Nieuwe technische vraag op grond van nieuw verkregen informatie.

Transcriptie

1 Leeswijzer beantwoording (anders zijn nieuwe vragen en antwoorden niet te onderscheiden van de eerder aangeleverde vragen en antwoorden): Alle tekst van het OAE is blauw gemaakt. De nieuwe vragen cursief. De beantwoording in zwart. Nieuwe technische vraag op grond van nieuw verkregen informatie. Uit de Memorie van Toelichting van de Wet verduidelijking voorschriften woonboten (Wvvw) blijkt: 1. De Raad van State (RvS) heeft op 16 april 2014 beslist dat de in het geding zijnde woonboot aangemerkt moet worden als: Een bouwwerk in de zin van de Wabo. 2. De Wet op de woonwagens en woonschepen (Www&ws) op 1 maart 1999 vervallen; 3. De desbetreffende woonboot moet op grond van de sub 1 genoemde uitspraak tevens aangemerkt worden als bouwwerk in de zin van de Woningwet (WonW). De besluiten van B&W in de periode 1980 tot 1991 zijn gebaseerd geweest op de Www&ws. Het Afwateringskanaal tussen Beatrixhaven en Beemdstraat heeft de bestemming gekregen: Water bestemd voor maximaal 15 woonschepen, uitsluitend te gebruiken als woning (Woonschiphaven). Het bestemmingsplan De Hurk 1988, onherroepelijk vanaf 1991, de intrekking van de Www&ws noch de wijzigingen van de APV hebben daar wijziging in gebracht. Er was destijds voor de woonbootbewoners geen enkele noodzaak om tegen het bestemmingsplan zienswijzen in te dienen. De gemeente heeft ook na 1991 huurovereenkomsten voor ligplaatsen gesloten Vraag: Moeten de ligplaatsen op grond van het voorgaande niet positief bestemd worden? Indien dat niet het geval is: Is dan niet het overgangsrecht van artikel 17 van toepassing? Zo nee, graag een duidelijke motivering. Naar onze mening dient dan objectgebonden overgangsrecht te worden opgenomen. Het is niet juist, zoals hierboven is aangegeven, dat de ligplaatsen bij het besluit van mei 1984 als zodanig bestemd zijn. Dit zou wel het geval zijn, wanneer de toenmalige directeur in het voorstel van 29 mei 1984 als beslispunt had opgenomen dat het aanwijzingsbesluit voor de 15 ligplaatsen ook in planologische zin positief moest worden bestemd met een zogenaamd postzegelbestemmingsplan. Dit heeft de directeur echter nagelaten. Zijn standpunt, dat het geldende bestemmingsplan zich niet verzette tegen de ligging van de woonboten, was en is

2 een onjuist standpunt, zoals in de zienswijzennota beargumenteerd is onderbouwd. De directeur heeft voorgesteld om voor de ligplaatsen van de woonboten een privaatrechtelijke huurovereenkomsten op te stellen in plaats voor de wettelijke juiste systematiek te kiezen en voor te stellen om vrijstellingen te verlenen van de Politieverordening en daarvoor leges in rekening te brengen. Zo nodig voor te stellen om de legesverordening (het heffen van leges voor ligplaatsen mogelijk maken) hierop aan te passen. Nu dit aanwijzingsbesluit niet is vertaald in een bestemmingsplan zijn de ligplaatsen niet planologisch geborgd/bestemd, ook niet in het bestemmingsplan De Hurk Onder het overgangsrecht kunnen uitsluitend zaken worden gebracht die toegestaan waren op basis van het voorafgaande bestemmingsplan en dat is, hoe jammerlijk ook, niet het geval. Objectgebonden overgangsrecht wordt niet voorgesteld, zoals uitgebreid is verwoord in de zienswijzennota; nu er op basis van de APV géén nieuwe ligplaatsvergunningen meer worden afgegeven kan een mogelijke koper van een woonboot geen recht doen gelden om de woonboot mét ligplaats over te nemen. De RvS heeft beslist dat een woonboot als bouwwerk in de zin van de Wabo en WonW moet worden aangemerkt. De nota van zienswijzen gaat uit van het tegendeel. Vraag: Bent u nog steeds van mening dat een woonboot geen bouwwerk is? Zo ja, graag een uitvoerige motivering. Zo nee, is dan nog wel houdbaar de stelling dat geen sprake is van planschade en/of nadeelcompensatie? Tot het moment dat de Wet verduidelijking voorschriften woonboten in werking treedt, en dat is op 1 januari 2018, is er in formeel juridische zin geen sprake van een bouwwerk in de zin van de Wabo, Woningwet en Bouwbesluit. Ware dit wel het geval dan zou bovengenoemde wetswijzing zinloos/overbodig zijn geweest. Deze wetswijziging is in procedure gebracht om het een en ander juridisch goed te regelen en tevens voor de bestaande woonboten overgangsrecht te creëren zodat niet geconcludeerd hoeft te worden dat de bestaande woonboten met ingang van 1 januari in strijd zouden zijn met de bouwkundige regelgeving (met name Bouwbesluit). Of er sprake is van planschade is op dit moment niet duidelijk. Deze vraag zal voor het eerst worden beantwoord wanneer een dergelijk verzoek om planschadevergoeding ter beoordeling aan de Raad van State wordt voorgelegd. Nadeelcompensatie is in ieder geval niet aan de orde. Bij nadeelcompensatie gaat het om schade door rechtmatige besluiten door de gemeente, anders dan door ruimtelijke besluiten.

3 Aanvullende technische vragen n.a.v. de antwoorden. 3. Welke formeel juridische gronden zijn er voor opzegging van de huurovereenkomsten? Welke maatregelen bedoelt u? Waarom spreekt u over in beginsel verhuren? Er is toch daadwerkelijk verhuurd en de model huurovereenkomst is toch door B&W vastgesteld? Zie het antwoord op vraag 8 van de VVD Vraag 8 VVD. 8. Welke overweging van de gemeente ten aanzien van tijdelijkheid? Waarom (welke afspraken /contracten) moesten de bewoners van woonboten ervanuit gaan dat het tijdelijke bewoning betrof en geen vaste ligplaatsen? Onderstaande een uitsnede van het relevante artikel uit de huurovereenkomst. Deze huurovereenkomsten worden in beginsel voor onbepaalde tijd aangegaan maar kan wederzijds met een opzegtermijn van 6 maanden door partijen worden beëindigd, zonder dat er van gemeentewege sprake is van een recht op een vervangende ligplaats of enige andere vorm van vergoeding. Tot heden is door de gemeente geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. N.a.v. antwoord op vraag 3. Het getoonde gedeelte uit de huurovereenkomst vermeldt de ingangsdatum De model huurovereenkomst is vastgesteld bij beslissing van 29 mei 1984.Voor zijn in ieder geval 8 huurovereenkomsten gesloten, waarvan5 voor het definitief worden van het nu nog vigerende bestemmingsplan De Hurk Na is 1 huurovereenkomst gesloten, terwijl van 3 ligplaatsen de ingangsdatum van de huurovereenkomst niet duidelijk is. Er wordt geen antwoord gegeven op de vraag. De overeenkomsten zijn niet in beginsel voor onbepaalde tijd, maar gewoon voor onbepaalde tijd met voor beide partijen de mogelijkheid tot opzegging. Op blz. 20 wordt gesteld dat het formeel juridisch mogelijk zou zijn de harde lijn te kiezen en zodanige maatregelen te nemen dat de woonboten op relatief korte termijn verwijderd zijn. De harde lijn is opzegging van de huurovereenkomsten. Nogmaals de vraag Welke formeel juridische gronden zijn er voor opzegging van de huurovereenkomsten? Welke maatregelen bedoelt u?

4 Er is een voorbeeld gegeven van een huurovereenkomst zoals die is gebezigd; het opstellen van huurovereenkomsten is thans een zaak waar het college van B & W geen goedkeuring meer aan hoeft te geven. Tevens biedt de APV de mogelijkheid, art. 1:6 sub b, om de vergunning voor de ligplaatsen op te zeggen. Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd: a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist; c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen; d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of e. indien de houder of de rechtverkrijgende dit verzoekt. 5. In de nota wordt gesteld dat ligplaatsen gelijkgesteld kunnen worden met standplaatsen van woonwagens. Waarop is deze stelling gebaseerd? Is de tegemoetkoming in de verhuiskosten de enige vergoeding, die wordt betaald? Zo ja, hoe zit het dan met de overige schadeposten van de bewoners? De wettelijke regeling heeft formeel geen betrekking op ligplaatsen voor woonboten. De redelijkheid gebiedt om deze wettelijke regeling naar de strekking van de wetgever te interpreteren. Dat leidt naar onze mening tot de conclusie dat deze regeling ook betrekking kan hebben op ligplaatsen aangezien de consequenties tussen het vervallen van een woonwagenstandplaats en het vervallen van een ligplaats dezelfde consequenties hebben. Formeel vasthouden aan de exacte tekst van deze wettelijke regeling zou de consequentie hebben dat er geen verhuiskostenvergoeding kan worden uitgekeerd aan de woonbootbewoners bij een verhuizing. Daar kiest het college niet voor. Het door u gegeven antwoord is niet alleen onjuist maar ook onbegrijpelijk. U interpreteert een privaatrechtelijke wettelijke regeling in een publiekrechtelijke aangelegenheid. Ligplaatsen in het water zijn op geen enkele wijze te vergelijken met standplaatsen, omdat standplaatsen onroerend zijn. Dat is een van de redenen voor de wetgever om de regels voor de huur van woonruimte mede van toepassing te verklaren op woonwagenstandplaatsen, nadat de Wet op woonwagens en woonschepen was ingetrokken. Indien de wetgever destijds had gewild dat ligplaatsen ook onder de regels van huur van woonruimte zouden vallen, dan had men dat ongetwijfeld in de wet opgenomen. Bovendien leidt vervallen van een ligplaats niet altijd tot verhuizing naar een andere woning.

5 Vraag Welke consequenties van vervallen van een woonwagenstandplaats zijn hetzelfde als de consequentie van het vervallen van een ligplaats? Waarop baseert u dat de redelijkheid gebiedt tot interpretatie van de wettelijke regels? Het woord interpretatie geeft al aan dat er geen sprake is van een tekst waar deze interpretatie exact is aangeven. 6. Heeft de gemeente niet geaccepteerd dat de huurovereenkomst Waldeck Pyrmontstraat 4 van vader door de zoon is overgenomen? Indien ja. Waarom wordt de overeenkomst dan niet op naam van de zoon gezet? Indien nee. Op grond van welke overeenkomst wordt door de gemeente huur van de huurder geïnd? De vader heeft niet verzocht om de overeenkomst op te zeggen en de zoon heeft de gemeente niet verzocht om de huurovereenkomst op zijn naam te laten zetten. Er is alleen een brief verzonden van de gemeente dat directe familie ingeschreven moet staat en woonachtig moet zijn op dit adres om er te mogen blijven wonen. Op dit moment is in het bestemmingsplan voor nummer 4 persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen. Dit recht kan worden geeffectueerd als het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Het college is namelijk bevoegd om na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, voor degenen waar wel het adres is opgenomen, maar vanwege omstandigheden er geen huurovereenkomst is, alsnog een huurovereenkomst afsluiten. Naar aanleiding van voorgaand antwoord de navolgende nadere vragen: Geconstateerd moet worden dat de huurovereenkomst nog steeds voortduurt, dar deze noch door de vader, op wiens naam de overeenkomst staat, noch door de gemeente is opgezegd, hoewel strikt genomen sprake is van overtreding van artikel 2 lid a van de huurovereenkomst. Afgezien van het feit dat de verplichting tot inschrijving niet in de huurovereenkomst is opgenomen, heeft de gemeente hierin geen reden tot opzegging van de overeenkomst gezien. Vanaf 2010 worden de huurnota s aan de zoon gezonden en door hem betaald. Daarmee hebt u ingestemd met overneming door de zoon van het huurcontract Aan de ambtenaar, verantwoordelijk voor de wachtlijst en de contracten, is wel degelijk gevraagd het contract op naam van de zoon, die op de wachtlijst stond, te zetten. Vraag Bent u bereid de huurovereenkomst alsnog op naam van de zoon te zetten? Indien niet, waarom niet? Verwezen kan worden naar het antwoord dat het college pas kan beoordelen of van een schrijnend geval sprake is wanneer de Raad van State uitspraak heeft gedaan over de kwestie van de woonboten. Zoals is aangegeven tijdens de inspraakbijeenkomst en ook blijkt uit de zienswijzen gaan de woonbootbewoners er van uit dat er sprake is van een legale situatie en dat de woonboten positief bestemd dienen te worden. Indien dit het geval blijkt te zijn volgens de Raad van State hoeven er geen besluiten dienaangaande door het college genomen te worden. Overigens is het niet van belang of en door wie de huur wordt betaald om recht te kunnen doen

6 gelden op de verhuiskostenvergoeding; in deze is uitsluitend van belang of er sprake is van een op naam gestelde huurovereenkomst. Het antwoord met betrekking tot het persoonsgebonden overgangsrecht is onduidelijk. Vraag Is er een bestemmingsplan met persoonsgebonden overgangsrecht? Zo ja, welk plan is dit? Waarom kan het college op dit moment geen huurovereenkomsten afsluiten? Er is op dit moment in Eindhoven geen bestemmingsplan met persoonsgebonden overgangsrecht. Voor de vraag waarom het college thans geen huurovereenkomsten kan afsluiten wordt verwezen naar het aanvullende antwoord op vraag 3.

7 Vragen naar aanleiding van eerder gegeven en uit De vergunning, waarnaar wordt verwezen, is een vergunning die op basis van de voormalige Wet op Woonwagens en Woonschepen in 1988 is verleend voor een periode van 3 jaar. Deze wet is in 1991 ingetrokken. De Woningwet gold toentertijd vervolgens niet voor woonschepen. Bestuursrechtelijk gezien is deze oude vergunning niet meer van toepassing. Voor de 13 ligplaatsen voor de woonschepen aan de Waldeck Pyrmontstraat is vervolgens vanaf maart 1992 door de gemeente een huurovereenkomst gesloten. Het is op basis van artikel van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven 2012 verboden ligplaats voor een woonschip te hebben op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water. Een dergelijk aanwijzingsbesluit is in Eindhoven nimmer genomen. Dat een dergelijk aanwijzingsbesluit niet is genomen doet niets af aan de regels die gelden op basis van het bestemmingsplan In een brief van B&W van 10 mei 1983 staat: dat wij in beginsel besloten hebben in het gedeelte van het Afwateringskanaal, gelegen tussen de Beatrixhaven en de brug in de Beemdstraat, vijftien ligplaatsen voor woonschepen ter beschikking te stellen. De ligplaatsen zullen worden verhuurd. Zoals hiervoor aangegeven is de model huurovereenkomst vastgesteld bij besluit van 29 mei Na deze datum zijn de eerste huurovereenkomsten gesloten met de bewoners van toen daar reeds aanwezige woonboten. De hierboven onderstreepte zin is dus onjuist. Naar aanleiding van een wijziging van de wet, die geleid heeft tot intrekking van Reglement op woonwagens en woonschepen, is door het Hoofd vergunningen, markten en parkeerzaken d.d. 4 november 1991 aan de woonbootbewoners een brief gestuurd inhoudende dat ten gevolge van de wijziging van de wet geen woonvergunning meer door de Provincie zouden worden afgegeven. Om die reden werden enkele wijzigingen in de (model)huurovereenkomst aangebracht. De wijzigingen zijn echter niet altijd in alle nadien gesloten overeenkomsten opgenomen. Het bovengenoemde gedeelte is vervolgens door B&W aangewezen als: Water voor maximaal 15 ligplaatsen voor woonboten, uitsluitend door de huurder te gebruiken als woning voor zich en zijn verwante(n). Dit is ook opgenomen in artikel 11 van de APV Voormeld besluit is genomen nadat uit de diverse ambtelijke adviezen was komen vast te staan dat geen strijdigheid bestond met het vigerend bestemmingsplan en er geen stedenbouwkundige bezwaren bestonden Bij de intrekking van de wet en het bijbehorende reglement is bepaald dat geen nieuwe regels met betrekking tot de inrichting en het gebruik van woonschepen mogen worden gesteld. Vraag Moet op grond van het voorgaande niet aangenomen worden dat het gedeelte van het Afwateringskanaal de bestemming heeft: water bestemd voor maximaal 15 ligplaatsen voor woonschepen, uitsluitend te gebruiken als woning? Zoals hierboven is gesteld was de conclusie van de toenmalige directeur, dat er geen sprake was van strijd met het bestemmingsplan, onjuist. Er is in casu sprake van een voorstel aan het college van B & W dat in juridische zin onjuist blijkt te zijn geweest.

8 3. Op basis van het nu nog van kracht zijnde bestemmingsplan ("De Hurk 1988") geldt ter plaatse van de ligplaatsen de bestemming 'overwegend industrie'.*) Gronden met deze bestemming zijn volgens dit plan primair bedoeld voor doeleinden van handel en bedrijf in de vorm van ambachtelijke, dienstverlenende, productie- en handelsbedrijven met bijbehorende bouwwerken waaronder dienstwoningen, (parkeer)terreinen en overige voorzieningen. Secundair zijn deze gronden tevens bestemd voor verkeers-, recreatie-, watersport-, groen-, nuts- en parkeervoorzieningen, waterstaatkundige doeleinden en de daarbij behorende (parkeer)terreinen en voorzieningen. Gelet hierop is het gebruik als ligplaats voor woonschepen strijdig met de nu nog geldende bestemming. Het overgangsrecht van dit bestemmingsplan bepaalt dat het gebruik van de gronden, dat bestaat ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan en dat van het plan afwijkt mag worden voortgezet, mits dit gebruik niet reeds onwettig was op grond van het (voorgaande) bestemmingsplan. Het bestemmingsplan dat van toepassing was voorafgaand aan het thans nog van kracht zijnde bestemmingsplan was het bestemmingsplan Herziening II Uitbreidingsplan De Hurk. Ingevolge dat bestemmingsplan was de grond ter plaatse van de bewuste ligplaatsen bestemd voor 'water', waar geen bebouwing was toegestaan *). Onder voorwaarden waren burgemeester en wethouders volgens dat bestemmingsplan bevoegd ontheffing te verlenen van de voorgeschreven bestemming in de onmiddellijke nabijheid van het Beatrixkanaal voor het oprichten van gebouwen voor de scheepvaart. Omdat het gebruik als ligplaats ook al op grond van dat bestemmingsplan niet was toegestaan heeft dit tot gevolg dat het overgangsrecht van het nu van kracht zijnde bestemmingsplan niet van toepassing is. Anders gezegd: op basis van de regels in het oude bestemmingsplan was het gebruik als ligplaats voor woonboten al niet toegestaan en daarom valt het gebruik van de gronden/water voor een ligplaats niet onder het overgangsrecht van het nu nog geldende Dat de gemeente nimmer is opgetreden tegen het feit dat de woonschepen ter plaatse liggen maakt deze situatie nog niet legaal.**) Bovendien veranderen de regels van het bestemmingsplan niet omdat er voor de ligplaatsen huurovereenkomsten zijn gesloten. **) In de antwoorden op de vragen van D66 wordt gesteld dat de woonbootbewoners geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid tot het voeren van overleg. Dat is niet juist. De woonbootbewoners hebben niet apart willen praten, maar collectief gesprekken gevoerd met enkele ambtenaren en wethouder Seuren. In een brief aan de woonbootbewoners is bevestigd dat anders dan destijds gesteld de ligplaatsen legaal worden ingenomen. Vraag Hoe kan het dat ter plaatse van de ligplaatsen volgens het plan De Hurk 1988 de bestemming overwegend industrie geldt en volgens het bestemmingsplan Herziening II Uitbreidingsplan De Hurk de bestemming water gold? De Herziening II Uitbreidingsplan De Hurk was een gedetailleerd bestemmingsplan en het bestemmingsplan De Hurk 1988 is een zogenaamd globaal eindplan. Dat is voortgevloeid uit het standpunt van de regering in de jaren 80 dat bestemmingsplannen globaler van opzet (beleidsmatiger)moesten worden. De Rijksoverheid heeft daar zelfs indertijd een circulaire over uitgeven Bestemmen met beleid. Dergelijke globale eindplannen werden ook geaccepteerd door de Raad van State. Deze vorm van beleidsmatig bestemmen heeft goed gewerkt tot de Raad van State eind jaren 90 concludeerde dat dit soort bestemmingsplannen onvoldoende rechtsbescherming bood. Alle dergelijk beleidsmatig opgestelde Eindhovense bestemmingsplannen moesten om die reden weer volledig worden herzien op een wijze zoals thans het geval is; zeer gedetailleerd. Vraag: Moet niet worden aangenomen dat, aangezien de ligplaatsen niet in strijd zijn met enig voorgaand bestemmingsplan, tenminste het overgangsrecht van toepassing is? Zo nee, waarom niet Deze vraag is hierboven al beantwoord.

9 Hastelweg Welk bestemmingsplan is vigerend ten aanzien van dit perceel en welke bestemming heeft dit perceel? Zie het antwoord op vraag 10 van de VVD. 10. Was er inderdaad een (gedeeltelijke) bestemming wonen in het bestemmingsplan (situatie 2013)? Nee, in het bestemmingsplan van 2013 is Hastelweg 238 niet opgenomen op de lijst van bedrijfswoningen. Naar aanleiding van de bijdrage van de inspreker zijn nogmaals de oude vergunningen bekeken. Hieruit blijkt dat in 1963 een eerste aanvraag is gedaan voor een werkruimte. In deze aanvraag is een entree voor toekomstige woonruimte op de verdieping opgenomen. Ook in de vergunning staat aangegeven dat er een vervolgaanvraag zou worden ingediend voor een woning. Door persoonlijke omstandigheden is destijds de bouw uitgesteld, maar is ook nooit meer een aanvraag ingediend om op de verdieping te gaan wonen. Het vigerend bestemmingsplan De Hurk dateert van Volgens de inspreker is Hastelweg 238 gelegen in een ander bestemmingsplan Vraag Welk bestemmingsplan van 2013 wordt bedoeld? Is dit het vigerend bestemmingsplan van de Hastelweg? Zo nee, welk plan is dan vigerend? Het ontwerpbestemmingplan bedrijventerrein De Hurk Croy Dit is niet het vigerende bestemmingsplan, want dit bestemmingsplan is nooit vastgesteld. Het vigerende bestemmingsplan is Zeelsterstraat A. Hierin heeft het perceel de bestemming Industrie. Binnen deze bestemming waren ondergeschikt dienstwoningen toegelaten, maar van deze mogelijkheid is voor het perceel Hastelweg 238 nooit gebruik gemaakt. 9 Wat is de reden dat Hastelweg 238 niet is opgenomen als toegelaten bedrijfswoning? Zie het antwoord op vraag 11 van de VVD. 11. Kunt u aangeven wat de afweging is om geen woonbestemming op deze ruimtes/panden te geven? De afweging is dat er geen nieuwe bedrijfswoningen meer worden toegelaten op het bedrijventerrein. Alleen bestaande vergunde bedrijfswoningen zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Hastelweg 238 is het enige pand in een rij, dat niet als bedrijfswoning is opgenomen.

10 Vraag Was dat ook het geval in het bestemmingsplan van 2013 of het vigerend bestemmingsplan? Zoals aangegeven in de eerdere antwoorden is hier nooit een bedrijfswoning gerealiseerd. Het was het enige pand in de rij, waarbij dit niet is gebeurd. Er heeft zich een drukkerij gevestigd en die had vermoedelijk geen behoefte aan een bedrijfswoning. Een en ander is vrijdag 8 december ook besproken met de eigenaar.