EUROPESE COMMISSIE. Steunmaatregel nr. SA (2015/N) Methode garantieberekening

Transcriptie

1 EUROPESE COMMISSIE Brussel, C(2015) 3788 final Betreft: Staatssteun / België Steunmaatregel nr. SA (2015/N) Methode garantieberekening Excellentie, De Europese Commissie (hierna "de Commissie") heeft de informatie die uw autoriteiten over de methode voor de berekening van het steunbestanddeel in de verleende staatsgaranties hebben verstrekt, onderzocht en heeft besloten geen bezwaar te maken tegen het gebruik van deze methode. Bij dit besluit heeft de Commissie zich gebaseerd op de onderstaande overwegingen. 1. PROCEDURE (1) België heeft deze berekeningsmethode vooraf bij de Commissie aangemeld bij brief van 4 december 2014, die op dezelfde dag door de Commissie is geregistreerd. De Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie heeft de berekeningsmethode overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna "VWEU") bij van 26 januari 2015, die op dezelfde dag is geregistreerd, bij de Commissie aangemeld. Op 5 februari 2015 en 17 maart 2015 heeft de Commissie verzocht om aanvullende informatie, die de Belgische autoriteiten hebben verstrekt bij brief van 4 maart 2015 en 13 april 2015, door de Commissie geregistreerd op respectievelijk 6 maart 2015 en 14 april OMSCHRIJVING 2.1. Titel (2) Methode garantieberekening Zijne Excellentie de heer Didier REYNDERS Vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken Karmelietenstraat Brussel Europese Commissie, B-1049 Brussel - België. Tel.:

2 2.2. Doelstelling (3) De aanmelding van België betreft een methode voor een transparante berekening van het staatssteunbestanddeel van garanties die door de Vlaamse regering worden toegekend. De berekeningsmethode geldt voor garanties die worden toegekend aan kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (hierna "kmo's") en moet worden getoetst aan de vigerende wetgeving inzake garanties. (4) De aanmelding door de Belgische autoriteiten heeft als doel een transparante berekeningsmethode beschikbaar te stellen voor de berekening van het brutosubsidie-equivalent van staatsgaranties. De onderhavige aanmelding heeft geen betrekking op de individuele steun zelf die in de vorm van garanties wordt verleend. Eenmaal goedgekeurd zal de berekeningsmethode worden gebruikt om de steun die vervat is in aan begunstigden toegekende garanties, te bepalen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard 1 (groepsvrijstellingsverordening voor landbouw hierna "GVVL"). In beginsel wordt steun die in de vorm van staatsgaranties wordt verleend, niet als transparant beschouwd. Zoals bepaald in artikel 5, lid 2, onder c) ii), van de GVVL wordt in de vorm van staatsgaranties verleende steun echter wel als transparant beschouwd: "wanneer, voorafgaand aan de tenuitvoerlegging van de maatregel, de methode voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent van de garantie door de Commissie is aanvaard op grond van de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties, of een mededeling die deze vervangt, na aanmelding van die methode bij de Commissie op grond van een op staatssteungebied door de Commissie vastgestelde verordening die op dat moment van toepassing is, en de goedgekeurde methode uitdrukkelijk is toegespitst op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die in het kader van de toepassing van deze verordening in het geding zijn". (5) Derhalve zal de onderhavige aanmelding, die uitsluitend betrekking heeft op de methode voor de berekening van de steunintensiteit van de garanties, worden beoordeeld op basis van de nu geldende mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (2008/C 155/02) 2 (hierna "de garantiemededeling") Looptijd (6) Vanaf de datum van het besluit van de Commissie tot en met 31 december Begroting (7) Voor de berekeningsmethode zijn geen begrotingsmiddelen vereist. 1 PB L 193 van , blz PB C 155 van , blz

3 De berekeningsmethode zal worden toegepast bij steunverlening in de vorm van garanties op grond van de GVVL. De begrotingsmiddelen voor deze steunverlening hangen af van het verleende steunbedrag en worden geraamd op een bedrag tussen 5,5 miljoen EUR in het geval van 51 begunstigden en 10,7 miljoen EUR in het geval van 100 begunstigden Steunintensiteit (8) Aangezien de berekeningsmethode zelf geen steunverlening behelst, is er in dit stadium geen sprake van een concrete maatregel met specifieke steunintensiteit. De maximale steunintensiteit van het steunbestanddeel van de garanties als berekend met de aangemelde berekeningsmethode, wordt evenwel berekend op 6,70 % Begunstigden (9) In het kader van de toepassing van de berekeningsmethode komen alleen in bijlage I van de GVVL omschreven kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de landen tuinbouwsector in Vlaanderen ongeacht hun rechtsvorm in aanmerking voor de onderhavige garanties. Het totale aantal begunstigden voor de volledige looptijd waarin de methode zou worden gebruikt, wordt geraamd op 51 tot 100. (10) De steun in de vorm van garanties als berekend met de aangemelde berekeningsmethode, wordt niet verleend aan: ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden 3, of ondernemingen ten aanzien waarvan een uitstaand bevel tot terugvordering geldt krachtens een eerder besluit van de Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard Algemene voorwaarden voor de garantieregeling (11) De door België aangemelde berekeningsmethode zal worden gebruikt bij de verlening van steun in de vorm van garanties ter dekking van investeringskredieten voor duurzame investeringen op of voor de overname van kleine tot middelgrote land- of tuinbouwbedrijven in Vlaanderen. De investeringen die in aanmerking komen, worden opgesomd in een lijst en moeten aan bepaalde duurzaamheidscriteria voldoen. (12) De berekeningsmethode zal worden toegepast door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds van de Vlaamse regering (hierna "het VLIF") en heeft als rechtsgrondslag het: Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de regelen tot de werking en het beheer van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds; Besluit van de Vlaamse Regering betreffende steun aan de investeringen en aan de overname in de landbouw en Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 16 juli 1996 houdende vaststelling van de regelen tot de werking en het beheer van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds. 3 PB C 249 van , blz. 1. 3

4 (13) De Belgische autoriteiten hebben verduidelijkt dat deze aanmelding uitsluitend betrekking heeft op de methode voor de berekening van de steunintensiteit van de garanties en dus niet op de steunverlening in de vorm van garanties zelf. (14) De maximale, aan de hand van kredieten gesubsidieerde investeringskosten waarop de onderhavige berekeningsmethode van toepassing is, bedragen 2,0 miljoen EUR per onderneming en kunnen maximaal ten belope van 80 %, of EUR, worden gewaarborgd, gedurende ten hoogste tien jaar. (15) De garanties worden slechts toegekend voor een deel van de kredieten en mits kan worden aangenomen dat de contractueel afgesproken rentelasten en aflossingen zullen worden betaald. De garantie dekt maximaal 80 % van het deel van het betrokken krediet dat voor een subsidiabel investeringsproject is verleend. De banken behouden een blootstelling van ten minste 20 %. (16) Om steunverlening aan de kredietgever te voorkomen, zullen aldus de Belgische autoriteiten geen garanties achteraf worden toegekend voor reeds verstrekte kredieten of andere reeds aangegane financiële verbintenissen en zullen de gegarandeerde kredieten niet worden gebruikt om een andere niet-gegarandeerde lening aan dezelfde kredietinstelling terug te betalen. Tevens is verduidelijkt dat het krediet waarvoor een garantie wordt toegekend, in verband moet staan met een aangemeld investeringsproject. In het stadium van de aanvraag mag de betrokken investering nog niet van start zijn gegaan en mag de desbetreffende kredietovereenkomst nog niet zijn ondertekend. Herfinanciering van bestaande leningen wordt dus niet aanvaard. (17) Steun in de vorm van garanties als berekend met de onderhavige berekeningsmethode, kan worden gecumuleerd met andere steun die eveneens door het VLIF voor de betrokken investeringen is verleend in de vorm van een kapitaalsubsidie en/of een rentesubsidie. Volgens de Belgische autoriteiten zullen de drempels op het gebied van staatssteun die onder de GVVL valt, zeker niet worden overschreden. Meer bepaald hebben de Belgische autoriteiten gemeld dat de totale steunintensiteit voor investeringen onder 40 % zal blijven, en voor jonge landbouwers onder 60 %, zoals vereist op grond van de GVVL. Ter illustratie: de maximale steunintensiteit voor investeringen zou 36,70 % bedragen (maximale kapitaalsubsidie en/of rentesubsidie van 30 % en maximale steun in de vorm van een garantie van 6,70 %) en voor jonge landbouwers 56,70 % (50 % + 6,70 %). (18) De Belgische autoriteiten hebben bevestigd dat zij de in punt 6 van de garantiemededeling bedoelde verslagen bij de Commissie zullen indienen Beschrijving van de berekeningsmethode (19) Een berekeningsmethode voor een garantieregeling berust op het vaststellen van het subsidie-equivalent van een garantie in geld, door de premie die feitelijk voor de garantie in rekening is gebracht, te vergelijken met de theoretische marktprijsconforme premie. In punt 4.4 van de garantiemededeling is bepaald dat de theoretische marktprijsconforme premie waarvoor het steunbestanddeel wordt berekend, de normale aan de garantie verbonden risico's (op basis van het verwachte verlies) moet dekken, alsmede de beheers- en kapitaalkosten Premie 4

5 (20) Overeenkomstig de nationale rechtsgrondslag moet de kredietnemer, op het moment wanneer de garantie wordt toegekend, de volledige premie betalen (incl. risicovergoeding). Volgens de Belgische autoriteiten moet de kredietnemer binnen een vastgestelde termijn na de toekenning van de garantie de eenmalige premie betalen. Deze voorafgaande betaling van de volledige premie is een voorwaarde voor de geldigheid van de garantie. Wordt de premie niet binnen de termijn betaald, dan wordt de toekenning van de garantie ingetrokken. De premie wordt bepaald op basis van het gegarandeerde bedrag, de looptijd en het aflossingsplan voor het gegarandeerde krediet. De aldus berekende premie voor het maximale gegarandeerde bedrag van 1,6 miljoen EUR over een maximale looptijd van 10 jaar komt neer op 0,5 % ofwel een bedrag van EUR. De premie wordt op uniforme wijze voor alle toegekende garanties berekend; er wordt bij de premieberekening dus geen onderscheid gemaakt tussen begunstigden Wanbetalingspercentage (21) De kans op wanbetaling (risicofactor) is afgeleid uit peilingen van de Belgische autoriteiten bij bankinstellingen. De bank die informatie heeft verstrekt, is een erkende kredietinstelling en een grote speler op het gebied van landbouwkredieten. Het meegedeelde wanbetalingspercentage ligt lager dan 1 %. De Belgische autoriteiten hebben er bovendien op gewezen dat bij andere, vergelijkbare garantieregelingen wordt uitgegaan van een wanbetalingspercentage van 0,78 %. Het maximale wanbetalingspercentage van 1 % dat de Belgische autoriteiten in de berekeningsmethode wensen te gebruiken, is wellicht overschat, maar is huns inziens, bij gebrek aan meer gedetailleerde cijfers, een voorzichtige keuze. De kans dat een gegarandeerd investeringskrediet in de landbouwsector wordt opgezegd, wordt naar mening van de Belgische autoriteiten kleiner naarmate de looptijd van de garantie vordert. Dit element is ook verwerkt in de formule van de aangemelde berekeningsmethode, als beschreven in punt Beheerskosten (22) Volgens de informatie van de Belgische autoriteiten bedragen de beheerskosten naar raming niet meer dan 0,1 %. Hieronder vallen de kosten van de specifieke, initiële risicobeoordeling en de kosten voor de risicomonitoring en het risicobeheer in verband met het verstrekken en beheren van de garanties. België neemt de beheerskosten ten belope van 0,1 % jaarlijks op in de berekeningsmethode volgens de methode als beschreven in voetnoot 29 van de garantiemededeling en aan de hand van het percentage als vermeld in de voetnoten 17 en 18 bij punt 3.4 van de garantiemededeling. (23) De beheerskosten voor de overheid zijn volgens de Belgische autoriteiten veeleer beperkt aangezien de erkende kredietinstellingen die het krediet verstrekken, een risicobeoordelingsdossier met de nodige elementen opstellen en ook zelf een eerste risicoanalyse verrichten. (24) In het verleden zijn weinig garantieaanvragen ingediend, met als gevolg dat weinig directe werkuren worden toegewezen voor het behandelen van de garantiedossiers. Bovendien is de hoogte van de beheerskosten niet gekoppeld aan de hoogte van de gevraagde garantie. 5

6 (25) Gezien het bovenstaande, en met name de beperkte kosten en de complementaire rol van de erkende kredietinstellingen, vinden de Belgische autoriteiten het realistisch om in de berekeningsmethode 0,1 % te hanteren als maximum voor de beheerskosten Kapitaalvergoeding (26) De Belgische autoriteiten zijn het ermee eens dat, om de staat te vergoeden voor het risico dat hij loopt door garanties toe te kennen, de theoretische garantiepremies de vergoeding over een toereikend kapitaal moeten dekken. België heeft overeenkomstig punt 3.4, onder f), en voetnoot 17 van de garantiemededeling in de berekeningsmethode opgenomen dat het kapitaal ten minste 8 % van de uitstaande garanties moet bedragen. (27) De normale vergoeding voor dit kapitaal bestaat uit een risicopremie, eventueel verhoogd met het risicovrije rentepercentage. In alle gevallen moet de risicopremie over het toereikende kapitaalbedrag aan de staat worden betaald. België is van oordeel dat een normale risicopremie op vermogen 400 basispunten bedraagt en dat deze risicopremie moet zijn vervat in de garantiepremie die de begunstigden wordt berekend. Indien in het kader van de methode een waarde van 400 basispunten (of 4 %) op het toereikende kapitaal wordt toepast, levert dit jaarlijkse kapitaalkosten van 0,32 % (8 % 4 %) van het garandeerde bedrag op Berekening van het steunbestanddeel (28) Om tot het steunbestanddeel van de garantie te komen, wordt de theoretische premie vergeleken met de daadwerkelijk in rekening gebrachte premie. (29) Het aflossingsplan voor het krediet is een essentieel element in de berekening van het steunbestanddeel. Aan de hand hiervan kan het risicobedrag (d.w.z. het uitstaande gegarandeerde bedrag) aan het begin van elk jaar van de looptijd van het gegarandeerde krediet worden vastgesteld. (30) Op basis van het aflossingsplan is het mogelijk om voor elk jaar van de looptijd van het krediet te bepalen welke marktprijsconforme premie voor het gegarandeerde bedrag zou moeten worden betaald. Om tot het steunbestanddeel te komen, worden deze jaarlijkse bedragen dan gedisconteerd tot het tijdstip van toekenning van de garantie, en vervolgens samengeteld en vergeleken met de daadwerkelijk in rekening gebrachte premie. (31) De berekening van het steunbestanddeel gebeurt als volgt. Het aan het begin van elk jaar uitstaande gegarandeerde bedrag wordt vermenigvuldigd met de percentages van de wanbetalings-, kapitaal- en beheerskosten. (32) De aldus berekende kosten voor elk jaar worden met een disconteringspercentage van 1,34 % (referentiepercentage van 0,34 % plus 100 basispunten) gedisconteerd tot het tijdstip van toekenning van de garantie, en vervolgens samengeteld. De som van de kosten wordt vergeleken met de premie die wordt betaald op het tijdstip van toekenning van de garantie. Het aldus verkregen verschil is de steunintensiteit voor deze berekeningsmethode, meer bepaald 6,70 %, berekend op basis van het maximale gegarandeerde bedrag, de volledige tienjarige garantieperiode en de lopende kredietaflossingen. 6

7 (33) De door België meegedeelde gedetailleerde formule voor de berekening van de steunintensiteit wordt hieronder weergegeven: Steunintensiteit = (gegarandeerd bedrag x risico) betaalde premie [ n y=1 (Y-y+1)/Y*(80%*L)*(1-r) (y-1) *(r+a)]-p*l waarbij Y = looptijd van de lening y = jaar L = subsidiabel deel van de lening r = risico (%) 1,0 % a = beheers- en kapitaalkosten (%) 0,1 % en 0,32 % = 0,42 % p = premie de gebruikte formule voor de premie is: P = B * [0,35 % + (0,015 % * (DP /12 * D))] waarbij B = toegekende garantie (in euro) DP = aantal maanden tussen de opeenvolgende kapitaalaflossingen, m.a.w. lengte van een betaaltermijn D = totaal aantal kapitaalaflossingen waarop de garantie van toepassing is, ervan uitgaande dat er geen uitstel van kapitaalaflossing is Looptijd van de garantie: maximaal 10 jaar Gegarandeerd bedrag: in de formule staat n y=1 (Y-y+1)/Y*(80%*L) voor gegarandeerd bedrag. Dit blijft beperkt tot 80 % van het subsidiabele deel van het investeringskrediet. Risico: de kans dat een gegarandeerd krediet wordt opgezegd, wordt kleiner naarmate de looptijd van de garantie vordert. In de formule wordt dit weergegeven als (1-r) (y-1). Hierbij staat "r" voor de kans op wanbetalen van investeringskredieten in de land- en tuinbouwsector. Disconteringspercentage: voor de berekening van de actuele waarden van de jaarlijkse kosten wordt een disconteringspercentage van 1,34 % gebruikt (referentiepercentage van 0,34 % plus 100 basispunten). 3. BEOORDELING (34) Krachtens artikel 5, lid 2, onder c) ii), van de GVVL wordt steun in de vorm van garanties als transparant beschouwd en is deze dus toegelaten in het kader van die verordening wanneer, voorafgaand aan de tenuitvoerlegging van de maatregel, de methode voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent van de garantie door de Commissie is aanvaard op grond van de garantiemededeling van de Commissie, na aanmelding van die methode bij de Commissie. 7

8 (35) De onderhavige berekeningsmethode wordt getoetst aan de garantiemededeling. Zoals reeds is vermeld, heeft deze aanmelding geen betrekking op de verenigbaarheid van de toekenning van de garanties. (36) In punt 4.1 van de garantiemededeling wordt het volgende in hoofdtrekken aangegeven: In beginsel wordt het staatssteunbestanddeel geacht het verschil te zijn tussen de passende marktprijs van de individueel of via een regeling verstrekte garantie en de daadwerkelijk voor die maatregel betaalde prijs. De daaruit resulterende jaarlijkse subsidie-equivalenten in geld dienen aan de hand van het referentiepercentage tot hun actuele waarde te worden gedisconteerd en vervolgens te worden samengeteld om tot het totale subsidie-equivalent te komen. Bij het berekenen van het steunbestanddeel in een garantie besteedt de Commissie bijzondere aandacht aan de volgende elementen: of in het geval van garantieregelingen in de criteria om voor de regeling in aanmerking te komen, is bepaald dat ondernemingen in moeilijkheden van de regeling zijn uitgesloten; of de omvang van elke garantie behoorlijk te meten valt op het tijdstip van toekenning; of de garantie meer dan 80 % van de uitstaande lening of andere financiële verplichting dekt; of met de specifieke kenmerken van de garantie en het krediet (of andere financiële verplichting) rekening is gehouden bij het bepalen van de marktprijsconforme garantiepremie op basis waarvan het steunbestanddeel wordt berekend door deze premie af te zetten tegen de feitelijk betaalde premie. (37) Overeenkomstig punt 4.1 van de garantiemededeling dienen de aan de hand van de methode berekende jaarlijkse subsidie-equivalenten in geld aan de hand van het referentiepercentage tot hun actuele waarde te worden gedisconteerd en vervolgens te worden samengeteld om tot het totale subsidie-equivalent te komen. Het disconteringspercentage wordt vastgesteld overeenkomstig de mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (2008/C 14/06) 4. De Belgische autoriteiten hebben gewezen op de algemene uitsluiting voor kredietnemers in financiële moeilijkheden als bedoeld in punt 4.1, onder a), van de garantiemededeling (zie punt 10 van dit besluit). Deze voorwaarde zal uitdrukkelijk worden vermeld in de overeenkomst of het besluit van het ministerie. Naleving van de voorwaarde moet worden aangetoond aan de hand van de boekhouding van de kredietnemer. Voorts hebben de op grond van deze regeling toegekende garanties betrekking op kredieten voor kmo's en zijn deze beperkt tot een termijn van maximaal tien jaar en een bedrag van maximaal 2,0 miljoen EUR. Met de garantie mag niet meer dan 80 % van het onderliggende krediet worden gedekt. Hiermee is voldaan aan de voorwaarden van punt 4.1, onder b) en c), van de garantiemededeling (zie de punten 14 en 15 van dit besluit). Overeenkomstig punt 4.1, onder d), van de garantiemededeling is bij het bepalen van de marktprijsconforme garantiepremie rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de garanties en de kredieten (zie de punten 29 en 30 van dit besluit). De 4 PB C 14 van , blz. 6. 8

9 Commissie is daarom van oordeel dat is voldaan aan de bepalingen in punt 4.1 van de garantiemededeling. (38) In punt 4.4 van de garantiemededeling is bepaald dat de theoretische marktprijsconforme premie waarvoor het steunbestanddeel wordt berekend, de normale aan de garantie verbonden risico's (op basis van het verwachte verlies) moet dekken, alsmede de beheers- en kapitaalkosten. De beheerskosten moeten, overeenkomstig punt 3.4, onder f), van de garantiemededeling, de specifieke, initiële risicobeoordeling omvatten, alsmede de kosten voor risicomonitoring en risicobeheer verbonden aan het verstrekken en beheren van de garantie. In hetzelfde punt wordt met betrekking tot de normale vergoeding voor het kapitaal bepaald dat dit kapitaal 8 % van de uitstaande garanties moet bedragen en dat de normale vergoeding voor dit kapitaal bestaat uit een risicopremie van ten minste 400 basispunten (4 %). (39) In de aangemelde methode is de risicofactor voor de kans op wanbetaling van kredieten (verwacht verlies) berekend als 1,0 % van het uitstaande gegarandeerde bedrag. Volgens peilingen van de Belgische autoriteiten zou het wanbetalingspercentage echter fors lager moeten worden ingeschat. Om redenen van voorzichtigheid zijn de Belgische autoriteiten in de berekeningsmethode uitgegaan van een hoger en waarschijnlijk toereikend wanbetalingspercentage van 1,0 % (zie punt 21). In de formule van de berekeningsmethode is er tevens rekening mee gehouden dat het risico van wanbetaling afneemt naarmate de looptijd van de garantie vordert (zie punt 21). Rekening houdend met het bovenstaande en met de beperkte maximale looptijd van de garanties (tien jaar), is de Commissie van oordeel dat de aangemelde risicofactor volstaat en dat deze in overeenstemming is met de berekeningsmethode als gedefinieerd in de garantiemededeling. (40) De beheers- en kapitaalkosten worden in de aangemelde berekeningsmethode in aanmerking genomen en omschreven overeenkomstig punt 3.4, onder f), en punt 4.4 van de garantiemededeling. Meer bepaald dekken de berekende beheerskosten de initiële risicobeoordeling, de risicomonitoring en het risicobeheer in verband met het beheren van de garanties. Voorts neemt de Commissie nota van de informatie die België hierover heeft verstrekt en is zij van oordeel dat het percentage van 0,1 % van het gegarandeerde bedrag hoog genoeg is om de beheerskosten van risicomonitoring en risicobeheer te dekken (zie de punten 22 tot en met 25). De kapitaalvergoeding (8 % van de uitstaande garanties) en de in de garantiepremie vervatte risicopremie (400 basispunten) (zie de punten 26 en 27) voldoen aan de voorwaarden van punt 3.4, onder f), van de garantiemededeling. (41) Volgens punt 4.5 van de garantiemededeling kunnen de twee in punt 3.5 van die mededeling vermelde vereenvoudigde mogelijkheden voor kmo-garantieregelingen ook worden gebruikt voor het berekenen van het steunbestanddeel. In punt 4.5 van de garantiemededeling worden de voorwaarden voor het hanteren van de in punt 3.5 van diezelfde mededeling vermelde voorschriften opgesomd. Met name wat het gebruik van uniforme premies in kmo-garantieregelingen betreft, is de Commissie van oordeel dat zij, indien een steunregeling alleen betrekking heeft op kmo-garanties waarbij het gegarandeerde bedrag onder het plafond van 2,5 miljoen euro per onderneming binnen die bepaalde regeling blijft, in afwijking van punt 4.4 kan instemmen met een waardering van de steunintensiteit van de regeling als zodanig, zonder dat voor elke individuele garantie of risicoklasse binnen de regeling tot een waardering behoeft te worden overgegaan. Overeenkomstig voetnoot 29 van de garantiemededeling kan deze berekening, ongeacht de risicoklasse, worden samengevat als het verschil tussen: a) het uitstaande gegarandeerde bedrag, 9

10 vermenigvuldigd met de risicofactor van de regeling (de kans op wanbetaling, na verrekening van beheers- en kapitaalkosten), en b) de premie die wordt betaald, dus (gegarandeerd bedrag risico) betaalde premie. (42) De Belgische autoriteiten hebben de berekeningsmethode aangemeld onder verwijzing naar de vereenvoudigde mogelijkheid voor het gebruik van uniforme premies in kmo-garantieregelingen. De methode voldoet aan de vereisten van punt 4.5 van de garantiemededeling aangezien de berekeningsmethode alleen betrekking heeft op in de punten 3 en 9 omschreven kmo's en het gegarandeerde bedrag onder het plafond van 2,5 miljoen EUR per onderneming blijft (zie punt 14). Onder deze voorwaarden kan de Commissie een waardering van de steunintensiteit van de regeling als zodanig dan ook aanvaarden. (43) De door de Belgische autoriteiten voorgestelde methode voor de berekening van de steunintensiteit (zie de punten 28 tot en met 33 voor een gedetailleerde beschrijving) stemt overeen met de formule in voetnoot 29 bij punt 4.5 van de garantiemededeling. (44) Om overeenkomstig punt 2.3 van de garantiemededeling steunverlening aan de kredietgever te voorkomen, zullen aldus de Belgische autoriteiten geen garanties achteraf worden toegekend voor reeds verstrekte kredieten of andere reeds aangegane financiële verbintenissen en zullen de gegarandeerde kredieten niet worden gebruikt om een andere niet-gegarandeerde lening aan dezelfde kredietinstelling terug te betalen (zie punt 16). (45) Eveneens als positief te beoordelen is dat de berekeningsmethode transparant en gemakkelijk verifieerbaar is en dat voorafgaand een eenmalige premie moet worden betaald wat bijdraagt tot de transparantie en de doeltreffendheid van de methode. (46) De Belgische autoriteiten hebben bevestigd dat zij de in punt 6 van de garantiemededeling bedoelde verslagen bij de Commissie zullen indienen (zie punt 18). (47) De Commissie concludeert dat het staatssteunbestanddeel in de garanties aan de hand van de berekeningsmethode adequaat kan worden berekend. De Commissie acht de berekeningsmethode in overeenstemming met de garantiemededeling. 4. CONCLUSIE De Commissie heeft derhalve besloten: - geen bezwaar te maken tegen het gebruik van de aangemelde berekeningsmethode voor het berekenen van het staatssteunbestanddeel in garantieregelingen voor kmo's in de land- en tuinbouw, en te aanvaarden dat, mits de methode uitdrukkelijk is toegespitst op het desbetreffende soort garanties en onderliggende transacties, steun in de vorm van garanties als berekend met deze methode, als transparant in de zin van artikel 5, lid 2, onder c) ii), van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie wordt beschouwd, en dat de aangemelde berekeningsmethode derhalve kan worden gebruikt voor vrijgestelde steun. Als delen van deze brief, overeenkomstig de mededeling van de Commissie over geheimhouding, onder de geheimhoudingsplicht vallen en niet mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht dit uiterlijk vijftien werkdagen na kennisgeving van 10

11 deze brief te melden aan de Commissie. Als de Commissie binnen die termijn geen met redenen omkleed verzoek ontvangt, gaat zij ervan uit dat België instemt met de integrale publicatie van deze brief. Als bepaalde informatie volgens België onder de geheimhoudingsplicht dient te vallen, gelieve dan de betrokken delen aan te geven en voor elk deel te motiveren waarom om niet-openbaarmaking wordt verzocht. Gelieve uw verzoek overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie 5 via het beveiligde systeem PKI (Public Key Infrastructure) naar het volgende adres te sturen: agri-state-aids-notifications@ec.europa.eu Voor de Commissie, Phil HOGAN Lid van de Commissie 5 Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140 van , blz. 1). 11