Meetrapport Bodemfysische waarnemingen in het kader van DLV project niet kerende grondbewerking. Bert Vermeulen, Pleun van Velde en Ben Verwijs

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Meetrapport Bodemfysische waarnemingen in het kader van DLV project niet kerende grondbewerking. Bert Vermeulen, Pleun van Velde en Ben Verwijs"

Transcriptie

1 Meetrapport 2009 Bodemfysische waarnemingen in het kader van DLV project niet kerende grondbewerking Bert Vermeulen, Pleun van Velde en Ben Verwijs Plant Research International B.V., Wageningen augustus 2009

2 2009 Wageningen, Plant Research International B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Plant Research International B.V. Plant Research International B.V. Adres : Droevendaalsesteeg 1, Wageningen : Postbus 616, 6700 AP Wageningen Tel. : Fax : E mail : info.pri@wur.nl Internet :

3 Inhoudsopgave pagina 1. Achtergrond 1 2. Doelstelling van de metingen 2 3. Methode 3 4. Resultaten Biologisch bedrijf, C. Steendijk, Kamperland Gangbaar bedrijf, C. van Tiggelen, Halsteren Biologisch bedrijf, H. Westers, Hornhuizen Gangbaar bedrijf, Brooijmans, Blijham 18 5 Literatuur 22 Bijlage I. Locatie meetperceel en meetplekken, Steendijk, Kamperland 1 Bijlage II. Meetwaarden per ringmonster, Steendijk, Kamperland 1 Bijlage III. Locatie meetperceel en meetplekken, van Tiggelen, Halsteren 1 Bijlage IV. Meetwaarden per ringmonster, van Tiggelen, Halsteren 1 Bijlage V. Locatie meetperceel en meetplekken, Westers, Hornhuizen 1 Bijlage VI. Meetwaarden per ringmonster, Westers, Hornhuizen 1 Bijlage VII. Locatie meetperceel en meetplekken, Brooijmans, Blijham 1 Bijlage VIII. Meetwaarden per ringmonster, Brooijmans, Blijham 1

4

5 1 1. Achtergrond In veel landen wereldwijd en in Europa worden niet kerende grondbewerking (NKG) en minimale grondbewerking (MG) in de akkerbouw al langer toegepast. In Nederland is echter ploegen veelal de standaardbewerking en ook de verdere mechanisatie is afgestemd op het maken van zaai en plantbedden vrij van gewasresten en het zaaien en planten in deze schone grond. Uit (internationale) literatuur zijn een aantal voordelen van niet kerende en minimale grondbewerking bekend: Beter bodemkwaliteit in de toplaag door verrijking met organische stof, daardoor ook minder slempgevoelig en dus betere infiltratie van regenwater (minder plasvorming) Verdere verbetering van de bodemkwaliteit, fysisch, chemisch en biologisch door het telen van groenbemesters en bodembedekkers in de winter; op kleigrond is dit niet mogelijk als er in het najaar geploegd wordt. Minder of niet verstoren van bestaande wortelkanalen en wormgangen onder de toplaag, waardoor de verzadigde waterdoorlatendheid van de grond toeneemt en er mogelijkheden blijven voor diepe beworteling. De mindere verstoring van deze gangen komt niet alleen doordat de grond niet meer intensief bewerkt wordt, maar ook doordat de stabiliteit van de grond toeneemt (hogere draagkracht) zodat machines mogelijk minder schade aanrichten. Storende bodemlagen (ploegzool) verdwijnen door biologische activiteit (MG), eventueel nadat in het begin de ploegzool een aantal keer doorbroken wordt met een woeler of paragrubber. Hogere capaciteit met relatief lichte machines omdat de grond minder intensief en minder diep bewerkt wordt, hierdoor zijn arbeidsbesparing en energiebesparing mogelijk.

6 2 2. Doelstelling van de metingen Veel ondernemers hebben vragen of en,zo ja, hoe snel deze effecten onder Nederlandse omstandigheden optreden. De doelstelling van de hier gerapporteerde bodemmetingen is om de effecten van NKG te onderbouwen voor zover dat op praktijkbedrijven mogelijk is. De metingen dienen ook als referentie voor latere metingen om de ontwikkeling van de structuur van de grond onder een NKG regime te kunnen beschrijven.

7 3 3. Methode Het is praktisch niet mogelijk om op praktijkbedrijven een ploegsysteem en een NKG systeem voor langere tijd naast elkaar te laten lopen. Daarom wordt volstaan met het uitvoeren van bodemwaarnemingen op bedrijven die al NKG toepassen. De gevonden waarden worden vervolgens in perspectief geplaatst door vergelijking met algemeen geldende kwalificaties (bijv. goed of slecht doorlatend). Voorts wordt gekeken hoe zich de waarden ontwikkelen in 2 jaar door metingen uit te voeren in 2009 en in De volgende vier bedrijven waren bereid om aan het onderzoek mee te werken: Dhr. C. Steendijk, Soelekerkeweg 1, 4493 PW Kamperland. Op dit biologische bedrijf (omgeschakeld in 2000) worden vaste rijpaden toegepast. De grondsoort is zware klei (40 60% afslibbaar). Dhr. C. van Tiggelen, Steenbergseweg 21, 4661 RJ Halsteren. Dit is een gangbaar bedrijf dat lage bodemdrukken toepast. Een deel van de grond is zand en een deel lichte klei (35 40% afslibbaar). Dhr. H. Westers, Dijksterweg 12, 9978 TB Hornhuizen. Dit is een biologisch bedrijf met een grondsoort die varieert van zavel tot lichte klei (10 40% afslibbaar). Dhr. A.A.J.M. Brooijmans, Oosteinde 54, 9697 XH Blijham (gemeente Bellingwolde). Dit is een gangbaar bedrijf met overwegend zware klei als grondsoort (50 60% afslibbaar). Omdat de bovenstaande bedrijven al bezig zijn met NKG was het niet mogelijk om de bodem te volgen vanaf de datum dat opgehouden werd met ploegen. Het was echter wel mogelijk om bij elk van de vier NKG telers een perceel te vinden dat nu 2 tot 3 jaar niet meer geploegd was. Besloten werd om op deze percelen het onderzoek uit te voeren omdat er zeker in de eerste 5 jaar na omschakelen veranderingen in de grond verwacht worden. Voor nadere onderbouwing van de effecten van NKG worden de onderstaande metingen/observaties verricht, op drie plekken per geselecteerd perceel per teler. Bijzonderheden van het meetperceel Van het meetperceel is opgetekend wat de ligging en grondsoort is en wat de historie is wat betreft grondbewerkingen en teelten. Voor latere extacte vaststelling van de bodemtextuur en om de onwikkeling van het organischestof gehalte te volgen is grond verzameld voor analyse van de bodemtextuur door Blgg te Oosterbeek. De analyse zelf behoort niet tot het huidige project. De korrelgrootteverdeling, het organischestofgehalte, het kalkgehalte en de ph zullen worden bepaald aan de hand van een monster van de bovengrond (0 10 cm). Om na te gaan hoe de verdeling van de organische stof zich wijzigd, wordt ook het organische stofgehalte van een monster van cm diepte geanalyseerd. In 2011 worden dan de organische stofbepalingen herhaald. Om dezelfde meetplekken in 2011 te kunnen terugvinden zijn de locaties van de plekken op het perceel gedetailleerd opgetekend. Voor algemene gegevens en de bedrijfsfilosofie van de bedrijven en voor een beschrijving van het gebruikte NKG systeem wordt verwezen naar de verslaggeving van W. Huige van DLV, die deze verslagen voor bovenstaande bedrijven heeft opgetekend. Profielbeschrijving via profielkuilen Het bodemprofiel is beschreven aan de hand van 3 profielkuilen tot 50 cm diepte. Naast een beschrijving van de structuur van de onderscheiden lagen zijn foto s van de profielen gemaakt en is visueel de bewortelingsdiepte en de diepte tot waar wormgaten voorkomen vastgesteld.

8 4 Indringweerstand tot 80 cm diepte Via de indringweerstand kunnen aanwijzingen voor de dichtheid van bodemlagen verkregen worden. Vaak wordt de indringweerstand gebruikt om een ploegzool aan te tonen. De nodige voorzichtigheid is echter geboden, vooral op kleigrond, omdat het vochtgehalte van de grond medebepalend is voor de indringweerstand die gevonden wordt. Bij NKG mag verwacht worden dat de grond stabieler wordt, met een vrij hoge indringweerstand. Echter door de aanwezigheid van breukvlakken door zwel en krimp, wormkanalen en wortelkanalen wordt een hogere verzadigde waterdoorlatendheid en bewortelbaarheid verwacht dan bij regelmatig losgemaakte (en weer vastgereden) grond. De indringweerstand van de grond werd bepaald door per meetplek 10 keer te meten hoeveel kracht het kost om een pen met conus de grond in te drukken. Voor deze metingen is gebruik gemaakt van de Eijkelkamp Electronische Penetrologger met een pen voor krachtmetingen van 0 tot 80 cm diepte, één meting per diepte interval van 1 cm. De gebruikte conus heeft een tophoek van 60 en een oppervlakte van de basis van 1 cm 2. De indringkracht wordt gemeten in Newton. De indringweerstand worden weergegeven in MPa i.e. de druk berekend op basis van de indringkracht en de oppervlakte van de conus. Grond water luchtverhouding bij veldcapaciteit (pf2) in de bouwvoor Het luchtgehalte bij pf2 (in interactie met het lutumgehalte) is in bewerkte grond een goede en meest praktische maat (als factor in statistische analyse) voor de zuurstofvoorziening van de wortels. Indicatief zijn, op kleigrond, opbrengstdervingen eventueel te verwachten als het luchtgehalte beneden de 10% komt. Bij < 5% lucht is opbrengstderving vrijwel zeker. Of dit voor niet kerend bewerken ook opgaat is niet duidelijk. Het (vermoedelijk lage) luchtgehalte wordt gemeten om aan te tonen, dat beworteling (en goede opbrengst) mogelijk zijn, ook bij lage luchtgehalten (maar waarschijnlijk continue porien). De bemonstering wordt uitgevoerd met 100 cc ringen, in wintertarwe op dieptes van 2 7 cm (wel regelmatig bewerkt) en van cm (alleen niet kerend bewerkt) en in aardappelen alleen op een diepte van cm onder het vlakgemaakte maaiveld ter plaatse van de rug. Per plek en per diepte worden 8 ongestoorde monsters genomen, totaal 48 monsters per perceel bij wintertarwe en 24 monsters per perceel bij aardappelen. De grond water luchtverhouding bij veldcapaciteit (een zuigspanning van 10 kpa, bekend als pf2) wordt in het laboratorium bepaald via de sand box methode. De verhouding wordt berekend met een soortelijke massa van 2,65 Mg/m 3 voor de minerale delen en een soortelijke massa van 1,47 Mg/m 3 voor de organische stof, op basis van een (voorlopig) organischestof gehalte van 2,7%. Verzadigde waterdoorlatendheid van de dichtste laag in het profiel De verzadigde waterdoorlatendheid (Ks) van de dichtste laag bepaalt feitelijk hoe snel overtollig water wordt afgevoerd uit de bouwvoor en is daarmee ook een bepalende factor voor de wateroverlast (o.a. zuurstofgebrek bij de wortels) in tijden van aanzienlijke regenval. De monsters moeten extra nauwkeurig gestoken worden omdat de grond exact moet aansluiten op de wand van de monsterring om byflow te voorkomen (andere monsterapparatuur dan voor de grond water luchtverhouding). De bemonstering wordt uitgevoerd met 100 cc ringen, 7 per plek, totaal 21 monsters per perceel. De laag waarin bemonsterd wordt is de vermoedelijk minst doorlatende laag toen er geploegd werd (ploegzool, cm), maar wordt uiteindelijk geselecteerd op basis van de voormalige ploegdiepte, indringweerstandgegevens en profielbeschrijving. De verzadigde waterdoorlatendheid wordt in het laboratorium bepaald volgens de constant head methode voor monsters met relatief hoge doorlatendheid, en volgens de falling head methode voor monsters met relatief lage waterdoorlatendheid (Klute & Dirksen, 1986). De maximale verblijftijd van de monsters op de doorlatendheidapparatuur is 24 uur. Praktisch gesproken zijn dan doorlatendheden > m/dag meetbaar. Globale waarden voor Ks voor verschillende bodemtexturen worden gegeven door Klute & Dirksen (1986), met daarbij een kwalitatieve aanduiding van praktisch ondoorlatend oplopend naar hoge doorlatendheid (Figuur 1). Met behulp van deze waarden kan men zich een oordeel vormen of de doorlatendheid van een bepaalde grond duidelijk hoger is dan verwacht door de aanwezigheid van structuren zoals wortelkanalen, wormgangen of breukvlakken (scheuren). Bij NKG verwachten we een toename van de doorlatendheid door de aanwezigheid continue wortelkanalen en wormgangen. Als er op een meetperceel scheuren(tjes) in de grond zaten is alleen bemonsterd op plaatsen tussen

9 5 Figuur 1. Globale waarden voor Ks voor verschillende bodemtexturen met daarbij een kwalitatieve schaal voor de orde van grootte van de doorlatendheid van grond. de aanwezige scheuren om het mogelijke effect van NKG naar voren te halen. Als er scheuren in de grond zitten is de werkelijke doorlatendheid van het perceel daarom hoger dan de gemeten doorlatendheid. De gemeten waarden worden vergeleken met de waarden genoemd door Klute & Dirksen (1986) en dienen als referentie voor de in 2011 opnieuw te meten Ks waarden op die diepte. Voor een juiste vergelijking moet dan weer gestoken worden tussen de scheuren in als dit mogelijk is. Voor de beoordeling van de verzadigde waterdoorlatendheid in dit onderzoek worden de volgende kwalificaties gebruikt: Erg laag: m/etmaal Laag: m/etmaal Matig: m/etmaal Hoog: m/etmaal Na meting van de Ks wordt aan dezelfde ringen de GWL verhouding bij pf2 gemeten. Vooral het luchtgehalte bij pf2 is hierbij van belang omdat dit aangeeft hoeveel macroporiën (>30 µm) aanwezig zijn, overigens ongeacht of dit ingesloten poriën zijn of continue poriën, die de verzadigde waterdoorlatendheid aanzienlijk doen toenemen.

10 6 4. Resultaten 4.1 Biologisch bedrijf, C. Steendijk, Kamperland De metingen te Kamperland werden uitgevoerd op 30 juli 2009 onder relatief droge omstandigheden. De grond tot 25 cm diepte was ca. 2 tot 3 procentpunten droger dan bij veldcapaciteit. Hieronder worden de resultaten van de ringbemonsteringen (grond water lucht verhouding en Ks) samengevat. De resultaten per monster staan in Bijlage II. Het meetperceel Het perceel waarop de bemonstering werd uitgevoerd is op het bedrijf bekend als perceel 3A. De resultaten van Oosterbeek (textuur) waren nog niet bekend bij het schrijven van dit voorlopige verslag. Volgens de teler had de grond op het meetperceel ongeveer 49% afslibbare delen (zware klei). De grond zwelt en krimpt aanzienlijk. Bij de bemonstering waren aanzienlijke scheuren aanwezig. De locatie van het perceel en de drie meetplekken daarop zijn weergegeven in bijlage I. Het perceel werd voor het laatst geploegd in het najaar van De gewoonlijke ploegdiepte was 25 cm. Nu wordt het land alleen gewoeld tot 30 cm diepte indien dit nodig gevonden wordt om een storende laag op te breken. Hiervoor wordt een Kverneland CLI woeler (gebogen tanden) gebruikt. Er wordt van uit gegaan dat woelen op een bepaald moment overbodig zal zijn omdat op het bedrijf een rijpadenteeltsysteem wordt toegepast, waarbij het land zoveel mogelijk onbereden blijft. Op het perceel stond oogstrijpe wintertarwe. Het plan is om in 2010 erwten te telen en in 2011 aardappel. Profielbeschrijving De bodemprofielen bij de meetplekken zijn schematisch weergegeven en beschreven in figuur2. Op meetplek 1 werd een bestaande profielkuil van DLV (Foto 1) gebruikt voor de beschrijving. Omdat deze kuil al enige tijd open lag was 0 Klei, donkergrijs, kruimelstructuur Klei, donkergrijs, kruimelstructuur Klei, donkergrijs, kruimelstructuur Klei, donkergrijs, afgerond blokkig, gescheurd Klei, donkergrijs, afgerond blokkig, gescheurd Klei, donkergrijs, afgerond blokkig, gescheurd -30 Diepte - mv Klei, bruingrijs, scherpblokkig, gescheurd Meetplek 1 Klei, bruingrijs, scherpblokkig, gescheurd Meetplek 2 Klei, bruingrijs, scherpblokkig, gescheurd Meetplek 3 Bodem van de kuil Diepte zichtbare wormactiviteit Bewortelingsdiepte Figuur 2. Schematisch bodemprofiel tot 50 cm diepte.

11 7 de grond ingedroogd en vertoonde grotere scheuren dan de kuilen op meetplekken 2 en 3 (Foto s 2 en 3). Op de meetplekken 2 en 3 vertoonde de grond echter ook duidelijk scheuren. De bruingrijze klei was doorworteld met minuscuul kleine wortels. Foto 1. Bodemprofiel op meetplek 1 (diepte 115 cm) Foto 2. Bodemprofiel op meetplek 2 Foto 3. Bodemprofiel op meetplek 3 Indringweerstand Op alle drie de meetplekken was de indringweerstand op dit perceel was vrij hoog beneden 20 cm diepte (Figuur 3). Dit komt deels omdat de grond vrij droog was. Te zien is dat de grond bovenin (0 10 cm) los is, geleidelijk tot de maximale bewerkingsdiepte van 30 cm vaster (stabieler) wordt en stabiel is beneden de bewerkingsdiepte. Het uiteenlopen van de waarden beneden de 50 cm heeft waarschijnlijk zijn oorzaak bij de bodemvorming en is niet relevant voor de effecten van NKG op de indringweerstand. Grond water lucht verhouding In de regelmatig losgemaakte laag van 2 tot 7 cm diepte is het luchtgehalte hoog (12 16%), wat zeer goed is, de grondsoort in aanmerking genomen (Tabel 1). Het feit dat deze grond op de bedden niet meer bereden is na de zaaibedbereiding zal hier zeker aan bijgedragen hebben. Omdat de laag cm alleen niet kerend bewerkt wordt is het gemiddelde luchtgehalte lager dan bovenin (4,5 6,6%). Toch groeien wortels hier doorheen. Gesuggereerd wordt dat de goede wortelgroei komt door de aanwezigheid van enkele wormgangen, oude wortelgangen en scheurvorming bij zwel en krimp. Dit kan het gelijktijdig voorkomen van een laag luchtgehalte bij pf2, een hoge indringweerstand en toch een goede wortelgroei verklaren. Overigens worden dergelijke luchtgehalten rond de 5% op cm diepte ook regelmatig op geploegde grond gemeten, vooral als er weer overheen gereden wordt. Het luchtgehalte in de dieptelaag cm werd bepaald m.b.v. de monsters die ook voor bepaling van de waterdoorlatendheid werden gebruikt (Tabel 5). Deze monsters werden bewust uit bodemblokken tussen de

12 8 scheuren gestoken. In deze bodemblokken was het luchtgehalte laag, in de range %. Veel monsters vertoonden één of meer wormgangen. Bij deze luchtgehalten is in het algemeen de wortelgroei beperkt door de lage toetreding van zuurstof. Op het perceel groeiden de wortels echter tot dieper dan 50 cm (2 kuilen) en in één diepere kuil tot 80 cm diepte. Geconcludeerd moet worden dat de wortels via de scheuren in de grond en via de wormgangen makkelijk door de compacte laag heen kunnen groeien. Indringweerstand (MPa) Diepte beneden maaiveld (cm) Figuur 3. Indringweerstandprofielen voor de meetplekken 1 t/m 3. Tabel 1. Gemiddelde grond water lucht verhouding bij pf2 *) met standaardafwijking (tussen haakjes). Diepte Plot (cm Gem. over 3 plots mv) 2 7 Gew. % water monstername 23.2 (1.0) 23.6 (0.5) 25.4 (0.7) 24.1 (1.2) Gew. % Water pf (0.9) 27.3 (0.4) 29.2 (0.9) 27.9 (1.2) Vol. % Water pf (1.5) 35.0 (1.4) 36.1 (2.0) 35.8 (1.7) Vol. % Lucht pf (3.6) 15.5 (3.6) 16.2 (4.3) 14.6 (4.1) Vol. % Grond pf (2.4) 49.5 (2.2) 47.7 (2.5) 49.5 (2.8) Poriënvolume Vol. % 48.6 (2.4) 50.5 (2.2) 52.3 (2.5) 50.5 (2.8) Droge bulkdichtheid g/cm (0.062) (0.058) (0.065) (0.072) Gew. % water monstername 24.1 (1.0) 23.9 (0.8) 25.1 (0.8) 24.4 (1.0) Gew. % Water pf (1.2) 25.9 (0.6) 27.0 (1.1) 26.4 (1.0) Vol. % Water pf (1.7) 38.0 (0.7) 39.3 (1.5) 38.4 (1.5) Vol. % Lucht pf2 6.6 (5.7) 5.4 (1.6) 4.5 (3.6) 5.5 (3.9) Vol. % Grond pf (4.2) 56.6 (1.2) 56.2 (2.5) 56.1 (2.8) Poriënvolume Vol. % 44.6 (4.2) 43.4 (1.2) 43.8 (2.5) 43.9 (2.8) Droge bulkdichtheid g/cm (0.109) (0.032) (0.065) (0.073) *) Berekend voor een zwel van 2% t.o.v. de toestand bij bemonstering voor de monsters van cm diepte.

13 9 Tabel 2. Gemiddelde grond water lucht verhouding bij pf2 *) van de Ks monsters met standaardafwijking (tussen haakjes). Plot Gem. over 3 plots Gew. % Water pf (1.9) 26.2 (0.9) 27.8 (0.8) 26.8 (1.4) Vol. % Water pf (1.0) 39.2 (0.5) 39.7 (0.6) 39.3 (0.7) Vol. % Lucht pf2 3.7 (2.3) 3.1 (2.1) 5.3 (1.3) 4.0 (2.1) Vol. % Grond pf (2.8) 57.7 (1.9) 55.0 (1.2) 56.7 (2.3) Poriënvolume Vol. % 42.8 (2.8) 42.3 (1.9) 45.0 (1.2) 43.3 (2.3) Droge bulkdichtheid g/cm (0.073) (0.050) (0.031) (0.061) *) Berekend voor een zwel van 2% t.o.v. de toestand bij bemonstering. Verzadigde waterdoorlatendheid De ploegdiepte op het bedrijf was vroeger ca. 25 cm. Indien mogelijk is het de bedoeling om toe te gaan naar een systeem waarbij niet meer diep bewerkt hoeft te worden (minimale grondbewerking). Voorlopig echter wordt nog gewoeld met een paragrubber type werktuig, tot een diepte van 30 cm. De ploegzool zal, indien deze aanwezig geweest is, op een diepte van cm gezeten hebben. Daarom is deze diepte voor de metingen gekozen. De doorlatendheid per monster is zeer variabel. Gezien het kleine oppervlak van de enkele monsters is dit te verwachten. Gemiddeld genomen is de doorlatendheid voldoende, gezien de grondsoort; de doorlatend heid is gemiddeld matig terwijl deze grond gezien de bodemsamenstelling bij uniforme pakking een factor van tenminste 100 lager zou kunnen zijn. De relatief hoge doorlatendheid wordt vooral veroorzaakt door enkele monsters die een matige doorlatendheid hebben door de aanwezigheid van een (continue) wormgang, wortelkanaal of een scheur(tje) in de grond. Tabel 3. Gemiddelde, minimum en maximum verzadigde waterdoorlatendheid in m/etmaal (standaardafwijking). Plot Kwalificatie Over de 3 plots Gemiddelde 1.6 (3.6) 0.8 (1.3) 3.2 (5.5) 1.8 (3.8) Matig Minimum Maximum

14 Gangbaar bedrijf, C. van Tiggelen, Halsteren De metingen te Halsteren werden uitgevoerd op 31 juli 2009 onder relatief droge omstandigheden. De grond op cm diepte was ca. 3,5 procentpunten droger dan bij veldcapaciteit. Hieronder worden de resultaten van ringbemonsteringen (grond water lucht verhouding en Ks) samengevat. De resultaten per monster worden gegeven in Bijlage IV. Het meetperceel Het perceel waarop de bemonstering werd uitgevoerd lag aan de Glymeseweg te Lepelstraat en is op het bedrijf bekend als perceel Glymes 1. De resultaten van Oosterbeek (textuur) waren nog niet bekend bij het schrijven van dit voorlopige verslag. Volgens de teler had de grond op het meetperceel ongeveer 38% afslibbare delen (lichte klei). De grond scheurt bij indroging. Bij de bemonstering waren uitsluitend kleine scheurtjes te zien tot ca. 30 cm diepte. De locatie van het perceel en de drie meetplekken daarop zijn weergegeven in bijlage III. Het perceel werd voor het laatst geploegd in De gewoonlijke ploegdiepte was 25 cm. De niet kerende diep losmakende bewerking bestaat uit woelen tot 30 cm diepte. Op het perceel stonden consumptieaardappelen. De voorvruchten waren suikerbieten in 2007 en tarwe + gerst in Het plan is om in 2010 tarwe te telen en in 2011 suikerbieten. Profielbeschrijving De bodemprofielen bij de meetplekken zijn schematisch weergegeven en beschreven in figuur 4. In deze figuren is de vlak gemaakte aardappelrug gerekend als maaiveld. De weergegeven bewortelingsdiepte betreft de diepte waarop nog regelmatig wortels voorkomen. Op alle drie de meetplekken werd wel een enkele kleine wortel onder de aangegeven bewortelingsdiepte gevonden, tot zelfs op 50 cm diepte. Tijdens de bemonstering waren er alleen wat breukvlakken merkbaar onderin de bouwvoor. Bij opdrogen vormt deze grond volgens de teler wel scheuren. 0 Klei, donkergrijs, Afgerond blokkig Klei, donkergrijs, Afgerond blokkig Klei, donkergrijs, Afgerond blokkig Klei, donkergrijs, scherpblokkig, breukvlakken. Klei, donkergrijs, scherpblokkig, breukvlakken Klei, donkergrijs, scherpblokkig, breukvlakken -30 Klei, bruingrijs, overgangslaag Klei, bruingrijs, overgangslaag Klei, bruingrijs, overgangslaag Diepte - mv Klei, grijs, bruin gevlekt Meetplek 1 Klei, grijs, bruin gevlekt Meetplek 2 Klei, grijs, bruin gevlekt Meetplek 3 Bodem van de kuil Diepte zichtbare wormactiviteit Bewortelingsdiepte Figuur 4. Schematisch bodemprofiel tot 50 cm diepte.

15 11 Foto 4. Bodemprofiel op meetplek 1 Foto 5. Bodemprofiel op meetplek 2 Foto 6. Bodemprofiel op meetplek 3 Indringweerstand De indringweerstand werd gemeten op de drie meetplekken, waar de aardappelruggen vlakgemaakt waren. De meting werden uitgevoerd ter plekke van de aardappelruggen omdat hier geen pas losgemaakte grond bovenop lag. Ondanks het feit dat de grond relatief droog was, was de maximale indringweerstand niet hoger dan ongeveer 2 MPa. De resultaten (Figuur 5) laten zien dat de indringweerstand in de bovenste 10 cm toeneemt, daarna tot 25 cm (de oorspronkelijke ploegdiepte) ongeveer gelijk blijft en dan verder toeneemt tot 30 cm diepte. De hoogste waarden worden gevonden van cm diepte. Grond water luchtverhouding De grond water luchtverhouding is alleen op een diepte van cm onder het vlakgemaakte veld bepaald. Op de diepte 2 7 cm (onder de rug) waren geen goede ringen te steken vanwege de invloed van het lopen over de grond tijdens rooien en vlakmaken en het feit dat de poters gedeeltelijk op deze diepte lagen. Het gemeten luchtgehalte varieerde sterk (Tabel 4). Op plek 1 was deze laag en op plekken 2 en 3 relatief hoog. Dit verschil is niet te verklaren mede omdat tussen de bodemprofielen op de 3 plaatsen geen grote verschillen te zien waren. Het voorkomen van wormgangen tot cm diepte doet vermoeden dat de hogere luchtgehalten gemeten op de plekken 2 en 3 meer representatief zijn voor het perceel dan het luchtgehalte van plek 1. Het luchtgehalte in de dieptelaag cm werd bepaald m.b.v. de monsters die ook voor bepaling van de waterdoorlatendheid werden gebruikt (Tabel 5). Op deze diepte was het luchtgehalte laag, in de range %. Bij deze lage luchtgehalten is in het algemeen de lage toetreding van zuurstof erg beperkend voor de wortelgroei. Op het perceel groeiden de wortels vooral in de bovenste 30 cm. De meeste wortels kwamen voor in de bovenste 10 cm. In de laag van 10 tot 20 cm waren breukvlakken door scheurvorming aanwezig. De meeste wortels in deze laag kwamen op deze breukvlakken voor. Onder de 30 cm kwam alleen sporadisch een worteltje voor.

16 12 0 Indringweerstand (MPa) Diepte beneden maaiveld (cm) Figuur 5. Indringweerstandprofielen voor de meetplekken 1 t/m 3. Tabel 4. Gemiddelde grond water lucht verhouding bij pf2 in de dieptelaag cm mv, met standaardafwijking (tussen haakjes). Plot Gem. over 3 plots Gew. % water monstername 19.2 (0.6) 20.2 (0.9) 19.1 (0.7) 19.5 (0.9) Gew. % Water pf (0.4) 23.9 (0.6) 23.1 (0.8) 22.9 (1.1) Vol. % Water pf (0.6) 34.0 (0.8) 31.6 (1.3) 33.5 (1.7) Vol. % Lucht pf2 3.4 (1.5) 11.0 (2.1) 15.5 (4.5) 10.0 (5.8) Vol. % Grond pf (1.2) 55.0 (1.6) 52.9 (3.3) 56.5 (4.4) Poriënvolume Vol. % 38.3 (1.2) 45.0 (1.6) 47.1 (3.3) 43.5 (4.4) Droge bulkdichtheid g/cm (0.0) (0.0) (0.1) (0.1) Tabel 5. Gemiddelde grond water lucht verhouding bij pf2 van de Ks monsters (diepte cm mv) met standaardafwijking (tussen haakjes). Plot Gem. over 3 plots Gew. % Water pf (0.7) 24.0 (0.8) 22.7 (0.8) 23.4 (0.9) Vol. % Water pf (0.8) 37.7 (0.9) 35.7 (0.6) 36.5 (1.1) Vol. % Lucht pf2 4.3 (2.2) 1.7 (0.9) 3.6 (2.3) 3.2 (2.1) Vol. % Grond pf (1.8) 60.6 (0.9) 60.6 (2.0) 60.2 (1.7) Poriënvolume Vol. % 40.5 (1.8) 39.4 (0.9) 39.4 (2.0) 39.8 (1.7) Droge bulkdichtheid g/cm (0.0) (0.0) (0.1) (0.0)

17 13 Verzadigde waterdoorlatendheid De ploegdiepte op het bedrijf was vroeger ca. 25 cm. Dit is vervangen door een woelbewerking tot een diepte van 30 cm. Indien deze aanwezig geweest is, wordt de vroegere ploegzool (25 30 cm) theoretisch door het woelen en de biologische activiteit opgebroken en neemt de waterdoorlatendheid toe. De monsters voor het bepalen van de Ks factor zijn daarom gestoken op cm mv. De doorlatendheid per monster is zeer variabel (Bijlage IV). Gezien het kleine oppervlak van de enkele monsters is dit te verwachten. De doorlatendheid is gemiddeld matig (Tabel 6) terwijl de doorlatendheid van deze grond gezien de bodemsamenstelling bij uniforme pakking een factor van tenminste 100 lager zou kunnen zijn. De matig hoge doorlatendheid wordt vooral veroorzaakt door één monsters dat een matig hoge doorlatendheid heeft door de aanwezigheid van een (continue) wormgang, wortelkanaal of een breukvlak (scheur(tje)) in de grond. De verzadigde waterdoorlatendheid van de overige monsters varieerde van laag tot praktisch ondoorlaatbaar. Indien NKG het beoogde effect zou laten zien, zouden in 2011 meer dan één van de monsters matig doorlatend moeten zijn. Tabel 6. Gemiddelde, minimum en maximum verzadigde waterdoorlatendheid in m/etmaal (standaardafwijking). Plot Kwalificatie Over de 3 plots Gemiddelde 0.3 (0.4) 5.2 (14.1) 0.2 (0.3) 1.9 (8.2) Matig Minimum Maximum

18 Biologisch bedrijf, H. Westers, Hornhuizen De metingen te Hornhuizen werden uitgevoerd op 3 augustus 2009 onder relatief vochtige omstandigheden. De grond tot op 15 cm diepte had een vochtgehalte dat ongeveer gelijk was aan veldcapaciteit. Hieronder worden de resultaten van de ringbemonsteringen (grond water lucht verhouding en Ks) samengevat. De resultaten per monster worden gegeven in Bijlage VI. Het meetperceel Het perceel waarop de bemonstering werd uitgevoerd lag ten zuiden van de bedrijfsgebouwen van de familie Westers. De resultaten van Oosterbeek (textuur) waren nog niet bekend bij het schrijven van dit voorlopige verslag. De grond was waarschijnlijk een lichte zavelgrond die niet scheurt bij indroging. Bij de bemonstering waren geen scheurtjes te zien. Vanwege de aanwezigheid van een zeer compacte laag van 30 tot 70 cm diepte op het perceel is de grond gediepspit tot 70 cm diepte in 2000 of Deze harde ondergrond is typisch voor de gronden in die regio. De locatie van het perceel en de drie meetplekken daarop zijn weergegeven in bijlage V. Het perceel werd voor het laatst kerend bewerkt (gespit) in voorjaar De gewoonlijke ploeg/spit diepte was cm. Bij de vorm van niet kerende bewerking die op het bedrijf wordt toegepast is het streven om het losmaken van de grond zo ondiep mogelijk te doen, liefst niet dieper dan 20 cm en maximaal 25 cm. Het losmaken van de grond gebeurt met een woeler Op het perceel stonden consumptieaardappelen. De voorvruchten waren peen in 2006, haver + It. raaigras in 2007 en pompoen met nateelt van een groenbemester in Het plan is om in 2010 bieslook te telen en in 2011 graan. Profielbeschrijving De bodemprofielen bij de meetplekken (Foto s 7 t/m 9) zijn schematisch weergegeven en beschreven in figuur 6. In 0 Lichte zavel, rulle grond Lichte zavel, rulle grond Lichte zavel, rulle grond Bouwvoor, dichtheid toenemend met diepte Bouwvoor, dichtheid toenemend met diepte Bouwvoor, dichtheid toenemend met diepte Gemengde grond, grijze zavelgrond met lichtgekleurde zavel uit ondergrond Grijze zavelgrond geen sporen van vroegere diepspitten Grijze zavelgrond geen sporen van vroegere diepspitten Diepte - mv -50 Meetplek 1 Lichtgekleurde zavel Meetplek 2 Meetplek 3 Bodem van de kuil Diepte zichtbare wormactiviteit Bewortelingsdiepte Figuur 6. Schematisch bodemprofiel tot 50 cm diepte.

19 15 de figuren is de vlak gemaakte aardappelrug gerekend als maaiveld. De weergegeven bewortelingsdiepte betreft de diepte waarop nog regelmatig wortels voorkomen. Op meetplekken 1 en 2 werd wel een enkele kleine wortel onder de aangegeven bewortelingsdiepte gevonden, tot zelfs op 50 cm diepte. Op meetplek 3 waren tot op 40 cm diepte nog enkele grotere wortels te zien. Er waren veel wormen aanwezig in de bovenste 10 cm van de bouwvoor. Daaronder was het aantal wormgangen beperkt. Vooral op meetplek 2 werd opgemerkt dat de laag van 20 to 30 cm het meest compact was. Foto 7. Bodemprofiel op meetplek 1. Foto 8. Bodemprofiel op meetplek 2. Foto 9. Bodemprofiel op meetplek 3. Indringweerstand De indringweerstand werd gemeten op de drie meetplekken, waar de aardappelruggen over een lengte van ca. 3 m vlakgemaakt waren. De metingen werden uitgevoerd ter plekke van de aardappelruggen omdat hier geen pas losgemaakte grond bovenop lag. De resultaten (Figuur 7) laten zien dat de indringweerstand in de bovenste 30 cm (oorspronkelijke ploeg/spitdiepte) geleidelijk toeneemt en daarna, beneden de 30 cm varieert. Ondanks het feit dat de grond relatief vochtig was, was de indringweerstand beneden de 30 cm relatief hoog, van 2 tot 3,5 MPa op plek 1, van 3 tot 4,5 MPa op plek 2 en 3 tot 5,5 MPa op de plekken 2 en 3. Op plekken 2 en 3 is de grond beneden de bewerkingsdiepte hard. Het effect van de woelbewerking in 2000 is hier niet duidelijk meer aanwezig. Op plek 1 was de grond duidelijk meer gewoeld (vergraven). De indringweerstand was hier lager. Grond water luchtverhouding De grond water luchtverhouding is alleen op de dieptes van en van cm onder het vlakgemaakte veld bepaald. Op de diepte 2 7 cm (onder de rug) waren geen goede ringen te steken vanwege de invloed van het lopen

20 16 over de grond tijdens rooien en vlakmaken en het feit dat de poters gedeeltelijk op deze diepte lagen. Het gemeten luchtgehalte in de laag cm was matig, van 6,6 10,7 % (Tabel 7). Het luchtgehalte in de dieptelaag cm werd bepaald m.b.v. de monsters die ook voor bepaling van de waterdoorlatendheid werden gebruikt (Tabel 8). Ook op deze diepte was het luchtgehalte nog behoorlijk, in de range 7,4 8,5 %. Bij deze luchtgehalten kan in het algemeen enige beperking in wortelgroei optreden. Op het perceel groeiden de meeste wortels in de bovenste 20 cm. Onder de 20 cm kwam alleen sporadisch een wortel voor. 0 Indringweerstand (MPa) Diepte beneden maaiveld (cm) Figuur 7. Indringweerstandprofielen voor de meetplekken 1 t/m 3 Tabel 7. Gemiddelde grond water lucht verhouding bij pf2 in de dieptelaag cm, met standaardafwijking (tussen haakjes). Plot Gem. over 3 plots Gew. % water monstername 21.4 (0.8) 21.0 (0.7) 19.7 (0.7) 20.7 (1.0) Gew. % Water pf (0.6) 20.7 (0.6) 20.2 (0.5) 20.6 (0.6) Vol. % Water pf (0.4) 32.6 (0.6) 30.7 (0.7) 31.8 (1.0) Vol. % Lucht pf2 9.3 (1.8) 6.6 (0.9) 10.7 (1.7) 8.9 (2.3) Vol. % Grond pf (1.6) 60.8 (1.0) 58.6 (1.3) 59.4 (1.6) Poriënvolume Vol. % 41.3 (1.6) 39.2 (1.0) 41.4 (1.3) 40.6 (1.6) Droge bulkdichtheid g/cm (0.0) (0.0) (0.0) (0.0)

21 17 Tabel 8. Gemiddelde grond water lucht verhouding bij pf2 van de Ks monsters met standaardafwijking (tussen haakjes). Plot Gem. over 3 plots Gew. % Water pf (0.6) 19.0 (0.4) 19.8 (0.5) 19.6 (0.6) Vol. % Water pf (0.5) 30.2 (0.4) 31.4 (0.4) 31.0 (0.7) Vol. % Lucht pf2 7.7 (0.9) 8.5 (1.4) 7.4 (2.1) 7.9 (1.6) Vol. % Grond pf (1.1) 61.3 (1.2) 61.1 (1.8) 61.1 (1.4) Poriënvolume Vol. % 39.1 (1.1) 38.7 (1.2) 38.9 (1.8) 38.9 (1.4) Droge bulkdichtheid g/cm (0.0) (0.0) (0.0) (0.0) Verzadigde waterdoorlatendheid De ploegdiepte op het bedrijf was vroeger ca cm. Dit is vervangen door woelen als het echt nodig is tot maximaal 25 cm diepte. De bodemlaag beneden de 25 cm wordt dus sinds voorjaar 2006 niet meer bewerkt. Een mogelijke verbetering van de waterdoorlatendheid door NKG, d.w.z. door toegenomen activiteit van wormen en het conserveren van bestaande wortelkanalen moet in deze laag meetbaar zijn. De monsters voor het bepalen van Ks zijn daarom gestoken op cm mv. Tijdens het steken van de monsters viel op dat er in praktisch elk monster wel gaatjes van wormen of wortels te zien waren. De verwachting was daarom dat de waterdoorlatendheid goed zou zijn. De metingen lieten echter zien dat de doorlatendheid per monster bij 12 monsters zeer laag was, bij 10 monsters laag en bij slechts 2 monsters matig. (Bijlage VI). Mogelijk waren de gesignaleerde gaatjes in de monsters toch geen continue kanalen of zijn de kanaaltje dichtgeslibt doordat de monsters verzadigd werden. De gemiddelde doorlatendheid was matig (Tabel 9) terwijl de doorlatendheid van deze grond gezien de bodemsamenstelling bij uniforme pakking een factor van tenminste 100 lager zou kunnen zijn. De matig hoge doorlatendheid wordt veroorzaakt door twee monsters die een matig hoge doorlatendheid hadden, waarschijnlijk door de aanwezigheid van een (continue) wormgang of wortelkanaal. Breukvlakken (scheurtjes), zoals bij kleigronden, vertoonde deze grond niet. Indien NKG het beoogde effect zou laten zien, zouden in 2011 meer dan twee van de monsters matig doorlatend moeten zijn. Tabel 9. Gemiddelde, minimum en maximum verzadigde waterdoorlatendheid in m/etmaal (standaardafwijking). Plot Kwalificatie Over de 3 plots Gemiddelde 4.7 (10.1) 0.0 (0.1) 5.0 (13.2) 3.2 (9.5) Matig Minimum Maximum

22 Gangbaar bedrijf, Brooijmans, Blijham De metingen te Blijham werden uitgevoerd op 12 augustus 2009 onder relatief droge omstandigheden. De grond tot op cm diepte was 2 tot 3 procentpunten droger dan bij veldcapaciteit. Hieronder worden de resultaten van de ringbemonsteringen (grond water lucht verhouding en verzadigde waterdoorlatendheid, Ks) samengevat. De resultaten per monster worden gegeven in Bijlage VIII. Het meetperceel Het perceel waarop de bemonstering werd uitgevoerd lag aan de Nieuwlandseweg te Bellingwolde en staat op het bedrijf bekend als Bellingwolde 11 ha. De resultaten van Oosterbeek (textuur) waren nog niet bekend bij het schrijven van dit voorlopige verslag. Volgens de teler had de grond op het meetperceel 50 tot 60% afslibbare delen (zware klei) daar waar de metingen verricht werden. De grond zwelt en krimpt aanzienlijk. Bij de bemonstering waren kleine scheuren aanwezig. De locatie van het perceel en de drie meetplekken daarop zijn weergegeven in bijlage VII. Het perceel werd voor het laatst geploegd in het najaar van De gewoonlijke ploegdiepte was 25 tot 28 cm. Nu wordt het land gewoeld tot ca. 25 cm diepte. Hiervoor wordt een Unia woeler gebruikt, lijkend op de paragrubber van Kongskilde. De ploeg blijft op het bedrijf om eventueel in te zetten in een nat jaar als niet met de woeler, maar wel met de ploeg gewerkt kan worden. Op het perceel werd in 2007 koolzaad en in 2008 tarwe verbouwd. Op het tijdstip van bemonstering was een wintertarwestoppel aanwezig. De tarwe was zojuist geoogst. Het plan is om zowel in 2010 als in 2011 wintertarwe te telen Profielbeschrijving De bodemprofielen bij de meetplekken (Foto s 10 t/m 12) zijn schematisch weergegeven en beschreven in figuur 8. De bovenste 15 cm wordt elk jaar bewerkt met de cultivator en de toplaag met een rotorkopeg. De structuur daarvan was goed. Onder deze relatief losse laag ligt een laag die nog jaarlijks niet kerend bewerkt wordt (15 25 cm). Deze laag is weliswaar compact, maar wortels en wormen zijn hier actief. De meest dichte laag is de laag 25 tot 35 cm, waarin weinig activiteit van wormen werd gezien. Toch komen de wortels hier doorheen, gezien de grote 0-10 Klei, donkergrijs, kruimelstructuur Klei, donkergrijs, kruimelstructuur Klei, donkergrijs, kruimelstructuur Klei, donkergrijs, afgerond blokkig Klei, donkergrijs, Compact, plakkerig Zeer compact, blauwkleuring Klei, donkergrijs, Compact, Zeer compact, plakkerig Klei, donkergrijs, Compact, Zeer compact, plakkerig Diepte - mv Klei, middelgrijs, bruin gevlekt mooie structuur Meetplek 1 Klei, donkergrijs, bruin gevlekt, mooie structuur, veenplek onderin Meetplek 2 Klei, donkergrijs, bruin gevlekt mooie structuur Meetplek 3 Bodem van de kuil Diepte zichtbare wormactiviteit Bewortelingsdiepte Figuur 8. Schematisch bodemprofiel tot 50 cm diepte.

23 19 hoeveelheid kleine wortels in de bruingevlekte kleilaag vanaf 35 cm diepte. In de compacte laag blijken toch breukvlakken aanwezig waarlangs de wortels naar beneden groeien. Bij gezwollen grond, zoals aangetroffen bij de bemonstering, zijn de breukvlakken in de klei minder goed te zien als deze niet opengebroken wordt. De conclusie is dat de gewassen op deze grond diep kunnen bewortelen dank zij de scheuren die bij indrogen van de grond ontstaan. Het is op deze grond de vraag of NKG kan bewerkstelligen dat in de laag van 15 tot 35 cm stabiele, continue porien ontstaan die mogelijkheden voor waterafvoer en beworteling bieden ook als de grond gezwollen is. Foto 10. Bodemprofiel op meetplek 1 Foto 11. Bodemprofiel op meetplek 2 Foto 12. Bodemprofiel op meetplek 3 Indringweerstand Op alle drie de meetplekken nam de indringweerstand toe tot een diepte van ongeveer 35 cm (Figuur 9). Daaronder blijft de indringweerstand ongeveer gelijk. Tot 15 cm diep was de grond relatief droog met 2 tot 3 procentpunten minder water dan bij veldcapaciteit (Tabel 10). Daaronder was de grond echter nog relatief nat. Dit kan verklaren waarom de indringweerstanden op deze zware klei niet hoger waren dan 2 MPa terwijl in de profielkuilen te zien was dat de grond tamelijk compact was in de laag 25 tot 35 cm. Daaronder kwam mooi gestructureerde, ongeroerde klei voor die makkelijk uiteenviel (sponsstructuur). Het uiteenlopen van de waarden beneden de 60 cm heeft waarschijnlijk zijn oorzaak bij de bodemvorming en is niet relevant voor de effecten van NKG op de indringweerstand. Grond water lucht verhouding In de regelmatig losgemaakte laag van 2 tot 7 cm diepte is het luchtgehalte niet erg hoog (7 9%), wat echter redelijk is, de grondsoort in aanmerking genomen (Tabel 10). In de laag cm was het luchtgehalte zeer laag, %. In deze laag is het luchtgehalte altijd lager dan bovenin het profiel doordat er bij de zaaibedbereiding

24 20 0 Indringweerstand (MPa) Diepte beneden maaiveld (cm) Figuur 9. Indringweerstand voor de meetplekken 1 t/m 3 overheen gereden wordt en niet meer losgemaakt. Bij NKG wordt deze laag bovendien alleen extensief, niet kerend bewerkt. Het luchtgehalte in de dieptelaag cm werd bepaald m.b.v. de monsters die ook voor bepaling van de waterdoorlatendheid werden gebruikt (Tabel 11). Op 25 cm diep was de grond op het moment van bemonsteren niet duidelijk gescheurd. Er waren slechts kleine scheurtjes aanwezig die bij de monstername niet bewust werden ontweken. Bij uitdrogen van de grond kunnen echter wel scheuren op deze diepte voorkomen. Enkele Ks monsters vertoonden ook één of meer kleine wormgangen (op 30 cm diep, onderkant monster). Het luchtgehalte in de dieptelaag cm was ook zeer laag, in de range %. Bij de gemeten luchtgehalten op de dieptes en is in het algemeen de wortelgroei zeer beperkt door de lage toetreding van zuurstof. Vuistregel is dat de wortelgroei stopt als het luchtgehalte lager dan 5 % is. Toch groeiden wortels door de lagen heen. De meeste wortels kwamen voor in de bovenste 20 cm van de grond, maar daaronder waren tot de bodem van de kuil (50 cm) nog wortels aanwezig. Gesuggereerd wordt dat de goede wortelgroei komt door de aanwezigheid van enkele wormgangen, oude wortelgangen en scheurvorming bij zwel en krimp. Dit kan het gelijktijdig voorkomen van een laag luchtgehalte bij pf2 en toch een goede wortelgroei verklaren. Overigens worden dergelijke luchtgehalten < 5 % op diepte ook regelmatig op geploegde grond onder het zaaibed en in de ploegzool gemeten, vooral als er na het ploegen weer overheen gereden wordt. Geconcludeerd moet worden dat de wortels op deze grond via de (tijdelijke) scheuren in de grond en via de wormgangen makkelijk door de compacte lagen heen kunnen groeien. Verzadigde waterdoorlatendheid De ploegdiepte op het bedrijf was vroeger ca cm. Indien mogelijk wordt het ploegen vervangen door niet kerende grondbewerking om tijd en brandstof te besparen. De diepste niet kerende bewerking wordt op dezelfde diepte uitgevoerd, liefst nog iets dieper om de ploegzool op te breken. De ploegzool zal, indien aanwezig, rond de diepte van 30 cm diepte zitten. Er werd voor gekozen om de waterdoorlatendheidsmetingen te doen in de dieptelaag cm. Achteraf bezien zou wellicht de diepte 30 tot 35 cm beter geweest zijn. Uit de profielkuilen bleek echter dat de grond ook van 25 tot 30 cm diep al compact was. De doorlatendheid per monster was weer zeer variabel. Gezien het kleine oppervlak van de enkele monsters is dit te verwachten. Gemiddeld genomen is de doorlatendheid voldoende, gezien de grondsoort; de doorlatendheid is gemiddeld matig terwijl deze grond gezien de bodemsamenstelling bij uniforme pakking een factor van tenminste

25 lager zou kunnen zijn. De relatief hoge doorlatendheid wordt vooral veroorzaakt door enkele monsters die een matige doorlatendheid hebben door de aanwezigheid van een (continue) wormgang, wortelkanaal of een breukvlak in de grond. Als de grond zich onder NKG verder ontwikkelt, zal mogelijk de compacte laag doorlatender worden (in gezwollen toestand) door de aanwezigheid van continue worm en wortelgangen. Overigens zal de doorlatendheid van de grond in een toestand droger dan bij bemonstering beter zijn dan nu gemeten door de aanwezigheid van openstaande scheuren. Tabel 10. Gemiddelde grond water lucht verhouding bij pf2 met standaardafwijking (tussen haakjes). Diepte (cm mv) Plot Gem. over 3 plots 2 7 Gew. % water monstername 30.5 (1.5) 30.0 (1.1) 30.5 (1.2) 30.3 (1.3) Gew. % Water pf (1.4) 32.5 (1.8) 32.2 (1.3) 33.1 (1.8) Vol. % Water pf (1.5) 42.6 (1.2) 42.4 (1.1) 42.6 (1.2) Vol. % Lucht pf2 9.5 (2.5) 6.7 (2.0) 6.7 (1.1) 7.7 (2.3) Vol.% Grond pf (1.7) 50.7 (2.1) 50.8 (1.1) 49.7 (2.2) Poriënvolume Vol.% 52.3 ( (2.1) 49.2 (1.1) 50.3 (2.2) Droge bulkdichtheid g/cm (0.043) (0.054) (0.028) (0.056) Gew. % water monstername 30.2 (1.2) 27.5 (0.6) 27.3 )0.8) 28.4 (1.6) Gew. % Water pf (1.5) 29.2 (0.5) 29.6 (1.0) 30.2 (1.6) Vol. % Water pf (1.0) 42.2 (0.4) 41.8 (0.6) 42.6 (1.1) Vol. % Lucht pf2 3.3 (2.3) 2.0 (1.0) 3.7 (1.7) 3.0 (1.8) Vol.% Grond pf (2.1) 55.7 (0.9) 54.5 (1.7) 54.4 (1.9) Poriënvolume Vol.% 47.0 (2.1) 44.3 (0.9) 45.5 (1.7) 45.6 (1.9) Droge bulkdichtheid g/cm (0.054) (0.023) (0.043) (0.050) Tabel 11. Gemiddelde grond water lucht verhouding bij pf2 van de Ks monsters met standaardafwijking (tussen haakjes). Plot Gem. over 3 plots Gew. % Water pf (1.4) 30.0 (0.9) 30.1 (0.8) 30.6 (1.3) Vol. % Water pf (0.7) 43.1 (0.4) 42.2 (0.8) 43.2 (1.0) Vol. % Lucht pf2 2.2 (1.9) 1.4 (1.0) 3.8 (0.9) 2.4 (1.7) Vol. % Grond pf (2.0) 55.5 (1.2) 54.0 (0.7) 54.5 (1.6) Poriënvolume Vol. % 46.2 (2.0) 44.5 (1.2) 46.0 (0.7) 45.5 (1.6) Droge bulkdichtheid g/cm (0.051) (0.032) (0.018) (0.041) Tabel 12. Gemiddelde, minimum en maximum verzadigde waterdoorlatendheid in m/etmaal (standaardafwijking). Plot Kwalificatie Gem. over 3 plots Gemiddelde 2.5 (7.0) 0.1 (0.1) 0.4 (0.4) 1.0 (4.1) laag matig Minimum Maximum

26 22 5 Literatuur Klute, A. & C.Dirksen, Hydraulic Conductivity and Diffusivity: Laboratory Methods. In: A.Klute (ed.). Methods of Soil Analysis. Part 1. Physical and Mineralogical Methods. SSA Book Series: 5.

27 I 1 Bijlage I. Locatie meetperceel en meetplekken, Steendijk, Kamperland

28 I 2 Maatschets van de locatie van de meetplekken. Sloot aan noordkant van het blok Perceel 3A sloot meetplek m meetplek m 55 m meetplek 1 dam 10e rijpad ten noorden van de dam 56e rijpad geteld vanaf de sloot aan de noordkant van het blok Bedrijf Steendijk Gemonsterd is op een 80 cm breden strook midden Tussen de vaste rijpaden. De vaste rijpaden op dit bedrijf liggen op een onderlinge Afstand van 4,20 m..

29 II 1 Bijlage II. Meetwaarden per ringmonster, Steendijk, Kamperland Verzadigde waterdoorlatendheid, luchtgehalte bij pf2 en poriënvolume Plot Ring nr K factor (m/etmaal) Vol. % Lucht bij pf2 Poriënvolume Vol.%

30 II 2 Grond water lucht verhouding bij pf2 Plot Diepte (cm mv) Gew. % Water monster Gew. % Water pf2 Vol. % Water pf2 Vol. % Lucht pf2 Vol.% Grond pf2 Poriënvol. Vol.% Droge bulkdichtheid (g/cm 3 )

31 III 1 Bijlage III. Locatie meetperceel en meetplekken, van Tiggelen, Halsteren

32 III 2 Maatschets van de locatie van de meetplekken 3e aardappelrug naast het spuitspoor is over een lengte van 3 meter vlakgemaakt vóór de 60 meter lijn en daarna zijn de monsters gestoken. 60 m lijn 1e 2e 3e 4e Spuitsporen (24 m) 5e 6e 7e 8e 9e 10e Meetplek 1 60 m Meetplek 2 Meetplek 3 glymeseweg = meetveldje sloot dam 60 m

33 IV 1 Bijlage IV. Meetwaarden per ringmonster, van Tiggelen, Halsteren Verzadigde waterdoorlatendheid, luchtgehalte bij pf2 en poriënvolume Plot Ring nr K factor (m/etmaal) Vol. % Lucht pf2 Poriënvolume Vol.%

34 IV 2 Grond water lucht verhouding bij pf2 Plot Diepte (cm mv) Gew. % Water monster Gew. % Water pf2 Vol. % Water pf2 Vol. % Lucht pf2 Vol.% Grond pf2 Poriënvol. Vol.% Droge bulkdichtheid (g/cm 3 )

35 V 1 Bijlage V. Locatie meetperceel en meetplekken, Westers, Hornhuizen

36 V 2 Maatschets van de locatie van de meetplekken Boerderij van Fam. Westers huiskavel sloot = meetplek dam 17 m 20 m Meetplek 1 Meetplek 2 Meetplek 3 30 m 30 m 30 m sloot bomen

37 VI 1 Bijlage VI. Meetwaarden per ringmonster, Westers, Hornhuizen Verzadigde waterdoorlatendheid, luchtgehalte bij pf2 en poriënvolume Plot Ring nr K factor (m/etmaal) Vol. % Lucht bij pf2 Poriënvolume Vol.%

38 VI 2 Grond water lucht verhouding bij pf2 Plot Diepte (cm mv) Gew. % Water monster Gew. % Water pf2 Vol. % Water pf2 Vol. % Lucht pf2 Vol.% Grond pf2 Poriënvol. Vol.% Droge bulkdichtheid (g/cm 3 )

39 VIII 1 Bijlage VII. Locatie meetperceel en meetplekken, Brooijmans, Blijham

Kansen voor NKG op zand

Kansen voor NKG op zand Kansen voor NKG op zand Sander Bernaerts DLV plant 14 juni Vessem NKG Niet Kerende Grondbewerking betekent het systematisch vermijden van intensief kerende of mengende grondbewerking en het zoveel mogelijk

Nadere informatie

Dieper bewerken bij NKG

Dieper bewerken bij NKG De komende 30 minuten Dieper bewerken bij NKG Nut en noodzaak Sander Bernaerts DLV plant Uitgangssituatie vóór NKG Wat veranderd er bij NKG? Nut van diep bewerken bij NKG Risico s van diep bewerken Analyse:

Nadere informatie

Technieken opheffen ploegzool

Technieken opheffen ploegzool Technieken opheffen ploegzool 2008 2009 Gediepploegde grond Flevoland Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business unit Akkerbouw, Groene ruimte en Vollegrondsgroente PPO nr. 3250146900

Nadere informatie

Diepere grondbewerking bij conserverende landbouw

Diepere grondbewerking bij conserverende landbouw Diepere grondbewerking bij conserverende landbouw Het nut van woelen en vergelijking van verschillende woelers Marije van Beek Hogeschool HAS Den Bosch In het kader van een stage bij DLV Plant Oktober

Nadere informatie

Bodemverdichting, een sluipend probleem. Jan van den Akker et al

Bodemverdichting, een sluipend probleem. Jan van den Akker et al Bodemverdichting, een sluipend probleem Jan van den Akker et al Inleiding Bodemfysische criteria Oorzaken Gevolgen Preventie Conclusies De volgende stap Opbouw voordracht Bodemfysische criteria (1) Pakkingsdichtheid

Nadere informatie

Bodemverdichting door landbouwmachines

Bodemverdichting door landbouwmachines Vaktechniek Akkerbouw van LTO Noord, 5 februari 2014, Midwolda. Bodemverdichting door landbouwmachines Bert Vermeulen Opzet presentatie Wat is bodemverdichting Onderscheid bouwvoor en ondergrond Bouwvoorverdichting

Nadere informatie

Verkennend onderzoek naar bodemverdichting

Verkennend onderzoek naar bodemverdichting Verkennend onderzoek naar bodemverdichting December 2017 E. van Essen en W. Harder Aequator Groen & Ruimte 1 Inleiding Deskstudies (o.a. Akker et al., 2014) wijzen naar grote problemen met verdichting

Nadere informatie

Teelthandleiding. 2.1 grondbewerking en zaaibedbereiding voor suikerbieten

Teelthandleiding. 2.1 grondbewerking en zaaibedbereiding voor suikerbieten Teelthandleiding 2.1 grondbewerking en zaaibedbereiding voor 2.1 Grondbewerking en zaaibedbereiding voor... 1 2 2.1 Grondbewerking en zaaibedbereiding voor Versie: mei 2015 Een goed zaaibed is een eerste

Nadere informatie

Onderwerpen. Veranderingen en uitdagingen. Proefopzet BASIS (1) 1/12/2011. Proefopzet BASIS Resultaten 2009-2010 Eerste bevindingen

Onderwerpen. Veranderingen en uitdagingen. Proefopzet BASIS (1) 1/12/2011. Proefopzet BASIS Resultaten 2009-2010 Eerste bevindingen 1/12/211 Onderwerpen Masterclass NKG 13 januari 211 Derk van Balen (derk.vanbalen@wur.nl) Proefopzet BASIS Resultaten 2921 Eerste bevindingen Veranderingen en uitdagingen Meer bodembedekking, gbm overwinteren,

Nadere informatie

Grondbewerking en brandstofbesparing. 9 februari 2015, Gerard Meuffels PPO Vredepeel

Grondbewerking en brandstofbesparing. 9 februari 2015, Gerard Meuffels PPO Vredepeel Grondbewerking en brandstofbesparing 9 februari 2015, Gerard Meuffels PPO Vredepeel BODEMSTRUCTUUR Waaraan voldoet een goede bodem Bron: SBU, 2002 Diepe sporen als gevolg van oogstwerkzaamheden Schade

Nadere informatie

Boerenexperiment No 4 aanvulling

Boerenexperiment No 4 aanvulling Boerenexperiment No 4 aanvulling Aardappels op zware grond, aanvulling op rapport Aanvulling en Resultaten en ervaringen van de groenbemestervelden op zware klei, najaar 2012 Achtergrond De toepassing

Nadere informatie

Aanleiding project. 2. Opzet project 3. Resultaten eerste. 4. Vervolg. Bodemkwaliteit op zandgrond. Inhoud presentatie

Aanleiding project. 2. Opzet project 3. Resultaten eerste. 4. Vervolg. Bodemkwaliteit op zandgrond. Inhoud presentatie Bodemkwaliteit op zandgrond Inhoud presentatie Resultaten en ervaringen NKG eerste jaar 2011 Borkel & Schaft, 14 december 2011, Janjo de Haan 1. Aanleiding project en visie op bodembeheer 2. Opzet project

Nadere informatie

Resultaten meerjarenproef: bewerking van de ploegzool bij nietkerende grondbewerking (NKG)

Resultaten meerjarenproef: bewerking van de ploegzool bij nietkerende grondbewerking (NKG) PROSENSOLS Resultaten meerjarenproef: bewerking van de ploegzool bij nietkerende grondbewerking (NKG) Doelstellingen De ploegzool is een verdichte laag in de bodem die weinig water doorlaat en moeilijker

Nadere informatie

Kennisdocument bodembeheer

Kennisdocument bodembeheer Kennis en tips uit de bodembijeenkomsten Kennisdocument bodembeheer In september 2015 startte het project Vruchtbare Kringloop Overijssel. Samen werken wij aan een vruchtbare bodem en een efficiënte benutting

Nadere informatie

creating dairy intelligence

creating dairy intelligence 06-03-12 Cursus Bodemvruchtbaarheid. Deelnemers van de werkgroep Bedrijfsvoering uit het project ADEL heeft dinsdag 6 maart een plenaire cursus gevolgd over bodemvruchtbaarheid. Coen ter Berg van Coen

Nadere informatie

Verbeter de bodem Blijf ervan af!

Verbeter de bodem Blijf ervan af! Verbeter de bodem Blijf ervan af! Combinatie rijpaden en gereduceerde grondbewerking Wijnand Sukkel, Wiepie Haagsma Derk van Balen, e.a. Grondbewerking en bodemverdichting Hoofdgrondbewerking o.a. ingezet

Nadere informatie

NKG IN DE PRAKTIJK VAN TIGGELEN - GANGBARE AKKERBOUW OP ZAND EN KLEI

NKG IN DE PRAKTIJK VAN TIGGELEN - GANGBARE AKKERBOUW OP ZAND EN KLEI NKG IN DE PRAKTIJK VAN TIGGELEN - GANGBARE AKKERBOUW OP ZAND EN KLEI 'r' / a\ ì1' 'i :ñ l1 /, NKG in Nederland Een l

Nadere informatie

Dienst Landbouw Voorlichting (teruggaand tot voor 1900) Aequator Groen & Ruimte bv 3

Dienst Landbouw Voorlichting (teruggaand tot voor 1900) Aequator Groen & Ruimte bv 3 Groenbemesters, goed voor grond, boer en waterbeheerder Bodemverdichting Everhard van Essen Aequator Groen & Ruimte bv Even voorstellen Aequator Groen & Ruimte bv 2 1 Waar komen we vandaan? Dienst Landbouw

Nadere informatie

Een inventariserend onderzoek naar de ondergrondverdichting van zandgronden en lichte zavels

Een inventariserend onderzoek naar de ondergrondverdichting van zandgronden en lichte zavels Een inventariserend onderzoek naar de ondergrondverdichting van zandgronden en lichte zavels J.J.H. van den Akker W.J.M. de Groot Alterra-rapport 1450, ISSN 1566-7197 Een inventariserend onderzoek naar

Nadere informatie

Handleiding bepaling MijnBodemConditie

Handleiding bepaling MijnBodemConditie Handleiding bepaling MijnBodemConditie Beter boeren met de BodemConditieScore! Versie 1.0 uitgewerkt voor de Beemsterpolder (NH) Deze handleiding bevat instructies hoe een BodemConditieScore voor een enkele

Nadere informatie

25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu?

25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu? 25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu? Resultaten van systeemonderzoek Bodemkwaliteit op Zand van WUR proeflocatie Vredepeel 24 januari 2019, Janjo de Haan, Marie Wesselink, Harry Verstegen

Nadere informatie

Benut de rooicapaciteit en

Benut de rooicapaciteit en F.G.J. Tijink Voorkom verdichting van de ondergrond Benut de rooicapaciteit en Tijdens de bietenoogst is er een verhoogde kans op verdichting van de ondergrond. Problemen zijn te voorkomen door zuinig

Nadere informatie

Verbetering rendement suikerbietenteelt

Verbetering rendement suikerbietenteelt IRS Postbus 3 600 AA Bergen op Zoom www.irs.nl / hanse@irs.nl Op naar 3 x Verbetering rendement suikerbietenteelt Bram Hanse jaar suiker kostprijs 0 ton/ha /ton biet Ligging van deelnemende bedrijfsparen

Nadere informatie

Beter Bodembeheer de diepte in

Beter Bodembeheer de diepte in Beter Bodembeheer de diepte in 6 april 2017 Nijkerk Partners in PPS Duurzame Bodem: LTO Nederland, NAV, Brancheorganisatie Akkerbouw (Penvoerder), Agrifirm, IRS, Suiker Unie, AVEBE, CZAV, NAO, Bionext

Nadere informatie

Rijpaden, een systeem voor duurzaam bodembeheer

Rijpaden, een systeem voor duurzaam bodembeheer Inhoud Rijpaden, een systeem voor duurzaam bodembeheer Bert Vermeulen Ervaringen met rijpadenteelt op kleigrond Bodemvriendelijk oogsten in rijpadenteelt Actueel: minder grondbewerken in rijpadenteelt

Nadere informatie

F. te Riet Liendenhof HB Amsterdam

F. te Riet Liendenhof HB Amsterdam F. te Riet Liendenhof 62 1108 HB Amsterdam Betreft: Beoordeling bodem Gaasperplaspark Datum: 8 april 2015 Prohold BV Amorijstraat 12 6815 GJ Arnhem Tel: 06 27 166 502 gjvanprooijen@telfort.nl www.gerritjanvanprooijen.nl

Nadere informatie

Nieuwsbrief 13. Vergelijking van NKG en ploegen op zand voor aardappelen na grasland.

Nieuwsbrief 13. Vergelijking van NKG en ploegen op zand voor aardappelen na grasland. Vergelijking van NKG en ploegen op zand voor aardappelen na grasland. Op de zandgrond in Zuidoost Brabant heeft er in 2012 een boerenexperiment met NKG plaatsgevonden op een perceel aardappelen met als

Nadere informatie

Bodemkunde. Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1

Bodemkunde. Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1 Bodemkunde Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1 Bodems en hun eigenschappen 3 Bodems en hun eigenschappen Opdracht: - Zoek op wat het bodemprofiel is waar je zelf woont / werkt / stage loopt 4

Nadere informatie

BASIS en Bodemkwaliteit op zandgrond:

BASIS en Bodemkwaliteit op zandgrond: BASIS en Bodemkwaliteit op zandgrond: Zoektocht naar een duurzaam bodembeheer op klei en zand Programma Bodem 5 juni 2012, Janjo de Haan en Derk van Balen Systeemonderzoek Ontwikkeling van strategieën

Nadere informatie

Organische stof: daar draait het om! Gouden Grond 26 januari 2018 Wim Stegeman. Saalland Advies 1

Organische stof: daar draait het om! Gouden Grond 26 januari 2018 Wim Stegeman. Saalland Advies 1 Organische stof: daar draait het om! Gouden Grond 26 januari 2018 Wim Stegeman Saalland Advies 1 Wat ga ik vertellen? Wie ben ik? Wat is het? Eigen stappen Tips Vragen Saalland Advies 2 Introductie Akkerbouwbedrijf

Nadere informatie

Masterclass Fruitteelt

Masterclass Fruitteelt Masterclass Fruitteelt Voelen van de bodem 21 maart 2013, Henk van Reuler en Ton Baltissen Wat is een bodem? Buitenste deel van de aardkorst waar de plantenwortels zich in bevinden, 1 2 m Bodem bestaat

Nadere informatie

Bodemkwaliteit op zandgrond

Bodemkwaliteit op zandgrond Bodemkwaliteit op zandgrond Presentatie opzet project Janjo de Haan Bodem speerpunt voor ministerie van EL&I Bodemprogramma Samenvoeging gewasbeschermings, bemestings, en systeemonderzoek Co innovatieprogramma

Nadere informatie

Bodemverdichting, een sluipend probleem. Jan van den Akker, Bert Vermeulen, Ben Verwijs, Willy de Groot, Matheijs Pleijter, Derk van Balen, etc

Bodemverdichting, een sluipend probleem. Jan van den Akker, Bert Vermeulen, Ben Verwijs, Willy de Groot, Matheijs Pleijter, Derk van Balen, etc Bodemverdichting, een sluipend probleem Jan van den Akker, Bert Vermeulen, Ben Verwijs, Willy de Groot, Matheijs Pleijter, Derk van Balen, etc Opbouw voordracht Inleiding Oorzaken Gevolgen Klimaatverandering

Nadere informatie

Naar een klimaatbestendige bodem

Naar een klimaatbestendige bodem Naar een klimaatbestendige bodem Jeroen Willemse Delphy BV Water op het land 1 Sporen van mest uitrijden Sporen van grond klaarmaken 2 Sporen van het poten Banen in het land 3 Extreme regenval in het voorjaar

Nadere informatie

Biotoopstudie: Bodemonderzoek in hoogstamboomgaard

Biotoopstudie: Bodemonderzoek in hoogstamboomgaard Nationale Boomgaarden Stichting v.z.w. Vereniging voor pomologie, boomgaard- en landschapsbeheer (staatsblad 2 09-2005) Leopold-III-straat 8 3724 Vliermaal, tel: 012/391188; fax: 012/747438 E-mail: info@boomgaardenstichting.be

Nadere informatie

Beperkte grondbewerking spaart structuur en geld

Beperkte grondbewerking spaart structuur en geld Beperkte grondbewerking spaart structuur en geld Grond minder diep bewerken Een ploegdiepte van 28 tot 30 cm is gangbaar, maar niet nodig. Dieper dan 25 cm ploegen geeft geen hogere opbrengst. In het voorjaar

Nadere informatie

Teelthandleiding. Grondbewerking

Teelthandleiding. Grondbewerking Teelthandleiding Grondbewerking 2 Grondbewerking/zaaibedbereiding... 1 2.1 Grondbewerking en zaaibedbereiding voor suikerbieten... 1 2.2 Lage bandspanning spaart bodemstructuur... 5 2.3 Rijpaden in suikerbieten:

Nadere informatie

Stefan Muijtjens. keukentafel, demo s, studiegroepen & waardenetwerken.

Stefan Muijtjens. keukentafel, demo s, studiegroepen & waardenetwerken. Stefan Muijtjens Ploegloze bodembewerking(ruim 15 jaar ervaring) Bedrijfseconomische begrotingen(rentabiliteit, rendement per ha of per uur, liquiditeit) Stadslandbouw & lage input landbouw Werkvormen:

Nadere informatie

Aan de slag met erosie

Aan de slag met erosie Aan de slag met erosie Ploegloze grondbewerking in beweging 2004-2006 Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente PPO nr. 325115105

Nadere informatie

Met dit instrument kunt u de bodembiodiversiteit van uw percelen beoordelen en stappen bepalen om deze, als dat nodig mocht zijn, te verbeteren.

Met dit instrument kunt u de bodembiodiversiteit van uw percelen beoordelen en stappen bepalen om deze, als dat nodig mocht zijn, te verbeteren. Bodemkwaliteit 1 DOEL De biodiversiteit van de bodem uit zich in een betere bodemkwaliteit. Het bodemleven ondersteunt uw teelten via de ontsluiting en vastlegging van voedingsstoffen, het beschikbaar

Nadere informatie

Instructie en werkbladen veldpracticum perceelvariatie

Instructie en werkbladen veldpracticum perceelvariatie Instructie en werkbladen veldpracticum perceelvariatie CIV themadag2 perceelvariatie bodem David van der Schans Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Akkerbouw,

Nadere informatie

VERZADIGDE HYDRAULISCHE GELEIDBAARHEID

VERZADIGDE HYDRAULISCHE GELEIDBAARHEID VERZADIGDE HYDRAULISCHE GELEIDBAARHEID 1 TOEPASSINGSGEBIED De verzadigde doorlatendheid van de bodem wordt bepaald bij geohydrologisch onderzoek dat vaak voorafgaat aan de planning en uitvoering van waterbouwkundige

Nadere informatie

Praktijk Netwerk Niet Kerende Grondbewerking

Praktijk Netwerk Niet Kerende Grondbewerking Praktijk Netwerk Niet Kerende Grondbewerking Waarnemingen aan wormen Gerjan Brouwer, DLV Plant 1. Bedrijf Jan Knook, april 2013 Bedrijf: Akkerbouwbedrijf van Jan Knook, Meeuwenweg 9, 8218 NE Lelystad Grondsoort:

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Grond bewerken 9 1.1 Grond bewerken is noodzakelijk 9 1.2 Grondbewerkingswerktuigen 10 1.3 Bodem en grondbewerking 17 1.4 De invloed van grondbewerkingsmachines op de structuur

Nadere informatie

Het effect van een niet-kerende hoofdgrondbewerking op de opbrengst en interne kwaliteit van suikerbieten

Het effect van een niet-kerende hoofdgrondbewerking op de opbrengst en interne kwaliteit van suikerbieten Het effect van een niet-kerende hoofdgrondbewerking op de opbrengst en interne kwaliteit van suikerbieten Resultaten van vier proefvelden van tot en met 2005 07P02 Het effect van een niet-kerende hoofdgrondbewerking

Nadere informatie

Wat is niet-kerende bodembewerking? Resultaten Interreg-project Prosensols

Wat is niet-kerende bodembewerking? Resultaten Interreg-project Prosensols Jan Vermang Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Studiedag Erosie: niet-kerende bodembewerking, 27 augustus 2013 Ruraal Netwerk

Nadere informatie

Het belang van een goede bodem

Het belang van een goede bodem Het belang van een goede bodem Een gezonde bodem is belangrijk. Logisch, zal iedere teler zeggen. Toch is het opvallend dat de praktijk niet altijd overeenkomt met dit zo vanzelfsprekende feit. In vele

Nadere informatie

Precies bemesten door meer meten!

Precies bemesten door meer meten! Precies bemesten door meer meten! 2 Hoe help ik mijn bodem zo goed mogelijk de vernieling in Bodemaspecten fysisch, b.v.: structuur (grondbewerking, bandenspanning, bekalking) grondsoort (egalisatie, mengwoelen,

Nadere informatie

De bewerkbaarheid van de grond in het voorjaar

De bewerkbaarheid van de grond in het voorjaar (Overdruk Cultuurtechnisch Tijdschrift, jaargang 18, nr. 4, dec. '78/jan. '79) P. BOEKEL Instituut voor Bodemvruchtbaarheid, Haren (Gr.) Inleiding De bewerkbaarheid van de grond in het voorjaar De meeste

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 variant a Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1). Geef

Nadere informatie

PRAKTISCHE ASPECTEN BIJ NIET-KERENDE BODEMBEWERKING RONALD EUBEN - KBIVB

PRAKTISCHE ASPECTEN BIJ NIET-KERENDE BODEMBEWERKING RONALD EUBEN - KBIVB PRAKTISCHE ASPECTEN BIJ NIET-KERENDE BODEMBEWERKING RONALD EUBEN - KBIVB Inleiding: Niet-kerende bodembewerking 2 NKG = zonder bodem te keren Diepe NKG VTT (vereenvoudigde teelttechniek) Directzaai Voordelen

Nadere informatie

CONSERVERENDE AKKERBOUW. Saalland. Mts Klein Swormink - Stegeman BIOBEURS

CONSERVERENDE AKKERBOUW. Saalland. Mts Klein Swormink - Stegeman BIOBEURS CONSERVERENDE AKKERBOUW Saalland Mts Klein Swormink - Stegeman WIE BEN IK? Wim Stegeman Tot 2009 werkzaam bij R&D DuPont Vanaf 2005 boer samen met Marga Klein Swormink Vanaf 2009 eigen adviesburo Saalland

Nadere informatie

1 Grond Bodem Minerale bestanddelen Organische bestanddelen De verschillende grondsoorten 16 1.

1 Grond Bodem Minerale bestanddelen Organische bestanddelen De verschillende grondsoorten 16 1. Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Grond 9 1.1 Bodem 9 1.2 Minerale bestanddelen 11 1.3 Organische bestanddelen 13 1.4 De verschillende grondsoorten 16 1.5 Afsluiting 17 2 Verzorging van de bodem 19 2.1

Nadere informatie

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Marleen Plomp en Gerjan Hilhorst (Wageningen Livestock Research) Maart 217 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Dataset...

Nadere informatie

4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING - LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 2002 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI

4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING - LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 2002 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI 4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 22 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI (in samenwerking met de Vlaamse Compostorganisatie, VLACO) DOEL In een lange termijnproef wordt de bodemverbeterende

Nadere informatie

VOCHTKARAKTERISTIEK (PF-CURVE)

VOCHTKARAKTERISTIEK (PF-CURVE) 1 TOEPASSINGSGEBIED VOCHTKARAKTERISTIEK (PF-CURVE) Een bodem is samengesteld uit drie fasen, een vaste fase (mineralen en organisch materiaal), een vloeibare fase (bevat opgeloste bestanddelen) en een

Nadere informatie

Rapport Bodemconditie Voedselbospercelen Park Lingezegen

Rapport Bodemconditie Voedselbospercelen Park Lingezegen Rapport Bodemconditie Voedselbospercelen Park Lingezegen Perceel 1 De Park Perceel 1 in De Park ligt ten zuiden van het voedselbos De Parkse Gaard. De oppervlakte van het perceel is 150m x 50m = 7500 m2.

Nadere informatie

Voorstelling resultaten

Voorstelling resultaten Voorstelling resultaten Interregproject BodemBreed en ILVO-proefpercelen Greet Ruysschaert Studiedag erosie: niet-kerende bodembewerking 27 augustus 2013 Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid

Nadere informatie

De positieve kant van onkruid Boomkwekerij Hans Puijk - Vlamings

De positieve kant van onkruid Boomkwekerij Hans Puijk - Vlamings De positieve kant van onkruid Boomkwekerij 13-02-2016 Hans Puijk - Vlamings Inhoud Bodem, balans en elementen (herh) Bewerkingen en bodem management Wat zeggen onkruiden op het perceel Uitbreiding, nieuw

Nadere informatie

Mesttoediening in het voorjaar in wintertarwe

Mesttoediening in het voorjaar in wintertarwe Mesttoediening in het voorjaar in wintertarwe Effecten op grond en gewas J.F.M. Huijsmans, G.D. Vermeulen, P.H.M. Dekker & B.R. Verwijs 140 120 % of mean 100 80 60 40 20 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

Nadere informatie

Teelthandleiding. 2.2 lage bandspanning spaart bodemstructuur

Teelthandleiding. 2.2 lage bandspanning spaart bodemstructuur Teelthandleiding 2.2 lage bandspanning spaart bodemstructuur 2.2 Lage bandspanning spaart bodemstructuur... 1 2 2.2 Lage bandspanning spaart bodemstructuur Versie: juni 2015 De lucht in de bouwvoor wordt

Nadere informatie

De invloed van de ploegdiepte op het organischestofgehalte in de bodem

De invloed van de ploegdiepte op het organischestofgehalte in de bodem De invloed van de ploegdiepte op het organischestofgehalte in de bodem Annemie Elsen en Jan Bries, Bodemkundige Dienst van België BELANG VAN ORGANISCHE STOF IN DE BODEM Organische stof is een belangrijk

Nadere informatie

Nieuwsbrief 15. Aanmelden kan via c.denherder@dlvplant.nl, k.froma@dlvplant.nl, g.vanroessel@dlvplant.nl of J. Willemse@dlvplant.

Nieuwsbrief 15. Aanmelden kan via c.denherder@dlvplant.nl, k.froma@dlvplant.nl, g.vanroessel@dlvplant.nl of J. Willemse@dlvplant. Wintercursus NKG Ook deze winter bieden we weer cursussen op het gebied van NKG aan. Een aantal mensen hebben zich inmiddels opgegeven voor de wintercusus NKG. Door de drukte van afgelopen periode brengen

Nadere informatie

Begeleidingscommissie Bodem Vredepeel. 15 december 2015 Janjo de Haan, Harry Verstegen, Marc Kroonen

Begeleidingscommissie Bodem Vredepeel. 15 december 2015 Janjo de Haan, Harry Verstegen, Marc Kroonen Begeleidingscommissie Bodem Vredepeel 15 december 2015 Janjo de Haan, Harry Verstegen, Marc Kroonen Programma Mededelingen Eerste resultaten 2015 Teeltseizoen 2015 Opbrengsten Eerste resultaten uitspoelingsmetingen

Nadere informatie

Bodembenutting belangrijk gegeven voor bedrijfsbenutting

Bodembenutting belangrijk gegeven voor bedrijfsbenutting Bodembenutting belangrijk gegeven voor bedrijfsbenutting DE BODEM ONDER EEN VRUCHTBARE KRINGLOOP Nick van Eekeren DMS Vertrekpunt grondsoort Welke grondsoort zit u? Zie ook bodemdata.nl Losser 101 Veldpodzolen.

Nadere informatie

Bodemkwaliteit, meer met minder

Bodemkwaliteit, meer met minder Bodemkwaliteit, meer met minder Verbetering van de bodemkwaliteit door minder intensief bewerken Afname van bodemkwaliteit Hoe hardnekkige problemen oplossen? De bodem is de belangrijkste productiefactor

Nadere informatie

Bodembewerking en NKG Christoffel den Herder DLV plant

Bodembewerking en NKG Christoffel den Herder DLV plant Bodembewerking en NKG Christoffel den Herder DLV plant DLV Plant NKG is een systeem Andere naam: Conserverende Landbouw (CA) 3 principes (volgens FAO): 1. Continue minimale bodembewerking 2. Permanente

Nadere informatie

GOMEROS: teelt van groenten en maïs op erosiegevoelige percelen

GOMEROS: teelt van groenten en maïs op erosiegevoelige percelen GOMEROS: teelt van groenten en maïs op erosiegevoelige percelen Studiedag Ruraal netwerk Maarkedal 29 juni 2017 Overzicht Proefveldresultaten maïs Niet-kerende bodembewerking en strip-till Vollevelds zaaien

Nadere informatie

Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen

Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen In PPL het (Programma PrecisieLandbouw) (PPL) investeren investeren landbouwbedrijfsleven en en ministerie van van LNV LNV in in hulpmiddelen

Nadere informatie

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN?

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? Ronald Euben Wat vraagt de biet? 2 Bij de zaai Enkele (kleine) kluiten bovenaan (dichtslaan, erosie) Verkruimelde, aangedrukte laag (contact zaad bodem) Vaste,

Nadere informatie

4 Grondbewerking. 4.1 Hoofdgrondbewerking

4 Grondbewerking. 4.1 Hoofdgrondbewerking 4 Grondbewerking 4.1 Hoofdgrondbewerking... 44 4.2 Zaaibedbereiding... 45 4.3 Stoppelbewerking... 46 4.4 Corrigerende grondbewerkingen... 46 4.5 Minimale en niet kerende grondbewerking... 48 43 4 Grondbewerking

Nadere informatie

MECHANISATIE: BODEMVERDICHTING EN PRECISIELANDBOUW. Technische dagen 2019 Ronald Euben

MECHANISATIE: BODEMVERDICHTING EN PRECISIELANDBOUW. Technische dagen 2019 Ronald Euben MECHANISATIE: BODEMVERDICHTING EN PRECISIELANDBOUW Technische dagen 2019 Ronald Euben Bodemverdichting vermijden 2 Steeds intensievere teeltrotatie (wortelgewassen, groenten ) Machines worden groter en

Nadere informatie

Teelthandleiding. 4.8 kalkbemesting

Teelthandleiding. 4.8 kalkbemesting Teelthandleiding 4.8 kalkbemesting 4.8 Kalkbemesting... 1 2 4.8 Kalkbemesting Versie: april 2016 Een goede ph (zuurgraad) van de bouwvoor is voor een goede groei van de biet belangrijk, vooral voor de

Nadere informatie

Bodem en Water, de basis

Bodem en Water, de basis Bodem en Water, de basis Mogelijkheden voor verbeteringen 5 febr 2018 Aequator Groen & Ruimte bv Het jaar 2017 April tot 30 juni April tot sept Aequator Groen & Ruimte bv 2 Jaar 2017 2017 Zomer warmer

Nadere informatie

De kracht van een levende bodem

De kracht van een levende bodem Hoe veranderen bodems door biologisch-dynamische landbouw? De kracht van een levende bodem Wormgangen, poriën, wortels, scheuren, verharde lagen, wormenpoep er is van alles te beleven onder het maaiveld

Nadere informatie

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Archeologie Deventer Briefrapport 27 November 2013 Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Briefrapport Controleboringen Cellarius / De Hullu, Colmschate (project 494) Behorende bij bureaustudie

Nadere informatie

Bodem en bomen Everhard van Essen

Bodem en bomen Everhard van Essen Bodem en bomen Everhard van Essen Aequator Groen & Ruimte bv Even voorstellen Aequator Groen & Ruimte bv 2 Opzet presentatie Wat bepaald de geschiktheid van de bodem voor de boom? Wat weten we over de

Nadere informatie

Inhoud. Optimalisatie van de productie van eigen grond is de kern van goed boeren. Functies. 1.Productie: Strengere bemestings normen

Inhoud. Optimalisatie van de productie van eigen grond is de kern van goed boeren. Functies. 1.Productie: Strengere bemestings normen BETERE BODEM- MEER GRAS-MEER MELK Inhoud grasland Relaties functies en bodemkwaliteit Zegveld November 213 Nick van Eekeren Kringloop op een melkveebedrijf 1.Productie: Strengere bemestings normen 13 Ton

Nadere informatie

Gevolgen van de slechte weersomstandigheden in de herfst van 1974 voor g rond en gewas

Gevolgen van de slechte weersomstandigheden in de herfst van 1974 voor g rond en gewas Gevolgen van de slechte weersomstandigheden in de herfst van voor g rond en gewas Ir. P. Boeket - Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Haren (Gr.) De weersomstandigheden in nazomer en herfst van waren

Nadere informatie

Rijenbemesting met drijfmest bij snijmaïs. Inleiding. Rijenbemesting. Plaatsing van meststoffen. Effect van plaatsing

Rijenbemesting met drijfmest bij snijmaïs. Inleiding. Rijenbemesting. Plaatsing van meststoffen. Effect van plaatsing Rijenbemesting met drijfmest bij snijmaïs Inleiding Willem van Geel en Gerard Meuffels, PPO-AGV Effect rijenbemesting op mineralenbenutting en gewasgroei stikstof, fosfaat, kali Rijenbemesting met drijfmest

Nadere informatie

Teelthandleiding wettelijke regels

Teelthandleiding wettelijke regels Teelthandleiding 4.14 wettelijke regels 4.14 Wettelijke regels... 1 2 4.14 Wettelijke regels Versie: april 2016 De belangrijkste wettelijke regels over het gebruik van meststoffen staan in de Meststoffenwet,

Nadere informatie

Toetsing van effecten van toediening van biochar op opbrengst en bodemkwaliteit in meerjarige veldproeven

Toetsing van effecten van toediening van biochar op opbrengst en bodemkwaliteit in meerjarige veldproeven Toetsing van effecten van toediening van biochar op opbrengst en bodemkwaliteit in meerjarige veldproeven J.J. de Haan, D. van Balen & C. Topper (PPO-agv Wageningen UR) M.J.G. de Haas, H. van der Draai

Nadere informatie

Duur : 30 min Moeilijkheidsgraad : +++++ Nauwkeurigheid: +++++ Benodigd materiaal : spade, bakken in plastiek, witte achtergrond

Duur : 30 min Moeilijkheidsgraad : +++++ Nauwkeurigheid: +++++ Benodigd materiaal : spade, bakken in plastiek, witte achtergrond De drop - test Praktijk A3 Met de drop-test kan je aan de hand van visuele criteria de bodemstructuur evalueren. Een blok aarde wordt met een spade uitgegraven. Na het breken van die blok wordt de bodemstructuur

Nadere informatie

Proefveld tulpenstengelaal (waardplanten) onderzoek. Robert Dees, Joop van Doorn

Proefveld tulpenstengelaal (waardplanten) onderzoek. Robert Dees, Joop van Doorn Proefveld tulpenstengelaal (waardplanten) onderzoek Robert Dees, Joop van Doorn Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Bloembollen, boomkwekerij & Fruit PT nr. 14592, PPO nr. 32

Nadere informatie

Kor Zwart, Annemieke Smit & Kees Rappoldt

Kor Zwart, Annemieke Smit & Kees Rappoldt Stikstofverliezen door denitrificatie in akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt Onderzoek op de kernbedrijven Vredepeel en Meterik van het project 'Telen met toekomst' Kor Zwart, Annemieke Smit & Kees Rappoldt

Nadere informatie

Snuffelen aan de grond Ir. E.A. (Everhard) van Essen

Snuffelen aan de grond Ir. E.A. (Everhard) van Essen Snuffelen aan de grond Ir. E.A. (Everhard) van Essen Aequator Groen & Ruimte bv Even voorstellen Aequator Groen & Ruimte bv 2 Waar komen we vandaan? Dienst Landbouw Voorlichting (teruggaand tot voor 1900)

Nadere informatie

De Kuil. Bodembeoordeling aan de hand van een kuil. Chris Koopmans Marleen Zanen Coen ter Berg

De Kuil. Bodembeoordeling aan de hand van een kuil. Chris Koopmans Marleen Zanen Coen ter Berg De Kuil Bodembeoordeling aan de hand van een kuil Chris Koopmans Marleen Zanen Coen ter Berg De Kuil Bodembeoordeling aan de hand van een kuil Chris Koopmans Marleen Zanen Coen ter Berg Colofon 2 e druk,

Nadere informatie

S O S. Management bodemstructuur. To be a successful farmer one must first know the nature of the soil. - preventie verdichten en versmeren -

S O S. Management bodemstructuur. To be a successful farmer one must first know the nature of the soil. - preventie verdichten en versmeren - IRS Postbus 32 46 AA Bergen op Zoom www.irs.nl / tijink@irs.nl Management bodemstructuur - - Frans Tijink EU Thematic strategy for soil protection To minimize threats to soil biodiversity increase organic

Nadere informatie

HET NEMEN, VERPAKKEN EN CONSERVEREN VAN GRONDMONSTERS

HET NEMEN, VERPAKKEN EN CONSERVEREN VAN GRONDMONSTERS 5 10 Protocol 2010 15 HET NEMEN, VERPAKKEN EN CONSERVEREN VAN GRONDMONSTERS 20 25 30 35 40 45 Versie 2.0, 27-9-2001 Pagina 1 van 8 Inhoud 50 1 PLAATS VAN DIT PROTOCOL IN HET KWALITEITSZORGSYSTEEM...3 1.1

Nadere informatie

Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas. onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas. onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Doel van project Door middel van beperkte eerste ervaringen in een project waarin boomkwekers

Nadere informatie

BODEMLEVEN, GROND & BEMESTING

BODEMLEVEN, GROND & BEMESTING BODEMLEVEN, GROND & BEMESTING Wat gaan we doen De bodem Bodemleven Voorstellen van verschillende groepen Wat doen deze beestjes in de bodem Goede bodemkwaliteit Regenwormen Petra van Vliet Blgg - Oosterbeek

Nadere informatie

Organische stof Impact op waterhuishuishouding

Organische stof Impact op waterhuishuishouding Landbouw & Waterkwaliteit Organische stof Impact op waterhuishuishouding 26 januari 2018 Gerard H. Ros Nutriënten Management Instituut Waterschap Amstel, Gooi en Vecht Wageningen Universiteit Gerard Ros

Nadere informatie

Aantasting van Alliumbollen door Fusarium

Aantasting van Alliumbollen door Fusarium Aantasting van Alliumbollen door Fusarium Voortgezet diagnostisch onderzoek 2006/2007 Peter Vink, Trees Hollinger, Paul van Leeuwen en Khanh Pham Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen Augustus

Nadere informatie

Nieuwsbrief 12. Onderzoek HAS-studenten naar brandstofverbruik van niet kerende grondbewerking en kerende grondbewerking.

Nieuwsbrief 12. Onderzoek HAS-studenten naar brandstofverbruik van niet kerende grondbewerking en kerende grondbewerking. Onderzoek HAS-studenten naar brandstofverbruik van niet kerende grondbewerking en kerende grondbewerking. Twee studenten van HAS Hogeschool te Den Bosch, Hans Moggré en Martijn Robben zijn in opdracht

Nadere informatie

2.2 Lage bandspanning spaart bodemstructuur

2.2 Lage bandspanning spaart bodemstructuur 2.2 Lage bandspanning spaart bodemstructuur CONTACTPERSOON: FRANS TIJINK versie: oktober 2007 De lucht in de bouwvoor wordt onder gemiddelde omstandigheden binnen een etmaal ververst. Bij verdichting,

Nadere informatie

Bodemkwaliteit op zand

Bodemkwaliteit op zand Bodemkwaliteit op zand 2011-2016 Resultaten gangbare en biologische bedrijfssystemen rond opbrengsten, bodemkwaliteit, bemesting en uitspoeling Themamiddag Bemesting Akkerbouw, Putten, 30 november 2017

Nadere informatie

Behoud meerjarig proefveld organische bemesting

Behoud meerjarig proefveld organische bemesting Behoud meerjarig proefveld organische bemesting Instandhouding meerjarig proefveld organische bemesting hyacint voor toekomstig onderzoek naar organische bemesting op duinzandgrond Peter Vreeburg Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Vervolgonderzoek in 2005 P.J. van Leeuwen, A.Th.J. Koster en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen maart 2006 PPO

Nadere informatie

Managementsamenvatting PRISMA onderzoek Bodemverdichting kwetsbare gebieden

Managementsamenvatting PRISMA onderzoek Bodemverdichting kwetsbare gebieden Managementsamenvatting PRISMA onderzoek Bodemverdichting kwetsbare gebieden Fase 2: Veldwaarnemingen en ervaringen in de praktijk Akker, J.J.H. van den 1, A. Visser 2, D. Brus 1, W.J.M. de Groot 1, M.

Nadere informatie

MOGELIJKHEDEN VOOR BOOMTEELT OP DE ZWARE GRONDEN IN FLEVOLAND. door. J. Koning ' Abw maart. ' lzl~m

MOGELIJKHEDEN VOOR BOOMTEELT OP DE ZWARE GRONDEN IN FLEVOLAND. door. J. Koning ' Abw maart. ' lzl~m MOGELIJKHEDEN VOOR BOOMTEELT OP DE ZWARE GRONDEN IN FLEVOLAND door J. Koning.. \ 1978-9 1' Abw maart 11CT3 S D I E N S T V O O R D E I J S S E L M E E R P O L D E R S S M E D I N G H U I S L E L Y S T

Nadere informatie