaties en capaciteit Voor de compostering van groenafval bestonden begin 1994 vijf vergunde composteringseenheden, met name de installaties van de intercommunales IMOG in Zwevegem en ILVA in Voorde en die van de privž-verwerkers Eurocompost in Houthalen-Helchteren, Stercompost in Roeselare en Compobel in Eeklo. Eind 1998 is het aantal verwerkingseenheden voor groenafval opgelopen tot 16Ê(actieve) eenheden, verspreid over Vlaanderen : IOK in Beerse, IVVVA in Maasmechelen, IVOO in Oostende, Igemo in Lier, Westcompost in Ieper, Vlar in Grimbergen en Willebroek, Stercompost in Roeselare, Imog in Zwevegem, Ilva in Voorde, IHK/Dalkia in Edegem, Igean in Brecht, Eurocompost in Houthalen- Helchteren, De Winter in Herent, De Bree Cleaning in Maldegem, IVM/Compobel in Eeklo en IVBO/Compobel in Brugge. Samen hebben ze meer dan Êton groenafval gecomposteerd. De verdeling over de verschillende composteringsinrichtingen is weergegeven in Grafiek 6. Alle (actieve) eenheden waren volledig of zelfs meer dan volzet in IOK IVVVA IVOO IGEMO IVVO/WESTCOMPOST VLAR GRIMBERGEN VLAR WILLEBROEK IVRO-IVIO/COMPOSTBEDRIJF VERSCHOOT-STERCKX IMOG IHK/DALKIA IGEAN REGIONALE MILIEUZORG/EUROCOMPOST DE WINTER DE BREE CLEANING IVBO/COMPOBEL IVM/COMPOBEL Grafiek 6. Compostering groenafval in ton groenafval Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 54

74 b.2 Technieken Evaluatie De verwerking van groenafval vindt in Vlaanderen steeds plaats in openluchtcomposteringen op een verharde vloer, met opvang van het percolaatwater. Het zijn dus allemaal a robe composteringen. De zuurstofvraag tijdens compostering van groenafval is, hoewel zeker even essentieel, minder groot dan tijdens GFT-compostering. Daarom wordt in praktijk voorzien in een voldoende beluchting door de compost regelmatig om te zetten in lage hopen of tafels. Om de beluchting te bevorderen worden in sommige gevallen aanvullend voorzieningen getroffen om de compost actief te beluchten. Dit kan weer door middel van een zuig- of een blaasbeluchting. Vooralsnog passen maar twee groencomposteringsinrichtingen in Vlaanderen de blaasbeluchting toe. Dit is een nieuwe techniek die de volgende jaren zal worden ge valueerd. b.3 Verwerking wegbermmaaisel Een nieuwe evolutie in 1998 is dat er meer en meer vraag komt naar verwerking van wegbermmaaisel. In voorgaande jaren kregen de composteereenheden voor groenafval ook regelmatig wegbermmaaisel aangeboden voor compostering. Gezien het structurele capaciteitstekort op de groencomposteringen is er in 1998 voor gekozen het wegbermmaaisel, dat moeilijk composteerbaar is, zoveel mogelijk te mijden op de composteerinstallaties. Daarbij komt dat ook de andere ÔverwerkingsÕ-mogelijkheden voor wegbermmaaisel, zoals de rechtstreekse toepassing op het land, door wettelijke reglementeringen (zoals Vlarea ( 20 )) worden beknot, zodat de vraag naar compostering fors toeneemt. Door de evolutie in de landbouw zijn een aantal evidente toepassingen zoals het begrazen van de wegbermen of het gebruik van het maaisel als veevoeder in onbruik geraakt. b.4 Verwerking groenafval van tuinaannemers In het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval was opgenomen dat het groenafval van tuinaannemers selectief moest worden ingezameld en aangeboden voor compostering op de groencomposteringen. Uit aanvoergegevens van 1996 en 1997 blijkt dat, afhankelijk van de composteereenheid, de aanvoer van tuinaannemers 1,5 tot 6 % van de totale groenafvalaanvoer bedraagt. Ge xtrapoleerd naar Vlaanderen zou dit betekenen dat tuinaannemers nog geen ton groenafval op de composteringseenheden aanvoeren. Het beschikbare potentieel aan groenafval bij tuinaannemers is moeilijk in te schatten. Gesteld kan echter worden dat slechts een beperkte hoeveelheid groenafval van tuinaannemers door de professionele composteerders wordt verwerkt. a GFT-afval a.1 Verwerkingscapaciteit De verwerkingscapaciteit die op jaarbasis beschikbaar was in Õ97 en Ô98, was toen niet toereikend en zal de volgende jaren ook niet volstaan. De probleemsituatie is enerzijds te wijten aan de grotere toename van het aantal inwoners dat kan deelnemen aan de selectieve inzameling van GFT-afval (groter dan voorzien in het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval) en anderzijds aan de aanvoer, uitgedrukt in kg per inwoner en per jaar, die in 1997 aanzienlijk is toegenomen. Hierdoor is er een structureel tekort aan verwerkingscapaciteit voor GFT-afval. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 55

75 Bijkomend rijst het probleem van capaciteitstekort op piekmomenten van aanvoer. In Grafiek 7 is voor 1997 het aanbod aan GFT- en groenafval naast elkaar gezet in functie van de maanden, samen met de beschikbare vergunde maandelijkse capaciteit, zijnde de vergunde capaciteit op jaarbasis gedeeld door 12. Wat betreft het GFT-afval zijn er periodiek overschrijdingen van de maandelijkse capaciteit met een factor 1,5. De piek ligt duidelijk in de maand juli, maar er komen overschrijdingen voor van april tot en met oktober. Uiteraard worden alle verwerkingseenheden ongeveer gelijktijdig geconfronteerd met de piekaanvoeren, zodat afvoer en verdeling over andere installaties in Vlaanderen zo goed als uitgesloten is aangezien de huidige eenheden volledig benut zijn. De nominale verwerkingscapaciteit op maandbasis ligt in deze piekperiodes lager dan het aanbod. Dit geeft aanleiding tot inkorting van de composteertijden, waardoor de kwaliteit van de compost in gevaar komt, geurhinder ontstaat en de draagkracht van de leefomgeving onder vuur komt te liggen. Om de compostering op alle momenten in ideale omstandigheden te laten verlopen, is er dus onvoldoende verwerkingscapaciteit beschikbaar ton afval GFT groenafval capaciteit GFT/maand capaciteit groenafval/maand Grafiek 7. jan '97 feb '97 mrt '97 apr '97 mei '97 juni '97 juli '97 aug '97 sep '97 okt '97 nov '97 dec '97 Aanbod GFT- en groenafval in functie van de seizoenen, vergeleken met de vergunde maandelijkse verwerkingscapaciteit voor GFT- en groenafval (op basis van gegevens van Õ97) a.2 Relatie verwerking - samenstelling GFT-afval De samenstelling van het GFT-afval is op de piekmomenten zodanig dat zich bij de compostering specifieke problemen stellen. Er wordt immers veel gras aangevoerd : uit sorteeranalyses van het GFT-afval blijkt dat percentages van 35Ê% gras in de zomermaanden niet ongewoon zijn (zie ook Grafiek 2), lokaal kan het percentage gras zelfs oplopen tot 60 %. Een grote hoeveelheid gras maakt het GFT-afval moeilijk composteerbaar : er is meer kans op een slechte beluchtbaarheid door compactie en/of een grote vochtigheidsgraad en op de vorming van slecht geurende verbindingen door de lagere C/N-verhouding en de hogere zuurstofvraag. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 56

76 Naast een variatie in samenstelling naar gelang van de seizoenen, bestaat er een verschuiving in de samenstelling van het GFT-afval in de tijd (cf a.4). De laatste jaren zit er in verhouding meer en meer keukenafval in het GFT-afval. Dit hangt onder andere samen met de introductie van selectieve inzameling van GFTafval door middel van zakken, aangezien in zakken relatief weinig T-fractie wordt aangeboden. Het GFT-afval bestaat daardoor hoofdzakelijk uit GF-fractie. Omwille van meer gevaar voor compactie, een grotere vochtigheidsgraad en een lagere C/N verhouding is de GF-fractie minder makkelijk composteerbaar. Meer structuurmateriaal dient extern te worden betrokken en te worden bijgemengd. De laatste jaren raakt het principe Ôde vervuiler betaaltõ meer en meer ingeburgerd. Voor het GFT-afval heeft dit mogelijk ongewenste consequenties, zoals eerder reeds vermeld. Indien een retributie per ophaalbeurt wordt aangerekend, is het niet denkbeeldig dat de burger zal trachten de ophaling zo lang mogelijk uit te stellen. Indien bijvoorbeeld een vast bedrag wordt aangerekend bij elke ophaling van de GFT-container, zou vanuit financieel oogpunt de GFT-container pas voor ophaling kunnen worden aangeboden op het moment dat de container volledig gevuld is. Dit houdt in dat het GFT-afval mogelijk slechts om de vier weken in plaats van om de twee weken wordt aangeboden. Het afval wordt langer thuis gestockeerd, waardoor een rottingsproces in de container op gang komt, wat bij de burger reeds meer geurproblemen veroorzaakt, maar ook bij de aanvoer op de composteringseenheid. Bovendien is rottend GFT-afval moeilijker te composteren. a.3 Hinder Door een cumulatie van effecten als overaanbod, afvalsamenstelling en omgevingstemperatuur ontstaan er in de composteringsinstallaties seizoensgebonden verwerkingsproblemen, die leiden tot geurhinderklachten. De vorming van geurverbindingen is inherent aan het composteringsproces. Dit is immers impliciet het gevolg van de noodzakelijke procesvoering (beluchting al dan niet met omzetten). Daarom worden maatregelen getroffen die de vorming dan wel de uitstoot van dergelijke verbindingen zo veel mogelijk beperken. Rekening houdend met de beschikbare technologie n en technieken kan echter worden gesteld dat zelfs onder optimale composteringsomstandigheden en bij een ideale nabehandeling van de afgassen (onder andere biofiltratie bij de GFTcompostering) een restemissie overblijft. Deze emissies hoeven echter geen aanleiding te geven tot geurhinder. In Nederland, Duitsland, Denemarken, UK en Oostenrijk ( 21 ) zijn enkele onderzoeken uitgevoerd naar blootstelling aan kiemen en stof binnen en buiten de composteringsinstallaties Žn de hinder ervan voor werknemers en omgeving. De resultaten van deze onderzoeken tonen aan dat de hinder in een composteringsinstallatie vergelijkbaar is met deze in andere afvalverwerkingsinstallaties. Buiten de composteringsinstallaties is de hinder van kiemen en stof zeer beperkt. Neemt niet weg uiteraard dat deze onderzoeken op de voet moeten worden gevolgd. a.4 Ruimtelijke ordening De klachten in verband met (geur)hinder van de verwerkingseenheden hangen vaak samen met de ruimtelijke ordening. Een aantal verwerkingseenheden in Vlaanderen liggen op minder dan 50 of 100 m afstand van bewoning. Dit is te wijten aan de optie uit het verleden om lokale of regionale bedrijfsterreinen voor de uitbouw van composteereenheden te gebruiken. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 57

77 De beschikbare locaties voor composteereenheden zijn beperkt. Nieuwe verwerkingseenheden ondervinden zeer veel problemen om een geschikte inplantingsplaats te vinden. a.5 Effect op kostprijs De nieuwe inzichten in piekaanvoer, veranderende samenstelling en geurhinder, maken extra aanpassingen aan de verwerkingseenheden noodzakelijk, waardoor composteren duurder wordt dan oorspronkelijk berekend. b Groenafval b.1 Verwerkingscapaciteit Net als bij de GFT-compostering bestaat er voor de groencompostering een capaciteitsgebrek. De totale aanvoer is groter dan de vergunde capaciteit. Daar komt nog eens bij dat ook de selectieve inzameling van groenafval piekmomenten in aanvoer kent (cf. Grafiek 7). In de maanden juli en oktober van 1997 was de aanvoer bijvoorbeeld 1,5 keer groter dan de vergunde maandcapaciteit. b.2 Relatie verwerking - samenstelling groenafval Naar samenstelling geldt voor het groenafval hetzelfde verhaal als voor het GFTafval. In de zomermaanden is er veel gras en in verhouding weinig structuurmateriaal, wat het composteringsproces bemoeilijkt (zie a.2). Bovendien wordt ook het groenafval vaak te lang thuis en/of op het containerpark gestockeerd, zodat het rottingsproces reeds is ingezet op het moment dat het afval op de groencompostering terechtkomt, waardoor geurhinder wordt veroorzaakt en het composteringsproces moeilijk op gang kan worden gebracht. b.3 Verwerking wegbermmaaisel De problematiek uit b.1 en b.2 wordt nog versterkt door de grote hoeveelheid wegbermmaaisel die op de piekmomenten voor compostering wordt aangeboden. Rond de composteerbaarheid van wegbermmaaisel werd in 1994, in opdracht van OVAM, een onderzoek uitgevoerd door het ComitŽ Jean-Pain ( 22 ). Daaruit bleek dat het wegbermmaaisel op drie verschillende manieren gecomposteerd kan worden : ofwel ingemengd (10-15%) in het gewone groenafval, mits er voldoende structuurmateriaal aanwezig is ofwel gemengd met verkleind of verhakseld snoeihout in een 50:50 verhouding ofwel zuiver, met een aantal procesmatige aanpassingen en extra aandacht voor omzetten en beluchten Andere studies en buitenlandse ervaringen bevestigen dat het composteren van bermmaaisel haalbaar is. De beschikbare gegevens wijzen erop dat de hoeveelheid zware metalen in het bermmaaisel globaal gezien niet voor kwaliteitsvermindering van de compost zorgt. Wel dient deze stelling verfijnd te worden voor de verschillende lokale situaties. Zo leert onderzoek uit Nederland bijvoorbeeld dat het bermmaaisel nabij verkeerslichten veel meer gecontamineerd Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 58

78 is dan bermmaaisel verderaf. Visuele verontreinigingen (zwerfvuil) zijn hoe dan ook niet wenselijk. Dit geldt trouwens evenzeer voor andere toepassingen. In praktijk rijzen bij het composteren van bermmaaisel een aantal moeilijkheden. Het grootste probleem is, zoals eerder aangehaald, het ogenblik waarop het bermmaaisel vrijkomt. Door de beperking in het bermbesluit met betrekking tot maaidata wordt het bermmaaisel enkel in de zomer aangeleverd. Op dat ogenblik is er al een piekaanvoer van GFT- en groenafval, die bovendien nog eens gepaard gaat met een minder gunstige samenstelling. Bovendien wordt het maaisel meestal geklepeld wat de composteerbaarheid zeker niet ten goede komt. Met de bestaande infrastructuur wordt de (theoretisch) maximaal beschikbare verwerkingscapaciteit voor bermmaaisel ingeschat op minder dan ton per jaar. Uit de bovenvermelde elementen blijkt dat er bij de bestaande composteringsinfrastructuur in de zomer zo goed als geen verwerkingscapaciteit voor het composteren van bermmaaisel beschikbaar is, terwijl de potenti le productie van bermmaaisel in Vlaanderen wordt begroot op ˆ ton per jaar. b.4 Verwerking groenafval van tuinaannemers Anno 1999 is er ook onvoldoende verwerkingscapaciteit beschikbaar om meer groenafval van tuinaannemers te composteren. b.5 Geurhinder Geurhinder (cf. punt a) doet zich eveneens bij de groencompostering voor. De oorzaak ligt meestal in het feit dat het te composteren materiaal niet de gewenste structuur heeft, door bijvoorbeeld te veel gras, te nat materiaal of te compact groenafval. b.6 Ruimtelijke ordening Bijkomende verwerkingscapaciteit, zowel voor groenafval als voor wegbermmaaisel, moet worden voorzien. Geschikte exploitatieterreinen met voldoende afstand tot bewoning vinden, blijft een probleem. b.7 Effect op kostprijs De oplossing voor bovenstaande problematiek bestaat er deels in dat voor hetzelfde aanbod, meer capaciteit moet worden gerealiseerd. Verder zijn er maatregelen nodig om de hinder van het composteringsproces te beperken. Dit alles maakt de groencompostering duurder dan oorspronkelijk geraamd Knelpunten Er is een structureel tekort aan verwerkingscapaciteit, zowel voor GFT- als voor groenafval, om het normale aanbod aan afval te verwerken. Op de momenten van piekaanvoer stelt zich opnieuw het probleem van te weinig verwerkingscapaciteit. Voor een verhoogde aanvoer van groenafval, afkomstig van tuinaannemers, is onvoldoende verwerkingscapaciteit beschikbaar. De verwerking van wegbermmaaisel is in de huidige omstandigheden zo goed als onmogelijk, terwijl de vraag zeer groot is. Er is behoefte aan bijkomende verwerkingscapaciteit. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 59

79 Er is gebrek aan voldoende geschikte terreinen voor de uitbouw van composteringseenheden. Problemen treden op met de structuur en samenstelling van het aangevoerde afval, niet alleen op de piekmomenten, maar vaak ook in bepaalde installaties waar veel GFT-afval in zakken wordt aangevoerd of wanneer het afval te lang is gestockeerd voordat het naar de composteringseenheid is gevoerd. Veel problemen met de verwerking van GFT- en groenafval liggen aan de oorsprong van klachten over geurhinder van de omwonenden van de composteringseenheden. Compostering wordt duurder dan oorspronkelijk geraamd. In de vergunningen voor de verwerkingseenheden voor GFT- en groenafval is zelden sprake van de effectieve hoeveelheid GFT- of groenafval die op jaarbasis mag worden verwerkt. Voor de aerobe compostering van groenafval is er in rubriek a) van Vlarem I enkel sprake van een opslagcapaciteit. Voor de verwerking van GFT-afval geldt rubriek b) waarin zelfs geen verwerkingscapaciteit wordt vermeld. Nochtans is het voor de beheersing van de verwerking uitermate belangrijk dat de hoeveelheden GFT- en groenafval die in een verwerkingseenheid worden aanvaard, beperkt zijn tot wat praktisch haalbaar is Afzet Evolutie De voordelen voor het milieu van de selectieve inzameling van het GFT- en groenafval en de compostering ervan worden pas re el op het moment dat de kringloop daadwerkelijk gesloten wordt met een zinvolle toepassing van de compost. Voor het welslagen van de afzet van compost zijn volgende elementen van belangê: a kwaliteit wettelijke reglementering uitbouw van afzet en promotie VLACO In uitvoering van het Afvalstoffenplan zijn de bevordering van de kwaliteitszorg en de afzet voor GFT- en groencompost toegewezen aan VLACO, de Vlaamse organisatie ter bevordering van de afzet van GFT- en groencompost. De vzw VLACO is opgericht op 31 januari 1992 en bestaat dus ruim zeven jaar. De vereniging staat open voor iedereen die bij deze sector betrokken is en telt in 1999 ruim 40 leden. Hiertoe behoren de OVAM, alle grootschalige producenten van GFT- en groencompost, de bedrijven of intercommunales die in de nabije toekomst zullen overgaan tot het produceren van compost, een aantal belangrijke afnemers en enkele aanverwante bedrijven. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 60

80 Het oorspronkelijke takenpakket van VLACO omvat het nemen of doen nemen van de nodige initiatieven teneinde : het overleg en de samenwerking tussen de belanghebbenden te bevorderen : zowel tussen de compostproducenten onderling, als tussen producenten en afnemers van compost een kwaliteitswaarborg en productcertificatie uit te werken een overkoepelende afzetbevordering op te zetten Aan dit takenpakket is al vrij snel de opvolging van de aanbodzijde toegevoegd. Dit omvat inventarisatie van de ingezamelde en verwerkte hoeveelheden, het opstellen van massabalansen, het begeleiden van sorteeranalyses, enz.. Het wijzigende externe kader en de verdere uitbouw van de composteringssector zorgen ervoor dat VLACO nog nieuwe taken bijkrijgt : b Een doelmatige sectorale aanpak van bijvoorbeeld de geurproblematiek is immers niet alleen een technisch dossier, maar heeft via het imago van de sector eveneens invloed op de beeldvorming over en de afzet van compost. Op het vlak van wetgeving zijn er het Mestdecreet en Vlarea bijgekomen. VLACO vervult tegenover haar leden de rol van aanspreekpunt, adviesverlener en verdediger van de sectorbelangen in deze materie. Ze verzorgt ook de administratieve opvolging voor haar leden. Ook het verder promoten en invoeren van het thuiscomposteren confronteert VLACO met een re le vraag vanwege gemeenten en thuiscomposteerders naar informatie. Sinds eind 1998 is een cel thuiscomposteren aan VLACO toegevoegd. Dit kadert volledig in het Vlaamse driesporenbeleid voor GFTen groenafval (1.Êthuiscomposteren, 2. selectieve inzameling en verwerking groenafval Žn 3. selectieve inzameling en verwerking GFT-afval). VLACO kan via deze cel het composteren integraal benaderen en als ondersteunende organisatie de intercommunales helpen om het beleidsdomein van het (thuis)composteren volledig te realiseren. Kwaliteit Om een duurzame afzetmarkt uit te bouwen is er in de eerste plaats behoefte aan een kwaliteitsproduct dat het vertrouwen van de gebruiker waard is. Een duidelijk herkenbaar kwaliteitsimago is een pluspunt, zeker nu het aanbod aan meststoffen en organische recyclageproducten toeneemt en de wettelijke regelgeving steeds strenger en meer beperkend wordt. Aan de structuur van VLACO is duidelijk merkbaar dat er zeer veel aandacht gaat naar de kwaliteit van de geproduceerde compost. De afdeling techniek & kwaliteit van VLACO staat in voor de opvolging van de bedrijven zoals vastgelegd in de certificeringsprocedure. Bedrijven die de certificeringsprocedure met positief gevolg hebben doorlopen, krijgen het VLACO-label. De procedure gaat uit van het bijhouden van een compostboekhouding en steunt op het principe van Integrale Keten Bewaking (IKB). IKB veronderstelt een nauwkeurige opvolging en controle van alle stappen van de keten, gaande van de aanvoer van de organische reststoffen, over het productieproces, tot de stockage en afzet van het afgewerkt product. Op elk niveau worden gegevens geregistreerd, massabalansen opgesteld en controles uitgevoerd. Zo beschikt de producent over alle nodige gegevens om het proces te kunnen beoordelen of bij te sturen zodat hij op een continue manier kwaliteitscompost kan produceren, wat wordt gegarandeerd door het VLACO-label. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 61

81 Midden 1999 controleert VLACO 23 bedrijven. De certificeringsprocedure, die minimum twee jaar duurt, werd al met gunstig gevolg door achtêbedrijven afgesloten : IVRO-IVIO/Stercompost (groencompost), IMOG (groencompost), IVM/Compobel (groencompost), Igean/Dranco (humotex), Intercompost (GFT-compost), IVVVA (groencompost), Bruno De Winter (groencompost) en De Bree (groencompost). IVVVA en Bruno De Winter kregen het VLACO-label begin In het voorjaar van 1999 heeft De Bree (groencompost) het VLACO-label ontvangen. In de loop van 1997 zijn twee nieuwe producenten toegetreden tot de certificeringsprocedure. Het gaat om DDS/VERKO (Dendermonde) voor de GFTen de groencompostering en Igemo (Lier) als groencomposteerder. In 1998 zijn ook Igean, IVOO en IVBO/Compobel, allen groencomposteerders, toegetreden tot de certificering door VLACO en in 1999 heeft IOK ook opvolging voor de groencompostering. Daarnaast is de certificeringsprocedure lopende voor volgende bedrijven : Dalkia (groen), ILVA (groen), ILVA/Van Rymenant (GFT), Interleuven (GFT), IOK (GFT), Regionale Milieuzorg/Eurocompost (groen), Westcompost (groen), INDAVER- VLAR Grimbergen (GFT en groen) en INDAVER-VLAR Willebroek (groen). In het kader van de VLACO-kwaliteitsopvolging zijn in juni Ô99 bijna 580Êcompostanalyses uitgevoerd. Op basis hiervan wordt de gemiddelde samenstelling van VLACO-compost in Tabel 16 (voedingselementen) en Tabel 17 (zware metalen) weergegeven. Tabel 16. Samenstelling van GFT-compost, humotex en groencompost. Mediaanwaarden op basis van analyseresultaten van VLACO (periode ) GFT-compost Humotex Groencompost Eenheid Droge stof 67,2 57,2 59,6 gew% Organische stof 24 22,3 20 gew%, vers Geleidbaarheid (1/5) 2,59 1,28 1,11 ms/cm Zuurtegraad (ph H2O ) 8,5 8,1 8,1 - Totaal N 1,2 0,76 0,75 gew%, vers Minerale N mg/l, vers P 2 O 5 -totaal 0,59 0,49 0,3 gew%, vers K 2 O-totaal 0,86 0,37 0,55 gew%, vers CaO-totaal 2,14 1,99 1,43 gew%, vers MgO-totaal 0,35 0,27 0,25 gew%, vers C/N 11 15, Tabel 17. Gehaltes aan zware metalen in GFT-compost, humotex en groencompost. Mediaanwaarden op basis van analyseresultaten van VLACO (in mg/kg DS) (periode ) GFT-compost Humotex Groencompost Norm Cd 0,74 0,96 0,8 < 1,5 Cr < 70 Cu < 90 Hg 0,16 0,15 0,14 < 1.0 Pb < 120 Ni < 20 Zn < 300 Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 62

82 c Wettelijk kader Naast de kwaliteit van compost is de wettelijke reglementering inzake het gebruik van compost een belangrijke factor met betrekking tot de afzet. Sinds januari 1996 moet rekening gehouden worden met het mestbeleid. Vanaf 1998 houden de compostproducenten, voor hun afzet naar bij de mestbank geregistreerde klanten, rekening met de in het Mestdecreet opgenomen bepalingen. Dit betekent : de transportregeling naleven (onder andere erkende transporteurs gebruiken, administratie, voormelding) de compost opnemen in de mineralenboekhouding (beperking toe te passen hoeveelheid) uitrijregeling naleven Ook Vlarea reglementeert het gebruik van compost. De opname van GFT- en groencompost in de lijst van secundaire grondstoffen heeft verstrekkende gevolgen voor het verhandelen en gebruik van GFT- en groencompost. Compost kan enkel nog gebruikt worden als de producent een erkenning van het Ministerie van Landbouw Žn een gebruikscertificaat als secundaire grondstof van OVAM ontvangen heeft. Hiertoe moet de compost aan een zeer uitgebreide parameterlijst voldoen. Indien de producent deze erkenning of het gebruikscertificaat niet verkrijgt, moet hij de compost als afval behandelen. Belangrijk hierbij is dat, om in aanmerking te komen als secundaire grondstof, de productie van de compost onder toezicht van VLACO moet gebeuren. De normen van het Ministerie van Landbouw zijn weergegeven in Tabel 18. In 1998 werden hierbij twee wijzigingen doorgevoerd : de nitraatammoniumverhouding moet groter zijn dan 1 (vroeger 4) en de zuurtegraad moet tussen 6,5 en 9,0 liggen (vroeger 6,5 Ð 8,5). Tabel 18. Compostnormen van het Ministerie van Landbouw(*) Parameter Norm Eenheid Doorgang door zeef van 40 mm > 99 % Droge stof > 55 gew% Organische stof > 16 gew% Zuurtegraad 6,5-9,0 Nitraatammoniumverhouding(*) > 1 NO - 3 -N/NH + 4 -N Zware metalen Cadmium < 1,5 mg/kg DS Chroom < 70 mg/kg DS Koper < 90 mg/kg DS Kwik < 1 mg/kg DS Lood < 120 mg/kg DS Nikkel < 20 mg/kg DS Zink < 300 mg/kg DS Onzuiverheden, kiemkrachtige zaden en fytotoxiciteit Onzuiverheden > 2 mm < 0,5 gew% Steentjes > 5 mm < 2 gew% Kiemkrachtige zaden 0 #/l Fytotoxiciteit < 10 % (*) Deze normen gelden zowel voor GFT- als voor groencompost. Voor humotex, geproduceerd na vergisting en a robe narijping, geldt de norm voor nitraatammoniumverhouding niet. Humotex moet wel voldoen aan een maximum ammoniumgehalte van 310 mg N/l. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 63

83 VLACO stelt strengere eisen op het vlak van organische stof : minimum 18Êgewichtsprocent op vers materiaal. d Promotie Dankzij de vrij intensieve promotie en de volgehouden inspanningen naar naambekendheid is compost stilaan een bekend begrip. De veralgemeende invoering van de selectieve inzameling en compostering in Vlaanderen draagt bovendien bij tot een grotere belangstelling van een ruimer aandeel van de bevolking voor compost. Toch is het gebruik nog beperkt. Dit is te wijten enerzijds aan een oppervlakkige kennis en anderzijds aan de sterke druk van concurrerende producten. De kennis over compost bij de potenti le afnemers is vaak nog zeer beperkt en er blijven nog vele vragen. Deels is dit toe te schrijven aan een onduidelijke defini ring van compost, waardoor het niet eenvoudig is om kwaliteit te onderscheiden. Dit maakt de weg vrij voor malafide handelaars die zich uit winstbejag willen ontdoen van minderwaardige producten. Mengsels worden gemaakt van verschillende producten (vaak met het oog op verdunning om aan opgelegde normen te kunnen voldoen) waardoor het onduidelijk wordt wat precies wordt aangeboden. De meerwaarde die het VLACO-label biedt is nog onvoldoende bekend. Daarnaast geeft ook het wettelijk kader een verkeerd beeld van compost en zijn eigenschappen. Het Mestdecreet herleidt het gebruik van meststoffen en bodemverbeterende middelen, waaronder ook compost, tot een zuiver mathematische optelsom van P en N. De redenering is dat in de nutri ntenbalans alle nutri nten moeten worden meegeteld, ook deze die op termijn vrijkomen. Nergens houdt het Mestdecreet echter rekening met de specifieke eigenschappen van de verschillende producten, zoals de mineralisatiegraad of het organische stofgehalte. Potenti le gebruikers van compost worden op deze manier op het verkeerde been gezet en kunnen de juiste waarde van compost niet inschatten. Vaak laten zij zich leiden door economische kortetermijn perspectieven. Hier ligt dan ook de link met het tweede element dat het gebruik van compost beperkt, namelijk het ruime aanbod aan concurrerende producten, die volgens de wettelijke bepalingen allemaal worden gelijkgeschakeld. Bovendien wordt geen enkele meststof of bodemverbeterend middel zodanig genormeerd met tal van parameters als compost. Bij de opstart van de selectieve inzameling van GFT- en groenafval en de verwerking tot compost begin jaren Õ90, was het aantal aanbieders van compost beperkt ten opzichte van het ruime aantal potenti le gebruikers. Geleidelijk is deze marktsituatie gewijzigd. Niet alleen is het aantal compostproducenten verviervoudigd en de hoeveelheid geproduceerde compost vertienvoudigd, ook de marktomgeving is sterk gewijzigd. Het totale aanbod aan Ôorganische meststoffenõ is sterk toegenomen, terwijl het gebruik via wetgevende initiatieven sterk aan banden is gelegd. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 64

84 VLACO ontwikkelde ter ondersteuning van de compostafzet onder meer volgende marketingactiviteiten : 1993Ê Eerste advertentie voor compost, folder ÔTuinen vragen compostõ, 2 beursdeelnames 1994Ê Beperkte advertentiecampagne, aanmaak en verspreiding infostandje onder de leden, bijkomende folders, 4Êbeursdeelnames 1995Ê Advertentiecampagne, uitgave Praktijkgids compost, 4Êbeursdeelnames 1996Ê Advertentiecampagne, 4 beursdeelnames 1997Ê Advertentiecampagne, video over compostgebruik, 3Êbeursdeelnames 1998Ê Multimedia promotiecampagne (TV, dagbladen en magazines), opstarten compostlijn (ter ondersteuning van de andere promotionele activiteiten, in de periode februari - augustus 1998 in gebruik, een gratis infolijn waar iedereen met zijn vragen rond composteren of compostgebruik terechtkan), deelnames aan 4 beurzen, aanmaak technische fiches 1999 Advertentiecampagne via diverse tijdschriften, beursdeelnames (3 x professioneel, 1 x breed publiek), heropstarten compostlijn, aanmaak nieuwe ovezichtsfolders, opstart webside ( Aangezien de taken van VLACO in de loop der jaren zijn gewijzigd en uitgebreid, zijn ook de aanpak en acties op het gebied van de marketing veranderd. Zo zijn met het toenemend aantal producenten, de individuele concrete acties afgebouwd, omdat iedere actie v r een bepaalde producent bijna automatisch een actie tegen een andere producent wordt. Belangrijk is echter wel dat individuele producenten nog steeds een beroep op VLACO kunnen doen voor advies, begeleiding, basismateriaal of een andere vorm van ondersteuning. De marktgerichte ondersteuning manifesteert zich nu hoofdzakelijk in globale promotieactiviteiten voor GFT- en groencompost, zoals beursdeelnames, diverse advertentiecampagnes, voordrachten, verzorgen van redactionele bijdragen, enz.. e Afzet Zowel de GFT- als groencompostering komen in Vlaanderen op kruissnelheid. In 1998 hebben de VLACO-leden meer dan ton compost afgezet. Hierbij wordt getracht GFT- en groencompost maximaal af te zetten buiten de traditionele land- en tuinbouw. Dankzij een aan de stijgende productie aangepaste marktbenadering en marketingaanpak heeft de afzet ongeveer een evenredige groei kunnen aanhouden als de productie. De voorbije vijf jaar is de afzet van compost meer dan vervijfvoudigd (zie Grafiek 8). Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 65

85 ton compost Grafiek 8. Evolutie in afzet van compost, periode Het seizoensgebonden karakter van de afzet blijft voor veel bedrijven een hinderpaal. Hierdoor dienen ze immers meer middelen voor stockage en logistiek in te zetten. Het zoeken naar afzet buiten de piekmomenten blijft dan ook belangrijk. Gezien de diversiteit in de afzetmogelijkheden volgens de aard, gebruik en gebruikers, is ook in 1997 vastgehouden aan een gedifferentieerde benadering van de markt. Het idee om via productdiversificatie een ruimere markt te bewerken, vindt bij meer producenten ingang. Op een gedifferentieerde markt kunnen ze immers een ruimere afzet realiseren, als ze een gamma aan compostproducten, ieder afgestemd op een specifiek marktsegment of gebruik, kunnen aanbieden. Niet alleen de productie van GFT- en groencompost neemt toe, ook de druk van andere producten om een uitweg naar de landbouw te vinden, groeit. Tegelijkertijd neemt echter de gebruikscapaciteit binnen de landbouw zelf af. Onrechtstreeks zorgt dit voor een toenemende druk op de afzetmarkten buiten de land- en tuinbouw. Het wordt stilaan voor alle compostproducenten duidelijk dat de afzet van compost meer is dan een bordje Ôcompost te koopõ aan de ingang van het bedrijf. Compost verkoopt zichzelf niet. De producenten dienen rechtevenredig met hun productiecapaciteit ook een verkoopactiviteit te ontwikkelen. Een aantal producenten heeft hierop al ingespeeld door een verkoopverantwoordelijke aan te duiden. De afzet van de compost is een even essentieel element in het verhaal als de inzameling of de productie. Op een dynamische en verzadigde markt zijn assertiviteit en inventiviteit twee sleutelwoorden. Een goede service met aangepaste informatie, producten en transport kunnen de afzet van de compost sterk laten toenemen en een overschotsituatie vermijden. In Grafiek 9 is weergegeven in welke sectoren de GFT- en groencompost in 1998 is afgezet. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 66

86 9% 13% 18% 11% 11% 9% potgrondfabr. grondmengers andere groothand. groenvoorziening bodemsanering land- en tuinbouw particulier export 5% 24% Grafiek 9. Afzet GFT- en groencompost in 1998 Compost kan afgezet worden als : bodemverbeterend middel grondstof voor substraten biotechnische toepassing (bodemsanering, antagonist, É) De eigenschappen van compost als bodemverbeterend middel zijn multifunctioneel. Compost verbetert immers niet alleen de fysische toestand van de bodem, maar be nvloedt ook het voedingsniveau, activeert het biologisch leven, reguleert de zuurtegraad en heeft een ziektewerend vermogen. Compost is omwille van de langdurige positieve nawerking een investering op lange termijn. Sinds begin 1992 verricht VLACO op verschillende proefstations in Vlaanderen onderzoek naar de gebruiksmogelijkheden van GFT- en groencompost als bodemverbeterend middel in zowel groenvoorziening als land- en tuinbouw. GFTen groencompost met VLACO-label zijn opgenomen in het nieuwe standaardbestekê250, wat het gebruik in de openbare groenvoorziening stimuleert. Sinds 1992 gaat VLACO ook de mogelijkheid na om compost te gebruiken als grondstof voor substraten ter vervanging van veen (dit is in feite een vorm van preventie, cf. 1.2). Dit heeft ertoe geleid dat het Ministerie van Landbouw groencompost in 1994 heeft opgenomen in de lijst van toegelaten producten voor de samenstelling van potgrond. Groencompost vindt sindsdien ook effectief ingang als grondstof voor substraten. Het inmengen van 20 ˆ 25 % compost in universele potgronden voor de hobbysector gebeurt meer en meer en is technisch perfect mogelijk. Bij de beroepssector bestaat er nog enige terughoudendheid. Enkel bij de teelt van potchrysant doen zich al praktische toepassingen voor. Gezien de technische eisen gesteld aan compost in substraten, kan hiervoor enkel groencompost gebruikt worden die aan een aantal bijkomende voorwaarden (lage geleidbaarheid en chloridengehalte) voldoet. Een goede kwaliteitsopvolging is bijzonder belangrijk. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 67

87 De toepassing van compost in biotechnische toepassingen zoals bodemsanering of als ziektewerend product staat nog in de kinderschoenen. Deze toepassingsmogelijkheden bieden voor de toekomst echter belangrijke perspectieven, niet het minst omdat zij voor een ontlasting van de traditionele afzetmarkten kunnen zorgen. De voorbije jaren is ook de belangstelling om compost te exporteren toegenomen. Voornamelijk privž-composteringsbedrijven met een sterk eigen commercieel apparaat zien hier mogelijkheden. Deze export gebeurt bijna steeds in zuidelijke richting, hoofdzakelijk naar Frankrijk. Deze regioõs kennen een grote behoefte aan organische stof maar beschikken voorlopig zelf nog over geen of weinig compost uit selectief ingezameld GFT- en groenafval. Nederlandse compostproducenten gebruiken Vlaanderen als doorvoergebied naar onder andere Frankrijk. Echte invoer vanuit Nederland is evenwel beperkt. Wel zorgt illegale invoer lokaal, voornamelijk in het grensgebied van de provincies Antwerpen en Limburg, voor een verstoring van de markt. Er bestaat duidelijk een neerwaartse druk op de prijs voor compost. Dit kan verklaard worden door : toenemende compostproductie toenemende druk op een aantal afzetmarkten onvoldoende uitgebouwde afzetstructuren met lokale overschotten als gevolg Compostprijzen kennen een vrij grote differentiatie op basis van technische aspecten : de soort compost, de kwaliteit en de grofheid. Daarnaast speelt ook de afzetmarkt een belangrijke rol : particulier versus professionele gebruiker, hoeveelheid en tijdstip van afname en geografische regio. In Tabel 19 staan de gemiddelde richtprijzen. Tabel 19. Particulier < 10 ton > 10 ton Professioneel < 250 ton/jaar 250 Ð 750 ton/jaar > 750 ton/jaar Gemiddelde richtprijzen voor compost GFT-compost (BEF/ton) Prijzen exclusief BTW en transport Ð Ð Ð 100 Groencompost (BEF/ton) Ð Ð Evaluatie a VLACO De uitbouw van de compostering in Vlaanderen en het wijzigende wettelijk kader hebben zoals gesteld onvoorziene aspecten van de compostering aan het licht gebracht. De oorspronkelijk zuiver technische adviesverlening rond compost(ering) van VLACO is uitgebreid met andere taken. VLACO fungeert als sectoroverkoepelend aanspreekpunt en adviesverlenend orgaan van technische en wettelijke aspecten, maar ook als drijvende kracht achter ondersteunende onderzoeksprojecten. Denk bijvoorbeeld aan : Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 68

88 de geurproblematiek : Dit is een nieuwe problematiek, waar verschillende onderzoeksprojecten inzicht in moeten bieden. Op het vlak van normering, anno 1999 nog onbestaande, speelt VLACO een voortrekkersrol. het Mestdecreet : VLACO zorgt voor de administratieve opvolging, is betrokken bij het juridisch overleg en ijvert voor de belangen van de compostsector. Aanvullend voert VLACO ondersteunend onderzoek uit. Vlarea : VLACO zorgt voor de administratieve opvolging en verdedigt de belangen van de compostsector. Het takenpakket en de actiedomeinen van VLACO worden bijgevolg steeds ruimer. b Kwaliteit Compost is een bodemverbeterend middel waarvan de werking voornamelijk steunt op het hoge gehalte organische stof. Als norm wordt een minimum gehalte van 16 % ge ist. Minder dan 5 % van de onderzochte stalen voldoet niet aan deze norm. Bijna de helft van de stalen heeft daarentegen meer dan 22 % organische stof en verdient de benaming Ôrijk aan organische stofõ. Ook voor zuurtegraad (+/- 5 %), steentjes (+/- 5 %) en onzuiverheden (+-/ 2,5 %) zijn het aantal vastgestelde niet-conforme analyseresultaten zeer beperkt. Met betrekking tot de kiemkrachtige zaden worden helemaal geen problemen vastgesteld. Het vochtgehalte is in ongeveer een vijfde van de compoststalen iets te hoog. Dit heeft echter nauwelijks een negatieve invloed op de compostkwaliteit, met het organische stofgehalte als belangrijkste garantie. Met betrekking tot zware metalen voldoen de resultaten globaal zeer goed aan de opgelegde normen (Tabel 20). In beperkte mate bestaan bij GFT-compost en humotex soms overschrijdingen voor de elementen lood en zink. Cadmium daarentegen ligt iets moeilijker : ongeveer 13 % overschrijdingen worden vastgesteld, en dit zowel bij GFT-compost en humotex als bij groencompost. In dit verband is het belangrijk te vermelden dat uit een beperkt aantal analyses blijkt dat zich vrij grote regionale verschillen kunnen voordoen in de concentraties aan zware metalen in bepaalde afvalfracties (snoeihout, gras, É). Dit zou bijvoorbeeld een verklaring kunnen zijn voor verschillen in compostkwaliteit tussen verschillende compostproducenten. Tabel 20. Procentueel aantal analyseresultaten dat voldoet aan de vooropgestelde normen voor zware metalen (september 1998) Cd Cr Cu Hg Pb Ni Zn % Stalen in orde 87,5 98,7 98,7 98,9 95,5 97,3 93,8 Globaal scoort de compostkwaliteit zeer goed wat betreft garanties en milieueisen. Met betrekking tot uitgerijptheid (NO 3 -N/NH 4 -N of NH 4 en fytotoxiciteit) kunnen GFT-compost en humotex veel moeilijker de norm halen, terwijl groencompost vrij gemakkelijk voldoet. Voor groencompost beantwoordt ongeveer 80 % van de onderzochte stalen aan de vooropgestelde normen. Bij GFT-compost en humotex voldoet slechts een derde tot 40 %. Hierbij rijst het probleem dat de bestaande normen voor uitgerijptheid conservatief zijn in het licht van de voornaamste toepassingsgebieden voor GFT-compost en humotex (cf. puntêc). In dit verband is overleg met het Ministerie van Landbouw aan de gang om de normering met betrekking tot de uitgerijptheid van compost aan te passen en beter te doen aansluiten bij de bestaande toepassingen en gebruiksmogelijkheden (cf. actie 35). Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 69

89 Belangrijk is alle parameters die het composteringsproces be nvloeden, goed in de hand te houden om een optimale kwaliteit te produceren. Verontreinigingen, slechte samenstelling GFT- en groenafval, onvoldoende beluchting, enz. liggen immers aan de basis van kwaliteitsverlies. Dit maakt dat enkel kwaliteitscompost kan worden geproduceerd, als de hele keten zorgvuldig wordt bewaakt, gecontroleerd en indien nodig bijgestuurd. Rekening moet ook worden gehouden met nieuwe evoluties zoals een verandering in samenstelling van GFT-afval of de aanlevering van het afval in andere recipi nten. De sector is continu in beweging. c Wettelijk kader Het Mestdecreet en Vlarea leggen een zware hypotheek op de afzet van compost aan land- en tuinbouw. De maximale gebruiksdosissen voor secundaire grondstoffen beperken het gebruik van GFT- en groencompost, afhankelijk van de exacte samenstelling van de compost, tot ongeveer 6 ton droge stof per jaar en per hectare. Dit betekent ongeveer 10 ton verse compost. Gezien in het kader van de teeltrotatie tot een driejaarlijkse dosis toegelaten is, kan dus maximaal ± 30 ton compost per hectare toegediend worden. Dit stemt in belangrijke mate overeen met de beperking van het Mestdecreet. Er zijn echter nog verschillende bemestingsnormen in verschillende gebieden. In bijvoorbeeld waterwingebieden is maximaal 13 ton compost per hectare toegelaten. Bij eenmalige toepassingen zoals de aanleg van sport- of recreatieterreinen, structuurwerken, parken en tuinen is evenwel een hogere dosis mogelijk. In de reglementering is er onvoldoende aandacht voor de integrale bodemkwaliteit op lange termijn en het belang van de organische stof daarin. Gezien de zeer lage beschikbaarheid van stikstof in GFT- en vooral in groencompost, is het onverantwoord alle stikstof in het jaar van toepassing in rekening te brengen. Ten gevolge van de zeer langzame stikstofmineralisatie bestaat er geen enkele wetenschappelijke reden om het uitrijden van compost in de winterperiode te verbieden. In het vernieuwde Mestdecreet wordt overwogen om hiermee rekening te houden. De bepaling dat een secundaire grondstof Ôin het geval het gaat om afvalstoffen die zonder enige voorbehandeling opnieuw kunnen worden hergebruiktõ zijn karakter van afvalstof behoudt tot ze bij de gebruiker afgeleverd is, heeft uiteraard de nodige consequenties op het verhandelen van compost. GFT- en groencompost, twee waardevolle producten, dreigen hierdoor het etiket afvalstof opgekleefd te krijgen, wat het positieve imago van compost zou schaden. Een dergelijke regeling zal de ÔexportÕ naar onder andere Frankrijk en Walloni sterk hypothekeren. Dit is in strijd met de geest van zowel het Mestdecreet, dat in het kader van het overaanbod aan nutri nten in Vlaanderen, de uitvoer van stikstof en fosfaat wil stimuleren, als Vlarea, dat via een duidelijke regelgeving, een positieve benadering aan het gebruik van secundaire grondstoffen wil geven. Gezien de afzetstructuren en de toepassingsmogelijkheden zullen deze wettelijke bepalingen voornamelijk de afzet van GFT-compost bemoeilijken. Dit doet de vrees ontstaan dat er in de volgende jaren voor het eerst een echt overschot aan GFT-compost zou zijn. De huidige normering voor compost is met betrekking tot de uitgerijptheid van het product vrij conservatief in verband met de ons omringende landen (Nederland, Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 70

90 Duitsland). De uitgerijptheid wordt afgewogen aan de hand van de nitraatammoniumverhouding en de fytotoxiciteit. De voorgeschreven normen beogen een zeer stabiel product, dat voor verschillende toepassingsmogelijkheden in aanmerking komt. GFT-compost wordt in de praktijk zo goed als uitsluitend gebruikt in vollegrondtoepassingen (land- en tuinbouw, tuinaanleg). De stabiliteitseisen zijn voor deze toepassingen minder streng. De composteringsbedrijven spelen hierop in, mede onder invloed van kostenbesparing en de beperkt beschikbare verwerkingscapaciteit, door minder lang te composteren dan strikt noodzakelijk voor het behalen van de gewenste uitgerijptheidsgraad. Dit heeft weinig of geen invloed op de kwaliteit met betrekking tot visuele verontreinigingen of zware metalen. De conclusie is dat de eisen rond uitgerijptheid in overeenstemming moeten zijn met de toepassing. De te testen parameters en normen moeten worden aangepast aan de praktijksituatie. Hieromtrent heeft VLACO in 1998 overleg met het Ministerie van Landbouw gestart. d Afzet Productie en afzet van compost zijn vrij goed in evenwicht. Het steeds strenger wordende wettelijk kader (Mestdecreet en uitvoeringsbesluiten, Vlarea) wegen echter zwaar op de marktmogelijkheden van compost. Als gevolg hiervan vormt de traditionele land- en tuinbouw maar een beperkt afzetgebied. Ook in de toekomst zal de afzet zich in deze segmenten beperken tot een aantal kleinere niche-sectoren zoals de bosboomkwekerij en de biologische tuinbouw. Om de afzet op termijn veilig te kunnen stellen, moet bij voorbaat aandacht gaan naar het ontwikkelen van de gebruiksmogelijkheden buiten de traditionele afzetmarkten. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan de biotechnische toepassingen als bodemsanering of het gebruik van compost om zijn antagonistische werking op bodem- en plantenziekten. De exportmogelijkheden kunnen verder gevaloriseerd worden. De onduidelijkheid omtrent de BTW-voet (is compost nu een meststof of een bodemverbeterend middel?) zorgt voor onzekerheid en (eventueel) een concurrentieel nadeel voor een aantal producenten. Een hoger BTW-tarief brengt immers een belangrijke kostprijsverhoging mee voor de particuliere eindgebruiker, die ruim een derde van de compost afneemt. e Gebruik van compost Om de recyclagekringloop te sluiten, moet de compost nuttig gebruikt worden. In eerste instantie kunnen de producenten van het afval, zijnde alle inwoners van Vlaanderen, worden aangesproken om de compost af te nemen. Uit een enqu te-onderzoek in West-Vlaanderen ( 2 ) is af te leiden dat ongeveer 40Ê% van de onderzochte bevolking compost gebruikt. Meestal is die afkomstig uit eigen productie. Vaak wordt hij ook rechtstreeks bij de producent gehaald. In de intercommunale IMOG scoort het containerpark ook zeer goed. Het is moeilijk om deze cijfers naar Vlaanderen te extrapoleren. De afzet en gebruik van compost, ook van de zelf geproduceerde compost, verdienen hoe dan ook bijzondere aandacht. In de onderzochte regioõs van West-Vlaanderen Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 71

91 gebruiken immers slechts twee van de vijf producenten van organisch afval compost Knelpunten a b c d e VLACO De middelen van VLACO nemen niet evenredig toe met het ruimer wordende takenpakket. Kwaliteit Onduidelijk is wat de oorsprong van de zware metalen is, zowel in GFT- als in groenafval, en welke maatregelen het zware metaalgehalte kunnen reduceren. In vergelijking met andere Europese landen die qua selectieve inzameling en compostering op een vergelijkbaar niveau zitten, blijkt Vlaanderen voor een paar zware metalen relatief hogere gehaltes te hebben. Voor GFT-compost zijn de normen voor uitgerijptheid niet in overeenstemming met de praktijktoepassingen. Wettelijk kader Het Mestdecreet en Vlarea beperken in belangrijke mate de afzet van compost. In de Vlarea-parameterlijst zijn organische micropoluenten opgenomen, waarvan er onvoldoende inzicht beschikbaar is over de natuurlijke achtergrondwaarden, kringlopen en gedragingen in organische stof. GFT- en groencompost en niet GFT- en groenafval zijn opgenomen als afvalstoffen die in aanmerking komen voor gebruik als secundaire grondstof. Promotie Defini ring van compost en van mengsels van verschillende grondstoffen is onduidelijk. Het VLACO-kwaliteitslabel is nog onvoldoende gekend. Gemeenschappelijke marketingactiviteiten ontwikkelen en uitvoeren ten gunste van een heterogene groep composteerders vraagt een bijzondere aanpak. Afzet Een aantal compostproducenten beschouwen het composteren te veel als een afvalverwerking. Het gebrek aan aandacht voor de afzet en het gebruik van de compost zorgt voor een passieve marktbenadering die tot lokale overschotten aanleiding geeft. Er bestaat onduidelijkheid in verband met de BTW-voet voor de verkoop van compost. Tengevolge van bemestingsnormen en de minder rooskleurige economische toestand in de land- en tuinbouw zijn maar weinig land- en tuinbouwers nog geneigd tot langetermijninvesteringen in de bodem. Bedrijfsleiders laten zich integendeel leiden door kortetermijn resultaten. Binnen de openbare groenvoorziening en bij het uitvoeren van structuurwerken blijven te veel mogelijkheden om compost in plaats van andere producten (veen, meststoffen) te gebruiken onbenut. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 72

92 De in het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval vastgelegde extra middelen ter ondersteuning van afzetbevorderende acties zoals toepassingsonderzoek, productontwikkeling, certificaatverlening of analyses eindproduct zijn slechts ten dele toegekend, waardoor een aantal aspecten onvoldoende opgevolgd konden worden. Als gevolg van de grote commerci le en financi le risicoõs verbonden aan het gebruik van ÔslechteÕ potgrond is er een grote terughoudendheid vanwege de professionele potgrondgebruikers. Ondanks het al verrichte onderzoek over biotechnische toepassingen van compost is de kennis nog zeer beperkt en is er nog veel, zelfs fundamenteel, onderzoek nodig. Door het complexe en technologische karakter van deze gebruiksmogelijkheden vergt het onderzoek niet alleen veel tijd, maar ook zware financi le inspanningen die vaak het individuele bedrijf overstijgen. Tot dusver is er weinig zicht op de handel in compost die niet door VLACO wordt gecontroleerd. De naam compost dekt vele ladingen. Dit schept problemen voor imago en kwaliteit van compost. 1.4 Knelpunten In dit onderdeel wordt een overzicht weergegeven van de belangrijkste knelpunten rond preventie, selectieve inzameling en verwerking van GFT- en groenafval en de afzet. De gevoerde sensibilisering moet regelmatig worden geactualiseerd om in te spelen op nieuwe problemen en om de aandacht levendig te houden. De synergie tussen preventie en selectieve inzameling moet worden benadrukt in de gevoerde sensibilisering. De promotie van thuiscomposteren moet worden gekaderd in de kringloopgedachte, waardoor ook het gebruik van ÔthuisÕcompost wordt bevorderd. De gevolgen van tariefdifferentiatie voor de kwaliteit en kwantiteit van GFTen groenafval die selectief worden ingezameld en vervolgens moeten worden verwerkt, zijn onvoldoende gekend. De recuperatiegraden uit het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen moeten worden verfijnd. Er is in Vlaanderen een tekort aan verwerkingscapaciteit : structureel, op piekmomenten, voor groenafval van tuinaannemers en voor bermmaaisel. Dit hangt samen met de moeilijkheid om in Vlaanderen voldoende en geschikte terreinen te vinden voor de inplanting van verwerkingseenheden. De compostering van GFT- en groenafval wordt duurder omwille van de extra investeringen die worden uitgevoerd om de hinder voor de omgeving te beperken. Het takenpakket van VLACO wordt steeds ruimer, terwijl de middelen niet evenredig toenemen. Dit geldt in het bijzonder voor de ondersteuning van acties rond afzetbevordering, die, ondanks de uitbreiding van de sector, zelfs wordt beknot. De afzet van compost wordt in belangrijke mate beperkt door enerzijds het Mestdecreet en Vlarea, maar anderzijds ook door de normen van het Ministerie van Landbouw die niet altijd in overeenstemming zijn met de praktijktoepassingen. Door deze wettelijke beperkingen is er onvoldoende aandacht voor de goede kwaliteiten van compost. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 73

93 2 Organische bedrijfsafvalstoffen 2.1 Inleiding Voor de organische bedrijfsafvalstoffen wordt in het deel analyse een overzicht gegeven van de stand van zaken anno Er is per sector een raming gemaakt van het aanbod aan organische bedrijfsafvalstoffen, met (indien gekend) de huidige verwerkingsmogelijkheden. Aan de hand van deze informatie is getracht een synthese te maken van de knelpunten, nu en in de toekomst. 2.2 Preventie Situatieschets In dit onderdeel komt het PRESTI-programma aan bod. Met ÔpreventieÕ wordt bedoeld Ôhet voorkomen en beperken van het ontstaan van afval en emissies aan de bron, en het verminderen van de milieuschadelijkheid ervanõ. Onder ÔmilieuzorgÕ wordt verstaan Ôalle inspanningen en activiteiten van een bedrijf met betrekking tot het inzicht krijgen in, het beheersen en waar mogelijk voorkomen en beperken van de nadelige effecten van de bedrijfsvoering op het milieuõ. Het eerste PRESTI(preventie stimulerend)-programma had als primair doel bedrijven vertrouwd te maken met maatregelen inzake preventie en milieuzorg. Het programma wou een proces op gang brengen waarbij ondernemingen het nut en de noodzaak van een dergelijke integratie onderkennen en ze effectief toepassen in hun organisatie. PRESTI voorzag daarbij in een tijdelijke steun aan federaties die de KMOÕs in hun sector de nodige technische, methodologische en organisatorische kennis willen bijbrengen om de milieuzorg en het preventief handelen in het bedrijfsbeleid te integreren. Het programma richtte zich hoofdzakelijk op KMOÕs (minder dan 100 werknemers), ongeacht de sector of de aard van de activiteiten. Er werd geopteerd om per sector te werken. De bedrijfstakorganisaties stonden op hun beurt in voor de individuele begeleiding van de ondernemingen in de sector. Het uitgangspunt was dat voor bedrijven met gelijkaardige hoofdactiviteiten de afval- en emissieproblematiek in vele gevallen gelijkaardige vormen aannemen. Een eerste deel diende te bestaan uit onderzoek en ontwikkeling. De federaties dienden een goed beeld van de sector te krijgen met betrekking tot preventie en milieuzorg (sectori le studie) en aan de hand daarvan een preventiehandleiding samen te stellen. De bedoeling was, rekening houdend met de economische haalbaarheid, geschikte specifieke technologische, organisatorische en/of logistieke maatregelen voor te stellen (inclusief een modelaanpak). Het doel van de handleiding was de bedrijven de mogelijkheid te bieden om op een gestructureerde manier aan preventieve milieuzorg te doen. Het tweede deel bestond uit de verspreiding of met andere woorden de uitvoering van de geplande activiteiten. Deze konden verschillende vormen aannemen, zoals het organiseren van studie- en informatiesessies of het ontwikkelen van een loketfunctie. De nadruk bij de sensibilisering lag op de daadwerkelijke invoering van de preventiemaatregelen. Wat organisch afval betreft werden zeven PRESTI-projecten uit de voedingssector voltooid en ŽŽn in de textielsector (cf. Tabel 21). Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 74

94 Tabel 21. Overzicht van de afgeronde PRESTI-projecten met betrekking tot organisch afval Sector Verantwoordelijke Uitvoerders Vleesverwerkende industrie FENAVIAN FENAVIAN, ECOLAS Brood- en banketbakkers, VEBIC VEBIC, ph7 ijsbereiders en chocoladebewerkers Brouwerijen CBB CBB, Value Added Europe Beenhouwerijen Landsbond der Beenhouwers en Spekslagers van Belgi Landsbond, STEM, Chemisch en Biochemisch Onderzoekscentrum Slachterijen NVS NVS, BVDH, BIVEX, VIP, Enviro Consult Groentenverwerkende VGB VGB, ECOLAS bedrijven Aardappelschilbedrijven BELGAPOM BELGAPOM, VEKMO Textiel Febeltex, Centexbel Febeltex, Centexbel Na het be indigen van het eerste PRESTI-programma werd een evaluatiestudie uitgevoerd ( 23 ) die peilde naar de impact van het preventieprogramma (effectmeting). Daaruit blijkt dat het PRESTI-programma, globaal genomen, aanspraak kan maken op een aantal duidelijke verdiensten. De belangrijkste zijn de sensibilisering van de leden en niet-leden van de federaties inzake milieuproblematiek, evenals de verhoging van het kennisniveau inzake preventiemaatregelen. Bovendien blijkt dat de concrete uitvoering en impact van het PRESTI-programma ook een succes is (vooral voor de doelgroep KMOÕs). In de toekomst wordt een gedifferentieerde aanpak aanbevolen. Federaties en beroepsverenigingen zouden een nog actievere rol kunnen spelen in het identificeren en segmenteren van doelgroepen van ondernemingen die dan via een gedifferentieerd actieplan kunnen bereikt worden. Verder blijkt het belang van concrete voorbeeldfuncties en van direct toepasbare informatie. Om de stap te zetten van kennisverspreiding (PRESTI 1) naar daadwerkelijke invoering van de voorgestelde preventiemaatregelen, werden de vervolgprogrammaõs PRESTI 2 en PRESTI 3 goedgekeurd. In het kader van het tweede PRESTI-programma kunnen federaties tijdelijke financi le steun krijgen om preventieve maatregelen te demonstreren in een aantal bedrijven, zodat ze later een bredere toepassing kunnen vinden. Hierbij zijn ook enkele sectoren uit de voedingssector betrokken, namelijk de groenteverwerkende bedrijven, bakkerijen en beenhouwers. Het derde PRESTI-programma biedt een tijdelijke financi le steun aan KMOÕs die in de vorm van een project hun afvalproductie inventariseren en preventiemaatregelen selecteren, plannen en eventueel invoeren. Deelnemende bedrijven waarbij organisch afval vrijkomt, komen uit de recreatiesector (kantine-afval) en de voedingssector (visverwerking). Daarnaast is preventie ook de substitutie van ingevoerde grondstoffen door eigen grondstoffen of secundaire grondstoffen, op een voor het milieu en de economie verantwoorde wijze. Dit leidt op Vlaams niveau tot een evenwichtiger nutri ntenbalans, als gevolg van de verminderde invoer van mineralen uit het buitenland. De recuperatie van organische bedrijfsafvalstoffen (die onvermijdelijk in Vlaanderen ontstaan als gevolg van de verwerking van landbouwproducten) als veevoeder kan op bedrijfsniveau een verhoogde nutri ntenaanvoer teweegbrengen, doch op Vlaams niveau door de beperking van de invoer van eiwitbronnen een netto vermindering aan stikstof- en fosfaatproductie betekenen. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 75

95 2.2.2 Knelpunten Het strakke stramien waarbinnen de PRESTI-projecten moesten uitgevoerd worden, werd vooral gevoeld op het vlak van administratie en heeft deels de effectiviteit van de projecten beknot. Algemeen kan rond het PRESTI-programma geconstateerd worden dat preventie nog steeds een thema is dat moeilijk verkocht raakt. Preventie kan niet beperkt worden tot ŽŽn milieucompartiment, maar moet integraal worden benaderd. Al te vaak worden de prioriteiten niet goed gelegd en ziet men over het hoofd dat meer voordelen te vinden zijn stroomopwaarts, zo dicht mogelijk bij de bron. De soms beperkte omvang van de federaties maakt dat een professionele, continue aanpak van de milieuproblematiek niet voor de hand ligt. Bedrijven komen niet graag naar buiten met bedrijfsaangelegenheden. Er is behoefte aan actualisering van het PRESTI-programma gezien de snelle ontwikkelingen op het gebied van wetgeving en technologie. De bedrijven die van goede wil zijn ondervinden een ernstig concurrentieel nadeel ten aanzien van de bedrijven die bewust en ongehinderd de milieuwetgeving aan hun laars lappen. 2.3 Recuperatie Inzameling Per industri le sector is een beschrijving gegeven van het organisch bedrijfsafval dat in Vlaanderen vrijkomt. Hierbij komen volgende punten aan bod : Een korte beschrijving van de sector. De indeling in sectoren is afkomstig van onderzoek van OWS ( 24 ) en aangevuld met sectoren volgens de indeling van het Nationaal Instituut voor de Statistiek. Een indicatie van het aanbod. Indien mogelijk is de verwachte toekomstige ontwikkeling van het aanbod, gebaseerd op de prognoses inzake productie, weergegeven. Indien geen gegevens weergegeven zijn, kan worden aangenomen dat het aanbod constant zal blijven. De wijze waarop de afvalstof wordt verwerkt door recuperatie of verwijdering. In komen de verschillende verwerkingsmethodes aan bod. Een overzicht van de knelpunten die, eventueel in de toekomst, kunnen optreden en waardoor de huidige wijze van verwerking niet meer mogelijk of gewenst is. De analyse is gebaseerd op onderzoeken van OWS ( 24 ) en de WES ( 25 ), die zijn uitgevoerd in het kader van het studiesyndicaat COBA ( 26 ) en verder aangevuld met zoveel mogelijk recente gegevens uit de sectorale PRESTI-studies, enqu tegegevens aangebracht door Fevia ( 27 ) en gesprekken met de betrokken federaties en bedrijven. De informatie die op deze manier is verzameld, is, waar nodig, aangevuld met de OVAM-meldingen van 1995 (productiejaar 1994). De OVAM-meldingen van 1996 waren niet bruikbaar, omdat de afvalstofgegevens over bedrijven met minder dan 20 werknemers niet in de databank zijn opgenomen. Ten slotte is de analyse voorgelegd en besproken in de externe stuurgroep van dit Uitvoeringsplan, waar alle betrokkenen deel van uitmaken. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 76

96 Voor zover gegevens beschikbaar zijn in verband met samenstelling of specifieke eigenschappen van de afvalstromen, zijn ze opgenomen in de tabellen. Wat betreft de verontreinigingen zijn enkel de aanwezige verontreinigingen, zoals opgenomen in bijlage 4 van Vlarea, weergegeven. Voor de slibs is getracht onderscheid te maken tussen behandelde en niet-behandelde slibs en de hoeveelheden eveneens in droge stof uit te drukken. Op basis van de beschikbare gegevens en het gevoerde overleg is getracht een overzicht op te maken van de belangrijkste sectoren waar organische bedrijfsafvalstoffen vrijkomen. Indien sectoren in deze analyse ontbreken, kunnen deze via de Voortgangsrapportage Organisch-Biologisch Afval in het beleid worden betrokken Aardappelsector a Beschrijving sector De aardappelsector wordt verdeeld in : b aardappelschilbedrijven Bedrijven die de aardappelen schillen, ontpitten, wassen en vervolgens eventueel snijden om ze daarna te verpakken en te verkopen. Met het schillen komt het meeste organisch afval vrij, namelijk de schilresten. De methodes voor schillen zijn stoomschillen, carborundumschillen, messenschillen, loogschillen of een combinatie van deze methodes. ge ntegreerde bedrijven Bedrijven die aardappelen schillen en bewerken of geschilde aardappelen bewerken tot voorgebakken frieten, kroketten, aardappelvlokken, chips, aardappelconserven, aardappelpuree, aardappelmeel en andere aardappelproducten. Aanbod De aardappelschilbedrijven hebben deelgenomen aan een PRESTI-project ( 28 ), zodat veel gegevens beschikbaar zijn. Via de enqu tes van Fevia ( 27 ) zijn gegevens verzameld van de ge ntegreerde aardappelbedrijven. De organische stromen bestaan uit ondermaatse of slechte aardappelen en loof, droge aarde, (schuim)aarde of wasaarde (na voorreiniging), schilrest (schillen, schilpulp en pitten), schilfers, uitgelezen frieten, productieafval en zetmeelkoek. Afvalwater komt vrij bij het wassen voor en na het schillen, het snijden en het blancheren. Het afvalwater kan vervuild zijn met zand, klei, schilresten of stukjes aardappel en in uitzonderlijke gevallen met bakolie, pesticiden, antischuimmiddelen, anti-vergrauwingsmiddelen en schoonmaakmiddelen. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 77

97 Tabel 22. Aanbod van organische stromen van de aardappelsector (in ton per jaar) Organische stromen Aanbod Opmerkingen Aardappelschilsector Schilresten en pulp Primair en secundair slib deels verontreinigd met Cd, Se en Zn DS vaak < 5% Ge ntegreerde aardappelbedrijven Loof en slechte aardappelen 246 Slib Totaal Bron : COBA - PRESTI - Fevia (1998) - OVAM Het aanbod van de aardappelresten is seizoensgebonden, verschilt van jaar tot jaar en is tevens afhankelijk van de markt van vraag en aanbod. Het productieverlies van de aardappelen is vrij groot en bedraagt voor frietaardappel, kookaardappel en kriel respectievelijk 40 %, 50 % en 65 %. De hoeveelheid schilresten per jaar bedraagt gemiddeld ton. In 1997 is er, vooruitlopend op de inwerkingtreding van Vlarea, al voor Êton slib een aanvraag tot gebruikstoelating in de landbouw ingediend, terwijl uit Tabel 22 slechts een aanbod van bijna ton slib blijkt. Niet alle aanvragen voor gebruikscertificaten zijn al gebeurd, zodat het potentieel aanbod aan slib waarschijnlijk nog hoger ligt. De hoeveelheid aardappelschillen kan in de toekomst door het gebruik van nieuwe technieken afnemen. Vooralsnog is aangenomen dat het aanbod constant blijft. c Verwerking Voor de aardappelschilbedrijven : Schilresten, pulp, aardappelresten, aardappelbrij en zetmeelkoek gaan naar de veevoeding. De schilrest zou ook gecomposteerd kunnen worden. Zetmeel wordt toegepast als toevoeging in mengvoer, als meststof op het land gebracht en kan, na verdere zuivering, als product worden verkocht. Slib fungeert als meststof of bodemverbeterend middel in de landbouw en wordt gebruikt als veevoeding. Een groot deel van de restproducten van de ge ntegreerde bedrijven (geen gegevens beschikbaar) vinden eveneens hun afzet in de veevoeding. De afvalstoffen kunnen ook in de toekomst nuttig worden toegepast in de landbouw of als veevoeder, namelijk als brijvoeder voor varkens of, na inmenging van stro, als voeder voor runderen. d Knelpunten Toepassing van slib op het land is niet altijd mogelijk door verontreiniging en het lage drogestofgehalte. Het probleem van bruinrot kan de toepassing van de restproducten uit de aardappelsector in de landbouw en als veevoeder (via mest terug op het land) danig hypothekeren. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 78

98 Beschuit- en koekbereiding a Beschrijving sector Deze sectoren produceren verschillende soorten beschuiten en koekjes. b Aanbod Organische afvalstromen ontstaan door morsen, het blijven kleven aan machines, reiniging, productieoverschot en mislukte batches. De hoeveelheid afval die in de beschuit- en koekbereiding ontstaat, kan niet volledig in kaart worden gebracht. Tabel 23 geeft de hoeveelheden weer van de stromen die op het land komen en/of verwijderd worden (Fevia-studie ( 27 )). Tabel 23. Aanbod afvalstromen afkomstig van de beschuit- en koekbereiding (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Koekbereiding Onverpakte niet voor consumptie geschikte producten Slib Vet 87 Totaal Bron : Fevia (1998) c Verwerking Op basis van de OVAM-meldingen bestaan er indicaties om aan te nemen dat een belangrijk deel van de organische stromen wordt gerecupereerd als veevoeder. Cijfers zijn echter niet gekend. Individuele boeren, grootschalige verwerkers of mengvoederfabrikanten verwerken de beschuit- en koekjesresten tot brijvoeder voor varkens. Bijna alle afvalstromen die in Tabel 23 zijn vermeld, worden op het land gebracht. De hoeveelheid die wordt verwijderd, is zeer beperkt. Ongeveer 150 ton slib wordt verbrand Bierbrouwerijen a Beschrijving sector Tijdens het brouwen wordt water eerst met in mout omgezette gerst vermengd. Daarna wordt het in (koperen) ketels verhit en wordt het zetmeel in suikers omgezet. Het gesuikerde beslag (wort) wordt vervolgens gefilterd - de draf (moutafval) blijft hierbij achter - en daarna gekookt. De hop wordt toegevoegd en na het koken weer afgefilterd. Na koeling gaat het wort naar een gistingskuip waar de suikers worden omgezet in alcohol en koolzuur. Het bier wordt gelagerd en vervolgens gefilterd om de gistcellen en andere zwevende bestanddelen te verwijderen. Daarna gebeurt het bottelen. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 79

99 b Aanbod Tijdens het brouwen ontstaan de volgende restproducten : gist kiezelguhr : dit is een anorganisch filtermedium dat wordt gebruikt bij de laatste filtering van het bier (fossielaarde). Na gebruik bevat het filtermateriaal een hoeveelheid gist. Het is bijgevolg een mengsel van een anorganische drager en een organische stof. draf : het mout dat wordt afgefilterd voordat het brouwsel wordt gekookt trub : overschot van hop waterzuiveringsslib Tabel 24. Aanbod organische stromen afkomstig van de bierbrouwerijsector (in ton per jaar) Organische stromen Aanbod Opmerkingen Gist Draf Kiezelguhr Trub Slib deels verontreinigd met Cd, Cu, Ni en Zn DS : 25% - 30%. Totaal Bron : PRESTI - COBA - Fevia (1998) - OVAM Naast deze grotere stromen komen kleinere hoeveelheden fruitafval (8 ton), hopresten (46 ton), verpakte niet voor consumptie geschikte producten (3 ton), maalderijstof (2 ton), gemengd afval (150 ton), enz. vrij ( 27 ). Over de ontwikkeling van het aanbod in de toekomst zijn geen concrete gegevens bekend. Uit onderzoek (PRESTI) blijkt dat de hoeveelheid afval licht kan stijgen. Door intern hergebruik kan het vrijkomen van kiezelguhr afnemen, wat een daling van de afvalproductie tot gevolg heeft. c Verwerking Kiezelguhr kan als fysisch bodemverbeterend middel in de landbouw dienen. Een belangrijk deel zou zijn weg vinden naar de compostering. Gist wordt verkocht als veevoeder en toegepast in de farmaceutische industrie. Draf wordt verkocht als veevoeder. Bij toepassing als brijvoeding voor varkens wordt het vaak vermengd met trub (overschot hop) uit de bierbrouwerijsector en met diverse producten uit andere sectoren. Slib gaat naar de landbouw als bodemverbeterend middel. De restproducten van de bierbrouwerijsector komen eveneens terecht in mengvoeders. De hopresten kunnen gecomposteerd worden. De afvalstoffen in de bierbrouwerijsector zullen ook in de toekomst gevaloriseerd worden in of als meststof of bodemverbeterend middel en als veevoeder. Het slib kan worden toegepast in de landbouw indien het aan de normen voldoet. Dit is meestal mogelijk aangezien verontreiniging slechts bij een zeer klein aantal bedrijven voorkomt. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 80

100 d Knelpunten Indien het slib is verontreinigd door een te hoge concentratie zware metalen, is het onbruikbaar in de landbouw Brood- en banketbakkerijsector a Beschrijving sector De brood- en banketbakkerijsector produceert veel verschillende soorten brood, ÔluxeÕproducten, bladerdeegproducten en gebak. De grondstoffen zijn steeds dezelfde : bloem, gist, zout, water, boter, bereidingsmiddelen, smeermiddelen en specifieke grondstoffen afhankelijk van het soort banket (kaas, rozijnen, amandelen, melk, enz.). b Aanbod Organische afvalstromen ontstaan door morsen, blijven kleven aan machines, reiniging, productieoverschot en mislukte batches. In de brood- en banketsector ontstaat voornamelijk ander plantaardig organisch afval ( ton). Tabel 25 geeft een overzicht van het afval dat vrijkomt. Een combinatie is gemaakt van de gegevens van de PRESTI-, de Fevia-studie ( 27 ) en COBA. Enkel de grootste afvalstromen zijn weergegeven. Uit de PRESTI-studie komt naar voor dat de ambachtelijke bedrijven de restproducten slechts beperkt melden. In de OVAM-meldingen gaat het om relatief grote hoeveelheden per bedrijf. Wellicht hebben voornamelijk de industri le bedrijven gemeld. Tabel 25. Aanbod organische stromen van de brood- en banketbakkerijsector (in ton per jaar) Organische stromen Aanbod Brood- en banketbakkerijsector Onverpakte niet voor consumptie geschikte producten 14 Uitval en afval van brood 72 Productie van grondstoffen voor brood- en banketbakkerij Onverpakte niet voor consumptie geschikte producten 10 Glycerineresidu 350 Ander plantaardig organisch afval 40 Algemeen Plantaardig organisch afval Totaal Bron : PRESTI - Fevia (1998) - COBA c Verwerking Ongeveer ton (in Tabel 25 vermeld onder algemeen - plantaardig organisch afval) komt in de veevoeding terecht. Individuele boeren verwerken het tot brijvoeder voor varkens of leveren het aan mengvoederfabricanten. De rest van de stromen moet worden verwijderd. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 81

101 Chocoladebewerkers en chocoladeproductie a Beschrijving sector Bij de chocoladebewerking worden naast chocolade ook andere grondstoffen gebruikt zoals suikers, fruit, marsepein en boter. De chocolade wordt gesmolten en verwerkt tot onder meer pralines en producten die met chocolade zijn overtrokken. De chocolade-industrie produceert chocolade van cacaobonen. b Aanbod Organische afvalstromen ontstaan door morsen, blijven kleven aan machines, reiniging, productieoverschot en mislukte batches. In de chocolade-industrie ontstaan de volgende restproducten : cacaodoppen bij de winning van cacaobonen cacaoschroot bij de winning van olie door extractie uit gedroogde en geroosterde cacaobonen cacaokoek bij de winning van olie door persing uit gedroogde en geroosterde cacaobonen gedroogd cacaoafval bij de bereiding van theobromine uit cacaoafval onder toevoeging van kalk Tabel 25 geeft een overzicht van het afval dat vrijkomt. De informatie is afkomstig van de Fevia-studie ( 27 ). Tabel 26. Aanbod organische stromen van de chocoladebewerkers en chocoladeproductie (in ton per jaar) Organische stroom Aanbod Niet voor consumptie geschikte producten (verpakt + onverpakt) 29 Cacaodoppen Cacaoafval 3 Slib van chocoladefabricage 22 Ander slib 17 Plantaardige vetten 3 Notenpellen 108 Totaal Bron : Fevia (1998) c Verwerking De organische stromen van deze sector worden praktisch volledig afgezet als veevoeder of in de landbouw als meststof of bodemverbeterend middel. De hoeveelheden die afgevoerd worden naar de veevoeding zijn niet gekend en bijgevolg niet vermeld in Tabel 26. Het slib, de niet voor consumptie geschikte producten, het cacaoafval en de plantaardige vetten worden verwijderd. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 82

102 Confiserie a Beschrijving sector Deze sector is moeilijk te omschrijven aangezien de productieprocessen en de producten zeer verschillend zijn. Tot de producten behoren onder andere drops, spekken, pralines, zachte goms, toffees, dragees, gewassen goms en kauwgoms. b Aanbod De confiserie heeft een kleine hoeveelheid productieafval (150 ton) en daarnaast voornamelijk afvalwater dat afkomstig is van de reinigingsinstallatie (reiniging van retourverpakkingen) en suikerwater ( 27 ). c Verwerking Het productieafval dient te worden verwijderd. Het afvalwater van de reinigingsinstallatie gaat naar een waterzuivering. Het suikerwater wordt deels vervoederd en deels op het land gebracht Deegwarensector a Beschrijving sector Granen worden gemalen en opgewerkt tot meel, griesmeel, pasta, enz.. b Aanbod Het afval dat hierbij ontstaat, bestaat uit vezels, hulzen en halve granen. Daarnaast zijn er ook mislukte batches en overschotten, die niet opnieuw in het productieproces kunnen worden gebracht en dienen te worden afgevoerd. Tabel 27. Aanbod afvalstromen van de deegwarensector (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Voedingsmiddelen ongeschikt voor consumptie Gistafval 1 Slib van zetmeel en deegwarenbereiding Totaal Bron : OVAM-meldingen Fevia (1998) Voor deze sector zijn gegevens uit de Fevia-studie ( 27 ) gecombineerd met meldingsgegevens van OVAM. In de Fevia-enqu te zijn enkel cijfers opgegeven voor het slib dat afkomstig is van bezinkputten. c Verwerking De organische stromen worden verkocht als veevoeder (zelfs het stof). De bestemming van het slib is het steekvast maken, waarna het nuttig wordt toegepast in de landbouw. Het slib van de bezinkputten moet worden verwijderd Distributiesector a Beschrijving sector De sector bestaat uit de distributiebedrijven. Die verkopen consumptie-artikelen voor de dagelijkse levensbehoeften, zoals levensmiddelen, toiletartikelen, enz. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 83

103 b Aanbod Het organisch afval van de distributiesector is verdeeld in : niet-verpakt organisch afval Het afval uit versafdelingen dat bestaat uit onverpakte groenten, fruit, brood banket en charcuterie ( 29 ). verpakt organisch afval niet verkochte groenten en fruit, die zijn verpakt in kunststof of kartonnen schaaltjes met plastiekfolie niet verkochte bloemen en planten, verpakt in folie en/of bloempot ongeschikt voor consumptie Hieronder vallen vervallen of beschadigde voedingsmiddelen, zoals vlees, broodbeleg, zuivel, brood, banket, conserven en diepvriesproducten. De verpakking varieert afhankelijk van het product (karton, glas, blik,...). overig organisch afval zoals bloemen en planten Op basis van de omzet en de gegevens omtrent selectieve inzameling van de verschillende distributiebedrijven kan worden berekend dat het totale aanbod aan organisch afval in 1996 minimum ton bedroeg. Tabel 28. Aanbod organisch afval van de distributiesector in 1996 (in ton per jaar) Aanbod Verpakt afval Onverpakt afval Colruyt Delhaize aangeslotenen GIB-groep Andere ( ) n.b. n.b. Totaal n.b n.b. Bron : Jaarverslagen en mondelinge mededeling. ( ) Aldi, Spar, Cora, Macro, É De verwachting is dat het totale aanbod in de toekomst niet veel zal veranderen en dat de verdeling (50/50) verpakt - onverpakt afval gelijk blijft. c Verwerking Het organisch afval van distributiebedrijven wordt in Vlaanderen voor een deel selectief ingezameld, het overige deel wordt nog integraal met het overige bedrijfsafval verwijderd. De GIB-groep zamelt een deel van het verpakte en onverpakte organisch afval in. De gescheiden ingezamelde hoeveelheid is lager dan het potentieel berekend in Tabel 28. Een deel van het selectief ingezamelde afval wordt gecomposteerd, een belangrijk deel wordt afgevoerd naar een verwerkingseenheid in Vlissingen (cf b.2). In de eenheid in Vlissingen wordt het distributieafval dat verpakt is, eerst ontpakt en gescheiden van de verpakking, waarna het afgevoerd wordt als brijvoeder voor varkens. Het niet-verpakte distributieafval wordt verkleind of vermoesd en eveneens afgevoerd als brijvoeder voor varkens. Het verpakkingsafval komt in aanmerking voor recyclage als voldoende hoeveelheden van een zelfde soort verpakking beschikbaar zijn. Enkel zuiver plantaardig distributieafval komt in aanmerking voor deze verwerking. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 84

104 De Colruytketen zamelt het organisch afval in alle winkels in Belgi gescheiden in en brengt het naar het centrale verdeelpunt in Halle. Daar wordt het organisch afval overgeslagen in een container (40 ton per week) en vervoerd naar de composteerinstallatie (Van Rymenant in Schendelbeke) of naar een drogingsinstallatie voor veevoer (Veurne). De kosten zijn voor beide verwerkingstechnieken ongeveer gelijk en bedragen inclusief transportkosten circa 2.000ÊBEF per ton. Het Colruytsysteem heeft verschillende voordelen die echter tot op heden, niet voor alle bedrijven gelden, namelijk : alle bedrijven van de keten nemen deel aan de gescheiden inzameling aangezien dit centraal kan worden opgelegd er is ŽŽn centraal verzamelpunt er wordt gebruik gemaakt van de bestaande logistiek doordat dezelfde vrachtwagen het afval en de leveringen vervoert naar en van het verzamelpunt, waardoor de transportkosten laag zijn De toekomstperspectieven voor deze sector als leverancier van de basisingredi nten voor de brijvoeding zijn zeer goed, aangezien het een vrij makkelijk controleerbare sector is wat betreft bijvoorbeeld hygi nisatie. Het ontpakken van de verpakte producten blijkt op een vrij effici nte en goedkope manier te kunnen gebeuren door speciale ontpakkingsmachines. De totale kostprijs, inclusief het transport en de verwerking tot brijvoeder voor varkens, blijkt lager te liggen dan de stort- en verbrandingsprijzen. De verwachting bestaat dan ook dat de selectieve inzameling in de distributiesector zal toenemen en dat de sector op korte termijn nieuwe initiatieven rond verwerking zal nemen. Belangrijke opmerking is evenwel dat enkel zuiver plantaardige afvalstromen in aanmerking komen voor deze vorm van verwerking tot veevoeder. Voedingsmiddelen die dierlijk materiaal bevatten mogen alleen na behandeling worden gebruikt als veevoeder. d Knelpunten Bij de meeste distributiewinkels is de filiaalhouder zelf verantwoordelijk voor de verwijdering en ontbreekt een centrale stimulans om het organisch afval te selecteren en selectief aan te bieden. De mogelijkheden tot compostering van voedingsmiddelen die dierlijk materiaal bevatten dienen te worden onderzocht (voornamelijk met betrekking tot hygi nisatie). Er zijn anno 1999 in Vlaanderen slechts een zeer beperkt aantal composteerbedrijven die organisch bedrijfsafval mogen verwerken. Bovendien wordt de capaciteit van de bestaande bedrijven volledig benut door GFT-afval. Organisch afval van de groente- en fruitafdeling van een aantal distributiebedrijven gaat in de retourkisten terug naar de veiling. Bij aankomst op de veiling is dit afval zodanig vervuild dat nuttige toepassing, compostering of vergisting niet meer mogelijk zijn Gelatineproductie a Beschrijving sector De grondstoffen om gelatine te produceren zijn runderbeenderen en varkenszwoerden. Het collageen van deze grondstoffen vormt de gelatine. V r Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 85

105 de extractie worden de huiden en de beenderen behandeld met zoutzuur of zwavelzuur. De gelatine wordt in meerdere stappen met warm water ge xtraheerd uit varkenshuiden. Men bekomt een verdunde oplossing gelatine (6 ˆ 8 %) die wordt gefilterd, gede oniseerd, geconcentreerd en gesteriliseerd. De geconcentreerde gelatine wordt vervolgens afgekoeld, gebroken en afgezeefd. Wanneer men uitgaat van beenderen dan worden deze eerst gemalen en ontvet. Daarna worden de fosfaten opgelost. Het organisch gedeelte van de gedemineraliseerde beenderen is osse ne. Osse ne wordt al dan niet via een zuivering met karnemelk omgezet tot gelatine. b Aanbod De totale hoeveelheid organische stromen uit de gelatinesector bedraagt ruim ton, in hoofdzaak zuiveringsslib. Tabel 29. Aanbod organische stromen in de gelatineproductie (in ton per jaar) Organische stromen Aanbod Opmerkingen Zuiveringsslib DS : 2 % Ander plantaardig organisch afval 350 Totaal Bron : Fevia (1998) c Verwerking Het zuiveringsslib kan gebruikt worden als meststof of bodemverbeterend middel, als een gebruikscertificaat wordt bekomen via Vlarea. Het ander plantaardig organisch afval uit Tabel 29 is in feite beendermeel dat als meststof wordt verwerkt Gistproductie a Beschrijving sector Deze sector levert voornamelijk grondstoffen voor de brood- en banketbakkerij. De productie van gist gebeurt in gistingskuipen. Deze kuipen worden gevuld met water, een hoeveelheid biet- of rietmelasse (energiebron) en hulpgrondstoffen (vitamines, groeifactoren, stikstof, fosfaat, É). Deze voedingsbodem wordt ge nt met een moedercultuur. Nadat de gisting ten einde is, worden de gistcellen afgescheiden van het wort. De gist wordt vervolgens geconcentreerd tot gistroom. Deze wordt verder verwerkt tot verse gist (DS circa 30 %), tot instantgist (DS 95 %) of tot een verdunde gistroom voor bakkerijen. b Aanbod Het totale aanbod aan organische stromen in de sector van de gistproductie bedraagt ton, waarvan ton zuiveringsslib. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 86

106 Tabel 30. Aanbod organische stromen in de gistproductie (in ton per jaar) Organische stromen Aanbod Vinasse 450 Zuiveringsslib Totaal Bron : Fevia (1998) c Verwerking Het slib en de vinasse worden op het land gebracht Groente- en fruitverwerkende sector a Beschrijving sector Deze sector verwerkt groenten en fruit tot hetzij vers versneden en verpakte groenten en fruit (vierde gamma), hetzij langer houdbare producten, zoals conserven in blik (eerste gamma) of glas (tweede gamma), diepvriesproducten (derde gamma), voorgekookte en vacuÿm verpakte groenten en fruit (vijfde gamma) en kant-en-klare maaltijden. In de sector zijn de volgende subsectoren (code NACE-BEL) te onderscheiden : verwerking en conservering van groenten (15.331) het drogen, inleggen in olie of azijn, enz. de vervaardiging van uit groenten bestaande levensmiddelen productie van diepgevroren groenten (15.332) de productie van diepgevroren groenten de vervaardiging van uit diepgevroren groenten bestaande voedingsmiddelen verwerking en conservering van fruit (15.333) de conservering van fruit : bevriezen, drogen, inleggen en inblikken de vervaardiging van uit fruit bestaande voedingsmiddelen de vervaardiging van vruchtenpulp de vervaardiging van confituur, gelei en fruitmoes De productieprocessen omvatten de volgende stappen ( 30 ) : b voorbehandeling reiniging ontstenen ontkruiden, onttrossen, ontbladeren en toppen schillen conserveren blancheren inblikken, invriezen of op bokaal gieten van de geblancheerde producten opslag en verwerking Aanbod De organische stromen bestaan uit groenten en fruit die vrijkomen bij de bewerking. De aangeleverde groenten en fruit kunnen nog rauw zijn, maar ook al bewerkt (bijvoorbeeld koken, steriliseren, vermalen). De stromen komen het hele jaar door vrij, maar bij de meeste bedrijven is de hoeveelheid aanzienlijk groter in de zomermaanden tijdens de oogstperiode. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 87

107 Het aanbod in deze sector is moeilijk te schatten. In de PRESTI-studie ( 30 ) over de groenteverwerkende sector is een enqu te gehouden bij de groenteverwerkende bedrijven. Deze resultaten zijn aangevuld met gegevens van de niet VGB-leden uit de Fevia-studie ( 27 ). Het resultaat is opgenomen in Tabel 31. Tabel 31. Aanbod organische stromen in de groenteverwerkende sector (in ton per jaar) Organische stromen Aanbod Opmerkingen Onverpakte niet voor consumptie 908 geschikte producten Groenteafval Wortelpuree Plantenresten (stelen van kruiden) Zuiveringsslib DS : < 5 % - 19 % zuiveringsslib afkomstig van sector deels verontreinigd met Cu, Mo en Se Totaal Bron : PRESTI - Fevia (1998) - OVAM Voor de fruitverwerkende industrie zijn alleen aanbodgegevens (zie Tabel 32) beschikbaar van de Fevia-studie ( 27 ). Tabel 32. Aanbod organische stromen in de fruitverwerkende sector (in ton per jaar) Organische stromen Aanbod Opmerkingen Fruitafval 233 Zuiveringsslib deels verontreinigd met Zn Totaal Bron : Fevia (1998) Ð OVAM Het aanbod voor de fruitverwerkende sector is niet volledig, aangezien geen gegevens bekend zijn over de organische stromen die naar veevoeding gaan. In de Fevia-studie ( 27 ) zijn aparte gegevens opgenomen over de sector van de bereide maaltijden. De hoeveelheden afval die in deze sector vrijkomen, zijn niet zo groot. Ze zijn weergegeven in Tabel 33. Tabel 33. Aanbod organisch afval in de sector van de bereide maaltijden (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Niet voor consumptie geschikte producten (verpakt + onverpakt) 40 Zuiveringsslib Slib van vetvang 20 Plantaardig organisch materiaal uit fijnzeef 40 Totaal Bron : Fevia (1998) c Verwerking De organische stromen van zowel groente- als fruitverwerkende bedrijven, gaan voor het grootste deel naar de landbouw waar het wordt aangewend voor bodemverbetering of groenbemesting. Een niet onbelangrijk gedeelte, voornamelijk ongeveer 85 % van de groenteresten, gaat naar de veevoederindustrie. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 88

108 Wellicht zal deze situatie in de toekomst niet wijzigen. Behalve het gebruik als groenbemester dat door Vlarea niet is toegelaten ( 20 ). VGB zal een nieuwe enqu te bij haar leden organiseren in verband met de afzet van de restproducten. Het mestbeleid beperkt het gebruik van slib in de landbouw. Problemen kunnen verder ontstaan indien niet aan de gebruiksvoorwaarden van Vlarea kan worden voldaan. Het is ook mogelijk om het groenteafval te vergisten of, indien het drogestofgehalte voldoende hoog is, te composteren. Van de sector van de bereide maaltijden wordt bijna de totale hoeveelheid afval verbrand. d Knelpunten Het afval komt niet continu vrij, maar is voor een deel seizoensafhankelijk. Er komen steeds grote hoeveelheden van ŽŽn soort afvalstof vrij. Compostering van deze homogene stromen is alleen mogelijk als ze worden gemengd met andere afvalstoffen. Het afval van het bereiden van kant-en-klare maaltijden, zoals pizzaõs, diepvriesmaaltijden, salades, kan dierlijk materiaal in de vorm van vlees bevatten en kan alleen worden gebruikt als veevoeder, nadat het een warmtebehandeling heeft ondergaan. Er is onderzoek nodig naar hygi nisatie tijdens het composteringsproces Havenactiviteiten a Beschrijving sector Het organisch afval afkomstig uit de haven bestaat uit fruit (bananen, citrusvruchten, ananas, kiwiõs, druiven,...), groenten (uien, uitzonderlijk aardappelen), granen en vlees(producten) van runderen, varkens, vis, enz., die worden ge mporteerd. Zodra de producten in de haven zijn aangekomen, worden zij door gespecialiseerde overslagbedrijven uitgeladen, ingeklaard en naar de klant getransporteerd. ( 31 ) b Aanbod De producten worden afval als bij de douanecontrole administratieve fouten aan het licht komen, als de lading kwalitatief niet aan de eisen voldoet (bijvoorbeeld een gedeelte van het fruit is al rijp of het graan is nat geworden) of bij het leeghalen van de loodsen waar de groenten en het fruit enige tijd zijn opgeslagen. Het betreft veelal bedorven of beschadigde groenten en fruit, die niet meer voor consumptie in aanmerking komen. Het organisch afval bestaat voor het grootste deel uit fruit, dat vaak al is verpakt in karton en eventueel folie. Bij granen gaat het om averijpartijen. Vlees wordt slechts zelden voor vernietiging ingeklaard, omdat de partijen die niet aan de administratieve eisen voldoen of bedorven zijn naar de afzender worden teruggestuurd. Slechts zeer kleine partijen worden vernietigd. Over de hoeveelheden zijn geen exacte cijfers gekend. Uit gesprekken met betrokkenen blijkt dat de hoeveelheid fruitafval ongeveer 2 ˆ 3Ê% van de totale fruitaanvoer in de havens uitmaakt. Voor Antwerpen bedraagt de aanvoer vermoedelijk ton fruit op jaarbasis. Dat wil zeggen dat tot Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 89

109 60.000Êton fruitafval ontstaat in de Antwerpse haven alleen. In Zeebrugge wordt de invoer van fruit op ton op jaarbasis geraamd. Sprake is van een uitval van 1 %, ofwel ton fruitafval op jaarbasis. De invoer van groenten is niet zo groot. Er zijn geen gegevens over beschikbaar. Hetzelfde geldt voor granen en vlees. Aangenomen wordt dat de totale hoeveelheid afval die voor verwijdering wordt aangeboden, bijna ton zal bedragen. Tabel 34. Aanbod organisch afval afkomstig van havenactiviteiten (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Opmerkingen Fruit Groenten p.m. granen e.d. p.m. Betreft enkel averijpartijen Vlees p.m. Betreft een verwaarloosbare hoeveelheid Totaal Bron : mondelinge mededeling van douane-autoriteiten en bedrijven die in deze sector werkzaam zijn. c Verwerking De producten die niet meer op de markt mogen worden gebracht, moeten worden verwijderd. Het inklaringstarief voor verwijdering is goedkoper dan het normale inklaringstarief. Bovendien zijn er verschillen in inklaringstarief naar gelang de haven, het seizoen en het product. Granen voor veevoeder hebben geen gereduceerd tarief. Bij vernietiging is geen BTW verschuldigd op de restwaarde van het afval, bij recyclage is dat wel het geval. Het toezicht op de wijze van verwerking is gering. Voor douane en importeurs is het enkel belangrijk dat het organisch afval niet opnieuw op de markt komt en dus daadwerkelijk verwijderd wordt. Indien ziektekiemen worden aangetroffen of wanneer het om bedorven goederen gaat (vaststelling door Ministerie van Landbouw), wordt het afval gedenatureerd (ongeschikt gemaakt voor menselijke consumptie) vooraleer het wordt vernietigd. De ophaler moet een vernietigingsattest voorleggen. In het verleden werd het fruit, tegen storttarief, vooral verwijderd via de Hooge Maey of aangeboden voor compostering en in kleine sporadische partijen voor vergisting. Sinds begin 1998 vindt dit organisch afval zijn weg via foeragehandelaren in binnen- en buitenland (Vlaanderen, Walloni en Nederland) (cf ) naar de veevoeding. Het afval wordt ontpakt, vooraleer het verder wordt bewerkt tot brijvoeder voor varkens. De bijkomende kosten voor verwerking tot veevoeder bedragen minimaal 1.250ÊBEF per ton (inclusief ontpakken). Steeds dient een verwerkingsattest aan de producent te worden bezorgd. In Nederland gebeurt de verwerking onder S.G.S.-controle. Bedrijven die gespecialiseerd zijn in averijpartijen kopen graan op en verwerken het tot veevoeder. De normale inklaringsvoorwaarden zijn van toepassing. De kleine partijen vlees die voor vernietiging worden ingeklaard, worden vernietigd volgens de destructienormen. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 90

110 d Knelpunten Het havenafval kent geen continu aanbod en moet wegens de kans op bederf snel worden verwerkt. Het fruit en de groenten zijn meestal verpakt in kartonnen dozen en folies en moeten voor bewerking eerst worden ontpakt. Grote hoeveelheden kunnen in een composteringsinrichting slechts gedoseerd worden verwerkt Horeca a Beschrijving sector In de sector van de horeca komen de restaurants, de grootkeukens en de cateringbedrijven aan bod. Onder de restaurants worden zowel de normale restaurants als de fastfoodrestaurants verstaan. Grootkeukens komen voor in ziekenhuizen, kazernes, bejaardentehuizen, grote bedrijven, enz.. Zij bereiden ter plaatse maaltijden voor een groot publiek. Cateringbedrijven bereiden de maaltijden op een centrale plaats en verdelen ze van daaruit naar de verschillende verbruikerspunten. Bij de bereiding van de maaltijden worden zowel plantaardige als dierlijke producten gebruikt. Meestal zamelt de horeca het keukenafval niet selectief in. Uit een studie bij de grootkeukens ( 32 ) blijkt dat selectieve inzameling van keukenafval echter wel haalbaar is. Ook de fastfoodsector experimenteert met selectieve inzameling. b Aanbod Keukenafval dat vrijkomt in restaurants, grootkeukens en cateringbedrijven is afkomstig van de voorbereiding van maaltijden en van de retour van maaltijden voor de restaurants en de grootkeukens. De retour van maaltijden is vermengd met dierlijk materiaal. In de fastfoodsector bestaat het keukenafval voornamelijk uit producten die niet worden verkocht door een te lage kwaliteit, zoals hamburgers, frieten en afval van koude schotels, samen met papieren en kartonnen verpakkingsproducten. In Tabel 35 is een raming weergegeven van de hoeveelheid keukenafval in de horecasector, indien het selectief zou worden aangeboden. De informatie voor de grootkeukens is afkomstig uit een studie van 1995 ( 32 ). De studie van OWS ( 24 ) heeft informatie opgeleverd voor de fastfoodrestaurants. Van de restaurants en de cateringbedrijven zijn echter geen gegevens beschikbaar. De totale hoeveelheid keukenafval wordt geschat op ton op jaarbasis. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 91

111 Tabel 35. Keukenafval van restaurants, grootkeukens en cateringbedrijven (in ton per jaar) Sector Aanbod Grootkeukens Fastfood 800 Restaurants p.m. Cateringbedrijven p.m. Totaal Bron : OWS (1996) - Eindwerk problematiek grootkeukens (1995) c Verwerking Het organisch afval uit de keukens wordt, vermengd met ander afval, voor het grootste deel gestort of verbrand. Een beperkte hoeveelheid, ongeveer ton op jaarbasis, wordt selectief ingezameld en, na een warmtebehandeling, gebruikt als veevoeder, namelijk brijvoeding voor varkens. De ophaling gebeurt door de individuele landbouwer zelf, het keukenafval wordt bijna onmiddellijk verwerkt en vervoederd. Verwacht wordt dat in de toekomst het vervoederen aan varkens op kleine schaal zal worden stopgezet. Mogelijk zullen grootschalige installaties in de plaats komen. In Nederland zijn er in elk geval verschillende initiatiefnemers die keukenafval door middel van een verhittingsproces volgens de destructienormen willen verwerken tot veevoeder. In Duitsland zijn al grootschalige verwerkingseenheden voor keukenafval in exploitatie (cf ). Compostering of vergisting van keukenafval kunnen eveneens een alternatief voor de toekomst zijn. Een techniek van verwijdering die de laatste jaren meer en meer in trek komt, is het verbrijzelen van het keukenafval om het in vloeibare vorm te lozen in de riolering of het oppervlaktewater. De toestellen, zogenaamde voedselafvalverbrijzelaars, worden voornamelijk geplaatst in grootkeukens van bijvoorbeeld ziekenhuizen. Deze methode van verwijdering is niet gewenst, strijdig met de verwerkingshi rarchie, een afwenteling van een probleem op een ander milieucompartiment en bovendien verboden volgens de Vlaamse wetgeving (zie ook Deel III2 - Programmering). Keukenafval van internationale transportmiddelen moet vernietigd worden volgens de Richtlijn 80/217/EEG tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van de klassieke varkenspest. Volgens het koninklijk besluit van over keukenafval betekent dit dat het keukenafval van internationale transportmiddelen verwerkt moet worden in een destructiebedrijf of verbrand moet worden. Storten is niet mogelijk aangezien het afval hierdoor toegankelijk zou zijn voor allerlei ongedierte dat op die manier exotische dierziekten (mond- en klauwzeer en vooral varkenspest) zou kunnen verspreiden. d Knelpunten Het gebruik van horeca-afval als secundaire grondstof is door Vlarea niet toegestaan. Vervoedering van zuiver plantaardig afval is geen probleem. In de horecasector is de scheiding van het plantaardig en dierlijk materiaal echter zo goed als onmogelijk. Voor de vervoedering van dierlijk materiaal moeten een aantal sanitaire maatregelen worden nageleefd om potenti le besmetting te minimaliseren. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 92

112 Er is een leemte in de wetgeving omtrent de vervoedering van keukenafval. In verband met ophaling en verwerking is OVAM bevoegd, met betrekking tot het gebruik van het verwerkte keukenafval als diervoeder is het Ministerie van Landbouw bevoegd. Er zijn voor ophaling en verwerking echter geen voorwaarden voorgeschreven door OVAM. Voor het gebruik van het keukenafval geldt het koninklijk besluit van Õ69 van het Ministerie van Landbouw, dat echter achterhaald is. Indien landbouwers de vervoedering van keukenafval stopzetten, moet er een economisch haalbare alternatieve verwerkingsmethode komen. Organisch afval van de fastfoodrestaurants is vervuild met verpakkingsmateriaal. Omwille van de hygi ne dient het organisch afval uit de horeca regelmatig (met een frequentie van enkele malen per week) te worden ingezameld. Dit verhoogt de totale kosten (ophaling + verwerking). Het keukenafval heeft een lagere droge stof dan het normale GFT-afval van huishoudens. Compostering is daarom alleen mogelijk als het wordt gemengd met voldoende structuurmateriaal. Bij vergisting stelt dit probleem zich niet. Voor de optie compostering of vergisting van keukenafval moet uit onderzoek omtrent de hygi nisatie tijdens de verwerking blijken of het dierlijk materiaal in het keukenafval een sanitair probleem zou kunnen vormen IJsbereiding a Beschrijving sector Bij de productie van ijs worden onder meer mager melkpoeder, weipoeder, vetstoffen, verschillende suikers, water, smaakstoffen, kleurstoffen, emulgatoren en stabilisatoren gebruikt. De grondstoffen ondergaan bij de productie verschillende stappen. De belangrijkste zijn bewerken, mengen en invriezen. b Aanbod Tabel 36 geeft een overzicht van het afval dat vrijkomt. Tabel 36. Aanbod organisch afval van de ijsbereiding (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Verpakte niet voor consumptie geschikte producten 430 Zuiveringsslib 150 Slib van vetvang 6 Totaal 586 Bron : Fevia (1998) c Verwerking Een deel van het afval van de consumptie-ijsbereiding komt soms ook in de veevoeding terecht, cijfers zijn echter niet gekend. Het slib wordt op het land gebracht, terwijl de verpakte producten verwijderd moeten worden Koffie-, thee- en cichoreisector a Beschrijving sector Deze sector omvat de volgende activiteiten : het branden van koffie en het verwijderen van cafe ne : De koffiebonen worden in een reactorvat in een hete luchtstroom geroosterd. Hierbij worden Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 93

113 b de vliezen afgescheiden. Deze worden afgezogen, gecompacteerd (om het volume te reduceren) en afgevoerd. productie van koffiesurrogaat en productie van cichorei : De productie van koffiesurrogaat en cichorei vindt in Vlaanderen niet, of slechts op zeer kleine schaal, plaats. De producten worden voornamelijk uit het buitenland ge mporteerd. mengen van thee en matž verpakken productie van kruidenthee Aanbod Tabel 37. Aanbod organisch afval afkomstig van de koffie-, thee- en cichoreisector (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Schilletjes van ruwe koffie 101 Koffievliezen 200 Wasafval 50 Totaal 351 Bron : Fevia (1998) en mondelinge mededeling. Het afval uit de sector is praktisch uitsluitend afkomstig van de koffiesector. Theeafval is er vrijwel niet, omdat thee wordt ge mporteerd en bij aankomst alleen nog in kleine verpakkingen wordt verpakt. De productie van cichorei en andere koffievervangers is, voor zover deze in Vlaanderen aanwezig is, te verwaarlozen. c Verwerking De helft van het gemelde organisch afval van deze sector wordt volgens de OVAM-meldingen in de landbouw gerecupereerd. In Vlarea is koffieafval opgenomen in de lijst van secundaire grondstoffen, dus ook in de toekomst blijft het mogelijk het koffieafval, indien het aan de voorwaarden voldoet, te gebruiken als meststof of bodemverbeterend middel. Uit de Fevia-studie blijkt dat de koffievliezen als meststof dienen, terwijl de schilletjes verwijderd moeten worden. De OVAM-meldingen bevestigen dit aangezien ongeveer 40 % van het gemelde afval wordt gestort Mouterijsector a Beschrijving sector In een mouterij wordt gerst in een aantal processtappen omgezet in mout. Daarvoor wordt de gerst eerst gereinigd, vreemde granen worden verwijderd en de gerstkorrels worden geselecteerd op gelijke grootte. Vervolgens moet de gerst twee dagen weken en vier dagen kiemen. De gekiemde gerst wordt gedroogd, waarna de wortelen van de kiemen worden verwijderd. Bij de productie van mout voor donker bier gebeurt het kiemen op hoge temperatuur. De gereinigde gekiemde gerst wordt mout genoemd en dit wordt verkocht aan brouwerijen. De restproducten bestaan voornamelijk uit gerstkorrels (± 80 %), groenmout (=Êgekiemde gerst), stof, koek en verbrande koek. Een vaste organische afvalstroom ontstaat na het zeven van het productiewater. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 94

114 b Aanbod Tabel 38. Aanbod organisch afval van de mouterijsector (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Opmerkingen Wortels, gerstekorrels berekening naar bedrijfsgrootte Productieafval 362 Slib slib verontreinigd met Zn en Ni DS > 10 % Totaal Bron : OWS (1996) - mondelinge mededeling - Fevia (1998) - OVAM Uit Tabel 38 blijkt dat de hoeveelheid afval iets meer dan ton op jaarbasis bedraagt. De OVAM-meldingen van 1995 noteren echter in totaal ton afval uit de mouterijsector. Het verschil is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat de afvalstromen in Tabel 38 op het land worden gebracht of moeten worden verwijderd, terwijl de OVAMmeldingen in dit geval ook de afvalstromen weergeven die naar veevoeding worden afgevoerd. c Verwerking De vaste organische stromen van de mouterijen voor bleke biersoorten worden verkocht als veevoeder en gebruikt in de productie van mengvoeders. Het productieafval van de mouterijen voor donker bier is niet geschikt als veevoeder wegens de aanwezigheid van ongewenste componenten als stof en verbrande koek. Het gaat slechts om een kleine hoeveelheid, die wordt gestort. In het kader van COBA is onderzoek ( 24 ) uitgevoerd naar de vergistbaarheid van dit mouterijafval. De resultaten zijn veelbelovend. Verwacht wordt dat ook in de toekomst de organische stromen worden gebruikt als veevoeder of gevaloriseerd in de landbouw. d Knelpunten De composteerbaarheid van het productieafval van de mouterijen van donker bier is niet gekend Oli n- en vettensector (plantaardig) a Beschrijving sector De plantaardige oli n worden uit oliehoudende zaden, zoals soja, koolzaad en zonnebloemzaad, ge xtraheerd. Hierbij wordt het zaad gebroken, verwarmd en geplet, waarna de olie eraan wordt onttrokken. De ruwe olie wordt geraffineerd. Tijdens deze processen ontstaan neutrale olie en zepen. De neutrale olie wordt veredeld tot olie en vetten. De geraffineerde oli n en vetten worden dan gebruikt om margarine, frituurvetten en tafelolie te maken. De vetten worden in een emulsiekuip gemengd met water. Verschillende hulpstoffen worden toegevoegd. De emulsie gaat naar een kristallisator, waar ze afkoelt en wordt gekneed zodat de kristallisatie kan gebeuren. De margarine kristalliseert verder tijdens een rusttijd. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 95

115 b Aanbod Bij de extractie of persing na breken, pletten en opwarmen van oliehoudende zaden komt schroot of koek en waterzuiveringsslib vrij. Bij de productie van olie uit ruwe olie ontstaat bleekaarde, slib, fosfatideslib en waterzuiveringsslib. In Tabel 39 is een overzicht gegeven van de afvalstromen in de sector van extractie en van raffinage en opwerking. Tabel 39. Aanbod organisch afval van de olie- en vettensector (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Opmerkingen Extractie Zuiveringsslib 502 Voor toepassing op het land : DS = 50 % voor verwijdering : DS = 10Ê% Rioolslib 272 DS : 10 % Geplet zaad, oude schilfers 186 Raffinage en opwerking Onverpakte niet voor 19 consumptie geschikte producten Bleekaarde Slib van koelwaters en vetvang 94 Bezinkselslib 178 DS : 20 % Zuiveringsslib voor toepassing op het land : DS = 10 % voor verwijdering : DS = 21Ê% Rioolslib 30 DS : 10 % Vetzuurslarm DS : 3 % Tankresidu 212 DS : 47 % Soapstock DS : 30 % Geplet zaad, oude schilfers 176 Totaal Bron : Fevia (1998) Er zijn geen cijfers bekend van de hoeveelheden die naar veevoeding gaan. c Verwerking Het schroot en de koek worden gebruikt als basisgrondstof voor veevoeder en in de productie van mengvoeders. De prijs is afhankelijk van het eiwitgehalte. Ook in de toekomst zullen het schroot en de koek op deze manier nuttig worden toegepast. Ongeveer driekwart van de totale hoeveelheid bleekaarde wordt in de cementovens verbrand, een deel wordt gecomposteerd en een deel gaat naar een degister. Het slib wordt voor het grootste deel verwijderd, iets meer dan ton wordt op het land gebracht. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 96

116 Papier-, karton- en pulpindustrie n a Beschrijving sector In 1999 zijn er in Vlaanderen zeven papier- en kartonfabrieken, waarvan er twee pulp produceren ( 33 ). De organische afvalstroom afkomstig uit deze sector die voor de analyse van belang is, is het slib. b Aanbod Bij de fabricage van papier, karton en pulp komen twee soorten slib vrij : ontinktingsslib door het ontinkten van oud papier en waterzuiveringsslib. Samen met het ontinktingsslib komt ook grof recyclageresidu vrij, zogenaamde rejects. Dit bestaat uit nietjes, plastiek, kaften, hout, e.d. Dit afval wordt gestort. In 1992 bedroeg de hoeveelheid ontinktingsslib ton en waterzuiveringsslib ton ( 34 ). Er wordt een toename tot respectievelijk ton en ton in 2000 voorspeld. De productie van pulp neemt door een overschakeling naar meer oud papier verbruik af. Het slib van de waterzuivering (zowel primair als secundair) bevat weinig zware metalen. Het ontinktingsslib bevat wel zware metalen. Het droge stofgehalte van het slib ligt meestal boven 30 %. Verontreinigingen boven de Vlarea-normen doen zich voor bij de zware metalen Cu en Zn, monocyclische aromatische koolwaterstoffen. c Verwerking Ontinktingsslib afkomstig uit de papierindustrie is te verontreinigd met onder meer organische verontreinigingen voor gebruik in de landbouw. In de praktijk wordt het meeste ontinktingsslib gestort op een categorie-1-stortplaats. Verbranding vergt eerst een sterke droging met energieverbruik, hetgeen de eventuele energierecuperatie zeer sterk relativeert. Van het waterzuiveringsslib uit deze sector wordt een deel gestort en een ander deel gemengd met boomschors en afgezet in de landbouw. Het afvalwaterzuiveringsslib dat ontstaat bij de productie van nieuw papier voldoet na behandeling aan Vlarea en kan worden toegepast in de landbouw Slachterijsector a Beschrijving sector Een slachterij is een gebouw waarin dieren voor consumptiedoeleinden worden geslacht. Naast grootvee (bijvoorbeeld runderen en varkens) wordt ook kleinvee (bijvoorbeeld schapen en geiten) en pluimvee (bijvoorbeeld kippen) geslacht. De laatste jaren is er in de slachterijsector een trend van schaalvergroting waarbij het slachtproces werd gerationaliseerd en kwaliteitsbeheer een belangrijke plaats kreeg. De werking van een slachterij vereist behalve de nodige hulp- en grondstoffen een belangrijke hoeveelheid water en energie. De output van het productieproces beperkt zich niet tot het voor consumptie geschikte vlees, maar brengt ook afvalstoffen mee. De grootste stroom bestaat uit dierlijk afval zoals ingewanden, beenderen, vetten, bloed, huiden en haren. Voor dierlijk afval geldt er een specifieke reglementering, namelijk het besluit van de Vlaamse regering van betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval. Deze stroom komt dan ook niet verder ter sprake in dit plan. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 97

117 Belangrijke afvalstromen voor deze analyse zijn het waterzuiveringsslib en de maag- en darminhoud. Deze worden niet beschouwd als dierlijk afval en mogen dan ook niet verwerkt worden in een verwerkingsbedrijf van dierlijk afval. Vet- en vleesdeeltjes opgevangen door roosters worden wel beschouwd als dierlijk afval mits de roosters op regelmatige tijdstippen geledigd worden. b Aanbod De maag- en darminhoud van varkens en runderen komt vrij in de darmwasserij en wordt ofwel verzameld als mest ofwel weggespoeld naar de waterzuivering. Bij herkauwers (rund, schaap en geit) is de maaginhoud vrij groot omwille van het specifieke magensysteem (onder andere pens). De maag- en darminhoud van pluimvee blijft meestal in de maag en darmen achter en gaat zo mee met de ophaler van dierlijk afval. De maag- en darminhoud van een varken bedraagt ongeveer 3,06 kg, voor een rund en een kalf is dit respectievelijk 79,04 kg en 25,24 kg. Rekening houdend met het feit dat in Vlaanderen in varkens, runderen en kalveren werden geslacht (Landbouwstatistieken, NIS, 1997), resulteert dit in ton maag- en darminhoud in het jaar Om te beantwoorden aan de lozingsnormen voor afvalwater in oppervlaktewater en door de stijgende milieuheffing hebben vele slachterijen ge nvesteerd in een eigen waterzuiveringsinstallatie. De meest aangewende technieken om organische stoffen zoals vlees- en vetdeeltjes of bloedresten te verwijderen uit het proceswater bestaan uit een voorzuivering (zeven, flotatie, flocculatie) en een biologische zuivering (veelal a roob actief slib). Als gevolg van de bouw van waterzuiveringsinstallaties is de hoeveelheid slib de laatste jaren toegenomen. De hoeveelheid wordt geraamd op ton. In de PRESTI-studie ( 35 ) wordt voor de toekomst een lichte stijging van het slib voorspeld, tot ton, door verdere uitbouw van de waterzuivering. Tabel 40. Aanbod organisch afval van slachterijsector (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Opmerkingen Onverpakte niet voor 655 consumptie geschikte producten Maag- en darminhoud Slib DS = afhankelijk van geslacht dier : varkensê<ê5 %, runderen >Ê5Ê% slib van varkens ( ton) : mogelijk verontreinigd met Cu, Cd en Zn Totaal Bron : PRESTI - sectori le studie slachthuissector (1997) - Fevia (1998) - OVAM Het slachtafval blijft hier buiten beschouwing, omdat dit in speciale verwerkingsinrichtingen moet worden verwerkt. In totaal bedraagt het slachtafval in Vlaanderen circa ton per jaar. c Verwerking De maag- en darminhoud wordt veelal samen met de mest verspreid op cultuurgrond. Soms wordt de maag- en darminhoud meegegeven met het dierlijk afval. Eventuele verontreinigingen bestaan uit voorwerpen die de dieren accidenteel hebben opgegeten (bijvoorbeeld metaal). Ongeveer ton gaat naar wormkwekerijen. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 98

118 Het waterzuiveringsslib werd tot op heden veelal aangewend in de akkerbouw als meststof of bodemverbeterend middel. Deze afzetmogelijkheden worden echter meer en meer beperkt (cf. Vlarea en Mestdecreet). Vaak ook ÔverbergenÕ de slachterijen het waterzuiveringsslib onderaan in de containers van dierlijk afval. Dit is echter niet toegelaten : het KB van februariê1999 laat geen slibs van waterzuivering toe in diervoeders.. Alternatieven zijn storten (duur), co-verwerking met dierlijk afval (toelating van Ministerie van Landbouw nodig), verbranding of vergisting. Dit laatste biedt in de toekomst wellicht de meeste perspectieven. Een vorm van preventie van maagen darminhoud is het uitvasten van de dieren alvorens ze te slachten. d Knelpunten De afzetmogelijkheden van maag- en darminhoud en waterzuiveringsslib als meststof of bodemverbeterend middel in de landbouw worden beperkt. Er moet gezocht worden naar alternatieve verwerkingsmogelijkheden. Vermenging van maag- en darminhoud en waterzuiveringsslib met het dierlijk afval moet worden vermeden. De verwerking samen met dierlijk afval is immers niet toegestaan, gebruik van waterzuiveringslib als veevoeder evenmin Suikerproductiesector a Beschrijving sector Bij het fabricageproces van suiker worden de suikerbieten in zeer kleine stukjes geraspt, die vervolgens in een warme vloeistof gedompeld worden. De suiker dringt doorheen de celwanden door osmose. De uitlogingsvloeistof - rijk aan suiker - wordt gezuiverd door kalk en koolzuurgas te injecteren, waarbij de onzuiverheden gefixeerd en neergeslagen worden met het gevormde calciumcarbonaat. Het calciumcarbonaat wordt door filtratie verwijderd. Om de suikerconcentratie van het gezuiverde sap te verhogen, wordt dit ingedampt. In het daaropvolgende kookproces gaat de verdamping van de stroop voort. In de kookapparatuur ontstaat ten slotte een oververzadiging, wat de vorming van suikerkristallen veroorzaakt. b Aanbod Het productieproces van suiker levert een aantal organische stromen op - met name schuimaarde, pulp en melasse Ð die vrijkomen bij het reinigen, vermalen en raffineren. Cichoreipulp komt vrij bij de productie van caloriearme suiker uit cichorei. Tabel 41 vermeldt de organische stromen die zowel als meststof of bodemverbeterend middel op het land worden gevaloriseerd, als in de veevoeding worden gebruikt. Tabel 41. Aanbod organische stromen in de suikersector (in ton per jaar) Organische stromen Aanbod Opmerkingen Schuimaarde OS : 9,4 % Pulp (in ton ds) Melasse Totaal Bron : Fevia (1998) Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 99

119 c Verwerking Als er verontreiniging optreedt tijdens het productieproces van suiker of indien de kristallisatie van suiker slecht verloopt, wordt het product, dat niet aan de kwaliteitseisen voldoet, opnieuw gesmolten en ingezet in een eerdere fase van het productieproces. Productieafval van suiker komt dus nooit voor. Bovendien is suiker als eindproduct, verpakt of onverpakt, perfect houdbaar. De suikerindustrie heeft geen slib waarvan het zich moet ontdoen. Het overtollige slib van de ana robe waterzuivering gaat naar de decanteringsvijvers, waar het samen met bijvoorbeeld bietenaarde wordt gefermenteerd. Omwille van de lange verblijftijd (ongeveer 5 jaar) in de decanteringsvijvers zijn de (eventuele) fytosanitaire problemen bij het verlaten van de vijvers onder controle. Het aanwezige organisch materiaal wordt tijdens het verblijf volledig gemineraliseerd. De organische stromen van de suikerindustrie, zoals pulp, melasse, bladeren en bietenstaartjes, worden aangewend in de veevoeding. Bietenpulp blijft ÒeigendomÓ van de boer en wordt gebruikt als veevoeder, eventueel na persing en droging. De ÒAlgemene voorwaarden van aankoop en levering van suikerbietenó regelen de afname van pulp door de planters van de fabrikant. Van de melasse gaat slechts een klein gedeelte naar de veevoeding. Gezien het hoge drogestofgehalte (60Ê%) wordt het gebruikt in gemengd droog krachtvoer. Circa 5Ê% van het krachtvoer kan uit melasse bestaan. Het saldo wordt gebruikt in de gist-, alcohol- en citroenzuurproductie. De Belgische productie aan melasse is onvoldoende om aan de vraag te voldoen. De schuimaarde wordt toegepast in de landbouw als bodemverbeteraar. De suikerindustrie heeft er een eigen merknaam aan verbonden, namelijk Neutrafertil en voert promotionele campagnes. Bovendien voert ze onderzoek uit naar nieuwe producten op basis van schuimaarde en naar andere afzetmogelijkheden. Voor de suikerindustrie is het duidelijk dat ze zelf maatregelen neemt naar aanleiding van gestelde problemen. Een belangrijk deel van de organische stromen tracht zij te commercialiseren. Voor probleemstromen tracht ze reducties te realiseren. Dit is uiteraard enkel mogelijk indien er binnen de sector een goede samenwerking en verstandhouding bestaat. d Knelpunten De afzet van schuimaarde als kalkmeststof aan de landbouw zal in de toekomst problemen kennen omwille van het mestbeleid. De verschillende taalversies van de EAC leiden tot interpretatieverschillen wat betreft de status van schuimaarde. Enkel in de Nederlandstalige versie wordt schuimaarde gecatalogeerd als afvalstof. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 100

120 Tabakssector a Beschrijving sector Deze sector vervaardigt tabaksproducten zoals sigaretten, sigaren, (gehomogeniseerde en gereconstitueerde) tabak en snuif. b Aanbod De afvalstoffen worden in OVAM-meldingen algemeen omschreven als snijresten van de tabaksindustrie. Tabel 42. Aanbod organisch afval in de tabakssector (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Afval van snijresten van de tabaksindustrie 800 Totaal 800 Bron : OVAM-meldingen (1995) In de toekomst zal het aantal bedrijven in deze sector wellicht afnemen. c Verwerking Het grootste deel van het tabaksafval wordt gerecupereerd in de landbouw of als veevoeder. Tabaksbladeren worden ook gecomposteerd Textielsector a Beschrijving sector De textielsector kan worden opgesplitst in vijf subsectoren : b Kledingtextiel Omvat weefsels en breigoederen voor sportkleding, vrijetijdskleding, regenkleding, nachtkleding, werkkledij, É Interieurtextiel Omvat tapijt, meubelstoffen, decoratiestoffen, huishoudlinnen, matrastijk, dekens en dekbedden, passementerie, É Technisch textiel Omvat textiel voor geo en bouw, agro, tuinbouw en visvangst, defensie, bescherming en veiligheid, voertuigen, medische doeleinden, transport en verpakking, industri le toepassingen, É Spinnerij en voorbereiding Omvat de voorbereiding en de productie van filament, vezels, garens, katoen, wol, vlas, É Veredeling Wast, bleekt, verft, bedrukt en coat vezels, garens en stoffen; maakt tapijten, breigoed, weefsels, enz. vuilafstotend, krimpvrij, brandvertragend, É Aanbod In de textielindustrie komen nogal wat afvalstromen vrij die grotendeels of uitsluitend uit organisch materiaal bestaan (zie Tabel 43). Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 101

121 Tabel 43. Aanbod organisch afval van de textielsector (in ton per jaar) Sector Aanbod Jute-industrie Stof + opruimafval Plantenvezel 100 Katoen-industrie Stof + opruimafval Plantenvezel Katoenvezels 300 Stofresten Verpakking van katoenvezels 100 Linnen-, hennep- en ramee-industrie Plantenvezel Tapijtindustrie Plantenvezel Wolafval 400 Tricotindustrie Wol Wolindustrie Wolafval 800 Plantenvezel Zijde-industrie Plantenvezel 200 Totaal Bron : OWS (1996) c Verwerking Volgens de OVAM-meldingen wordt het meeste organische textielafval gerecupereerd. Katoenvezels worden ge xporteerd naar Frankrijk en verwerkt in laagwaardige producten (onder andere dweilen). Het is niet zeker of dit een optie blijft voor de toekomst. Op dat ogenblik zou deze stroom een echte afvalstroom kunnen worden. De verpakking van katoenvezels wordt nu samen met het katoenstof gestort. In het kader van COBA is er onderzoek uitgevoerd naar de vergistbaarheid van het organisch textielafval ( 24 ). De resultaten waren vrij goed, zodat dit mogelijk een optie voor de toekomst kan bieden, indien het organisch afval selectief wordt ingezameld. d Knelpunten Alternatieve mogelijkheden naar veevoeding of landbouw schijnen niet of nauwelijks te bestaan. De afvalstoffen zijn, indien zij afkomstig zijn van sectoren die de stoffen bewerken, vaak verontreinigd met andere materialen die alleen kunnen worden verbrand of gestort. Het organisch afval van textielbedrijven bestaat meestal uit kleine hoeveelheden waardoor het niet apart wordt ingezameld voor recuperatie in textielrecuperatiebedrijven. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 102

122 Tuinbouwsector a Beschrijving sector De tuinbouwsector kan worden verdeeld in : de glastuinbouw groenten (tomaten, komkommers, sla) en sierteelt. De tomatenteelt maakt 75% van de glastuinbouw uit en de komkommerteelt 10%. De sierteelt bestaat uit planten en snijbloemen. openluchtteelt fruit (aardbeien) en groenten (augurken, sla) Daarnaast zal in dit onderdeel ook de champignonteelt worden opgenomen aangezien in deze sector een belangrijke hoeveelheid ÔchampostÕ vrijkomt. b Aanbod De tuinbouwsector produceert een aanzienlijke hoeveelheid organisch materiaal (cf. Tabel 44). Vaak is het organisch afval vermengd met niet-organisch materiaal, zoals folies, substraatmatten, enz.. In Tabel 44 is een raming weergegeven van de hoeveelheid zuiver organisch materiaal die vrijkomt in de tuinbouw. Voor de tomatenteelt is het cijfer de som van de overgebleven plant, de clips en koorden. De champignonteelt is toegevoegd omwille van de ÔchampostÕ die vrijkomt. Champost is een verkorte afleiding van Ôafgewerkte champignoncompostõ. Het is een mengsel van champignonsubstraat (samengesteld uit paardenmest, stro, slachtkuikenmest, gips en water) en dekaarde (voor 75 ˆ 80 % bestaande uit veen, gemengd met schuimaarde), dat op het einde van het teeltproces is ÔdoodgestoomdÕ (= een warmtebehandeling heeft ondergaan om zowel de champignonschimmel als eventuele ziekten af te doden). Het mengsel wordt ÔafgewerktÕ genoemd omdat het voor de champignonteler niet meer bruikbaar is. Tabel 44. Aanbod organisch afval van de tuinbouwsector (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Openluchtteelt Openluchtteelt van aardbeien Organisch afval van de totale glastuinbouw Organisch afval van de tomatenteelt Andere Champignonteelt Champost Totaal Bron : COBA - Onderzoek afvalstromen land- en tuinbouw ( 36 ) Ð Champost ( 37 ) De totale productie aan organisch afval voor de tuinbouwsector wordt geraamd op ton op jaarbasis. Specifiek voor de aardbeienteelt is dat ton, voor de tomatenteelt ton per jaar en voor de champignonteelt ton. De tuinbouwsector legt grote nadruk op milieuvriendelijke teeltmethoden die gebruik maken van recycleerbare materialen. De introductie van de recycleerbare materialen zal echter nog wel enkele jaren duren. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 103

123 c Verwerking De huidige verwerking van het organisch afval uit de openluchtteelt en de glastuinbouw geschiedt meestal door eigen ÔcomposteringÕ (op een hoop gooien) of verbranding (niet altijd legaal en/of vergund). Gezien de zware concurrentie en de zwakke positie van de sector is er geen bereidheid om over te schakelen op verwerkingssystemen met hogere kosten, bijvoorbeeld compostering in professionele installaties. Bovendien is compostering niet altijd mogelijk als gevolg van bijvoorbeeld : de grote hoeveelheden monomateriaal aanwezigheid van niet-composteerbare elementen, zoals koorden en clips bij de tomatenplanten het gebruik van fytofarmaceutische producten In het onderzoek ( 24 ), uitgevoerd voor COBA, is de vergistbaarheid van tomatenplanten onderzocht. Hieruit is gebleken dat vergisten niet vlot verloopt, zeker niet voor de houterige planten uit de professionele tuinbouw die bovendien bespoten zijn. Onbespoten jonge planten geven een sneller biogasverloop, maar de afgisting is evenmin volledig. Het is onduidelijk hoe de verwerking van het organisch tuinbouwafval uit de glasen openluchtteelt zich zal ontwikkelen. De afzetkanalen van champost zijn weergegeven in Grafiek 10. Bijna tweederde van de totale hoeveelheid wordt afgezet in de land- en tuinbouw. Iets meer dan eenderde wordt gebruikt in de sector van de tuinaanleg en de particuliere verkoop. diversen 26% particulieren 10% land- en tuinbouw 64% Grafiek 10. De afzet van champost in d Knelpunten Het afval uit de glas- en openluchtteelt komt geconcentreerd vrij, meestal aan het einde van het groeiseizoen. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 104

124 Organisch afval uit de glas- en openluchtteelt wordt op eigen terrein zogenaamd gecomposteerd (vaak niet vergund), met het risico van onvoldoende afdoding van ziektekiemen. Organisch afval uit de glas- en openluchtteelt wordt op eigen terrein verbrand (soms illegaal). Organisch afval van de tomatenteelt is moeilijk vergistbaar. Afval afkomstig uit de tomatenteelt is verontreinigd. Afgezien van de substraatmatten vormen de plastic beugels en het touw een belangrijke verontreinigende fractie, die tot op heden moeilijk kan worden gescheiden van de tomatenplanten. De belangrijkste afzetkanalen van champost bevinden zich in de land- en tuinbouw waar reeds een grote concurrentieslag plaatsvindt Veilingafval a Beschrijving sector In een veiling voeren tuinbouwers tuinbouwproducten (groenten, fruit, planten en bloemen) aan. Ze verkopen de producten via het veilingsysteem aan de groot- en kleinhandel. b Aanbod Interventies Interventieafval van veilingen bestaat uit partijen groenten en fruit die bij overproductie uit de markt worden genomen om een betere prijs te verkrijgen voor het verkochte product. Groenten die in interventie gaan zijn hoofdzakelijk tomaten (> 80 %) en bloemkolen (< 20 %). Voor fruit zijn dit hoofdzakelijk appelen (75-95 %) en peren (25-5 %). Het interventieafval kan verpakt zijn. Ander organisch afval Dit is voornamelijk het organisch afval dat vrijkomt bij het opruimen van de hallen, rotte groenten en fruit, omgevallen kisten en achtergebleven groenten en fruit in de retourkisten. Ondanks het feit dat hout, papier en karton zoveel mogelijk worden afgescheiden, kan het organisch afval zijn vervuild met onder meer papier, karton, touw en plastiek. De aanbodcijfers voor interventieafval en het ander organisch afval verschillen van seizoen tot seizoen en van jaar tot jaar. De grootste hoeveelheid komt vrij in de oogstperiode en is afhankelijk van de productiehoeveelheid en de prijs van groenten en fruit op dat moment. Tabel 45 geeft een idee van de evolutie in hoeveelheden sinds Tabel 45. Aanbod interventieafval van veilingen (in ton per jaar) Aanbod Ô91-Õ92 Ô92-Õ93 Ô93-Õ94 Ô94-Õ95 Ô95-Õ96 Ô96-Ô97 Ô97-Ô98 Ô98-Ô99 ( ) bloemkolen tomaten appelen peren totaal Bron : VBT (Jaarverslagen) ( ) Voor appelen en peren : toestand op Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 105

125 In de toekomst zal het interventieafval verder afnemen door een afname van het aantal interveni ringen. In een nieuwe EG-verordening op dit gebied (nr. 2200/96) worden de maximaal te interveni ren hoeveelheden afgebouwd. Tussen 1997 en 2001 (overgangsperiode) loopt de hoeveelheid die jaarlijks uit de markt mag worden genomen gelijkmatig af van 50 % naar 10 % van het verkochte product. Voor appels en peren wordt de maximale hoeveelheid 8,5 %. Deze afname komt overeen met het standpunt van de sector die de voorkeur geeft aan een marktordening zonder interventiesysteem. c Verwerking De interventies worden aangeboden volgens de volgende prioriteitenvolgorde : liefdadigheid (voedselbank) sociale instellingen (instellingen als OCMWÕs, kloosters, ziekenhuizen en gevangenissen) scholen dierlijke voeding en jacht In het verleden werden de interventies in de piekperioden eveneens gebruikt als groenbemesting (na denaturatie door behandeling met vismeel). Sinds de invoering van Vlarea is dit echter niet meer toegelaten. Tabel 46. Bestemming van de ge ntervenieerde producten - seizoen 1997/98 (in ton en %) Veevoeding % Sociale % Ongeschikt % instellingen voor verbruik bloemkolen tomaten appelen peren Bron : VBT (Jaarverslag 1998) Uit Tabel 46 blijkt dat ondanks de prioriteitstelling het meeste afval naar de veevoeding gaat. De reden hiervoor is dat de eerste drie prioriteiten de grote hoeveelheden die vaak in korte tijd vrijkomen, niet kunnen opnemen. In Tabel 46 zijn ook de voedselbanken nog niet opgenomen, omdat deze pas in 1997 zijn ingesteld. Het overige organisch afval is zo zeer vervuild dat het wordt afgevoerd als gemengd afval en wordt gestort. Vanaf 1997 wordt de hoeveelheid interventieafval gereguleerd volgens marktprincipes. De hoeveelheid die nog overblijft voor veevoeder en groenbemesting is beperkt. Dit wordt mede veroorzaakt door de voedselbanken die sinds 1997 zijn ingesteld. d Knelpunten Er is geen constant aanbod aan afval. Groenten en fruit, maar ook planten zijn vaak verpakt met papier en/of plastiek. Voor verwerking moet die verpakking worden verwijderd. Hoewel er verschillende verwerkingsmethodes bestaan, is het niet uitgesloten dat op piekmomenten een gedeelte van het interventieafval moet worden gestort. In het studiesyndicaat COBA werd er vanuit gegaan dat maximaal 5 % van het interventieafval voor vergisting zou worden aangeboden. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 106

126 Verzorgingssector a Beschrijving sector De verzorgingssector bestaat uit rust- en verzorgingstehuizen. Instellingen voor geneeskunde zijn uitgezonderd. b Aanbod In de verzorgingssector komen twee afvalstromen voor die in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval aan bod komen, namelijk het keukenafval uit de keukens van de rust- en verzorgingstehuizen en het incontinentieafval. Het keukenafval wordt onder Horeca behandeld. Het incontinentieafval komt in de rust- en verzorgingstehuizen vrij in de vorm van luiers en onderleggers. Het incontinentiemateriaal kan op een vrij eenvoudige manier apart worden ingezameld, wat overigens in de praktijk grotendeels al gebeurt, en het vormt zo een relatief zuivere afvalstroom. De jaarlijkse totale hoeveelheid incontinentiemateriaal, is berekend in het kader van COBA en wordt geraamd op ton per jaar. De verwachting is dat deze hoeveelheid in de toekomst gelijk blijft. c Verwerking De huidige verwerking geschiedt voornamelijk door storten en gedeeltelijk via verbranding. De huidige materialen bestaan uit biologisch afbreekbare of vergistbare componenten (voornamelijk pulp) en gedeeltelijk niet biologisch afbreekbare componenten (diverse types plastiek + absorberende polymeren). Deze laatste maken ongeveer 25 tot 40 % op ongebruikt, droog gewicht uit (berekening in het kader van COBA). Het is technisch mogelijk de synthetische component via een combinatie van voor- en nabehandeling te verwijderen van de vergistbare fractie en de vergistbare fractie te verwerken in een vergistingsinstallatie. De studie ( 24 ) in opdracht van COBA heeft aangetoond dat vergisting perspectieven biedt. d Knelpunten Het incontinentiemateriaal bevat een deel niet biologisch afbreekbaar materiaal. Extra behandelingen zijn vereist om, na biologische verwerking, een kwalitatief hoogwaardig eindproduct te bekomen. De concurrentie op de markt is groot waardoor aanbieders alleen gezamenlijk op Europese of wereldschaal zullen overgaan tot volledig biodegradeerbare luiers en incontinentiemateriaal Vlees- en visverwerkende sector a Beschrijving sector De vleesverwerkende sector verlengt de houdbaarheid van voor consumptie geschikt vlees (uit de slachterijen) en vormt het om tot de door de consument gewenste verbruiksklare producten. De visverwerkende industrie verlengt de houdbaarheid van voor consumptie geschikte vis (uit de vismijnen) en vormt deze om tot verbruiksklare producten. Voor die eerste functie beschikken de producenten van vlees- en viswaren over een groot aantal productieprocessen Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 107

127 (drogen, roken, koken, toevoegen van zout,...). Tegelijkertijd maken deze het hun mogelijk om ook in de tweede functie te voorzien. Ondanks de enorme productverscheidenheid kunnen drie grote productgroepen worden onderscheiden ( 38 ) : het bereide vlees (bijvoorbeeld hammen) waarvan de anatomische entiteit nog goed herkenbaar is de vleesbereidingen (bijvoorbeeld worsten,...) waarbij deze herkenbaarheid volledig verdwenen is de bereide gerechten (bijvoorbeeld vleesconserven,...) Deze opdeling gaat ook op voor de sector van de visverwerking. Tijdens het productieproces komen er ook afvalstoffen vrij. De grootste stroom bestaat uit dierlijk afval zoals vetten, beenderen en graten. Hiervoor geldt een specifieke reglementering, namelijk het besluit van de Vlaamse regering van betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval. Deze stroom komt dan ook niet verder aan bod in dit plan. Belangrijke afvalstromen voor deze analyse zijn het waterzuiveringsslib en de worstenvellen die niet van dierlijke oorsprong zijn. Deze worden niet beschouwd als dierlijk afval en mogen niet verwerkt worden in een verwerkingsbedrijf van dierlijk afval. Bovendien kan waterzuiveringsslib niet als diervoeder aangewend worden volgens het KB van februari De vet- en vleesdeeltjes opgevangen door roosters mogen evenmin tot diervoeder verwerkt worden in de verwerkingsbedrijven. b Aanbod Om tegemoet te komen aan de lozingsnormen voor afvalwater in oppervlaktewater en door de stijgende milieuheffing hebben een aantal vleesverwerkingsbedrijven ge nvesteerd in een eigen waterzuiveringsinstallatie. De meest aangewende technieken om organische stoffen zoals vlees- en vetdeeltjes of bloedresten te verwijderen uit het proceswater bestaan uit een voorzuivering (zeven, flotatie, flocculatie) en een biologische zuivering (veelal a roob actief slib). Als gevolg van de bouw van waterzuiveringsinstallaties is de hoeveelheid slib de laatste jaren toegenomen. De hoeveelheid wordt geraamd op ongeveer ton. De hoeveelheid worstenvellen die ontstaat is vrij groot, namelijk 800 ton per jaar. Ze bestaan hoofdzakelijk uit gepolymeriseerde cellulose met verder enkele volledig biodegradeerbare additieven. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 108

128 Tabel 47. Aanbod organisch afval in de vlees- en visverwerkende sector (in ton per jaar). Sector Aanbod Opmerkingen Niet voor consumptie geschikte 594 producten (verpakt + onverpakt) Worstenvellen 800 Olie van frituur 3 Slib Productie en verwerking van vlees : DS > 5 % en mogelijk verontreinigd met Ni, Zn, Cu en EOX Gevogelte : DS < 5 % en mogelijk verontreinigd met Ni Productie van vleeswaren en -conserven : DS > 5 % en mogelijk verontreinigd met EOX en minerale olie Totaal Bron : PRESTI - Fevia (1998) - OVAM c Verwerking De worstenvellen werden tot voor kort gestort maar kunnen ook biologisch verwerkt of verbrand worden. Om redenen van imago en verwachte kostprijsvergelijking wordt sedert enkele jaren dit afval biologisch ana roob verwerkt. Het waterzuiveringsslib is meestal tertiair slib. Het werd tot op heden veelal aangewend in de akkerbouw als meststof of bodemverbeterend middel. Deze afzetmogelijkheden worden echter meer en meer beperkt (cf. Vlarea en Mestdecreet). Alternatieven zijn storten (duur), verbranding of vergisting. Dit laatste biedt voor de toekomst wellicht de meeste perspectieven. Het slib van de vetvangers is primair slib. Dit wordt gebruikt als bodembemester of voor de productie van gelatine ( 39 ). In de OVAM-meldingen is aangegeven dat het slib voor het grootste deel steekvast wordt gemaakt (42 %), verwerkt in land- en tuinbouw (30%) en gestort (15%). d Knelpunten De afzetmogelijkheden van waterzuiveringsslib als meststof of bodemverbeterend middel in de landbouw worden beperkt. Er moet gezocht worden naar alternatieve verwerkingsmogelijkheden. Vermenging van waterzuiveringsslib met het dierlijk afval is te mijden. De gezamenlijke verwerking tot veevoeding is immers niet toegestaan Water en frisdranken a Beschrijving sector Voor de productie van mineraal water wordt het opgepompte water eerst ontlucht. Door verzadiging met koolstofdioxide wordt koolzuurhoudend mineraal water Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 109

129 geproduceerd. Voor frisdranken wordt het koolzuurhoudend mineraal water eerst met onder andere siroop, verschillende aromaten en kleurstoffen gemengd. b Aanbod Het afval dat in deze sector ontstaat, is weergegeven in Tabel 48. Tabel 48. Aanbod organisch afval in de sector water en frisdranken (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Opmerkingen Niet voor consumptie geschikte producten 35 (verpakt + onverpakt) Zuiveringsslib DS : 3 ˆ 4 % Afval van kruiden en planten afkomstig van 4 distillaten Totaal Bron : Fevia (1998) c Verwerking Het grootste deel van het afval kan dienen als meststof of bodemverbeterend middel op het land. De niet voor consumptie geschikte producten moesten in het verleden worden verwijderd. De eenheid in Vlissingen (cf b.2) kan de verpakte waters en frisdranken echter ontpakken en recupereert de inhoud als veevoeding. De hoeveelheden die op deze manier in de veevoeding terechtkomen zijn aanzienlijk, er zijn echter geen cijfers van beschikbaar. Het afval van kruiden en planten afkomstig van distillaten wordt gecomposteerd Zetmeelsector a Beschrijving sector De sector produceert zetmeel van ma s en tarwe. Het zetmeel wordt gebruikt als grondstof voor bijvoorbeeld de productie van suikers of papier. Daarnaast komen enerzijds gluten vrij, die worden gebruikt in de voedingsnijverheid en anderzijds restproducten als tarwekiemen, zemelen en ma svezels, die worden verkocht als veevoeder. b Aanbod Tabel 49. Aanbod organisch afval van de zetmeelsector (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Opmerkingen Granulaire kool p.m. Filteraarde Na gebruik bevat de filteraarde voornamelijk stroop en eiwitten, de organische stof bedraagt ca. 70 %. Slib 125 Totaal Bron : OWS (1996) - mondelinge mededeling sector - Fevia (1998). De organische stromen komen vrij bij de hydrolyse van zetmeel en de raffinage van hydrolysaten en dextrines (suikers). Om suiker te zuiveren wordt granulaire kool (=Êactieve kool in granulaire vorm) gebruikt. Filteraarde (diatomee-aarde ofwel perliet) wordt gebruikt voor filtratie en zuivering van stroop. Het slib komt vrij tijdens een ana robe voorzuivering en a robe nazuivering. Het a robe slib wordt teruggestuurd naar de ana robie waar het grotendeels wordt vergist. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 110

130 c Verwerking De granulaire kool wordt na gebruik door een ander bedrijf gereinigd en vervolgens weer toegepast in het proces. De filteraarde wordt gecomposteerd. Het slib wordt gebruikt in de landbouw. De verwachting is dat deze situatie in de toekomst zal blijven bestaan Zuivelsector a Beschrijving sector De zuivelsector omvat zuivelfabrieken en de kaasmakerijen. Hierin vinden de volgende productieprocessen plaats : b de verwerking van melk tot verse vloeibare melk, gepasteuriseerd, gesteriliseerd, gehomogeniseerd en/of ultra-hoog verhit de productie van melkpoeder, boter, kaas en wrongel, room, ingedikte melk, wei, case ne en lactose (melksuikers), yoghurt en desserts op basis van melk Aanbod De organische stromen die vrijkomen in de zuivelsector zijn weergegeven in Tabel 50. Niet alle stromen zijn weergegeven. Over de organische stromen die worden afgevoerd als veevoeder, zijn geen gegevens bekend. Door betere technologie en beheerssystemen dalen de hoeveelheden permanent. Uit de meldingsgegevens van OVAM blijkt dat ongeveer een vierde van het totale aanbod aan organische stromen richting veevoeding gaat. Tabel 50. Aanbod organische stromen van de zuivelsector (in ton per jaar) Organische stromen Aanbod Opmerkingen Waterzuiveringsslib DS : 2 ˆ 3 % Ander slib 750 Vetvang 250 Totaal Bron : Fevia (1998) Het gemiddelde drogestofgehalte van het slib uit de zuivelsector bedraagt 5 ˆ 7Ê%. In Vlaanderen hebben 15 zuivelbedrijven een eigen waterzuivering met slibproductie. De uiterste waarden van het drogestofgehalte liggen op minimum 1,5 ˆ 2 % en op maximum 15 ˆ 18 %. c Verwerking De onverpakte organische stromen worden rechtstreeks als brijvoeder voor varkens afgevoerd. Voor het verpakt organisch afval, zoals potjes yoghurt, bestaan er technieken om verpakking en inhoud te scheiden. De afgescheiden zuivel gaat naar de veevoeding. De recuperatie van de verpakking, in dit geval plastiek, is rendabel wanneer grote hoeveelheden van een zelfde soort verpakking kunnen worden verzameld. In het zuiden van Nederland past Recyfeed deze verwerkingsmethode op grote schaal toe. In Vlaanderen gebeurt in feite hetzelfde door individuele landbouwers, zij het op zeer beperkte schaal. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 111

131 Wat betreft de organische stromen van de zuivelsector die naar de veevoeding gaan, is een dalende trend waar te nemen, die wordt verklaard door betere productietechnieken en kwaliteitssystemen, meer grondstofzorg en bewustmaking voor de milieu-impact. Het waterzuiveringsslib wordt volledig afgezet in de landbouw. Daar bestaat een specifieke vraag naar slib met een drogestofgehalte kleiner dan 3 % (voor grasland en dergelijke). De sector verwacht dat deze vraag zelfs nog kan toenemen. Voor de partijen met een drogestofgehalte groter dan 15 % lijkt co-compostering tot de mogelijkheden te behoren. Een aantal stromen zoals ander slib en afval uit de vetvang moeten worden verwijderd. d Knelpunten Zuivelproducten die niet voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemd zijn, behoren volgens het Besluit Dierlijk Afval tot de categorie van het dierlijk afval. Indien ze een ernstig gevaar inhouden voor de gezondheid van mens of dier worden ze bovendien beschouwd als hoog-risicomateriaal. Voor de verwerking van zuivelproducten zijn de strenge verwerkingsnormen van Beschikking 96/449/EG niet van toepassing. In de praktijk echter wordt zuivelafval nooit afgevoerd naar verwerkingsbedrijven van dierlijk afval. Redenen hiervoor zijn het verpakt zijn van het afval en alternatieve verwerkingswegen zoals vervoedering Soja, sauzen en mayonaise, enzymen, aromaõs, kruiden, rijstpofferijen, eierbrekerijen, noten en vruchten, zaden a Beschrijving sector In dit punt zijn een aantal sectoren verzameld die niet onder andere sectoren geklasseerd kunnen worden. b Aanbod Het aanbod aan organisch afval in deze verschillende sectoren is weergegeven in Tabel 51. Tabel 51. Aanbod organisch afval van soja, sauzen en mayonaise, enzymen, aromaõs, kruiden, rijstpofferijen, eierbrekerijen, noten en vruchten, zaden (in ton per jaar) Afvalstroom Aanbod Niet voor consumptie geschikte verpakkingen (verpakt + onverpakt) 350 Waterzuiveringsslib Sojabonen en pellen 72 AromaÕs Totaal Bron : Fevia (1998) c Verwerking Ongeveer de helft van het aanbod aan organisch afval in deze sectoren wordt nuttig gevaloriseerd in de landbouw als meststof of bodemverbeterend middel. Een belangrijk deel van het slib, namelijk ton, moet worden verwijderd. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 112

132 Knelpunten In het kader van het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval bestaat er enige wrevel over de definitie van afvalstoffen. Een belangrijk deel van de organische stromen die hier zijn ge nventariseerd, wordt door de producenten immers als een ÔreststroomÕ gezien, die bovendien gecommercialiseerd wordt. Gezien de term afvalstof voor de meeste producenten een negatieve klank heeft, kan de omschrijving van deze ÔreststromenÕ als afvalstoffen de commercialisatie in het gedrang brengen. Aangenomen mag worden dat voor een belangrijk deel van de vermelde sectoren het re le aanbod aan organische stromen nog veel hoger ligt. Dit hangt uiteraard samen met bovenvermeld knelpunt. Verschillende organische stromen worden gecommercialiseerd en bijgevolg niet met afval geassocieerd. De sectoren vermelden deze organische stromen noch in de OVAM-meldingen, noch in de uitgevoerde enqu tes. De toepassing van slib in de landbouw wordt soms gehypothekeerd door verontreinigingen en het lage drogestofgehalte. Voor een aantal afvalstromen zijn de verwerkingsmogelijkheden niet gekend. Het aanbod aan organische bedrijfsafvalstoffen is vaak niet continu, varieert in functie van de seizoenen en moet wegens de kans op bederf snel worden opgehaald en verwerkt. Dikwijls zijn het homogene stromen die vrijkomen. Door het lage droge stofgehalte van de natte afvalstromen zijn de kosten voor het transport hoog. (cf e.2) Bij het ÔthuisÕcomposteren van organische bedrijfsafvalstoffen worden de risicoõs, bijvoorbeeld onvoldoende afdoding van ziektekiemen, niet voldoende ingeschat. Het verbranden van organische bedrijfsafvalstoffen op eigen terrein is slechts onder beperkte voorwaarden toegelaten, maar wordt op vrij grote schaal toegepast Verwerking Ð afzet Verwerking en afzet voor gebruik als veevoeder Veel organische stromen uit de voedings- en distributiesector (zie 2.3.1) komen als veevoeding in de varkens- en rundveehouderij terecht. Het gebruik als veevoeder is daarmee een belangrijke recuperatievorm. In deze paragraaf is ingegaan op het gebruik van organische stromen uit deze sectoren die rechtstreeks (van producent naar boer) of onrechtstreeks (via foeragehandelaars en gespecialiseerde bedrijven) terechtkomen in de veehouderij. Het gaat hier veelal om natte organische afvalstromen. De gegevens zijn gebaseerd op een studie die in opdracht van de OVAM is uitgevoerd door de KUL ( 40 ). De organische stromen (bijvoorbeeld sojaschroot, tarweproducten, É) die de mengvoederindustrie verwerkt tot droge voeders, zijn niet opgenomen in de analyse. Een onderscheid is gemaakt tussen keukenafval en plantaardige organische stromen. Keukenafval is gedefinieerd als Ôafval van dierlijke of plantaardige producten in rauwe of gekookte toestand, voortkomend van herbergen, kazernes, kloostergemeenschapskeukens, ziekenhuizen, hotels, refters, restaurants en andere gemeenschapskeukens en van kampeerterreinenõ (koninklijk besluit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 113

133 ). Met plantaardige organische stromen zijn alle stromen bedoeld uit de voedings- en distributiesector die geen vis of vlees bevatten. Omdat bij het gebruik van organische stromen als veevoer sprake is van een internationale markt zijn in de paragrafen waar dit relevant is tevens de belangrijkste ontwikkelingen in Nederland en Duitsland opgenomen. Het vervoederen van keukenafval aan runderen is verboden op basis van de EGbeschikking 94/381/EG waarin is opgenomen dat geen zoogdiereiwitten gevoederd mogen worden aan runderen. Zowel in Vlaanderen, Nederland als Duitsland komt het rechtstreeks en onrechtstreeks vervoederen van natte organische stromen voor. Per land zijn er echter specifieke regelgevingen die het vervoederen van bepaalde stromen (bijvoorbeeld keukenafval) al dan niet mogelijk maken (zie ook 4 - Instrumenten en f - Regelgevende aspecten). a Situering Organische bedrijfsstromen worden rechtstreeks en onrechtstreeks vervoederd. Bij ÔrechtstreeksÕ vervoederen ondergaat de stroom geen omvorming ( 41 ) voor de vervoedering aan het dier (bijvoorbeeld groenten aan runderen). De meeste organische stromen worden echter onrechtstreeks vervoederd. Veelal worden de organische stromen onderling gemengd en/of vermengd met meel of stro. Aardappelstoomschillen, bierdraf, enz. worden na inmenging met stro gevoederd aan rundvee. De grootste stroom gaat naar de brijvoeding in de varkenshouderij. Deze brijvoeders worden praktisch altijd op het varkensbedrijf zelf aangemaakt. Soms levert een veevoederbedrijf een finaal brijvoeder bij de varkenshouders af, maar dit gebeurt alleen op zeer beperkte schaal. De verwerking van keukenafval na sterilisatie door lokale varkenshouders is in Vlaanderen toegelaten en wordt geregeld door het koninklijk besluit (cf.ê4 - Instrumenten). Aangezien het echter om afvalstoffen gaat, moet er een regeling worden uitgewerkt in het kader van het Afvalstoffendecreet. De hoeveelheid keukenafval die op deze manier wordt vervoederd bedraagt ongeveer ton per jaar en zou kunnen worden uitgebreid tot ton/jaar. De varkenshouder vermengt het keukenafval met andere organische stromen en meel. Er bestaan geen exacte gegevens over de hoeveelheden afval die terechtkomen in de dierlijke voeding. Naar schatting wordt aan zoõn Êvarkens in Vlaanderen brijvoeding verstrekt. Met de bijkomende (kleine) varkens die met keukenafval gevoederd worden, geeft dit een totaal van ongeveer Êvarkens. Op een totaal van miljoen slachtingen per jaar (2,5 rondes per jaar) betekent dit dat ± 5 % van de totale varkensstapel (4ʈÊ4,4Êmiljoen) met brijvoeding wordt gevoederd. Veel Belgische varkenshouders staan voor de levering van veevoeder onder contract bij mengveevoederbedrijven en zijn aan dat bedrijf verbonden. Het aandeel van brijvoeding in de markt van varkensvoeding is hierdoor in vergelijking met Nederland en Duitsland beperkt. Een deel van het organisch bedrijfsafval komt rechtstreeks bij de boer terecht zonder tussenkomst van foeragehandelaars of gespecialiseerde bedrijven. Bij Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 114

134 kleine hoeveelheden gebeurt de ophaling bij de producent van het organisch afval door de plaatselijke veehouders. De varkenshouders die hun dieren voederen met brij moeten zekerheid hebben over de aanvoer van hun basisproducten en doen hiervoor beroep op gespecialiseerde foeragehandelaars/bedrijven (regelen verkoop van natte plantaardige organische afvalstromen) of op de producenten van de afvalstof zelf. In tegenstelling tot de varkenshouder die keukenafval vervoedert, halen deze boeren zelf praktisch geen ladingen op. Ze zijn hoofdzakelijk afgestemd op continu vrijkomende organische bedrijfsafvalstromen. De enkelvoudige stromen worden opgeslagen in siloõs en opslagruimtes bij de varkenshouder. Knelpunt b De markt van brijvoeding in Vlaanderen is beperkt door de ÔvoedertraditieÕ (verwevenheid van varkensbedrijven met mengveevoederfirmaõs). In Nederland is de brijvoedingmarkt meer uitgebouwd, ongeveer % van de Nederlandse varkensstapel krijgt brijvoeding. Deze marktsituatie kan bepalend zijn voor eventuele verdere uitbreiding van brijvoeding in de toekomst (afzetgebied van organische reststromen). De bedrijfsgrootte is van groot belang voor de rendabiliteit van brijvoeding. Omtrent de vervoedering van keukenafval dient een consistente regelgeving te worden uitgewerkt (OVAM Ð Ministerie van Landbouw). Technieken Het rechtstreeks vervoederen van organische bedrijfsstromen heeft geen specifieke technieken nodig. Bij onrechtstreekse vervoedering worden de stromen onderling gemengd en/of ingemengd met droge voeders. De verwerkingstechniek (bij de boer zelf of in gespecialiseerde bedrijven) hangt af van de organische stroom die ingemengd wordt in het voeder. Zo wordt het keukenafval gekookt en gemengd door de varkenshouders. Daarnaast zijn er de plantaardige organische bedrijfsstromen uit de distributiesector en voedingsindustrie die, indien nodig, ontpakt, gemalen, gemengd, aangezuurd en/of gedroogd worden. De meeste organische stromen worden, in tegenstelling tot het keukenafval, niet verwarmd v r gebruik in de dierlijke voeding. b.1 Verwerking van keukenafval De locaties van de producenten van het keukenafval liggen in een straal van ongeveer 30 km rond het bedrijf van de varkenshouder. Het gaat hier veelal om ziekenhuizen, rustoorden, gehandicapteninstellingen, jeugdinstellingen, restaurants, scholen en vakantieoorden. De opslag van het keukenafval bij de producent gebeurt in plastieken of ijzeren tonnen/rolcontainers van 100, 200 of 240 liter, al dan niet met deksel. De varkenshouder haalt deze tonnen/rolcontainers met een hiervoor bestemde vrachtwagen 1 tot 3 maal per week op en laat op hetzelfde moment gereinigde lege tonnen/rolcontainers achter. Het keukenafval is gescheiden van papier, plastiek, grote beenderen, enz.. Het afval wordt eerst gemalen en gemixt en dan gekookt in een stoomketel. De verwerkingscondities zijn variabel van bedrijf tot bedrijf, de temperatuur schommelt Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 115

135 tussen 90 en 160 C en de tijdsduur tussen 1 en 4 ˆ 5 uur. In een enkel geval worden biofilters gebruikt om geurhinder te beperken. Na verhitting wordt het keukenafval veelal gemengd met andere producten in een andere silo of bak. De ingemengde stoffen worden niet aangezuurd om de houdbaarheid te verlengen. Noch ondergaan zij een hittebehandeling, tenzij om de verteerbaarheid (bijvoorbeeld tarwezetmeel) te verhogen. Deze manier van brijvoedering kent in Vlaanderen geen doorgedreven procesautomatisatie op het varkensbedrijf. De verwerking van keukenafval samen met producten uit de distributie- en voedingsnijverheid gebeurt in Duitsland al op grotere schaal in gespecialiseerde bedrijven. Het organisch afval wordt na malen en menging, gestoomd in gespecialiseerde ketels. In het ene bedrijf wordt gesteriliseerd op 90 C gedurende 1Êuur. In een ander bedrijf verwerkt men keukenafval aan destructienormen : 133 C bij 3 bar gedurende 20 minuten. Dit verhittingsproces is geautomatiseerd waardoor een continue procescontrole mogelijk is. In de bedrijven en bij het transport is er een strikte opvolging van de hygi nisch-sanitaire voorwaarden die de wet oplegt. De samenstelling en voederwaarde van het brijvoeder zijn vaak per partij bepaald zodat de landbouwer de nodige informatie krijgt om een voederschema op te stellen. Het verschil tussen deze verwerking en die bij de Vlaamse varkenshouders ligt in het feit dat verschillende afvalstromen samen worden gemengd en gestoomd, terwijl bij de Vlaamse varkensboeren alleen keukenafval wordt gekookt. In Duitsland gebeurt de verwerking van keukenafval hoofdzakelijk in grootschalige installaties, ook nog wel door de landbouwer zelf. In Vlaanderen zijn het enkel de individuele varkenshouders die keukenafval verwerken. Knelpunt De productie en het gebruik van brijvoeder vragen om technische aanpassingen en investeringen in het bedrijf. b.2 Verwerking van plantaardige organische bedrijfsstromen. Zowel in Vlaanderen, Nederland als Duitsland wordt de afzet van plantaardige organische bedrijfsstromen in de dierenvoeding meestal geregeld door een foeragehandelaar of door gespecialiseerde bedrijven. De levering van een organische stroom bij de varkenshouder gebeurt soms ook door de producent zelf. Indien de hoeveelheden kleiner zijn, gebeurt de ophaling door plaatselijke veehouders. Meestal wordt het finale brijvoeder op het varkensbedrijf zelf gemengd met behulp van een computergestuurde brijvoederinstallatie. In Vlaanderen ontpakken een aantal varkenshouders zelf melkproducten via een maalsysteem met schroef. De gespecialiseerde bedrijven oefenen verschillende activiteiten uit. Er zijn bedrijven die zich richten op het drogen van organische afvalstromen. Vloeibare stromen uit de voedingsnijverheid zoals vetten, enzymen, deeg, mosterdzaad of eiwithydrolysaten worden na menging opgeslagen in siloõs of gewoon op de grond. Daarnaast zijn er bedrijven die zich richten op droge organische producten uit koekjesfabrieken, industri le bakkerijen, enz.. Na een maalproces worden deze Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 116

136 als droge producten geleverd voor de brijvoeding. De enkelvoudige grondstoffen kunnen ook in het verwerkende bedrijf verder gemengd en gepelletiseerd worden. Er zijn in Nederland een aantal gespecialiseerde bedrijven/handelaars gericht op de verwerking en distributie zowel van vloeibare organische stromen als van droge stromen zoals koekjes, brood of wafels. De laatste ontwikkelingen situeren zich op het gebied van het ontpakken van voedingswaren uit de distributiesector en de verwerking/afzet ervan in de varkensbrijvoeding. Anno 1999 komt organisch afval uit Belgische distributieketens terecht in Nederland en wordt het verkocht aan Nederlandse varkenshouders. In deze bedrijven worden groenten en fruit voorgebroken en vermoest tot een vloeibare pap. Verpakte producten zoals yoghurt en verpakte groenten worden geperst om de inhoud en verpakking van elkaar te scheiden. Verpakkingen zoals plastiekfolie en karton komen via een luchtsysteem in aparte bunkers terecht. Glazen flessen met melk, limonades, fruitsappen, enz. (dun vloeibaar) worden gebroken. Het glas komt terecht in een container. Het product wordt van de verpakking gescheiden via een zeef. Tetrapak en blik worden geperst waardoor een terugname van de verpakking mogelijk is. Tot slot kunnen ook flessen met een kroonkurk machinaal ontkurkt worden waardoor een 100 % recyclage kan gebeuren van zowel fles als inhoud. De stromen komen in aparte opslagtanks waar ze, indien nodig, verder worden aangezuurd. De enkelvoudige stromen worden afgeleverd aan de varkenshouders die hun brijvoeder mengen op het bedrijf zelf. Knelpunten c Het ontpakken van verpakte producten uit de distributiesector vergt gespecialiseerde, dure machines. De samenstelling van natte organische stromen en vooral van keukenafval is niet altijd constant. Vooral het voederen van keukenafval aan varkens kent weinig tot geen standaardisatie betreffende de formulering van de samenstelling en voedingswaarde van de brij in Vlaanderen. De varkenshouder zelf ziet hier echter geen probleem. In de moderne varkensbedrijven waar brijvoeding van plantaardige organische stromen geautomatiseerd is, stelt deze formulering geen probleem door de deskundige begeleiding van de veevoederfirmaõs die raad geven over het samenstellen en mengen van het brijvoeder. Hierbij is het nodig de chemische samenstelling van de enkelvoudige stoffen te kennen. Het is ook wenselijk om te werken met goed ÔloopbareÕ stromen om problemen te voorkomen bij de opslag, inmenging en het transport van de brij door de leidingen. De varkenshouder die zijn dieren met brij voedert is sterk afhankelijk van de producenten van de organische stromen, zowel qua hoeveelheden (seizoenproductie) als qua kwaliteit (bijvoorbeeld verontreiniging met een reinigingsproduct). Acceptievoorwaarden Voor de vervoedering van organische stromen aan dieren zijn er geen milieuhygi nische eisen opgelegd. Wel kunnen er eisen worden gesteld vanuit hygi nisch-sanitair standpunt om risicoõs voor dier- en volksgezondheid zo veel mogelijk uit te sluiten. In het verleden was wettelijk vastgelegd welke stoffen Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 117

137 toelaatbaar waren in de dierlijke voeding. Sinds 1999 wordt echter gewerkt met een negatieve lijst van producten die niet in de veevoeding worden toegelaten. c.1 Keukenafval In Vlaanderen en Duitsland is het voederen van keukenafval aan dieren onder bepaalde voorwaarden toegelaten (zie 4 - Instrumenten en f - Regelgevende aspecten) Het binnenkomende keukenafval op het verwerkende bedrijf moet vrij zijn van plastiek, glas, papier, folie, bestek, grote beenderen, enz.. Een goede scheiding van het keukenafval en niet-eetbare producten is dan ook een eerste vereiste. Daarenboven mag er geen microbieel bederf zijn van het keukenafval. Het gesteriliseerde keukenafval wordt verwacht vrij te zijn (of niet-schadelijke dosissen te bevatten) van bepaalde bacteri n (Enterobacteri n, Salmonella, Coliformen), virussen (bijvoorbeeld varkenspestvirus), toxines, schimmels, antibioticaresiduen, enz.. c.2 Plantaardige organische bedrijfsstromen Tot begin 1999 werd gewerkt met een positieve lijst van producten die toelaatbaar waren als grondstof in de dierlijke voeding. Deze lijst was gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding. Voor 80 % waren het organische stoffen (zowel plantaardig als dierlijk) in droge vorm. Vanaf mei 1999 is er echter een nieuw koninklijk besluit van betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding van kracht, dat het koninklijk besluit van opheft. In het nieuwe koninklijk besluit van wordt algemeen aangegeven welke stoffen niet als of in dierlijke voeding mogen gebruikt worden of aanwezig zijn. Fecali n, urine, huishoudelijk afval, onbehandeld afval van eetgelegenheden en slib van waterzuiveringsinstallaties waarin afvalwater wordt behandeld, zijn niet toegelaten. Verder behandelt het koninklijk besluit het in verkeer brengen en de etikettering van stoffen bestemd voor dierlijke voeding. Via het ministerieel besluit van betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding worden deze ongewenste stoffen en producten vastgesteld. Voor een aantal ongewenste stoffen en producten worden maximumgehaltes bepaald. De toegelaten toevoegingsmiddelen zijn eveneens in het ministerieel besluit opgenomen. Net als voor keukenafval zijn er geen milieuhygi nische eisen opgelegd. Een goede scheiding van verpakkingsmateriaal en het beperken van schadelijke bacteri n, schimmels, virussen, enz. is essentieel. Ook in Nederland staan alle producten die niet zijn toegelaten in de dierlijke voeding op een negatieve grondstoffenlijst; al de overige producten zijn dus wel toegelaten. Er mogen geen vleesproducten verwerkt worden tot veevoeding, tenzij onder de speciale voorwaarden voor de verwerking van dierlijk afval. In de Nederlandse GMP-regeling is geformuleerd aan welke voorwaarden het brijvoeder moet voldoen (bijvoorbeeld vervuilingsgrens van verpakking < 1 %). Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 118

138 d Sanitaire aspecten d.1 Keukenafval Het koninklijk besluit van geeft de bepalingen weer voor de verwerking en het gebruik van keukenafval in de veevoeding. De varkenshouders verwarmen het keukenafval tot een temperatuur tussen 90 en 160 C gedurende 1 tot 4 ˆ 5 u. Ongeveer 3 maal per jaar nemen de provinciale diergeneeskundige diensten stalen van het voeder op het varkensbedrijf. De varkenshouders zelf zijn ervan overtuigd dat varkenspest niet door het vervoederen van keukenafval wordt veroorzaakt mits een goede warmtebehandeling gerespecteerd wordt. De reiniging en ontsmetting van tonnen en vrachtwagens wordt goed toegepast zowel bij de varkenshouder als in het bedrijf. De hygi nische bewaring van het keukenafval in goed gereinigde tonnen vermindert de kans op schimmelontwikkeling en microbieel bederf. Knelpunten In het koninklijk besluit van 1969 staan geen concrete voorwaarden (temperatuur, tijdsduur, druk) voor de sterilisatie van het keukenafval. Het besluit definieert niet wat ÔsterilisatieÕ inhoudt (normen). Het varkenspestvirus dat potentieel aanwezig kan zijn in keukenafval, zou verdwijnen onder de huidig aangewende verwerkingscondities ( 42 ). Het verdwijnen van het eventueel aanwezige BSE prion onder de huidige verwerkingsmethode wordt echter in vraag gesteld ( 43 ). Voor de verwerking van keukenafval zouden in de toekomst dus eerder dezelfde destructienormen (133 C, 3 bar, 20 min) moeten gelden als voor Ôdierlijk afvalõ ( 44 ). Om deze normen te halen zijn extra investeringen in de installatie nodig. Deze normen veroorzaken echter een vermindering van de voedingswaarde (bijvoorbeeld afbraak van vitaminen) van het keukenafval. Destructienormen zijn bij de lokale varkenshouders met hun huidige infrastructuur waarschijnlijk niet haalbaar. d.2 Plantaardige organische bedrijfsstromen In tegenstelling tot het keukenafval, worden de meeste plantaardige organische bedrijfsstromen niet verwarmd. Dit verhoogt de kans op aanwezigheid van microbi le entiteiten, residuen, enz. indien de stromen langere tijd bewaard moeten worden. Om snel bederf tegen te gaan, worden bepaalde stromen aangezuurd. De sanitaire controle op brijvoeder is in Vlaanderen beperkt. In Duitsland is er regelmatig controle. De meeste mengveevoederbedrijven in Vlaanderen zijn niet uitgerust om brijvoeding te maken. Het mengen van verschillende natte en droge ingredi nten tot een brijvoeder is daarom meer aangewezen bij de varkenshouder zelf en wordt vergemakkelijkt indien de nodige automatisatie en computersturing aanwezig zijn op het varkensbedrijf. Dit vergt investeringen en een deskundige aanpak. Daarenboven moet de varkenshouder snel kunnen reageren om een oplossing te vinden als er iets mis gaat met een bepaalde organische stroom die ingemengd wordt in de brij. In Nederland en Duitsland wordt brijvoeder op veel grotere schaal toegepast. In Nederland betreft het zoõn 2-2,5 miljoen (20-25 % van de varkensstapel) ( 45 ). De brijvoedermarkt kent nog een sterke opmars. Het gaat veelal om grote Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 119

139 varkensbedrijven (meer dan varkens per bedrijf). In Nederland zijn de producenten van droge veevoeders vaak verbonden met foeragehandelaars om de brijvoedermarkt verder uit te bouwen en de varkenshouders optimaal te begeleiden. Knelpunten e Voor aardappelproducten bestaat het probleem dat bruinrot mogelijk kan worden verspreid (en potentieel besmettingsgevaar inhoudt) via de mest. Er moet continu aandacht zijn voor de eventuele aanwezigheid van ziektekiemen, ongewenste chemicali n zoals zware metalen, reinigings- en bestrijdingsmiddelen (pesticiden) en eventuele residuen (antibiotica of coccidiostatica). Bij foeragehandelaars blijkt soms weinig controle te zijn op microbi le entiteiten (bijvoorbeeld Salmonella). Organische stromen hebben een beperkte houdbaarheid. De omloopsnelheid van de organische stromen, vormt een groot probleem omdat zij in tamelijk grote hoeveelheden worden geleverd (1 ton). Om de reststromen zo snel mogelijk te vervoederen is er een minimum van vleesvarkens en 400 zeugen per bedrijf nodig. Economische aspecten e.1 Keukenafval Het keukenafval wordt In Vlaanderen ofwel gratis opgehaald door de varkensboeren, ofwel krijgt de varkenshouder een vergoeding voor de ophaling ( BEF/maand). In een enkel geval betaalt de boer BEF/jaar voor het afhalen van het keukenafval bij een grootkeuken. In de meeste gevallen wordt de boer echter vergoed voor de ophaling van het keukenafval. Voor de producent is deze manier van ophaling een goedkoop alternatief. Het keukenafval wordt meestal gemengd met andere producten. Bijgemengde afvalstoffen zijn rechtstreeks afkomstig van mislukte producties uit de voedingsnijverheid of worden door een foeragebedrijf geleverd. De gemiddelde voederkostprijs bedraagt (namelijk mengsel van keukenafval met andere producten) ongeveer 10 BEF/vleesvarken,dag afhankelijk van het in te mengen product en het groeistadium van het dier. Tabel 52 bevat een raming van de totale voederkosten per dier over de hele mestperiode van een vleesvarken. Het vetmesten van varkens (tot kg levend gewicht) met brijvoeding op basis van keukenafval kost gemiddeld 1.200ÊBEF/varken. Het voederen met droog voeder kost gemiddeld BEF per varken. Hieruit blijkt dat er een sterke reductie is van de voederkosten per dier met brijvoeding waarin keukenafval is vermengd, ten opzichte van het traditionele droge voeder (± 40 % per dier). Dit brengt een economisch voordeel mee voor de varkenshouder. De voederkosten maken immers 40 ˆ 60 % van de totale kosten uit per dier. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 120

140 Tabel 52. Raming van de totale voederkosten per dier (brijvoeding op basis van keukenafval) Gemiddelden over de hele mestperiode Brijvoeder met keukenafval Traditionele droge voeders Opgenomen hoeveelheid 5 l 1,9 kg voeder per dier per dag Kostprijs per l of kg voeder 2 BEF (keukenafval met andere ingemengde stoffen) 10 BEF (*) Duur van de mestperiode dagen dagen Totale kosten aan voeder per dier (excl. investering en bewerking) BEF BEF (*) Een kilo mestvarkenmeel/zeugenmeel kost 8-10 BEF; een kilo biggenmeel kost 10Ê-12ÊBEF (afhankelijk van de grondstoffenprijzen en de afgenomen hoeveelheid). Men zou denken dat de kosten bij brijvoedering 900 BEF per varken lager liggen. Er zijn echter extra kosten : voor de verwerking en vervoedering van keukenafval zijn bijkomende investeringen vereist langere mestperiode lagere prijs per kg (varkens zijn vetter indien er geen goede aangevulde voeding is) De totale investering van een stoominstallatie en een meng- en verdeelsysteem voor brijvoeding met keukenafvalinmenging wordt geschat op miljoen BEF (voor zoõn varkens). Dit komt neer op zoõn BEF per varkensplaats (400 ˆ 800 BEF per varken). e.2 Plantaardige organische bedrijfsstromen De prijzen vari ren tussen 0,2 en 4 BEF/l-kg van organische stromen die ingemengd worden in de brij. De prijs van organische stromen die uit de distributiesector terechtkomen in gespecialiseerde ontpakkingsbedrijven voor de verwerking tot basisproduct voor brijvoeders, bedraagt tussen 0,95 (verpakte groenten, fruit) en 2,3 (glazen potten, conserven) BEF/l-kg (exclusief transport), afhankelijk van het verpakkingsmateriaal van het product. De transportkosten vari ren tussen 180 en 330 BEF/ton, afhankelijk van de afstand. Na menging bij de varkenshouder kost een liter brij ongeveer 1,5 ˆ 2 BEF, afhankelijk van de prijzen van de ingemengde stoffen. De grootste winst ligt in de besparing op de voederkosten die geschat wordt op % ten opzichte van droge voeders. Globaal zou er een winst per vleesvarken zijn van ongeveer 300Êtot 900ÊBEF (in vergelijking met droge voeders), exclusief de afbetaling van onder andere de installatie, stallen en arbeidskosten. De winst inclusief alle investeringskosten die gepaard gaan met brijvoeding, bedraagt ongeveer 10 tot 15Ê% ( 46 ). De investering voor een brijvoederinstallatie (computer, gecoate vloeren, voederbakken, voorraadtanks, menginstallatie en pijpleidingen, exclusief stal) voor varkens bedraagt bij benadering 15 miljoen BEF ( 47 ). Ondanks de hoge technische investeringen kan het voederen van organische stromen toch economisch interessant zijn. De financi le voordelen van brijvoedering zijn gekoppeld aan grootschaligheid (rendabiliteit vanaf tot 1.500Êvarkens/bedrijf, 400Êzeugen/bedrijf), vžrgaande automatisering en investeringen, gunstige Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 121

141 geografische positie van de varkenshouder ten opzichte van de producenten van de organische afvalstoffen (in een straal van 100 km). Knelpunt f Door het lage drogestofgehalte van de natte afvalstromen zijn de kosten voor het transport (± 25 BEF/km) hoog. Voor de producent van het afval is dit een grote kostenpost. Regelgevende aspecten f.1 Wetgeving omtrent keukenafval Voor de specifieke regelgevingen in Vlaanderen omtrent het vervoederen van keukenafval (koninklijk besluit ) verwijzen we naar Instrumenten. In Nederland mag naar aanleiding van het uitbreken van de Afrikaanse varkenspest (1986) en de huidige BSE-problematiek het keukenafval (swill) afkomstig uit de horeca- en dienstensector niet worden vervoederd aan varkens, pluimvee en herkauwers. Het verbod voor het vervoederen van swill aan varkens en pluimvee is opgenomen in de ÔRegeling verbod voedsel en slachtafvallenõ. Het vervoederen van swill aan runderen is verboden op basis van de Beschikking 94/381/EG waarin is aangegeven dat geen zoogdiereiwitten gevoederd mogen worden aan runderen. In Nederland bestaan er wel installaties die swill kunnen drogen tot een product met 90 % droge stof dat door de mengvoederfabrikanten kan worden gebruikt voor droge mengvoeders. Deze installaties zijn echter anno 1999 niet werkzaam. Nederland wil eerst een regeling uitbouwen om het volledige verwijderingstraject te controleren, om verwerkingsbedrijven te certificeren en om algemeen erkende regels en eisen op te stellen voor het verwerkingsproces en het eindproduct van het swill. Dan pas zou vervoedering van swill toelaatbaar zijn in Nederland. In Duitsland mag keukenafval vervoederd worden aan dieren mits aan bepaalde normen wordt voldaan. Zo is in Duitsland de verwerking van keukenafval tot diervoeding in vergunde bedrijven onder bepaalde voorwaarden toegelaten. Deze voorwaarden beschrijven : diergeneeskundige inspectie op het bedrijf de verwerkingsvoorwaarden van het keukenafval de registratie van het verhittingsproces het respecteren van een reine en onreine zone op het bedrijf de regelmatige reiniging en desinfectie van ruimten, transportmiddelen, É In Duitsland worden vanaf 28/04/2000 de voorwaarden voor de verwerking van keukenafval met vleesresten strenger, vooral op het vlak van hygi nisatie in het bedrijf. Hierdoor zal de verwerking bij de lokale varkenshouder wellicht verminderen. Knelpunten Hoewel er een controlesysteem bestaat van het Ministerie van Landbouw, vervoederen sommige varkenshouders het keukenafval ook illegaal (dat wil zeggen zonder voorafgaande warmtebehandeling). Op dat moment is er een potentieel sanitair probleem. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 122

142 Bij de varkenshouders is er soms onwetendheid over de bestaande regelgevingen omtrent de milieuvergunningen die nodig zijn voor de opslag en verwerking van keukenafval. Er is onduidelijkheid omtrent de Europese regelgeving voor het verwerken van keukenafval. De normen die gelden voor de verwerking van dierlijk afval gaan niet op voor het keukenafval dat in deze regelgeving beschouwd wordt als een uitzondering op dierlijk afval. Verbod op het verbranden en storten van organisch afval (bijvoorbeeld Vlarea in Vlaanderen) maakt van de afzet van keukenafval in dierlijke voeding een voor de hand liggende keuze. Een verbod op het vervoederen van keukenafval is dus niet wenselijk. Het zou toegelaten moeten worden onder de verwerkingsnormen van Ôdierlijk afvalõ om niet in tegenspraak te komen met de milieudoelstellingen. Het Ministerie van Landbouw verstrekt geen nieuwe vergunningen aan varkenshouders die willen starten met een installatie van brijvoeder. f.2 Wetgeving omtrent plantaardige organische bedrijfsstromen Cf. 4 - Instrumenten. Op Europees vlak is er een voedermiddelenlijst in voorbereiding. Knelpunt Er is onduidelijkheid over de regelgeving rond keukenafval. OVAM moet een regeling voor ophaling en verwerking van keukenafval opstellen. Deze moet afgestemd zijn op de EU-regelgeving. f.3 Kwaliteitscontrole In Vlaanderen (BEMEFA) wordt er gewerkt aan de uitbouw van een GMP(Good Manufacturing /Managing Practice)-regeling zoals deze in Nederland al van toepassing is. GMP is een kwaliteitsgarantiesysteem met drie hoofdthemaõs : ongewenste stoffen en producten buiten de productieketen houden maximaal hygi nisch produceren een duidelijke inventarisatie en kritische benadering van het gebruik van toevoegingsmiddelen en geneesmiddelen Naar aanleiding van de dioxineproblematiek werd in dit kader een nota uitgewerkt rond de kwaliteit van diervoedervetten. In Vlaanderen zal de toepassing van deze regeling echter op een tweetal gebieden verschillen van deze in Nederland : de brijvoeding wordt niet opgenomen in deze GMP-regeling omwille van de controleerbaarheid (residuproblemen van antibiotica, coccidiostatica,...) er wordt voorgesteld dat de controle in Vlaanderen zal gebeuren door een onafhankelijk orgaan; in Nederland worden de regelgeving Žn de controle uitgevoerd door hetzelfde orgaan, namelijk het ÔProductschap voor veevoederõ. Het label wordt in Nederland uitgereikt door het productschap aan de producenten van veevoeder. Het GMP is niet verplicht maar wordt door de meeste afnemers ge ist. De markt reguleert hierdoor zelf de kwaliteit. Deze GMP-regeling geldt Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 123

143 zowel voor de droge als natte enkelvoudige en gemengde producten. Brijvoeding is dus ook opgenomen in het Nederlandse GMP-systeem. In Duitsland controleren verschillende overheidsinstanties de hele ÔkeukenafvalstroomÕ. De producenten van het keukenafval moeten een certificaat hebben voor de aflevering aan een vergund verwerkingsbedrijf. Daarenboven krijgen de producenten nog een controle van de levensmiddelencontroledienst. De verwerkingsbedrijven worden gecontroleerd op installaties, op sanitaire aspecten alsook op in- en uitgaande volumes. Ze zijn ook vergunningsplichtig. Zij worden bijgestaan door een ÕKamer van landbouwõ voor de menging van dit keukenafval met andere brijvoedercomponenten. g Knelpunten De markt van brijvoeding is in Vlaanderen beperkt door de ÔvoedertraditieÕ (verwevenheid van varkensbedrijven met mengveevoederfirmaõs). Het toepassen en produceren van brijvoeder vraagt om technische aanpassingen, investeringen en kennis omtrent de formulering van de samenstelling en de voedingswaarde van de brij op het landbouwbedrijf. Kwaliteit van de organische bedrijfsafvalstoffen is uitermate belangrijk met het oog op het vervoederen van de brij. Er is een leemte op het vlak van de wetgeving rond de vervoedering van organische bedrijfsafvalstoffen met dierlijk materiaal, bijvoorbeeld keukenafval. Omwille van het mogelijk illegaal vervoederen van keukenafval is er een potentieel sanitair probleem. Enkel de verwerking bij destructienormen zou voldoende garanties bieden voor de vernietiging van het BSE prion. Toch bestaat er onduidelijkheid omtrent de Europese regelgeving. Keukenafval van internationale transportmiddelen moet worden verwerkt in een destructiebedrijf of worden verbrand. De omloopsnelheid van organische stromen die ingemengd worden in brijvoeder moet zo kort mogelijk worden gehouden Verwerking en afzet voor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel a Situering Uit de beschrijving van de sectoren waar organische stromen vrijkomen, blijkt dat veel organische stromen worden gebruikt of verwerkt in of als meststof of als bodemverbeterend middel. Dit is een belangrijke vorm van recuperatie. De meeste organische bedrijfsstromen worden rechtstreeks op de bodem toegepast. Vanaf het bedrijf waar de afvalstoffen vrijkomen, worden zij naar het land gebracht en uitgespreid. De bewerking is vaak gering en bestaat uit droging, stabilisering, enz.ê. Alleen bij slib wordt, afhankelijk van de waterzuiveringstechniek, een meer uitgebreide bewerking toegepast. Voor deze afvalstromen is toepassing op de bodem een eenvoudige en goedkope oplossing. Slechts een zeer klein deel van het organisch bedrijfsafval wordt vergist of gecomposteerd. De belangrijkste reden hiervoor is dat composteren of vergisten een veel duurdere verwerkingsvorm is dan rechtstreeks op het land uitrijden. Tevens ontbreekt de noodzakelijke composteer- en vergistingscapaciteit. Initiatieven voor de realisatie hiervan zijn tot nu toe niet doorgezet door een onvoldoende gegarandeerd en continu aanbod. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 124

144 Aan het gebruik van organische stromen op het land waren tot eind 1997, afgezien van de landbouwkundige eisen die ook milieuaspecten inhouden, geen milieuhygi nische voorwaarden verbonden. Met de inwerkingtreding van Vlarea is deze vorm van gebruik ook milieuhygi nisch gereglementeerd. De organische stroom moet minimaal zijn opgenomen in de lijst van secundaire grondstoffen. Vooraleer een afvalstof hierop wordt geplaatst moet ze aan een aantal voorwaarden voldoen. Een strikte uitvoering van Vlarea betekent dat veel organische stromen, bijvoorbeeld groente- en fruitresten van de voedselverwerkende industrie, niet meer op het land mogen worden gebracht, omdat zij niet op de lijst van secundaire grondstoffen staan of, in het geval van slib, niet voldoen aan de milieuhygi nische eisen. In de praktijk gebeurt dit echter nog steeds omdat er vrijwel geen andere verwerkingswijzen zijn. Daarnaast zijn alternatieve oplossingen in vergelijking met toepassing op het land veel duurder. Oogstresten die ontstaan op het landbouwbedrijf bij de bewerking van de oogst tot verkoopbare producten worden niet als afvalstoffen beschouwd, indien ze binnen het landbouwbedrijf op een landbouwkundig en milieuhygi nisch verantwoorde wijze worden toegepast. Deze oogstresten worden gebruikt als meststof of bodemverbeterend middel. Indien de oogstresten echter op de cultuurgrond blijven liggen en niet worden gebruikt als meststof of bodemverbeterend middel, is dit geen verantwoorde verwerkingswijze. In voorkomend geval moeten de plantenresten worden afgevoerd naar een vergunde inrichting voor verwerking van afvalstoffen. De Code van goede landbouwpraktijk stelt dat er bij bemesting in de eerste plaats dierlijke mest moet worden gebruikt en dat een eventuele aanvulling gebeurt met kunstmest. Er is geen sprake van recuperatie van organische bedrijfsafvalstoffen (andere meststoffen) om de balans aan te vullen. Nochtans zijn andere meststoffen vaak een waardevolle aanvulling, bijvoorbeeld als bron van stabiel organisch materiaal. b Wettelijk kader Sinds 1998 is de regelgeving voor het op het land brengen van afvalstoffen als meststof of bodemverbeterend middel verder aangescherpt. Het gebruik van afvalstoffen in of als meststof of bodemverbeterend middel op het land is alleen toegestaan wanneer deze zijn opgenomen in de lijst van secundaire grondstoffen in Vlarea. Voor behandeld slib, papierschuim en GFT-compost is aanvullend nog een gebruikscertificaat vereist. Dat document levert de OVAM af. Het vermeldt de algemene en specifieke voorwaarden die de gebruiker moet naleven. Een afvalstof kan in de lijst van secundaire grondstoffen worden opgenomen als ze aan een aantal voorwaarden voldoet (zie a). Voor toepassing op het land moet ze tevens voldoen aan een aantal landbouwkundige en milieuhygi nische eisen (zie ) : De potenti le secundaire grondstof moet een minimale landbouwkundige waarde hebben en voldoen aan vereisten en waarborgen inzake plantbeschikbare nutri nten en/of stabiel organisch materiaal. Het koninklijk besluit van betreffende handel in meststoffen en bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten is het wettelijk kader en bevat normen voor parameters in de kolom vereisten. De waarborgen zijn Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 125

145 niet genormeerd in voornoemd koninklijk besluit, maar iedere meststof of ieder bodemverbeterend middel moet ten minste gewaarborgde substanti le hoeveelheden bevatten. Om overbemesting te vermijden is decretaal vastgelegd hoeveel nutri nten op het land mogen worden gebracht. De op het land gebrachte organische afvalstoffen worden onder de noemer van Ôandere meststoffenõ in deze balans meegenomen. De eisen zijn opgenomen in het mestdecreet van inzake de bescherming van het milieu tegen de verontreiniging door meststoffen (herhaaldelijk gewijzigd). Om bodemverontreiniging te vermijden worden de maximaal toelaatbare concentratie in de afvalstof en dosering aan verontreinigingen vastgesteld. Vlarea geeft voor een aantal milieuverontreinigende stoffen aan wat de maximaal toegestane hoeveelheid is die jaarlijks op het land mag worden gebracht, schrijft de maximum toelaatbare concentratie aan verontreiniging voor en legt specifieke voorwaarden op voor het gebruik van behandeld slib. Uit de afbakening van het begrip Ôsecundaire grondstoffenõ en de opsomming hiervan in bijlage 4.1 van Vlarea blijkt duidelijk dat een deel van de organische bedrijfsstromen een bewerking moet ondergaan om ze in de landbouw te kunnen gebruiken. De meest voorkomende verwerkingswijzen zijn droging, compostering en stabilisatie. De verwerkingswijzen hebben als doel de vergistbaarheid van en de hygi nische bezwaren bij vers organisch materiaal te verminderen. Tevens is het essentieel dat de bewerkte organische bedrijfsafvalstoffen een minimale landbouwkundige waarde bezitten. De bewerking van de organische bedrijfsafvalstoffen moet resulteren in een eindmateriaal met gegarandeerde minimale gehalten aan plantennutri nten of bodemverbeterende stoffen. Afvalstoffen die niet op de lijst van secundaire grondstoffen voorkomen, mogen niet meer op het land worden toegepast. Dit betekent dat bijvoorbeeld groenteresten uit de voedselindustrie en maag- en darminhoud kunnen worden gecomposteerd en vergist. De compost of het digistaat die ontstaan bij composteren of vergisten, zijn echter niet opgenomen in de lijst van secundaire grondstoffen en moeten bijgevolg worden verwijderd. Indien deze compost of digistaat echter voldoen aan de milieuhygi nische en landbouwkundige eisen, is het logisch dat zij ook op het land zouden mogen worden toegepast. Bij gebruik op het land moet ook worden voldaan aan de bepalingen van het Mestdecreet. In 3.1 is hierop uitgebreid ingegaan. c Evolutie De invoering van het Mestdecreet en Vlarea leidt ertoe dat een deel van het organisch afval dat voorheen op het land werd gebracht op een andere wijze zal moeten worden verwerkt. Om hoeveel afval het gaat is niet duidelijk, omdat de gegevens hierover ontbreken. Vergisting is voor natte structuurloze organische afvalstromen de meest aangewezen verwerkingswijze. In dit geval zijn de voordelen van vergisting ten opzichte van compostering de volgende : netto energieopbrengst omwille van de biogasproductie geschikt voor de verwerking van afvalstoffen met een relatief laag drogestofgehalte Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 126

146 d Knelpunten Er is onvoldoende composteer- en vergistingscapaciteit om het organisch bedrijfsafval te verwerken dat niet langer in de landbouw kan worden toegepast. Dit leidt ertoe dat moet worden verwijderd. In de praktijk komt dit neer op storten. Het storten van grote stromen organisch bedrijfsafval leidt tot geurproblemen en verhoogde uitstoot van methaan. Uitvoering Vlarea - lijst secundaire grondstoffen (zie ook Instrumenten) De afvalstoffen die niet zijn opgenomen in bijlage 4.1 van Vlarea mogen niet meer rechtstreeks op het land worden gebracht. De lijst moet regelmatig worden herzien. De huidige lijst bevat niet het volledige gamma van organische bedrijfsafvalstromen die op het land kunnen worden gebracht. In de praktijk worden nog vele organische bedrijfsafvalstoffen (bijvoorbeeld productieresten van groenteverwerkende bedrijven) rechtstreeks naar de landbouw afgevoerd zonder enige verwerking. In contractteelt voor groenten en nijverheidsgewassen wordt in de overeenkomst opgenomen dat de landbouwer eigenaar blijft van de niet-bruikbare oogstresten en deze moet terugnemen. Bij deze regeling beweert het bedrijf dat de groenten heeft verwerkt zelf geen afval te produceren. Deze praktijk gaat echter niet op. Indien de productieresten zijn afgevoerd van het bedrijf, zijn het afvalstoffen. De milieuhygi nische kwaliteit en de landbouwkundige waarde van de organische afvalstromen waarvoor het aangewezen lijkt ze op de lijst van secundaire grondstoffen te plaatsen, zijn vaak onvoldoende bekend. Hierdoor is opname in de lijst niet mogelijk. Uitvoering Mestdecreet (zie ook 3.1) In het Mestdecreet is opgenomen hoeveel nutri nten jaarlijks op het land mogen worden gebracht. In deze nutri ntenbalans worden de organische bedrijfsafvalstoffen, onder de noemer Ôandere meststoffenõ, meegerekend. Deze berekening doet geen recht aan het feit dat de nutri nten van de meeste organische bedrijfsafvalstoffen over een periode langer dan een jaar vrijkomen. Door de sommatie van nutri nten afkomstig van dierlijke mest en organische afvalstoffen zijn beide stromen in concurrentie met elkaar. Het Mestdecreet bevat, afhankelijk van de teelt en bodem, een uitrijverbod voor de winterperiode. Hierdoor kunnen afvalstromen die juist dan vrijkomen niet worden uitgereden en moeten ze worden opgeslagen. Opslag vermindert de landbouwkundige waarde en vereist een milieuvergunning. Bij beperkte ontwatering van het slib dreigt er onvoldoende opslagcapaciteit te bestaan om de periode van het uitrijverbod te overbruggen. Het uitrijverbod is opgesteld om uitspoeling van nutri nten afkomstig van dierlijke mest in de winter (door verminderde afbraak) tegen te gaan. Deze maatregel is met name voor de andere meststoffen en bodemverbeterende middelen, zoals compost en organische stromen, meestal overbodig omdat het demineralisatieproces in de wintermaanden stilligt. Voor behandeld slib ontbreken eisen inzake minimale droge stof en nutri nteninhoud. In het koninklijk besluit van en in Vlarea is gžžn norm opgenomen voor het minimaal gehalte aan droge stof voor het gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstoffen. Het koninklijk besluit bevat evenmin eisen voor de minimale inhoud aan plantennutri nten. Dit betekent dat slib wordt Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 127

147 uitgereden met een zeer laag drogestofgehalte (1-2%) en zeer geringe landbouwkundige waarde. Door uitspoeling kan eutrofi ring van het oppervlaktewater en verontreiniging van het grondwater plaatsvinden. In de Code van goede landbouwpraktijk is geen plaats voor de recuperatie van organische bedrijfsafvalstoffen als andere meststoffen Knelpunten De organische bedrijfsafvalstoffen die als meststof of bodemverbeterend middel werden/worden toegepast, komen omwille van het mestbeleid in onmiddellijke concurrentie op de nutri ntenmarkt. Dit zorgt uiteraard voor een belangrijke rem op de afzet als meststof of bodemverbeterend middel. Vandaar dat deze vorm van afzet voor de toekomst onzeker wordt. Het gebruik als secundaire grondstof van een aantal organische stromen bijvoorbeeld uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid, slachterijsector, veilingen, vlees- en visverwerkende sector, water- en frisdrankensector, enz., met uitzondering van slib, is door Vlarea niet toegestaan. Er is onvoldoende duidelijkheid over de hygi nisatie tijdens het composteren en vergisten van voornamelijk organische bedrijfsafvalstoffen met dierlijk materiaal. Anno 1999 is in Vlaanderen onvoldoende composteer- en/of vergistingcapaciteit beschikbaar voor organische bedrijfsafvalstoffen. Een regelgeving met betrekking tot landbouwafvalstoffen die volgens het Afvalstoffendecreet bijzondere afvalstoffen zijn, ontbreekt. 2.4 Knelpunten In dit onderdeel wordt een synthese gemaakt van de belangrijkste knelpunten rond preventie, inzameling en verwerking van organische bedrijfsafvalstoffen en de afzet. Omwille van de negatieve klank van de term afvalstoffen bestaat er in het kader van het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval nogal wat wrevel over de definitie van afvalstoffen. Het re le aanbod ligt voor een belangrijk deel van de bovenvermelde sectoren hoger dan de hoeveelheden die zijn opgenomen. Een aantal sectoren, zoals bijvoorbeeld de zuivel, hebben anderzijds een vrij exacte raming overgemaakt. De markt van de bijvoeding is in Vlaanderen beperkt door de voedertraditie. Bovendien vraagt het toepassen en produceren van brijvoeder extra investeringen in infrastructuur en kennis van het landbouwbedrijf. Keukenafval van internationale transportmiddelen moet worden verwerkt in een destructiebedrijf of moet worden verbrand. Er is een leemte op het vlak van de wetgeving rond de vervoedering van organische bedrijfsafvalstoffen met dierlijk materiaal. Ook de organische bedrijfsafvalstoffen worden geconfronteerd met de wettelijke beperkingen van het mestbeleid en Vlarea. De mogelijkheden van verwerking van organische bedrijfsafvalstoffen door middel van composteren en vergisten dienen verder te worden onderzocht. Onduidelijkheid bestaat over de composteerbaarheid en/of vergistbaarheid van een aantal stromen, de hygi nisatie tijdens het composteren en vergisten, enz.. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 128

148 3 Raakvlakken met ander beleid 3.1 Mestbeleid In Vlaanderen is de intensieve veeteelt de laatste decennia fors uitgebreid. In bepaalde regioõs heeft dit geleid tot een overschot aan dierlijke mest. Dierlijke mest heeft als nadeel dat het relatief weinig organisch materiaal bevat waardoor de nutri nten voor het grootste deel binnen het jaar nadat de mest is uitgereden, vrijkomen. Omdat er meer wordt uitgereden dan de gewassen kunnen opnemen of in de bodem kan worden vastgelegd, is sprake van een mestoverschot en wordt de bodem belast met te veel fosfor, stikstof en kalium. Het teveel in de bodem spoelt onder invloed van regen of beregening uit naar het grond- of oppervlaktewater. Te veel stikstof en fosfor, mogelijk afkomstig van zowel huishoudens, landbouw als industrie, in het grond- en oppervlaktewater veroorzaken problemen met de drinkwatervoorziening en algengroei. De mate waarin de nutri nten uitspoelen is afhankelijk van de bodemsamenstelling en het bodemgebruik. Bij fosfor is ook de mate van belang waarin de bodem met dit element is verzadigd. Met name zandbodems zijn snel met fosfor verzadigd en ook de binding van stikstof is gering. Als het niet direct wordt ondergewerkt, verdwijnt een deel van de stikstof als ammoniak naar de lucht en zo is het een van de veroorzakers van zure regen (30Ê%). In het MINA-plan 2 is als langetermijndoelstelling voor vermesting opgenomen dat moet worden gestreefd naar evenwicht in de stofstromen van fosfor, stikstof en kalium. In 2002 moet een ecologisch verantwoorde onttrekkingsnorm zijn bereikt. Als het mestoverschotprobleem dan niet is opgelost, is vermindering van de veestapel onvermijdelijk. Om de overbelasting te beperken heeft de Vlaamse overheid een Mestdecreet met uitvoeringsbesluiten opgesteld. Doelstelling van het decreet is de mestproblematiek te beheersen en de overbemesting terug te dringen. In bemestingsnormen is vastgesteld hoeveel stikstof en fosfor op het land mogen worden gebracht. In 1999 ligt een voorstel tot mestactieplan op tafel. Daarin wordt een voor milieu en landbouw aanvaardbare oplossing gezocht voor het mestoverschot. Vanaf 2003 mag het grond- en het oppervlaktewater niet meer dan 50 mg nitraat per liter bevatten. Dit is een Europese grenswaarde die Vlaanderen alleen met een streng bemestingsbeleid kan halen. Opgenomen acties betreffen onder meer : maximale bemestingsnormen een uitrijregeling een heffingensysteem een aangepast vergunningenbeleid een afzetregeling voor overschotten uitbreiding van de mestverwerking en export betere voedingsmethoden en bemestingstechnieken onderzoek naar het aandeel van de nutri ntenstroom van de diverse bronnen Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 129

149 3.1.1 Relatie dierlijke mest - organisch afval De relatie en daarmee ook het knelpunt tussen het mestbeleid en het afvalstoffenbeleid is dat beide sectoren verschillende stromen, dierlijke mest enerzijds, organisch afval anderzijds, op het land brengen als meststof. De afvalstromen die nog op het land mogen worden gebracht zijn opgenomen in de lijst van secundaire grondstoffen van Vlarea. Het organisch afval betreft onder meer slib uit de voedingssector, cacaoafval en koffieafval en uit organisch afval geproduceerd compost. Bij toepassing op de bodem moet worden voldaan aan de voorwaarden die hiervoor in Vlarea zijn gesteld. Het slib moet zijn behandeld, waardoor het is gestabiliseerd. Volgens het Mestdecreet vallen alle stromen die de nutri nten stikstof en fosfor bevatten en die kunnen worden aangewend op gronden ter bevordering van de groei van de gewassen onder het begrip Ôandere meststoffenõ, met uitzondering van slib afkomstig van de rioolwaterzuiveringsinstallaties. Op termijn wordt er gestreefd naar een gelijkwaardige behandeling van afval en mest die in de landbouw worden gebracht, met het oog op zowel het tegengaan van de verspreiding van gevaarlijke stoffen als het tegengaan van de vermesting. De bijdrage aan de vermesting is eerder beperkt doordat bij de meeste organische afvalstromen (bijvoorbeeld compost en gestabiliseerd slib) de nutri nten langzaam over de periode van enkele jaren vrijkomen. De reden is de aanwezigheid van organische stof die de nutri nten in de bodem bindt. Een voorbeeld hiervan is compost. Na de compostering is de stikstof in GFT- en groencompost bijna uitsluitend in organische vorm aanwezig. Door de trage afbraak (mineralisatie) komt bovendien slechts weinig extra minerale stikstof vrij (hoge stabiliteit). De hoeveelheid stikstof die uiteindelijk in het eerste teeltjaar beschikbaar komt voor de plantengroei is dan ook gering. Algemeen bedraagt de beschikbaarheid van de stikstof het eerste jaar 10 ˆ 20 % voor GFT- compost en minder dan 10 % voor groencompost. Het vrijkomen van stikstof en fosfor heet mineralisatie. Hiervoor is een minimum temperatuur van 5 C noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om met name compost ook in de winter op het land te brengen zonder dat dit tot uitspoeling of overbelasting van de bodem leidt. Het op de bodem brengen van organisch afval leidt door verhoging van de organische stof tot humusvorming en hierdoor tot structurele verbetering van de bodemstructuur. De biologische landbouw, waar het gebruik van kunstmest is verboden, past deze methode traditioneel toe. Deze sector onderkent het nut van het gebruik van deze stromen als meststof en bodemverbeteraar wanneer in de bodem mineralen tekorten ontstaan door vermindering van het gebruik van dierlijke mest. Er is een studie gepland in het milieujaarprogramma om de nutri ntenstromen te inventariseren en te onderzoeken (cf. actie 61). Dit duidt erop dat niet alleen de nutri nten uit dierlijke of chemische mest maar ook de andere nutri nten belangrijk worden geacht Co-verwerking mest - organisch afval Een van de oplossingen voor de mestproblematiek is het verwerken van dierlijke mest door verbranding, vergisting voor biogas of de productie van nutri nten. In de meeste van deze technieken is ook de toepassing van organisch afval voorzien. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 130

150 In het VITO-eindrapport ÔBeste Beschikbare Technieken (BBT) voor het be- en verwerken van dierlijke mestõ (1997) staan de 31 belangrijkste en meest relevante projecten/initiatieven op het gebied van mestverwerking vermeld. Bij acht projecten/initiatieven is sprake van co-verwerking met organische afvalstoffen. De redenen daarvoor zijn onder andere de aanbreng van energie, de verbetering van de C/N-verhouding en de verhoging van het drogestofgehalte. Medio Õ99 zijn er verschillende ÒmestverwerkingsÓinstallaties in proeffase. Slechts een minderheid van de installaties verwerkt in hoofdzaak mest. Meestal wordt gemikt op co-verwerking van mest en organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen, omwille van economische en technische haalbaarheid. Dit impliceert dat criteria die worden gehanteerd bij het zoeken naar geschikte gronden (gekoppeld aan milieuvergunningen) voor mestverwerkingsbedrijven, ook moeten toegepast worden voor nieuwe inplantingsplaatsen voor co-verwerking van mest met organisch-biologische afvalstoffen en voor verwerking van organisch-biologische afvalstoffen in het algemeen. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 131

151 Tabel 53. Initiatieven voor co-verwerking van dierlijk mest met organisch afval 1997 (bron : VITO) Initiatief Basistechnieken Gebruikt organisch afval Stand van zaken DANIS Drogen, pyrolyse en verbranding tot nutri ntenkorrels Bleekaarde, niet-recycleerbaar proefproject veevoederfabrikant papierafval MAV drogen, indampen, mechanische scheiding, Organische fractie huisvuil, bleekaarde, bouwfase initiatiefnemers : privž-partners productvormgeving, vergisten keuken- en vetafval, slib voedingsindustrie Biopower verbranding in wervelbedoven met energierecuperatie Slib initiatiefnemers : WVEM, VMH, veevoederbedrijven SAGRON Vergisten Bleekaarde, slachthuisafval, GFT-afval initiatiefnemer : Sagron, Electrabel DEMO-INSTALLATIE ammoniakstrippen/absorberen keuken- en slachterijafval demo FINSTERWALDE (Duitsland) DEMO-INSTALLATIE LINGEN (Duitsland) mechanische scheiding, vergisten ammoniakstrippen/absorberen, biologische behandeling dunne mest, composteren, indampen, mechanische scheiding, vergisten pensinhoud demo Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 132

152 3.1.3 Knelpunten Vanuit de landbouwsector gaan er stemmen op om alleen nog maar dierlijke mest toe te staan als meststof of bodemverbeterend middel en het gebruik van organisch afval en compost tot een minimum te beperken. Organisch afval niet meer op het land brengen, zal echter het probleem van mestoverschot niet oplossen. In het restrictieve mestbeleid voor fosfor en stikstof is er sprake van concurrentie tussen mest en organisch bedrijfsafval. Dierlijke mest en de Ôandere meststoffenõ worden samen genomen in de berekening van de hoeveelheid stikstof en fosfor die op de bodem wordt gebracht. Dat belast de producent van het organisch afval met extra administratieve procedures, bovenop de reeds bestaande procedures volgens de afvalstoffenwetgeving. Daarnaast wordt in de jaarlijkse berekening geen rekening gehouden met het feit dat de nutri nten die door organisch afval op de bodem worden gebracht allemaal niet in datzelfde jaar vrijkomen. Bovendien komt een deel van de nutri nten helemaal niet vrij omdat zij in de humus blijven gebonden. Door deze inflexibele berekeningsmethode kunnen telers (die produceren volgens de principes van de biologische landbouw) met een tekort aan nutri nten in de bodem kampen. Voor het organisch afval zou, indien er een verbod zou komen voor de afzet van organisch materiaal in de landbouw, een belangrijke vorm van recuperatie wegvallen, waardoor alleen verwijdering nog overblijft. Een groter gebruik van organisch afval als veevoeder is mogelijk voor een beperkt aantal stromen. Door onvoldoende verbrandingscapaciteit is storten de eerst aangewezen verwijderingsmethode. Maar uit het oogpunt van geuroverlast, de vorming van methaan en stabilisatieproblemen (bijvoorbeeld slib) op de stortplaats door het lage drogestofgehalte, moet storten zoveel mogelijk worden vermeden. Het Mestdecreet beperkt het gebruik van organisch afval als meststof of bodemverbeterend middel. Bovendien is de toepassing in de winter aan beperkingen onderworpen. Er is een uitrijverbod van 21 september tot en met 21 januari. Per gewasgroep zijn de regels meer gedetailleerd. Daarnaast gaat het decreet uit van een gebiedsgerichte aanpak waardoor in bepaalde regioõs strengere bemestingsnormen, bemestingslimieten en langere verbodsperioden gelden. Co-verwerking van organisch afval samen met dierlijke mest is een oplossing die de mestverwerkingsector naar voor brengt en die een goede bijdrage kan bieden aan de verwerking van organisch afval dat niet meer op het land kan of mag worden gebracht. De co-verwerking zoals de mestsector ze presenteert, is echter niet altijd in lijn met het belangrijke milieuprincipe Ôde vervuiler betaaltõ. Er dient zorg voor gedragen dat de verwerkingstarieven voor mest en organische bedrijfsafvalstoffen evenredig zijn. De prikkel die optreedt om het mestprobleem aan de bron te voorkomen, dient te worden behouden, zoniet is men in strijd met de uitgangspunten van het milieubeleid. 3.2 Water- en slibbeleid Er bestaat een uitgebreide wetgeving die uitgaat van een emissieaanpak, gerelateerd aan waterkwaliteitsdoelstellingen. Voor de verontreiniging door huishoudens, industrie, landbouw en diffuse bronnen worden bij ongewijzigd beleid de volgende evoluties verwacht : Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 133

153 Tegen 2002 zal circa 70 % van het stedelijk afvalwater effectief worden gezuiverd in een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). De industri le vuilvracht zal verder dalen door een gecombineerd effect van strenge vergunningen en de toenemende kennis van zuivering- en preventietechnieken. RWZIÕs en andere WZIÕs zorgen ervoor dat verontreinigd water wordt ontdaan van stoffen die schadelijk zijn voor ons oppervlaktewater. Mede dankzij deze installaties verbetert de waterkwaliteit op vele plaatsen gelukkig weer. Maar de toename van de zuiveringscapaciteit en de hogere eisen die aan de zuivering van afvalwater worden gesteld, hebben een keerzijde. Met de stijgende zuiveringsgraad zal de hoeveelheid slib toenemen en een steeds grotere hoeveelheid zuiveringsslib resulteert in een nieuw afvalprobleem. Een klein gedeelte van het waterzuiveringsslib wordt gebruikt in de landbouw als meststof of bodemverbeterend middel, maar door de steeds strenger wordende eisen zal dit aandeel afnemen. De probleemparameters voor het gebruik van dit behandeld slib in de landbouw zijn enkele zware metalen (Cu en Zn) en enkele organische verontreinigingen zoals tolueen. Er wordt onderzoek verricht naar de oorzaak en het voorkomen ervan. Vanaf is op basis van Vlarea voor RWZI-slibs een verstrengde normering van kracht voor het gebruik in of als meststof of als bodemverbeterend middel (zelfde normenkader als andere behandelde waterzuiveringsslibs uit de voedingsindustrie). Een gelijkaardig probleem is de waterbodemsanering. De kwaliteit van onze waterbodems staat volop in de belangstelling. De sanering van verontreinigde waterbodems en het onderhoud en herstel van oorspronkelijke profielen leveren immers een bijdrage aan een schoner milieu Žn betere watergangen, vijverpartijen, stadsgrachten en sloten. Probleem echter blijft het aanvaardbaar en kostenbeheersend afvoeren van specie. Ondanks het feit dat de afzet en de verwerking van slibs in toenemende mate een complex probleem worden, zijn deze stromen in het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval niet opgenomen. De voorkeur gaat uit naar een sectoraal slibplan (actie 57), waarin een gezamenlijk beleid rond RWZI-slib, het slib van de drinkwaterproductie, van de reiniging van riolen, septische putten en vetvangers, bagger- en ruimingspecie kan worden uitgewerkt. 3.3 Energiebeleid Voorlopig beschikt de wereld nog over aanzienlijke voorraden fossiele energiebronnen. Eind Õ97 bedroegen de bewezen voorraden aan ruwe aardolie 141 miljard ton. Mochten er geen nieuwe reserves meer gevonden worden, dan zouden deze bewezen aardolievoorraden kunnen instaan voor 41 jaar olieproductie aan het peil van De bewezen reserves zitten nog altijd voor 65Ê% in het Midden-Oosten en voor 76,8 % bij de landen die bij de OPEC zijn aangesloten. Europa en Amerika samen beschikken slechts over 10 % van de totale reserves in de wereld. Voor aardgas is de reserve opgelopen tot 64 jaar. De aardgasbronnen liggen bovendien iets beter verspreid over de wereld. De wereldvoorraden aan steenkool zijn tegenover aardgas en olie veel aanzienlijker. Tegen het huidige verbruik zou de wereld nog 219 jaar steenkool kunnen gebruiken. Het is dus niet alleen vanuit ecologisch oogpunt dat de stimulering van hernieuwbare energiebronnen dient uitgebouwd te worden. (Beleidsbrief Energie 99( 48 )). Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 134

154 In de verklaring van Madrid van maart 1994 werd de strategische doelstelling geformuleerd om tegen 2010 het equivalent van 15 % van de primaire energiebehoeften van de EU in te vullen op basis van hernieuwbare energievormen. Hoewel in vergelijking met sommige andere landen de inzet van hernieuwbare energiebronnen in Vlaanderen op middellange termijn waarschijnlijk bescheiden zal blijven, omwille van de klimatologische en geografische kenmerken van ons land, moet het mogelijk zijn om de inzet van hernieuwbare energiebronnen in Vlaanderen te versterken. Tabel 54 geeft een overzicht van het geschat potentieel van hernieuwbare energieinstallaties in Vlaanderen. Tabel 54. Geschat potentieel, te realiseren tegen 2000, van hernieuwbare energieinstallaties in Vlaanderen (bron : Beleidsbrief ENERGIE 1998( 48, aangepast door Financi le Cel Biomassaplatform Vlaanderen)) Jaarlijkse energieproductie in 2000 (GWh/jaar) electriciteit warmte Totaal (primair) Windturbines Thermische zonneinstallaties Fotovolta sche installaties Biogas Houtverbranding-industrie GFT- en mestverwerkingsinstallaties Waterkracht Stortgas Het potentieel situeert zich in de eerste plaats in de afvalsector (GFT, organische bedrijfsafvalstoffen voornamelijk houtafval, stortgas). Mest en zuiveringsslib zijn eveneens belangrijke biomassastromen die in aanmerking komen als hernieuwbare energiebronnen. In 1996 bedroeg het aandeel van de hernieuwbare energiebronnen in de primaire energieproductie in Vlaanderen ongeveer 0,33 % of GWh primair (183 GWh primaire elektriciteit, GWh primaire warmte) op een totaal primair energieverbruik in Vlaanderen van GWh. In 1997 is het elektriciteitsgebruik in Vlaanderen gestegen tot GWh, verdeeld over ÊGWh laagspanning en GWh hoogspanning, waarbij er per inwoner ongeveer kwh laagspanning per jaar wordt verbruikt. Wat betreft het totaal aandeel hernieuwbare energiebronnen wordt als Vlaamse doelstelling een verdubbeling van het totaal aandeel hernieuwbare energiebronnen (elektriciteit en warmte) tegen het jaar 2000 vooropgesteld, een aandeel van 3 % tegen het jaar 2010 en een aandeel van 5 % tegen het jaar Opgesplitst naar groene stroom (elektriciteit) en warmte geeft dit voor het jaar 2010 respectievelijk GWh en GWh. Wanneer men het potentieel van de verschillende hernieuwbare energiebronnen bekijkt om deze doelstelling voor groene stroom (1.766 GWh per jaar) te halen, dan constateert men dat voor grootte-orde 1.000ÊGWh per jaar beroep zal moeten gedaan worden op biomassa. Dit lijkt ambitieus maar haalbaar. Het grote technisch potentieel ligt in de elektriciteitproductie uit biogas/stortgas en bioafval. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 135

155 Het grote technisch potentieel voor hernieuwbare warmte ( GWh per jaar) ligt in de restwarmte WWK van waterzuivering en bioafval, waar nu het hoogtepunt nog ligt bij houtkachels en GFT-installaties. Het merendeel van de Vlaamse doelstelling voor de warmteproductie zal voornamelijk ingevuld worden door actieve en passieve zonne-energie. Wat de productiekosten op basis van de verschillende biomassa-technieken betreft, kunnen we een aantal richtcijfers geven die zijn samengevat in Tabel 55: Tabel 55. Productiekosten per kwh op basis van de verschillende biomassatechnieken (bron : Verslag Biomassaplatform Vlaanderen ( 49 )) Biomassa-techniek Productiekosten in BEF/kWh Bosresidu verbranding low (ETSU) 1,72 Bosresidu verbranding high (ETSU) 4,18 Landbouwafval verbranding medium (ETSU) 2,93 Landbouwafval vergisting (ETSU 3,82 Teelt low (ETSU) 2,14 Teelt high (ETSU) 3,78 Teelt medium (ETSU) 3,31 Teelt low (Novem) 2,42 Teelt high (Vovem) 3,44 Stortgas testcase (ETSU) 1,55 Stortgas medium (TERES) 1,15 Slibvergisting (ETSU) 3,97 Industrieel afvalverbranding testcase (ETSU)) 2,95 Industrieel afvalverbranding lage emissie (ETSU) 5,4 Industrieel afvalverbranding (TERES) 2,58 Huishoudelijke afvalverbranding testcase (ETSU) 4,18 Huishoudelijk afval lage emissie (ETSU) 6,12 Huishoudelijk afval vergisting (ETSU) 12,12 Mestverwerking +/- 3 Referentie: STEG 1,76 De kostprijs voor een STEG-installatie wordt op 1,76 BEF/kWh opgegeven en wordt als referentie gebruikt voor klassieke electriciteitsproductie. Wanneer men er van uit gaat dat de kostprijs van elektriciteit uit biomassa gemiddeld ongeveer 1,5ÊBEF/kWh hoger ligt dan elektriciteit uit de klassieke energiebronnen, bedraagt de totale meerkost voor GWh grootte-orde 1,5 miljard BEF per jaar of per inwoner beloopt de meerkost dan grootte-orde 250 BEF per jaar. (Bron : Verslag Biomassaplatform Vlaanderen ( 49 )) 3.4 Milieubeleid Op de milieuconferentie van de Verenigde Naties over ÔMilieu en OntwikkelingÕ in 1992 in Rio de Janeiro werd ÔAgenda 21Õ goedgekeurd. Agenda 21 schetst het kader voor een op duurzaamheid gericht milieu- en ontwikkelingsbeleid voor het komende decennium en tot ver in de 21ste eeuw. Centraal hierin staat het begrip duurzame ontwikkeling. Belangrijke aspecten voor het afvalbeleid zijn : de vervuiler betaalt besparing op grondstoffen door preventie en recuperatie Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 136

156 het totale energieverbruik uit eindige energiebronnen verminderen door alternatieve energie milieu-aantasting bestrijden De principes voor een duurzame ontwikkeling zijn overgenomen in het Milieubeleidsplan (MINA-plan 2). Over de verontreiniging door afvalstoffen is er een apart thema. De verwerking van afvalstoffen komt ook terug in verschillende andere themaõs. De verwerking van organisch afval vindt men terug bij de volgende themaõs : ÔVerandering van het klimaatõ Bij het storten van organisch afval komt methaan (CH 4 ) vrij en het verbranden van afval veroorzaakt een uitstoot van kooldioxide (CO 2 ). Composteren en vergisten leiden tot een verminderde uitstoot van broeikasstoffen en vergisten draagt tevens bij tot een vermindering van de verbranding van fossiele brandstoffen. ÔVermestingÕ Gebruik van organisch afval in of als meststof of bodemverbeterend middel op het land levert een bijdrage aan de vermesting. ÔVerontreiniging van het oppervlaktewaterõ Samenhangend met de vermesting kan uitspreiding op het land een effect hebben op de kwaliteit van het oppervlaktewater, wanneer uitspoeling plaatsvindt. ÔVerstoring door geurhinderõ De milieuklachten over geurhinder zijn voor 26% afkomstig van de verwerking van afvalstoffen. Het is gekend dat ook compostering en vergisting aanleiding kunnen geven tot geurhinder. Daarom moet er een algemeen kader worden gecre erd waarbinnen de geurklachten objectief kunnen worden beoordeeld. 3.5 Ruimtelijke ordening In 1998 heeft de Vlaamse regering het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen vastgesteld. Het plan bevat de ruimtelijke visie voor Vlaanderen voor de lange termijn. Uitgangspunt is een duurzame ontwikkeling. Het plan streeft naar kwaliteit van de ruimtelijke omgeving. De huidige generatie moet op zoõn manier met de ruimte omgaan, dat ze de kansen van de komende generatie niet hypothekeert. Het Structuurplan is de toetssteen voor de provinciale en gemeentelijke plannen. De verhouding tussen de drie niveaus van structuurplanning is vastgelegd in het decreet houdende ruimtelijke planning van 24 juli Het plan wordt tevens opgevat als ruimtelijk referentiekader voor het ruimtegebruik door andere maatschappelijke activiteiten. Het plan maakt onderscheid tussen vier ruimtelijke gebiedseenheden : stedelijke gebieden, het buitengebied, de gebieden voor economische activiteit en de lijninfrastructuur. De planning is gebaseerd op het principe van de gedeconcentreerde bundeling; de nieuwe ruimte voor wonen, werken of andere functies dient daar te komen waar al een concentratie van deze functies bestaat Inplanting van compostering en vergisting Het composteren en vergisten zal altijd gepaard gaan met een restemissie naar de lucht. Dit leidt tot geurhinder en heeft als consequentie dat een minimale afstand Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 137

157 moet worden gerespecteerd naar omwonenden en aanpalende bedrijvigheid. De inplantingsplaats van een composteerinstallatie moet daarom zorgvuldig worden gekozen met respectering van afstandsregels. Compostering zou daarom in het buitengebied moeten kunnen plaatsvinden. Gezien de gewenste afstand en de aard van de activiteit (vergelijkbaar met para-agrarische activiteiten) zijn deze gronden meer geschikt dan een industrieterrein. Het Structuurplan sluit het buitengebied als inplantingsplaats voor compostering en vergisting echter uit. Het streeft naar vrijwaring van de open ruimte door een duurzame ontwikkeling. Het landbouwareaal blijft behouden door wonen en werken in de kernen te concentreren. Economische activiteiten die met de landbouw te maken hebben, of bedrijven die best niet in de woonkern staan, kunnen op het lokale bedrijventerrein terecht. Daar is er plaats voor kleinschalige ondernemingen die leveren aan of afnemen van de landbouwsector, zoals kleinschalige mestverwerking of een lokaal bedrijf dat verse producten verpakt. Grotere bedrijven die voor en van de landbouw leven, kunnen op regionale bedrijventerreinen terecht (meststoffen- en vleeswarenfabrieken, grootschalige mestverwerking of groothandelspraktijken). In overleg met de landbouwadministratie wil de Vlaamse overheid agrarische bedrijvenzones afbakenen. Installaties voor afvalverwerking, waterzuivering,... hebben ruimte nodig. Ze kunnen vaak alleen in het buitengebied worden gesitueerd. Door bijvoorbeeld maximaal gebruik te maken van bedrijventerreinen, naar ruimtelijke inpassing in de omgeving te streven en aandacht aan een kwalitatieve nabestemming te besteden, wil het Structuurplan het buitengebied minimaal belasten. Het Ruimtelijk Structuurplan opteert ervoor om afvalstoffenverwerkings- of inzamelinstallaties in te planten op lokale of regionale bedrijventerreinen, in functie van : de aard van de installatie de omvang van de belasting voor ruimte en milieu het verwerkingsgebied Knelpunt of op specifiek hiertoe in te richten regionale bedrijventerreinen. Tevens moet worden afgewogen of de bestaande gebieden voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen op de bestaande plannen van aanleg kunnen worden ingeschakeld bij het lokaliseren van deze installaties. Het transport van afvalstromen via de binnenscheepvaart moet worden bevorderd. Uiteraard dient hierbij rekening te worden gehouden met een aantal randvoorwaarden zoals beperking van de geurhinder tijdens het transport en de leeftijd van het afval die samenhangt met de transporttijden (cf. actie 23). Inrichtingen voor composteren en vergisten inplanten is niet eenvoudig. De geurhinder, ook al treedt deze slechts enkele dagen per jaar op, in combinatie met een situering te dicht bij woonbebouwing hebben sommige installaties een slechte naam bezorgd. Hierdoor treedt het NIMBY-effect op en is het moeilijk nieuwe locaties te vinden. Uitbreiding van bestaande installaties wordt om dezelfde reden afgeremd. Dit is ook een van de redenen waarom niet alle geplande composteercapaciteit, zoals opgenomen in het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval, is gerealiseerd. Alnaargelang de afstand van de GFT- of groencomposteringsinstallaties tot de omwonenden kan er naast geurhinder ook geluidshinder optreden. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 138

158 Een deel van de composteerbedrijven op industrieterreinen moet extra maatregelen nemen en investeringen doen om de geurhinder tot een aanvaardbaar niveau te reduceren. Ook op industrieterreinen wordt geur vaak niet getolereerd (aircoõs van omliggende bedrijven, É). Nieuwe locatiemogelijkheden op bestaande gebieden voor gemeenschapsen openbare nutsvoorzieningen (bijvoorbeeld op of nabij stortplaatsen) zijn beperkt en niet noodzakelijk gelokaliseerd in gebieden met behoefte aan bijkomende verwerkingscapaciteit. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en de provinciale invulling ervan houden verschillende mogelijkheden open voor de lokalisering van mestverwerkende bedrijven. Gelet op de huidige economische omstandigheden in de landbouwsector blijkt in de praktijk mestverwerking niet realiseerbaar zonder de coverwerking met organische bedrijfsafvalstoffen. Met dit facet wordt tot op heden geen rekening gehouden bij de invulling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Wanneer men uitgaat van het streven naar gegroepeerde en grote verwerkingseenheden in de toekomst, dient er aandacht te worden geschonken aan de logistieke problemen die dit tot gevolg heeft (onder meer transport). 3.6 Bodemsaneringdecreet In eerste instantie is het doel van het bodemsaneringdecreet bodemverontreiniging te voorkomen. Een ander belangrijk doel van het decreet bestaat erin bescherming te bieden aan de potenti le koper van een mogelijk verontreinigde grond. Zo wordt via het decreet het gevaar vermeden dat een grond waar een risico aan vastzit overgedragen wordt aan een persoon die het slachtoffer dreigt te worden van zijn onwetendheid. Het bodemsaneringdecreet heeft tenslotte eveneens tot doel de sanering van verontreinigde bodems in het Vlaamse Gewest te regelen. Het bodemsaneringdecreet legt een aantal achtergrondvoorwaarden vast waaraan het vaste deel van de aarde moet voldoen naar gelang van het kleigehalte en het organische stofgehalte. Aan de hand van deze achtergrondwaarden zijn er normen opgesteld voor het gebruik van secundaire grondstoffen (Vlarea). Uitgangspunt is dat er bij gebruik van secundaire grondstoffen (compost, slib, É) een marginale aanrijking mag zijn bekeken over een langere periode. Een gevolg is dat hoe zuiverder de secundaire grondstof is, hoe meer men kan doseren. Nadeel van deze benadering (gebruiksvoorwaarden maximum toelaatbare bodemdosering; Vlarea) is dat ze geen rekening houdt met de input van andere bronnen (mest, andere meststoffen, É) die niet aan Vlarea zijn onderworpen. Het bodemsaneringsdecreet maakt een onderscheid tussen nieuwe bodemverontreiniging (ontstaan na de inwerkingtreding van het decreet) en historische bodemverontreiniging (ontstaan voor de inwerkingtreding van het decreet). De verplichting tot sanering, de prefinanciering ervan en de aansprakelijkheidsregel verschillen al naargelang het om nieuwe of historische verontreiniging gaat. Voor nieuwe bodemverontreiniging bestaat een verplichting tot bodemsanering zodra de bodemsaneringsnormen zijn overschreden. Bodemsanering beoogt de achtergrondwaarden voor bodemkwaliteit te verwezenlijken. Voor historische bodemverontreiniging bestaat geen automatische verplichting tot sanering. Men gaat enkel over tot sanering indien er een ernstige bedreiging bestaat. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 139

159 De verplichting om tot bodemsanering over te gaan rust bij nieuwe verontreiniging op de eigenaar of gebruiker van de gronden waar de verontreiniging tot stand kwam. Deze is er toe gebonden de sanering op eigen kosten uit te voeren. De eigenaar kan in bepaalde gevallen (via bewijzen) aan deze saneringsplicht ontsnappen. In geval van historische bodemverontreiniging die een ernstige bedreiging vormt, moet OVAM de eigenaar of gebruiker aanmanen om tot sanering over te gaan. Bij historische bodemverontreiniging gelden de gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregels. 3.7 Internationale ontwikkelingen Het Vlaamse afvalbeleid is in toenemende mate afhankelijk van Europese en internationale wetgeving en afspraken. Deze internationale context bepaalt niet alleen voor een belangrijk deel de wijze waarop in het Vlaamse Gewest de verwerking van afvalstoffen plaatsvindt, maar ook het regime dat van toepassing is op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen. De verwerking van organisch afval in Europa wordt vooral (meer dan 80 %) gedragen door Vlaanderen, Oostenrijk, Zwitserland, Denemarken, Duitsland, Luxemburg en Nederland. Walloni, Finland, Frankrijk, Itali, Zweden en Groot- Brittanni zitten in een startfase Recuperatie In Vlaanderen, net als in Walloni, Nederland en Duitsland, is het beleid erop gericht organisch afval op de eerste plaats te voorkomen. Indien het afval toch vrijkomt, moet het zoveel mogelijk worden gerecupereerd. Afval dat niet gerecupereerd kan worden, dient zoveel mogelijk te worden verbrand met energieterugwinning. Het storten van recupereerbaar en brandbaar organisch afval wordt in de toekomst be indigd Veevoeding Zowel in Vlaanderen, Nederland als Duitsland komt rechtstreeks en onrechtstreeks vervoederen van natte organische stoffen voor. Per land zijn er specifieke regelgevingen die het vervoederen van bepaalde afvalstromen al dan niet mogelijk maken ( 40 ) Secundaire grondstof Net als in Vlaanderen mag in Nederland organisch slib afgezet worden in de landbouw als bodemverbeterend middel, als het voldoet aan bepaalde normen. Elk land heeft zijn eigen specifieke wetgeving : Vlaanderen heeft Vlarea en Nederland bijvoorbeeld BOOM. In Vlaanderen zijn in tegenstelling tot Nederland voor meer componenten normen voorzien, de Nederlandse normen die er zijn, zijn echter strenger. Het beleid in Nederland is erop gericht de afzet van slib naar de landbouw te weren. De normen zijn zo streng dat de afzet in de landbouw quasi onmogelijk wordt. Nederland geeft de voorkeur aan het indrogen en verbranden van slib. In Duitsland wordt afzet van slib in de landbouw als de meest geschikte oplossing beschouwd, op voorwaarde dat het aan de gestelde kwaliteiteisen voldoet. De hoeveelheid die op het land mag worden gebracht is strikt gereglementeerd. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 140

160 a Compostering In Nederland was in ton composteercapaciteit vergund en is er ton composteerbaar materiaal aangeboden. De inzamelrespons schommelt er rond de 100 kg per bediende inwoner en het aansluitings- en recuperatiepercentage bedroegen in 1996 respectievelijk 96 en 59 %. In Walloni zijn er 5 installaties (in 1995) die GFT- en groenafval composteren. Slechts 18 % van het geproduceerde afval (Õ95) werd er gecomposteerd. Het merendeel (65 %) van de fractie werd gestort. Men voorziet naar de toekomst toe dat er 1 tot 3 installaties zullen bijkomen. De verwerking zal toenemen van 18 % in 1995 tot 60 % in Voor het bedrijfsafval voorziet men een stijging van de verwerking van 14 % in 1995 tot 80 % in Deze verwerking kan zowel compostering, vergisting als co-verwerking zijn. (Horizon 2010 ( 50 )) a.1 Afzetmogelijkheden Zowel in Nederland als in Duitsland, Walloni en Vlaanderen is de afzetmarkt voor compost vrij beperkt, mede doordat compost nog steeds een imago van gerecycleerd afval meedraagt. In Vlaanderen wordt beoogd GFT- en groencompost maximaal af te zetten binnen de marktsegmenten die verantwoordelijk zijn voor de productie van de respectieve afvalstoffen, met name de particuliere sector en de (openbare) groenvoorziening. In de overige regioõs worden er echter pogingen ondernomen om compost af te zetten in landbouw, tuinbouw, groenvoorziening, grondwerken en de potgrondindustrie. a.2 Kwaliteit In Duitsland is er sinds eind 1998 een compostverordening. Deze verordening stelt vrij strenge eisen aan de compost en legt normen op het gebied van organische polluenten en microbiologische hygi ne op. In Vlaanderen staat de kwaliteitscontrole onder toezicht van VLACO. Om de kwaliteit te garanderen heeft VLACO een ÔIntegrale Keten BewakingsprocedureÕ (IKB) opgesteld. Dit veronderstelt een nauwkeurige controle en sturing van alle stappen van de keten, gaande van de aanvoer van organisch materiaal, over het productieproces tot stockage en afzet van het afgewerkte product. Een verontreinigingsgraad van meer dan 3 gewichtsprocent in het aangeleverde materiaal wordt niet getolereerd. Dit IKB-principe ligt aan de basis van de certificeringsprocedure die moet doorlopen worden om het VLACO-label voor compost te krijgen. Het VLACO-label garandeert de kwaliteit van de compost die op het bedrijf wordt geproduceerd. In Tabel 56 is een overzicht gegeven van de situatie anno 1997 in Vlaanderen, Duitsland en Nederland inzake verwerking van GFT- en groenafval. In de verschillende landen bestaan kwaliteitscontroles inzake product- en productiecontrole maar deze zijn niet op elkaar afgestemd. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 141

161 Tabel 56. Overzicht installaties Vlaanderen, Duitsland en Nederland (anno 97) Vlaanderen Duitsland Nederland Ingezameld GFT- en groenafval - totaal ton +/ ton ton - per inw 103 kg/inw 79 kg/inw 98 kg/inw Aantal vergunde installaties Totale capaciteit ton 6,3 miljoen ton 1,59 miljoen ton Compostproductie ton 2,5-3 miljoen ton ton Aantal bedrijven met compostlabel Capaciteit met compostlabel 28 % 70 % 33 % b Vergisting Tijdens de tweede helft van de jaren Õ90 is de ana robe vergistingstechnologie voor de behandeling van vaste en halfvaste organische afvalstromen volledig doorgebroken. Grafiek 11 ( 51 ) toont de toename van ana robe vergisting van de organische fractie van huishoudelijk afval in Europa. In 1990 waren slechts vijf volschalige installaties operationeel, die samen een verwerkingscapaciteit hadden van ton/jaar. Sindsdien is hun aantal toegenomen tot 40 volschalige installaties die samen ton/jaar verwerken. De installaties liggen voornamelijk in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk capaciteit aantal Grafiek 11. aantal installaties capaciteit (t/jaar x 1000) Evolutie ana robe vergisting in de jaren Õ90 in Europa Verwijdering Verwijdering is op Europees niveau de laatste stap inzake afvalbeheer. Indien afval toch verwijderd dient te worden, gaat de voorkeur naar verwijderen met energieterugwinning Verbranden In Nederland is er onvoldoende verbrandingscapaciteit. Net als bij het beleid in Vlaanderen is een krappe programmering, zelfvoorziening en de ontwikkeling van eigen eindverwijderingsstructuren en nieuwe technieken het uitgangspunt. De uitbreiding van verbrandingscapaciteit als verwijdering wordt niet toegestaan. Een Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 142

162 Storten toename van verbranding als nuttige toepassing waarbij een maximale energieconversie centraal staat, wordt overwogen. In Walloni zou de verbranding van organisch afval nog toenemen van 17 % in 1995 tot 50 % in 2000 waarna het terug zal afnemen tot 40 % in De procenten zijn respectievelijk 4 % (Õ95), 30 % (2000) en 20 % (2005) voor organisch bedrijfsafval. Bij het storten van afval is nationale zelfvoorziening het uitgangspunt. Het storten van Vlaams afval in Nederland, of omgekeerd, zal niet worden toegestaan. In Nederland is er voldoende stortcapaciteit voor de komende 20 ˆ 30 jaar. Om het aanbod op de capaciteit af te stemmen en een goede verdeling te maken, heeft iedere provincie een stortplan opgesteld. In de stortplannen wordt een oplossing geboden voor de gevolgen (met name financieel) van het teruglopende aanbod aan brandbaar afval. Het AOO bereidt een landelijk stortplan voor. Vanaf geldt in Nederland een stortverbod voor biologisch zuiveringsslib. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 143

163 4 Instrumenten 4.1 Inleiding Het Vlaamse Milieubeleidsplan (MINA-plan 2) geeft in Deel 5 een overzicht van de verschillende types van instrumenten, aangevuld met een stand van zaken en een schets van de huidige knelpunten ( 52 ). Om haar milieubeleidsdoelstellingen te realiseren maakt de overheid gebruik van instrumenten. Ze vullen de ÔmilieugereedschapskistÕ. De verschillende instrumenten proberen het gedrag van een individu, een bedrijf, een maatschappelijke groep of een economische sector te be nvloeden, meestal door een bepaalde gedragslijn te stimuleren of af te remmen. Een veel voorkomende indeling onderscheidt drie soorten instrumenten : juridische, economische en communicatieve. Andere indelingen zijn echter mogelijk. Bij juridische instrumenten is directe regulering of afdwingbaarheid vaak het uitgangspunt. De economische instrumenten steunen op het beginsel Ôde vervuiler betaaltõ of werken als economische prikkel. Communicatieve instrumenten zijn gericht op het milieubesef om het milieubewust gedrag te bevorderen en zetten aan om op vrijwillige basis ernaar te handelen. Naast vrijwillige samenwerking spelen voorlichting, sensibilisering en educatie hierin een belangrijke rol. Toch bestaan er geen scherpe grenzen tussen de juridische, economische en communicatieve instrumenten. Heffingen, subsidies of vergunningen gelden als verzamelingen van juridische gedragsregels, maar heffingen bevatten ook een communicatief aspect wanneer ze de doelgroep confronteren met een bepaalde vorm van milieuverontreiniging. Daarnaast heeft de overheid nog andere middelen. Zo zijn geld (financiering) en menskracht belangrijke hulpbronnen. Verder zijn middelen nodig om het milieubeleid te structureren en te onderbouwen. Plannen, zoals dit Uitvoeringsplan, bevatten de concrete beleidsinhoud en geven richting aan de waaier van instrumenten waarover de beleidsorganisatie beschikt. Monitoring en onderzoek kunnen de beleidsvoorbereiders helpen bij hun opdracht. Ze reiken vanuit hun respectieve invalshoeken, evaluatie en kennisopbouw de basisingredi nten aan voor de ontwikkeling van een effici nte en effectieve instrumentenmix. Ze zijn te beschouwen als beleidsonderbouwende instrumenten. 4.2 Beleidsuitvoerende instrumenten Juridische instrumenten Algemeen Bij juridische instrumenten is directe regulering of dwang het uitgangspunt. Weten regelgeving vaardigen dwingende voorschriften uit. Het gaat om gebods- en verbodsbepalingen voor de doelgroepen die administratief of strafrechtelijk afdwingbaar zijn. Het milieurecht vervult drie belangrijke functies : de organisatie van de besluitvorming, de handhaving en de vergoeding van milieuschade. a Afvalstoffendecreet en Vlarea Het wettelijk kader van het afvalbeleid is te vinden in het decreet van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, gewijzigd bij decreet van 20 april Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 144

164 Belangrijk is dat het opschrift van het decreet van 2 juli 1981 vervangen werd door het opschrift Ôdecreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffenõ. Meteen is duidelijk dat dit vernieuwde Afvalstoffendecreet de ruggengraat vormt voor een vernieuwend afvalstoffenbeleid gericht op preventie, hergebruik en recyclage. Het bevat een aantal nieuwe en structurele instrumenten voor een ge ntegreerd voorkomings- en recuperatiebeleid. De meeste reglementaire bepalingen zijn gegroepeerd in het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en Ðbeheer (Vlarea) van 17 december b Gelijkstelling V r Vlarea waren de volgende bedrijfsafvalstoffen gelijkgesteld met huishoudelijke afvalstoffen : kantineafvalstoffen, afvalstoffen afkomstig van de bereiding van maaltijden en verdeling en voorbereiding van maaltijden, verpakkingsafvalstoffen ervan bureelafval plantsoenafval afvalstoffen van campings, recreatiegebieden en rustplaatsen langs autowegen afvalstoffen van kleinhandel en verkoopdiensten afvalstoffen van de dienstensector, onderwijs- en verzorgingsinstellingen (uitgezonderd ziekenhuizen). Door Vlarea zijn de bedrijfsafvalstoffen die worden gelijkgesteld met huishoudelijke afvalstoffen beperkt tot het gemeentevuil (straat- en veegvuil, markt- en strandafvalstoffen) en het papierafval dat onderworpen is aan de aanvaardingsplicht. Via de gelijkstelling wordt iedere regeling die van toepassing is voor huishoudelijke afvalstoffen, per definitie ook van toepassing voor de gelijkgestelde afvalstoffen. De beperking via Vlarea heeft grote (financi le) gevolgen voor de inzameling. Zo vervalt bijvoorbeeld de inzamelplicht door gemeenten voor de (vroeger gelijkgestelde) bedrijfsafvalstoffen (met uitzondering van papier waarvoor de aanvaardingsplicht geldt). Dus kantineafvalstoffen bijvoorbeeld zijn bedrijfsafvalstoffen, zijn niet meer gelijkgesteld met huishoudelijke afvalstoffen, moeten niet door de gemeente worden opgehaald en moeten worden verwerkt in inrichtingen die vergund zijn voor de verwerking van bedrijfsafvalstoffen. Het Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen gaat verder op deze problematiek in. c Uitvoeringsplannen De artikelen 35 en 36 van het Afvalstoffendecreet bepalen dat er sectorale Uitvoeringsplannen moeten komen die betrekking hebben op concrete projecten, op acties in verband met preventie, recuperatie en verwijdering van afvalstoffen of op specifieke categorie n van afvalstoffen. Aan de opstelling ervan werken de belanghebbende overheidsorganen, instellingen en privaatrechtelijke organisaties mee. De ontwerpen worden ter inzage gelegd bij de gemeenten en bij de OVAM. Tegelijkertijd worden ze voor advies voorgelegd aan de MiNa-Raad en de SERV. De uitvoeringsplannen gelden en zijn, uitgezonderd waar dit uitdrukkelijk aangegeven is in deze plannen, bindend voor de administratieve overheden van het Vlaamse Gewest, de provincies, de gemeenten en de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke instellingen die belast zijn met taken van openbaar nut inzake milieubeleid. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 145

165 d Secundaire grondstoffen In uitvoering van artikel 11 van het Afvalstoffendecreet heeft de Vlaamse regering via Vlarea een lijst opgesteld van afvalstoffen die als secundaire grondstoffen gebruikt kunnen worden. De normen die hierbij worden gehanteerd waarborgen dat het gebruik de gezondheid van de mens niet in gevaar brengt en geen nadelige gevolgen heeft voor het milieu, dat wil zeggen geen risicoõs voor water, lucht, bodem, fauna en flora, geen geluids- of stankhinder en geen schade aan natuuren landschapsschoon. In het kader van dit Uitvoeringsplan is het gebruik in of als meststof, of als bodemverbeterend middel van belang (cf. infra). Voor behandeld zuiveringsslib wordt via Vlarea omzetting gegeven van de Richtlijn van de Raad van betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij gebruik van zuiveringsslib in de landbouw 86/278/EEG, namelijk concentratie aan verontreiniging in de bodem, in slib en dosering van verontreiniging via slibgebruik. e Stort- en verbrandingsverboden Artikel 32 van het Afvalstoffendecreet vermeldt dat de Vlaamse regering nadere regels kan vaststellen voor het beheer (inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering) van de bijzondere afvalstoffen. Bovendien kunnen deze nadere regels voorschriften omvatten die afwijken van de bepalingen van artikel 14, indien dit vereist is voor de doelmatige verwijdering of de nuttige toepassing van deze afvalstoffen. Op basis van deze bepalingen kan dus een stort- of verbrandingsverbod ingevoerd worden. Vlarea legt inzake organisch afval volgende bepalingen vast : f stortverbod met ingang van 1 juli 1998 van selectief ingezameld GFT- en groenafval verbrandingsverbod met ingang van 1 juli 1998 van selectief ingezameld GFT- en groenafval. Politieverordening In 1997 heeft de OVAM samen met de VVSG een model van politieverordening uitgewerkt. Het werd eind 1997 naar de gemeenten verstuurd en het bevat onder andere bepalingen over : fracties uit het huishoudelijk afval die niet meer mogen worden meegegeven met het huisvuil en het grofvuil welke fracties selectief moeten worden ingezameld maatregelen over de openbare orde en netheid bij de selectieve inzameling sluikstorten en verbranden in open lucht. Het voorgestelde model is een leidraad voor de gemeenten. De gemeenten dienen de politieverordening nog aan te passen aan de plaatselijke problematiek en lokale behoeften. Vanuit het Milieuconvenant worden ze hiertoe gestimuleerd. Het model zal, waar nodig, verder worden geactualiseerd. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 146

166 g In- en uitvoer De g ren sov er sch rijde nde ov er bre nging va n a fv al wor dt sinds 6 me i ge re gle men te erd do or de Ve ro rde nin g (EEG) nr. 2 59/93 va n d e Raa d v an 1 feb ru ari be tre ffend e toe zic ht en co ntr ole o p d e ove rbr en gin g v an afvalstoffen binne n, na ar en uit de Eur op ese Ge me ens cha p. Enke le ar tik els w erd en omgez et in Vlaa mse we tg eving (s tra fbe pa lin gen, sommig e administratiev e pro ced ur es en de aa ndu id ing va n de toe zichthou de nde ambtena ren ). D aar en bov en he bbe n d e fed era le re ger in g en d e d rie g ewe str eg eringe n op 26 ok tob er een s ame nwe rk ing sak ko ord go ed gek eur d dat he t beleid ( en de ha ndh aving ) inza ke de gr en sov ers ch rijden de ov er bre nging va n a fv als toffe n c ošr dinee rt. De ze re gelge vin g h ee ft tot d oel ee n samenh an gen d e n slu ite nd co ntr olesy ste em vo or de g ren sov er sch rijde nde ov er bre nging va n a fv als toffe n tot stand te b ren gen. He t co ntrolesy steem mo et he lpe n voo rko me n d at afvalsto ffen die e en lan ds gre ns ov er sch rijde n w ord en ac hte rg ela ten o f o p e en on ver an two ord e wijze wo rde n ve rw erk t. D e O VAM fung eer t voo r Vla and ere n als be stuur lijk coš rdina tie pun t voo r alle s w at me t in- en uitvo er va n a fv al te ma ken he eft. Da t beteke nt da t O VAM d e ad minis tra tie a fwe rk t, de in for matie be hee rt en te r bes chikk ing stelt. Bo ve ndien sp eelt OVAM ee n b elang rijke ro l a ls in itiatiefnemer, o rga nisator en co šrd in ato r b ij de ha nd hav ing v an de we tge vin g inz ake d e in- en uitvo er va n a fv al waa rb ij Vla amse be dr ijv en be tro kke n zijn. De in-, uit- en doorvoer is in Vlaanderen, net zoals in de ganse Europese Unie, geregeld door de Verordening (EEG) nr. 259/93. Deze Verordening maakt enerzijds een onderscheid tussen nuttige toepassing en verwijdering (met kennisgevingsprocedure) en anderzijds, binnen nuttige toepassing, nog eens tussen groene- (art. 11 van de verordening), oranje- en rode-lijst-afvalstoffen (de laatste twee met kennisgevingsprocedure). De meeste organische afvalstoffen staan op de groene lijst en indien ze nuttig worden toegepast, mogen ze volge ns a rt. 11 va n d e Ve ro r de nin g ov er g eb ra c ht w or d en a ls ze v e rg ez e ld g aa n v an de v olge nd e, do o r de h o ud er on de rte ke nd e infor matie : naam en adres van de houder gebruikelijke handelsbenaming van de afvalstoffen hoeveelheid naam en adres van de ontvanger wijze van nuttige toepassing : R-code (R3 voor organische stoffen die niet als oplosmiddel gebruikt worden) geplande datum van overbrenging Een uitzondering op deze regeling geldt voor afval van de agrovoedingsindustrie dat voldoet aan de nationale en internationale eisen en normen van voor mens en dier bestemde bijproducten (GM 130) dat een nuttige toepassing krijgt. Het rechtstreekse gebruik van deze stoffen in overeenstemming met bijvoorbeeld het koninklijk besluit van betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, kan zonder de toepassing van de EEG-verordening 259/93. Indien de afvalstof pas in aanmerking komt na een voorbehandeling, dan voldoet de afvalstof nog niet aan de vereisten en geldt de Verordening. h Besluit Dierlijk Afval Het besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 1995 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval, zoals gewijzigd op 3 juni en 17 december 1997 (kortweg : Besluit Dierlijk Afval) regelt het beheer van dierlijk afval in Vlaanderen. Dierlijk afval wordt gedefinieerd als Ôdode dieren of dode vis, geheel of delen ervan Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 147

167 en de producten van dierlijke oorsprong, die niet voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemd zijn, met uitzondering van dierlijke uitwerpselen, keukenafval en etensrestenõ. Het wordt verder opgesplitst in hoog-risicomateriaal (inclusief gespecificeerd risicomateriaal) en laag-risicomateriaal. De eindproducten van de verwerking van dierlijk afval krijgen verschillende toepassingen : ingredi nten voor mengvoeders of organische meststoffen, voeder voor gezelschapsdieren en technische of farmaceutische producten. Enkel het gespecificeerd risicomateriaal heeft geen nuttige toepassing omdat het, in het kader van de BSE-problematiek, vernietigd moet worden door verbranding. Voor de verwerking van dierlijk afval afkomstig van zoogdieren gelden strenge verwerkingsnormen, namelijk een temperatuur van 133 C en een druk van 3 bar die gedurende 20 minuten moeten worden aangehouden. De initi le deeltjesgrootte daarbij mag maximum 50 mm bedragen. Wel zijn er een aantal uitzonderingen zoals bloed of zuivelproducten. i Milieuvergunningendecreet en Vlarem In 1985 keurde het Vlaams Parlement het Milieuvergunningendecreet goed. Het lichtte het milieuluik uit het oude Belgische Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB) en bundelde de exploitatie- of uitbatingsvergunning met enkele andere milieugebonden vergunningen tot ŽŽn vergunning, namelijk de milieuvergunning. Er kwam een nieuwe procedure met duidelijke termijnen. Vanaf 1 september 1991 werd het uitvoeringsbesluit Vlarem I (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning) van kracht. Vlarem I legt vast waarvoor een vergunning vereist is, wie ze moet aanvragen en waar. Het bepaalt eveneens hoe de procedure verloopt. Vanaf 1 augustus 1995 werden de vergunningsvoorwaarden van kracht, vastgelegd in Vlarem II. De milieuvergunning is thans het belangrijkste instrument in het kader van het milieubeleid tegenover de ondernemingen. Naast een belangrijk hoofdstuk met de definities bevat Vlarem II de milieukwaliteitsnormen waarop de overheid haar vergunningenbeleid moet afstemmen, een overzicht van overgangsbepalingen voor het toepassen van nieuwe milieuvoorwaarden op bestaande bedrijven, algemene en sectorale milieuvoorwaarden en milieuvoorwaarden voor niet in Vlarem I opgenomen inrichtingen en activiteiten. Inmiddels werkt de Commissie Evaluatie Milieuuitvoeringsreglementering (CEM) aan een modernisering van Vlarem II. De laatste wijzigingen zijn in juni 1999 door de Vlaamse regering goedgekeurd. De rubriek 2 ÔAfvalstoffenÕ is van toepassing op bedrijven die zelf eigen afval of afval van derden voortdurend en/of in grote hoeveelheden opslaan en/of verwerken. De voorlopige opslag van afval die de inzameling of afvoer voorafgaat, en het gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstof vallen niet onder de vergunningsplicht volgens deze rubriek Gebruik in of als meststof, of als bodemverbeterend middel a Milieuhygi nisch aspect a.1 Algemeen Het milieuhygi nisch aspect van het gebruik van afvalstoffen als meststof of bodemverbeterend middel is op te splitsen in twee delen. Enerzijds is er in verband met het vermijden van milieubelastende verontreiniging een regelgeving inzake secundaire grondstoffen (opgenomen in Vlarea) die voortkomt uit het Afvalstoffendecreet van 2 juli 1981, zoals gewijzigd op 20 april Anderzijds is er vanuit de doelstelling om vermesting of overmatige toevoer van nutri nten (N, P Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 148

168 en K) in het milieu te vermijden een reglementering die voortkomt uit het Mestdecreet van 23 januari 1991, zoals herhaaldelijk gewijzigd. a.2 Secundaire grondstoffen In hoofdstuk 4 van het Vlarea dat werd goedgekeurd op 17 december 1997, staan nadere regels in verband met de aanwending van afvalstoffen als secundaire grondstoffen. Naast een jaarlijkse analyse van de secundaire grondstof staat de lijst met secundaire grondstoffen centraal. Die bevat naast de benaming van de afvalstof, de herkomst en omschrijving, ook voorwaarden inzake samenstelling en gebruik. Belangrijk daarbij is het al of niet opleggen van een gebruikscertificaat (cf. infra). De voorwaarden voor het gebruik in of als meststof, of als bodemverbeterend middel zijn opgenomen in onderafdeling van Vlarea. De normering houdt verband met samenstelling (maximum gehalte aan verontreinigende stoffen) en gebruik (maximum toelaatbare bodemdosering). De richtsnoer bij de bepaling van de parameters is het behoud van de achtergrondwaarden voor de bodemkwaliteit, gedefinieerd in het bodemsaneringsdecreet, het stand still beginsel. Voor rioolwaterzuiveringsslib (RWZI-slib) geldt een verbod vanaf 1 december 1999 behalve indien N en P ten minste voor 85 % gereduceerd zijn, bij normale bodem-ph van 7,0. Voor het gebruik van behandeld slib is een bijkomende registratie van gegevens verplicht. Zo dienen gegevens te worden bijgehouden over : hoeveelheden geproduceerd slib hoeveelheden aan de landbouw geleverd slib samenstelling en eigenschappen van het slib behandelingsmethode van het slib namen en adressen van de ontvangers van het slib en plaatsen van gebruik. Verder zijn er extra voorwaarden gekoppeld aan bodem, teelt en gebieden die handelen over concentraties van metalen, de zuurtegraad (ph) van de bodem, de verplichte bodemanalyse en een aantal verbodsbepalingen. Zoals al aangehaald, is er voor een aantal secundaire grondstoffen een gebruikscertificaat vereist. Dit document wordt afgeleverd na een vastgelegde en aan termijnen gekoppelde procedure (cf. Grafiek 12) en bevat volgende vermeldingen : dossiernummer identificatie houder naam secundaire grondstof en beschrijving productieproces gebruiksgebied samenstelling gebruiksvoorwaarden verplichtingen inzake analyses en registratie geldigheidstermijn Aandachts- en knelpunten Er werden per reeds 120 gebruikscertificaten afgeleverd voor het gebruik van meststof of bodemverbeterend middel in de landbouw. De lijst van in aanmerking komende secundaire grondstoffen is limitatief. Er dient bekeken te worden of aanpassingen hieraan wenselijk zijn. Een bijkomend punt is dat de lijst enkel kan worden gewijzigd via een besluit van de Vlaamse regering. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 149

169 Het is van belang de normering intens op te volgen en te evalueren. Waar nodig dienen er aanpassingen en verfijningen te volgen. Dit kan gebeuren via verder wetenschappelijk onderzoek en een vergelijking met onze buurlanden of Europese normen. Bij de behandeling van dossiers moet er gestreefd worden naar een goede informatie-uitwisseling en cošrdinatie met de Vlaamse Landmaatschappij (Mestbank) en het Ministerie van Landbouw. Dit overleg kan uitgebreid worden naar de andere Gewesten, waarbij gestreefd wordt naar afstemming en consensus. Bij het opmaken van de capaciteitsplanning voor compostering of vergisting dient er rekening mee te worden gehouden dat de akkerbouw een niet onbelangrijk afzetgebied is (mits voldaan wordt aan de regionale en federale reglementering, cf. infra). Wat hier als een vorm van goedkope afzet terechtkomt, zal niet beschikbaar zijn voor andere verwerkingsvormen. Het is van belang zowel het Mestdecreet als de federale wetgeving ter zake en de eventuele wijzigingen goed op te volgen. a.3 Nutri nten Dierlijke mest is een belangrijke bron van nutri ntenaanrijking, maar ook afvalwater, reststoffen en gassen dragen ertoe bij. Het Mestdecreet werkt onder andere met een uitrijregeling en een heffingssysteem. Het gaat ook uit van een gefaseerde verstrenging van de bemestingslimieten. Verder houdt het rekening met alle reststoffen die N en P bevatten en die op cultuurgrond terechtkomen (de zogenaamde Ôandere meststoffenõ), behalve met het RWZI-slib. Het nieuwe Mestdecreet van 11 mei 1999 is een aanpassing van het vorige met als doel de EG-nitraatrichtlijn uit te voeren en nieuwe krachtlijnen vast te leggen. Het vereiste resultaat is 50 mg nitraat per liter grond- en oppervlaktewater en in de toekomst het voorkomen van eutrofi ring. Representatieve organisaties van ondernemingen zullen op basis van vrijwilligheid een akkoord met de overheid kunnen sluiten Ômet het doel milieuverontreiniging te voorkomen, de gevolgen ervan te beperken of weg te nemen of een doelmatig milieubeheer te bevorderenõ. Knelpunten b Op welke manier invulling wordt gegeven aan het begrip Ôandere meststoffenõ is nog niet helemaal duidelijk. Wellicht zal de implementatie van het nieuwe Mestdecreet dit ophelderen. Waardevolle organische afvalstoffen dienen gelijkwaardig behandeld te worden als dierlijke mest. De vraag is ook of alle administratieve bepalingen die verbonden zijn aan het vervoer en het gebruik van dierlijke mest ook noodzakelijk zijn voor toegepaste afvalstoffen. Hiervoor geldt immers reeds het Vlarea met zijn bepalingen inzake secundaire grondstoffen. Een aantal administratieve verplichtingen wordt op deze manier dubbel opgelegd. Nagegaan moet worden of geen vereenvoudiging mogelijk is. Landbouwkundig aspect Uiteraard is het van belang dat secundaire grondstoffen die op het land worden toegepast een landbouwkundige waarde hebben. Concreet dient er een positief effect te zijn op bijvoorbeeld bodemkwaliteit en plantengroei. De wetgeving hierrond is federaal, namelijk in handen van het Ministerie van Landbouw (Bestuur voor de kwaliteit van de grondstoffen en de plantaardige sector, DG 4). De basis wordt gevormd door de Wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. In uitvoering daarvan is er het koninklijk besluit van 7 januari 1998 betreffende de Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 150

170 handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten. Deze regelgeving bevat een lijst van producten die mogen worden verhandeld samen met hun omschrijving en de kwaliteitscriteria waaraan zij moeten voldoen. Wat niet op de lijst staat is in principe verboden. Wel kan er een ontheffing of derogatie worden aangevraagd. Enkel waar het gaat om het gebruik van afvalstoffen (als secundaire grondstoffen) is er een ankerfunctie vanuit het afvalbeleid. Knelpunt Bij de behandeling van dossiers verbonden aan afvalstoffen moet er gestreefd worden naar een goede informatie-uitwisseling en cošrdinatie met de OVAM. Dit overleg kan uitgebreid worden naar de andere Gewesten om zo een afstemming en consensus te bereiken Gebruik in dierlijke voeding a Milieuhygi nisch aspect Tot op heden bestaan er geen bijzondere milieuhygi nische normen voor de vervoedering van afvalstoffen of stoffen in het algemeen. Wel wordt er in het kader van de nutri ntenproblematiek bijvoorbeeld gestreefd naar fosfaatarme voeders. Wat het gebruik van afvalstoffen als dierenvoeding betreft, bepaalde OVAM een standpunt vanuit de vaststelling dat ŽŽn van de belangrijkste toepassingen van afvalstoffen, namelijk die als diervoeder, niet in Vlarea (partim secundaire grondstoffen) is opgenomen (cf. Grafiek 12). Indien de afvalstof geen voorbehandeling moet ondergaan vooraleer ze vervoederd wordt, gaat OVAM ervan uit dat de afvalreglementering geldt tot levering aan de gebruiker. Indien de afvalstof echter behandeld moet worden, is de afvalreglementering (in casu EVOA en Vlarem) van toepassing bij de diervoederproducent aangezien hij een verwerker van afvalstoffen is. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 151

171 gebruik als dierenvoeding zonder voorbehandeling na voorbehandeling - afvalreglementering geldt tot levering aan de gebruiker - EVOA niet van toepassing - gebruiker behoeft geen vergunning rubriek 2 Vlarem - voorbehandeling is verwerking van afvalstoffen : vergunning rubriek 2 Vlarem is vereist - EVOA : groene lijst-procedure - afvalreglementering geldt niet meer zodra afvalstoffen omgevormd zijn gebruik in overeenstemming met het K.B. van zonder voorbehandeling - afvalreglementering geldt tot levering aan de diervoederproducent - EVOA is niet van toepassing - diervoederproducent behoeft geen vergunning rubriek 2 Vlarem gebruik in dierenvoeding na voorbehandeling - voorbehandeling is verwerking van afvalstoffen : vergunning rubriek 2 Vlarem is vereist - EVOA : groene lijst-procedure - afvalreglementering geldt niet meer zodra afvalstoffen omgevormd zijn gebruik niet in overeenstemming met het K.B. van vergunning rubriek 2 Vlarem vereist - EVOA : groene lijst-procedure - in geval van voorbehandeling wordt statuut eindproduct geval per geval onderzocht voorbehandeling ge ntegreerd bij diervoederproducent - vergunning rubriek 2 Vlarem vereist - EVOA : groene lijst-procedure - geproduceerde diervoeding valt niet langer onder het afvalstoffenregime Grafiek 12. Stroomdiagramma OVAM gebruik organisch-biologische afvalstoffen in of als diervoeder. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 152

172 b Landbouwkundig aspect b.1 Algemeen Zoals bij meststoffen en bodemverbeterende middelen is de federale wetgeving vanuit het Ministerie van Landbouw (Bestuur voor de kwaliteit van de grondstoffen en de plantaardige sector, DG 4) gebaseerd op de Wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. Het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding geeft hieraan uitvoering. De regelgeving bevat een omschrijving van de vereiste kwaliteitscriteria. Deze eisen gelden zowel voor enkelvoudige als voor samengestelde voeders. Het ministerieel besluit van 12 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding stelt de ongewenste producten en stoffen vast. Ten slotte zijn er een aantal verboden ingredi nten zoals fecali n, urine of slib van waterzuiveringsinrichtingen waarin afvalwater wordt behandeld. b.2 Keukenafval Voor de vervoedering van organisch afval en keukenafval geldt het koninklijk besluit van 24 januari 1969 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie op vuilnisbelten en op het gebruik van organisch afval en keukenafval voor de voeding van huisdieren. Er dient aan toegevoegd te worden dat de bepalingen van dit besluit voor wat het Vlaamse Gewest betreft, werden opgeheven door het Afvalstoffendecreet van 2 juli 1981, in zover zij betrekking hebben op afvalstoffen waarop voornoemd decreet van toepassing is. Keukenafval is net als alle organisch afval wel degelijk een afvalstof zodat de regels van het Afvalstoffendecreet en zijn uitvoeringsbesluiten gelden. Bovendien zijn verwerkers van afvalstoffen in principe vergunningsplichtig in het kader van Vlarem (cf. OVAMstandpunt). Keukenafval wordt gedefinieerd als afval van dierlijke of plantaardige producten in rauwe of gekookte toestand, voortkomend van herbergen, kazernen, kloostergemeenschappen, ziekenhuizen, hotels, refters, restaurants en andere gemeenschapskeukens en van kampeerterreinen. Indien het afkomstig is van internationaal verkeer moet het naar een erkend verwerkingsbedrijf van dierlijk afval (hoog- of laag-risicomateriaal) gaan of verbrand worden. Ander keukenafval moet ook naar een dergelijk verwerkingsbedrijf of kan aangewend worden voor de voeding van dieren mits men over een vergunning beschikt van het Ministerie van Landbouw. Om deze vergunning te krijgen moet er een installatie zijn die het onder meer mogelijk maakt het afval op te slaan, te koken en te steriliseren en voorwerpen, vaten en voertuigen te ontsmetten. Die voorwerpen, vaten en voertuigen moeten uitsluitend dienen voor de ophaling van het afval. Knelpunten Volgens het Ministerie van Landbouw zijn er anno 1998 in Belgi een 50-tal vergunninghouders. Daarvan zouden er nog slechts een 20-tal actief zijn. Deze activiteit wordt door de Veterinaire Diensten als vrij marginaal beschouwd. Het is dan ook de intentie van het Ministerie van Landbouw om deze praktijk omwille van sanitaire redenen op middellange termijn (± 5 jaar) een halt toe te roepen. Voorlopig is dit echter geen prioriteit. Wat wel toegestaan zou kunnen blijven, is de meer grootschalige verwerking van keukenafval volgens duidelijk omschreven voorwaarden. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 153

173 In de brijvoedersector moet er toezicht zijn op de ingredi nten. Het mag immers niet de bedoeling zijn om problematische afvalstromen via verdunning te bestemmen voor dierlijke voeding. Het is niet zo duidelijk welke normen er gelden bij de verwerking van organisch afval in dierlijke voeding. Deze hebben nochtans hun invloed op de voederkundige en sanitaire kwaliteit van de eindproducten. Als er dierlijk afval in het keukenafval aanwezig kan zijn, is het aangewezen om de verwerkingsnormen van Beschikking 96/449/EG te hanteren. Dit betekent een verwerking bij een temperatuur van 133 C en 3 bar gedurende 20Êminuten (maximale deeltjesgrootte 50Êmm). Bij de capaciteitsplanning voor compostering of vergisting dient er rekening mee te worden gehouden dat de dierlijke voeding een niet onbelangrijk afzetgebied is (mits voldaan wordt aan de federale reglementering). Wat hier als een vorm van goedkope afzet terechtkomt, zal niet beschikbaar zijn voor andere verwerkingsvormen. Het is van belang de federale wetgeving ter zake en de eventuele wijzigingen goed op te volgen Handhaving Een belangrijke pijler van de juridische instrumenten is de handhaving. De geloofwaardigheid van het beleid hangt er van af. Alle genoemde juridische instrumenten hebben hun eigen administratieve of strafrechtelijke sancties. Het komt er ÒenkelÓ op aan de regels te doen naleven. Grootste knelpunt is echter dat deze afdwingbaarheid weinig zin heeft als de praktijksituatie niet is aangepast aan de theorie van het instrument. Bijvoorbeeld een stort- en verbrandingsverbod kan pas worden toegepast als er alternatieve verwerkingsmogelijkheden bestaan. Anno 1999 ontbreekt de nodige verwerkingsinfrastructuur voor organisch afval Economische instrumenten Heffingen De economische instrumenten steunen op het beginsel Ôde vervuiler betaaltõ of werken als economische prikkel. Ze be nvloeden het gedrag doordat ze de financi le consequenties van keuzemogelijkheden veranderen. Dit gebeurt het best op marktconforme wijze. Klassieke economische instrumenten zijn heffingen en steunverlening. Het huidige afvalheffingenstelsel dateert van 20 december 1989 (Programmadecreet) en heeft zijn rechtsgrond in artikel 47 van het Afvalstoffendecreet. De afvalheffing heeft de intentie een regulerende emissieheffing te zijn met de hoeveelheid afval als grondslag. Emissieheffingen staan buiten het normale fiscale stelsel. Ze vallen onder de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest en de opbrengsten krijgen een milieubestemming via het MINAfonds. De heffingen worden geheven op het storten en verbranden van afvalstoffen, om preventie en recuperatie van de afvalstoffen te bevorderen. Het verschil in de heffingstarieven naar gelang van de aard van de afvalstof en de verwerkingswijze poogt minder schadelijke verwerkingswijzen te stimuleren. Om het Vlaamse milieubeleid en de overheidsinvesteringen te financieren werd in 1989 het MINA-fonds opgericht. Dit wordt voornamelijk gespijsd uit de inkomsten van de verschillende milieuheffingen en uit een dotatie van de algemene middelenbegroting. De voorbije jaren is de bijdrage uit de milieuheffingen Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 154

174 geleidelijk verhoogd. Dit heeft ertoe geleid dat de milieuheffingen een substantieel onderdeel zijn geworden voor de financiering van het Vlaamse milieubeleid. In 1998 werd de milieuheffingen grondig geanalyseerd op hun regulerend en financierend karakter. De uitgewerkte wijzigingsvoorstellen houden onder andere rekening met de volgende principes : ondersteuning van de voorkeurverwerkingsvolgorde gelijke behandeling van huishoudelijk afval en bedrijfsafval vereenvoudiging van de heffingen misbruik vermijden van verlaagde heffingen voor sorteer- en recyclageresiduõs Huisvuilbelasting De huisvuilbelasting is in de eerste plaats een middel voor de gemeente om haar uitgaven te financieren. De huisvuil- en grofvuilbelasting bestaan uit een forfaitair bedrag, een retributie die afhankelijk is van de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de gemeentelijke diensten, of een combinatie van beide. Enkel bij de laatste twee varianten, die de burger belonen voor een goed afvalbeheer, heeft de huisvuilbelasting tevens een regulerend effect. De retributie kan zowel slaan op de huis-aan-huis inzameling als op de brengmethode. Mogelijke retributiesystemen al dan niet in combinatie met een vast belastingbedrag, zijn : weging tarifering per volume-eenheid op basis van aanbiedingsfrequentie tarifering per volume-eenheid op basis van het aantal of de grootte van containers tarifering op basis van afvalvolume in de container Bij de keuze van het belastingsysteem moet in de toekomst een evenwicht worden gevonden in de volgende aspecten : De belasting is financierend en regulerend, dat wil zeggen dat de burger zelf invloed heeft op de te betalen belasting via de retributie; anderzijds wordt de financiering niet in het gedrang gebracht omdat de burger steeds een forfaitair bedrag betaalt. Het belastingsysteem beantwoordt aan het principe dat de vervuiler betaalt; dit heeft mogelijk als gevolg dat preventie en recuperatie worden gestimuleerd. De retributie mag geen aanleiding geven tot ontwijkgedrag en toename van zwerfafval. De tariefdifferentiatie mag geen te grote administratieve moeilijkheden meebrengen Een correcte aanrekening van direct toewijsbare kosten voor de afvalinzameling en -verwerking aan de veroorzaker van de afvalstoffen leidt tot meer preventie. In vergelijking met bedrijven worden de gemaakte kosten nog niet correct en volledig aan de huishoudens aangerekend. Bij een algemene of forfaitaire financiering verdwijnt het besef van de kosten en de eigen verantwoordelijkheid en blijft de verantwoordelijkheid voor het terugdringen van de kosten en de milieulast in grote mate alleen bij de overheid liggen. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 155

175 De kostprijs voor het ophalen van huisvuil kan verschillen van gemeente tot gemeente omdat het prijsbeleid behoort tot de gemeentelijke autonomie. Enkel de federale wetgever is bevoegd om aan de gemeenten een verbod op te leggen om belastingen te heffen in bepaalde materies. Het Vlaamse Gewest kan dus de prijs van een huisvuilrecipi nt niet bepalen. De toezichthoudende overheid, i.c. de provincie, kan wel bezwaren formuleren indien het algemeen belang of de wet geschonden zou zijn. Het invoeren van een uniform retributiesysteem hangt louter en alleen af van de vrijwilligheid (ÔgoodwillÕ) van de gemeenten omdat het Vlaamse Gewest de gemeenten niet kan verplichten een bepaalde belasting in te voeren. In de periode werden een aantal onderzoeken uitgevoerd over de gemeentelijke belasting- en retributiesystemen voor de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval ( 53 ). De resultaten ervan zullen de basis vormen voor een overleg dat alle betrokkenen, overeenkomstig initiatief 43 van het MINAplan 2, zullen opstarten omtrent de uitwerking en promotie van een uniform systeem van kostentoerekening en Ðdekking van huishoudelijke afvalstoffen Subsidi ring Volgens de beleidsdoelstellingen van het Afvalstoffenplan en het decreet betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen van 2 juli 1981 kunnen ondergeschikte besturen toelagen aanvragen voor de afvalverwijdering (selectieve inzameling en nuttige toepassing). De wettelijke bepalingen staan in het koninklijk besluit van 23 juli 1981 betreffende de subsidi ring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van ondergeschikte besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 30 maart 1982, 14 september 1983, 17 juli 1984, 30 juli 1985, 17 maart 1993, 23 maart 1994 en 18 maart a Preventie De subsidi ring van compostvaten wordt beschouwd als een preventiestimulerende maatregel. In de periode werden subsidies aangevraagd voor compostvaten. Dankzij onder andere deze subsidi ring zijn veel gezinnen effectief gestart met thuiscomposteren. De subsidi ring gebeurde via een degressief subsidiepercentage in de tijd : 60 % indien de ontwerpdossiers werden ingediend v r en 40 % indien ingediend v r (besluit van de Vlaamse regering van 18 maart 1997, verlenging van besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 1994). De huidige subsidi ring van compostvaten is gestopt op 31 december Aangezien de OVAM in de periode het subsidi ringsbeleid evalueert en een globaal subsidi ringskader zal opstellen, wordt de subsidi ring van compostvaten in deze periode niet verlengd. Afhankelijk van de resultaten van de evaluatie kan de financi le ondersteuning van preventie in het algemeen, vanaf 2000 worden ingepast in het kader van bijvoorbeeld het Milieuconvenant of een subsidiebesluit. b Recuperatie De strategische doelstelling van subsidies is de financi le stimulering van selectieve inzameling en de bevordering van het hergebruik. Zo werd de subsidi ring geherori nteerd en worden toelagen verleend voor de aanleg en de uitrusting van containerparken met containers, portiershuisjes, Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 156

176 persinstallaties en hakselaars ˆ rato van 60 % van de kostprijs, de aankoop van terreinen niet inbegrepen. Verder wordt de bouw van sorteercentra en composteringsinstallaties voor GFT- en groenafval betoelaagd ˆ rato van 30 % (besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 1993 en omzendbrief van 6Êseptember 1993). Leidraad tot de goedkeuring van subsidies voor de composteringsinstallaties was het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval. Ten slotte wordt de materi le infrastructuur gesubsidieerd voor de selectieve inzameling van huishoudelijk afval en voor de voorkoming van zwerfvuil. Het subsidi ringsbeleid heeft hier een uitdovend karakter opdat er een maximale impuls vanuit gaat naar het milieu en naar de tewerkstelling. Voor de recipi nten voor selectieve inzameling is er een degressief subsidiepercentage in de tijd : 60 % indien de ontwerpdossiers werden ingediend v r en 40 % indien ingediend v r (besluit van de Vlaamse regering van 18 maart 1997, verlenging van besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 1994). Voor verbrandingsinstallaties, stortplaatsen en overslagstations zijn nagenoeg geen kredieten meer uitgetrokken (besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 1993). De eerste twee categorie n zijn immers niet meer subsidieerbaar conform de bepalingen van het Afvalstoffenplan De helft van de vastleggingskredieten wordt aangewend voor GFT-installaties en 39 % voor containerparken. De evolutie van de aangelegde containerparken is het gevolg van de doelstelling van het beleid om op korte termijn het hele gewest te bedienen via containerparken. De vooropgezette doelstelling is grotendeels gerealiseerd. Wat de selectieve inzameling betreft, werden in totaal GFT-containers gesubsidieerd (periode ), namelijk containers van 120 liter en containers van 40 liter. De duurzaamheid van de effecten is evenredig met de levensduur van de installaties. Voor de recipi nten voor selectieve inzameling (met kortere levensduur) dient echter opgemerkt dat ze ook een mentaliteitswijziging veronderstellen en introduceren, zodanig dat ook deze effecten van langdurige aard zijn. De ingebruikname van containerparken, composterings- en sorteerinstallaties zorgt bij de doelgroep voor een verlaging van de kostprijs voor de afvalstoffenverwerking. Daardoor ontstaat er ruimte voor de eventuele bouw of uitbreiding van een secundaire installatie. Subsidi ring is slechts ŽŽn element in het instrumentarium voor de stimulering van gescheiden inzameling en de recyclage van afvalstoffen. Deze gemengde aanpak maakt de herori ntering van de afvalverwerking op een geleidelijke en maatschappelijk aanvaardbare manier mogelijk. De verschillende doelgroepen worden benaderd. Wat de vermindering of stopzetting van subsidi ring betreft, is het beter de evolutie meer effectgericht te laten verlopen. Alternatieve stimulansen worden hierbij ingeschakeld (preventie en principe Ôvervuiler betaaltõ). Bij een globale evaluatie komen volgende punten naar voor : De middelen voor selectieve inzameling zijn al herschikt. De subsidi ring van verbranden of storten werd be indigd. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 157

177 Er is nog een lange weg af te leggen om de doelstellingen ÔpreventieÕ en de Ôvervuiler betaaltõ te bereiken. De voorkeur dient evenwel te gaan naar een geleidelijke doch meer effectgerichte ontwikkeling. ÔSubsidi ringõ als onderdeel van de instrumentenmix dient te worden herbekeken in functie van doelstellingen en resultaten, maar ook in functie van nieuwe technieken. Een verhoging van de heffingen zal de preventie stimuleren. De realisatiegraad van de benodigde infrastructuur (of de procentuele bediening per provincie) geeft aan dat subsidi ring nog enige tijd behouden zal kunnen blijven, maar zeer selectief dient te gebeuren. Tot 1995 was de subsidi ring voornamelijk gericht op het stimuleren van de selectieve inzameling. De totale hoeveelheid huishoudelijke afvalstoffen is echter niet verminderd. Subsidi ring blijft voorlopig nodig, maar dient systematisch afgebouwd te worden, teneinde de middelen vrij te maken om de andere instrumenten intensiever te kunnen inzetten Milieuconvenant Het Milieuconvenant was de vrijwillige overeenkomst tussen het Vlaamse Gewest en de steden en gemeenten over het gemeentelijk MINA-beleid. Het diende in zijn geheel te worden onderschreven. Voor het luik afvalstoffen was het convenant gericht op een veralgemeende invoering van de aparte inzameling van componenten van huishoudelijk afval in alle gemeenten van het Vlaamse Gewest tegen 31 december 1995, overeenkomstig het Afvalstoffenplan Voor een aantal deelaspecten ontvangt de gemeente een subsidie : containerparken en selectieve huis-aan-huis inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval of natte fractie). Het gemeentelijk Milieuconvenant heeft zijn vruchten afgeworpen. Er werd vooruitgang geboekt op het gebied van de uitbouw en exploitatie van containerparken door gemeenten in het Vlaamse Gewest en op het gebied van de selectieve inzameling van KGA en van de droge en de natte fractie. Van de 294 gemeenten die het Milieuconvenant hebben afgesloten, opteerden 118 gemeenten voor de selectieve huis-aan-huis inzameling van de GFT-fractie en 174 voor de droge recycleerbare materialen. Twee gemeenten wensten beide fracties selectief in te zamelen. In het afvalstoffenbeleid van het Vlaamse Gewest zijn de gemeenten een belangrijke schakel. Zonder hun medewerking is een daadkrachtig beleid onmogelijk. Daarom hechtte de Vlaamse regering op 3 december 1996 haar goedkeuring aan de verderzetting van het gemeentelijk Milieuconvenant voor de periode , evenwel onder een nieuwe vorm. Het huidige Milieuconvenant wordt opgesplitst in een basisovereenkomst en acht vrij te kiezen opties die de gemeenten mee kunnen onderschrijven. Vier ervan hebben betrekking op het afvalbeleid. Optie 4 behandelt de preventie en selectieve inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Optie 5 voorziet een samenwerking tussen de gemeente en een kringloopcentrum. Optie 7 betekent het uitstippelen van een duurzaam gemeentelijk beleid onder andere ter voorkoming van afval met een minimale restfractie. Optie 8 verbindt tot het in dienst nemen van ŽŽn of meer MINA-werkers. Nieuw wat huishoudelijke afvalstoffen betreft, zijn de initiatieven om thuiscomposteren verder te stimuleren. Begin 1999 werden er nog drie opties toegevoegd aan het Milieuconvenant (beslissing van de Vlaamse Regering op ). De bijkomende optie 9 voorziet in een financi le tussenkomst bij het voorkomen van zwerfvuil. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 158

178 De basisovereenkomst is door 284 Vlaamse gemeenten ondertekend (stand op ) (meer info in Voortgangsrapportage 1999 ( 54 )) PRESTI-programma Om tegemoet te komen aan de behoefte aan ondersteuning van afvalpreventie bij de KMO en de zelfstandige onderneming kwam het eerste preventiestimulerend programma (PRESTI 1) tot stand. Met financi le ondersteuning van de Vlaamse overheid hebben de federaties van nagenoeg alle belangrijke industri le sectoren en van enkele dienstensectoren via vergaande doorlichting van afval- en emissiepreventie hun kennis over problemen, mogelijke oplossingen en alternatieven kunnen uitbouwen. De kennis werd omgezet in praktische informatiepakketten en naar de leden uitgedragen. Om op grotere schaal resultaten te bereiken, waren vervolgprogrammaõs nodig. De toepassing van de preventiemaatregelen wordt onder andere met de ondersteuning van PRESTI 2 gedemonstreerd in voorbeeldbedrijven. Er zijn subsidies voor federaties die demonstratieprojecten uitvoeren. Via PRESTI 3 kunnen ook individuele bedrijven rekenen op een tijdelijke financi le steun als ze preventiemaatregelen uitwerken, een preventieplan opstellen, uitvoeren, evalueren en hierover rapporteren aan de overheid. Op werd PRESTI 4 goedgekeurd door de Vlaamse regering. Het is bedoeld voor bedrijfsgerichte intermediaire organisaties die een subsidie kunnen krijgen wanneer zij systemen opzetten die bedrijven aansporen tot milieuzorg. Concreet moeten de systemen ervoor zorgen dat bedrijven een continue verbetering van de milieuprestaties realiseren Fiscale instrumenten Een fiscaal instrument is de BTW (federale bevoegdheid). In dit kader kan worden gestreefd naar een verlaagd BTW-tarief voor gerecycleerde producten (bijvoorbeeld uniform tarief van 6 %) om de afzet ervan te stimuleren Communicatieve instrumenten Voorlichting, sensibilisering, educatie en marketing zijn communicatieve instrumenten die het milieubesef willen vergroten en milieubewust gedrag willen bevorderen. Samenwerking tussen de diverse actoren (overheden, doelgroepen, intermediaire organisaties) is een belangrijke voorwaarde voor het succesvol ontwikkelen en toepassen van deze instrumenten. De samenwerking kan soms nog verder worden uitgebouwd door juridisch vastgelegde afspraken met de doelgroepen Voorlichting, educatie en sensibilisering Milieu-informatie en Ðeducatie zijn instrumenten die de overheid inzet om een maatschappelijk draagvlak voor het milieubeleid te cre ren of te verstevigen. Bij de bevolking, de bedrijven en de overheden moet het inzicht groeien dat milieubewuster gedrag noodzakelijk is. Het milieu kan alleen fundamenteel verbeteren door een gedragsverandering. Milieu-informatie en Ðeducatie kunnen ook andere beleidsinstrumenten ondersteunen of noodzakelijke voorwaarden scheppen om ze uit te voeren. Een benadering gericht op doelgroepen is voor dit type instrument essentieel. Sensibilisering is van belang ter onderbouwing van het preventie- en recuperatiebeleid. Sinds 1991 werden een aantal sensibiliseringsacties ondernomen met het oog op afvalpreventie (Tabel 57 en Tabel 1). Belangrijk Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 159

179 daarin is de betrokkenheid van en de samenwerking met de lagere overheden (provincies, intercommunales en gemeenten). Het spreekt voor zich dat sensibilisering alleen effect heeft in combinatie met andere beleidsinstrumenten (Ôpolicy-mixÕ). Zo vormt het gelijktijdig ter beschikking stellen van faciliteiten een noodzakelijke voorwaarde voor het welslagen van sensibiliseringsacties. (Het ontbreken ervan leidt tot een negatieve houding.) Een voorbeeld is de campagne thuiscomposteren. In 1994 werd enkel sensibiliseringsmateriaal ter beschikking gesteld van gemeenten en intercommunales, wat een zeer variabel effect gaf van regio tot regio. In 1995 kende deze campagne een veel ruimere respons op alle niveaus omdat er toen een overkoepelende OVAM-campagne aan gekoppeld werd samen met de subsidieregeling voor de aankoop van compostvaten. De werkwijze waarbij de OVAM enerzijds een overkoepelende campagne voert en anderzijds een ondersteunende rol op zich neemt door sensibiliseringsmiddelen beschikbaar te stellen, blijkt positief uit te vallen. Een knelpunt is het incalculeren van regionale verschillen in afvalbeleid. Verder wordt men geconfronteerd met een aantal administratieve procedures om onder andere in de noodzakelijke budgettaire middelen te voorzien op het lokale niveau. Deze procedures nemen relatief veel tijd in beslag en dienen in de mate van het mogelijke mee in rekening te worden gebracht bij de timing van de totaalcampagne. Ten slotte is het voor een effici nte voorbereiding en de effectiviteit van de acties belangrijk dat de planning van campagnes duidelijk vastligt. Tabel 57. Sensibiliseringsacties met het oog op de preventie en recuperatie van GFT- en groenafval Jaar Onderwerp Sensibiliseringsmiddelen Doelgroep 1991 Masterplan GFT- en groenafval 1994 Preventie organische afvalfractie Voorlichtingsactie met o.a. thuiscomposteren en inzameling van GFT- en groenafval Brochure over thuiscomposteren, persbericht, video en stand voor lokale beurzen, radiospot, professionele sprekers, studiedag Thuiscomposteren Multimedia-campagne, opleiding compostmeesters, handleiding, provinciale studiedagen Bevolking Bevolking, gemeenten en intercommunales Bevolking, provincies, intercommunales, gemeenten In het kader van preventie is het van belang om zowel de producent als de consument te wijzen op de eigen verantwoordelijkheid voor de omvang en de kwaliteit van de afvalstroom en op de mogelijkheden om daar iets aan te doen. De laatste jaren kreeg de opleiding van compostmeesters veel aandacht. Zij kunnen immers als plaatselijke vrijwilligers het thuiscomposteren helpen promoten en een antwoord geven op de vele kleine praktische vragen van beginnende thuiscomposteerders. Aan deze opleiding wordt in 1999 een sensibilisering inzake compostmeesters gekoppeld. De doelstelling is drievoudig : de compostmeesters beter bekend maken bij het grote publiek de compostmeesters en de gemeenten, intercommunales waar een opleiding plaatshad aanzetten tot actie met betrekking tot het composteren het composteren nog eens extra onder de aandacht brengen De gemeenten en intercommunales met compostmeesters en de compostmeesters zelf ontvingen in het voorjaar van 1998 een oproep om een actie Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 160

180 te organiseren tijdens het weekend van de compostmeester en suggesties voor didactisch materiaal te geven. Op deze oproep heeft de OVAM veel reacties gekregen. Hiervoor is op 13 en 14 juni 1998 een Ôweekend van de compostmeesterõ georganiseerd en zijn alle georganiseerde acties gebundeld in een brochure die bij de ge nteresseerden is verspreid (cf b). Op basis hiervan heeft de OVAM didactisch materiaal opgesteld dat de compostmeester gebruikt in zijn activiteiten om het thuiscomposteren te stimuleren. In de toekomst zal de aandacht ook moeten gaan naar de opvolging van de opgeleide compostmeesters, zodat zij zich in hun activiteiten gesteund weten. De Vlaamse Compostorganisatie (VLACO) vervult een belangrijke rol bij de sensibilisering. Zo verschaft ze informatie aangaande kwaliteitsvol composteren en de afzetmogelijkheden van GFT- en groencompost en neemt ze in samenspraak met de OVAM deel aan vakbeurzen. De oprichting van de Cel Thuiscomposteren geeft een bijkomende versterking op het vlak van thuiscomposteren en preventie in het algemeen Samenwerking Zelfregulering op basis van overleg, sensibilisering en informatieverstrekking Žn handhaving van de vastgelegde afspraken zijn de voorwaarden om het instrument samenwerking doelgericht te maken. Zoals al bij sensibilisering aangehaald is de betrokkenheid van en de samenwerking met de doelgroepen van groot belang. Hieraan is reeds invulling gegeven via het overleg in de externe stuurgroep bij de totstandkoming van dit plan. Na de vaststelling van dit plan zal dit een verlengstuk krijgen via een officieel Overlegplatform Organisch-Biologisch Afval. Omwille van de meervoudige dimensies van organisch afval (afval-, nutri nten en landbouwkundige aspecten) is overleg en samenwerking met de federale overheid en andere milieuadministraties onontbeerlijk. 4.3 Beleidsonderbouwende instrumenten Monitoring Monitoring houdt in dat alle relevante gegevens systematisch worden verzameld en geanalyseerd met een tweeledig doel. Enerzijds dient de verzamelde informatie om het aanvullende beleid voor te bereiden en vorm te geven. Anderzijds wordt het lopende beleid ge valueerd en indien nodig bijgestuurd. Om de monitoring te versterken dient de verzameling, verwerking en analyse van gegevens te worden geoptimaliseerd met aandacht voor organisatorische en methodologische aspecten. De monitoring dient te resulteren in een continue evaluatie en de weergave ervan in een Voortgangsrapportage, waardoor het beleid kan worden bijgestuurd indien nodig Onderzoek Onderzoek valt uiteen in fundamenteel, toegepast en beleidsondersteunend onderzoek. Met het oog op de planning en monitoring is vereist dat onderzoek doelgericht en effici nt is en dat de toepassing wordt bevorderd door informatievoorziening. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 161

181 Onderzoek is belangrijk bij de voorbereiding, ontwikkeling en ondersteuning van het afvalstoffenbeleid in het algemeen en het preventie- en recuperatiebeleid in het bijzonder. Er werd vooral onderzoek verricht omtrent preventie en recuperatie van GFT- en groenafval (sorteeranalyses, geurhinder, marktstudies en afzetmogelijkheden, É). Hierbij vervult VLACO een belangrijke rol. Voor organisch bedrijfsafval werd vooral de vergistbaarheid van een aantal specifieke afvalstromen onderzocht. Rond de afzet van organisch afval in de dierlijke voeding werd veldonderzoek verricht. 4.4 Knelpunten De regeling inzake secundaire grondstoffen in het Vlarea (toepassing in of als bodemverbeterend middel of meststof) dient verder te worden aangepast en verfijnd. Specifieke probleempunten zijn de gesloten lijst, de evaluatie van de normering, en de cošrdinatie tussen de milieuhygi nische en landbouwkundige aspecten. In het kader van het Mestdecreet dienen waardevolle organisch-biologische afvalstoffen gelijkwaardig behandeld te worden als dierlijke mest. Met het oog op vervoedering is er nood aan een duidelijk kader inzake acceptatiecriteria en verwerkingsnormen. Bij financi le instrumenten dient er meer gedifferentieerd te worden met als streefdoel regulering (sturing) en doelgerichtheid. Inzake communicatieve instrumenten is een meer planmatige en gestructureerde aanpak nodig met het oog op effectiviteit. Daarbij dient er aandacht te zijn voor verschillen in doelgroep of regio. De overheid kan haar beleidsinstrumentarium om doelgroepen of andere overheden aan te zetten tot uitvoering van het afvalbeleid verder uitbouwen. Ze dient te streven naar resultaatgerichtheid (duidelijke doelstellingen) en een optimalisering van de afstemming tussen de verschillende juridische, economische en communicatieve instrumenten. Een aantal instrumenten is gebaseerd op ad hoc beslissingen, wat wijst op de behoefte aan een ge ntegreerd inzicht in de juiste verhoudingen, de effectiviteit en de effici ntie van de beleidsinstrumenten. Dit laatste is nodig om te komen tot een geschikte combinatie van beleidsmaatregelen (Ôideale instrumentenmixõ). Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 162

182 Deel III Doelstellingen en programmering De Vlaamse regering heeft eind 1998 een pact afgesloten met de gemeenten, waarin is opgenomen dat de Vlaamse overheid zich in haar regelgeving voornamelijk zal beperken tot de hoofdlijnen van het beleid. Maatwerk ter plaatse moet mogelijk blijven om de verscheidenheid tussen de lokale besturen onderling te respecteren. In het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval wordt getracht deze afspraken te volgen. Het dringt geen uniform model van beleidvoeren aan de gemeenten op. Gemeenten zullen, binnen het kader van de doelstellingen en de resultaten die moeten worden gehaald, vrij kunnen kiezen hoe zij invulling willen geven aan de hoofdlijnen van het beleid die, wat betreft de organische fractie, in dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval zijn opgenomen. Het gevraagde effectenrapport, dat de gevolgen van de nieuwe maatregelen schetst voor de gemeenten op het vlak van personeel, financi n, informatica, werklast, enz., wordt opgenomen in het laatste deel van dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval, namelijk de ÔEffecten van de programmeringõ. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 163

183 1 Doelstellingen De doelstellingen zijn gebaseerd op : het Afvalstoffendecreet het MINA-plan 2 het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval In MINA-plan 2 staat als doelstelling voor de lange termijn dat het afvalaanbod wordt teruggebracht tot een niet te vermijden minimum. De afvalstoffen hebben een zodanige kwaliteit dat ze bij voorkeur gebruikt kunnen worden in hetzelfde of eventueel een ander productieproces of als product. Daarbij zal zo min mogelijk verschuiving van problemen plaatsvinden naar bodem, water en lucht. Het moet gaan om een optimalisering van emissiereducties. In het afvalstoffenbeleid staat duurzame ontwikkeling centraal. Dit betekent dat het beleid erop gericht is de gezondheid van de mens en het milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en de verspilling van grondstoffen en energie tegen te gaan. Het afvalstoffenbeleid streeft er in de eerste plaats naar het ontstaan van afvalstoffen te voorkomen. Vervolgens dienen de afvalstoffen die toch ontstaan te worden gerecupereerd. Als ze niet kunnen worden voorkomen of gerecupereerd, moeten ze op de meest milieuvriendelijke manier worden verwijderd door verbranding met energieterugwinning. Organisch afval storten is alleen toegestaan als recuperatie of verbranding niet mogelijk is. Dit leidt tot de volgende voorkeurverwerkingsrangorde : 1. preventie 2. recuperatie 3. verbranding 3a. co-verbranding met een hoog energierendement 3b. verbranden in een huisvuilverbrandingsinstallatie met energieterugwinning 4. storten De hi rarchie is een belangrijk uitgangspunt voor het afvalbeleid. Het is echter niet aangewezen de rangorde voor alle afvalstromen in absolute zin te hanteren. Afhankelijk van de specifieke milieuhygi nische, economische en andere omstandigheden zoals tijd en ruimte, kan het optimale milieurendement per individuele afvalstroom verschillen. De hi rarchie is in dat geval een ÔchecklistÕ die wordt overlopen alvorens beslissingen te nemen. Om dit proces inzichtelijker te maken kan gebruik worden gemaakt van levenscyclusanalyses en milieubalansen. Voor het huishoudelijk afval is in MINA-plan 2 als richtinggevende doelstelling voor de planperiode opgenomen : de hoeveelheid huishoudelijk afval die per inwoner wordt verwijderd, daalt van 325Êkg in 1995 naar 240 kg in Voor het organisch bedrijfsafval zijn twee strategische hoofdlijnen van toepassing die steeds gezamenlijk worden ingezet : het voorkomen van afvalstoffen uitbouw van een rationeel opgezet netwerk van verwerkingsfaciliteiten, dat tegelijk aansluit op het streven naar meer preventie en recuperatie. Hierbij gaat de prioriteit naar nuttige toepassing. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 164

184 1.1 GFT- en groenafval In het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval is het zogenaamde ÔdriesporenbeleidÕ van de OVAM voorgesteld. Dit beleid wordt in de komende planperiode verdergezet. Het driesporenbeleid steunt op de volgende pijlers, weergegeven in voorkeursvolgorde : 1. Promotie van preventie, waaronder thuiscomposteren 2. Maximale uitbouw van de groenafvalverwerkingsketen 3. Maximale uitbouw van de GFT-verwerkingsketen Voorrang wordt gegeven aan preventie en thuiscomposteren, aangezien op deze manier een groot deel van het geproduceerde keuken- en tuinafval aan de bron kan worden gerecupereerd. Dit dient echter steeds gepaard te gaan met de optimalisatie van de selectieve inzameling en verwerking van groenafval. De selectieve inzameling van GFT-afval moet maximaal worden uitgebouwd binnen de bestaande of geplande verwerkingsmogelijkheden en de taakstellingen voor de verwijdering van huishoudelijk afval Preventie De totale hoeveelheid selectief en niet selectief ingezameld GFT- en groenafval neemt tot 2001 af volgens de taakstelling voor preventie in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen Vanaf 2001 blijft het totale aanbod constant. Toename van de preventie gebeurt via twee sporen : kwantitatief en kwalitatief. Kwantitatief neemt het aantal thuiscomposteerders en de hoeveelheid die thuis wordt gecomposteerd verder toe. Kwalitatief verbetert de kwaliteit van de compost door het proces van thuiscomposteren te optimaliseren Recuperatie Bij de berekening van de tarieven wordt uitgegaan van het principe Òde vervuiler betaaltó (cf. actie 43 uit MINA-plan 2). Dit betekent dat de kosten voor selectieve inzameling, verwerking en verwijdering aan de burgers worden doorgerekend Selectieve inzameling In het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen is de richtinggevende doelstelling uitgewerkt in taakstellingen voor de hoeveelheid te verwijderen huishoudelijk afval (som van huisvuil, grofvuil en gemeentevuil) : In 1998 bedraagt de hoeveelheid verwijderd huishoudelijk afval 255 kg per inwoner. In 2001 is dit gedaald tot 220 kg per inwoner en in de grootsteden en kustgebieden 240 kg per inwoner. In 2006 is dit verder afgenomen tot respectievelijk 200 kg en 230 kg per inwoner. Als langetermijn streefdoel voor 2010 geldt 150 kg per inwoner. De taakstellingen gelden voor iedere gemeente. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 165

185 Het GFT- en groenafval maakte in Vlaanderen in circa 50% uit van het huishoudelijk afval en is daarmee de belangrijkste stroom om de vermindering van huishoudelijk afval te bereiken. Indien de taakstellingen van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen niet worden gehaald, is de GFT-fractie de belangrijkste fractie om de hoeveelheid huisvuil te reduceren. Vertaald in een concrete taakstelling betekent dit voor de regioõs waar GFT-afval selectief wordt ingezameld dat ernaar gestreefd moet worden om de absolute hoeveelheid keuken- en tuinafval in de huisvuilzak te verminderen tot 35 kg per inwoner per jaar. Dit impliceert dat de recupereerbare fractie van het GFT-afval volledig selectief ingezameld wordt en dat alleen de niet-recupereerbare fractie (schelpen, vleesresten, bedorven etensresten of vervuild organisch afval) in het huisvuil achterblijft. De groenafvalregioõs gaan over tot selectieve inzameling van GFT-afval als blijkt dat de taakstellingen voor huishoudelijk afval niet worden bereikt. Preventie behoudt voorrang op selectieve inzameling, dat wil zeggen dat steeds vermeden moet worden dat meer organisch afval wordt aangeboden door de organisatie van een selectieve inzameling. Op basis van de huidige resultaten wordt de doelstelling voor het gescheiden inzamelen van groenafval en bermmaaisel verhoogd : Het groenafval van huishoudens wordt selectief ingezameld. Integrale verwijdering door inzameling met grofvuil is niet meer toegestaan. Het groenafval van tuinaannemers en groendiensten wordt selectief aangeboden. Het bermmaaisel wordt selectief aangeboden. In het algemeen dient meer aandacht uit te gaan naar de kwalitatieve doelstellingen in vergelijking met de kwantitatieve doelstellingen Verwerking Afzet Selectief ingezameld GFT- en groenafval wordt verwerkt in een composteer- of vergistingsinstallatie. De continu teit van de verwerking is verzekerd door afstemming van de verwerkingscapaciteit op het aanbod. De composteercapaciteit moet voldoende groot zijn om het maandelijkse aanbod te kunnen verwerken. De verwerking van organisch afval gebeurt op een milieuhygi nisch verantwoorde wijze. De groenafvalregioõs voorzien voordat zij starten met de selectieve inzameling van GFT-afval in de benodigde composteercapaciteit. Ieder compostbedrijf draagt zorg voor de eigen afzet. De afzetorganisatie VLACO zorgt voor de overkoepelende afzetbevordering Verwijdering Verwijdering van de selectief ingezamelde fractie is niet toegestaan. Indien echter het selectief ingezamelde GFT- en groenafval meer dan 3 % verontreinigingen bevat en niet kan worden uitgesorteerd, moet het toch worden verwijderd. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 166

186 De verwijdering van organisch afval gebeurt op een milieuhygi nisch verantwoorde wijze en, waar mogelijk, met een maximale terugwinning van energie. Nuttige toepassing door verbranding met als hoofdgebruik energieopwekking is in de verwerkingsrangorde ondergeschikt aan composteren en vergisten. 1.2 Organisch bedrijfsafval Het Uitvoeringsplan Huishoudelijk Afval gaat ervan uit dat de hoeveelheid categorie-ii-bedrijfsafval die wordt verwijderd tussen 1995 en 2001 afneemt met 40Ê%. Een deel van het categorie-ii-bedrijfsafval bestaat uit organisch bedrijfsafval Preventie Preventie wordt verdergezet. Sensibilisering van de sectoren en overdracht van kennis staan centraal in het bevorderen van preventie bij de bedrijven. Het gebruik van milieuzorgsystemen, op regionaal niveau en gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, en ketenbeheer worden aangemoedigd Recuperatie Selectieve inzameling Het vrijkomende organisch bedrijfsafval moet worden verwerkt volgens de verwerkingsrangorde. Het gescheiden inzamelen van organisch bedrijfsafval wordt hiertoe bevorderd Verwerking Afzet Het gebruik van organisch afval als veevoeder neemt verder toe. Na verwerking is het gebruik van organisch bedrijfsafval in of als meststof of bodemverbeterend middel mogelijk voor de stromen die voldoen aan de landbouwkundige en milieuhygi nische eisen. De verwerkingsmogelijkheden voor selectief ingezameld organisch bedrijfsafval worden uitgebreid. De verantwoordelijkheid voor investeringsbeslissingen ligt bij de privž-sector. Bij vergisting of thermische verwerking van organisch bedrijfsafval wordt maximaal energie teruggewonnen. De verwerkers van de organische bedrijfsafvalstoffen moeten zelf geschikte afzetmarkten vinden. De overheid verleent ondersteuning via begeleidende onderzoeken en studies Verwijdering Verwijdering van selectief ingezamelde organische bedrijfsafvalstoffen is niet toegestaan. Indien echter de selectief ingezamelde organische bedrijfsafvalstoffen te veel verontreinigingen bevatten en niet kunnen worden uitgesorteerd, moeten ze toch worden verwijderd. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 167

187 De verwijdering van organisch afval gebeurt op een milieuhygi nisch verantwoorde wijze en, waar mogelijk, met een maximale terugwinning van energie. Nuttige toepassing door verbranding met als hoofdgebruik energieopwekking is in de verwerkingsrangorde ondergeschikt aan vergisten met maximale energieopbrengst. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 168

188 2 Programmering Op basis van de analyse in het eerste deel zijn er knelpunten geformuleerd, waarvoor in dit onderdeel programmering oplossingen zullen worden gezocht. In de programmering wordt een opsplitsing gemaakt in strategie en acties. De strategie bevat de principes voor de planperiode, terwijl de acties concreet aangeven welke maatregelen moeten worden genomen om de strategie te realiseren gedurende de planperiode. 2.1 GFT- en groenafval Het driesporenbeleid dat in het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval en Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen is ontwikkeld, zal worden verdergezet in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval. Het doel is gemeenten en intercommunales te begeleiden en te stimuleren om daadwerkelijk aan een vermindering van de hoeveelheid te verwijderen huishoudelijk afval te werken. Het driesporenbeleid is gebaseerd op drie pijlers : 1. promotie en hergebruik van thuiscomposteren 2. maximale uitbouw van de groenafvalrecuperatieketen 3. maximale uitbouw van de GFT-recuperatieketen In eerste instantie is het beleid gericht op hergebruik en thuiscomposteren. Het afval dat op deze manier wordt voorkomen, dient niet de lange en dure kringloop van selectieve inzameling, ophaling, centrale verwerking en afzet te doorlopen. De bevordering van de recuperatie aan de bron moet voor iedere inwoner in Vlaanderen aangevuld worden met de selectieve inzameling van groenafval. Gelijklopend met de selectieve inzameling dient de verwerking van groenafval te worden uitgebouwd. Aangezien het niet voor iedereen mogelijk is of niet iedereen bereid kan worden gevonden om het keuken- en tuinafval thuis te verwerken, kan de selectieve inzameling van GFT-afval binnen de bestaande en geplande verwerkingsmogelijkheden voor GFT-afval worden gerealiseerd. Aan de hand van de keuzes die gemeenten en intercommunales maken, worden zij onderverdeeld in groenregioõs en GFT-regioÕs. In Tabel 58 is een schema opgenomen dat de inzamel- en verwerkingsscenarioõs voor beide regioõs uiteenzet. De indeling van een intercommunale als hetzij een groenregio hetzij een GFT-regio is vastgelegd in het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval en aangevuld in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen In het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval wordt dezelfde indeling behouden. De overgang van groenregio naar GFT-regio is mogelijk (zie a). Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 169

189 Tabel 58. Inzamel- en verwerkingsscenarioõs voor GFT- en groenafval GFT-afval Groenafval GFT-afval Groenafval Preventie GFT-regio Thuiscomposteren en hergebruik Huis-aan-huis ophaling Thuiscomposteren en hergebruik Selectieve inzameling Groenregio Thuiscomposteren en hergebruik Thuiscomposteren en hergebruik Huis-aan-huis ophaling minimum viermaal per jaar van snoeihout Selectieve inzameling Vergunde verwerkingseenheid Vergunde verwerkingseenheid Vergunde verwerkingseenheid Vergunde verwerkingseenheid Strategie Preventie van GFT- en groenafval komt in hoofdzaak neer op een ecologische benadering van het tuin- en groenbeheer. Dit geldt niet alleen voor huishoudens, maar ook voor tuinaannemers en gemeentelijke en openbare groendiensten. Daarnaast is er ook de mogelijke substitutie van ge mporteerde grondstoffen door eigen grondstoffen of secundaire grondstoffen, op een voor het milieu en de economie verantwoorde wijze. De burgers, tuinaannemers en groendiensten zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van preventie van GFT- en groenafval. Het is de taak van de overheden om de noodzakelijke gedragsveranderingen te bereiken en te behouden. De gemeenten spelen hierbij de belangrijkste rol. Zij stemmen de sensibiliseringsacties af op de lokale situatie, waardoor het mogelijk is rekening te houden met de plaatselijke problemen en omstandigheden. In de GFT-regioÕs dient de sensibilisering te worden gericht op de synergie tussen thuiscomposteren en selectieve inzameling. Door het thuiscomposteren van gras en bladeren te bevorderen, kan de structuur van het selectief ingezamelde materiaal worden verbeterd. Door de oprichting van een Cel Thuiscomposteren binnen VLACO wordt het (thuis)composteren integraal benaderd en vormt VLACO voor de intercommunales Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 170

190 de ondersteunende organisatie om dit beleidsdomein volledig mee te helpen realiseren. De sensibilisering is de eerste jaren nog gericht op een toename van het aantal thuiscomposteerders en van de hoeveelheid organisch materiaal die thuis wordt gecomposteerd. Na 2001 dient de hoeveelheid tuinafval die wordt aangeboden voor ophaling te dalen door enerzijds thuiscomposteren en door anderzijds een verandering in de wijze van tuinaanleg en -onderhoud. De kringlooptuingedachte vindt zijn ingang. Snoeiafval wordt verhakseld en als mulchlaag gebruikt. Bladeren en grasmaaisel kunnen rechtstreeks als mulchlaag worden aangewend. Gemeenten bieden de mogelijkheid om snoeihout te verhakselen. Reeds bij de aanleg van de tuin wordt rekening gehouden met de latere groenafvalproductie. Belangrijk is dat de gazonoppervlakte wordt beperkt. Deze kringlooptuingedachte en de afvalarme aanleg moeten ook in de openbare groenvoorziening worden toegepast. De sensibilisering wordt uitgebreid met ondersteuning van de burgers die al thuiscomposteren, met het oog op een kwalitatieve en kwantitatieve verbetering van het composteringsproces. Aandacht gaat naar de hygi nische omstandigheden van het thuiscomposteren. Vermeden moet worden dat het thuiscomposteren wordt be indigd wanneer het composteerproces niet optimaal verloopt. Sensibilisering en de activiteiten van de compostmeesters zijn hierbij essentieel. De compostmeesterwerking zal voor de komende planperiode een belangrijk aandachtspunt blijven. Het cijfer van 1 compostmeester op inwoners zal enkel als richtinggevend worden beschouwd. Belangrijker is dat de opgeleide compostmeesters actief kunnen werken, dat wil zeggen met voldoende steun, motivatie en begeleiding vanuit gemeente en intercommunale. Opvolging van het thuiscomposteren bij de burger blijft belangrijk gedurende de planperiode. De gesubsidieerde verstrekking van compostvaten heeft geleid tot promotie van het thuiscomposteren waardoor veel gezinnen zijn gestart met thuiscomposteren. De subsidi ring heeft duidelijk een extra stimulans aan het thuiscomposteren gegeven. Ondanks het feit dat in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen is opgenomen dat de subsidi ring van compostvaten tijdens de planperiode behouden blijft, liep het subsidi ringsbesluit voor de compostvaten af eind Aangezien de OVAM in de periode het subsidi ringsbeleid evalueert en een globaal subsidi ringskader wenst op te stellen, werd de subsidi ring van de compostvaten in deze periode niet verlengd. De financi le ondersteuning, van preventie in het algemeen, kan vanaf 2000 worden ingepast in het kader van bijvoorbeeld het Milieuconvenant (groepering van middelen via preventiecošrdinator) of via de opleiding/bijscholing compostmeesters. De mogelijkheid van een nieuw subsidi ringsbesluit blijft bestaan. Prioriteit wordt gegeven aan een onderzoek om, samen met een evaluatie van de huidige subsidi ringsinstrumenten, na te gaan of de verschillende kleinschalige composteringseenheden kunnen worden opgenomen in het nieuwe subsidi ringsbesluit. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 171

191 Acties De initiatieven van gemeenten en intercommunales mogen echter niet afhankelijk zijn van de subsidi ring vanuit het Vlaamse Gewest. Lokaal moeten er acties komen om preventie te ondersteunen. Onder impuls van de Cel Thuiscomposteren worden verspreid over Vlaanderen verschillende demonstratieplaatsen voor het thuiscomposteren uitgebouwd. De demonstratieplaatsen worden niet beschouwd als wijkcomposteringen. Wijkcompostering is gžžn alternatief voor thuiscomposteren. Preventie dient niet alleen op het niveau van huishoudens, groendiensten of tuinaannemers te worden bekeken. Belangrijk is dat ook op een hoger niveau, namelijk op Vlaams niveau, het aanbod aan organisch afval vermindert. Dit is mogelijk door de invoer van grondstoffen in Vlaanderen te verminderen en in de plaats eigen grondstoffen of secundaire grondstoffen, die in Vlaanderen aanwezig zijn, te gebruiken. actie 1 Gewestelijke sensibiliseringsactie thuiscomposteren De informatiecampagne ÔComposteren, doe ik het zelf of laat ik het doen?õ wordt verdergezet en toegespitst op de praktijk en de continu teit in het thuiscomposteren. Aangezien ongeveer de helft van de huisvuilzak nog bestaat uit recupereerbaar organisch afval, blijft de jaarlijkse informatieactie behouden voor de planperiode. De actie wordt jaarlijks geactualiseerd en gericht op specifieke problemen en themaõs. Aanvullend op het thuiscomposteren wordt er ook aandacht geschonken aan het ecologisch tuin- en groenbeheer. Jaarlijks wordt het weekend van de compostmeester georganiseerd. De Cel Thuiscomposteren van VLACO zal instaan voor de cošrdinatie. De OVAM streeft er steeds naar de mogelijkheid tot regionalisering van haar campagnes in te bouwen en zal verder in dialoog treden met de lokale communicatieverantwoordelijken en preventiecošrdinatoren. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : VLACO, Velt, gemeenten en intercommunales Timing : planperiode actie 2 Promotie thuiscomposteren op lokaal niveau Gemeenten nemen het promoten van het thuiscomposteren en het opvolgen van de compostmeesters op in hun milieubeleidsplan en milieujaarprogramma. Ten minste eenmaal per jaar wordt een informatieronde voor de bevolking over thuiscomposteren en kringlooptuinen georganiseerd. De informatieronde heeft als doel : een toename van het aantal inwoners dat thuiscomposteert en de kringloopgedachte in eigen tuin toepast het blijvend motiveren van de thuiscomposteerders en voorkomen van afhakers een bevordering van de kwaliteit en het nuttig gebruik van compost het geven van informatie en ondersteuning aan de activiteiten van de compostmeesters Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 172

192 eventueel ter beschikking stellen van composteermateriaal waardoor bijvoorbeeld snoeihout, afkomstig uit de eigen tuin, wordt verhakseld, waarna het verhakselde hout in de eigen tuin kan worden toegepast De gemeenten en intercommunales kunnen bij de OVAM steeds informatie inwinnen. Ondanks het feit dat eind 1998 de subsidi ring van compostvaten door de Vlaamse overheid afliep, kunnen gemeenten en intercommunales blijvend compostvaten aan de bevolking ter beschikking te stellen. Indien gewenst kunnen de gemeenten zelf een subsidie geven in de aanschaf van de compostvaten. Alternatieven voor compostvaten, zoals compost- of wormenbakken, kunnen uiteraard ook worden gepromoot door deze ter beschikking te stellen aan de bevolking, al of niet gesubsidieerd. Andere vormen van praktische en/of financi le ondersteuning worden op gemeentelijk of intercommunaal niveau uitgewerkt. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan een financi le beloning indien de GFT-container wordt teruggebracht. Initiatiefnemer : gemeenten en intercommunales Betrokkene : VLACO, Velt, OVAM Timing : planperiode actie 3 Aanpassen sensibiliseringsmateriaal Het sensibiliseringsmateriaal wordt continu aangepast aan de nieuwe behoeften. Aandacht gaat naar de synergie tussen GFT-ophaling en thuiscomposteren. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : VLACO, gemeenten en intercommunales Timing : planperiode actie 4 Cel Thuiscomposteren De activiteiten van VLACO zijn verruimd door de oprichting van een Cel Thuiscomposteren. De Cel vormt het cošrdinatiepunt voor de organisatie, opleiding en bijscholing van de compostmeesters, voert onderzoek uit naar de kwaliteit van ÔthuisÕcompost en formuleert praktische tips voor verbetering van het thuiscomposteren. Een informatienetwerk rond organische afvalpreventie wordt ter ondersteuning van gemeenten en intercommunales uitgebouwd. De verschillende partners die betrokken zijn bij de promotie van het thuiscomposteren, vormen een overlegplatform, onder cošrdinatie van de Cel Thuiscomposteren. De vooropgestelde doelstellingen, beschikbare middelen en taken zullen op elkaar worden afgestemd. Op het moment dat het Vlaams Steunpunt Afval- en Emissiepreventie door de OVAM wordt opgericht, zal de Cel Thuiscomposteren in samenwerking met de preventiecošrdinatoren per intercommunale de ondersteuning leveren voor de organische pijler van de preventie. In functie van de seizoensgebonden campagnes rond thuiscomposteren wordt gedurende de campagneperiode een gewestelijke informatielijn in werking gesteld, Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 173

193 de compostlijn. Iedereen met vragen rond thuiscomposteren kan naar de compostlijn bellen. De Cel Thuiscomposteren is hiervoor verantwoordelijk. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : VLACO, VVSG-Interafval, VVP Timing : vanaf 2000 actie 5 Gebruik van snoeihout Gemeenten en intercommunales bieden de mogelijkheid om snoeihout van burgers te verhakselen voor gebruik in eigen tuin. Deze service kan worden aangeboden op het containerpark of aan huis. Tevens kunnen de gemeenten verhakseld snoeihout aanbieden ter ondersteuning van het gebruik in de tuin (en van het thuiscomposteren). De sensibilisering dient te benadrukken dat structuurmateriaal bij het thuiscomposteren belangrijk is. Het structuurmateriaal is in de eerste plaats afkomstig uit de eigen tuin. Bij de verstrekking van verhakseld snoeihout houdt de gemeente rekening met de behoefte aan structuurmateriaal in de composteerinstallaties (cf. actie 24). Initiatiefnemer : gemeenten en intercommunales Betrokkene : burgers Timing : planperiode actie 6 Groenafval voorkomen door preventieve maatregelen voor aanleg en onderhoud van tuinen en openbaar groen De kringloopgedachte wordt zowel bij de burgers, als bij de tuinaannemers en de openbare groendiensten ge ntroduceerd. Contacten zullen worden gelegd met openbare groendiensten en tuinaannemers om in de ontwerpfase al rekening te houden met het afvalaspect. Tuinen, parken, plantsoenen en wegbermen dienen afvalarm te worden ontworpen. Gekozen wordt voor bomen en struiken die minder gesnoeid moeten worden, voor bodembedekkers of laagblijvende struiken in plaats van gras, enz.. Het beheer en onderhoud van tuinen, openbaar groen en wegbermen dient eveneens gericht te zijn op het minimaal vrijkomen van (groen)afval. Niet alle wegbermen moeten jaarlijks worden gemaaid. In sommige gevallen vaart de natuurbehoudsfunctie van de bermen er zelfs wel bij. In andere gevallen gaat het om wegbermen die niet echt toegankelijk moeten zijn. Bij het opstellen van de bermbeheersplannen (cf. actie 19) dient deze optie mee in overweging te worden genomen. In de opleiding voor groendiensten en tuinbouwscholen dient voldoende aandacht te worden besteed aan dit thema. Gemeenten en intercommunales zullen bij de sensibilisering van de bevolking eveneens aandacht aan dit aspect van preventie schenken. In het bijzonder is de beperking van de hoeveelheid gazonmaaisel een belangrijk aandachtspunt. Initiatiefnemer : OVAM, VVSG-Interafval Betrokkene : VLACO, Velt, beroepsfederaties tuinaannemers en tuinarchitecten, VVOG, openbare groendiensten, provincies Timing : vanaf 2000 Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 174

194 actie 7 Compostmeesterwerking OPLEIDING De opleiding van compostmeesters is een investering van OVAM/VLACO om plaatselijk het thuiscomposteren te bevorderen. Het vergt heel wat inzet van de vrijwilliger-compostmeester. De activiteiten rond de compostmeesters worden verdergezet en uitgebreid. De Cel Thuiscomposteren van VLACO verzorgt de opleiding en bijscholing van de compostmeesters. Vooral de bijscholing zal tijdens de planperiode belangrijk worden. Het doel is immers om vanuit de groep opgeleide compostmeesters het bestaande sprekersteam uit te breiden. Deze sprekers zullen kunnen worden ingezet bij de voordrachten rond thuiscomposteren aan groepen ge nteresseerden. Meerdere criteria zullen worden gebruikt bij de selectie van kandidaten voor opleidingen en bijscholingen : groepering op intercommunaal niveau bijzondere aandacht voor groenregioõs Ð evaluatie van een al dan niet goede compostmeesterwerking en de reductie van de huisvuilrestfractie volledige steun van de gemeente en intercommunale (zie ook verder) 1 compostmeester op inwoners als doelstelling wordt enkel als richtinggevend bekeken Er zal naar gestreefd worden, rekening houdend met de organisatorische beperkingen, de termijn tussen aanvraag tot opleiding en de effectieve opleiding in te korten. De intercommunales en VVSG nemen in hun jaarverslag het aantal actieve compostmeesters op. GEDRAGSCODE VOOR SAMENWERKING Al te vaak worden de compostmeesters geconfronteerd met een gebrek aan ondersteuning van hun gemeente en/of intercommunale. Ze raken ontmoedigd of haken af. Anderzijds is het ook niet de bedoeling dat compostmeesters solo gaan. Een goede ondersteuning via een vastgelegde samenwerkingsstructuur kan dit vermijden. Binnen de gemeenten moet er een contactpersoon zijn voor de compostmeesters, zelfs als de opleiding intercommunaal wordt georganiseerd. Deze contactpersoon onderhoudt, in samenwerking met de intercommunale preventiecošrdinatoren, ook de contacten met VLACO. Elke compostmeester krijgt van de gemeente demomateriaal waaronder een compostvat met stok ter beschikking. De intercommunale zorgt voor het nodige informatiemateriaal. De mogelijkheid om een verzekering voor de compostmeesters af te sluiten, moet grondig worden overwogen. De gemeente of intercommunale verzorgt het secretariaat voor de compostmeesterwerking. De cošrdinaten van de compostmeesters worden bekend gemaakt bij de inwoners (infoblad, affiches, É). De compostmeesters van een intercommunale komen minimaal 2 maal per jaar in groep samen. Er worden jaarlijks minimaal 4 activiteiten georganiseerd (los van de permanentie op de demonstratieplaats). Bijvoorbeeld deelname aan het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 175

195 weekend van de compostmeester, aan schoolacties, aan jaarmarkten/beurzen of het geven van infovoordrachten. De intercommunale betrekt de compostmeesters bij alle initiatieven die OVAM en VLACO nemen met betrekking tot de werking van compostmeesters op Vlaams niveau. De compostmeester verbindt er zich toe gedurende minimum 2 jaar de opgedane kennis en ervaring ter beschikking te stellen van de burger. De compostmeester zet zich vrijwillig in. Een vergoeding van de reisonkosten dient echter te worden voorzien door gemeente of intercommunale. UITBOUW DEMONSTRATIEPLAATSEN Om de promotie van het thuiscomposteren dichter bij de bevolking te brengen en praktisch te kunnen voorstellen, worden demonstratieplaatsen uitgebouwd. Deze dienen aan volgende voorwaarden te voldoen : In elke intercommunale (beter nog in elke gemeente) is er een lokale, goed toegankelijke demonstratieplaats. Minimaal ŽŽn halve dag per maand is er permanentie, met uitzondering van de wintermaanden (december, januari en februari). Deze permanentie wordt publiek aangekondigd. Minimaal ŽŽnmaal per week gaat een compostmeester of gemeentearbeider langs voor het onderhoud van de demonstratieplaats, voor het bijvullen van de compostvaten en Ðbakken, É. De demonstratieplaats toont minimaal een compostvat, composthoop en een compostbak. De demonstratieplaats bevindt zich op volle grond en is gemakkelijk toegankelijk. In de buurt van de demonstratieplaats is materiaal opgeborgen voor het omzetten (bijvoorbeeld beluchtingstok) en bevochtigen van de compost (water en tuinslang of gieter). De nodige voorzieningen zijn aanwezig voor de compostmeesters (onder andere schuilplaats). Er zijn houtsnippers voor demodoeleinden. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : VLACO, provincies, intercommunales, gemeenten Timing : vanaf 1999 actie 8 Financi le ondersteuning preventieacties In het Milieuconvenant wordt de financi le ondersteuning van preventieacties opgenomen. Aan de hand van de evaluatie (cf. actie 76) die in de periode wordt uitgevoerd, zullen de acties meer concreet worden bepaald. Een financi le tegemoetkoming voor de aanwerving van intercommunale preventiecošrdinatoren is een belangrijke optie voor de planperiode. De mogelijkheid van een subsidi ringsbesluit blijft eveneens bestaan. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : gemeenten, intercommunales Timing : 2000 actie 9 Evaluatie-onderzoek rond preventie en thuiscomposteren In navolging van de reeds uitgevoerde evaluatie-onderzoeken naar de ingesteldheid en resultaten rond preventie en thuiscomposteren in Vlaams- Brabant, West-Vlaanderen en de gemeente Dilbeek worden gelijkaardige onderzoeken opgezet om evoluties en trends te achterhalen. Aan de hand van de Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 176

196 resultaten van deze onderzoeken kan het nodig en haalbaar blijken doelstellingen aan te scherpen in de Voortgangsrapportage Organisch-Biologisch Afval. Daarnaast is aanvullend onderzoek nodig over de kwaliteit van de ÔthuisÕcompost. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : VLACO, gemeenten, intercommunales Timing : 2000 actie 10 Onderzoek naar mogelijkheden van substitutie van ingevoerde grondstoffen Er is blijvend onderzoek nodig om na te gaan welke beschikbare grondstoffen en secundaire grondstoffen (afkomstig van afval) in Vlaanderen gebruikt kunnen worden om bepaalde grondstoffen, die nu worden ingevoerd, te vervangen. De stromen die zouden kunnen bijdragen aan preventie, dienen gepromoot te worden. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : VLACO, onderzoekscentra Timing : planperiode Recuperatie Naast preventie moet volgens het driesporenbeleid de recuperatie door selectieve inzameling en verwerking worden geoptimaliseerd. Om dat te bereiken zijn voor het GFT- en groenafval in drie domeinen strategie n en acties uitgewerkt : de selectieve inzameling stimuleren en optimaliseren de mogelijkheden voor recuperatie door composteren of vergisten verbeteren de afzetmogelijkheden en -markt van compost garanderen en bevorderen Selectieve inzameling a Strategie Aanvullend op de preventie garandeert de selectieve inzameling een flinke reductie van de hoeveelheid voor verwijdering aangeboden huishoudelijk afval. Het gescheiden ingezameld GFT- en groenafval moet steeds worden aangeboden bij een vergunde composteerinstallatie. De invoering van selectieve inzameling mag pas starten op het moment dat voldoende verwerkingscapaciteit op korte en op lange termijn beschikbaar is om te voorkomen dat selectief ingezameld GFT- of groenafval alsnog wordt verwijderd. Door de selectieve inzameling geruime tijd van tevoren voor te bereiden kan met de inzameling worden gestart, zodra de benodigde composteercapaciteit hiervoor beschikbaar is. De kosten van de selectieve inzameling (en verwerking) worden aan de burgers in rekening gebracht. Voor de inzameling gebeurt dit het best via de gemeentelijke afvalbelasting en een specifieke retributie. Het is echter niet aan te bevelen de volledige directe kost via de retributie door te rekenen, aangezien dan de inzameling van dit afval niet meer zou worden gestimuleerd (te weinig verschil met de retributie voor het restafval). De vaste kosten voor (zowel) inzameling (als verwerking) worden het best doorgerekend via de gemeentelijke afvalbelasting. De variabele kosten kunnen dan worden gedekt door de retributie. Er moet echter steeds voldoende verschil zijn met de retributie voor het restafval (bijvoorbeeld 50Ê% van de variabele kosten doorrekenen via retributie voor de selectieve stromen en 100 % voor het restafval). Rekening moet echter worden gehouden Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 177

197 met de mogelijke effecten van de (hoogte van de) retributie op de kwaliteit van het ingezamelde materiaal. Bij voorkeur worden sociale correcties (bijvoorbeeld op basis van gezinsgrootte) doorgevoerd. De intercommunales en stad Antwerpen zijn verantwoordelijk voor het beheer van de gegevens over de kwantiteit en de kwaliteit van het selectief ingezamelde GFTen groenafval. De intercommunale rapporteert de resultaten regelmatig aan VLACO en verwerkt ze in het jaarlijkse actieplan (in uitvoering van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen ). a.1 GFT-afval Organisatie selectieve inzameling Voor de GFT-fractie geldt het driesporenbeleid zolang de vooropgestelde reducties in de productie van huishoudelijk afval volgens het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen worden gehaald. Dit betekent dat GFT-afval enkel ingezameld wordt in de aangeduide GFT-regioÕs (cf. kaart in Grafiek 13). Indien de groenafvalregioõs de taakstellingen van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen niet bereiken, dienen ze over te gaan tot de selectieve inzameling van GFT-afval. Opnieuw is het belangrijk te vermelden dat preventie voorrang behoudt, dat wil zeggen dat moet worden vermeden dat meer organisch afval wordt aangeboden door de organisatie van een selectieve inzameling. De GFT-inzameling is de meest effectieve manier om de hoeveelheid te verwijderen huisvuil te verminderen. Uit sorteeranalyse-onderzoeken in een aantal regioõs waar geen GFT-inzameling is, blijkt dat, ondanks intensieve acties rond thuiscomposteren en preventie, de hoeveelheid verpakkingen steeds aanzienlijk kleiner is dan de hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak. Door selectieve inzameling van GFT-afval kan de hoeveelheid huisvuil aanzienlijk worden gereduceerd (met 10 tot 115 kg per inwoner en per jaar), terwijl de selectieve inzameling van verpakkingsafval in de onderzochte regioõs slechts een zeer beperkte tot geen reductie van de hoeveelheid huisvuil kan realiseren. Algemeen dient gesteld te worden dat een hoge huisvuilproductie steeds gepaard gaat met een grote hoeveelheid organisch materiaal Žn verpakkingen. Maar het percentage organisch materiaal in de huisvuilzak weegt zwaarder door dan het percentage verpakkingen. Verhoudingsgewijs kan door een effici nte selectieve inzameling van GFT-afval de hoeveelheid organisch materiaal tot op het niveau van het verpakkingsafval gebracht worden (uitgedrukt in kg per inwoner en per jaar). Zonder selectieve inzameling van GFT-afval blijft de verhouding organisch materiaal op verpakkingen op ongeveer 3 liggen. (cf. Deel II - Analyse) De intercommunales en samenwerkingsregioõs waar geen selectieve inzameling van GFT-afval is ingevoerd, dienen door intensivering van het thuiscomposteren en de selectieve inzameling van groenafval, de vooropgezette reducties in productie per gemeente te bereiken : in 1998 mag maximaal 255 kg huishoudelijk afval per inwoner zijn aangeboden voor verwijdering, in 2001 is dit 220 kg huishoudelijk afval per inwoner en 240 kg voor de grootsteden en kustgemeenten. Indien deze hoeveelheid niet wordt bereikt wordt de selectieve inzameling van GFT-afval ingevoerd. Een evaluatie moet uitwijzen welke groenregioõs moeten Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 178

198 overgaan tot de selectieve inzameling van GFT-afval en tot het realiseren van de benodigde composteercapaciteit. Uit het aanbod van huishoudelijk afval voor verwijdering in 1998 blijkt dat de taakstelling van 255 kg per inwoner in 1998 en 220 kg per inwoner in 2001 in een aantal gemeenten niet wordt bereikt. De taakstellingen worden echter steeds verder verstrengd. Voor 2010 bedraagt de langetermijn doelstelling immers nog slechts 150 kg huishoudelijk afval per inwoner en per jaar. Het valt af te wachten of deze taakstellingen zonder de selectieve inzameling van GFT-afval haalbaar zijn. De evaluatie van de taakstellingen gebeurt op intercommunaal niveau. Het eerste evaluatiemoment is 1999, dat wil zeggen op het moment dat de producties aan huishoudelijk afval voor 1998 gekend zijn. Als de taakstelling voor huishoudelijk afval op intercommunaal niveau niet wordt gehaald (255 kg huishoudelijk afval per inwoner en per jaar voor 1998), zal worden nagegaan in welke gemeenten de hoeveelheid huisvuil groter is dan het vooropgestelde streefcijfer (190 kg huisvuil per inwoner en per jaar voor 1998). De invoering van de selectieve inzameling van GFT-afval zal immers enkel effect hebben op de hoeveelheid huisvuil, niet op de hoeveelheden grofvuil en gemeentevuil. Indien de overschrijding van de taakstelling voor huishoudelijk afval te wijten is aan het grofvuil of gemeentevuil, zijn andere acties nodig. Enkel de gemeenten die niet voldoen wat betreft het streefcijfer voor huisvuil, zullen worden verplicht over te gaan tot de selectieve inzameling van GFT-afval. Er moet dan wel op korte en lange termijn voldoende vergunde verwerkingscapaciteit beschikbaar zijn. De intercommunales moeten initiatieven nemen om de verwerkingscapaciteit te realiseren. In de analyse is op gemeentelijk niveau een stand van zaken opgemaakt van de productiecijfers huishoudelijk afval voor De evaluatie van de taakstellingen zal echter op intercommunaal niveau gebeuren, dat wil zeggen dat eerst zal worden nagegaan of een intercommunale de taakstelling voor huishoudelijk afval kan bereiken. Uit de cijfers van 1998 blijkt dat 7Êintercommunales en de gemeenten Antwerpen, Knokke-Heist en Voeren nog boven de taakstelling voor huishoudelijk afval voor 1998 uitsteken (zie Tabel 59). In totaal zijn er 19Êgemeenten die in 1998 het streefcijfer voor 1998 nog niet kunnen halen (zie Tabel 59). Stad Antwerpen haalt sinds het voorjaar van 1998 het GFT-afval selectief huis-aan-huis op. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 179

199 Intercommunale/ gemeente Tabel 59. Intercommunales waarvan de productiecijfers voor huishoudelijk afval (na toepassing van de correctiefactor) voor 1998 hoger liggen dan de taakstelling voor 1998, met de gemeenten waarvan de productiecijfers voor huisvuil voor 1998 hoger liggen dan het streefcijfer voor huisvuil grofvuil gemeentevuil huishoudelijk afval voor verwijdering toegepaste correctiefactor (in kg per inwoner en per jaar) ANTWERPEN ,1 I.V.B.O Blankenberge ,6 I.V.M.O I.V.O.O Bredene ,6 I.V.V.O De Panne ,9 Koksijde ,8 Nieuwpoort ,7 IGEMO Berlaar Lier Mechelen Willebroek ISVAG Boom Hemiksem Niel KNOKKE-HEIST ,6 MI-WA Sint-Gillis-Waas Sint-Niklaas Stekene VOEREN Op basis van deze evaluatie is er bijkomend selectieve inzameling van GFT-afval nodig bij inwoners. Met gemiddeld 70 kg GFT-afval selectief op te halen per inwoner en per jaar, vertegenwoordigt dit een hoeveelheid van bijna Êton GFT-afval. Om de taakstellingen op langere termijn (2001, 2006 en 2010) te realiseren dienen alle intercommunales in het actieplan een actieprogramma op te stellen met specifieke acties rond preventie, selectieve inzameling en realisatie van verwerkingscapaciteit. Voor de acties die erop gericht zijn de hoeveelheid huishoudelijk afval te reduceren, worden de verwachte effecten zoveel mogelijk gekwantificeerd. Via het actieplan worden tijdig acties voorgesteld om in de nodige verwerkingscapaciteit voor het selectief ingezamelde GFT- en groenafval te voorzien. OVAM kan de overgang van een groenregio naar een GFT-regio eveneens toestaan indien een gefundeerde motivatie om de selectieve inzameling van GFTafval te organiseren wordt voorgelegd en goed bevonden. Dit kan uiteraard alleen als de intercommunale kan aantonen dat op korte en lange termijn voldoende vergunde verwerkingscapaciteit beschikbaar is. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 180

200 Een gemeente en/of intercommunale kan afzien van de gescheiden inzameling van GFT-afval. Hierbij gaat het uitdrukkelijk om delen van de gemeente, waar in volgende situaties een uitzondering kan worden gemaakt : Het GFT-afval is structureel zo verontreinigd dat het niet voldoet aan de acceptatievoorwaarden van de verwerkingseenheid. Voorwaarde is wel dat de gemeente geen of onvoldoende invloed heeft op de oorzaken van de verontreiniging. Op grond van milieuhygi nische bezwaren (zoals ruimte in en om de woning) is het gescheiden bewaren, aanbieden en inzamelen van GFT-afval (nog) niet wenselijk, bijvoorbeeld in stadscentra. De invoering van gescheiden inzameling van GFT-afval in hoogbouwwijken leidt tot een onevenredig kostenniveau. Met onevenredig is bedoeld dat de kosten aanmerkelijk hoger liggen dan bij de integrale inzameling van huishoudelijk afval en verbranding. Omwille van het thuiscomposteren komt geen GFT-afval meer vrij dat selectief kan worden ingezameld. Deze situatie kan zich voordoen in bepaalde delen van landelijke gemeenten, bijvoorbeeld bij landbouwbedrijven. Indien de selectieve inzameling omwille van een van bovenstaande redenen wordt stopgezet, geldt als algemene voorwaarde dat de globale strategie en doelstellingen Žn de stabiliteit van het afvalbeleid niet in het gedrang komen. Inzamel- en ophaalsysteem De gemeenten gebruiken bij de inzameling en ophaling de meest rationele systemen. De inhoud van het gebruikte inzamelmiddel moet aangepast zijn aan het type inzamelgebied, de behoefte aan inzamelcapaciteit en de hoeveelheid GFT-afval die men wenst op te halen. De op te halen hoeveelheid mag niet onnodig worden opgedreven door een te hoge frequentie van inzameling of een te groot inzamelvolume. Bij GFTinzameling in containers wordt het GFT-afval bij voorkeur tweewekelijks ingezameld. Een wekelijkse inzameling van containers is alleen aangewezen in hoogbouw en stadscentra waar de inwoners het GFT-afval enkel binnen kunnen bewaren. Het subsidi ringsbesluit voor de GFT-containers liep tot eind Aangezien de OVAM in de periode het subsidi ringsbeleid wil evalueren en een globaal subsidi ringskader wil opstellen, wordt de subsidi ring van de GFTcontainers in deze periode niet verlengd. In het kader van een nieuw subsidi ringsbesluit zal het beleid worden herbekeken. Ophaling in containers heeft de voorkeur boven ophaling in zakken. GFT-inzameling in composteerbare zakken is toegestaan. De zakken dienen hiervoor te zijn goedgekeurd en voorzien te zijn van een OK-compost-label (of gelijkaardig, volgens de Europese standaard pren 13432) en VGS-label, die garanderen dat ze Žn composteerbaar Žn bruikbaar zijn. De zakken zijn een alternatief voor ophaling in containers in gebieden waar plaatsing van een container praktisch moeilijker is, bijvoorbeeld stadscentra. Een zak wordt bij voorkeur wekelijks opgehaald, te meer daar zakken gebruikt worden in gebieden en wijken waar de inwoners te kampen hebben met plaatsgebrek. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 181

201 De gebruiksmogelijkheden van verzamelcontainers dienen tijdens de planperiode te worden bestudeerd. Voorlopig worden best geen verzamelcontainers geplaatst, omwille van de huidige problemen met de kwaliteit van het ÒselectiefÓ ingezamelde materiaal. Het gebruik van twee GFT-inzamelcontainers per gezin is niet opportuun. De vraag om een tweede container komt meestal voort uit de grote hoeveelheid tuinafval die vrijkomt. Verondersteld wordt dat in deze situatie de tuin groot genoeg is om een composthoop aan te leggen. Eventueel moet de selectieve inzameling van GFT-afval dan worden aangevuld met een meer intensieve selectieve inzameling van groenafval, bijvoorbeeld door centrale verzamelcontainers in woonwijken waar omwille van de grote tuinen veel tuinafval vrijkomt. GFT-inzameling via de brengmethode op bijvoorbeeld containerparken is niet toegestaan omwille van mogelijke (geur)hinder, kwaliteitsverlies, enz. De onderzoeken die in het buitenland lopen rond hinder bij inzameling en ophaling van GFT-afval zullen tijdens de planperiode worden opgevolgd. Afhankelijk van de resultaten van deze onderzoeken, zullen aanvullende studies in Vlaanderen gebeuren. Kwantiteit en kwaliteit Door blijvende sensibilisering blijft de respons van de bevolking en de zuiverheid van het GFT-afval op peil. Dat drukt de inzamelings- en verwerkingskosten. De kwaliteit en de afzet van de geproduceerde compost ondervinden enkel voordeel bij een grotere zuiverheid van het ingangsmateriaal. De verontreinigingsgraad van het GFT-afval dat op de verwerkingseenheden wordt aangeleverd, mag maximaal 3 gewichtsprocent bedragen. De kwantiteit en de kwaliteit van het GFT-afval kunnen lijden onder een te hoge retributieregeling voor de restfractie. Wanneer de retributie voor huisvuil te hoog is, bestaat bij sommigen de neiging om ook andere fracties in de GFT-container te stoppen. Wanneer de retributie op het GFT-afval bij iedere ophaling wordt aangerekend, is het risico re el dat men de container of zak pas zal laten ledigen als deze volledig vol is. De kwaliteit van het GFT-afval gaat hierdoor sterk achteruit, waardoor er negatieve effecten ontstaan op het vlak van de verwerking. Enkele suggesties voor het instellen van retributies op het GFT-afval : Het verdelen van recipi nten met een verschillende inhoudsmaat. Het forfaitair bedrag (bijvoorbeeld een jaarsticker) varieert per inhoudsmaat. Het tarief kan eveneens afhangen van het aangeboden gewicht. De retributies op huisvuil en GFT-afval moeten op elkaar afgestemd zijn. Het verschil dient groot genoeg te zijn om de stimulans voor scheiding te behouden (cf. punt a). Wat vermeden moet worden is een ontwijkingsgedrag : de toepassing van het principe Ôde vervuiler betaaltõ via aanpassingen van de retributies zou aanleiding kunnen geven tot ongewenste effecten, als sluikstorten, te lang opsparen, enz. Door een combinatie van maatregelen kan het ontwijkingsgedrag worden tegengegaan : Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 182

202 gefaseerde verhoging met aangekondigde eindpunten verbodsbepalingen voor ontwijkend gedrag waken over de verschillen tussen de retributies É De gemeente is verantwoordelijk voor het bewaken van de kwaliteit van het ingezamelde GFT-afval. Sensibilisering en controle zijn essentieel. Inwoners waar het GFT-afval vervuild is met andere fracties, worden op de hoogte gesteld en zo nodig geverbaliseerd. Het is absoluut noodzakelijk om de verontreinigingsgraad van het GFT-afval dat op de verwerkingseenheden wordt aangeleverd onder de 3Êgewichtsprocent te houden. De selectieve inzameling van GFT+-afval met wegwerpluiers in de intercommunale IGEAN voor verwerking in de vergistingsinstallatie in Brecht blijft tot nader order een proefproject met het oog op de ontwikkeling van composteerbare luiers. Het proefproject blijft beperkt tot de gemeenten die eind 1999 GFT+-afval met wegwerpluiers inzamelden Žn tot de gemeenten die in het (huidige, zijnde eind 1999) grondgebied van de intercommunale Igean gelegen zijn. Andere gemeenten die GFT-afval naar de vergistingsinstallatie willen afvoeren, kunnen hetzij GFT-, hetzij GFT+-afval inzamelen. Wegwerpluiers zijn niet toegelaten. a.2 Groenafval Organisatie selectieve inzameling Het driesporenbeleid bepaalt dat iedere inwoner van Vlaanderen toegang heeft tot de selectieve inzameling van groenafval. In de groenregioõs wordt getracht via een combinatie van thuiscomposteren en selectieve inzameling van groenafval de taakstellingen van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen te bereiken. Indien bij de evaluatie blijkt dat dit niet het geval is, dient te worden overgestapt op GFT-inzameling (cf. a.1). Tuinaannemers dienen hun groenafval selectief in te zamelen en op de composteringseenheden aan te bieden. Voor het bermmaaisel is het belangrijk dat er enerzijds meer inzicht komt in de hoeveelheid en anderzijds een spreiding wordt bereikt van het aanbod. Dit laatste kan worden gerealiseerd via het Bermbesluit. Het Bermbesluit maakt een onderscheid mogelijk tussen waardevolle en minder waardevolle bermen. De gemeenten dienen hiertoe een bermbeheersplan op te stellen. Dat bermbeheersplan laat toe via een inventarisatie van de bermen een onderscheid te maken tussen intrinsiek waardevolle en minder waardevolle bermen. Minder waardevolle bermen zijn bermen die door hun ligging (bijvoorbeeld naast akkers die worden bemest, in ge ndustrialiseerde gebieden of steden, langs wegen met veel stoplichten of veel verkeer) of door intrinsieke bodemrijkdom (rijkere leemen kleibodems) zich minder lenen voor verschraling. Op de minder waardevolle bermen kan een afwijkend bermbeheer via de bermbeheersplannen worden gemotiveerd. Op deze manier kunnen afwijkingen van de maaidata worden verkregen en kan het aanbod aan bermmaaisel gespreid worden. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 183

203 De intrinsiek waardevolle bermen worden beheerd in functie van een verschraling, volledig volgens de regels die het Bermbesluit voorschrijft. Via de bermbeheersplannen kan eveneens afgeweken worden van de maaidata in functie van vegetatietype. De intercommunale milieudienst van IOK verwacht dat de aanvangsdatum van de eerste maaibeurt met maximaal ŽŽn maand kan worden vervroegd. Op lange termijn zou de verschraling moeten leiden tot een kleiner aanbod aan bermmaaisel. Op basis van de bermbeheersplannen die zijn opgemaakt door de intercommunale milieudienst van IOK kan worden afgeleid dat 20 tot 25 % van het bermmaaisel buiten de vooropgestelde maaiperiodes zou kunnen worden afgevoerd. Tijdens de planperiode dienen ook de maaitechnieken onder de loupe te worden gehouden. Getracht moet worden de gebruikte technieken af te stemmen op de gekozen verwerkingswijze. Dit is echter een langetermijn perspectief, aangezien de beschikbare infrastructuur bij de aannemers die het onderhoud van de bermen uitvoeren, zal moeten aangepast worden. Het belang van het Bermbesluit wordt door de OVAM onderkend. Toch moet ook gesteld worden dat bermen tal van functies hebben, waarvan de natuurbehoudfunctie er slechts ŽŽn is. Bovendien wordt door het Bermbesluit ook een enorm kwantitatief afvalprobleem gecre erd. OVAM pleit voor een integrale aanpak, waarbij alle betrokkenen daadwerkelijk aan een oplossing meewerken. Het is enkel realistisch te stellen dat er op korte termijn geen totaaloplossingen kunnen worden gevonden. Door een nauw overleg tussen de betrokkenen en een afstemming van de maatregelen op de verschillende beleidsdomeinen, zal het mogelijk zijn op de lange termijn een optimaal bermbeheer te voeren, met gepaste afvoermogelijkheden voor het bermmaaisel (zie ook verwerking). Inzamel- en ophaalsysteem Het containerpark speelt een centrale rol in de selectieve inzameling van groenafval en moet bijgevolg voldoende zijn uitgebouwd om groenafval op een milieuverantwoorde manier te ontvangen en te stockeren. Voor fijn tuinafval en gras wordt bij voorkeur een container voorzien. In de groenregioõs bestaat de verplichting om het snoeihout (eventueel op afroep) viermaal per jaar huis-aan-huis selectief in te zamelen. Aanvullend kan de gemeente de mogelijkheid voorzien om het snoeihout te verhakselen. De selectieve inzameling van (fijn) tuinafval wordt in de groenregioõs verder bevorderd door wijkcontainers in bepaalde tuinrijke woonwijken te plaatsen. Indien naast het snoeihout ook andere groenafvalfracties huis-aan-huis worden ingezameld, kan een inzamelmiddel worden ingezet, hetzij een container, hetzij een zak. Vanaf mogen enkel gecertificeerde zakken met VGS- en OKcompost-label (of gelijkaardig, volgens de Europese standaard pren 13432) worden gebruikt. Tijdens de planperiode mogen enkel nog zakken met VGS- en OK-compost-label (of gelijkaardig, volgens de Europese standaard pren 13432) worden aanbesteed voor de selectieve inzameling van (GFT- en) groenafval. Het groenafval moet gescheiden van het grofvuil worden ingezameld. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 184

204 Kwaliteit Op containerparken dient de selectieve inzameling van groenafval onder toezicht te gebeuren. Verontreinigd groenafval moet worden geweigerd. Het groenafval dat op de verwerkingseenheden wordt aangeleverd mag maximaal 3 gewichtsprocent verontreinigingen bevatten. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 185

205 Grafiek 13. GFT- en groenregio s en verwerkingseenheden in Vlaanderen anno 1998 Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 186

206 b Acties actie 11 Introductie selectieve inzameling van GFT- en groenafval De GFT- en de groenafvalregioõs zamelen het GFT- en groenafval in volgens de in de strategie opgenomen uitgangspunten. In de actieplannen die de intercommunales jaarlijks opmaken volgens de bepalingen van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen , worden ook de GFT- en groenafvalinzameling behandeld. Indien een groenregio wenst over te gaan tot de selectieve inzameling van GFTafval moet ze een gefundeerde motivatie aan de OVAM voor beoordeling overmaken, evenals een bevestiging op korte en lange termijn van voldoende vergunde verwerkingscapaciteit. Initiatiefnemer : intercommunales en gemeenten Betrokkene : OVAM, VLACO, verwerkers GFT- en groenafval Timing : planperiode actie 12 Evaluatie taakstellingen inzameling huishoudelijk afval - wijziging GFTregioÕs - groenregioõs In 1999 gebeurt in het kader van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen een evaluatie van de reductie van het ingezamelde huishoudelijk afval. Op basis van de resultaten wordt nagegaan of de regioõs die zijn aangewezen als groenregio over moeten gaan tot selectieve inzameling van GFTafval. In de Voortgangsrapportage 1999 van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen is opgenomen dat de gemeenten die niet aan de taakstellingen voor verwijdering voldoen in 1998 aan de OVAM een actieplan dienen voor te leggen. Wordt dergelijk actieplan goedgekeurd, uitgevoerd en leidt dit tot de gewenste doelstellingen, dan worden de gemeenten vooralsnog vrijgesteld van de GFT-inzameling. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : VVSG-Interafval Timing : 2000 actie 13 Onderzoek selectieve inzameling van GFT-afval in hoogbouw en stadscentra Onderzoek wordt uitgevoerd naar de resultaten en ervaringen in Vlaanderen en buitenland bij de selectieve inzameling van GFT-afval in hoogbouw en stadscentra. Het onderzoek richt zich op de frequentie, de methode en middelen, kwaliteit, kosten en de knelpunten die optreden. Specifiek zal het gebruik van verzamelcontainers worden onderzocht. Op basis hiervan worden aanbevelingen opgesteld voor de gemeenten die in deze wijken selectieve inzameling willen doorvoeren. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : steden Timing : Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 187

207 actie 14 Onderzoek frequentie selectieve inzameling Onderzoek wordt uitgevoerd naar de mogelijkheid en de behoefte om over te gaan tot een wekelijkse inzameling van de GFT-container wanneer het weer gedurende een langere periode zomers is en het twee weken bewaren van het GFT-afval grote hinder veroorzaakt (geur, vliegjes,ê...). In het onderzoek wordt aandacht geschonken aan onder meer de financi le gevolgen. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : gemeenten en intercommunales Timing : actie 15 Relatie kwaliteit en kwantiteit GFT-afval - retributie Onderzoek wordt uitgevoerd naar de invloed van een (verhoging van de) retributie op de kwaliteit (verontreinigingsgraad en versheid) en kwantiteit van het selectief ingezamelde GFT-afval en de hoeveelheid aangeboden GFT-afval. De link zal worden gelegd met de verscheidenheid in recipi nten en aanrekeningsystemen (bijvoorbeeld op basis van gewicht of volume). Dit onderzoek bouwt voort op de resultaten van een studie die in opdracht van OVAM is uitgevoerd door HIVA, namelijk ÔHet effect van huisvuilbelastingen en retributies op het aanbod van huishoudelijk afvalõ ( 55 ). Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : VLACO, gemeenten en intercommunales Timing : actie 16 Beheersen verontreiniging GFT- en groenafval De gemeenten nemen in hun milieujaarprogramma sensibiliseringsacties op ter verhoging van de kwaliteit van het selectief ingezameld GFT-afval. Inwoners van wie het GFT-afval vervuild is met andere fracties worden hiervan op de hoogte gesteld en eventueel geverbaliseerd. Op containerparken dient de selectieve inzameling van groenafval zoveel mogelijk onder toezicht te staan. GFT-afval mag niet worden ingezameld op de containerparken. Verontreinigd GFT- en groenafval worden niet geaccepteerd. Als richtlijn kan worden gehanteerd dat de verwerkingseenheden een verontreinigingsgraad van maximum 3 % accepteren. Initiatiefnemer : gemeenten en intercommunales Betrokkene : ophalers, Febem Timing : planperiode actie 17 Sorteeranalyses Voor de controle van de effectiviteit van de sensibiliseringscampagnes worden op regelmatige basis sorteeranalyses uitgevoerd op zowel de restfractie als op het selectief ingezamelde materiaal. Voor het sorteeranalyseonderzoek van de restfractie wordt een (financi le) samenwerking tussen intercommunales, provincies en OVAM nagestreefd. Voor de maandelijkse sortering van het GFT-afval wordt een (financi le) samenwerking tussen de GFT-composteerders en OVAM beoogd. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 188

208 Overkoepelend zal door OVAM een onderzoek worden opgezet om de samenstelling van het GFT-afval blijvend te controleren. OVAM en VLACO verzamelen, registreren, en interpreteren de gegevens van beide onderzoeken. Op basis van de resultaten worden de sensibiliseringsprogrammaõs aangepast en bijgestuurd. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : VLACO, composteerinstallaties, gemeenten en intercommunales Timing : planperiode actie 18 (Geur)hinder bij selectieve inzameling en ophaling Onderzoek zal worden uitgevoerd naar de invloed van niet-recupereerbaar papier op (geur)hinder bij de inzameling en ophaling. Beroep zal worden gedaan op de Interdepartementale Werkgroep inzake Productenbeleid om het thema van de geurvreters aan te kaarten. Aanvullend op onderzoek dat in het buitenland wordt gevoerd, zal tijdens de planperiode permanent gezocht worden naar de meest effici nte inzamel- en ophaalsystemen met het oog op de beperking van geurhinder. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : VLACO, gemeenten en intercommunales, ophalers Timing : planperiode actie 19 Inzameling wegbermmaaisel OVERLEG Enkel een integrale aanpak kan op termijn een oplossing bieden voor het wegbermmaaisel. Hiertoe zal een overkoepelend overleg worden opgestart met de betrokken administraties. In dit overleg kunnen andere werkgroepen worden gekaderd, zoals onder andere overleg tussen OVAM, VLACO en AWV van LIN (sinds mei Õ99) studie (in uitvoering van actie 92 van het MINA-plan 2) uit te voeren door KUL, Labo voor Bos, Natuur en Landschap, in opdracht van cel Natuurtechnische Milieubouw van AMINAL rond ÒNatuurtechnisch verwerken van bermmaaiseló (gestart in juni Õ99) met medewerking van OVAM, VLACO, AWV, AWZ, AMINAL Ð Afdeling Bos en Groen, Afdeling Natuur, Afdeling Milieuvergunningen, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid en Ecologisch Impulsgebied Vijvergebied Midden-Limburg Via het overkoepelend overleg met alle betrokkenen zal prioritair worden nagegaan of het wenselijk is om het juridisch kader aan te passen. Concrete oplossingen moeten in samenspraak met de bermbeheerders worden uitgewerkt. BERMBEHEERSPLANNEN Om het probleem van het bermmaaisel juist te kunnen inschatten, moet het potenti le aanbod nauwkeuriger in beeld worden gebracht. Door bermbeheersplannen op te stellen kan op korte termijn een spreiding van het aanbod aan bermmaaisel bereikt worden. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 189

209 Een procedure met criteria voor een goed bermbeheersplan zal worden opgesteld en ter beschikking gesteld van de beheerders van de wegbermen. Door AMINAL zal een sensibiliseringsactie worden gevoerd met betrekking tot de mogelijkheden van en de procedure voor de bermbeheersplannen AMINAL zorgt voor een overzichtelijke bundeling van de bermbeheersplannen. MAAITECHNIEKEN Een inventarisatie dient te gebeuren van de huidige maaitechnieken, de gevolgen voor de aard van het maaisel en de overeenkomstige verwerkingsmogelijkheden. SAMENSTELLING Onderzoek zal worden uitgevoerd naar de samenstelling van het wegbermmaaisel, met bijzondere aandacht voor de hoeveelheid en samenstelling van zwerfvuil. Deels zit dit onderzoek vervat in de studie ÒNatuurtechnisch verwerken van bermmaaiseló van de Cel Natuurtechnische Milieubouw (cf. supra). Initiatiefnemer : OVAM, AMINAL, provincies, gemeenten en andere bermbeheerders Betrokkene : VLACO, AWV, AWZ Timing : planperiode Verwerking a Strategie a.1 Principes verwerking GFT- en groenafval Selectief ingezameld GFT- en groenafval wordt verwerkt in een composteer- of vergistingsinstallatie. Bij de keuze van de verwerkingstechniek voor GFT-afval wordt een afweging gemaakt tussen composteren en vergisten. Daarbij wordt rekening gehouden met in eerste instantie het ingangsmateriaal, verder kunnen onder meer kosten, kwaliteit van het eindproduct, milieuhinder, productie van afvalwater en energieopbrengst bepalende factoren zijn voor de afweging. Voor groenafval wordt compostering als techniek vastgelegd. De verwerkingscapaciteit van GFT- en groenafval wordt zoveel mogelijk in evenwicht met het aanbod gepland, om een vraag naar afval te voorkomen. Uiteraard moet vermeden worden dat er een tekort aan verwerkingscapaciteit ontstaat, zeker daar de verwijderingscapaciteit (cf. Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen ) zeer krap is geprogrammeerd. De inzamelregioõs kunnen hetzij zelf in een verwerkingseenheid voorzien, hetzij beroep doen op een bestaande installatie. Alleszins kan de selectieve inzameling pas starten op het moment dat voldoende verwerkingscapaciteit beschikbaar of gecontracteerd is. In de installaties mag niet meer afval aanvaard worden dan praktisch onder ideale omstandigheden verwerkt kan worden, dus de aanvoer moet in overeenstemming zijn met de dimensionering (zie a.2). Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 190

210 Eventuele verontreinigingen van het ingangsmateriaal verstoren het vlotte verloop van de verwerking en halen het rendement van de installatie omlaag. De exploitanten van de composteerinrichtingen weigeren GFT- en/of groenafval waarvan de verontreinigingsgraad boven de 3Ê% ligt. Voor GFT- en groenafval geldt principieel dat recyclage voorrang heeft op energiewinning. a.2 Verwerkingscapaciteit Tijdens de planperiode van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval is de bouw van GFT-verwerkingsinstallaties volgens de planning verlopen. Een aantal regioõs is echter gestart met de selectieve inzameling van GFT-afval, terwijl dit niet in de programmering van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval voorzien was. Bovendien is in 1997 aanzienlijk meer GFT-afval per inwoner ingezameld. Hierdoor is een structureel tekort aan verwerkingscapaciteit ontstaan. Voor de groencompostering is de realisatie achtergebleven op de planning. De aanvoer van groenafval was in 1997 per inwoner eveneens opmerkelijk hoger dan in de voorgaande jaren. Daardoor is er ook voor het groenafval sprake van een structureel tekort aan verwerkingscapaciteit. Naast dit structurele tekort kampt de sector ook met een extra tekort aan verwerkingscapaciteit op de momenten van piekaanvoer. Op deze piekmomenten is er onvoldoende capaciteit beschikbaar om het selectief ingezamelde afval onder optimale omstandigheden te verwerken. Bovendien bevat het aangeleverde GFTen groenafval op deze piekmomenten vaak minder structuurmateriaal, waardoor de compostering minder vlot kan verlopen. Dit kan aanleiding geven tot geurhinder en kwaliteitsverlies van compost. Bijkomende verwerkingscapaciteit dient te worden gepland om de piekaanvoer op te vangen. Ramingen over de verwerkingscapaciteit zijn weergegeven in Tabel 60. Een overzicht van de huidige en geplande verwerkingseenheden is weergegeven in Grafiek 14. De technische capaciteit op jaarbasis, die in het verleden meestal gehanteerd werd, geeft omwille van deze seizoensgebonden piekmomenten geen re el beeld van de haalbare capaciteit. Bovendien is het begrip capaciteit voor interpretatie vatbaar. Er wordt geopteerd voor de introductie van de termen : aanvoer op jaar- en/of maandbasis dimensionering Onder aanvoer wordt verstaan de hoeveelheid afval die op de verwerkingseenheid wordt aangeleverd. De aanvoer is onderhevig aan piekinvloeden. In de zomermaanden is de maandaanvoer 1,2 tot 1,5 maal hoger dan de gemiddelde maandaanvoer. Daarom wordt onderscheid gemaakt tussen aanvoer op jaarbasis en op maandbasis. De aanvoer op jaarbasis geeft de totale hoeveelheid selectief ingezameld organisch afval weer die per jaar moet worden verwerkt. De maandaanvoer geeft weer hoeveel selectief ingezameld organisch afval er maandelijks wordt verwerkt en varieert van maand tot maand. De dimensionering omschrijft in feite de grootte van de installatie. Er wordt rekening gehouden met het piekaanbod en de nodige hoeveelheid Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 191

211 structuurmateriaal die extra moet worden bijgemengd. Bij de dimensionering van de installatie moeten deze randvoorwaarden worden ingecalculeerd. Indien de grootte van de installatie op de jaaraanvoer wordt berekend, kan worden gesteld dat ze nooit de aangeleverde hoeveelheid selectief ingezameld organisch afval zal kunnen verwerken. In de programmering zal enkel de jaaraanvoer worden vermeld. De initiatiefnemers dienen zich echter te realiseren dat GFT- en groenafval ook op piekmomenten in optimale omstandigheden moeten kunnen worden verwerkt en passen de dimensionering aan de randvoorwaarden aan. Om het verschil tussen jaaraanvoer en dimensionering in de vergunning op te vangen, dient de vergunning te worden verleend op basis van enerzijds de jaaraanvoer en anderzijds een duidelijke vermelding van de maximale maandaanvoer. In nieuw vergunde GFT-capaciteit is het toegestaan om, samen met het GFT-afval onder bepaalde voorwaarden, ook composteerbaar bedrijfsafval te verwerken. Dit wordt verantwoord door enerzijds het feit dat ook voor organische bedrijfsafvalstoffen verwerkingscapaciteit beschikbaar moet komen en door anderzijds de behoefte aan verwerkingscapaciteit voor GFT-afval in regioõs waar slechts enkele gemeenten selectief GFT-afval wensen in te zamelen. Een ruime dimensionering voor de nieuwe GFT-verwerkingsinstallaties is bijgevolg een voordeel. In de bestaande installaties wordt voorrang gegeven aan GFT-afval uit de eigen regio. De capaciteit die dan nog beschikbaar is wordt bij voorkeur ingenomen door GFT-afval uit naburige regioõs. In laatste instantie kan de beschikbare capaciteit eventueel opgenomen worden door organische bedrijfsafvalstoffen. Het nabijheidsprincipe blijft voor de verwerking van GFT- en groenafval prioritair : er wordt naar gestreefd om het selectief ingezamelde GFT- en groenafval uit een bepaalde regio zoveel mogelijk te verwerken in naburige installaties. De voorkeur bij de nieuw te bouwen verwerkingseenheden voor GFT- en groenafval gaat uit naar een minimale schaalgrootte van de verwerkingscapaciteit. Die is afhankelijk van de composteertechniek. Te kleine installaties worden niet vergund. Voor de groencompostering ligt de optimale verwerkingscapaciteit op minimaal ˆ ton op jaarbasis. Iedere regio of samenwerkingsgebied van ˆ inwoners dient (minstens) over een vergunde composteringsinstallatie voor groenafval te beschikken zodat het selectief ingezamelde groenafval, dat niet rechtstreeks wordt gebruikt na verhakselen, op een verantwoorde wijze wordt gecomposteerd. Voor de GFT-verwerking wordt een minimale schaalgrootte van ton GFTafval per jaar (eventueel samen met organische bedrijfsafvalstoffen) gehanteerd. Kleinschalige composteringen door bijvoorbeeld groendiensten of tuinaannemers worden niet vergund, noch gesubsidieerd tenzij onomstotelijk kan worden bewezen dat de geproduceerde ÔcompostÕ uitsluitend voor eigen gebruik dient. Zeker voor de nieuwe GFT-verwerkingsinstallaties is een extra capaciteit gewenst, aangezien de optie van co-verwerking met organische bedrijfsafvalstoffen moet worden ingebouwd. Gelet moet evenwel worden op het uitgangspunt dat Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 192

212 bijkomende verwerkingscapaciteit geen druk mag leggen op de selectieve inzameling. Wat betreft de subsidi ring van de verwerkingseenheden waar zowel huishoudelijke als organische bedrijfsafvalstoffen worden gecomposteerd of vergist, zal een verdeelsleutel worden toegepast, zodat enkel aan het gedeelte dat gebruikt wordt voor de verwerking van GFT-afval subsidies worden toegekend. Een zelfde redenering geldt voor gemengde intercommunales : de subsidiepercentages worden berekend op basis van de participaties. Aangezien beide aspecten Ð aanvoer organische bedrijfsafvalstoffen en participaties Ð bij de aanvang vaak nog niet exact gekwantificeerd kunnen worden, zullen bewegingen in het subsidiepercentage mogelijk zijn tot aan de eindafrekening. In Vlaanderen kan er zich tijdelijk een gebrek aan verwerkingscapaciteit voordoen. In dit geval kan het afval onder bepaalde voorwaarden afgevoerd worden naar installaties buiten Vlaanderen : Er is geen capaciteit beschikbaar in Vlaanderen. De installaties buiten Vlaanderen werken onder vergelijkbare kwaliteitseisen (gelijkwaardige verwerking). Uiteraard dient er ook voldoende capaciteit beschikbaar te zijn. De exportvergunningen voor het GFT- en groenafval omvatten een beperkt contingent en zijn geldig voor een beperkte duur (beperkt in hoeveelheid en tijd). Export is dus enkel mogelijk indien onvoldoende capaciteit beschikbaar is op Vlaams niveau. Er kan geen exportvergunning worden toegestaan om GFT- en/of groenafval, dat verwerkt wordt in een verwerkingseenheid in Vlaanderen, toch buiten Vlaanderen te exporteren. Deze voorwaarden gelden boven op de bestaande procedures omvat in artikelen 6 en 7 van de Verordening 259/93 (EEG) van betreffende toezicht en controle op overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 193

213 Grafiek 14. Huidige en geplande (2001) verwerkingseenheden voor GFT- en groenafval in Vlaanderen. Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 194

Beleid en ondersteuning t.a.v. gft-verwerking Luc Vanacker (OVAM/ere-voorzitter Vlaco) Ann Braekevelt (OVAM) Kristel Vandenbroek (Vlaco)

Beleid en ondersteuning t.a.v. gft-verwerking Luc Vanacker (OVAM/ere-voorzitter Vlaco) Ann Braekevelt (OVAM) Kristel Vandenbroek (Vlaco) Beleid en ondersteuning t.a.v. gft-verwerking 19.04.2013 Luc Vanacker (OVAM/ere-voorzitter Vlaco) Ann Braekevelt (OVAM) Kristel Vandenbroek (Vlaco) Evolutie in beleidsdoelstellingen Afvalstoffenplan (1991-1995)

Nadere informatie

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Uitvoeringsplan huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval 1. Situering De Openbare Vlaamse

Nadere informatie

Gft en groenafval: waardevolle grondstoffen. Kristel Vandenbroek Studiedag VVSG

Gft en groenafval: waardevolle grondstoffen. Kristel Vandenbroek Studiedag VVSG Gft en groenafval: waardevolle grondstoffen Kristel Vandenbroek Studiedag VVSG 19.06.2012 Vlarema Afdeling 4.3. Afzonderlijke inzameling van afvalstoffen Art. 4.3.1. Ten minste de volgende huishoudelijke

Nadere informatie

Bijlagen. Ontwerp Milieubeleidsplan Harelbeke december 2004, ontwerp

Bijlagen. Ontwerp Milieubeleidsplan Harelbeke december 2004, ontwerp Bijlagen Ontwerp Milieubeleidsplan Harelbeke 2005-2009 december 2004, ontwerp Lijst met gebruikte afkortingen AEEA Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparatuur AMINAL Administratie voor Milieu-,

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving VR 2019 1503 DOC.0322/3BIS RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 65.144/1 van 4 februari 2019 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit

Nadere informatie

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 1025 GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE N. 2008 92 VLAAMSE OVERHEID [C 2007/37387]

Nadere informatie

Composterings en vergistingssector combineren materiaal en energierecuperatie

Composterings en vergistingssector combineren materiaal en energierecuperatie Composterings en vergistingssector combineren materiaal en energierecuperatie Kristel Vandenbroek Kristel Vandenbroek Industrie en Milieu 2011 31.03.2011 Verwerking in Vlaanderen Input onder Vlaco controlecontrole

Nadere informatie

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 8 JUNI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het plan inzake het beheer van verpakkingsafval in het Vlaamse Gewest Bijlage Plan inzake het beheer

Nadere informatie

Een beleidsevaluatie voorbereiden - ervaringen vanuit de OVAM

Een beleidsevaluatie voorbereiden - ervaringen vanuit de OVAM Een beleidsevaluatie voorbereiden - ervaringen vanuit de OVAM Ann Braekevelt - projectleider 1 Agendavorming Maatschappelijke issues Selectie en structurering van beleidsproblemen Uitgangssituaties autonome

Nadere informatie

Belgen doen het slimmer en goedkoper Wat is de toverformule van Vlaanderen?

Belgen doen het slimmer en goedkoper Wat is de toverformule van Vlaanderen? 1 Belgen doen het slimmer en goedkoper Wat is de toverformule van Vlaanderen? Danny Wille Ingenieur - OVAM Inhoud 2 Inleiding; Vlaams afvalstoffenbeleid; Statistieken Vlaanderen-Nederland; diftar in het

Nadere informatie

Inhoudsopgave VOORWOORD 9

Inhoudsopgave VOORWOORD 9 Inhoudsopgave VOORWOORD 9 HOOFDSTUK I OVERZICHT VAN DE WETGEVING 11 1. Het Afvalstoffendecreet 11 1.1. Algemeen 11 1.2. Verbodsbepalingen 12 1.3. Gebodsbepalingen 12 2. Het Milieuvergunningsdecreet en

Nadere informatie

Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen

Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen OPENBARE AFVALSTOFFENMAATSCHAPPIJ VOOR HET VLAAMSE GEWEST Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen

Nadere informatie

Verpakkingen algemeen bestaat uit gescheiden ingezameld verpakkingsafval en via nascheiding als aparte fractie verkregen verpakkingsafval.

Verpakkingen algemeen bestaat uit gescheiden ingezameld verpakkingsafval en via nascheiding als aparte fractie verkregen verpakkingsafval. TEKST SECTORPLAN 41 (onderdeel LAP) Sectorplan 41 Verpakkingen algemeen I Afbakening Verpakkingen algemeen bestaat uit gescheiden ingezameld verpakkingsafval en via nascheiding als aparte fractie verkregen

Nadere informatie

sectorplan 3 Restafval van handel, diensten en overheden

sectorplan 3 Restafval van handel, diensten en overheden sectorplan Restafval van handel, diensten en overheden 1 Achtergrondgegevens 1. Belangrijkste afvalfracties Organisch afval, papier/karton, kunststoffen 2. Belangrijkste bronnen HDO-sectoren. Aanbod in

Nadere informatie

Kwaliteitscontrole mest- en co-producten in Vlaanderen

Kwaliteitscontrole mest- en co-producten in Vlaanderen Kwaliteitscontrole mest- en co-producten in Vlaanderen Wim Vanden Auweele Vlaco vzw Interreg Biorefine Workshop 15 januari 2015 Inleiding: Vlaco Wetgevend kader Inhoud Inhoud kwaliteitscontrole Onderzoek

Nadere informatie

EURO BOOKS ONLINE - Digitaal bladeren in juridische uitgaven. Uitgave C.I.P. Koninklijke Bibliotheek Albert I NUR 820 I.S.B.N.

EURO BOOKS ONLINE - Digitaal bladeren in juridische uitgaven. Uitgave C.I.P. Koninklijke Bibliotheek Albert I NUR 820 I.S.B.N. EURO BOOKS ONLINE - Digitaal bladeren in juridische uitgaven Uitgave 2013 C.I.P. Koninklijke Bibliotheek Albert I NUR 820 I.S.B.N. 2013 by Euro Books Uitgegeven door Euro Trans Lloyd Kaleshoek 8 8340 Damme

Nadere informatie

De overeenkomst tussen het Vlaams Gewest en het. bedrijfsleven over de aanpak van zwerfvuil

De overeenkomst tussen het Vlaams Gewest en het. bedrijfsleven over de aanpak van zwerfvuil RVB 2016_14 Overeenkomst tussen het Vlaams Gewest en het bedrijfsleven over de aanpak van zwerfvuil Standpunt Raad van Bestuur VVSG Dit document is bestemd voor Het betreft Gewenste beslissing van de RVB

Nadere informatie

de wijziging van het UMBHA

de wijziging van het UMBHA Advies de wijziging van het UMBHA Wijziging van het sectoraal uitvoeringsplan Milieuverantwoord beheer van huishoudelijke afvalstoffen Datum van goedkeuring 5 december 2013 Volgnummer 2013 056 Coördinator

Nadere informatie

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3 INHOUDSOPGAVE DEEL I. BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3 HOOFDSTUK II. DE BRONNEN VAN HET (MILIEUHYGIËNE) RECHT 4 1. Overzicht 4 2. Kenbronnen

Nadere informatie

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP Milieubeleidsovereenkomst papier met BDMV, FEBELGRA, FEDIS, NAVETEX, VDV en VEGRAB Milieubeleidsovereenkomst papier "Reclamedrukwerk " : verslag overlegvergadering

Nadere informatie

Vallei van de Benedenvliet/Grote Struisbeek tussen E19 en A12

Vallei van de Benedenvliet/Grote Struisbeek tussen E19 en A12 Vallei van de Benedenvliet/Grote Struisbeek tussen E19 en A12 gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan procesnota 1 Procesnota 1 van 7 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Overlegstructuur... 4 2.1 Planteam...

Nadere informatie

pagina 1 van 6 Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de geografische indeling van watersystemen en de organisatie van het integraal waterbeleid in uitvoering van Titel I van het decreet van 18 juli

Nadere informatie

Ontwerpversie Pagina 1 van 5

Ontwerpversie Pagina 1 van 5 TEKST SECTORPLAN 4 (onderdeel LAP) Sectorplan 4 Gescheiden ingezameld papier en karton I Afbakening Dit sectorplan heeft betrekking op gescheiden ingezameld papier en karton van zowel huishoudens als van

Nadere informatie

WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN 1 WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN ADVIES 13-2007 Betreft : Ontwerp van koninklijk besluit betreffende het in de handel brengen en het gebruik

Nadere informatie

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN MONITEUR BELGE 02.12.2005 BELGISCH STAATSBLAD 52081 GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE

Nadere informatie

UITVOERINGSPLAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN 2003-2007

UITVOERINGSPLAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN 2003-2007 UITVOERINGSPLAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN 2003-2007 OPENBARE AFVALSTOFFENMAATSCHAPPIJ VOOR HET VLAAMSE GEWEST OVAM, uw beleidspartner in afval en bodem Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 2003-2007

Nadere informatie

Brussel, 8 oktober _Advies_uitvoeringspl_Houtafval_HCA. Advies. Uitvoeringsplannen Houtafval en Hoogcalorische afvalstoffen

Brussel, 8 oktober _Advies_uitvoeringspl_Houtafval_HCA. Advies. Uitvoeringsplannen Houtafval en Hoogcalorische afvalstoffen Brussel, 8 oktober 2003 100803_Advies_uitvoeringspl_Houtafval_HCA Advies Uitvoeringsplannen Houtafval en Hoogcalorische afvalstoffen Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding...3 2. Krachtlijnen van het advies...

Nadere informatie

fåçáîáçìééä=~ñî~äéêéîéåíáéj=éå ÄÉÜÉÉêéä~å=îççê=~ÑÖÉÇ~åâíÉ ÉäÉâíêáëÅÜÉ=Éå=ÉäÉâíêçåáëÅÜÉ ~éé~ê~íéå

fåçáîáçìééä=~ñî~äéêéîéåíáéj=éå ÄÉÜÉÉêéä~å=îççê=~ÑÖÉÇ~åâíÉ ÉäÉâíêáëÅÜÉ=Éå=ÉäÉâíêçåáëÅÜÉ ~éé~ê~íéå fåçáîáçìééä=~ñî~äéêéîéåíáéj=éå ÄÉÜÉÉêéä~å=îççê=~ÑÖÉÇ~åâíÉ ÉäÉâíêáëÅÜÉ=Éå=ÉäÉâíêçåáëÅÜÉ ~éé~ê~íéå Documentbeschrijving 1. Titel publicatie Afvalpreventie, afvalbeheerplan, AEEA, afgedankte elektrische en

Nadere informatie

9 SEPTEMBER 2005: BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING BETREFFENDE DE ORGANISATIE VAN HET INTEGRAAL WATERBELEID

9 SEPTEMBER 2005: BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING BETREFFENDE DE ORGANISATIE VAN HET INTEGRAAL WATERBELEID 9 SEPTEMBER 2005: Besluit Vlaamse regering betreffende de geografische indeling en organisatie Laatste aanpassing: 29/05/2009 9 SEPTEMBER 2005: BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING BETREFFENDE DE ORGANISATIE

Nadere informatie

sectorplan 9 Organisch afval

sectorplan 9 Organisch afval sectorplan Organisch afval 1 Achtergrondgegevens 1. Belangrijkste afvalfracties Gescheiden ingezameld GFT-afval, organisch bedrijfsafval en groenafval 2. Belangrijkste bronnen Huishoudens; handel, diensten

Nadere informatie

Reguleringsimpactanalyse voor Pendelfonds: ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering

Reguleringsimpactanalyse voor Pendelfonds: ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering Reguleringsimpactanalyse voor Pendelfonds: ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering Gebruik de RIA-leidraad en de RIA-checklist om deze RIA in te vullen. 1 Gegevens van het advies 1.1 Gegevens van de

Nadere informatie

drukhouders Sectorplan 70: CFK s, HCFK s, HFK s en halonen Beleidskader

drukhouders Sectorplan 70: CFK s, HCFK s, HFK s en halonen Beleidskader TEKST SECTORPLAN 45 (onderdeel LAP) Sectorplan 45 Brandblussers I Afbakening Dit sectorplan heeft betrekking op de verwerking van brandblussers. Onderstaand - niet limitatief bedoeld - overzicht bevat

Nadere informatie

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen Brussel, 10 september 2003 091003_AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen Advies Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding...3 2. Krachtlijnen van het advies... 3 3. Advies...4 3.1.

Nadere informatie

F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers

F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers F.4.1 Inleiding Deze bijlage geeft een toelichting bij de productie en verwerking van het Nederlands afval sinds 1985 plus een inschatting hiervan tijdens de komende planperiode.

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad d.d VLAAMSE OVERHEID

Belgisch Staatsblad d.d VLAAMSE OVERHEID VLAAMSE OVERHEID N. 2007 408 [C 2007/35010] 8 DECEMBER 2006. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams

Nadere informatie

Juli 2007 1 OVERZICHT REGELGEVING GEOGRAFISCH INFORMATIE SYSTEEM VLAANDEREN

Juli 2007 1 OVERZICHT REGELGEVING GEOGRAFISCH INFORMATIE SYSTEEM VLAANDEREN 1 OVERZICHT REGELGEVING GEOGRAFISCH INFORMATIE SYSTEEM VLAANDEREN I. GIS-DECREET Decreet van 17 juli 2000 houdende het Geografisch Informatie Systeem Vlaanderen (B.S., 2 september 2000 1, in werking 12

Nadere informatie

MBO afgedankte batterijen en accu s

MBO afgedankte batterijen en accu s Briefadvies MBO afgedankte batterijen en accu s Advies over de startnota MBO afgedankte batterijen en accu s Datum van goedkeuring 11 maart 2015 Volgnummer 2015 005 Coördinator + e-mailadres Co-auteur

Nadere informatie

sectorplan 2 Procesafhankelijk industrieel afval

sectorplan 2 Procesafhankelijk industrieel afval sectorplan Procesafhankelijk industrieel afval 1 Achtergrondgegevens 1. Belangrijkste afvalstoffen Resten van oliehoudende zaden, plantaardig afval, hoogovenslakken, grondtarra.. Belangrijkste bronnen

Nadere informatie

TITEL I OPRICHTING VAN EEN INTERN VERZELFSTANDIGD AGENTSCHAP "INTERNE AUDIT VAN DE VLAAMSE ADMINISTRATIE"

TITEL I OPRICHTING VAN EEN INTERN VERZELFSTANDIGD AGENTSCHAP INTERNE AUDIT VAN DE VLAAMSE ADMINISTRATIE Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Interne Audit van de Vlaamse Administratie en tot omvorming van het auditcomité van de Vlaamse Gemeenschap tot het

Nadere informatie

Instrumentenkoffer voor projecten, plannen en programma s

Instrumentenkoffer voor projecten, plannen en programma s Instrumentenkoffer voor projecten, plannen en programma s Decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting Besluit van de Vlaamse Regering van.. betreffende de landinrichting 4.03.2014 Situering

Nadere informatie

Donderdag 14 juni Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR. Volvo Trucks Oostakker

Donderdag 14 juni Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR. Volvo Trucks Oostakker Donderdag 14 juni 2012 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Lancering eerste Volvo Hybride (26 ton) vrachtwagen Volvo Trucks Oostakker Geachte heer Sid (directeur

Nadere informatie

sectorplan 1 Huishoudelijk restafval

sectorplan 1 Huishoudelijk restafval sectorplan Huishoudelijk restafval Achtergrondgegevens. Belangrijkste afvalfracties Grove en fijne materiaalstromen zoals organisch afval, papier/karton, kunststoffen, glas, metalen, keramiek, hout en

Nadere informatie

Brussel, 8 juli 2009 07082009_SERV-advies projecten VSDO. Advies. Projecten Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling

Brussel, 8 juli 2009 07082009_SERV-advies projecten VSDO. Advies. Projecten Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling Brussel, 8 juli 2009 07082009_SERV-advies projecten VSDO Advies Projecten Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling 1. Inleiding Op 8 juni 2009 werd de SERV om advies gevraagd over de fiches ter invulling

Nadere informatie

Sectorplan 4 Afval van onderhoud van openbare ruimten

Sectorplan 4 Afval van onderhoud van openbare ruimten Sectorplan 4 Afval van onderhoud van openbare ruimten 1 Achtergrondgegevens 1. Belangrijkste afvalfracties Veegafval, marktafval, drijfafval, zwerfafval en slib 2. Belangrijkste bronnen diversen 3. Aanbod

Nadere informatie

Vacature bij de OVAM. 2 beleidsmedewerkers Vlaamse partners Vlaanderen Mooi

Vacature bij de OVAM. 2 beleidsmedewerkers Vlaamse partners Vlaanderen Mooi Vacature bij de OVAM 2 beleidsmedewerkers Vlaamse partners Vlaanderen Mooi Afdeling: Team: Niveau: Graad: Contract: Standplaats: Afval- en Materialenbeheer (AMB) Vlaanderen Mooi Niveau A Adjunct van de

Nadere informatie

(Voorlopige) verwijdering Uitvoer voor storten is op grond van nationale zelfverzorging in beginsel niet toegestaan.

(Voorlopige) verwijdering Uitvoer voor storten is op grond van nationale zelfverzorging in beginsel niet toegestaan. TEKST SECTORPLAN 17 (onderdeel LAP) Sectorplan 17 Reststoffen van drinkwaterbereiding I Afbakening Reststoffen van drinkwaterbereiding komen vrij bij de bereiding van drinkwater. Deze reststoffen zijn

Nadere informatie

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 10 MAART 1999. - Omzendbrief OW98/4 betreffende aanleg van riolen langs gewestwegen. - Deelname in de kosten door de administratie Wegen en Verkeer (AWV). - Trefwoorden

Nadere informatie

sectorplan 18 Papier en karton

sectorplan 18 Papier en karton sectorplan Papier en karton 1 Achtergrondgegevens 1. Belangrijkste afvalstoffen Papier en karton 2. Belangrijkste bronnen Huishoudens, kantoren en grafische industrie 3. Aanbod in 2000 (in Nederland) 4.160

Nadere informatie

1. INLEIDING Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking (VCMvzw)

1. INLEIDING Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking (VCMvzw) 1. INLEIDING In Vlaanderen geldt de mestverwerkingsplicht. Ieder veeteeltbedrijf met ofwel een productie van meer dan 10.000 kg fosfaat op jaarbasis ofwel een productie hoger dan 7.500 kg fosfaat op jaarbasis

Nadere informatie

JAARPROGRAMMA 2019 SARO

JAARPROGRAMMA 2019 SARO JAARPROGRAMMA 2019 SARO INHOUD I. SITUERING... 1 II. MISSIE SARO... 2 III. CENTRALE UITDAGINGEN VOOR 2019... 2 IV. SARO EN STRATEGISCHE ADVISERING... 3 WERKVELD 1: PLANNING EN OMGEVINGSDENKEN... 3 WERKVELD

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995. RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 12 juni 2008 (13.06) (OR. fr) Interinstitutioneel dossier: 2008/0110 (COD) 10637/08 ADD 2 AGRILEG 104 CODEC 769 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU,

Nadere informatie

Sectorplan 19 Kunststofafval

Sectorplan 19 Kunststofafval Sectorplan 19 Kunststofafval 1 Achtergrondgegevens 1. Belangrijkste afvalstoffen Kunststofverpakkingen, land- en tuinbouwfolies, industrieel productieafval, (kunststof) autoafval, PVC 2. Belangrijkste

Nadere informatie

Brussel, 12 november _Advies_wijzigingsdecreet_VLM. Advies. Wijzigingsdecreet VLM

Brussel, 12 november _Advies_wijzigingsdecreet_VLM. Advies. Wijzigingsdecreet VLM Brussel, 12 november 2003 121103_Advies_wijzigingsdecreet_VLM Advies Wijzigingsdecreet VLM 1. Situering van de adviesvraag en van het advies Op 29 oktober 2003 ontving de SERV de adviesvraag met betrekking

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne; Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft

Nadere informatie

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota ZELZATE RUP EUROHAL 01.06.2018 WWW.VENECO.BE I. COLOFON Dit document is een publicatie van Gemeentebestuur Zelzate Grote Markt 1 9060 Zelzate Planid: RUP_43018_214_00006_00001 Versie Datum Omschrijving

Nadere informatie

- 3 - Datum vergadering: Nota openbaar: Ja,

- 3 - Datum vergadering: Nota openbaar: Ja, - 3 - Nota Voor burgemeester en wethouders Nummer: 12INT01422 III IIIIIIIII III MilIIIII Datum vergadering: Nota openbaar: Ja, Gemeente Hellendoorn 3 0 OKT ZOU Onderwerp: Toekomstvisie Hellendoorns Afvalbeleid

Nadere informatie

ADVIES. Strategische uitvoerbaarheidsstudie betreffende de vestiging van een biomethanisatie-eenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

ADVIES. Strategische uitvoerbaarheidsstudie betreffende de vestiging van een biomethanisatie-eenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ADVIES Strategische uitvoerbaarheidsstudie betreffende de vestiging van een biomethanisatie-eenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 21 februari 2019 Economische en Sociale Raad voor het Brussels

Nadere informatie

Controle van mesttransporten in Vlaanderen. Emilie Snauwaert Adviseur VCM

Controle van mesttransporten in Vlaanderen. Emilie Snauwaert Adviseur VCM Controle van mesttransporten in Vlaanderen Emilie Snauwaert Adviseur VCM 15 januari 2015 Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking Organisatie Opgericht in 1996 Onafhankelijk samenwerkingsverband en intermediair

Nadere informatie

Vlaamse regering. Besluit van de Vlaamse regering betreffende de bevoegdheid, de samenstelling en de werking van de Vlaamse Havencommissie

Vlaamse regering. Besluit van de Vlaamse regering betreffende de bevoegdheid, de samenstelling en de werking van de Vlaamse Havencommissie Vlaamse regering Besluit van de Vlaamse regering betreffende de bevoegdheid, de samenstelling en de werking van de Vlaamse Havencommissie DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 27 juni 1985 op de

Nadere informatie

Voor deze afvalstoffen Batterijen, accu s Sectorplan 13: Batterijen en accu s Shredderafval dat ontstaat bij het shredderen van autobanden

Voor deze afvalstoffen Batterijen, accu s Sectorplan 13: Batterijen en accu s Shredderafval dat ontstaat bij het shredderen van autobanden TEKST SECTORPLAN 52 (onderdeel LAP) Sectorplan 52 Autobanden I Afbakening Afgedankte autobanden komen vrij bij demontage van autowrakken en bij onderhoud en reparatie van auto s en aanhangwagens. Dit sectorplan

Nadere informatie

sectorplan 14 Verpakkingsafval

sectorplan 14 Verpakkingsafval sectorplan Verpakkingsafval 1 Achtergrondgegevens 1. Belangrijkste afvalfracties Papier/karton, kunststoffen, glas, metalen en hout 2. Belangrijkste bronnen Huishoudens, industrie en HDO-sectoren 3. Aanbod

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER

Ontheffing tot het opstellen van een MER Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing

Nadere informatie

Vlaamse bedrijven produceren minder afval en sorteren voortaan ook pmd

Vlaamse bedrijven produceren minder afval en sorteren voortaan ook pmd Persmededeling JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Dinsdag 13 november 2012 Vlaamse bedrijven produceren minder afval en sorteren voortaan ook pmd Vlaams minister van Leefmilieu

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 (BS 19 juni 2007) houdende het lokaal beleid kinderopvang. Titel I. Algemene bepalingen

Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 (BS 19 juni 2007) houdende het lokaal beleid kinderopvang. Titel I. Algemene bepalingen 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 (BS 19 juni 2007) houdende het lokaal beleid kinderopvang Titel I. Algemene bepalingen Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

Nadere informatie

Gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij Bovenzanden

Gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij Bovenzanden Gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij Bovenzanden gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan procesnota 1 Procesnota 1 van 7 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Overlegstructuur... 4 2.1 Planteam...

Nadere informatie

Beleidsnotitie van afvalbeleid naar Grondstoffenbeleid

Beleidsnotitie van afvalbeleid naar Grondstoffenbeleid Beleidsnotitie van afvalbeleid naar Grondstoffenbeleid Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 3. Omgekeerd inzamelen... 4 4. Voorscheiding plastics... 5 5. Oud papier en karton... 5 6. GFT... 6 7. Conclusie...

Nadere informatie

Advies. Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid

Advies. Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid Brussel, 9 november 2005 091105_ Advies Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding... 3 2. Advies...

Nadere informatie

De minimumstandaard voor het be- en verwerken van gescheiden ingezameld textiel is nuttige toepassing in de vorm van materiaalhergebruik.

De minimumstandaard voor het be- en verwerken van gescheiden ingezameld textiel is nuttige toepassing in de vorm van materiaalhergebruik. TEKST SECTORPLAN 5 (onderdeel LAP) Sectorplan 5 Gescheiden ingezameld textiel I Afbakening Gescheiden ingezameld textiel is afkomstig van de gescheiden inzameling bij particuliere huishoudens en bedrijven.

Nadere informatie

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt, Hilde Bruggeman, leden

Nadere informatie

4 lokale PPS-projecten : PPS-projecten van de lokale besturen en van de ervan afhangende rechtspersonen;

4 lokale PPS-projecten : PPS-projecten van de lokale besturen en van de ervan afhangende rechtspersonen; PPS Decreet 18 JULI 2003. - Decreet betreffende Publiek-Private Samenwerking. Publicatie : 19-09-2003 Inwerkingtreding : 29-09-2003 Inhoudstafel HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. Art. 1-2 HOOFDSTUK II.

Nadere informatie

Amendementen. op het ontwerp van decreet

Amendementen. op het ontwerp van decreet ingediend op 687 (2015-2016) Nr. 2 23 mei 2016 (2015-2016) Amendementen op het ontwerp van decreet tot wijziging van de regelgeving voor ruimtelijke uitvoeringsplannen teneinde de planmilieueffectrapportage

Nadere informatie

ONTWERP VAN DECREET. houdende wijziging van diverse bepalingen inzake financiën en begroting als gevolg van het bestuurlijk beleid

ONTWERP VAN DECREET. houdende wijziging van diverse bepalingen inzake financiën en begroting als gevolg van het bestuurlijk beleid Stuk 825 (2005-2006) Nr. 1 Zitting 2005-2006 28 april 2006 ONTWERP VAN DECREET houdende wijziging van diverse bepalingen inzake financiën en begroting als gevolg van het bestuurlijk beleid 1879 FIN Stuk

Nadere informatie

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------ Advies nr. 37 van 12 oktober 2001 met betrekking tot de modellen van jaarverslag van de externe

Nadere informatie

ADVIES. 10 maart 2014

ADVIES. 10 maart 2014 ADVIES Voorontwerp van besluit tot wijziging van het besluit van 17 december 2009 tot vaststelling van de lijst van de risicoactiviteiten en Voorontwerp van besluit betreffende de akten van familiale aard

Nadere informatie

- Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (afgekort DABM ) 3

- Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (afgekort DABM ) 3 1.1. WETGEVING 1.1.1. INLEIDING I Een overzicht geven van alle wetgeving in verband met milieu is haast onbegonnen werk. Hieronder wordt de belangrijkste milieuwetgeving per thema weergegeven. In voorkomend

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

Sectorplan 3 Restafval van handel, diensten en overheden

Sectorplan 3 Restafval van handel, diensten en overheden Sectorplan 3 Restafval van handel, diensten en overheden 1 Achtergrondgegevens 1. Belangrijkste afvalfracties Organisch afval, papier/karton, kunststoffen 2. Belangrijkste bronnen HDO-sectoren 3. Aanbod

Nadere informatie

Duurzame grondstoffen voor de. biologisch kringloop

Duurzame grondstoffen voor de. biologisch kringloop Duurzame grondstoffen voor de biologische kringloop Ann Braekevelt (OVAM) Elke Vandaele (Vlaco vzw) Inhoud 1. Materialendecreet/Vlarema: einde afval, einde verhaal? 2. Kwaliteitsgaranties door Vlaco vzw

Nadere informatie

23 DECEMBER 2011. - Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

23 DECEMBER 2011. - Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen 23 DECEMBER 2011. - Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen Afdeling 3. - Huishoudelijke afvalstoffen (in werking sinds 1 juni 2012) Art. 26. Elke gemeente draagt

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 januari 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP De Beunt Lier voorlopige

Nadere informatie

Sectorplan 12: Metalen

Sectorplan 12: Metalen TEKST SECTORPLAN 14 (onderdeel LAP) Sectorplan 14 Papier- of kunststofgeïsoleerde kabels en restanten daarvan I Afbakening Papier- of kunststofgeïsoleerde kabels en restanten daarvan bestaan uit met papier

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid VR 2017 2402 DOC.0170/2BIS Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,

Nadere informatie

Sectorplan 9 Organisch afval

Sectorplan 9 Organisch afval Sectorplan 9 Organisch afval 1 Achtergrondgegevens 1. Belangrijkste afvalfracties Gescheiden ingezameld GFT-afval, organisch bedrijfsafval en groenafval 2. Belangrijkste bronnen Huishoudens; handel, diensten

Nadere informatie

Toekomst van bermgrasvergisting in Vlaanderen Studie- en demodag Bermg(r)as

Toekomst van bermgrasvergisting in Vlaanderen Studie- en demodag Bermg(r)as Toekomst van bermgrasvergisting in Vlaanderen Studie- en demodag Bermg(r)as Nico Vanaken OVAM Inhoud Algemeen Bermmaaisel in het bestaande afval- en materialenbeleid Enkele aandachtspunten Bermmaaisel

Nadere informatie

sectorplan 30 Accu s

sectorplan 30 Accu s sectorplan Accu s 1 Achtergrondgegevens 1. Belangrijkste afvalstoffen Startaccu s, tractiebatterijen, stationaire batterijen 2. Belangrijkste bronnen Garagebedrijven, autodemontagebedrijven, schadeherstelbedrijven

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt, Hilde Bruggeman, leden Albert De Smet, provinciegriffier

Nadere informatie

INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVAL DAT VERGELIJKBAAR IS MET HUISHOUDELIJK AFVAL

INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVAL DAT VERGELIJKBAAR IS MET HUISHOUDELIJK AFVAL INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVAL DAT VERGELIJKBAAR IS MET HUISHOUDELIJK AFVAL GRATIS Infolijn: 0800 90 441 Geachte ondernemer De gemeente waar u gevestigd bent, heeft beslist om over te schakelen op een DIFTAR-inzameling

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

Branchetoetsdocument: Milieuzorg 2

Branchetoetsdocument: Milieuzorg 2 pagina van 5 Branchetoetsdocument: Milieuzorg 2 Versie 4.0 VERVALLEN per --0-20 Deelbranche(s) Autowas Algemene beschrijving & doelstelling van de branchekwalificatie De beroepsbeoefenaar kent het belang

Nadere informatie

Overzicht. Bevoegdheden inzake milieu. Internationaal: België:

Overzicht. Bevoegdheden inzake milieu. Internationaal: België: Overzicht An Cliquet Vakgroep Internationaal publiekrecht, Universiteit Gent Brussel, 18 oktober 2011 Internationaal: Bevoegdheden inzake milieu Evolutie van internationaal milieurecht Internationale rechtsregels

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Peter Hertog, Jozef Dauwe, leden Frans Van Gaeveren toegevoegd lid referte betreft

Nadere informatie

Huishoudelijk reglement van het remuneratiecomité van de Vlaamse overheid

Huishoudelijk reglement van het remuneratiecomité van de Vlaamse overheid Huishoudelijk reglement van het remuneratiecomité van de Vlaamse overheid Opdracht en algemene werkingsregels 1 - Het remuneratiecomité heeft aandacht voor het strategische beleid en neemt hierin een adviserende

Nadere informatie

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke 25 APRIL 2014. - Decreet houdende het rechtsherstel van ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de planmilieueffectrapportage werd opgesteld met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18

Nadere informatie

Infosessie Externe audit voor de lokale besturen Vrijdag 13/12/2013

Infosessie Externe audit voor de lokale besturen Vrijdag 13/12/2013 Infosessie Externe audit voor de lokale besturen Vrijdag 13/12/2013 samen groeien samen oogsten samen proeven Inhoud 1. Historiek 2. Ratio 3. Interne controle 4. Types van audit 5. Drieledig doel 6. Organisatie

Nadere informatie

Gemeente Kampenhout MILIEUJAARPROGRAMMA 2005

Gemeente Kampenhout MILIEUJAARPROGRAMMA 2005 Gemeente Kampenhout *************************************************************************** *************************************************************************** MILIEUJAARPROGRAMMA 2005 ***************************************************************************

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 september 2016;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 september 2016; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid

Nadere informatie

DIT WAS ACTIVITEITENVERSLAG

DIT WAS ACTIVITEITENVERSLAG WWW.VLACO.BE DIT WAS 2017... ACTIVITEITENVERSLAG overzicht Dit was 2017... ontdek hier ons audio-visueel activiteitenverslag Meer halen uit de biologische kringloop blz 2 ACTIVITEITENVERSLAG 2017 kiezen

Nadere informatie