BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Transcriptie

1 BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND Aan: Gemeente Vlissingen t.a.v. de heer J.H. Mulder Postbus GV Vlissingen Kenmerk: Afdeling: B-BSES150010/ Vergunningen (RUD Zeeland) Datum: 9 maart 2016 Onderwerp: Beschikking op grond van de Wet bodembescherming over de bepaling van de ernst van het geval van verontreiniging en de eventuele spoedeisendheid van de sanering. Samenvatting besluit Wij hebben besloten de gevraagde beschikking Wet bodembescherming te nemen met betrekking tot de locatie voormalige stortplaats Oostelijke Bermweg (3) te Vlissingen (nazcacode: B ) en bepaald dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, waarvan de sanering niet spoedeisend is. De Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Zeeland voert sinds 1 januari 2014 milieu- en veiligheidstaken uit namens de Zeeuwse gemeenten, Waterschap Scheldestromen en Provincie Zeeland.

2 Plaats: Terneuzen Datum: 9 maart 2016 Kenmerk: B-BSES150010/ Afdeling: Vergunningen Nazcacode: B GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND 1. Inleiding Dit besluit gaat over bodemverontreiniging op de locatie: voormalige stortplaats Oostelijke Bermweg (3) te Vlissingen, kadastraal bekend gemeente Vlissingen, sectie K, nr Het besluit is als volgt opgebouwd: - algemene gegevens die zijn verstrekt bij de melding (hoofdstuk 2) - de procedure waarmee dit besluit tot stand komt (hoofdstuk 3) - overwegingen die ten grondslag liggen aan deze beschikking (hoofdstuk 4) - het besluit (hoofdstuk 5) - voorschriften (hoofdstuk 6) - inwerkingtreding en rechtsbescherming (hoofdstuk 7) - kadastrale registratie (hoofdstuk 8) 2. Melding Gedeputeerde staten van Zeeland hebben op 1 oktober 2015 een melding als bedoeld in artikel 28 van de Wet bodembescherming (Wbb) ontvangen van de gemeente Vlissingen. De melding omvat de volgende stukken, die deel uitmaken van deze beschikking: - Meldingsformulier gemeente Vlissingen d.d. 30 september 2015, inclusief bodemonderzoek Sagro Milieu Advies d.d. 17 maart 1999 twee gronddepots in Lammerenburg; - Rapportage in het kader van het inventariserend voormalige stortplaatsen in de periode van bestaande uit deelrapport van Iwaco d.d. 1 oktober 1997 en resultaten grondwatermonitoring 2000 (DHV), 2002 (De Straat) en 2003 (Tebodin); - Eindrapport aanvullend en nader bodemonderzoek toekomstig terrein Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne te Vlissingen van Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. d.d. 16 november 2015; project De melder verzocht om de volgende beschikkingen: - vaststelling of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging (artikel 29 lid 1 Wbb); en - wanneer is vastgesteld dat het een geval van ernstige verontreiniging betreft: 1. vaststelling of sprake is van zodanige risico's voor mens, plant of dier, of uit oogpunt van verspreiding, dat spoedige sanering noodzakelijk is ; 2. bepaling wanneer uiterlijk met de sanering moet zijn begonnen (artikel 37 lid 1 en 2 Wbb); B-BSES

3 3. Procedure Algemeen Bij de voorbereiding van deze beschikking hebben wij met toepassing van artikel 6.3, lid 2 van de Provinciale Milieuverordening Zeeland, afgezien van het toepassen van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. We hebben dan ook geen ontwerpbeschikking ter inzage gelegd. Wel zijn de bepalingen van titel 4.1 van de Awb, met name de artikelen 4:7 en 4:8 van toepassing. Gegevens melding De melding bevat voldoende gegevens om deze te kunnen beoordelen en een besluit te kunnen nemen. 4. Overwegingen die ten grondslag liggen aan deze beschikking Beschrijving locatie De locatie betreft een voormalige stortplaats aan de Oostelijke Bermweg waar in de periode van 1964 tot 1973 huishoudelijk en industrieel afval is gestort. Voor de aanleg van de stortplaats is ter plaatse eerst grond ontgraven. Tot hoe diep is niet bekend. De stortplaats heeft een hoogte van circa 15 meter boven het maaiveld. De oppervlakte betreft circa 3,3 hectare. Het is de bedoeling dat de locatie van de voormalige stortplaats deel gaat uitmaken van het terrein van de toekomstig marinierskazerne. Op dit moment is de bovenkant van de stortplaats in gebruik als recreatieterrein. Verontreinigingsbeeld In het kader van het NAVOS-traject is in 1997 door IWACO een inventariserend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten bleek onder andere dat de stortplaats afgedekt was met grond met een laagdikte van 0,2 0,3 m. Rondom de stortplaats zijn op een diepte van 1-2 en 8 10 m-mv peilfilters geplaatst. Het grondwater hieruit is in 2000, 2002 en 2003 geanalyseerd op bodemvreemde stoffen. Uit de resultaten blijkt dat incidenteel en plaatselijk het ondiepe grondwater matig verontreinigd is met fluoride, koper, kwik en zink. Het diepere grondwater is incidenteel en plaatselijk sterk verontreinigd met koper en zink en matig verontreinigd met cyanide, fluoride, fenol, benzeen, arseen, kwik, lood en zink. Het ammoniumgehalte is zowel in het diepe als in het ondiepe grondwater sterk verhoogd. Opgemerkt moet worden dat geen grondwatermonsters zijn genomen in en onder het stortmateriaal. Het slib in de sloten is matig verontreinigd met tin en benzo-a-pyreen en sterk verontreinigd met arseen. Het oppervlaktewater is matig verontreinigd met cyanide. In 1999 is de stortplaats beter afgedekt met grond afkomstig uit het gronddepot Lammerenburg te Vlissingen. Uit de resultaten van een partijonderzoek blijkt dat deze grond voldoet aan de klasse vrij toepasbaar. In 2015 is de dikte en de milieuhygiënische kwaliteit van de afdeklaag van de stortplaats onderzocht door Sagro Milieu Advies Zeeland. De resultaten hiervan staan vermeld onder locatie 18 in het rapport Aanvullend en nader bodemonderzoek toekomstig terrein Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne te Vlissingen (projectnummer ). Verspreid over de stortplaats zijn veertig boringen tot een diepte van 1 m-mv. uitgevoerd. Tijdens het veldwerk is in de meeste boringen in de laag van 0 0,5 m-mv. in de grond geen bijmenging van puin of ander materiaal aangetroffen. Van de grond zijn 13 mengmonsters geanalyseerd op bodemvreemde stoffen. Uit de resultaten blijkt dat in de meeste (meng)monsters van de laag van 0 0,5 m-mv. geen verontreiniging is aangetoond. In één monster van de bovengrond is de grond sterk B-BSES

4 verontreinigd met zink en polycyclische aromaten. Dit monster is van een boring in het talud. Er zijn geen gegevens bekend over de dikte van de afdeklaag op het talud en of dat deze daar in voldoende mate is aangebracht. Van de laag van 0,5 1,0 m-mv. is in één mengmonster de grond sterk verontreinigd met zink en koper. In meerdere monsters van deze laag is de grond matig verontreinigd met koper, lood, nikkel, zink, pcb s en polycyclische aromaten. Van het stortmateriaal zijn geen monsters geanalyseerd. Uit de resultaten van onderzoeken op andere stortplaatsen blijkt dat stortmateriaal sterk heterogeen verontreinigd is en dat de gehalten aan verontreinigingen in de in het stortmateriaal aanwezige grond de interventiewaarden veelal overschrijden. Aangezien op deze stortplaats relatief veel bedrijfsafval is gestort, zal dit ook hier het geval zijn. Bij een voormalige stortplaats is veelal sprake van een blackbox. In principe gaan wij er daarom van uit dat altijd sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, tenzij uit onderzoek van het stortmateriaal het tegendeel is bewezen. Toetsingskader geval van ernstige bodemverontreiniging Of een geval van bodemverontreiniging al dan niet ernstig is, wordt beoordeeld aan de hand van de Circulaire bodemsanering Volgens de Circulaire bodemsanering 2013 is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als: 1. voor ten minste één stof de gemiddelde gemeten concentratie van minimaal 25 m 3 bodemvolume, in het geval van bodemverontreiniging, hoger is dan de interventiewaarde en/of 2. voor ten minste één stof de gemiddelde gemeten concentratie 100 m 3 poriën verzadigd bodemvolume, in het geval van een grondwaterverontreiniging, hoger is dan de interventiewaarde. Uit de in hoofdstuk 2 genoemde bodemonderzoeksrapporten blijkt dat in de grond van het in paragraaf 2 genoemde perceel in ieder geval polycyclische aromaten en zink zijn aangetroffen in concentraties hoger dan de vastgestelde interventiewaarden. Daarnaast is sprake van de aanwezigheid van stortmateriaal. Het totale volume aan stortmateriaal is circa m³. Gelet hierop zal een groter volume dan 25 m³ verontreinigd zijn met gehalten boven de interventiewaarden. Conclusie: Op grond van de concentraties en de omvang is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Asbestverontreiniging Tijdens het veldwerk is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Gelet op de jaren dat de locatie als stortplaats in gebruik was, zal er in het stortmateriaal zeker plaatselijk asbestverdacht materiaal aanwezig zijn. Bij werkzaamheden in het stortmateriaal moet hier dan ook rekening mee worden gehouden. Als sprake is van de aanwezigheid van een bodemverontreiniging met asbest, dan geldt het toetsingskader zoals opgenomen in bijlage 3 van de Circulaire bodemsanering 2013 (het Protocol Asbest). Het Protocol Asbest is gebaseerd op het bodembeleid voor asbest, zoals geformuleerd in de Beleidsbrief Bodem (TK 24 december 2003, en 28199, nr. 13) en de Beleidsbrief asbest in bodem, grond en puin (granulaat) (TK 3 maart 2004, en 28199, nr. 15). B-BSES

5 Risicobeoordeling, spoed en saneringstijdstip Indien sprake is van een geval van ernstige verontreiniging dient op grond van artikel 37, eerste lid, van de Wbb te worden vastgesteld of de sanering van het geval van verontreiniging spoedeisend is. Er is sprake van een spoedeisende sanering als bij het huidige of voorgenomen gebruik van de bodem sprake is van onaanvaardbare risico's voor mens (humaan) of plant of dier (ecosystemen) of het risico van verspreiding van de verontreiniging. De toetsing of sprake is van bovengenoemde risico's, is gebaseerd op de Circulaire bodemsanering Daarbij wordt als hulpmiddel het computerprogramma "Sanscrit" gebruikt. Alleen het deel van het perceel waar onaanvaardbare risico's zijn, wordt als spoedeisend beoordeeld. Op basis van bovenstaande toetsing blijkt voor deze locatie het volgende: In de huidige situatie is geen direct contact met het stortmateriaal mogelijk. Aangezien de afdeklaag alleen plaatselijk sterk verontreinigd is, is er bij het gebruik van recreatie of oefenterrein geen sprake van onaanvaardbare humane of ecologische risico s. Aangezien het grondwater rondom de stortplaats niet in een grote hoeveelheid sterk verontreinigd is en de ondergrond bestaat uit klei en veen is er geen sprake meer van een duidelijke verspreiding van de verontreiniging via het grondwater. De tijdens het NAVOSonderzoeken aangetroffen incidentele en plaatselijke verontreinigingen in het grondwater zijn waarschijnlijk tijdens de stortperiode of kort daarna veroorzaakt. Onaanvaardbare verspreidingsrisico s zijn dan ook nu niet aanwezig. Op basis hiervan is de sanering van het geval van ernstige verontreiniging nietspoedeisend. Gebruiksbeperkingen Ingevolge artikel 37, vierde lid van de Wbb, kunnen gedeputeerde staten aangeven welke beperkingen in het gebruik van de bodem door de eigenaar, erfpachter of gebruiker van het grondgebied waar sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, in acht moeten worden genomen. De volgende gebruiksbeperkingen moeten in acht worden genomen: - Geen graafwerkzaamheden in de afdeklaag van de stortplaats zonder schriftelijke instemming van het bevoegd gezag op grond van de wet bodembescherming. - Geen grondwateronttrekking ter plaatse van de voormalige stortplaats. 5. Besluit Gelet op het bovenstaande en de Wet bodembescherming besluiten wij als volgt: BESLUIT Ernst van het geval van verontreiniging - De verontreiniging van de bodem op de locatie voormalige stortplaats Oostelijke Bermweg (3) te Vlissingen (kadastraal bekend gemeente Vlissingen, sectie K, nummer 538) is een geval van ernstige bodemverontreiniging. Spoedeisendheid van de sanering van het geval van ernstige verontreiniging - Sanering van het geval van ernstige bodemverontreiniging is niet-spoedeisend. B-BSES

6 6. Voorschriften Aan het besluit worden de volgende voorschriften verbonden: VOORSCHRIFTEN 1. Ter plaatse van de voormalige stortplaats is het niet toegestaan graafwerkzaamheden te verrichten zonder voorafgaande schriftelijk melding aan RUD Zeeland, Postbus 35, 4530 AA Terneuzen. De RUD Zeeland zal dan nagaan of de beoogde werkzaamheden van invloed zijn op de risico s van het geval van ernstige bodemverontreiniging; 2. Het is niet toegestaan om ter plaatse van de voormalige stortplaats grondwater te onttrekken voor consumptieve-, beregenings- of ander doeleinden. 3. Bij grondwateronttrekkingen in de omgeving van de voormalige stortplaats moeten maatregelen worden getroffen om verspreiding van de verontreiniging via het grondwater te voorkomen of, indien dit niet mogelijk is, te beperken. 7. Rechtsbescherming en inwerkingtreding. Bezwaar Belanghebbenden kunnen schriftelijk bezwaar maken tegen dit besluit bij: Gedeputeerde Staten van Zeeland, t.a.v. de secretaris van de commissie voor bezwaarschriften, Postbus 6001, 4330 LA Middelburg. In het bezwaarschrift neemt u ten minste op uw naam en adres, de dagtekening van het bezwaarschrift, tegen welk besluit u bezwaar maakt en waarom. Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend. U moet het bezwaarschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt. Doorgaans is dat de dag na de datum van verzending. Overschrijding van de inzendtermijn kan ertoe leiden dat met uw bezwaren geen rekening wordt gehouden. Als u overweegt bezwaar te maken, kunt u een informatiefolder aanvragen op telefoonnummer U kunt de informatie ook downloaden via Wij wijzen u erop dat het bezwaar niet de werking van het besluit schorst. U kunt een verzoek doen tot het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). U richt het verzoek aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West Brabant, locatie Breda, team bestuursrecht, Postbus 90006, 4800 PA Breda. Voor de behandeling van het verzoek is griffierecht verschuldigd. Inwerkingtreding Ingevolge artikel 20.3 van de Wet milieubeheer treedt dit besluit in werking nadat de termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift is verlopen. Het besluit treedt niet in werking als iemand een verzoek om schorsing, of een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, heeft ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. In dat geval treedt dit besluit in werking, nadat de Voorzitter op dat verzoek heeft beslist. B-BSES

7 8. Kadastrale registratie Deze beschikking is opgenomen in het openbare register van de Dienst voor het Kadaster op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb). Op grond van artikel 2 van de Regeling beperkingenregistratie Wbb vloeit uit onderhavige beschikking een publiekrechtelijke beperking voort voor percelen waarvan het vaste deel van de bodem geheel of gedeeltelijk ernstig is verontreinigd. Op die percelen kan tevens een ernstige verontreiniging in het grondwater zijn ontstaan. Het betreft percelen die zich bevinden binnen de interventiewaarde contour in het vaste deel van de bodem (meer dan 25 mᶟ in een concentratie boven de interventiewaarde). De publiekrechtelijke beperking heeft betrekking op de volgende percelen: Gemeente sectie nummer Wb of Wbd * Vlissingen K 538 Wbd * Wb betreft het gehele perceel; Wbd betreft een gedeelte van het perceel Bijgevoegd is een kadastrale kaart met daarop de contour van de interventiewaarde en de kadastrale aanduiding van de onroerende zaak/zaken waarvoor de publiekrechtelijke beperking geldt. Het doel van de inschrijving in het openbare register is kenbaarheid van de publiekrechtelijke beperking. Voor betrokkene/belanghebbende is dit een signaal dat er in het verleden een beschikking op het perceel/percelen is genomen die te maken heeft met de toestand van de bodem. Bij het Kadaster en bij ons kan hierover nadere informatie worden opgevraagd. Gedeputeerde staten van Zeeland, namens dezen, hoofd afdeling Vergunningen mevr. mr. ing. I. Jansen B-BSES

8 B-BSES