College voor geschillen medezeggenschap defensie Spoedprocedure ABB/2008/6916

Transcriptie

1 ADVIES Dossiernr: Advies van de voorzitter van het College voor geschillen medezeggenschap defensie aan de Commandant der Landstrijdkrachten naar aanleiding van een verzoek om advies inzake een tussen: Commandant 10 Natresbataljon (hierna: het HDE) en De Medezeggenschapscommissie 10 Natresbataljon (hierna: de MC) gerezen geschil over de vraag of de MC op grond van artikel 28, lid 1, van het Besluit medezeggenschap defensie (hierna: het BMD) tijdig is voorzien van de voor het vervullen van haar taak benodigde informatie en of de MC ingevolge artikel 29, lid 1, onder e en/of f van het BMD adviesrecht heeft over het besluit tot verhuizing van het peloton Alfa 4. Aard en inhoud van het geschil De vraag die partijen verdeeld houdt, is of het HDE over het besluit tot verhuizing van het peloton Alfa 4 van de Vliegbasis Leeuwarden naar Marne aan de MC tijdig alle inlichtingen en gegevens heeft verschaft welke de MC nodig heeft voor het vervullen van haar taak. Daarnaast is de MC van oordeel dat zij adviesrecht heeft op grond van artikel 29, lid 1, onder e en/of f van het BMD. Het HDE stelt zich evenwel op het standpunt dat ten aanzien van bedoelde verhuisbeweging het BMD niet van toepassing is op grond van artikel 2, onder b van het BMD. Verloop van de procedure Blijkens een nota d.d. 23 juli 2008 heeft de Commandant RMC-Noord het besluit genomen de wapens van het Natrespeloton te verplaatsen van Vliegbasis Leeuwarden naar de Willem Lodewijk van Nassaukazerne in Zoutkamp. Aangezien het niet mogelijk bleek ook het peloton naar die kazerne te verplaatsen, is besloten het peloton (Alfa 4) te verplaatsen naar Marne (Lauwersoog/Zoutkamp). Eerder, op 19 juli 2008, heeft de MC bij het HDE navraag gedaan over de verhuizing van peloton Alfa 4. Op 8 september 2008 is op aandringen van de MC een extra vergadering ingelast om hierover te spreken met het HDE. Op 27 september 2008 is door de voorzitter van de MC aan het HDE per verzocht om schriftelijke informatie met betrekking tot de voorgenomen verhuizing van het peloton Alfa 4 en een nadere toelichting ten aanzien van het besluit daartoe om op die wijze de MC zo mogelijk inzicht te verschaffen. Het HDE heeft hierop per aan de MC bericht dat hij de verhuizing van het peloton Alfa 4 als noodzakelijk beschouwt en dat hierover geen discussie met de MC behoeft plaats te vinden. Bij bericht d.d. 9 oktober 2008 heeft de MC het geschil bij het secretariaat van het College aangeboden. De datum van indiening van het geschil is vastgesteld op 15 oktober 2008, nadat alle stukken voor het in behandeling nemen van het geschil door de MC waren aangeleverd en de MC had aangegeven gebruik te willen maken van de spoedprocedure als bedoeld in artikel 36 van het BMD. Bij bericht d.d. 17 oktober 2008 zijn partijen uitgenodigd voor een hoorzitting d.d. 24 oktober Tevens is de Commandant van de Landstrijdkrachten bij brief d.d. 17 oktober 2008 op de hoogte gesteld van het aanbrengen van het geschil. 1

2 Standpunt van partijen Standpunt van de MC De MC beroept zich op artikel 28 lid 1 van het BMD. De MC meent dat het HDE, ondanks herhaaldelijke verzoeken niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht met betrekking tot de verhuizing van het peloton Alfa 4 van de Vliegbasis Leeuwarden naar Marne (Lauwersoog/Zoutkamp) Daarnaast beroept de MC zich op artikel 29, lid 1, onder e (de organisatie en werkwijze binnen de diensteenheid) en f (de technische en economische dienstuitvoering bij de diensteenheid) van het BMD. De MC meent dat ten aanzien van voornoemde verhuizing sprake is van een voorgenomen maatregel waarover het HDE advies aan de MC had dienen te vragen. Ten aanzien van de door het HDE voor de verhuizing aangedragen argumenten voert de MC aan dat de toegang tot de wapens van het peloton Alfa 4 bij de Vliegbasis Leeuwarden niet zo slecht is als door het HDE wordt gesteld en dat de belemmering van een goede taakuitoefening in die zin al meerdere jaren speelt. Voorts wijst zij erop dat het HDE niet kan of wil zeggen welke opties zijn onderzocht alvorens te komen tot het besluit om het peloton Alfa 4 naar Marne te laten verhuizen. De MC is zich bewust van een goede taakuitoefening, maar ziet een verhuizing naar de Willem Lodewijk van Nassaukazerne niet als een goede oplossing voor deze belemmering. Het personeel van het peloton Alfa 4 heeft aangegeven niet mee te willen verhuizen (ontslag) of keuzes te gaan maken in opkomstmomenten. Reistijd zal voor het personeel van het peloton Alfa 4 fors toenemen en de bereikbaarheid van de Willem Lodewijk van Nassaukazerne per openbaar vervoer is slecht. Gelet op het feit dat de MC niet in de gelegenheid is gesteld om advies uit te brengen en dat de voorgenomen maatregel al gedeeltelijk is uitgevoerd, nu de verhuizing per 1 januari 2009 zijn beslag dient te krijgen, meent de MC dat sprake is van een spoedeisend belang. Standpunt van het HDE Het HDE beroept zich op artikel 2, onder b van het BMD, waarin wordt bepaald dat het BMD niet van toepassing is bij de uitoefening van bij of krachtens wet opgedragen taken voor zover de toepassing van dit besluit een goede taakuitoefening belemmert. In deze zienswijze wordt het HDE gesteund door de Commandant RMC-Noord. In de nota van 23 juli 2008 van de Commandant RMC-Noord is aangegeven dat de Vliegbasis Leeuwarden niet langer in staat is het beheer van de Klein Kaliber Wapens van het Natrespeloton op een verantwoorde wijze te verzorgen. Dit heeft de Commandant RMC-Noord doen besluiten deze wapens te laten verplaatsen naar de Willem Lodewijk van Nassaukazerne in Zoutkamp. Daar de wapens niet langer op de Vliegbasis Leeuwarden ondergebracht kunnen worden, dient ook het peloton Alfa 4 verplaatst te worden om, met name in een crisissituatie, direct over de wapens te kunnen beschikken. Derhalve is sprake van een operationeel belang. Een operationeel belang wordt volgens het HDE door de commandant van de eenheid bepaald. Het HDE is van oordeel dat er over het wel of niet verhuizen niet langer valt te discussiëren en dat deze verhuizing uiterlijk op 1 januari 2009 dient te zijn voltooid. Wel meent hij dat er natuurlijk nog gesproken kan worden over alle onderwerpen die met de verhuizing te maken hebben. Behandeling ter zitting Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten op de zitting van 24 oktober Van de zijde van het College waren aanwezig: de heer prof. Mr. G.J.J. Heerma van Voss (voorzitter College), bijgestaan door mevrouw mr. B.J. Langeveld, secretaris (CAOP). Van de zijde van de MC waren aanwezig: de heer F. de Haan, voorzitter MC en de heer J. Knol, secretaris MC. Van de zijde van het HDE waren aanwezig: de heer R. Cohen, Commandant 10 Natresbataljon (HDE) en de heer H. Prins, chef-staf RMC-Noord. 2

3 Ter zitting is door partijen - kort samengevat- het volgende aangevoerd: Van de zijde van de MC: Aangegeven wordt dat het overleg met het HDE altijd goed verloopt. In dit geval is echter sprake van een geschil over de vraag of de regels van de medezeggenschap goed zijn toegepast. Van de zijde van het HDE wordt een beroep gedaan op het feit dat sprake is van een operationeel belang. De MC meent dat dit in oorlogstijd aan de orde is, maar zeker niet in vredestijd. Als alles onder het begrip operationeel belang wordt gebracht, kan er nooit medezeggenschap worden uitgeoefend. Op basis van een signaal vanuit de achterban in Leeuwarden, heeft de MC in de zomerperiode het HDE verzocht om nadere informatie over eventuele verhuisplannen van 10 Natresbataljon. Hierop heeft een informatiebijeenkomst met de MC en het HDE plaatsgevonden, waarbij bleek dat de opzegging reeds had plaatsgevonden. De MC begrijpt de beslissing om van de Vliegbasis Leeuwarden te verhuizen niet. Zo is er in 2012 een verbouwing gepland en in het verbouwingsplan is een onderkomen voor het 10 Natresbataljon gewoon meegenomen. Daarbij komt dat per 1 september 2009 de Nationale Reserves onder de Brigades komen te vallen, terwijl de verhuizing van 10 Natresbataljon voor 1 januari 2009 moet worden uitgevoerd. Als dit gebeurt, komt er een geheel andere structuur en dan zullen de Nationale Reserves niet langer vallen onder Commandant RMC-Noord. De achterban ziet geen operationeel belang in de verhuizing. De MC stelt veel vragen bij het besluit hiertoe, zoals bijvoorbeeld de vraag waarom er geen andere locatie voor de wapens kon worden gevonden, alsook de vraag van de noodzaak van verplaatsing van de wapens van de Vliegbasis Leeuwarden. Voorts benadrukt de MC dat de wapens 54 jaar in Assen waren opgeslagen en dat dit ook nooit een probleem heeft gevormd. In het verleden is ook gesproken over verplaatsingen, maar toen is door een kolonel vanuit Den Haag aangegeven dat het bataljon gewoon in Friesland moest blijven. Voorts wordt erop gewezen dat het wel vaker voorkomt dat wapens op een bepaald moment niet beschikbaar kunnen worden gesteld op een bepaalde locatie en dat er dan een tijdelijke verplaatsing plaatsvindt. De MC heeft altijd aangedrongen op het volgen van de officiële kanalen, los van de mondelinge toelichting die door het HDE wordt gegeven. Ook heeft de MC tot driemaal toe om schriftelijke informatie gevraagd bij het HDE, maar zij heeft de gevraagde informatie niet verkregen. De MC heeft na een korte schorsing van de zitting aangegeven dat zij graag haar medezeggenschapsrecht had willen uitoefenen, in die zin dat zij advies had willen uitbrengen over het te nemen besluit. De MC wil formeel een adviesaanvraag van het HDE ontvangen en wil dat er tijdens dit proces wordt gewacht met de verhuizing van het personeel. Ter zitting zijn door de MC de notulen van de volgende overlegvergaderingen MC/Commandant 10 Natresbataljon overgelegd: 1 juni 2006, 21 september 2006, 6 juni 2007, 12 december 2007, 13 februari 2008, 16 april 2008 en 5 juni Voornoemde notulen zijn aan het dossier toegevoegd. Van de zijde van het HDE: Het probleem speelt al langer dan door de MC is aangegeven. Ten aanzien het operationele belang waar hier sprake van is, wordt verwezen naar Operatie Plan 10. Volgens dit plan worden militairen in algemene zin gealarmeerd als er echt iets aan de hand is, zoals een natuurramp of terrorisme. Hierin wordt aangegeven binnen hoeveel tijd, welke eenheden inzetbaar moeten zijn. In bepaalde periodes van het jaar dient het HDE binnen acht uur mensen te leveren. Bij de Luchtmacht is een ander systeem van toegang tot de wapenkamers dan bij de Landmacht. Zo is het op de Vliegbasis Leeuwarden zo dat er slechts twee personen van de Luchtmacht de sleutel van de wapenkamer hebben. Dat kan op problemen stuiten. Ook is het voorgekomen dat de wapenkamer in het geheel een aantal weken niet bereikbaar was en dit zal in de toekomst vaker voorkomen. Op die wijze kan het HDE niet voldoen aan Operatie 3

4 Plan 10. De door de MC genoemde locaties, zoals een Marechausseekazerne of een politiebureau, zijn geen reële opties voor de opslag van wapens. De wapens op de Vliegbasis Leeuwarden laten, is evenmin een reële optie omdat het HDE meent dat hij dan niet aan zijn formele opdracht voldoet. De locatie Lauwersoog is een prima locatie voor de wapens en de mensen. Dit betekent wel een langere reistijd voor de mensen, maar dit zijn onderwerpen waarover met de MC uiteraard kan worden gesproken. Het HDE heeft na ontvangst van een bericht van het Hoofd Material Handling van 11 juli 2007 besloten de wapens direct naar Lauwersoog te verplaatsen. Hij ziet de sluiting van de wapenkamer niet als een incident, daar dit jaarlijks zal terugkeren en dus structureel is. Daarnaast hebben zich ook wat beheertechnische problemen bij het opslaan van de wapens bij de Luchtmacht voorgedaan. Het HDE benadrukt dat het binnen de Landmacht niet gebruikelijk is dat bij de opkomstlocatie niet ook de wapens aanwezig zijn. Het HDE is van mening dat er al heel erg lang is gesproken over de problemen rond de wapenopslag en dat zij daar niet verder in komen. Hij heeft er geen enkel vertrouwen in dat het overleg met de MC tot iets zinvols zal leiden. Dit onderwerp is al anderhalf jaar geleden in het MC-overleg ter sprake geweest en is in die zin schriftelijk vastgelegd doordat er van die overleggen notulen zijn opgesteld. Aan de inzet van de Natres wordt de laatste jaren meer belang gehecht en er is dus wel degelijk een verschil met de situatie van een aantal jaren geleden. De omstandigheid dat de Natresbataljons onder de Brigades gaan vallen, doet niets af aan de taken die aan de Natresbataljons zijn toebedeeld. De heer Prins voegt hieraan het volgende toe. Hij is vanaf 2003 als chef Staf RMC-Noord werkzaam en toen speelden de problemen omtrent de wapenopslag reeds. Uiteindelijk werden er door de Commandant der Landstrijdkrachten drie opties voor het probleem benoemd, te weten: 1. leer er mee leven; 2. wacht tot de verbouwing in 2012; 3. verhuizen naar Lauwersoog. De keuze voor het verhuizen naar Lauwersoog is uiteindelijk medio 2008 door de Commandant RMC-Noord en het HDE (Commandant 10 Natres) gemaakt. Daarbij komt nog de vraag aan de orde in hoeverre het HDE bevoegd is om hierover met zijn MC overleg te voeren, nu de opdracht tot verplaatsing afkomstig is van de Commandant RMC-Noord en dus afkomstig is van een hoger niveau. Ter zitting zijn door het HDE nog de volgende stukken overgelegd, die aan het dossier zijn toegevoegd: - een brief d.d. 26 juni 2007, gericht aan kolonel Den Drijver van de Vliegbasis Leeuwarden, met het verzoek om tot een goede oplossing over de wapenopslag van 10 Natresbataljon te komen; - Actiepuntenlijst Commandanten, waaruit blijkt dat het probleem van de wapenopslag op 1 juni 2007 aan de orde is gesteld; - Een bericht d.d. 12 juli 2007, waarin over de sluiting van de wapenkamer Leeuwarden wordt gesproken in de weken 30, 31, 32, 34, 37, 41, 46, 48 en eventueel week 47 van 2007, alsmede daaropvolgende mailcorrespondentie over dit onderwerp; - Notulen van de overlegvergadering van 11 april 2007, 11 oktober 2007, 12 december 2007, 13 februari 2008 en 16 april 2008; - Een enquêteformulier over de locatie Leeuwarden versus Lauwersoog. Overwegingen van de voorzitter van het College Spoedeisend belang Geconcludeerd wordt dat sprake is van een geschil van interpretatie van het BMD, dat ingevolge artikel 36, lid 1 van het BMD in een spoedprocedure kan worden gebracht. Immers, gebleken is dat het HDE voornemens is het peloton Alfa 4 met ingang van 1 januari 2009 te verhuizen naar een andere locatie, terwijl de MC van mening is dat sprake is van een 4

5 voorgenomen maatregel en dat zij op grond van artikel 29, lid 1, onder e en/of f van het BMD adviesrecht hierover heeft. Het HDE meent echter dat het besluit tot verhuizing (van zowel de wapens als het personeel) buiten het adviesrecht van de MC valt, omdat artikel 2, onder b van het BMD van toepassing is. Vastgesteld wordt dat sprake is van een dreiging van uitvoering van het besluit tot verhuizing op korte termijn zonder dat de MC zich hierover formeel heeft kunnen uitspreken, welk besluit nadien niet meer, dan wel moeilijk, kan worden teruggedraaid. Gelet op het vorenstaande kan worden gesproken van een spoedeisend belang en is besloten het geschil in een spoedprocedure te behandelen. Mogelijkheden minnelijke schikking Ter zitting is gebleken dat een minnelijke schikking tussen partijen niet tot de mogelijkheden behoort. Zo heeft de MC uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij zowel over het verhuizen van de wapens als van het personeel haar adviesrecht wenst uit te oefenen en hierover (schriftelijk) wil worden geïnformeerd. Voorts heeft de MC de wens uitgesproken dat gedurende die adviesprocedure geen uitvoering wordt gegeven aan de verhuizing van het peloton Alfa 4. Het HDE daarentegen heeft aangegeven dat het probleem van de opslag van de wapens reeds langer speelt en dat hierover veelvuldig is gesproken met de MC. Doordat het besprokene is vastgelegd in de notulen van de vergaderingen, kan dit volgens het HDE worden aangemerkt als schriftelijke informatie. Het HDE is van mening dat hij hiermee heeft voldaan aan zijn informatieplicht als bedoeld in artikel 28 van het BMD. Daarnaast meent hij, dat hij vanwege een operationeel belang, waarvoor hij verwijst naar artikel 2, onder b van het BMD, voor het besluit tot verhuizing geen advies aan de MC behoeft te vragen. Hoewel het HDE bereid is met de MC overleg te voeren over de gevolgen van de verhuizing voor het personeel, is dit voor de MC onvoldoende om tot een minnelijke schikking te komen. Beoordeling geschil Informatierecht ingevolge artikel 28 van het BMD In artikel 28, lid 1 van het BMD is bepaald dat het hoofd van de diensteenheid tijdig, desgevraagd schriftelijk, alle inlichtingen en gegevens, waaronder de achtergronden, motieven en afwegingen van maatregelen verstrekt die de diensteenheid raken, indien de medezeggenschapscommissie deze redelijkerwijs nodig heeft voor het vervullen van haar taak. Gebleken is dat de MC o.a. bij van 27 september 2008 om schriftelijke stukken en een motivering van het besluit tot verhuizing heeft gevraagd. Het HDE heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven, waarbij hij voor de schriftelijke informatie heeft verwezen naar de notulen van de vergaderingen die over dit onderwerp met de MC zijn gevoerd. Vastgesteld moet worden dat het HDE hiermee niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht als bedoeld in artikel 28, lid 1 van het BMD. Immers, tot op heden is het besluit tot verhuizing voor de MC niet inzichtelijk en de door de MC opgevraagde stukken, zoals een plan van aanpak en een arbo goedkeuring van de beoogde nieuwe legeringsgebouwen, zijn door het HDE niet aan de MC verstrekt. Louter de gedachtewisseling in notulen van een overlegvergadering met de MC kan niet als de in artikel 28, lid 1 van het BMD bedoelde schriftelijke informatie worden opgevat. Gelet op vorenstaande zal het HDE alsnog moeten voldoen aan het verzoek van de MC om (schriftelijke) informatie met betrekking tot de verhuizing van de wapens en het personeel naar Lauwersoog. Algemene uitzondering als bedoeld in artikel 2, onder b van het BMD Het HDE heeft aangegeven dat met betrekking tot de verhuizing van de wapens en het peloton Alfa 4 sprake is van een operationeel belang en hij heeft daarbij een beroep gedaan op artikel 2, onder b van het BMD. Hij heeft erop gewezen dat hij verantwoordelijk is voor een goede uitvoering van Operatie Plan 10, waartoe hij in bepaalde periodes van het jaar binnen acht uur mensen (en wapens) dient te leveren. Dit betreft derhalve de uitoefening van bij of krachtens wet opgedragen taken als bedoeld in artikel 2, onder b van het BMD. Gebleken is dat het HDE bij bericht d.d. 12 juli 2007 door het Hoofd Material Handling ervan op de hoogte is gesteld dat hij 8 à 9 weken in de loop van dat jaar vanaf Leeuwarden geen wapens kon krijgen. Dat het HDE is overgegaan tot 5

6 verplaatsing van de wapens is dan ook goed voorstelbaar. Dit wil echter nog niet zeggen dat hiermee het BMD niet van toepassing is en een beroep op artikel 2, onder b van het BMD aan de orde is. Immers, er was geen sprake van een situatie die buiten de normale dienstuitoefening viel (zoals een terroristische aanslag of een ramp). Bovendien bestond onder het oude BMD (artikel 28) de mogelijkheid om, alvorens de MC tot advies was overgegaan, een maatregel bij voorraad uit te voeren, waarna de medezeggenschapscommissie achteraf alsnog van haar bevoegdheid gebruik kon maken. Gelet op het korte tijdsbestek dat het HDE ter beschikking stond - immers, de eerste sluiting van de wapenkamer stond gepland vanaf 22 juli 2007-, acht de voorzitter het evenwel plausibel dat het HDE tot in ieder geval een tijdelijke verplaatsing van de wapens is overgegaan. Gelet op het vorenstaande acht de voorzitter artikel 2, onder b van het BMD in casu niet van toepassing. Voorgenomen maatregel als bedoel in artikel 29, lid 1, onder e van het BMD. Vastgesteld wordt dat ten aanzien van zowel de definitieve verhuizing van de wapens als het personeel sprake is van een voorgenomen maatregel als bedoeld in artikel 29, lid 1, onder e van het BMD, nu deze besluiten de organisatie en werkwijze binnen de diensteenheid raken. Overigens is gebleken dat deze besluiten nauw met elkaar zijn verweven en de locatiebepaling van de wapens, in ieder geval voor het HDE, verbonden is met de locatie van het personeel. Tot op heden heeft de MC geen dan wel onvoldoende inzicht gekregen in de argumenten die het HDE heeft voor de keuze van de locatie in Lauwersoog en waarom de huidige locatie van het peloton Alfa 4 op de Vliegbasis Leeuwarden niet langer voldoet. Daarnaast meent de MC dat er andere locaties in de buurt van de Vliegbasis Leeuwarden zijn om de wapens op te slaan. Een overleg hierover tussen het HDE en de MC zal derhalve alsnog dienen plaats te vinden en het HDE zal de MC de door haar verzochte (schriftelijke) informatie die zij nodig heeft voor een goede taakuitoefening dienen te leveren. Voorts zal het HDE de MC in de gelegenheid dienen te stellen om binnen een redelijke termijn advies uit te brengen over de voorgenomen maatregel tot verhuizing van zowel de wapens als het peloton Alfa 4 naar Lauwersoog. Gedurende dit besluitvormingsproces ziet de voorzitter er geen beletsel in dat de wapens op de locatie in Lauwersoog opgeslagen blijven en dat dit vooralsnog kan worden gezien als een tijdelijke maatregel. Dit is ook de huidige situatie. Evenwel acht de voorzitter het mogelijk en in lijn met het BMD om gedurende dit besluitvormingsproces, tot het besluit tot een eventuele verhuizing definitief is geworden, niet over te gaan tot verhuizing van het peloton Alfa 10 naar Lauwersoog. De voorzitter spreekt het vertrouwen uit dat partijen, die hebben aangegeven dat het overleg tussen hen goed verloopt, in een open en reëel overleg, waarbij zij openstaan voor elkaars standpunten, deze standpunten zullen afwegen en zo nodig de juistheid van argumenten van de ander erkennend, het medezeggenschapsproces op een juiste wijze vorm zullen geven. Voor zover van de zijde van het HDE is aangegeven dat niet hij, maar Commandant RMC-Noord bevoegd is tot het nemen van de maatregel tot verhuizing, wordt verwezen naar artikel 30, lid 2 van het BMD, waarin wordt vermeld dat het advies zo spoedig mogelijk moet worden doorgezonden aan het bevoegde gezag ten einde de maatregel te treffen. Overigens is niet gesteld of gebleken dat de MC van RMC-Noord ten aanzien van het voorliggende onderwerp de medezeggenschap uitoefent. Gelet op het vorenstaande stelt de voorzitter vast dat het HDE ten aanzien van de verhuizing van de wapens en het peloton Alfa 4 naar Lauwersoog, op grond van artikel 29, lid 1, onder e van het BMD, advies dient te vragen aan de MC en dit advies, conform artikel 30, lid 2 van het BMD, dient door te zenden aan de Commandant RMC-Noord. Advies De voorzitter van het College adviseert de Commandant der Landstrijdkrachten te beslissen dat: 1. Het HDE, op grond van artikel 28 van het BMD, aan de MC schriftelijk alle inlichtingen en gegevens, waaronder de achtergronden en afwegingen van het voorgenomen besluit tot verhuizing van de wapens en het peloton Alfa 4 naar Lauwersoog verstrekt; 6

7 2. Het HDE, op grond van artikel 29, lid 1, onder e van het BMD, de MC in de gelegenheid stelt binnen een redelijke termijn advies uit te brengen over de voorgenomen maatregel met betrekking tot de verhuizing van de wapens en het peloton Alfa 4 naar Lauwersoog; 3. Het HDE, op grond van artikel 30, lid 2 van het BMD, het advies van de MC doorzendt aan Commandant RMC-Noord, om de maatregel te treffen; 4. Gedurende dit besluitvormingsproces de wapens opgeslagen blijven op de huidige locatie in Lauwersoog; 5. Gedurende dit besluitvormingsproces peloton Alfa 4 gestationeerd blijft op de huidige locatie op de Vliegbasis Leeuwarden. 28 oktober