AMV/ /1001. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

Transcriptie

1 <^\ Vlaamse Regering AMV/ /1001 Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking van artikel , 1, 2, van titel II van het VLAREM ingediend door de nv Schildermans, Industrieterrein Peerderbaan 1411, 3960 Bree, exploitant van een pluimveeslachterjj en vleesverwerkend bedrijf gelegen op hetzelfde adres. DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW. Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals herhaaldelijk gewijzigd; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016; Pagina 1 van 10

2 Gelet op de aanvraag ingediend door de nv Schildermans, exploitant van een pluimveeslachterij en vleesverwerkend bedrijf, gelegen te 3960 Bree, Industrieterrein Peerderbaan op het kadastraal perceel: afdeling 2, sectie A, perceelnr. 705/5/A, tot afwijking van enkele bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd in het ministerieel besluit van 31 januari 2012 houdende afwijking van artikel , 1, 2, van titel II van het VLAREM; dat een wijziging wordt aangevraagd van de voorwaarden met betrekking tot de koelgroepen, de stoffilter en de waterzuivering; Gelet op het feit dat de afwijkingsaanvraag werd ontvangen op 20 juli 2016 en ontvankelijk werd verklaard op 8 augustus 2016; Gelet op de volgende motivering van de afwij ki ngsaan vraag aangehaald door de aanvrager: de afwijking verkregen op 31 januari 2012 werd aangevraagd in functie van een uitbreiding van de capaciteit met meer dan 100% van de huidige vergunning; de exploitant wenst bepaalde zaken anders uit te voeren dan aanvankelijk was gesteld in de eerder verkregen afwijking; het gaat daarbij om wijzigingen met betrekking tot de koelgroepen, de stoffilter in het pluimlokaal en de waterzuivering; Gelet op de volgende alternatieve maatregelen aangehaald door de aanvrager: de koelgroepen zullen allemaal binnen opgesteld worden met uitzondering van de koelgroep voor de diepvriezer die voorzien zal zijn van een geluidswerende omkasting; de ruimte van het pluimlokaal (plukzaal) wordt niet afgezogen om geurverspreiding tegen te gaan, een stoffilter kan niet geplaatst worden en is in deze natte ruimte overbodig; de biologische zuivering zal van het type laag belaste batch-biologie (SBR) zijn; weinig tot geen geurhinder is een kenmerk van dergelijk laag belast systeem; Gelet op het besluit van de deputatie van de provincie Limburg van 14 januari 2010 waarbij vergunning deels wordt verleend, deels wordt geweigerd voor het verder exploiteren en uitbreiden van een pluimveeslachterij tot het slachten van stuks pluimvee per dag, voor een termijn verstrijkend op 14 januari 2030; Pagina 2 van 10

3 Gelet op het ministerieel besluit van 5 augustus 2010 waarbij het besluit van 14 januari 2010 wordt gewijzigd tot het slachten van stuks pluimvee per dag, voor een termijn verstrijkend op 14 januari 2030; Gelet op het ministerieel besluit van 31 Januari 2012 waarbij afwijking wordt verleend van artikel 5,45.1.2, 1. 2, van titel U van het VLAREM; Gelet op het voorwaardelijk gunstige subadvies van 14 september 2016 van de afdeling Preventie van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid van het Vlaams ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Gelet op het gunstige subadvies van 23 september 2016 van de afdeling Gebieden en Projecten van het departement Ruimte Vlaanderen; Gelet op het voorwaardelijk gunstige advies van 23 september 2016 van de afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie; Gelet op het voorwaardelijk gunstige advies van 4 oktober 2016 van de gewestelijke milieuvergunningscommissie; Gelet op de ligging van de inrichting in een industriezone volgens het bijzonder plan van aanleg "Peerderbaan", goedgekeurd bij koninklijk besluit van 12 juli 1973; Gelet op de ligging van de inrichting in een zone voor ambachtelijke bedrijven en kmo's volgens het gewestplan "Neerpelt - Bree", vastgesteld bij het koninklijk besluit van 22 maart 1978; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de afwijkingsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg conform artikel t.2.2ter.2, 1, van titel II van het VLAREM; Pagina 3 van 10

4 Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek waaruit blijkt dat er geen bezwaarschriften werden ingediend; Overwegende dat het bedrijf een pluimveeslachthuis betreft waarvan een deel van de geslachte kippen wordt verwerkt in de snij'zaal en vervolgens wordt verpakt voor verkoop en bewaard in frigo's of diepvries; dat in het vleesverwerkend bedrijf eveneens aangekochte reeds geslachte kippen en vlees van kippen wordt verpakt ofwel verder verwerkt en bewaard in frigo's of diepvries; Overwegende dat het bedrijf momenteel vergund is voor het slachten van stuks pluimvee per dag; dat men een slachtcapaciteit van kippen per dag beoogt; dat de geplande uitbreiding meer dan 100% bedraagt ten opzichte van de milieuvergunning van 17 maart 1994 waarbij vergunning werd verleend voor het slachten van stuks pluimvee per dag; dat de verbods- en afstandsregels van toepassing zijn indien er meer dan 100% wordt uitgebreid ten opzichte van de lopende basisvergunning; Overwegende dat daarom een afwijking wordt aangevraagd van artikel , 1, 2, van titel II van het VLAREM: "Het is verboden een inrichting die overeenkomstig subrubrieken 45.1 a, b, d en e (slachthuizen), 45.2 (vetsmelterijen), 45.4 a (pensziederijen en darmwasserijen) en (dierlijke bijproducten, andere dan afvalstoffen als bedoeld in het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen) van de indelingslijst is ingedeeld in de eerste klasse te exploiteren: waarvan de opslagplaatsen en/of bedrijfsgebouwen gelegen zijn op minder dan 100 m afstand van een woongebied of van een recreatiegebied."; dat deze afwijking werd verkregen op 31 januari 2012; dat deze afwijking werd verleend voor het slachten van stuks pluimvee per dag; dat huidige aanvraag uitgaat van het slachten van stuks pluimvee per dag; dat de exploitant bepaalde zaken anders wenst uit te voeren dan aanvankelijk was gesteld in de eerder verkregen afwijking; dat het gaat om wijzigingen met betrekking tot de koelgroepen, de stoffilter in het pluimlokaal en de waterzuivering; Overwegende dat er in een straal van 100 m rondom de perceelgrens van de inrichting 9 woningen gelegen zijn, waarvan 8 in woongebied met landelijk karakter; dat tijdens het openbaar onderzoek gevoerd in het kader van deze aanvraag geen enkel bezwaar werd ingediend; Pagina 4 van 10

5 Overwegende dat de lokalen waarin het slachten plaatsvindt, op ongeveer 100 m van het woongebied met landelijk karakter gelegen zijn; dat de geplande hal waarin het pluimvee zal gelost worden, het slachtafval zal opgeslagen worden en de pluimveecontainers gewassen zullen worden, zich op een afstand van ongeveer 125 m van het woongebied met landelijk karakter (gelegen langs de Toekomststraat) zal bevinden; Overwegende dat de exploitant in mei 2011 een geuraudit liet uitvoeren door een erkend deskundige lucht; dat in de geurstudie rekening wordt gehouden met de beoogde slachtcapaciteit van kippen per dag (in plaats van de aangevraagde stuks per dag); dat in deze geuraudit de aanvoer van levende kippen, het pluimlokaal, de opslag van pluimen, de opslag van slachtafval, het afvallokaal, de slibopslag, de wasruimte en de oven als potentiële geurbronnen beschouwd worden; dat de geuraudit concludeert dat er na de uitbreiding geen toename van de geurhinder in de omgeving verwacht wordt; Overwegende dat het lossen van pluimvee momenteel in open lucht aan de achterzijde van het bedrijf gebeurt; dat het lossen van pluimvee en het reinigen van de vrachtwagens in de toekomst in een nog te bouwen hal aan de achterzijde van het bedrijf zal plaatsvinden; dat de losplaats dagelijks wordt gereinigd; dat de poorten van deze hal gesloten zullen zijn, uitgezonderd bij het in- en uitrijden van voertuigen; dat het inpandig lossen, volgens de geuraudit, voor een vermindering van de geuremissie zal zorgen; Overwegende dat de nieuwe aanvoerhal zal voorzien worden van een ventilatiesysteem waarbij verse lucht wordt ingeblazen via het dak en de aanwezige lucht wordt afgezogen door ventilatoren die de met stof beladen lucht via een schacht tussen twee muren naar het dak brengen; dat het stof naar beneden valt en daar kan worden opgevangen en verwijderd; dat de uitlaat zich minstens 10 m boven het maaiveld bevindt; Overwegende dat de dampen afkomstig van het pluimlokaal (broeibak en plukmachine) volgens de aanvraag niet worden afgezogen om geurverspreiding tegen te gaan; dat een stoffilter volgens de exploitant bovendien niet geplaatst kan worden in dergelijke natte ruimte en bijgevolg overbodig is; dat in de afwijking van 31 januari 2012 werd opgelegd dat de dampen van het pluimlokaal langs een stoffilter moeten passeren alvorens geëmitteerd te worden; dat deze voorwaarde in de afwijking van 31 januari 2012 werd opgelegd op basis van de geuraudit van 2011 waarin er sprake is van een schouw met stoffilter op het dak van het pluimlokaal; dat deze schouw in de geuraudit van 2011 als potentiële geurbron werd weerhouden waarvan de geurintensiteit en bijgevolg de Pagina 5 van 10

6 geurhinder beperkt is; dat de stoffilter volgens de geuraudit voor een beperkte geurreductie zorgt; dat vermits er werknemers in het lokaal aanwezig zijn, de ruimte geventileerd wordt; dat er geen geurhinder mag ontstaan vanuit deze ventilatiestroom; dat de voorwaarde met betrekking tot de stoffilter kan geschrapt worden en vervangen door de volgende bijzondere voorwaarde: "de emissies vanuit het pluimlokaal geven geen aanleiding tot geurhinder of stofhinder; indien nodig worden er maatregelen genomen die minstens evenwaardig zijn aan de in de geuraudit (2011) vermelde stoffilter;"; Overwegende dat het slachtafval momenteel nog niet gekoeld wordt opgeslagen; dat het slachtafval verplaatst zal worden naar de nog te bouwen hal aan de achterzijde van het bedrijf; dat het slachtafval daar gekoeld zal worden opgeslagen; dat de pluimen momenteel niet gekoeld en niet afgedekt worden opgeslagen; dat de pluimenopslag gekoeld zal worden en afgedekt naast het slachtafval zal worden opgeslagen; dat de pluimen wekelijks zullen worden opgehaald; dat het andere slachtafval dagelijks zal worden opgehaald; dat dit reeds werd opgelegd in de verleende afwijking van 31 januari 2012; Overwegende dat de voorzuiveringsinstallatie van het afvalwater zich in een lokaal bevindt; dat de voorzuivering bestaat uit zeving en de fysisch-chemische zuivering van het afvalwater van de aanvoerhal, het slachthuisafvalwater en het huishoudelijk afvalwater; dat de poort van dit lokaal gesloten blijft; dat het slib van de waterzuivering momenteel wordt opgeslagen in een open container, maar dat in de beoogde toestand een gesloten slibopslagtank wordt voorzien; dat de opslag van dit slib in een gesloten slibopslagtank reeds werd opgelegd in de verleende afwijking van 31 januari 2012; Overwegende dat de exploitant ook een eigen biologische waterzuivering wenst te voorzien om het bedrijfsafvalwater na de voorzuivering verder te zuiveren en te kunnen lozen op oppervlaktewater in plaats van op de riolering; dat dit een nieuw gegeven is in vergelijking met de verkregen afwijking van 31 januari 2012; dat in een aanvullende geuraudit, uitgevoerd in maart 2016 door een erkend deskundige geur, een bijkomende inschatting van de geurhinder afkomstig van de biologie werd gemaakt; dat de deskundige besluit dat de geplande uitbreiding met de biologische waterzuivering geen bijkomende geunmpact zal veroorzaken; Overwegende dat de biologische zuivering voorzien wordt op ongeveer 160 m van het woongebied met landelijk karakter; dat de aerobe biologische zuivering in een bovengrondse biologietank zal gebeuren en van het type laag belaste batch-biologie (SBR) is; Pagina 6 van 10

7 Overwegende dat een kenmerk van de biologische zuivering van het type laag belaste batch-biologie (SBR) de lage geurhinder is; dat in de sectorale code van goede geurpraktijk: "Voorkomen, beoordelen en beheersen van geurhinder veroorzaakt door een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI)", de geur van de biologische zuivering wordt gekarakteriseerd als een neutrale geur waarvan de geurimpact slechts zeer lokaal merkbaar is; dat in deze code van goede praktijk een voorbeeld werd uitgewerkt van een RWZI met laag belast actief slibsysteem; dat voor dat voorbeeld volgens de formule van Warren-Spring een ruwe worst-case indicatie van de invloedssfeer van een RWZI, een afstand van 55 m werd berekend als invloedsfeer; dat de afstand van de biologische zuivering tot de dichtstbijgelegen woningen in huidige aanvraag veel groter is; Overwegende dat de containers waarin het pluimvee wordt aangevoerd, gewassen zullen worden in de nog te bouwen hal aan de achterzijde van het bedrijf; dat de poorten van deze hal gesloten zullen zijn, uitgezonderd bij het in- en uitrijden van voertuigen; Overwegende dat een gedeelte van het vlees ter plaatse wordt gebraden in een oven; dat volgens de geuraudit de geëmitteerde geurconcentratie niet stijgt in de beoogde toestand, maar dat de duur van de geuremissie wel toeneemt; dat, gelet op het karakter van deze geur, dit niet als een hinderlijke geur beschouwd wordt; Overwegende dat het risico op geurhinder tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt mits het nemen van milderende maatregelen; Overwegende dat de exploitant in oktober 2011 een geluidsstudie liet uitvoeren door een erkend deskundige geluid; dat in de geluidsstudie wordt rekening gehouden met de beoogde slachtcapaciteit van kippen per dag; dat uit de studie blijkt dat in de huidige situatie niet voldaan wordt aan de richtwaarden ter hoogte van één evaluatiepunt; dat voor de dagperiode er een minimale overschrijding van circa 1 db(a) werd vastgesteld en voor de avond- en nachtperiode een overschrijding van circa 6 db(a); dat ter hoogte van de andere evaluatiepunten in de omgeving het specifieke geluid van de inrichting conform de richtwaarden is voor alle perioden van de dag; Overwegende dat in de toekomstige toestand een aantal geluidsbronnen verdwijnen; dat het lossen van pluimvee momenteel in open lucht aan de achterzijde van het bedrijf gebeurt; dat het lossen van pluimvee in de toekomst in een nog te bouwen hal aan de Pagina 7 van 10

8 achterzijde van het bedrijf zal plaatsvinden; dat de poorten van deze hal gesloten zullen zijn, uitgezonderd bij het in- en uitrijden van voertuigen; dat deze werkwijze voor een vermindering van het geluid zal zorgen volgens de geluidsstudie; Overwegende dat uit de geluidsstudie blijkt dat zonder het nemen van maatregelen het te verwachten specifieke geluid van de nieuwe inrichting de grenswaarden voor het geluid van nieuwe inrichtingen uit titel II van het VLAREM zal overschrijden ter hoogte van één evaluatiepunt; Overwegende dat in de geluidsstudie maatregelen worden voorgesteld zoals het verplaatsen van koelgroepen, het voorzien van een geluidsdempend verluchtingsrooster bij de afzuiging van de pompen en de koeling van de diepvries (bron 17) en het voorzien van een geluidsreducerende ventilator (bron 11); dat de geluidsstudie besluit dat, mits uitvoering van de vooropgestelde maatregelen, de specifieke geluidsbijdrage van de nieuwe bronnen conform de grenswaarden is en de specifieke geluidsbijdrage van de inrichting in zijn totaliteit conform de milieukwaliteitsdoelstellingen is voor alle perioden van de dag in alle evaluatiepunten; dat de maatregelen vermeld in de geluidsstudie werden opgenomen als bijzondere voorwaarden in de verleende afwijking van 31 januari 2012; Overwegende dat de exploitant heeft besloten de oorspronkelijke opstelling van de koelgroepen te wijzigen ten opzichte van de situatie in de eerder verleende afwijking; dat de koelgroepen binnen opgesteld zullen worden met uitzondering van de koelgroep van de diepvriezer; dat de koelgroep van de diepvriezer op het dak geplaatst zal worden en geluidswerend omkast zal worden; dat het geluidsvermogensniveau van de koelgroep van de diepvriezer beperkt wordt tot 75 db(a); dat deze nieuwe opstelling een verbetering is van het geluidsklimaat ten opzichte van de oorspronkelijke gewenste situatie; dat daarom de bijzondere voorwaarden met betrekking tot de koelgroepen geschrapt kunnen worden en vervangen door een voorwaarde waarin wordt gesteld dat alle koelgroepen binnen staan opgesteld met uitzondering van de koelgroep van de diepvriezer die geluidswerend omkast is; dat het geluidsvermogensniveau van deze laatste koelgroep wordt beperkt tot 75 db(a); dat de overige reeds opgelegde bijzondere voorwaarden met betrekking tot geluid (verluchtingsrooster, ventilator) ongewijzigd blijven; Overwegende dat het risico op geluidshinder tot een aanvaardbaar risico wordt beperkt, mits het nemen van milderende maatregelen; Pagina 8 van 10

9 Overwegende dat er geen wijziging wordt gevraagd van de voorwaarden met betrekking tot transport; dat de eerder opgelegde voorwaarden van het ministerieel besluit van 31 januari 2012 van toepassing blijven; dat, gelet op het feit dat de transportbewegingen van de reeds verkregen afwijking uitgingen van een uitbreiding tot stuks/dag en de uitbreiding zich beperkt tot 60,000 stuks/dag, de hinder door transport van de nieuwe aanvraag lager zal zijn; Overwegende dat de maatregelen die door de exploitant worden voorgesteld, gelijkwaardige waarborgen bieden voor de bescherming van mens en milieu als de bepaling waarvan gevraagd wordt te mogen afwijken; dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat het ministerieel besluit nr. AMV/12014/1004 van 31 januari 2012 te wijzigen, BESLUIT: Artikel 1. Het ministerieel besluit nr, AMV/12014/1004 van 31 januari 2012 wordt gewijzigd als volgt: In artikel 3 worden de volgende bijzondere voorwaarden geschrapt: "de dampen van het pluimlokaal passeren een stoffilter; de waterzuiveringsinstallatie bevindt zich in een lokaal, de poort van dit lokaal blijft gesloten; de grote koelgroep (bron 12) wordt opgesteld zoals weergegeven in bijlage C van de geluidsstudie van 18 oktober 2011 en zoals volgt beschreven: de lange zijde van de grote koelgroep loopt evenwijdig met het nieuwe gebouw 'uitbreiding lossen vrachtwagens', de afstand tussen de koelgroep en het nieuwe gebouw 'uitbreiding lossen vrachtwagens' bedraagt maximaal 1,5 m. De korte zijde van de grote koelgroep loopt evenwijdig met het nieuwe gebouw 'uitbreiding wassen kratten', de afstand tussen de grote koelgroep en het nieuwe gebouw 'uitbreiding wassen kratten' bedraagt maximaal 7 m; de kleine koelgroep (bron 13) wordt opgesteld zoals weergegeven in bijlage C van de geluidsstudie van 18 oktober 2011 en zoals volgt beschreven: de koelgroep ligt in het verlengde van de grote koelgroep, de lange zijde van de kleine koelgroep ligt evenwijdig met het nieuwe gebouw 'uitbreiding lossen vrachtwagens', de afstand tussen de kleine koelgroep en het nieuwe gebouw 'uitbreiding lossen vrachtwagens' bedraagt maximaal 1,5 m, de korte zijde van de kleine koelgroep loopt evenwijdig met het nieuwe gebouw 'uitbreiding wassen kratten', de afstand tussen de kleine koelgroep en het nieuwe gebouw 'uitbreiding wassen kratten' bedraagt maximaal 20 m; de andere koelgroepen (bron 14, 15 en 16) worden opgesteld zoals weergegeven in bijlage C van de geluidsstudie van 18 oktober 2011 en zoals volgt beschreven: de koelgroepen worden achtereenvolgens en evenwijdig aan de grote en kleine Pagina 9 van 10

10 koelgroepen (bron 12 en 13) opgesteld. De afstand tussen de andere koelgroepen (bron 14, 15 en 16) en de grote en kleine koelgroepen (bron 12 en 13) bedraagt maximaal 2 m."; en vervangen door; "de emissies vanuit het pluimlokaal geven geen aanleiding tot geurhinder ofstofhinder; indien nodig worden er maatregelen genomen die minstens evenwaardig zijn aan de in de geuraudit (2011) vermelde stoffilter; alle koelgroepen staan binnen opgesteld met uitzondering van de koelgroep van de diepvriezer die geluidswerend omkast is; het geluidsvermogenniveau van de koelgroep van de diepvriezer wordt beperkt tot 75 db(a); de voorzuivering van het afvalwater bevindt zich in een afgesloten lokaal, de poort van dit lokaal blijft gesloten; de slibopslag en slibverwerking gebeuren eveneens in een afgesloten lokaal; de biologische zuivering is van het type laag belaste batch biologie en staat op meer dan 100 m afstand van het woongebied.". Art. 2. De afwijking doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Brussel, O JAN De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en LajidbouWr Joke S LIEGE Pagina 10 van 10