Voorspellen ASS symptomen de effectiviteit van een cognitief gedragstherapeutische angstbehandeling bij kinderen met ASS?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Voorspellen ASS symptomen de effectiviteit van een cognitief gedragstherapeutische angstbehandeling bij kinderen met ASS?"

Transcriptie

1 Running head: VOORSPELLERS EFFECTIVITEIT CGT VOOR ANGST BIJ ASS Voorspellen ASS symptomen de effectiviteit van een cognitief gedragstherapeutische angstbehandeling bij kinderen met ASS? Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam K (Kyala) Verheij Begeleider: Mw. dr. F.J.A. (Bonny) van Steensel Tweede beoordelaar: Mw. dr. L. (Loes) Jongerden Amsterdam, januari,

2 Abstract The aim of this study was to examine whether symptoms of autism spectrum disorders (ASD) can predict the effectiveness of a cognitive-behavioral therapy (CBT) treatment for anxiety in 79 children with ASD and comorbid anxiety disorders. Parents were interviewed using the Anxiety Disorder Interview Schedule- Parent Version (ADIS-P) and completed the Screen for Child Anxiety Related Disorders-71 (SCARED-71) questionnaire at different time points to measure the severity of the anxiety disorders and the anxiety symptoms of their child. ASD symptoms were assessed with the Autism Diagnostic Interview- Revised (ADI-R) and the Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal Gedrag van Kinderen (VISK). The results indicated that more ASD symptoms in general, predicted a better treatment effectiveness. Specifically, more limitations in Communication (ADI-R), Fear of Change (VISK) and Understanding (VISK) measured pre-treatment, predicted a better treatment effectiveness. The present results show that severe ASD symptoms are not contra-indicative for the treatment of anxiety disorders in children with ASD and that these children can also profit from anxiety treatment. Findings are considered in terms of clinical implications, and limitations are discussed. Keywords: ASD, Anxiety, CBT, Children. Samenvatting In deze studie is onderzocht of symptomen van autisme spectrum stoornissen (ASS) de effectiviteit van een cognitief gedragstherapeutische (CGT) angstbehandeling bij 79 kinderen met ASS en comorbide angststoornissen kunnen voorspellen. Ouders zijn geïnterviewd middels de Anxiety Disorder Interview Schedule- Parent Version (ADIS-P) en hebben de Screen for Child Anxiety Related Disorders-71 (SCARED-71) vragenlijst op verschillende meetmomenten ingevuld om de ernst van de angststoornissen en de angstsymptomen van hun kind te meten. ASS symptomen zijn gemeten met de Autism Diagnostic Interview- Revised (ADI-R) en de Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal Gedrag van Kinderen (VISK). Uit de resultaten blijkt dat meer ASS symptomen in het algemeen een betere behandeleffectiviteit voorspellen. Specifiek voorspellen meer beperkingen in Communicatie (ADI-R), Angst voor Verandering (VISK) en Niet Snappen (VISK) bij de voormeting een betere behandeleffectiviteit. De huidige resultaten tonen aan dat ernstige ASS symptomen niet contra-indicatief zijn voor de behandeling van angststoornissen bij kinderen met ASS en dat deze kinderen ook kunnen profiteren van een angstbehandeling. Bevindingen worden beschouwd in termen van klinische implicaties en beperkingen worden besproken. Trefwoorden: ASS, Angst, CGT, Kinderen. 2

3 Inleiding ASS en angststoornissen Kinderen met een autisme spectrum stoornis (ASS) hebben beperkingen op het gebied van de sociale interactie en communicatie, en daarnaast hebben zij beperkte interesses en repetitieve, stereotiepe patronen van gedrag (American Psychiatric Association (APA), 2013). Bij 71% van deze kinderen is er sprake van een comorbide stoornis, waarbij angststoornissen één van de meest voorkomende comorbide stoornissen zijn (Simonoff et al., 2008). Kinderen met ASS zijn vatbaar voor het ervaren van angst door de beperkingen die ASS met zich meebrengt zoals sensorische overgevoeligheid, moeite met verandering, en de onvoorspelbaarheid van sociale situaties (Bellini, 2006). Uit een meta-analyse van Van Steensel, Bögels en Perrin (2011) blijkt dat 40% van de kinderen met ASS klinisch angstig is. De angststoornissen die het meest voorkomen bij deze groep kinderen zijn specifieke fobieën, gegeneraliseerde angststoornissen, separatie angststoornissen, obsessief compulsieve stoornissen en sociale fobieën (White, Oswald, Ollendick, & Scahill, 2009). Hierbij kan de prevalentie van angststoornissen verschillen tussen de specifieke ASS diagnoses, wat volgens White et al. (2009) onder andere te maken heeft met het verschil in cognitieve mogelijkheden. De ernst van angststoornissen en angstsymptomen bij kinderen met ASS zijn nagenoeg hetzelfde als bij kinderen zonder ASS (Van Steensel, Bögels & Dirksen, 2012). Ook vonden zij een positieve relatie tussen angstscores en ASS-symptomen. Bij het toenemen van de angstscores, werden er ook meer ASS-symptomen gerapporteerd. Er is veel overlap tussen angstsymptomen en ASS symptomen waardoor het moeilijk is om ze uit elkaar te houden (Wood & Gadow, 2010; White et al., 2009). Wood en Gadow (2010) schrijven dat veel van de symptomen die kenmerkend zijn voor ASS, kunnen lijden tot stressvolle ervaringen, die op hun beurt angst kunnen veroorzaken. Zij leggen een link tussen ASS-symptomen en het (vaker) voorkomen van specifieke fobieën. Ook in de studie van Van Steensel et al. (2012) was het opvallend dat specifieke fobieën veel vaker voorkomen bij de groep kinderen met ASS dan bij de groep kinderen zonder ASS. Volgens Van Steensel et al. (2012) hebben kinderen met ASS vaak meer: (a) beperkingen in hun motoriek; Rapp, Vollmer en Hovanetz (2005) geven als voorbeeld een waterfobie door problemen met zwemmen en een eventueel traumatische ervaring, (b) cognitieve beperkingen; bijvoorbeeld een wind fobie, door het leggen van een verkeerd verband tussen de sterkte van de wind in relatie tot het gewicht van een mens, (c) oriëntatie problemen; bijvoorbeeld een situationele fobie, waarbij het kind bang is om verdwaald te raken in het openbaar vervoer, en/ of (d) bewustzijn van lichamelijke sensaties; bijvoorbeeld een heftigere reactie op zintuiglijke prikkels en het 3

4 eventueel vermijden van deze prikkels in de omgeving (Pfeiffer, Kinnealey, Reed, & Herzberg, 2005). Afgezien van onderzoek naar de verschillende typen angst bij kinderen met en zonder ASS, is ook de omgekeerde relatie regelmatig onderzocht. Sommige ASS symptomen worden in de literatuur vaker geassocieerd met angst dan andere ASS symptomen. Beperkingen in de communicatie is volgens Davis et al. (2011) één van de meest onderzochte domeinen en zij vonden net als Kerns et al. (2015) een positieve relatie tussen communicatieve vaardigheden en angst. Wanneer de functionele communicatie beter is, dan worden er volgens hen meer angstsymptomen en meer angststoornissen gerapporteerd. Dit is volgens de auteurs te verklaren doordat kinderen met een betere functionele communicatie, beter in staat zijn om te verwoorden wat er in hen omgaat dan kinderen met zwakke functionele communicatie (Kerns et al., 2015). In het sociale domein wordt het meest geschreven over de relatie tussen de assertiviteit en angstsymptomen (Kerns et al., 2015). Bellini (2004) vond bijvoorbeeld een negatieve relatie tussen assertiviteit en sociale angst; wanneer de assertiviteit toenam, nam de sociale angst af. In zijn artikel schrijft Bellini (2004) ook over de relatie tussen empathisch vermogen en sociale angst. Een zwak empathisch vermogen is volgens hem gerelateerd aan een lagere sociale angst, en omgekeerd hangt een sterker empathisch vermogen samen met het toenemen van sociale angst. Echter, de relatie is niet geheel lineair; wanneer het empathisch vermogen nog sterker wordt, ziet men de sociale angst weer dalen. Dit kan volgens Bellini (2004) op de volgende manier worden verklaard: wanneer iemand laag scoort op empathie, dan is diegene zich vaak niet bewust van sociale beoordeling door anderen en is er geen sociale angst. Wanneer iemand hoger scoort op empathie, worden zij zich meer bewust van hun tekort aan sociale vaardigheden en de sociale beoordeling van anderen, waardoor de sociale angst stijgt. Echter, een goed empathisch vermogen is ook geassocieerd met effectievere emotionele coping strategieën en de mogelijkheid om gedrag bij te stellen als reactie op feedback van anderen. Dit kan positieve sociale interacties teweeg brengen, wat juist bijdraagt aan het afnemen van sociale angst (Bellini, 2004). Ook Tantam (2000) vond een positieve relatie tussen de beperkingen in het sociaal functioneren en het ervaren van angst. D.w.z. Volgens Tantam (2000) kunnen beperkingen in het sociaal functioneren invloed hebben op de sociale interacties en ervoor zorgen dat het niet mogelijk is om blijvende en betekenisvolle relaties op te bouwen, wat kan leiden tot afwijzing en isolatie en uiteindelijk zorgt voor het ontstaan van angsten. 4

5 Naast de bovenstaande twee domeinen van ASS, het communicatieve domein en het sociale domein, wordt ook het derde domein, repetitief gedrag, in relatie gebracht met angst (Rodgers, Glod, Connolly, & McConachie, 2012). De meeste kinderen met ASS laten repetitief gedrag zien (Rodgers et al., 2012) en in de DSM-IV spreekt men dan over een sterke preoccupatie met één of meer stereotiepe, beperkte patronen en interesses, dat abnormaal is door ofwel de intensiteit, ofwel door de focus (APA, 2000). Het repetitieve gedrag kan geuit worden in verschillende vormen, maar wordt gekenmerkt door herhaling, rigiditeit, onveranderlijkheid en is vaak ongepast (voorbeelden zijn stereotiepe bewegingen, rigide routines, repetitieve taal en weerstand tegen verandering) (Turner, 1999). De wijze waarop dit domein zich manifesteert wordt in de literatuur sterk geassocieerd met angstsymptomen en angsternst (Rodgers et al., 2012). Zowel Rodgers et al. (2012) als Tantam (2003) vonden dat hogere niveaus van angst bij ASS kinderen wordt geassocieerd met meer repetitief gedrag. Sukhodolsky et al. (2008) deden soortgelijke bevindingen en vonden dat hogere angstniveaus geassocieerd waren met meer stereotiep gedrag bij kinderen met PDD- NOS. Volgens Lidstone et al. (2014) is angst echter gerelateerd aan slechts enkele vormen van repetitief gedrag. Zij concluderen dat angst samenhangt met de mate van behoefte aan eentonigheid, zoals routines, rituelen en beperkte interesses. Angst hangt volgens dit onderzoek niet samen met repetitief motorisch en sensorisch gedrag, zoals bijvoorbeeld fladderen met de handen (Lidstone et al., 2014). Uit het onderzoek van Spiker, Lin, Van Dyke en Wood (2012) blijkt dat ASS kinderen die veel symbolisch enactment vertonen (het herhaaldelijk nabootsen van personages of voorwerpen die verband houden met hun beperkte interesses), kans hebben op meer angstsymptomen en ernstigere primaire angststoornissen dan kinderen die minder van dit gedrag laten zien. De (oorzakelijke) relatie tussen angst en repetitief gedrag is echter nog onduidelijk. Sommige onderzoekers (Sung et al., 2011; Spiker et al., 2012) suggereren dat hoge niveaus van repetitief gedrag, in het bijzonder de beperkte interesses, kunnen dienen als middel om angst te verminderen. Zij zien repetitief gedrag als gevolg van angst. Aan de andere kant zijn er onderzoekers die repetitief gedrag als oorzaak van angst zien, zoals bijvoorbeeld het hebben van repetitieve zorgen (Sofronoff, Attwoord, & Hinton, 2005; Rodgers et al. 2012). Behandeling van angststoornissen bij ASS Naar aanleiding van een onderzoek van Vasa et al. (2014) is gebleken dat er, ondanks de veelvoorkomende comorbiditeit tussen angst en ASS, een tekort is aan (kennis over) effectieve behandelingen. Voor de behandeling van angststoornissen bij kinderen zonder bijkomende problematiek is er veel bewijs voor de effectiviteit van CGT, SSRI s (selectieve 5

6 serotonine-heropnameremmers) of een combinatie van deze twee behandelvormen (Walkup et al., 2008), maar dit bewijs is voor de ASS groep nog niet overtuigend (Vasa et al., 2014). Vooral rondom de behandeling met medicatie voor deze groep kinderen is nog veel onduidelijk (Vasa et al., 2014). Er is een tekort aan grote RCT s en de studies die er zijn gedaan hebben dusdanig veel tekortkomingen dat ze volgens Vasa et al. (2014) weinig informatief zijn. Drie studies hebben de effectiviteit van SSRI s onderzocht en één studie heeft de effectiviteit van Buspirone onderzocht. De twee Citalopram (SSRI s) studies lieten een afname in angst zien bij het gebruik van deze SSRI (Couturier & Nicolson, 2002; Namerow, Thomas, Bostic, Prince, & Monuteaux, 2003). Uit de studie van Martin, Koenig, Anderson en Scahill (2003) bleek dat de SSRI Fluvoxamine niet effectief is voor het verminderen van angst. De studie van Buitelaar, Gaag en Hoeven (1998) heeft zich gericht op Buspirone en deze medicatie bleek wel effectief voor het behandelen van angsten. Ondanks het tekort aan goed onderbouwt onderzoek naar de (lange termijn) effecten van de SSRI s, worden deze regelmatig voorgeschreven aan kinderen met ASS (Hsia et al., 2014). Er bestaan hierdoor zorgen over de eventuele bijwerkingen van de SSRI s, in het bijzonder gedragsactivatie. Meer uitgebreid toekomstig onderzoek naar farmacologische behandeling voor angsten bij kinderen met ASS is nodig (Rudy, Lewin, & Storch, 2013, aangehaald in, Vasa et al., 2014). Een uitgebreider onderzochte behandeling voor angsten bij kinderen met ASS is de cognitieve gedragstherapie (CGT). Onderzoeken naar deze behandelvorm laten veelbelovende resultaten zien. Uit het onderzoek van Chalfant, Rapee en Carroll (2007) blijkt dat 71% van de kinderen met ASS vrij was van hun primaire angststoornis na afloop van een kortdurende protocollaire CGT. Ook Wood et al. (2009) hebben onderzoek gedaan naar het effect van een kortdurende protocollaire CGT voor angststoornissen bij kinderen met ASS, daarbij was 53% van de kinderen vrij van alle angststoornissen. In Nederland is er recent onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de protocollaire CGT behandeling Denken + Doen = Durven (Van Steensel & Bögels, 2015). Drie maanden na de CGT bleek volgens ouderrapportage 58% van de kinderen met ASS vrij te zijn van hun primaire angststoornis. Van Steensel en Bögels (2015) concludeerden ook dat de effectiviteit die in hun onderzoek werd gevonden afwijkt van de door anderen (Chalfant et al., 2007; Wood et al., 2009) gerapporteerde effecten, wanneer wordt gekeken naar het percentage kinderen dat vrij is van de (primaire) angststoornis. Volgens Van Steensel en Bögels (2015) kan dit suggereren dat een standaard vorm van CGT voor kinderen met ASS minder effectief is voor het behandelen van angststoornissen in vergelijking met een speciaal op ASS aangepaste versie. 6

7 Echter, Van Steensel en Bögels (2015) noemen ook een aantal andere factoren die een rol zouden kunnen spelen, waaronder de heterogeniteit van de groep en de klinische setting. De groep in de studie van Van Steensel en Bögels (2015) bestond uit kinderen met alle ASS stoornissen uit de DSM-IV-TR (Autistische stoornis, Asperger syndroom en PDD-NOS), een grotere leeftijdsrange (7-18 jaar) en een bredere IQ range (IQ>70) ten opzichte van de andere studies. Bovendien werden de behandelingen verzorgd door clinici werkzaam in de reguliere GGZ. Door de heterogene groep in de studie van Van Steensel en Bögels (2015) is niet duidelijk voor welke specifieke groep kinderen dit behandelprotocol het meest effectief is. Ook Lickel, MacLean, BlakeleySmith en Hepburn (2012) geven aan dat CGT effectief lijkt voor de behandeling van angststoornissen bij kinderen met ASS, maar dat de respons op behandeling binnen deze groep erg variabel is. Zowel volgens Lickel et al. (2012) als volgens Van Steensel en Bögels (2015) is het van belang om te identificeren welke kind- en of familie karakteristieken moderatoren/ predictoren zijn voor het behandeleffect. Eén van de mogelijke predictoren zijn ASS-kenmerken. Hoewel dit nog niet onderzocht is in een ASS steekproef, hebben Puleo en Kendall (2010) een onderzoek gedaan naar de voorspellende waarde van ASS-symptomen bij klinisch angstige kinderen (N= 50). In deze studie is onderzocht of de ernst van de ASS symptomen bij angstige kinderen een voorspellende waarde heeft voor het verschil in effectiviteit tussen individuele cognitieve gedragstherapie (ICGT) en familie cognitieve gedragstherapie (FCGT). Uit deze studie bleek dat kinderen met matige ASS symptomen - in vergelijking met normaal ontwikkelende kinderen met minder ASS symptomen - significant meer effect hadden van de FCGT dan van de ICGT. De conclusie die Puleo en Kendall (2010) hierbij aandragen is dat er bij de FCGT thuis meer exposure oefeningen worden gedaan en het gezin meer betrokken wordt bij de behandeling. Doordat de deelnemers van bovenstaande studie geen ASS hebben, zijn de resultaten van Puleo en Kendall (2010) niet zonder meer te generaliseren naar kinderen met ASS en comorbide angst, maar bieden zij wel inzicht in het mogelijke mechanisme achter de werkzaamheid van CGT bij kinderen met ASS. Volgens Puleo en Kendall (2010) kunnen beperkingen voortkomend uit ASS zowel direct als indirect gevolgen hebben voor effectiviteit van een CGT behandeling. Allereerst kunnen beperkingen in de executieve functies die karakteristiek zijn voor ASS een bepalende invloed hebben op de reactie op een CGT behandeling, zowel in de sessies zelf als buiten de sessies (het niet afmaken van huiswerk bijvoorbeeld), waardoor deze kinderen uiteindelijk een minder effectieve behandeling ontvangen. Ten tweede zijn er ASS gerelateerde beperkingen in de cognitieve flexibiliteit en 7

8 emotie herkenning die een aantal te leren kernvaardigheden van de CGT in de weg kunnen staan, zoals het identificeren van gedachten, gevoelens en non-verbale uitingen van angst (Podell et al., 2010). Ten derde noemen zij ook de sociale beperkingen van ASS als factor die van invloed kan zijn op de resultaten van CGT. Uit eerder onderzoek (Chu & Kendall, 2004; Shirk & Karver, 2003) is namelijk gebleken dat respectievelijk de betrokkenheid van het kind bij de behandeling en een positieve therapeutische relatie algemene werkzame factoren zijn van CGT. Op deze gebieden kunnen kinderen met ASS uitvallen (Puleo & Kendall, 2010). Probleemstelling (en hypothesen) Er lijkt volgens Van Steensel et al. (2012) een wisselwerking te bestaan tussen de angst- en ASS-symptomen, waarbij beide elkaar kunnen versterken. Bovendien hebben angsten bij kinderen met ASS hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van leven en brengen de angststoornissen extra kosten met zich mee voor de samenleving (Van Steensel et al., 2012). CGT blijkt een effectieve interventie voor het behandelen van angststoornissen, ook bij kinderen met ASS (van Steensel & Bögels, 2015). Wat nog onbekend is, is welke factoren een rol spelen in deze effectiviteit. In de huidige studie wordt dit onderzocht. Meer specifiek wordt onderzocht of er ASS symptomen zijn die fungeren als predictieve factor(en) voor het behandeleffect van CGT. Predictieve factoren geven aanwijzingen over welke cliënten en onder welke omstandigheden de behandeling werkzaam is (Kraemer, Wilson, Fairburn, & Agras, 2002). Door meer inzicht te verkrijgen in de mogelijke predictoren van de behandeleffectiviteit kan volgens Kraemer et al. (2002) bepaald worden welke cliënten het meest kans maken op een positieve behandel respons wat kan bijdragen aan het kiezen van de meest passende indicatie voor behandeling. Voor zover bekend is er nog niet eerder onderzoek gedaan naar ASS symptomen als voorspeller voor de behandeleffectiviteit van CGT bij kinderen met ASS en comorbide angststoornissen. Dit onderzoek is daarom een exploratief onderzoek waarbij er geen a priori verwachtingen worden opgesteld. Het zou kunnen dat CGT het meest effectief is voor kinderen die minder beperkingen hebben op het sociale en communicatieve domein. Vanuit de literatuur komt namelijk regelmatig naar voren dat beperkingen in deze domeinen, kunnen zorgen voor de toename van angst (Bellini, 2004; Tantam, 2000; Kerns et al., 2015) en dat ze invloed hebben op belangrijke aspecten van de behandeling (Chu & Kendall, 2004; Shirk & Karver, 2003; Puleo & Kendall, 2010). Methode Deelnemers In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een deel van de dataset van Van Steensel en Bögels (2015). De onderzoeksgroep van de huidige studie bestaat uit 79 kinderen met ASS en 8

9 comorbide angststoornissen. Deze groep bestaat uit 58 jongens en 21 meisjes met een gemiddelde leeftijd van jaar (SD = 2.68; range = 7-18 jaar). Het schoolniveau binnen de onderzoeksgroep was variërend (zie tabel 1). Ook de ouders van deze kinderen werd gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek. In totaal deden er 135 ouders mee, waarvan 78 moeders (gemiddelde leeftijd= 42.71, SD = 4.66) en 57 vaders (gemiddelde leeftijd= 44.75; SD = 4.93). Hun gemiddelde opleidingsniveau (op een schaal van 1 [geen opleiding] tot 9 [universitair opgeleid]) was respectievelijk 5.56 (SD = 1.88) en 6.32 (SD = 1.83). Tabel 1 Schoolniveau: Kinderen (N=79) Frequentie Percentage (%) Basisschool Voortgezet SO VMBO HAVO/VWO MBO Van de 79 kinderen met ASS, zijn 49 (62%) kinderen gediagnosticeerd met PDD- NOS, 16 (20.3%) kinderen met Asperger en 14 (17.7%) kinderen met een Autistische Stoornis (gebaseerd op de DSM-IV-TR; APA, 2001). De Autism Diagnostic Interview- Revised (ADI-R; Lord, Rutter, & Le Couteur, 1994) is bij 60 kinderen (76%) in de ASSgroep afgenomen door een onafhankelijke interviewer; 97%, 88% en 70% van hen voldeed aan de ADI-R cut off scores voor respectievelijk het sociale, het communicatie en het repetitieve domein (tabel 2). Bij de ouders van de kinderen is de Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK; Luteijn et al., 2002) afgenomen (zie tabel 2 voor de gemiddelden van de VISK op de voormeting). De primaire angststoornissen van de kinderen met ASS staan beschreven in tabel 3. De meest voorkomende angststoornissen waren de Sociale Fobie, een Specifieke Fobie en de Separatieangststoornis. De meeste kinderen hadden echter meerdere angststoornissen (M = 4.34, SD = 2.75). 9

10 Tabel 2 Gemiddelde Scores en Standaarddeviaties op de ADI-R en VISK N Minimum Maximum M SD ADI-R Totaal score Sociale interactie Communicatie Stereotiep gedrag VISK Totaal score Niet afgestemd Neiging tot terugtrekken 3. Oriëntatieproblemen 4. Niet snappen 5. Stereotiep gedrag 6. Angst voor verandering Tabel 3 Primaire Angststoornissen bij Aanvang van de Behandeling Frequentie Percentage (%) Sociale fobie Specifieke fobie Separatieangststoornis Gegeneraliseerde angststoornis Obsessief compulsieve stoornis Paniekstoornis met agorafobie Agorafobie Procedure De deelnemers waren allen aangemeld bij één van de zeven deelnemende GGZ-centra omwille van hun angst- en/of ASS gerelateerde problemen. Inclusiecriteria voor deelname aan dit onderzoek waren: tenminste één angststoornis (vastgesteld met de Anxiety Disorder Interview Schedule- Child/ Parent version, ADIS-C/P; Silverman & Albano, 1996) en een 10

11 stoornis in het Autistisch spectrum (ASS) (vastgesteld aan de hand van een klinische DSM- IV-TR diagnose). Daarnaast moest zowel het kind als tenminste één van de ouders willen deelnemen aan het onderzoek. Exclusiecriteria voor deelname aan dit onderzoek waren: acute suïcidaliteit, psychotische stoornis, een IQ onder de 70, huidig seksueel of fysiek misbruik. Ook moesten de kinderen ofwel geen medicatie gebruiken, ofwel een stabiele dosis gebruiken voorafgaand en tijdens de CGT behandeling. De inclusie startte in 2006 en eindigde in De laatste follow-up meting vond eind 2013 plaats (twee jaar na de CGT behandeling). Nadat er een intake en assessment had plaatsgevonden en de families hadden aangegeven te willen deelnemen aan het onderzoek, werd het eerste assessment (voormeting) afgenomen door een psycholoog of diagnosticus. Vervolgens werden kinderen en ouders gevraagd om deel te nemen aan de volgende meetmomenten: direct na de behandeling (nameting) en drie maanden (follow-up 1), een jaar (follow-up 2) en twee jaar (follow-up 3) na behandeling. De psychologen en diagnostica die de assessments afnamen waren onafhankelijk van zowel diegenen die de diagnose hadden gesteld als van diegenen die de behandeling hebben uitgevoerd. Voorafgaand aan het onderzoek is toestemming gegeven door de medisch ethische commissie en hebben de deelnemers toestemming gegeven voor deelname aan het onderzoek aan de hand van een informed consent. Interventie Alle kinderen kregen dezelfde interventie, namelijk een gecombineerde versie van het individuele- en het gezinsbehandelprotocol wat onderzocht is in de studie van Bodden et al. (2009) en later de naam Denken + Doen = Durven kreeg (DDD; Bögels, 2008). Het doel van deze behandeling is om de angsten van het kind hanteerbaar te maken zodat het kind er in het dagelijks leven niet door wordt beperkt. Dit protocol is oorspronkelijk bedoeld voor het behandelen van angststoornissen bij kinderen zonder andere bijkomende problematiek (Bögels, 2008), maar is in dit onderzoek gebruikt voor kinderen met ASS. Deze behandeling bestaat uit vijftien wekelijkse sessies die 60 minuten per keer duren. Deze sessies zijn de ene keer alleen met het kind, de andere keer met zowel kind als de ouder(s) en soms is er een aparte oudersessie. Er zit een duidelijke structuur in het behandelprotocol en zowel ouder als kind krijgen een werkboek om opdrachten in te maken. In bijlage 1 is de volledige inhoud van de behandelsessies terug te vinden. De therapeuten die de behandeling hebben uitgevoerd waren CGT-therapeuten of geregistreerde GZ psychologen. Deze therapeuten zijn door de ontwikkelaar van het behandelprotocol getraind om DDD te mogen uitvoeren. 11

12 Instrumenten ASS. Gedragingen die verband houden met ASS zijn gemeten met de ADI-R (Lord, Rutter, & Le Couteur, 1994) en de VISK (Luteijn et al., 2002). De ADI-R is een diagnostisch interview, gebaseerd op de diagnostische criteria van de DSM-IV, die is afgenomen bij de ouders van de kinderen met ASS. Met dit instrument kan de formele diagnose autisme vastgesteld worden, het huidige gedrag worden beschreven en onderscheid gemaakt worden tussen kinderen met Autisme en kinderen met ASS in bredere zin. De ADI-R bestaat uit 93 items waarvan 42 items worden gescoord op een driepuntsschaal (0= normaal, 1= abnormaal, maar onvoldoende voor score 2, en 2= afwijkend gedrag). De scores worden vervolgens ingedeeld in drie categorieën: Sociale interactie, Communicatie en Stereotiep Gedrag. Per categorie is een afkappunt ontwikkelt om te zien of de score past bij een Autisme Spectrum Stoornis. In deze studie is de ADI-R bij 76% van de kinderen (n = 60) en niet bij alle kinderen afgenomen omdat de ADI-R pas later in het onderzoek werd meegenomen. Voor de analyses is gebruik gemaakt van zowel de scores op de drie aparte domeinen als de totale score van de drie domeinen. De psychometrische eigenschappen van de ADI-R zijn onderzocht in de studie van Lord et al. (1994). Daar werd een hoge intra class correlatie (correlatie binnen de domeinen) voor de drie domeinen, een redelijke tot goede interne consistentie en een adequate betrouwbaarheid gevonden. Daarnaast waren de specificiteit en sensitiviteit van het interview goed. De VISK bestaat uit 49 items en is ontwikkeld om probleemgedrag van kinderen tussen de 4 en 18 jaar met pervasieve ontwikkelingsstoornissen te onderzoeken. Ouders of verzorgers kunnen aangeven in hoeverre deze items van toepassing zijn op hun kind en de items worden gescoord op een driepuntsschaal (0= helemaal niet, 1= een beetje of soms en 2= duidelijk of vaak van toepassing). Alle items kunnen bij elkaar worden opgeteld voor een totaal score, maar de items kunnen ook verdeeld worden in zes subschalen; Niet afgestemd (11 items), Neiging tot terugtrekken (12 items), Oriëntatieproblemen (8 items), Niet snappen (7 items), Stereotiep gedrag (8 items) en Angst voor verandering (3 items). In dit onderzoek zijn de scores van moeders en vaders op de schalen bij elkaar opgeteld en gemiddeld. Uit onderzoek is gebleken dat de VISK een betrouwbaar en valide instrument is (Hartman, Luteijn, Serra, & Minderaa, 2006). Verschillende groepen kinderen (hoog functionerend autisme, PDD-NOS en ADHD) kunnen van elkaar worden onderscheiden door middel van de totaal score op de VISK. De interne consistenties van zowel de totale schaal (α =.94) als de subschalen (α = ) waren goed. Ook de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (.86) en de test-hertestbetrouwbaarheid (.90) waren goed (Hartman et al., 2006). 12

13 Angst. De ernst van de angststoornissen is gemeten met de ADIS-P (Silverman & Albano, 1996), een gestandaardiseerd diagnostisch interview waarmee angststoornissen bij kinderen en jeugdigen gediagnosticeerd kunnen worden. Het is gebaseerd op de diagnostische criteria van de DSM-IV-TR. De antwoorden op de vragen van het interview worden genoteerd met ja, nee of anders (ik weet het niet/ soms). Aan het einde van het interview is er een samenvatting gegeven van de DSM-IV diagnoses en is er een ernstbeoordeling (EBC) gemaakt door de clinicus op basis van het ouder en kind interview. De clinicus mocht maximaal twee punten meer of minder geven dan dat de respondent zelf had gegeven. Deze ernstbeoordeling is gedaan op een schaal van 0 tot 8 en gebaseerd op de mate van interferentie, het aantal bevestigde symptomen en de algehele indruk van de interviewer. Bij een score van 4 of hoger was er sprake van een angststoornis. De ADIS-P, ouder over kind versie, is in het huidige onderzoek gebruikt. De psychometrische eigenschappen van de ADIS-P zijn goed (Silverman, Saavedra, & Pina, 2001). De ADIS-P is ook in eerdere onderzoeken gebruikt om de effectiviteit van een behandeling te meten bij kinderen met ASS (zoals Reaven, Blakeley-Smith, Culhane-Shelburne, & Hepburn, 2012; Wood et al., 2009). De angstsymptomen zijn gemeten met de Screen for Child Anxiety Related Emotional Disorders-71 (SCARED-71; Bodden et al., 2009). Dit is een vragenlijst die de symptomen van de belangrijkste angststoornissen vastgesteld volgens de DSM-IV-TR meet, bij kinderen en adolescenten van 7 tot en met 19 jaar. In het huidige onderzoek is de ouder over kind versie gebruikt. De vragenlijst bestaat uit 71 items en wordt gescoord aan de hand van een 3- punts Likertschaal (0= nooit of bijna nooit, 1= soms, 2= vaak) waarop de ouders moeten aangeven hoe frequent de angstsymptomen door het kind ervaren worden. Er is een totaal score berekend waarbij alle items bij elkaar zijn opgeteld en er zijn zeven subschaal scores berekend; Separatie angst (12 items), Sociale angst (9 items), Gegeneraliseerde angst (9 items), Specifieke fobie (15 items), Paniek stoornis (13 items), Obsessief-compulsieve stoornis (9 items) en Posttraumatische stressstoornis (4 items). De psychometrische eigenschappen van de SCARED-71 is goed (Bodden et al., 2009). De Chronbachs Alpha was in dit onderzoek uitstekend (.94 bij moeder en.95 bij vader). Ook bij kinderen met een stoornis in het autistisch spectrum is de SCARED-71 een psychometrisch goed instrument (Van Steensel, Deutschman, & Bögels, 2013). Uit dit onderzoek bleek de Chronbachs Alpha.92 voor de totale schaal. De subschalen waren, ondanks dat deze lager scoorden, nog steeds acceptabel (α.70). In het huidige onderzoek zijn de scores van vaders en moeders bij elkaar opgeteld en gemiddeld. Wanneer één van de scores ontbraken werd er gebruik gemaakt van de score van de andere ouder. 13

14 Analyse De onderzoeksresultaten zijn geanalyseerd met behulp van het programma Statistical Package for the Social Sciences-20 (SPSS-20). Bij het controleren van de dataset bleken er enkele outliers te zijn, welke zijn aangepast naar de hoogste score niet zijnde een outlier. Voor wat betreft de missing data is er voor gekozen om de analyses twee keer te draaien: één keer op basis van completer analyses en één keer op basis van last observation caried forward (LOCF). De resultaten zijn gebaseerd op de eerstgenoemde methode, maar wanneer de tweede methode andere resultaten gaf, dan is dit vermeld in een voetnoot. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag zijn er als effectmaat verschilscores berekend tussen de voor- en de nameting/follow-up s op de ADIS-P (angsternst gerapporteerd door ouders) en zijn er verschilscores berekend tussen de voor- en de nameting/follow-up s op de SCARED-71 (angstsymptomen gerapporteerd door ouders). Deze verschilscores representeren de mate van effectiviteit van de behandeling. Daarna zijn er correlaties berekend tussen deze effectiviteitsmaten en de verschillende ASS symptomen (gemeten met de ADI-R en de VISK). Wanneer deze correlaties borderline significant waren (p <.10), werden ze meegenomen in de vervolganalyses. Vervolgens zijn er enkelvoudige en meervoudige regressieanalyses uitgevoerd om na te gaan of er bepaalde ASS symptomen zijn die mogelijk een voorspeller zijn voor de effectiviteit van de behandeling op korte en lange termijn. Resultaten Correlaties De correlaties tussen de behandeleffectiviteit zoals gemeten met de ADIS-P (afname angsternst) en de ASS-symptomen op zowel de ADI-R als de VISK staan in tabel 4. Er is een positief significante correlatie gevonden tussen de totaalscore op de ADI-R en de effectiviteit van de behandeling (VM-NM, VM-FU1, VM-FU2 en VM-FU3) zoals gemeten met de ADIS- P. Een betere behandeleffectiviteit (een grotere verschilscore tussen de VM-NM, VM-FU1, VM-FU2 en VM-FU3) hangt samen met een hogere totaal score (meer problemen) op de ADI-R. Ook is er een significante positieve correlatie gevonden tussen de subschaal Sociale Interactie van de ADI-R en de effectiviteit van de behandeling (VM-NM en VM-FU1) zoals gemeten met de ADIS-P. Een betere behandeleffectiviteit (een grotere verschilscore tussen de VM-NM en VM-FU1) hangt samen met een hogere score (meer problemen) in de sociale interactie. De tweede subschaal van de ADI-R, Communicatie, correleert ook positief significant met de effectiviteit van de behandeling (VM-NM, VM-FU1, VM-FU2 en VM- FU3) zoals gemeten met de ADIS-P. Een betere behandeleffectiviteit (een grotere 14

15 verschilscore tussen de VM-NM, VM-FU1, VM-FU2 en VM-FU3) hangt samen met een hogere score (meer problemen) in de communicatie. Tabel 4 Correlaties tussen de Effectiviteit van de Behandeling (Verschilscores ADIS-P) en de ASS Symptomen op zowel de ADI-R 1 als de VISK 2 ADIS-P VM-NM VM-FU1 VM-FU2 VM-FU3 ADI-R Totaal.33*.33*.29*.27# Sociale Interactie.22#.30* Communicatie.35*.26#.27#.23# Stereotiep Gedrag VISK Totaal Niet Afgestemd Neiging tot Terugtrekken Oriëntatie Problemen Niet Snappen Stereotiep Gedrag Angst voor Verandering.12.30*.26#.29* Noot # p <.10; * p <.05 Voor wat betreft de VISK is er een significante positieve correlatie gevonden tussen de subschaal Angst voor Verandering en de effectiviteit van de behandeling (VM-FU1, VM-FU2 en VM-FU3) zoals gemeten met de ADIS-P. Een betere behandeleffectiviteit (grotere verschilscores tussen de VM-FU1, VM-FU2 en VM-FU3) hangt samen met een hogere score (meer problemen) op de subschaal Angst voor Verandering. Er zijn verder geen significante correlaties tussen de VISK schalen en de behandeleffectiviteit gemeten met de ADIS-P. 1 Bij de LOCF methode hebben dezelfde variabelen een significante correlatie, echter kunnen de precieze correlaties verschillen. 2 Bij de LOCF methode correleert VISK subschaal Angst voor Verandering alleen significant met VM-FU1, r =.22, p <

16 Tabel 5 Correlaties tussen de Effectiviteit van de Behandeling (Verschilscores SCARED-71) en de ASS Symptomen op zowel de ADI-R 3 als de VISK 4. SCARED-71 VM-NM VM-FU1 VM-FU2 VM-FU3 ADI-R Totaal Sociale Interactie Communicatie # Stereotiep Gedrag VISK Totaal # Noot # p <.10; * p <.05 Niet Afgestemd Neiging tot Terugtrekken Oriëntatie Problemen Niet Snappen * Stereotiep Gedrag # Angst voor Verandering De correlaties tussen de effectiviteit van de behandeling zoals gemeten met de SCARED-71 (afname angstsymptomen) en de ASS-symptomen op zowel de ADI-R als de VISK staan in tabel 5. Er is een significante positieve correlatie gevonden tussen de subschaal Communicatie van de ADI-R en de effectiviteit van de behandeling (VM-FU3) zoals gemeten met de SCARED-71. Een betere behandeleffectiviteit (een grotere verschilscore tussen VM- FU3) hangt samen met een hogere score (meer problemen) in de communicatie. Verder zijn er geen significante correlaties tussen de ADI-R schalen en de effectiviteit van de behandeling zoals gemeten met de SCARED-71. Voor wat betreft de VISK is er een significante positieve correlatie gevonden tussen de totaalscore van de VISK en de effectiviteit van de behandeling (VM-FU3) zoals gemeten met de SCARED-71. Een betere behandeleffectiviteit (grotere verschilscore tussen VM-FU3) hangt samen met een hogere totaal score (meer problemen) op de VISK. Ook is er een significante positieve correlatie tussen de subschaal Niet Snappen en de effectiviteit van de behandeling (VM-FU3) zoals gemeten met de SCARED-71. Een betere behandeleffectiviteit 3 Bij de LOCF methode is er geen enkele significante correlatie gevonden tussen de ADI-R variabelen en de SCARED Bij de LOCF methode correleert alleen de VISK subschaal Niet Snappen borderline significant met de vierde verschilscore (p <.10). 16

17 (grotere verschilscore tussen VM-FU3) hangt samen met een hogere score (meer problemen) op de subschaal Niet Snappen. Als laatste is er een significante positieve correlatie gevonden tussen subschaal Stereotiep Gedrag en de effectiviteit van de behandeling (VM-FU3) zoals gemeten met de SCARED-71. Een betere behandeleffectiviteit (grotere verschilscore tussen VM-FU3) hangt samen met een hogere score (meer problemen) op de subschaal Stereotiep Gedrag. Verder zijn er geen significante correlaties tussen de VISK schalen en de effectiviteit van de behandeling zoals gemeten met de SCARED-71. Regressie analyses Tabel 6 Regressiemodellen voor de Effectiviteit van de Behandeling zoals gemeten met de ADIS-P. Predictoren: ADI-R en VISK Regressie Predictoren R² p Β t p 1 vm-nm ADI-R Totaalscore.11.01* * 2 vm-fu1 ADI-R Totaalscore.11.01* * 3 vm-fu2 ADI-R Totaalscore.09.03* * 4 vm-fu3 ADI-R Totaalscore.08.05* * 5 vm-nm ADI-R Sociale Interactie.12.03* ADI-R Communicatie * 6 vm-fu1 ADI-R Sociale Interactie.10.07# ADI-R Communicatie vm-fu2 5 ADI-R Sociale Interactie ADI-R Communicatie vm-fu3 6 ADI-R Sociale Interactie ADI-R Communicatie vm-nm VISK Angst voor Verandering vm-fu1 VISK Angst voor Verandering.09.03* * 11 vm-fu2 VISK Angst voor Verandering.07.07# # 12 vm-fu3 VISK Angst voor Verandering.09.03* * Noot # p <.10; * p <.05 5 Bij de LOCF methode is het zevende model wel significant en verklaart 10.1% van de variantie, F(1, 57) = 3.20, p =.05. De ADI-R subschalen Sociale Interactie en Communicatie zijn geen significante voorspellers van de behandeleffectiviteit bij de VM-FU2. 6 Bij de LOCF methode is het achtste model wel significant en verklaart 10.0% van de variantie, F(1, 57) = 3.16, p =.05. De ADI-R subschalen Sociale Interactie en Communicatie zijn geen significante voorspellers van de behandeleffectiviteit bij de VM-FU3. 17

18 Er zijn enkelvoudige en meervoudige regressieanalyses uitgevoerd met bovenstaande significante correlaties. Hiermee is er gekeken of er bepaalde ASS symptomen een voorspellende waarde hebben op de behandeleffectiviteit. De ADIS-P (afname angsternst) werd gebruikt als afhankelijke variabele waarvan de resultaten beschreven staan in tabel 6. De modellen waarbij de ADI-R totaalscore gebruikt werd als predictor van de behandeleffectiviteit waren allen significant (p s <.05). De modellen verklaarden 7.5% tot 11.1% van de variantie en de β s varieerden in grootte van.27 tot.33 (p s <.05). Van alle modellen waarbij de ADI-R Sociale Interactie en Communicatie als predictoren zijn meegenomen waren alleen de modellen met de VM-NM en de VM-FU1 als afhankelijke variabele significant (p s <.10). De modellen verklaren respectievelijk 12.3% en 9.9% van de variantie. Bij de VM-NM is alleen de subschaal Communicatie een significante voorspeller van de behandeleffectiviteit, β =.33, p =.04. Bij de VM-FU1 zijn geen van beide subschalen een significante voorspeller voor de behandeleffectiviteit. De modellen waarbij de VISK subschaal Angst voor Verandering gebruikt werd als predictor van de behandeleffectiviteit waren, op de VM-NM na, allen significant (p s <.10). De modellen verklaren 6.7% tot 8.9% van de variantie en de β s variëren in grootte van.12 tot.30 (p s <.10). Vervolgens zijn enkelvoudige en meervoudige regressieanalyses uitgevoerd met bovenstaande significante correlaties waarbij de SCARED-71 (afname in angstsymptomen) werd gebruikt als afhankelijke variabele (zie tabel 7). De modellen waarbij de ADI-R subschaal Communicatie gebruikt werd als predictor van de behandeleffectiviteit (gemeten met de SCARED-71) is niet significant wat betreft de VM-NM, VM-FU1 en VM-FU2, maar er werd wel een borderline significant resultaten gevonden voor de VM-FU3. Dit model verklaart 7.0% van de variantie, F(1, 50) = 3.79, p =.06. De ADI-R subschaal Communicatie is hierbij een significante voorspeller van de behandeleffectiviteit, β =.27, p =.06. De modellen waarbij de VISK totaalscore gebruikt werd als predictor van de behandeleffectiviteit (gemeten met de SCARED-71) zijn niet significant met uitzondering van het VM-FU3 model. Dit model is borderline significant en verklaart 6.0% van de variantie, F(1, 50) = 3.21, p =.08. De VISK totaalscore is hierbij een borderline significante voorspeller van de behandeleffectiviteit, β =.25, p =.08. De modellen waarbij de VISK subschalen Niet Snappen en Stereotiep Gedrag gebruikt werden als predictoren van de behandeleffectiviteit (gemeten met de SCARED-71) zijn niet significant wat betreft de VM-NM, VM-FU1 en VM-FU2. Het model met de VM-FU3 als 18

19 afhankelijke variabele, is wel significant en verklaart 12.2% van de variantie, F(2, 50) = 3.46, p =.04. De VISK subschaal Niet Snappen is hierbij een significante voorspeller van de behandeleffectiviteit bij de VM-FU3, β =.28, p =.08. De VISK subschaal Stereotiep Gedrag is geen significante voorspeller. Tabel 7 Regressiemodellen voor de Effectiviteit van de Behandeling zoals gemeten met de SCARED- 71. Predictoren: ADI-R en VISK. Regressie Predictoren R² p Β t P 1 vm-nm ADI-R Communicatie vm-fu1 ADI-R Communicatie vm-fu2 ADI-R Communicatie vm-fu3 7 ADI-R Communicatie.07.06# # 5 vm-nm VISK Totaalscore vm-fu1 VISK Totaalscore vm-fu2 VISK Totaalscore vm-fu3 VISK Totaalscore.06.08# # 9 vm-nm VISK Niet Snappen VISK Stereotiep Gedrag vm-fu1 VISK Niet Snappen VISK Stereotiep Gedrag vm-fu2 VISK Niet Snappen VISK Stereotiep Gedrag vm-fu3 VISK Niet Snappen * # VISK Stereotiep Gedrag Noot # p <.10; * p <.05 Discussie In deze studie is onderzocht of ASS symptomen de effectiviteit van een CGT angstbehandeling bij kinderen met ASS kunnen voorspellen. Enigszins onverwachts komt uit dit onderzoek dat een kind met meer ASS symptomen, meer effect lijkt te hebben van de CGT 7 Bij de LOCF methode is er geen enkele significante regressie gevonden tussen de ADI-R en de SCARED Bij de LOCF methode is er zoals reeds vermeld alleen een significante correlatie gevonden tussen VISK subschaal Niet Snappen en de SCARED-71. Om deze reden is alleen deze subschaal meegenomen in de regressieanalyse als predictor van de behandeleffectiviteit volgens de SCARED-71. Het model met de VM-FU3 als afhankelijke variabele is significant en verklaart 5.2% van de variantie, F(1, 67) = 3.691, p =.059. De VISK subschaal Niet Snappen is hierbij een significante voorspeller van de behandeleffectiviteit bij de VM-FU3, β = 1.217, p =

20 angstbehandeling. Naast de totale ASS symptoomscores zijn er ook specifieke ASS symptomen die een voorspellende waarde lijken te hebben. De belangrijkste bevindingen van het onderzoek zijn: (1) meer ASS kenmerken in het algemeen (gemeten met de ADI-R en de VISK Totaalscore) bleken voorspellend te zijn voor een betere behandeleffectiviteit. (2) Meer specifiek kan genoemd worden dat meer problemen op het gebied van Niet Snappen (gemeten met de VISK), Angst voor Verandering (gemeten met de VISK) en Communicatie (gemeten met de ADI-R) voorspellend waren voor een betere behandeleffectiviteit. De resultaten van deze huidige studie zijn in tegenspraak met de eerder aangehaalde theorieën waarin gesuggereerd werd dat meer ASS-beperkingen zou zorgen voor een mindere effectiviteit van een CGT behandeling. Hier werd de link gelegd tussen de beperkingen die vaak voorkomen bij ASS en de algemeen werkzame factoren bij CGT. De sociale, cognitieve en taal gerelateerde beperkingen bij kinderen met ASS zouden de effectiviteit van therapeutische interventies voor angstproblemen kunnen verhinderen (Reaven et al., 2009). Orsivadjian en Knott (2011), noemen als voorbeelden voor therapie belemmerende factoren: de problemen in de (interne) motivatie, sociaal begrip en voorstellingsvermogen, de afwijkende manier van uiten en rapporteren van angst, de moeilijkheden met zelfregulatie, de aanwezigheid van rigide denkpatronen en het zwakke vermogen om het geleerde te generaliseren. Ehrenreich-May et al. (2014) voegen hier aan toe dat het voor deze groep kinderen een uitdaging is om de CGT thuisopdrachten op een succesvolle manier uit te voeren door bijvoorbeeld de zwakke sociale vaardigheden, zwakke organisatorische vaardigheden, beperkte interesses en stereotypieën, waardoor zij minder effect zullen hebben van een standaard CGT behandeling. Deze gedachtegang wordt dus niet ondersteund door de huidige resultaten. De onderzoeksresultaten zouden op meerdere manieren verklaard kunnen worden. Een eerste verklaring kan zijn dat er sprake is van overrapportage van angstsymptomen bij de kinderen met ASS door de ouders aan de start van het traject. Dit zou kunnen komen doordat het moeilijk is om te differentiëren tussen ASS symptomen en angstsymptomen. Hierdoor is het mogelijk dat ouders ASS symptomen beoordelen als zijnde angstsymptomen (Davis et al., 2008; Gillott et al., 2001; Muris et al., 1998), waardoor de ouders de angsternst en angstsymptomen aan het begin hoger en ernstiger inschatten dan in de werkelijkheid het geval is. Deze overrapportage zou ook kunnen komen doordat ouders vaak in aanraking komen met de hulpverlening wanneer de problemen voor hen op zijn ergst zijn. Ouders schatten hun problemen dusdanig ernstig in, dat iedere verbetering naar aanleiding van een vorm van behandeling al een hele opluchting is. Hierdoor kan het zijn dat de daadwerkelijke 20

21 angstproblemen minder zijn afgenomen dan de door ouders gerapporteerde afname, doordat zij aan het begin zo hoog hebben gescoord. Een tweede verklaring voor de gevonden resultaten kan zijn dat de behandeling van angst een positief effect kan hebben op de andere beperkingen in het functioneren van deze kinderen, waaronder een afname van de ernst van de ASS symptomen (Drahota, Wood, Sze, & Van Dyke, 2011; Storch et al., 2013; Wood et al., 2009). Aangezien kinderen met ASS beperkingen hebben op meerdere gebieden, kan het strategisch behandelen van één of meer van deze gebieden leiden tot verbetering van andere symptoom gebieden (als deze domeinen met elkaar samenhangen en afhankelijk van elkaar zijn en als de interventie een sterk genoeg effect heeft) (Wood et al., 2015). Wanneer kinderen meer ASS symptomen hebben, hebben zij ook meer angstsymptomen (White et al., 2014; Van Steensel et al., 2012) wat ervoor kan zorgen dat er een dubbel behandeleffect kan ontstaan op beide symptoomgebieden. Mogelijk hebben ASS en angst een zelfde pathogenese waardoor de behandeling zowel werkt voor de angstsymptomen als voor de ASS symptomen. Dit sluit aan bij eerder onderzoek waaruit bleek dat niet alleen de angstklachten waren verminderd na een CGT angstbehandeling, maar ook de ASS symptomen waren afgenomen (Chang, Quan, & Wood, 2012; Spiker et al., 2012; Van Steensel & Bögels, 2015; Wood & Gadow, 2010). Tevens sluiten deze en huidige bevindingen aan bij het onderzoek van White, Schry, Miyazaki, Ollendick en Scahill (2014). Uit dat onderzoek bleek namelijk dat een ernstigere vorm van ASS gemeten met de SRS-SC (subschaal Sociale Communicatie) - een hogere angst aan de start van de behandeling voorspelde en dat de behandeleffectiviteit na de CGT behandeling bij deze groep beter was. Dat specifiek de subschalen Niet snappen en Angst voor Verandering voorspellers zijn voor de behandeleffectiviteit kan verklaard worden doordat DDD een duidelijk en gestructureerd behandelprotocol volgt met een heldere behandel rationale (Van Steensel & Bögels, 2014). Door de behandel rationale is het mogelijk dat kinderen met ASS meer inzicht krijgen in de situaties, hun eigen gedachten en gevoelens en in hun gedrag. Hierdoor krijgen zij mogelijk ook meer controle over de situatie. Hierdoor nemen mogelijk de ASS-symptomen op de subschalen Niet snappen en Angst voor Verandering af en als gevolg daarvan verminderen mogelijk ook de angstsymptomen. Dat specifiek beperkingen in de Communicatie een voorspeller is voor een betere behandeleffectiviteit is in tegenspraak met eerder onderzoek van White et al. (2014). Uit dat onderzoek kwam namelijk naar voren dat juist een groter verbaal vermogen een betere behandeleffectiviteit voorspelde. Opvallend is dat de modellen ongeveer maximaal 10% van de variantie verklaren, dit is niet heel veel, wat kan wijzen op andere factoren meer van belang zijn voor het voorspellen 21

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

Masterscriptie Orthopedagogiek, Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam

Masterscriptie Orthopedagogiek, Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam Sekse- en leeftijdsgerelateerde verschillen in angst en het effect van cognitieve gedragstherapie bij kinderen en jongeren van 8-18 jaar met en zonder een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) Masterscriptie

Nadere informatie

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst

Nadere informatie

De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie per type angststoornis.

De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie per type angststoornis. FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie per type angststoornis. Een vergelijking tussen

Nadere informatie

Individuele of Gezins CGT voor kinderen met angststoornissen. Denise Bodden, Universiteit Utrecht

Individuele of Gezins CGT voor kinderen met angststoornissen. Denise Bodden, Universiteit Utrecht Individuele of Gezins CGT voor kinderen met angststoornissen Denise Bodden, Universiteit Utrecht Waarom effectieve therapie nodig? meest voorkomende vorm van psychopathologie bij kinderen/adolescenten

Nadere informatie

ANGSTSTOORNISSEN BIJ KINDEREN MET AUTISME- SPECTRUMSTOORNISSEN

ANGSTSTOORNISSEN BIJ KINDEREN MET AUTISME- SPECTRUMSTOORNISSEN ANGSTSTOORNISSEN BIJ KINDEREN MET AUTISME- SPECTRUMSTOORNISSEN Angststoornissen komen vaak voor, ook bij kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS). Bij de meeste kinderen volstaat cognitieve gedragstherapie

Nadere informatie

Voorspellers van CGT behandelsucces bij angstige kinderen en jongeren:

Voorspellers van CGT behandelsucces bij angstige kinderen en jongeren: Datum 18-11-2011 1 Voorspellers van CGT behandelsucces bij angstige kinderen en jongeren: een rol voor temperament en opvoedingsstijl? Helma Festen Klinische Psychologie Rijksuniversiteit Groningen h.festen@rug.nl

Nadere informatie

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere

Nadere informatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility. RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Autisme DSM IV: Stoornissen die meestal voor het eerst op zuigelingenleeftijd, kinderleeftijd of in

Nadere informatie

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Hester A. Lijphart Eerste begeleider: Dr. E. Simon Tweede

Nadere informatie

Angstbehandeling bij kinderen met en zonder autisme spectrum stoornis. Dr. F.J.A. (Bonny) van Steensel Universiteit van Amsterdam UvA minds

Angstbehandeling bij kinderen met en zonder autisme spectrum stoornis. Dr. F.J.A. (Bonny) van Steensel Universiteit van Amsterdam UvA minds Angstbehandeling bij kinderen met en zonder autisme spectrum stoornis Dr. F.J.A. (Bonny) van Steensel Universiteit van Amsterdam UvA minds Rol van ouders in angstbehandeling? Geen verschil kind vs gezinsgerichte

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher. Bedankt voor het downloaden van dit artikel. De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding)

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/43602 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Fenema, E.M. van Title: Treatment quality in times of ROM Issue Date: 2016-09-15

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/40073 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Schat, A. Title: Clinical epidemiology of commonly occurring anxiety disorders

Nadere informatie

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen VVL Congres, Berchem, 14 maart 2014 Pervasieve

Nadere informatie

Diagnostiek en onderzoek naar autisme bij dubbele diagnose. Annette Bonebakker, PhD, klinisch neuropsycholoog CENTRUM DUBBELE PROBLEMATIEK DEN HAAG

Diagnostiek en onderzoek naar autisme bij dubbele diagnose. Annette Bonebakker, PhD, klinisch neuropsycholoog CENTRUM DUBBELE PROBLEMATIEK DEN HAAG Diagnostiek en onderzoek naar autisme bij dubbele diagnose Annette Bonebakker, PhD, klinisch neuropsycholoog CENTRUM DUBBELE PROBLEMATIEK DEN HAAG 1 Autisme spectrum stoornissen Waarom dit onderwerp? Diagnostiek

Nadere informatie

Kikker is bang. Angststoornissen in DSM 5. Angst bij kinderen: een casus. Angststoornis Prevalentie 6/19/2015

Kikker is bang. Angststoornissen in DSM 5. Angst bij kinderen: een casus. Angststoornis Prevalentie 6/19/2015 Werkzame factoren in de behandeling van kinderen met angststoornissen na de transitie jeugdzorg Welke symptomen van angst herken je? Kikker is bang Denken + Doen = Durven Door: Liesbeth Telman en Marija

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Samenvatting Tussen januari 2002 en december 2005 is er een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de kosten-effectiviteit van gezins cognitieve gedra

Samenvatting Tussen januari 2002 en december 2005 is er een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de kosten-effectiviteit van gezins cognitieve gedra 139 Samenvatting Tussen januari 2002 en december 2005 is er een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de kosten-effectiviteit van gezins cognitieve gedragstherapie en individuele of kind cognitieve gedragstherapie

Nadere informatie

Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn

Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn 9 november 2012 VU Medisch Centrum/GGZinGeest/Amsterdam Patricia van Oppen 1 Presentatie

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

samenvatting Opzet van het onderzoek

samenvatting Opzet van het onderzoek 167 Angst en depressie komen vaak voor bij kinderen. Angst en depressie beïnvloeden niet alleen het huidige welbevinden van kinderen, maar kunnen ook een negatieve invloed hebben op hun verdere leven.

Nadere informatie

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems.

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems. Spelgroepbehandeling voor kinderen met internaliserende problemen De Effectiviteit van een Psychodynamische Spelgroepbehandeling bij Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Autismespectrumstoornissen: ADASS Achtergrond ADASS Veelvuldig voorkomen van

Nadere informatie

Verslaving en comorbiditeit

Verslaving en comorbiditeit Verslaving en comorbiditeit Wat is de evidentie? Dr. E. Vedel, Jellinek, Arkin 18 november 2014 Comobiditeitis hot 1 Jellinek onderzoek comorbiditeit Verslaving & persoonlijkheid, 1997 Verslaving & ADHD,

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie voor angst bij kinderen. met en zonder een autisme spectrumstoornis. Maarten van Dijk

De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie voor angst bij kinderen. met en zonder een autisme spectrumstoornis. Maarten van Dijk De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie voor angst bij kinderen met en zonder een autisme spectrumstoornis Maarten van Dijk 6033415 Begeleider: dr. F.J.A. van Steensel Tweede begeleider: Prof.

Nadere informatie

De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie voor de behandeling van angststoornissen bij kinderen met en zonder een Autisme Spectrum Stoornis

De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie voor de behandeling van angststoornissen bij kinderen met en zonder een Autisme Spectrum Stoornis De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie voor de behandeling van angststoornissen bij kinderen met en zonder een Autisme Spectrum Stoornis The effectiveness of cognitive behavioral therapy for the

Nadere informatie

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 (SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 Psychologische Inflexibiliteit bij Kinderen: Invloed op de Relatie tussen en de Samenhang met Gepest worden en (Sociale) Angst Psychological

Nadere informatie

Chapter 8. Nederlandse samenvatting

Chapter 8. Nederlandse samenvatting Chapter 8 Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Angst is een menselijke emotie die iedereen van tijd tot tijd wel eens ervaart. Veel mensen voelen zich angstig of nerveus wanneer ze bijvoorbeeld

Nadere informatie

Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK)

Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK) Instrument Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK) De VISK is ontwikkeld om sociaal probleemgedrag van kinderen met (mildere) varianten van pervasieve ontwikkelingsstoornissen

Nadere informatie

Factoren van invloed op de intensiteit van de behandeling van patiënten met een autismespectrumstoornis en het geassocieerde herstel.

Factoren van invloed op de intensiteit van de behandeling van patiënten met een autismespectrumstoornis en het geassocieerde herstel. Factoren van invloed op de intensiteit van de behandeling van patiënten met een autismespectrumstoornis en het geassocieerde herstel. Intensive Specialized Autism Care Study (ISAC study) Reach-Aut Project

Nadere informatie

EMDR effectief bij volwassenen met autisme

EMDR effectief bij volwassenen met autisme EMDR effectief bij volwassenen met autisme Ella Lobregt- van Buuren e.lobregt@dimence.nl 01-04-17, EMDR congres Cliënten, bedankt! En ook: Therapeuten Dimence: Angst & Stemming Deventer: Barbara Kemps

Nadere informatie

Hypnotherapie als behandeling van het Prikkelbaredarmsyndroom

Hypnotherapie als behandeling van het Prikkelbaredarmsyndroom Hypnotherapie als behandeling van het Prikkelbaredarmsyndroom Een pilot studie naar de behandeling door PDS-therapeuten Methode studiepopulatie 285 patiënten (leeftijd 18-65 jaar, 74% vrouw), gediagnosticeerd

Nadere informatie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit 1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.

Nadere informatie

Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme?

Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme? Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme? Mirjam Kouijzer, MSc Radboud Universiteit Nijmegen Het programma Controversiële behandelingen Wat is biofeedback? Mijn onderzoek naar de effecten

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting amenvatting Het aantal mensen met dementie neemt toe. De huisarts speelt een sleutelrol in het (h)erkennen van signalen die op dementie kunnen wijzen en hiermee in het stellen van de diagnose dementie,

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

ASS in de verzekeringsgeneeskundige praktijk

ASS in de verzekeringsgeneeskundige praktijk ASS in de verzekeringsgeneeskundige praktijk Dr. P. Remijnse, psychiater UWV Breda, 4-7-2017 Disclosure belangen spreker (Potentiële) belangenverstrengeling Voor deze bijeenkomst mogelijk relevante relaties

Nadere informatie

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant: TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28630 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Haan, Anna Marte de Title: Ethnic minority youth in youth mental health care :

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

Executieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld)

Executieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld) Executieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld) Hilde M. Geurts Universiteit van Amsterdam Dr. Leo Kannerhuis Boodschap 1. Bij mensen met verschillende diagnoses zien we meer EF problemen

Nadere informatie

Wat zijn angststoornissen en hoe worden ze behandeld?

Wat zijn angststoornissen en hoe worden ze behandeld? NEDERLANDSE SAMENVATTING INTRODUCTIE Het vertrekpunt van dit proefschrift was een probleem dat in de klinische praktijk veel voorkomt. Mensen die een angststoornis hebben gebruiken vaak antidepressiva.

Nadere informatie

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,

Nadere informatie

Autisme en depressie. Congres Nijcare 14 juni 2018 Katelijne Robbertz & Cees Kan

Autisme en depressie. Congres Nijcare 14 juni 2018 Katelijne Robbertz & Cees Kan Autisme en depressie Congres Nijcare 14 juni 2018 Katelijne Robbertz & Cees Kan Hoe herken je autisme bij een depressieve patiënt? 3 Wat gaat hier mis? DSM5 criteria Autismespectrumstoornis A. Beperkingen

Nadere informatie

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme Deel VI Inleiding Wat zijn de mogelijkheden van EMDR voor cliënten met een verstandelijke beperking en voor cliënten met een autismespectrumstoornis (ASS)? De combinatie van deze twee in een en hetzelfde

Nadere informatie

Functional limitations associated with mental disorders

Functional limitations associated with mental disorders Samenvatting Functional limitations associated with mental disorders Achtergrond Psychische aandoeningen, zoals depressie, angst, alcohol -en drugsmisbruik komen erg vaak voor in de algemene bevolking.

Nadere informatie

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence Lezing voor de NVA Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog Ontwikkelingsstoornissen Dimence Waarom diagnostiek? Hoe doen we eigenlijk diagnostiek? De DSM 5 Wijzigingen in de DSM 5 voor de autisme

Nadere informatie

Van universiteit naar klinische praktijk

Van universiteit naar klinische praktijk Research Institute Child Development and Education Van universiteit naar klinische praktijk De implementatie van Denken+Doen=Durven Loes Jongerden, Susan Bögels, Dorreke Peijnenburg Implementatiestudie

Nadere informatie

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult Participatie in vrijetijdsactiviteiten van kinderen en adolescenten met een lichamelijke beperking

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Nederlandse samenvatting (Dutch summary) 125 Angststoornissen zijn veel voorkomende psychiatrische aandoeningen (ongeveer 1 op de 5 Nederlanders heeft, op enig moment in het leven een angststoornis). Onder

Nadere informatie

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Samenvatting 207 Samenvatting Zijn vaders belangrijk? De relatieve invloed

Nadere informatie

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie * Samenvatting Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese Een 3-jarige follow-up studie Samenvatting Tijdens de periode van groei en ontwikkeling tussen kindertijd en volwassenheid

Nadere informatie

Maaike Nauta (UHD RuG / GZ Accare)

Maaike Nauta (UHD RuG / GZ Accare) Blended behandelen van angststoornissen bij kinderen en jongeren Maaike Nauta (UHD RuG / GZ Accare) Leonie Kreuze (PhD RuG/ Accare) Gemma Kok (InterPsy) In samenwerking met: Accare (Groningen, Friesland,

Nadere informatie

Autisme Spectrum Stoornissen Van DSM IV naar DSM 5

Autisme Spectrum Stoornissen Van DSM IV naar DSM 5 Autisme Spectrum Stoornissen Van DSM IV naar DSM 5 Britt Hoogenboom, kinder,- en jeugdpsychiater Dr. Sanne Hogendoorn, psycholoog Zorgprogrammaleiders Centrum voor Autisme en Psychose, de Bascule Referatencyclus

Nadere informatie

Angststoornissen bij kinderen en jongeren

Angststoornissen bij kinderen en jongeren 197 Samenvatting Angststoornissen bij kinderen en jongeren Diagnostiek, cognitieve gedragstherapie en voorspellers van therapieresultaat Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken rond de diagnostiek

Nadere informatie

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS Persoonskenmerken en ervaren lijden bij verslaving en PTSS 1 De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij Verslaafde Patiënten met PTSS The Relationship between Personality Traits and Suffering

Nadere informatie

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind Samenvatting Coparenting en Angst van het Kind In dit proefschrift worden verschillende associaties tussen coparenting en angst binnen het gezin getoetst, zoals voorgesteld in het model van Majdandžić,

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Inhoud. Nieuw in de NHG Standaard Angst. Vraag 2. Vraag 1. Vraag 3. Nieuw in de NHG standaard in beleid. Nieuw?! Diagnose en beleid RCT Implementatie

Inhoud. Nieuw in de NHG Standaard Angst. Vraag 2. Vraag 1. Vraag 3. Nieuw in de NHG standaard in beleid. Nieuw?! Diagnose en beleid RCT Implementatie Inhoud Nieuw in de NHG Standaard Angst Christine van Boeijen PAO H 2012 Nieuw?! Diagnose en beleid RCT Implementatie En verder Wat hebt u geleerd? Vraag 1 Waarmee presenteert een patient met een angststoornis

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19052 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Manti, Eirini Title: From Categories to dimensions to evaluations : assessment

Nadere informatie

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis 149 150 Ongeveer negentien procent van de Nederlandse bevolking krijgt in zijn leven een angststoornis. Mensen die lijden aan een angststoornis ervaren intense angsten die van invloed zijn op het dagelijks

Nadere informatie

Angst en depressie. Multistage assessment. Denise Bodden

Angst en depressie. Multistage assessment. Denise Bodden Angst en depressie Multistage assessment Denise Bodden Indeling Hoe vaak komt angst en depressie voor? Onderdiagnostiek? Signalering Waar? Waneer? Wie? Hoe? Multi-stage assessment Hoe vaak komt angst en

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

Toepasbaarheid en effectiviteit van behandeling voor angststoornissen in de eerste lijn. Christine van Boeijen

Toepasbaarheid en effectiviteit van behandeling voor angststoornissen in de eerste lijn. Christine van Boeijen Toepasbaarheid en effectiviteit van behandeling voor angststoornissen in de eerste lijn Christine van Boeijen Indeling presentatie Welke stoornissen Vooronderzoeken Hoofdonderzoeken Implementatie Welke

Nadere informatie

On Mindfulness and Autism A. Ridderinkhof

On Mindfulness and Autism A. Ridderinkhof On Mindfulness and Autism A. Ridderinkhof Over Mindfulness en Autisme Kinderen met autismespectrumstoornis (ASS) worden gekenmerkt door problemen in de sociale communicatie en interactie, evenals repetitieve,

Nadere informatie

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten? De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve

Nadere informatie

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum SRS-2 Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Informantenrapportage over 4- tot 18-jarigen Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING SRS-2 2/7 Inleiding

Nadere informatie

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Online screening Online behandeling - Effectiviteit

Nadere informatie

Toegankelijkheid en effectiviteit van de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen. Samenvatting

Toegankelijkheid en effectiviteit van de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen. Samenvatting Toegankelijkheid en effectiviteit van de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Psychische stoornissen komen geregeld voor bij ouderen (65-plus).

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

HOOFDSTUK 1: INLEIDING 168 Samenvatting 169 HOOFDSTUK 1: INLEIDING Bij circa 13.5% van de ouderen komen depressieve klachten voor. Met de term depressieve klachten worden klachten bedoeld die klinisch relevant zijn, maar niet

Nadere informatie

De behandeling van paniekstoornis

De behandeling van paniekstoornis De behandeling van paniekstoornis Cognitieve gedragstherapie, SSRI of de combinatie van beide Najaarscongres VGCt 15 november 2013 Onderzoeksgroep: Franske J. van Apeldoorn, Wiljo J.P.J. van Hout, Peter

Nadere informatie

Autisme spectrum conditie

Autisme spectrum conditie (potentiële) belangenverstrengeling Geen Autisme spectrum conditie Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Triversum W. Veenboer Kinder- en jeugdpsychiater Dag van eerste lijn Januari

Nadere informatie

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling Evidence tabel bij ADHD in kinderen en adolescenten (studies naar adolescenten met ADHD en ) Auteurs, Gray et al., 2011 Thurstone et al., 2010 Mate van bewijs A2 A2 Studie type Populatie Patiënten kenmerken

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 134 Nederlandse samenvatting De inleiding van dit proefschrift beschrijft de noodzaak onderzoek te verrichten naar interpersoonlijk trauma en de gevolgen daarvan bij jongeren in

Nadere informatie

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven.

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven. * Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven In dit proefschrift worden de resultaten van de PERRIN CP 9-16 jaar studie (Longitudinale

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Symposium Zorg en onderwijs. Annemarie Tadema 8 april 2008

Symposium Zorg en onderwijs. Annemarie Tadema 8 april 2008 Symposium Zorg en onderwijs Annemarie Tadema 8 april 2008 Aanleiding onderzoek Burgerschapsparadigma: participeren in de samenleving KDC: segregatie Onderwijs: integratie/ inclusie Wet op de leerlinggebonden

Nadere informatie

Chapter 9 CHAPTER 9. Samenvatting

Chapter 9 CHAPTER 9. Samenvatting CHAPTER 9 Samenvatting 115 Kanker en behandelingen voor kanker kunnen grote invloed hebben op de lichamelijke gezondheid en het psychisch functioneren van mensen. Er is veel onderzoek gedaan naar de effectiviteit

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 200 NEDERLANDSE SAMENVATTING Duizeligheid is een veel voorkomend probleem bij ouderen. Tot 30% van de thuiswonende ouderen van 65 jaar en ouder ervaart enige vorm van duizeligheid.

Nadere informatie