RVV 377 RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Transcriptie

1 RVV 377 RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES over het verzoekschrift met het oog op het bekomen van de bescherming van de beroepstitel van interieurarchitect. Brussel, 10 april 2007

2 SAMENVATTING A. Algemene opmerkingen over de procedure van de kaderwet De Raad verwacht dat in sommige gevallen meerdere aanvragen ter bescherming van éénzelfde beroepstitel door verschillende beroepsorganisaties afzonderlijk maar kort na elkaar worden ingediend en ter advies aan de Raad worden voorgelegd. Indien dit het geval zou zijn, suggereert de Raad om de twee aanvragen tot bescherming van dezelfde of gelijkaardige beroepstitels samen te bespreken, voor zover de aanvragen binnen de wettelijk voorziene adviestermijn aan de Raad worden voorgelegd. De Raad stelt voor dat de bevoegde minister na de ontvangst van het verzoekschrift de aanvraag overzendt naar de Raad voor het Verbruik en dat tegelijk een begeleidend rapport overgemaakt wordt waarbij ze bevestigt dat de aanvraag ten minste voldoet aan de vereisten gesteld in de kaderwet. B. Opmerkingen over de tekst van het verzoekschrift De Raad hecht bij de beoordeling van verzoekschriften strekkende tot het voeren van een beroepstitel onder meer veel belang aan de bijscholing en de permanente vorming van de leden van de beroepsorganisatie. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties stellen dat het verzoekschrift de bescherming van de titel enkel baseert op het criterium van het diploma, zonder hierbij een bijkomende voorwaarde van bijscholing op te leggen. Deze vertegenwoordigers menen dat eveneens een eenvoudige vraag van de consument naar het diploma deze consument beter in staat stelt de juiste verwachtingen in te schatten. Verder wensen de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties meer inhoud te geven aan de deontologische regels. De vertegenwoordigers van de middenstandsorganisaties menen dat de voorwaarde van bijscholing wel terug te vinden is in het voorliggende verzoekschrift en met name in de deontologische bepalingen. De vertegenwoordigers van de middenstand menen dat enkel de bescherming van de beroepstitel op basis van diploma de consument de garantie van de noodzakelijke deskundigheid en kwaliteit van de te leveren diensten biedt. Bovendien voorkomt een diplomavereiste oneerlijke concurrentie tussen de beroepsbeoefenaars onderling. De middenstandsorganisaties steunen ook de vereiste van diploma in de overgangsbepalingen. De vertegenwoordigers van de middenstandsorganisaties stellen vast dat de opgenomen deontologische bepalingen in overeenstemming zijn met artikel 4 1 van de kaderwet van 24 september 2006 betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep. Overeenkomstig de wet hebben de deontologische bepalingen uit het verzoekschrift van AInB ten minste betrekking op de informatie en bescherming van de gebruiker en de onverenigbaarheden teneinde de onafhankelijkheid te waarborgen. 2

3 C. Eindadvies De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties stellen voor dat het huidige wettelijke kader wordt aangepast op basis van de hierboven voorgestelde elementen. Zij moeten vaststellen dat zonder deze wijzigingen niet voldaan is aan de nodige voorwaarden om een uitvoerig advies uit te brengen. In die context geven de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties een negatief advies over dit verzoekschrift. De vertegenwoordigers van de middenstandsorganisaties menen dat het verzoekschrift voldoet aan alle vereisten, opgelegd door de kaderwet van 24 september 2006 en hebben geen bezwaren ten gronde. Daarom verlenen de middenstandsorganisaties een positief advies aan het verzoekschrift dat voorligt. 3

4 De Raad voor het Verbruik die verzocht werd een advies uit te brengen over het verzoekschrift met het oog op het bekomen van de bescherming van de beroepstitel van interieurarchitect heeft huidig advies goedgekeurd middels een schriftelijke procedure. De Raad voor het Verbruik heeft de Voorzitter verzocht huidig advies over te maken aan de Minister van Middenstand en Landbouw, aan de Minister van Economie en aan de Minister van Consumentenzaken. De Raad voor het Verbruik, ADVIES Gelet op de adviesaanvraag van 14 februari 2007 over de verzoekschrift van de Associatie van Interieurarchitecten (AinB) met het oog op het bekomen van de bescherming van de beroepstitel van interieurarchitect; Gelet op de kaderwet van 24 september 2006 betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep; Gelet op de verzoekschrift van de Associatie van Interieurarchitecten (AinB) met het oog op het bekomen van de bescherming van de beroepstitel van interieurarchitect; Gelet op de werkzaamheden van de Commissie "Handelspraktijken" tijdens haar vergaderingen van 27 februari 2007 en 19 maart 2007; Gelet op de deelname aan de werkzaamheden van de volgende deskundigen : de dames Depreeuw (Unizo) en Kyndt (OIVO) en de heer Mignolet (UCM); Gelet op de uitwerking van het ontwerpadvies door de dames Depreeuw (Unizo) en Kyndt (OIVO); Gezien de dringendheid ; Gelet op het advies van het Dagelijks Bestuur van de Raad voor het Verbruik van 29 maart 2007; Gelet op de schriftelijke procedure door de Raad voor de goedkeuring van huidig advies. BRENGT HET VOLGEND ADVIES UIT : 4

5 Inleiding De Raad voor het Verbruik werd per brief dd. 26 januari 2007 door de Associatie van Interieurarchitecten van België ( AInB), de belanghebbende professionele beroepsfederatie, gevraagd om advies te geven over een verzoekschrift tot reglementering van de beroepstitel van de interieurarchitect. Op grond van artikel 4, 2 van de kaderwet van 24/09/2006 tot bescherming van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en het voeren van de beroepstitel van een ambachtelijk beroep moet het verzoekschrift binnen zestig dagen na ontvangst door de Minister van Middenstand aan de Raad voor het Verbruik worden overgemaakt. Deze wordt vervolgens geacht een met redenen omkleed advies uit te brengen binnen vijftien dagen. De Raad wenst op te merken dat deze termijn om tot een coherent advies te komen te kort is. De Raad heeft kennis genomen van het verzoekschrift van AInB in toepassing van deze kaderwet van 24/09/2006 tot bescherming van de beroepstitel van interieurarchitect. De Raad verheugt zich over dit initiatief en vindt het een goede zaak voor de consument dat nu een concrete toepassing van de kaderwet van 24 september 2006 ter advies voorligt. Op die wijze krijgt de consument de nodige garanties ivm de bekwaamheid en expertise van de beroepsbeoefenaar waarmee hij een contract van dienstverlening aangaat. De Raad had al kennis genomen van een eerder verzoekschrift uitgaande van een andere beroepsorganisatie teneinde de bescherming van de titel van interieurarchitect te bekomen. Dit verzoekschrift werd door de Raad onontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van de steun van een interprofessionele organisatie die representatief is voor de zelfstandige en andere vrije beroepen. Bijgevolg werd de aanvraag door de Raad terug overgemaakt aan de bevoegde Minister van Middenstand. A. Algemene opmerkingen over de procedure van de kaderwet De Raad verwacht dat in sommige gevallen meerdere aanvragen ter bescherming van éénzelfde beroepstitel door verschillende professionele organisaties afzonderlijk maar kort na elkaar worden ingediend en ter advies aan de Raad worden voorgelegd. Indien dit het geval zou zijn, suggereert de Raad om de twee aanvragen tot bescherming van dezelfde beroepstitel samen te bespreken, voor zover de aanvragen binnen de wettelijk voorziene adviestermijn aan de Raad worden voorgelegd. De Raad meent dat het niet de bedoeling is de verschillende aanvragen te behandelen als één verzoekschrift, gezien de aanvragen afkomstig kunnen zijn van diverse beroepsorganisaties en de steun kunnen genieten van verschillende interprofessionele federaties. De Raad vraagt zich af in welke mate de Minister dan eventueel een voorafgaande poging kan ondernemen om de verschillende aanvragen met het oog op de bescherming van gelijkaardige beroepstitels te groeperen indien ze binnen korte termijn na elkaar bij de Minister worden aangevraagd. 5

6 De Raad beveelt de Minister van Middenstand aan rekening te houden met de hieronder geformuleerde opmerkingen van algemene aard betreffende het verlenen van adviezen in toepassing van de kaderwet: de kaderwet van 24 september 2006 bepaalt dat de bevoegde minister na de ontvangst van het verzoekschrift de aanvraag overzendt naar de Raad voor het Verbruik. De Raad stelt voor dat de Minister tegelijk een begeleidend rapport overmaakt waarbij ze bevestigt dat de aanvraag ten minste voldoet aan volgende vereisten: 1. De aanvraag tot bescherming van een titel komt van een professionele organisatie die erkend is met toepassing van artikel 6 van de wetten betreffende de organisatie van de middenstand, gecoördineerd op 28 mei De aanvraag geniet de steun van ten minste één nationale interprofessionele federatie die representatief is voor de vrije en andere zelfstandige intellectuele beroepen. 3. Het verzoekschrift geeft duidelijk aan welke titel beschermd moet worden en welke zelfstandige intellectuele dienstverlenende activiteit daarmee gepaard gaat. 4. Het verzoekschrift vermeldt of er al dan niet een vraag tot uitbreiding is van het gebruik van de beschermde beroepstitel tot werknemers en of ambtenaren. 5. De verzoekende partij motiveert de aanvraag tot bescherming van een bepaalde titel. 6. Het verzoekschrift dient duidelijk de voorwaarden aan te geven onder dewelke beroepsbeoefenaars van de titel gebruik kunnen maken. B. Opmerkingen over de tekst van het verzoekschrift De Raad hecht bij de beoordeling van verzoekschriften strekkende tot het voeren van een beroepstitel onder meer veel belang aan de bijscholing en de permanente vorming van de leden van de beroepsorganisatie. De Raad verwijst dienaangaande naar haar advies nr. 336 van 2 juni 2005 en advies 352 van 18 mei De vertegenwoordigers van de middenstandsorganisaties stellen dat het verzoekschrift uitgaande van beroepsorganisatie AInB voldoet aan de bovenstaande alinea. AInB stelt in haar verzoekschrift onder dat de beroepsbeoefenaar ter bescherming van de gebruiker de beschikbare mogelijkheden zal aanwenden om de vakkennis bij te sturen. De attesten van de opleidingen en of bijscholingen die in de loop der jaren werden gevolgd zullen worden bewaard en op eenvoudige vraag van de commissie ( bedoeld in de wet van 13 juli 2006) worden voorgelegd. De beroepsbeoefenaars willen hiermee de kwaliteit van de diensten waarborgen tegenover de consument. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties menen evenwel dat het aangewezen zou zijn om ook op vraag van de consument meer inhoud te geven aan deze deontologische regels. Het betreft hier immers informatie die de consument beter in staat stelt de juiste verwachtingen in te schatten. De vertegenwoordigers van de middenstandsorganisaties stellen vast dat de opgenomen deontologische bepalingen in overeenstemming zijn met artikel 4 1 van de kaderwet van 24 september 2006 betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep. Die wet schrijft voor dat het verzoekschrift de basiselementen van de deontologische voorschriften moet omvatten die de verzoekers gereglementeerd willen zien. Overeenkomstig de wet hebben de deontologische bepalingen uit het verzoekschrift van AInB ten minste betrekking op de informatie en bescherming van de gebruiker en de onverenigbaarheden teneinde de onafhankelijkheid te waarborgen. 6

7 C. Eindadvies De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties stellen voor dat het huidige wettelijke kader wordt aangepast op basis van de hierboven voorgestelde elementen. Zij moeten vaststellen dat zonder deze wijzigingen niet voldaan is aan de nodige voorwaarden om een uitvoerig advies uit te brengen. In die context geven de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties een negatief advies over dit verzoekschrift. De vertegenwoordigers van de middenstandsorganisaties menen dat het verzoekschrift voldoet aan alle vereisten, opgelegd door de kaderwet van 24 september 2006 en hebben geen bezwaren ten gronde. Daarom verlenen de middenstandsorganisaties een positief advies aan het verzoekschrift dat voorligt. 7