Protocol ten behoeve van toewijzing instroomplaatsen voor 2016 voor de opleidingen arts Maatschappij &Gezondheid d.d. 3 maart 2015

Transcriptie

1 Protocol ten behoeve van toewijzing instroomplaatsen voor 2016 voor de opleidingen arts Maatschappij &Gezondheid d.d. 3 maart 2015 Algemeen Dit protocol beschrijft de stappen die gezet worden om conform het VWSspelregeldocument van januari 2015 te komen tot het toewijzingsvoorstel voor de instroomplaatsen arts Maatschappij & Gezondheid (M&G) subsidiejaar Het betreft de profielen jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding, tuberculosebestrijding en medische milieukunde voor zowel de eerste als de tweede fase. Dit protocol is opgesteld door GGD GHOR Nederland (voorheen GGD Nederland) mede namens ActiZ (t.b.v. jeugdartsen) en Koepel van Artsen Maatschappij & Gezondheid (KAMG). Dit protocol is bedoeld om voor 2016 per opleiding de beschikbare instroomplaatsen op een zorgvuldige en transparante wijze toe te wijzen. Hiervoor zijn regels opgesteld. Een plaats in het toewijzingsvoorstel wordt pas definitief nadat het ministerie van VWS op 15 augustus 2015 het verdeelplan heeft vastgesteld. De subsidieverlening vindt plaats op basis van het verdeelplan. Definities 1. Verdeelplan: het plan voor de toewijzing van de subsidiabele instroom in zorgopleidingen. Hiermee staat vast welke opleidingsinrichtingen, per zorgopleiding, voor welke opleidingsplaatsen in het volgende kalenderjaar in aanmerking komen voor subsidie. 2. Opleidingsinrichting: een zorgorganisatie/-instelling die erkend is voor het verzorgen van een (deel van een) zorgopleiding. 3. Opleidingsinstituut: de opleidingsorganisatie die bevoegd is het cursorisch deel van de opleiding en de coördinatie met de praktijkopleiding te verzorgen alsmede de eindverklaring van de opleiding af te geven. 4. Opleidingsplaats: de capaciteit bij de opleidingsinrichting om voor een profiel een assistent op te leiden, waarbij de arbeidsduur per kalenderjaar van een voltijds arts in opleiding overeenkomstig de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling is. 1

2 5. Zorgopleiding: opleiding arts M&G in een van de profielen jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding, tuberculose of medisch milieukunde eerste fase of tweede fase 6. Boventallige arts in opleiding tot specialist (AIOS): is een AIOS, waarvan de opleiding niet (eerder) door VWS is gefinancierd. 7. Nieuw erkende opleidingsinrichtingen: opleidingsinrichtingen die in de periode van 1 april 2014 tot uiterlijk 1 april 2015 een nieuwe erkenning hebben gekregen. 8. Vrijvallende instroomplaatsen: instroomplaatsen, die in het concepttoewijzingsvoorstel zijn toebedeeld aan een opleidingsinrichting, die in haar reactie aangeeft deze instroomplaats niet te willen en kunnen accommoderen. Uitgangspunten 1. Aantallen instroomplaatsen. In de brief van het ministerie van VWS d.d. 2 februari 2015 worden de aantallen instroomplaatsen (in personen) voor 2016 genoemd, te weten voor de eerste fase: 1. jeugdgezondheidszorg infectieziektebestrijding tuberculosebestrijding 6 4. medische milieukunde 4 en voor tweede fase: 1. jeugdgezondheidszorg infectieziektebestrijding tuberculosebestrijding 6 4. medische milieukunde 4 2. Erkenning. Opleidingsinrichtingen die een opleidingsplaats willen in 2016, moeten voor de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd over een erkenning voor de desbetreffende zorgopleiding beschikken. Dit betekent dat een erkenning uiterlijk 1 april 2015 moet zijn verkregen. 3. Instroom tweede fase. Een AIOS kan tot uiterlijk vijf jaar na afronding van de eerste fase instromen in de tweede fase zonder extra toelatingseisen. 4. Boventallige AIOS zijn AIOS, waarvan de opleiding niet (eerder) door VWS is gefinancierd. Zij kunnen alsnog voor de verdere duur van de opleiding voor subsidie in aanmerking komen door daarvoor een toegewezen instroomplaats aan te wenden. Indien een opleidingsinrichting een (beschikte) instroomplaats aanwendt voor een boventallige doorstroomplaats, dan moet de opleidingsinrichting dat melden bij de Registratiecommissie Geneeskundig 2

3 Specialismen (RGS). De RGS neemt deze dan in het volgende jaar / in de volgende jaren op in de bestanden met subsidiabele doorstroomplaatsen. 5. Ex aequo situatie: als op basis van een beslisregel opleidingsinrichtingen in gelijke mate aanspraak kunnen maken op instroomplaatsen en als er niet voldoende instroomplaatsen zijn om al die aanvragende instellingen een plaats toe te wijzen, dan worden de ex aequo regels toegepast in de volgorde zoals zij hieronder bij de beslisregels zijn weergegeven. 6. Vangnetbepaling: Mocht er na het toepassen van de beslisregels en de ex aequo regels nog geen uitsluitsel zijn verkregen welke opleidingsinrichting een instroomplaats toegewezen krijgt, dan worden de betreffende plaatsen door loting onder toezicht van de voorzitter van de KAMG toegewezen. 7. Regelgeving: van toepassing zijnde regelgeving is: - De Subsidieregeling opleidingen publieke gezondheidszorg De Algemene wet bestuursrecht. 8. Toegang tot de tweede fase. Een arts die de eerste fase van een profiel afrondt, heeft niet automatisch toegang tot de tweede fase van dat profiel. Het is de werkgever/opleidingsinrichting die bepaalt of en zo ja welke arts in aanmerking komt om in te stromen in de tweede fase op een subsidiabele opleidingsplaats. (Hierbij is de werkgever zich bewust van het feit dat een arts tot 5 jaar na afronding van de eerste fase kan instromen zonder extra voorwaarden.) 9. Evaluatie. De veldpartijen zijn voor 2016 dit toewijzingsprotocol overeen gekomen. Dit protocol wordt voor de toewijzing van 2017 geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. 3

4 Beslisregels om binnen het aantal beschikbare opleidingsplaatsen te kunnen toewijzen. 1. Een nadelige ex aequo uitkomst voor de subsidieronde 2015, waardoor een toewijzing is afgewezen, resulteert in voorrang bij toewijzing voor de subsidieronde Hiervoor moet het opgaveformulier instroomplaatsen Arts M&G voor 2016 worden ingevuld en ingediend en moet verder worden voldaan aan de overige eisen zoals in het protocol genoemd. 2. GGD GHOR Nederland 1 inventariseert bij de RGS per profiel welke nieuwe of bestaande opleidingsinrichtingen een nieuwe erkenning in de periode vanaf 1 april 2014 tot uiterlijk 1 april 2015 hebben verkregen. Met voorrang zal in het toewijzingsvoorstel voor deze opleidingsinrichtingen één instroomplaats worden opgenomen. 3. Als het aantal aangevraagde instroomplaatsen minder of gelijk is aan het aantal beschikbare instroomplaatsen worden deze aangevraagde instroomplaatsen volledig in het toewijzingsvoorstel opgenomen. Dit geldt zowel voor plaatsen uit de eerste fase als voor de tweede fase. 4. Indien het aantal aangevraagde instroomplaatsen meer is dan het beschikbare aantal instroomplaatsen, krijgen alle aanvragende opleidingsinrichtingen indien mogelijk eerst 1 instroomplaats uitgezonderd de opleidingsinrichtingen met een nieuwe erkenning, waaraan al 1 instroomplaats is toegewezen, en de opleidingsinrichtingen bedoeld onder beslisregel 1. Als de situatie zich voordoet dat het aantal aanvragende opleidingsinrichtingen het aantal beschikbare opleidingsplaatsen in die mate overtreft, dat alle aanvragende opleidingsinrichtingen niet eerst 1 instroomplaats kunnen krijgen, kan deze regel niet toegepast worden en wordt verder gegaan met beslisregel Als er dan nog instroomplaatsen te verdelen zijn, krijgen opleidingsinrichtingen die 2 of meer instroomplaatsen hebben opgegeven een tweede instroomplaats 6. Als er dan nog instroomplaatsen te verdelen zijn, krijgen opleidingsinrichtingen die 3 of meer instroomplaatsen hebben opgegeven een derde instroomplaats 7. Deze operatie wordt herhaald totdat het beschikbare aantal instroomplaatsen toegewezen is: een vierde, vijfde, zesde etc. persoon. Voor 1 Vanaf hier kan daar waar GGD GHOR Nederland genoemd wordt, dit gelezen worden als GGD GHOR Nederland namens de KAMG, tenzij KAMG apart genoemd wordt 4

5 opleidingsinrichtingen met een nieuwe erkenning voor het profiel jeugdarts geldt een maximum van 3 instroomplaatsen, tenzij er bij toepassing van bovenstaande regels nog plaatsen over zijn. 8. Bij een ex aequo situatie voor de eerste fase opleiding arts M&G voor de profielen jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding, tuberculosebestrijding of medische milieukunde gelden opeenvolgend de volgende regels: a. Hoe lager de verhouding aantal geregistreerde artsen (uitgedrukt in fte s) 2 per profiel/totaal werkzame aantal artsen per profiel 3, des te meer voorrang heeft de opleidingsinrichting bij toewijzing van instroomplaatsen. De verhouding bepaalt dus de rangorde qua toewijzing en kan uiteindelijk betekenen dat de ene inrichting nog wel een instroomplaats toegewezen krijgt en de andere niet. a. Hoe meer personen in 2016 uitstromen uit de opleiding voor de eerste fase, des te meer voorrang bij toewijzing 4. b. Indien al een persoon met naam en toenaam bekend is bij een aan te vragen plaats, dan heeft deze voorrang boven een plaats waarbij de persoon die deze plaats gaat invullen, nog niet bekend is. 9. Bij een ex aequo situatie voor de tweede fase van de opleiding arts M&G voor de profielen jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding, tuberculosebestrijding of medische milieukunde gelden opeenvolgend de volgende regels: b. er wordt gekeken naar de verhouding binnen de opleidingsinrichting tussen arts M&G en profielarts in het betreffende taakgebied. Hoe lager de verhouding (relatief weinig artsen M&G, uitgedrukt in fte s) hoe meer voorrang bij de toewijzing. De verhouding bepaalt dus de rangorde qua toewijzing en kan uiteindelijk betekenen dat de ene inrichting nog wel een instroomplaats toegewezen krijgt en de andere niet. b) Hoe meer personen in 2016 uitstromen uit de opleiding tweede fase, des te meer voorrang bij toewijzing 5 2 Dit betreft dus zowel profielartsen als artsen M&G die werkzaam zijn in de betreffende werkgebied 3 Dit betreft dus het totaal van basisartsen, AIOS (eerste fase), profiel artsen en artsen M&G. Een arts M&G telt alleen mee als arts M&G en niet ook als profielarts. 4 Gebaseerd op de gegevens zoals bekend bij de RGS, op Gebaseerd op de gegevens zoals bekend bij de RGS, op

6 c) Hoe meer personen in 2016 de organisatie verlaten vanwege prepensioen of pensioen die in betreffend taakgebied als arts werkzaam zijn 6 des te meer voorrang heeft een organisatie bij toewijzing. d) Indien al een persoon met naam en toenaam bekend is bij een aan te vragen plaats, dan heeft deze voorrang boven een plaats waarbij de persoon die deze plaats gaat invullen, nog niet bekend is. 6 Gebaseerd op de gegevens zoals door de instelling aangegeven op het opgaveformulier. 6

7 Planning GGD GHOR Nederland zal op basis van de opgave van gewenste instroomplaatsen van de opleidingsinrichtingen het toewijzingsvoorstel voor de instroomplaatsen 2016 opstellen. De volgende procedure inclusief tijdspad wordt gevolgd voor het opstellen van het toewijzingsvoorstel: Uiterlijk op 16 april 2015 stellen GGD GHOR Nederland en ActiZ de opleidingsinrichtingen via een formulier in de gelegenheid aan te geven hoeveel instroomplaatsen in personen en bijbehorende fte s zij per profiel in 2016 zouden willen realiseren. Opleidingsinrichtingen die instroomplaatsen willen ontvangen, dragen er zorg voor dat het formulier uiterlijk 18 mei 2015 volledig ingevuld, ontvangen is bij GGD GHOR Nederland of ActiZ. Aanvragen die later worden ontvangen zullen niet in behandeling worden genomen en worden geretourneerd. Boventallige doorstroom uit voorgaande jaren kan in deze opgave worden betrokken om deze doorstroom alsnog subsidiabel te maken. Deze moeten dus als instroomplaatsen worden aangevraagd. Op het formulier wordt gevraagd naar het aantal geregistreerde artsen voor het betreffende profiel dat in de opleidingsinrichting werkzaam is, het aantal artsen M&G en het totaal aantal artsen, dat in de opleidingsinrichting in het betreffende profiel werkzaam is (peildatum 31 maart 2015). De verhouding van deze gegevens wordt gebruikt voor de toewijzing bij ex aequo situaties, zie boven. Indien een opleidingsinrichting deze gegevens niet of niet volledig verstrekt, wordt bij de verwerking van de aanvraag van deze opleidingsinrichting er vanuit gegaan, dat voor deze opleidingsinrichting een hogere verhouding geldt dan de verhouding voor de opleidingsinrichtingen, die deze gegevens wel verstrekt hebben. Opleidingsinrichtingen waarvan GGD GHOR Nederland of ActiZ geen opgave ontvangt of later dan 15 mei 2015 een opgave ontvangt, zullen niet in het toewijzingsvoorstel meegenomen worden. GGD GHOR Nederland en ActiZ zullen uiterlijk 5 juni 2015 een concept toewijzingsvoorstel voorleggen aan de directies van betreffende opleidingsinrichtingen met het verzoek daarop uiterlijk 19 juni 2015 te reageren. Opleidingsinrichtingen dienen hun reactie op dit concept toewijzingsvoorstel in te vullen op het formulier reactie op voorlopig toewijzingsvoorstel subsidiabele arts M&G-opleidingen. Opleidingsinrichtingen kunnen hierop per profiel aangeven of zij meer of minder instroomplaatsen 7

8 dan in het concept toewijzingsvoorstel is vermeld, willen en kunnen accommoderen. Opleidingsinrichtingen dragen er zorg voor dat het formulier uiterlijk 19 juni 2015 volledig ingevuld is ontvangen bij GGD GHOR Nederland of ActiZ. Indien de zienswijze op het concept toewijzingsvoorstel later dan 19 juni 2015 wordt ontvangen of de opleidingsinrichting niet reageert, dan wordt de reactie niet meer in behandeling genomen, cq gaan GGD GHOR Nederland en ActiZ ervanuit dat de opleidingsinrichting akkoord gaat. Na beoordeling van alle tijdige reacties op het concept-toewijzingsvoorstel stelt GGD GHOR Nederland, mede namens ActiZ v.w.b. de jeugdartsen, het definitieve toewijzingsvoorstel op. Hierbij worden eventueel vrijvallende instroomplaatsen verdeeld over die opleidingsinrichtingen, die een tijdige reactie op het concept-toewijzingsvoorstel hebben gegeven en hebben aangegeven meer instroomplaatsen te willen en kunnen accommoderen dan zij in 1 e instantie toegewezen hebben gekregen. Het definitieve toewijzingsvoorstel zal door GGD GHOR Nederland en ActiZ uiterlijk op 15 juli 2015 worden aangeboden aan het ministerie van VWS. Daarnaast zullen GGD GHOR Nederland en ActiZ de raden van directies van betreffende opleidingsinrichtingen ook uiterlijk op 15 juli 2015 het definitief toewijzingsvoorstel opsturen. Aan dit voorstel kunnen geen rechten worden ontleend, omdat de besluitvorming bij de minister ligt en zij daarbij kan afwijken van het voorstel. Vragen Opleidingsinrichtingen kunnen zich te allen tijde telefonisch, schriftelijk of via tot GGD GHOR Nederland of ActiZ wenden met vragen. Deze reageert zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken. 8

9 Klachten- en geschillenprocedure Opleidingsinrichtingen die ten aanzien van de totstandkoming van het toewijzingsvoorstel klachten hebben wat betreft de procedure of de inhoud, kunnen schriftelijk of via een formele klacht 7 indienen bij de klachtencommissie ten behoeve van het toewijzingsvoorstel. Deze commissie wordt voorgezeten door een functionaris van de KAMG en als leden hebben zitting, de portefeuillehouder opleidingen van GGD GHOR Nederland en de portefeuillehouder opleidingen van ActiZ. De beslissing van de klachtencommissie bij meerderheid van stemmen is bindend. De uiterlijke termijn waarop klachten kunnen worden ingediend is 26 juni De klachtencommissie doet gemotiveerd schriftelijk uitspraak binnen twee weken. 7 In welke gevallen zijn klachten denkbaar? Instellingen zijn van mening dat de toewijzing van instroomplaatsen op basis van onjuiste feiten tot stand is gekomen en er is geen gehoor gegeven aan hun verzoek tot correctie (de zienswijze is niet of onvoldoende meegewogen terwijl dit niet nader is gemotiveerd); De toewijzing is onvoldoende gemotiveerd cq; niet transparant en/of toetsbaar tot stand is gekomen; De instelling is onbehoorlijk/onzorgvuldig bejegend. 8 Klachten die hierna worden ingediend, kunnen worden niet meer meegenomen in het reguliere traject, dwz dat de afhandeling niet meer plaatsvindt voordat het toewijzingsvoorstel definitief is opgesteld. 9