Hoogblokland (Z-H.) Beemdweg. Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /03

Transcriptie

1 Hoogblokland (Z-H.) Beemdweg Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Steekproefrapport /03

2

3 Hoogblokland (Z-H.) - Beemdweg Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Een onderzoek in opdracht van ContrAll Projektrealisatie B.V. Steekproefrapport /03 ISSN X auteur: drs. A. Vissinga autorisatie: drs. E. Schrijer Foto s en tekeningen zijn gemaakt door de Steekproef b.v., tenzij anders vermeld. De Steekproef b.v., Zuidhorn, juli 2008 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder bronvermelding. De Steekproef b.v. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. De Steekproef b.v. Archeologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Hogeweg TG Zuidhorn telefoon fax internet kvk info@desteekproef.nl

4

5 Inhoud 1. Inleiding (KNA 3.1 LS01 & LS02) Aanleiding en doel Locatie en administratieve gegevens Bureauonderzoek (KNA 3.1 LS06) Bronnen Resultaten bureauonderzoek (KNA 3.1 LS03, LS04) Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel (KNA 3.1 LS05) Veldonderzoek (KNA 3.1 VS05) Plan van aanpak (KNA 3.1 VS01) Resultaten veldonderzoek (KNA 3.1 VS02, VS03) Conclusies en advies (KNA 3.1 VS07)...11 Appendix I: Archeologische periodes Appendix II: Archeologische verwachtingskaart Appendix III: Boorprofielen en bodembeschrijving volgens NEN 5104

6

7 Samenvatting In opdracht van ContrAll Projektrealisatie B.V. is op 12 juni 2008 een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd aan de Beemdweg te Hoogblokland, gemeente Giessenlanden provincie Zuid-Holland. Voorafgaand aan het veldonderzoek is een bureauonderzoek uitgevoerd om een archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied op te stellen. Met de uitvoering van het veldwerk is dit verwachtingsmodel getoetst. Tijdens het veldonderzoek zijn in totaal elf grondboringen gezet om de bodemkwaliteit binnen het onderzoeksgebied te bepalen en de bodem te onderzoeken op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Tijdens het veldonderzoek is duidelijk geworden dat dieper dan 50 cm de bodem een natuurlijke opbouw kent. Onder de bouwvoor en een laagje (rest-) veen is een intact kleipakket aanwezig. Dit kan tot de Afzetting van Gorkum IV gerekend kan worden. Hierin zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Tijdens de boringen is geen pleistoceen zand aangeboord (binnen 2 m beneden het maaiveld). Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat binnen het plangebied een donk aanwezig is. In het verleden zijn vanuit het plangebied geen archeologische waarnemingen bekend. Op grond van de huidige staat van kennis zijn beperkende en/of beschermende maatregelen niet wetenschappelijk verdedigbaar. Er wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek voor het plangebied Beemdweg te Hoogblokland, gemeente Giessenlanden, uit te voeren.

8

9 1. Inleiding (KNA 3.1 LS01 & LS02) 1.1 Aanleiding en doel In opdracht van ContrAll Projektrealisatie B.V., vertegenwoordigd door de heer C. Hemeltjen, is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd aan de Beemdweg te Hoogblokland, gemeente Giessenlanden provincie Zuid-Holland. De aanleiding voor het onderzoek is de geplande bouw van een tankstation met wasstraat. Bij de aanleg hiervan zullen onder meer diverse tanks ingegraven worden. Hierbij zal de bodem worden verstoord. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek. Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een archeologisch verwachtingsmodel van het gebied aan de hand van beschikbare fysisch geografische, archeologische en historisch geografische informatie. Tijdens het veldonderzoek is dit verwachtingsmodel getoetst. Het doel van het veldonderzoek is in de eerste plaats het lokaliseren van eventuele archeologische indicatoren, zoals bewerkt en verbrand vuursteen, bot, aardewerk en houtskool. In de tweede plaats heeft het veldonderzoek tot doel de mate van gaafheid van het bodemprofiel vast te stellen om te bepalen of eventuele onverstoorde archeologische grondsporen nog aanwezig kunnen zijn. Figuur 1. Hoogblokland - Beemdweg: overzichtskaart. Het plangebied is rood omlijnd. [Naar: ANWB, Topografische Atlas Zuid-Holland 1: ANWB bv, Den Haag]. 1

10 1.2 Locatie en administratieve gegevens Het onderzochte plangebied ligt aan de Beemdweg te Hoogblokland. Het onderzochte perceel ligt nabij de op- en afritten van de afslag Noordeloos op de A27 met de N214. Het plangebied ligt ten westen van de Beemdweg en ten zuiden van de N214. Het plangebied heeft een oppervlakte van 4700 m2 en ligt op een hoogte van ongeveer 1 m beneden het NAP. Ten tijde van het onderzoek was het perceel in gebruik als weiland waarop enkele schapen stonden. Figuur 2. Hoogblokland - Beemdweg: luchtfoto van het plangebied. Met een gele lijn is de begrenzing van het plangebied aangegeven [Naar: GoogleEarth , 2007]. 2

11 Tabel 1. Hoogblokland - Beemdweg: Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied. Provincie: Zuid-Holland Gemeente Giessenlanden Plaats: Hoogblokland Toponiem: Beemdweg Kaartblad: 38GN ARCHIS-CIS-code: Oppervlakte: ca m2 RD-coördinaten hoekpunten plangebied: 127,089/434, ,104/434, ,196/434, ,197/434,578 Opdrachtgever: ContrAll Projektrealisatie B.V. ISSN-nr X Steekproef projectcode /03 NAP hoogte maaiveld ca. 1 m beneden NAP Uitvoering van het veldwerk 12 juni 2008 Beheer Documentatie De Steekproef bv, RACM, E-depot, provincie Zuid-Holland Figuur 3. Hoogblokland - Beemdweg: Foto van het plangebied. 3

12 2. Bureauonderzoek (KNA 3.1 LS06) 2.1 Bronnen Voor het bureauonderzoek is de bestaande kennis van de onderzoekslocatie verzameld. De onderstaande bronnen zijn gebruikt voor het onderzoek. Tabel 2: Hoogblokland - Beemdweg. Geraadpleegde bronnen. ANWB, Topografische Atlas Zuid Holland 1: ANWB bv, Den Haag. Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, Paleographic development op the Rhine-Meuse delta, The Netherlands. Koninklijke van Gorcum, Assen. Centraal Archeologisch Archief (CAA) en Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) [ARCHIS]. Geomorfologische Kaart (Alterra) [ARCHIS]. Provincie Zuid-Holland, Cultuurhistorsiche Hoofdstructuur. Stichting voor Bodemkartering, Bodemkaart van Nederland 1: Blad 38. StiBoKa, Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, Toelichtingsboekje bij de Bodemkaart van Nederland 1: Blad 38 Oost. StiBoKa, Wageningen. Uitgeverij Nieuwland, Grote Historische Topografische Atlas ±1905. Zuid-Holland 1 : Uitgeverij Nieuwland, Tilburg. Uitgeverij 12 Provinciën, Atlas van Topografische Kaarten Nederland Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer. Utrecht University, Rhine-Meuse Delta Studies: Wat Was Waar, [ Kadastrale Minuutplan Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990.Grote Historische Atlas van Nederland deel 3: Oost-Nederland , schaal 1: Wolters-Noordhoff, Groningen. 4

13 2.2 Resultaten bureauonderzoek (KNA 3.1 LS03, LS04) Sedimentologie en bodem1 Volgens de Bodemkaart van Nederland (blad 38) is de bodem in het plangebied gekarteerd als een kalkloze poldervaaggrond met zware klei, profielverloop 3 (classificatie Rn47C met grondwatertrap III: gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 40 cm en gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 80 en 120 cm beneden het maaiveld). Ten noorden en zuiden van het plangebied is de bodem gekarteerd als een waardveengrond op (meestal niet gerijpte) zavel of klei binnen 120 cm beneden het maaiveld (classificatie kvk met grondwatertrap II). Op de Geomorfologische Kaart (Alterra ARCHIS) ligt het plangebied in een zone die gekarteerd is al een rivier-inversierug (classificatie 3K26). De ondergrond ten noorden en zuiden van het plangebied is hier gekarteerd als een ontgonnen veenvlakte, al dan niet op klei of zand (classificatie 1M46). De aan het oppervlak gelegen afzettingen rondom Meerkerk en Hoogblokland dateren overwegend uit het Holoceen (vanaf 8000 vc tot het heden). Vanaf het Atlanticum (8000 BP)2 tot aan de bedijkingen werden dikke lagen klei, zavel en zand afgezet. Deze afzettingen geschiedden in enkele fasen, afgewisseld met perioden van veenvorming. De holocene sedimenten hebben zich ontwikkeld op een ondergrond van pleistocene rivieren windafzettingen (met name zandafzettingen, kleilagen en rivierduinen - donken), waarvan de bovenkant van het zand in het gebied op gemiddeld 8 à 10 m beneden het maaiveld ligt. Vanaf het begin van het Atlanticum maakt het plangebied deel uit van het 'perimariene gebied'. Hieronder wordt het deel van het vasteland verstaan waar de sedimentatie sterk onder invloed van de zeespiegelstijging heeft gestaan, maar waar mariene sedimenten zelf ontbreken. Het pakket holocene afzettingen op het pleistocene zand heeft een gemiddelde dikte van 8 à 10 m en bestaat uit rivierafzettingen (klei en zand) die afgewisseld worden met uitgestrekte, en meters dikke, veenlagen. Vanaf het Midden-Atlanticum (6000 BP) traden de in de directe omgeving aanwezige rivieren regelmatig buiten hun oevers en zetten hierbij grote gebieden onder water. Dit rivierensysteem is tot aan het midden van het Subboreaal (4000 BP) in verschillende fasen actief geweest. De sedimenten uit deze periode behoren tot de Afzettingen van Gorkum. De stroomstelsels ontwikkelden zich in een veengebied (het zgn. Hollandveen zie verder) waarbij de sedimentatie gelijk op ging met de veenvorming. De afzettingen in en langs de geulen (veenstroomruggen) zijn geheel in het veen ingebed en in perioden van geringe sedmentatie ook geheel of gedeelijkt overgroeid geraakt door het veen. Na de ontwatering en de daarmee gepaard 1 2 Naar: Stichting voor Bodemkartering, Toelichtingsboekje bij de Bodemkaart van Nederland 1: Blad 38 Oost. StiBoKa, Wageningen. BP = Before Present : voor 1950 AD. 5

14 gaande oxydatie en inklinking van het veen zijn de geulen als ruggen in het terrein zichtbaar geworden. De geulen staan dan ook als inversieruggen bekend inversie staat voor de omkering van het reliëf. Binnen het plangebied is de geulafzetting van de Schaaykse-stroom aanwezig, de sedimentatie van deze geul vond plaats in de Gorkum IV-fase ( BP). De Afzettingen van Gorkum vonden plaats in een nat milieu waarin vanaf het begin van het Atlanticum (8000 BP) op kleine schaal veenvorming begon. Door de stijging van de zeespiegel en de hiermee gepaard gaande grondwaterstijging vond vanaf 6000 BP belangrijke veenontwikkeling plaats het zogenaamde Hollandveen. Her en der werd de veenvorming onderbroken door de Afzettingen van Gorkum. De geulen werden in latere perioden weer overgroeid door het Hollandveen. Rond de overgang van het Atlanticum nar het Subboreaal (5000 BP) breidde de veenvorming zich nogmaals over grote oppervlakten uit. Door een hernieuwde afzetting van rivierklei komt er aan het begin van het Subatlanticum (2500 BP) een eind aan de veengroei. De afzonderlijke veenlagen kunnen een dikte van 1 à 2 m hebben, het totale veenpakket waarin veen en kleilagen elkaar afwisselen kan tot 5 m dik zijn. Omstreeks het begin van het Subatlanticum nam de activiteit van de rivieren weer sterk toe. De sedimenten uit deze perioden worden de Afzettingen van Tiel genoemd. De Afzettingen van Tiel zijn in verschillende fasen gevormd. De Linge heeft een groot aandeel gehad in de sedimentatie in het gebied. Buiten de bestaande meandergordels van de diverse stroomruggen is komklei afgezet. Sommige komkleiafzettingen zijn in meer dan één fase tot stand gekomen. De stilstandsfase tussen de afzettingsperioden wordt vaak gekenmerkt door een donker gekleurde, soms venige vegetatiehorizont, de zogenaamde laklaag. De riviersystemen uit de Gorkum IV-perioden die grotendeels overgroeid zijn geraakt met veen en bedekt met komklei vormen de veenstroomruggen. Door differentiële inklinking zijn het nu langerekte, lage ruggen in het terrein geworden. De naastgelegen veengronden zijn na de ontwatering geleidelijk meer ingeklonken dan de kleiruggen waardoor deze nu duidelijk boven de omgeving uitsteken. Het plangebied ligt ook op zo'n veenstroomrug. De veenstromen lopen vanuit het oosten richting het westen, waarvan zich op verschillende plaatsen secundaire ruggen afsplitsen. Het centrale deel van een veenstroomrug bestaat uit een zandkern en langs de randen komen diepe kleiprofielen voor, vaak onderbroken door een of meerdere laklagen die soms venig ontwikkeld zijn. 6

15 Historische geografie Het plangebied aan de Beemdweg te Hoogblokland ligt tegenwoordig in de Polder Beemd. In het verleden maakte het ook al deel uit van de Polder Beemd, waarbij het noordelijke deel Lage Beemd werd genoemd en het zuidelijke Hoge Beemd (periode 1872). Ook rond lag het plangebied in de Lage Beemd. De Prinse Vliet en het Nieuwe Vlietje waren de scheiding tussen de Hoge en Lage Beemd. De bewoning van het veengebied begint rond de elfde eeuw, waarin een systematisch begin wordt gemaakt met de ontginning van het gebied. De ontginning en verkaveling begon op de hoogste delen van de omgeving, dus de stroomruggen en oeverwallen van de rivieren. Zover het van het historisch kaartmateriaal valt te achterhalen is het plangebied onbebouwd geweest. Het aan de overzijde van de N214 gelegen tankstation en restaurant is na 1956 gebouwd. Archeologie Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied een hoge en lage trefkans op archeologische waarden (zie Appendix II). Ook op Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de Provincie Zuid-Holland heeft het plangebied een hoge trefkans op archeologische waarden. Het verschil tussen een hoge en lage trefkans komt door het raster waarmee de IKAW werkt. De IKAW is opgedeeld in vakken van 50 x 50 m. Hierdoor kan het zijn dat binnen een plangebied verscheidene trefkansen aanwezig zijn. Binnen het onderzoeksgebied zijn geen archeologische waarnemingen bekend in het Centraal Archeologisch Archief (CAA) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Ook binnen het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de RACM zijn geen archeologisch waardevolle terreinen bekend binnen een straal van 500 m van het plangebied. Op een afstand van 650 m ten zuiden van het plangebied, aan de Beemdweg, is een archeologisch monument aanwezig. Het gaat hier om een donk die tijdens het Mesolithicum en het Neolithicum bewoond is geweest. Aan dit terrein is een zeer hoge archeologische waarde toegekend en het is een wettelijk beschermd monument. 7

16 2.3 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel (KNA 3.1 LS05) Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is het slechts mogelijk een globale verwachting aan te geven voor archeologische sporen en structuren binnen het plangebied. Voorafgaand aan het veldwerk is een Klic-melding gedaan om inzicht te krijgen in eventueel aanwezige ondergrondse kabels en leidingen en hierbij veroorzaakte verstoringen. Zover bekend zijn binnen het plangebied geen kabels en / of leidingen aanwezig. Het onderzoeksterrein ligt in een voormalig veengebied waarin sinds 6000 BP veenvorming en afzettingen door riviersystemen hebben plaatsgevonden. In deze periode zal het gebied niet aantrekkelijk zijn geweest voor menselijke bewoning. Het veengebied en de veenstroomruggen zijn vanaf het begin van de veenvorming onbewoond geweest. Het pleistocene zand ligt hier tussen de 8 en 10 m beneden het maaiveld. Nederzettingen op het pleistocene zand, tot aan 6000 BP, zullen dan ook zeer waarschijnlijk niet geraakt worden door geplande bodemingrepen. Vanwege de relatief kleine schaal van de Bodemkaart (1:50.000) bestaat de kans dat binnen het plangebied een nog niet bekende donk aanwezig is. Het archeologisch onderzoek dient zich dan ook te richten op het opsporen van een eventuele donk met mogelijke prehistorische bewoningsresten. Op een afstand van 650 m ten zuiden van het plangebied ligt een reeds bekende donk met een zeer hoge, beschermde archeologische status. Hier zijn bewoningsresten uit het Mesolithicum en het Neolithicum aangetroffen. Indien tijdens het veldwerk archeologische indicatoren uit deze perioden worden aangetroffen kunnen deze bestaan uit bewerkt en / of verbrand vuursteen, aardewerk en houtskool. Als tijdens het veldwerk blijkt dat er in het plangebied sprake is van een intacte bodemopbouw, is het zeer waarschijnlijk dat ook archeologische sporen in goede staat in de bodem aanwezig zijn. 8

17 3. Veldonderzoek (KNA 3.1 VS05) 3.1 Plan van aanpak (KNA 3.1 VS01) In het plangebied aan de Beemdweg te Hoogblokland zijn in totaal elf grondboringen gezet, dit komt neer op ongeveer 23 boringen per hectare. Om een representatief beeld van de bodem te kunnen verkrijgen zijn de boringen zo gelijkmatig mogelijk over het te onderzoeken terrein verdeeld. De boringen zijn in een systematisch driehoeksgrid gezet, waarbij de boorraaien een onderlinge afstand van 20 m hebben en de afstand tussen de boringen op een raai 25 m bedraagt. Voor de precieze locaties van de boringen wordt verwezen naar Figuur 4. De boringen zijn uitgevoerd met een 2 cm steekguts. Hiermee is de opbouw van de bodem bepaald. Het opgeboorde sediment is in de guts met een gutsmes gesneden en onderzocht op archeologische indicatoren zoals houtskool, aardewerk en bewerkt of verbrand vuursteen. Om een duidelijk beeld van de opbouw van de bodem te krijgen zijn de boringen tot in de onverstoorde grond gezet. Van alle boringen is met behulp van GPS (afwijking maximaal 3 m) een RD-coördinaat genomen. Met behulp van de AHN (Actueel Hoogte-bestand Nederland) en deze coördinaten zijn de NAP hoogten van de boringen bepaald. 3.2 Resultaten veldonderzoek (KNA 3.1 VS02, VS03) Het veldwerk vond plaats op 12 juni De beschrijvingen van de boringen zijn weergegeven in de boorstaten. Deze zijn bijgevoegd (zie Appendix III). Bodem Binnen het plangebied is sprake van een relatief intacte bodemopbouw. De bodem is licht verstoord tot een diepte van ongeveer 50 cm beneden het maaiveld. Hierin is een bouwvoor van ca. 30 cm aanwezig en een laagje veen. Van 50 tot 70 cm is het veen intact. Dieper dan 70 cm is in de meeste boringen (met uitzondering van boringen 6, 7 en 8) tot een minimale diepte van 150 cm slappe kei aanwezig. Deze klei behoort tot de Afzetting van Gorkum IV. Deze afzetting heeft een zandig, zavelig karakter en gaat door tot op een diepte van in ieder geval 3 m beneden het maaiveld (aangeboord in boring 1). In boringen 6, 7 en 8 is in de slappe klei een laag veen aangeboord. Dit is zeer waarschijnlijk de humushoudende begroeiingslaag die de stilstandsfase markeert in de Gorkum IV fase. 9

18 Archeologie De bodem is onderzocht op intactheid en archeologische indicatoren. Tijdens het veldwerk is duidelijk geworden dat de bodem een intacte bodemopbouw kent. Met een maximale diepte van 3 m beneden het maaiveld is geen pleistoceen zand aangeboord. In de bovenliggende klei- en veenlagen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen of cultuurlagen waargenomen. Ook is tijdens het onderzoek geen donk aangeboord. Figuur 4. Hoogblokland - Beemdweg: situatietekening met de boorlocaties. De genummerde punten geven de uitgevoerde boringen weer. Met een onderbroken gele lijn is de begrenzing van het plangebied aangegeven (RD-coördinaat boring 1: 127,195/434,535). 10

19 4 Conclusies en advies (KNA 3.1 VS07) Voorafgaand aan het veldwerk is een archeologisch bureauonderzoek met een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. De kans was aanwezig dat tijdens het veldwerk archeologische indicatoren zouden worden aangetroffen uit het Mesolithicum en het Neolithicum. Op een afstand van 650 m ten zuiden van het plangebied ligt een donk (beschermd archeologisch monument van zeer hoge waarde) waarop Mesolithische en Neolithische bewoningsresten gevonden zijn. De kans bestond dat tijdens het veldwerk ook een donk aangeboord zou worden met indicatoren uit deze perioden. Deze zouden onder andere kunnen bestaan uit bewerkt en/of verbrand vuursteen, houtskool, bot en aardewerk. Tijdens het veldonderzoek is duidelijk geworden in het plangebied grotendeels sprake is van een intacte bodemopbouw. Door moderne landbouwingrepen is bovenste 50 cm licht verstoord. Hieronder is een intact kleipakket aanwezig dat tot de Afzetting van Gorkum IV gerekend kan worden. Hierin zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Tijdens het uitvoeren van de boringen is geen pleistoceen zand of een donk aangeboord (binnen 2 m beneden het maaiveld). In het verleden zijn vanuit het plangebied geen archeologische waarnemingen bekend. Op grond van de huidige staat van kennis zijn beperkende en/of beschermende maatregelen niet wetenschappelijk verdedigbaar. Er wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek voor het plangebied Beemdweg te Hoogblokland, gemeente Giessenlanden, uit te voeren. Wij wijzen er op dat indien hier onverhoopt toch archeologische materialen en/ of sporen worden aangetroffen, deze conform de Monumentenwet 1988 artikel 53 & 54, gemeld dienen te worden bij de gemeente Giessenlanden. 11

20

21 Appendix I Hoogblokland - Beemdweg Archeologische periodes Paleolithicum: Paleolithicum vroeg: Paleolithicum midden: Paleolithicum laat: Paleolithicum laat A: Paleolithicum laat B: Mesolithicum: Mesolithicum vroeg: Mesolithicum midden: Mesolithicum laat: Neolithicum: Neolithicum vroeg: Neolithicum vroeg A: Neolithicum vroeg B: Neolithicum midden: Neolithicum midden A: Neolithicum midden B: Neolithicum laat: Neolithicum laat A: Neolithicum laat B: Bronstijd: Bronstijd vroeg: Bronstijd midden: Bronstijd midden A: Bronstijd midden B: Bronstijd laat: tot vc tot BP IJzertijd: BP IJzertijd vroeg: BP vc IJzertijd midden: BP IJzertijd laat: BP vc Romeinse tijd: vc Romeinse tijd vroeg: vc Romeinse tijd vroeg A: vc Romeinse tijd vroeg B: vc Romeinse tijd midden: Romeinse tijd midden A: vc Romeinse tijd midden B: vc Romeinse tijd laat: vc Romeinse tijd laat A: vc Romeinse tijd laat B: vc vc Middeleeuwen: vc Middeleeuwen vroeg: vc Middeleeuwen vroeg A: vc Middeleeuwen vroeg B: vc Middeleeuwen vroeg C: Middeleeuwen vroeg D: vc Middeleeuwen laat: vc Middeleeuwen laat A: vc Middeleeuwen laat B: vc vc Nieuwe tijd: vc Nieuwe tijd A: Nieuwe tijd B: Nieuwe tijd C: vc vc vc vc 12 vc nc 12 vc - 70 nc 12 vc - 25 nc nc nc nc nc nc nc nc nc nc nc nc nc nc nc nc nc heden nc nc heden

22

23 Appendix II Hoogblokland - Beemdweg Archeologische verwachtingskaart met bekende waarnemingen

24

25 Appendix III Hoogblokland - Beemdweg boorprofielen en bodembeschrijving volgens NEN5104