Boerenexperiment No 4 aanvulling

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Boerenexperiment No 4 aanvulling"

Transcriptie

1 Boerenexperiment No 4 aanvulling Aardappels op zware grond, aanvulling op rapport Aanvulling en Resultaten en ervaringen van de groenbemestervelden op zware klei, najaar 2012 Achtergrond De toepassing van Niet Kerende Grondbewerking (NKG) kan problematisch zijn bij de teelt van aardappelen. Dit is uitvoerig beschreven in het rapport (Boerenexperiment 4). Experiment Op twee verschillende percelen is een experiment aangelegd naar de teelt van aardappelen volgend op een verschillende groenbemester en grondbewerking. Het ene bedrijf is gevestigd in Willemstad en het andere bedrijf in Eethen. Op beide bedrijven worden de aardappelen geteeld op zware grond. Als groenbemester zijn de volgende gewassen gebruikt: - Bladrammenas - Facelia - Japanse Haver - Zomergerst (Eethen) - Zomertarwe (Willemstad) - Gele Mosterd Ook is in Willemstad nog geëxperimenteerd met het maken van voorlopige aardappelruggen in het najaar. Op deze ruggen zijn dan de groenbemesters gezaaid en in het voorjaar is hierin gepoot. In Willemstad is op een paar stroken ook nog een test aangelegd om de grond in het najaar (30 oktober) te bewerken. De groenbemesters in Eethen zijn allemaal gezaaid met een combinatie van een voorzetwoeler + rotorkopeg + zaaimachine. Wat de resultaten in het groeiseizoen van de aardappelen betreft is er in Willemstad gekeken naar de voor- en nadelen van een groenbemester bij het poten. In Eethen is naast het pootresultaat ook nog gekeken naar het verschil in opbrengst en sortering van het opvolgende aardappelgewas.

2 Resultaten Willemstad Bij het poten van de aardappelen zijn in Willemstad geen noemenswaardige problemen ondervonden. Verstoppingen aan de pootmachine hebben zich niet voorgedaan en het pootbed was overal voldoende fijn. Zelfs op het moeilijkst bewerkbare deel van het perceel zijn goede resultaten geboekt. Dit in tegenstelling tot voorgaande jaren waarin de conditie van het pootbed een stuk minder was. Meerdere deelnemers van NKG ervaren dit jaar geen problemen met het maken van het pootbed. De resultaten na het poten zijn te zien in Figuur 1, Figuur 2 en Figuur 3. Tussen de verschillende groenbemesters zijn ook geen verschillen gevonden wat de mogelijkheid tot poten betreft. Opgemerkt wordt dat de Facelia volledig afgestorven is en een zeer goede toplaag (bovenste centimeters) achterlaat Naast de resultaten wat betreft de kwaliteit van het pootwerk zijn er nog enkele andere zaken in Willemstad die opvallen. Op een naburig perceel, met voorvrucht zaaiuien en als groenbemester zomergerst, was het in het vroege voorjaar eerst veel natter dan het demoveld welke als voorvrucht wintertarwe had met de diverse groenbemesters. Toen de zomergerst echter flink begon te verdampen was het naburige perceel in tegenstelling tot de doodgespoten of uitgewinterde groenbemesters eerder bekwaam dan het demoveld. Dit systeem werkt goed, maar als de groenbemester te groot wordt zijn er risico s op verstoppingen tijdens het poten. Wat de capaciteit van het poten betreft wordt opgemerkt dat het NKG-systeem in 2012 iets nadeliger is omdat de rijsnelheid wat lager ligt ten opzichte van op wintervoor geploegd land. Op de voorgetrokken ruggen in Willemstad gaat het poten wel erg goed. Ook waar de grond op 30 oktober was opengetrokken met de McConnel Discaerator of de Alpego woeler is de rijsnelheid bij het poten wat hoger dan op de andere stukken. De grond die bewerkt was met de Alpego woeler lag bij het veld Gele Mosterd erg ongelijk wat jammer was in verband met de efficiëntie van dit gewas. Er bestond de indruk dat de verschillende groenbemesters verschillen gaven in biomassa wormen. De indruk bestond dat er bij Facelia bijvoorbeeld veel meer wormen aanwezig waren dan bij bijvoorbeeld de japanse haver. Hiertoe is op twee objecten een wormenuitdrijving uitgevoerd. Wanneer gekeken wordt naar de biologische toestand van de grond (de aanwezigheid van wormen; Tabel 1) blijkt dat in het perceel sporadisch pendelaars te vinden zijn. Hierbij moet wel aangetekend worden dat de aanwezigheid van een (zware) pendelaar in één monster de uitslag sterk beïnvloed. De verschillen bleken niet in de wormenuitdrijving aanwezig. Tabel 1: Wormen in Facelia en Japanse Haver Facelia Japanse Haver Meting aantal gram Meting aantal gram , , , , , ,5 Gemiddeld 85,7 19,5 Gemiddeld 81,0 18,2 Totaal per hectare Totaal per hectare Totaal aantal kilo 195 Totaal aantal kilo 182

3 Figuur 1: Aardappel na Japanse Haver Willemstad Figuur 2: Aardappel na Bladrammenas Willemstad Figuur 3: Aardappel na Facelia Willemstad

4 Resultaten Eethen In tegenstelling tot de groenbemesters in Willemstad zijn er in Eethen wel problemen ondervonden tijdens het poten van de aardappelen. In Eethen was niet geklepeld over de vorst. Dit was het geval volgend op de groenbemesters Bladrammenas, Gele Mosterd en Japanse Haver. Bij de Facelia en de zomergerst zijn geen verstoppingen ontstaan tijdens het poten. Na het poten viel op dat de grond bij de objecten met groenbemester een fractie grover kwam te liggen dan het land wat gewoon op wintervoor geploegd was. Dit verschil was echter gering. Bij alle objecten was het resultaat na het poten zeer positief. In Eethen is zoals gezegd ook de opbrengst en de maatsortering bepaald. Deze gegevens zijn terug te vinden in Tabel 2*. Bij deze tabel zijn enkele verschillen te zien wat de opbrengst betreft. Tussen de aardappelopbrengst volgend op Facelia en zomergerst zit in de telling een verschil van ongeveer 8,5 ton per hectare in het voordeel van zomergerst. Voor de rest zitten de netto opbrengsten ongeveer rond de 50 ton per hectare. Ook qua knolaantal lijkt het erop dat de aardappelen volgend op Facelia wat meer knollen produceren. Ook de maatsortering is met ongeveer 75% 50-70mm bij Facelia wat gunstiger dan de rest, hoewel de totale opbrengst volgend op Facelia zoals gezegd wat tegenvalt. Bij de Gele Mosterd valt op dat het geploegde land een wat egalere verdeling van de knolmaat geeft, de opbrengst is echter lager. De resultaten in deze tabel zijn niet statistisch onderbouwd. Om deze reden is het mogelijk dat een (sterke) schommeling in waarden op toeval berust. Contactpersoon: Sander Bernaerts

5 Tabel 2: Opbrengstmeting + Sortering Eethen Groenbemesterproef Eethen Sortering (in % van totaalgewicht) gewicht (kg/3m.) Tarra (kg) Tarra (%) Netto gewicht (kg/ha) OWG Aant. knollen <40mm >40mm 50-70mm >70mm Bladrammenas I 14,05 1,55 11, , ,8 8,8 83,2 3,2 Bladrammenas II 12,95 1,00 7, , ,5 9,2 44,8 43,5 Gemiddeld 13,50 1,28 9, , ,7 9,0 64,0 23,4 Facelia I 13,45 0,85 6, , ,6 6,7 76,2 13,5 Facelia II 12,30 0,90 7, , ,3 17,5 73,2 3,9 Gemiddeld 12,88 0,88 6, , ,5 12,1 74,7 8,7 Japanse Haver I 14,60 0,65 4, , ,4 5,0 59,9 33,7 Japanse Haver II 13,65 0,55 4, , ,0 4,2 46,6 49,2 Gemiddeld 14,13 0,60 4, , ,7 4,6 53,3 41,5 Zomergerst I 15,55 0,85 5, , ,0 5,1 51,2 41,7 Zomergerst II 14,95 1,10 7, , ,8 7,2 40,4 50,5 Gemiddeld 15,25 0,98 6, , ,9 6,2 45,8 46,1 Gele Mosterd (niet geploegd) I 15,95 0,70 4, , ,3 4,3 56,4 38,0 Gele Mosterd (niet geploegd) II 11,80 0,60 5, , ,1 5,4 54,9 36,6 Gemiddeld 13,88 0,65 4, , ,2 4,9 55,7 37,3 Gele Mosterd (geploegd) I 13,40 0,60 4, , ,8 4,3 65,2 29,7 Gele Mosterd (geploegd) II 13,55 0,80 5, , ,4 7,1 75,3 17,3 Gemiddeld 13,48 0,70 5, , ,6 5,7 70,3 23,5