Zittingsdocument B7-0000/2011 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7-0000/2011

Transcriptie

1 EUROPEES PARLEMENT Zittingsdocument B7-0000/2011 ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7-0000/2011 ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement over het biomassabeleid van de EU en de gevolgen daarvan voor ontwikkeling Eva Joly namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking RE\ doc PE v01-00 In verscheidenheid verenigd

2 B7-0000/2011 Resolutie van het Europees Parlement over het biomassabeleid van de EU en de gevolgen daarvan voor de ontwikkeling Het Europees Parlement, gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG 1, gezien Beschikking 2009/548/EG van de Commissie van 30 juni 2009 tot vaststelling van een model voor nationale actieplannen voor energie uit hoofde van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad 2, gezien het Groenboek - Bosbescherming en bosinformatie in de EU: Onze bossen voorbereiden op de klimaatverandering (COM(2010)0066), gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's, getiteld "Naar in Kansen van klimaatverandering voor Europa (COM(2008)0030), gezien het Verdrag betreffende de toegang tot informatie, publieke inspraak bij besluitvorming en de toegang tot de rechter inzake milieu-aangelegenheden (Verdrag van Aarhus), gezien het strategisch plan voor biodiversiteit en de biodiversiteitsdoelstellingen van Aichi die door de COP-10 in oktober 2010 zijn aangenomen in Nagoya, Japan, gezien het op 29 januari 2000 aangenomen Protocol van Cartagena inzake de biologische verscheidenheid, gezien het Living Planet Report 2010 van het Wereldnatuurfonds (WWF), gezien het verslag "Global Biodiversity Outlook 3" dat door het secretariaat van het Verdrag inzake biologische diversiteit in 2010 is gepubliceerd, gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement, A. overwegende dat de ontwikkelde economieën, aldus het Living Planet Report 2010 van het WWF in 2030, als men blijft doen alsof er niets aan de hand is, twee keer zoveel grondstoffen zouden gebruiken als twee planeten leveren, B. overwegende dat de Raad van de Europese Unie in april 2009 een richtlijn heeft aangenomen waarin een gemeenschappelijk EU-kader wordt vastgesteld ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (Richtlijn 2009/28/EG) met als doel er uiterlijk in 2020 voor te hebben gezorgd dat 20% van het eindverbruik aan energie van de EU wordt betrokken uit duurzame bronnen, en dat 10% van de energie die iedere lidstaat gebruikt voor 1 PB L 140 van , blz PB L 182 van , blz. 33. PE v /5 RE\ doc

3 vervoer afkomstig is uit duurzame bronnen, C. overwegende dat biomassa een belangrijke deel vormt van de oplossing in het kader van de overstap naar een koolstofarme economie in Europa, en dat biomassa met de juiste regelgevingsstructuren, zakelijk leiderschap en de juiste benadering van gewijzigd landgebruik, zijn ware groeimogelijkheden zou kunnen verwezenlijken, D. overwegende dat de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad ieder half jaar verslag moet doen over: de gevolgen van maatschappelijke duurzaamheid in de Gemeenschap en derde landen, de gevolgen van het biobrandstofbeleid van de Gemeenschap voor de beschikbaarheid van voedsel tegen betaalbare prijzen, met name in ontwikkelingslanden en voor andere ontwikkelingsvraagstukken, E. overwegende dat ramingen 1 aantonen dat 48% van de biomassa die mogelijk kan worden geleverd door binnenlandse bronnen reeds wordt gebruikt, waardoor ernstige verontrusting ontstaat over de vraag of de biomassa waaraan Europa behoefte heeft een diepere voetafdruk van de Unie in mondiale grondstoffenreserves kan veroorzaken en haaks kan staan op haar streven het voortouw te nemen in de initiatieven die op wereldniveau worden genomen om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen, F. overwegende dat de toegenomen vraag naar bio-energie in de EU reeds tot gevolg heeft gehad dat tal van ontwikkelingslanden energiegewassen zijn gaan verbouwen en verwerken en overwegende dat deze landen veelal het institutionele vermogen ontberen dat vereist is om het gebruik van natuurlijke grondstoffen te sturen en de ongunstige gevolgen te vermijden die voorkomen uit de niet-duurzame productie van bio-energie, G. overwegende dat lidstaten volgens hun nationale actieprogramma's voor duurzame energie voornemens zijn zwaar te leunen op houtachtige biomassa om uiterlijk in 2020 het door de EU gestelde doel van 20% duurzame energie te hebben verwezenlijkt, H. overwegende dat er, hoewel er in de richtlijn duurzame energie (DER) op wordt aangedrongen productie en gebruik van biomassa voor energiedoelen aanzienlijk op te voeren, geen sterk kader bestaat om ervoor te zorgen dat biomassa voor energiedoelen duurzaam wordt geproduceerd en gebruikt, I. overwegende dat de EU zich hoofdzakelijk richt op het voldoen aan de vraag naar houtachtige biomassa voor energie en niet op de vraag hoe kan worden voldaan aan de uiteenlopende eisen niet alleen met het oog op bouwhout, maar eveneens op sociale en milieubehoeften - die aan bossen worden gesteld, en tegelijkertijd gevarieerde en veerkrachtige bossen te behouden, J. overwegende dat de staatshoofden en regeringsleiders van de EU zich in maart 2010 hebben verplicht de teloorgang tot staan te brengen en de biologische verscheidenheid te herstellen en de inzet voor de biologische verscheidenheid op mondiaal niveau uiterlijk in 2020 te hebben opgevoerd, K. overwegende dat er dringend behoefte is aan een reeks bindende normen ten aanzien van 1 Junginger M. e.a.: Solutions to overcome barriers in bioenergy markets in Europe. D 2.2 report. EUBIONET III project, februari 2010; zie ook AGRINERGY. (2008) Bioenergy from agriculture in the European Union - analysing opportunities and constraints. Wenen, Oostenrijk en ENDS Report 418. (2009) 'Europe will not make its own biofuels', blz. 15. RE\ doc 3/5 PE v01-00

4 biomassa, die geen ongunstige gevolgen hebben voor milieu en maatschappij, en die daadwerkelijk bijdragen tot minder uitstoot van BKG, L. overwegende dat in de DER geen rekening is gehouden met onrechtstreekse wijziging van landgebruik (ILUC) en dat de daaruit voortkomende uitstoot dus niet is opgenomen in de berekeningen van de analyse van de levenscyclus van broeikasgassen, overwegende dat gebieden met een ruime biologische verscheidenheid en gebieden met een hoog koolstofgehalte, die beschermd zijn tegen rechtstreekse wijziging van landgebruik, niet beschermd zijn tegen ILUC, 1. verzoekt de EU de DER te wijzigen om het gebruik van biomassa te beperken tot situaties waarin de berekening van de geraamde gevolgen die de overstap van fossiele energiesystemen naar biomassa met zich meebrengt voor milieu en maatschappij erop wijst dat de verandering aanzienlijke voordelen voor klimaat en maatschappij oplevert; 2. wijst er andermaal op dat de toename van de mondiale vraag naar biobrandstoffen niet mag leiden tot niet-duurzame productie in ontwikkelingslanden, met name als deze landen niet op bevredigende wijze kunnen voldoen aan hun binnenlandse voedsel- en brandstofeisen; 3. wijst erop dat het ontbreken van bindende duurzaamheidseisen voor biomassa slechts één van de problemen is in verband met het toegenomen gebruik van bio-energie door de EU, en dat het ontbreken van beleid en regelgeving om te zorgen voor een algemene verlaging van het energiegebruik en opvoering van de doelmatigheid van het energiegebruik een veel groter probleem vormt; 4. verzoekt de EU te zorgen voor samenhang tussen haar behoefte aan biomassa uit ontwikkelingslanden en bescherming van het vermogen tot opslag van koolstof van de bossen in deze landen; wijst er nogmaals op dat toegenomen gebruik van biomassa zou kunnen leiden tot intensivering van bosbouwmethoden en beperking van de koolstofopslag in bossen, waardoor het EU-doel van beperking van de verhoging van de klimaattemperatuur tot 2 C in gevaar komt; 5. verzoekt de EU dan ook de huidige kaders voor duurzaam bosbeheer te consolideren en ervoor te zorgen dat de vraag naar biomassa om te voldoen aan de energie-eisen van de EU, geen vergroting van haar ecologische voetafdruk tot gevolg heeft; 6. verzoekt de EU met klem om aanvullend beleid teneinde uiterlijk in 2020 ten minste een energiebesparing van 20% te hebben verwezenlijkt, idealiter door een algemeen energiebesparingsdoel te koppelen aan sectorspecifieke maatregelen op het gebied van doelmatig energiegebruik; 7. verzoekt de EU haar strategie 2020 inzake biologische verscheidenheid volledig te steunen om de problemen aan te pakken die in de toekomst ontstaan op het gebied van biologische verscheidenheid, en veeleer te zorgen voor veerkracht van ecosystemen dan voor de duurzame productie van biomassa; 8. verzoekt de EU erop toe te zien dat de duurzame landbouwmethoden van en de gegarandeerde aanvoer van voedsel en energie naar inheemse en plaatselijke gemeenschappen in overweging worden genomen en geëerbiedigd als er wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan naar de gevolgen van productie en gebruik van biobrandstof; 9. verzoekt de EU op de invoering en het gebruik van gemodificeerde organismen voor de PE v /5 RE\ doc

5 productie van biobrandstoffen, overeenkomstig de preambule van het Verdrag inzake biologische diversiteit en het Protocol van Cartagena het voorzorgsbeginsel toe te passen; 10. verzoekt de Commissie een methode voor te stellen om de gevolgen van onrechtstreekse wijziging van landgebruik (ILUC) mee te nemen in de methode voor de berekening van broeikasgassen en dringt erop aan de rechtstreekse en niet-rechtstreekse wijziging van landgebruik op te nemen in de nationale verslaglegging en in de halfjaarlijkse verslaglegging van de EU aan het Europees Parlement; 11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. RE\ doc 5/5 PE v01-00