Gelukkig geïntegreerd. Onderzoek naar de kwaliteit van het bestaan van mensen met een lichte verstandelijke beperking

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gelukkig geïntegreerd. Onderzoek naar de kwaliteit van het bestaan van mensen met een lichte verstandelijke beperking"

Transcriptie

1 Gelukkig geïntegreerd Onderzoek naar de kwaliteit van het bestaan van mensen met een lichte verstandelijke beperking

2

3 ISBN NUGI 725 Trefw.: kwaliteit van bestaan licht verstandelijk gehandicapten 1999 Stichting Kinderstudies Stichting Kinderstudies Postbus AT Groningen

4 RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN Gelukkig geïntegreerd Onderzoek naar de kwaliteit van het bestaan van mensen met een lichte verstandelijke beperking Proefschrift ter verkrijging van het doctoraat in de Psychologische, Pedagogische en Sociologische Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen op gezag van de Rector Magnificus, dr. D.F.J. Bosscher in het openbaar te verdedigen op donderdag 11 februari 1999 om uur door Elsje Joke van Houten-van den Bosch geboren op 31 oktober 1961 te Utrecht

5 Eerste promotor: Tweede promotor: Prof. Dr. G.H. van Gemert Prof. Dr. H. Nakken

6 Voorwoord In dit proefschrift wordt het begrip 'kwaliteit van het bestaan' uitgewerkt in een model, dat vervolgens wordt toegepast voor de beschrijving van de huidige situatie van ex-bewoners van Groot Emaus en De Beele, achtervanginstellingen voor jongeren met lichte verstandelijke beperkingen en ernstige gedragsproblemen. Dit onderzoek komt voort uit het onderzoek naar de maatschappelijke positie van ex-bewoners van genoemde instellingen, dat van 1989 tot 1991 door Inger Slebus parallel aan het onderzoek naar het maatschappelijk succes van voormalige leerlingen van het VSO-MLK in Drenthe (Van der Bijl, 1993) werd uitgevoerd. Het vooronderzoek voor beide onderzoeken werd uitgevoerd in 1988 door Johan Timmer en Willemijn van der Bijl, waarna het onderzoeksvoorstel werd geschreven door Rob Wielink. Toen ik in 1991 het onderzoek naar de maatschappelijke positie van exbewoners vervolgde, heb ik dankbaar gebruik gemaakt van bovengenoemde werkzaamheden. Annette Santbulte, Ellis Knegt en Petra de Jong, die in de fase van de dataverzameling enige tijd als onderzoeksmedewerkers bij het project waren betrokken, wil ik bedanken voor hun hulp. Toen ik daarna zonder assistentie verder werkte aan dit proefschrift, miste ik hun 'meedenkend vermogen', maar ook hun gezelligheid, gesprekstof en dropjes. Zonder de medewerking van de ex-bewoners Groot Emaus en De Beele, van hun ouders en huidige begeleiders en van de politie in de eerste fase van het onderzoek was de tweede fase, zoals beschreven in dit proefschrift, niet mogelijk geweest. Ook de medewerkers van Groot Emaus en De Beele waren behulpzaam. De negen orthopedagogen die meegewerkt hebben aan de expertraadpleging dank ik voor hun bijdrage aan dit onderzoek. Met mijn eerste promotor Gijs van Gemert, die vanaf het begin betrokken is geweest bij dit onderzoek, heb ik de meeste gesprekken gevoerd. Deze gesprekken leidden vaak tot nieuwe denkbeelden en invalshoeken. Uiteindelijk is hierdoor ook de nieuwe richting ontstaan die het onderzoek na het verschijnen van het onderzoeksrapport in 1994 heeft gekregen. Het vinden van deze nieuwe richting was niet eenvoudig, onder andere doordat de financiële middelen beperkt waren. Ook was het moeilijk om na het schrijven van het onderzoeksrapport de motivatie te vinden om een proefschrift te schrijven. Han Nakken, mijn tweede promotor, is in de loop van de jaren steeds meer betrokken geraakt bij het onderzoek. Doordat hij meende dat hij mij

7 zo nu en dan achter de vodden moest zitten, werd mijn 'time-management' beter. Gijs van Gemert probeerde mij van mijn vermeende 'writersblock' af te helpen. Daardoor was ik uiteindelijk aan alle onderdelen van het proefschrift tegelijk aan het werk. De beide promotoren bezitten verschillende begeleidingsstijlen, die elkaar meestal aanvulden in het ingewikkelde proces van het schrijven van het proefschrift. Ik bedank mijn beide promotoren voor de begeleiding tijdens dit proces en voor alles wat ik van ze geleerd heb. Dat het proefschrift nu klaar is, is te danken aan alle bovengenoemde personen, maar ook aan mijn 'tijdelijke' en 'vaste' collega's, door wie ik me gesteund heb gevoeld tijdens pauzes, onderzoeksbesprekingen en persoonlijke gesprekken. Andere steun heb ik ervaren doordat Wilte steeds een deel van het huishouden en de zorg voor Jan op zich nam en een luisterend oor had voor mijn proefschrift-ervaringen. Ook onze trouwe oppas en hulp maakten deel uit van het 'ondersteunende systeem'. Wilte en Jan zorgden bovendien voor het noodzakelijke tegenwicht van het werk aan het proefschrift. Hoewel ik me de laatste paar jaar weinig sociaal gedragen heb, hebben ook mijn vrienden en familieleden me gesteund en voor afwisseling gezorgd. De creatieve computerman Jaap van den Bosch bedank ik voor zijn hulp bij het maken van de omslag van dit boek. Mijn paranimfen Annette Santbulte en Mieke Sipma (collega's van het eerste uur) dank ik voor hun steun bij de promotie en de voorbereiding daarvan. Ik ben zeven jaar (in deeltijd) met dit onderzoek bezig geweest. Hoewel ik nu nog niet kan zeggen of ik met de promotie zeven vette of zeven magere jaren ga afsluiten, en dus ook niet of er nu vette of magere jaren zullen komen, zal er wel iets veranderen. Ik verheug me op de tijd dat ik zelf vervolgonderzoek kan bedenken en vormgeven. Belangrijk is ook het prettige vooruitzicht dat ik vanaf nu meer tijd zal krijgen voor mijn privéleven. Groningen, januari 1999

8 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Aanleiding tot het onderzoek Achtervanginstellingen Ongewoon opvoeden Probleemstelling, doelstelling en onderzoeksvragen Deze dissertatie 11 Hoofdstuk 2 Maatschappelijke positie Inleiding Maatschappelijke positie De maatschappelijke positie van het individu Objectieve, intersubjectieve of subjectieve benadering Integratie Implicaties voor de opzet en uitvoering van de eerste fase van het onderzoek 22 Hoofdstuk 3 Het onderzoek naar de maatschappelijke positie: opzet, uitvoering en resultaten Inleiding Soort onderzoek en onderzoeksopzet Fase 1 Vooronderzoek Fase 2 Ontwikkeling instrument Fase 3 Dataverzameling De resultaten van het onderzoek naar de maatschappelijke positie Conclusie: de maatschappelijke positie van ex-bewoners van Groot Emaus en De Beele 68 Hoofdstuk 4 Kwaliteit van het bestaan Inleiding Kwaliteit van leven of kwaliteit van het bestaan Benaderingen van kwaliteit van het bestaan Integratie en welbevinden Normalisatie en opvoeding Definitie en model van kwaliteit van het bestaan 87

9 Hoofdstuk 5 Secundaire analyse van eerder verzamelde gegevens Inleiding Methode en uitvoering van de secundaire analyse Resultaten expertraadpleging Koppeling expertoordelen aan antwoorden ex-bewoners Conclusie 112 Hoofdstuk 6 Discussie Inleiding Maatschappelijke positie Kwaliteit van het bestaan Aanbevelingen 128 Literatuur 133 Bijlage A Vragenlijst voor ex-bewoners 139 Bijlage B Resultaten expertraadpleging 171 Samenvatting 183 Summary 187

10 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding tot het onderzoek Er bestaan in Nederland verschillende instellingen en afdelingen voor jongeren met lichte verstandelijke beperkingen en gedragsproblemen. Twee van die instellingen, te weten Groot Emaus in Ermelo en De Beele in Voorst, zijn aangewezen als achtervanginstellingen. Dat betekent dat daar jongeren met lichte verstandelijke beperkingen worden geplaatst, die zo ernstige gedragsproblemen hebben, dat zij in een andere instelling niet meer kunnen worden geholpen. Aan het einde van het verblijf in Groot Emaus of De Beele verhuizen deze jongeren naar een andere instelling, een zelfstandige woonsituatie of het ouderlijk huis. Dit onderzoek betreft jongeren die Groot Emaus of De Beele in de jaren tachtig na een verblijf van tenminste een half jaar verlaten hebben en hun leven elders hebben voortgezet. De instellingen willen weten hoe het enige jaren na hun vertrek met deze jongeren is. Bovendien zijn de instellingen geïnteresseerd in aanwijzingen voor de opvoeding in de instellingen. De afdeling Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen is geïnteresseerd in onderzoek naar de mate waarin mensen met een verstandelijke beperking zelf verantwoordelijkheid kunnen dragen en geïntegreerd kunnen raken in de maatschappij. Daarom werd deze afdeling gevraagd in kaart te brengen hoe het met de jongeren is enige jaren na het verlaten van de instelling en te zoeken naar aanwijzingen voor de opvoeding in de instellingen. Alvorens te onderzoeken hoe het met de jongeren is, moeten enkele gegevens uit het bovenstaande worden verhelderd. In paragraaf 1.2 wordt daarom nader ingegaan op de plaats die Groot Emaus en De Beele hebben tussen de instellingen in de zorg voor de geestelijke gezondheid in Nederland en wordt informatie gegeven over de afzonderlijke instellingen. De hoofdtaak van instellingen voor kinderen met opvoedingsproblemen, hier aangeduid als ongewone opvoeding, wordt beschreven in paragraaf 1.3. Nadat in de paragrafen 1.2. en 1.3 de context van dit onderzoek is beschreven, worden in paragraaf 1.4 probleemstelling, doelstelling en onderzoeksvragen van dit onderzoek weergegeven. 1

11 In dit proefschrift wordt de term 'mensen met een verstandelijke beperking' gebruikt voor diegenen die "significant beneden gemiddeld intellectueel functioneren en daarmee samenhangende beperkingen hebben in twee of meer... van toepassing zijnde vaardigheidsgebieden", zoals die worden omschreven door Luckasson (1992, vertaling van Buntinx & Bernard, 1996). Dit is in tegenspraak met de eerdere definitie van Grossman (1983), waarin zwakzinnigheid nog kon worden opgevat als een afzonderlijk (persoons)kenmerk. Een verstandelijke handicap is volgens Luckasson et al. (1992) een dynamisch kenmerk van de functionele relatie tussen individu en omgeving (Buntinx & Bernard, 1996). In tegenstelling tot Grossman et al. (1983), bij wie de mate van handicap rechtstreeks samenhing met het intellectueel functioneren, vinden Luckasson et al. (1992) de behoefte aan ondersteuning door anderen het belangrijkste criterium voor vaststelling van de mate van handicap. Verstandelijke handicap wordt nu meer maatschappelijk gedefinieerd (Buntinx & Bernard, 1996). Iemand met een verstandelijke beperking heeft pas een verstandelijke handicap als er ook sprake is van zodanige beperkingen in adaptieve vaardigheidsgebieden, dat er behoefte bestaat aan ondersteuning door anderen. Toen de in dit onderzoek geïnterviewde ex-bewoners nog bewoners waren, was er van een 'paradigma-shift', zoals die blijkt uit de veranderde definitie van 'verstandelijke handicap' nog geen sprake. In de literatuur van voor 1992 wordt de term 'gehandicapt' veelal gebruikt zonder rekening te houden met de nieuwste visies met betrekking tot de term. Wanneer hier een auteur die spreekt over 'verstandelijk gehandicapt' letterlijk wordt aangehaald, wordt die term gehandhaafd, evenals in situaties waarin expliciet sprake is van een verstandelijke handicap. In alle overige gevallen wordt gesproken over 'personen met een verstandelijke beperking'. 1.2 Achtervanginstellingen Groot Emaus en De Beele zijn categoriale behandelingscentra in de residentiële zorg voor licht verstandelijk 'gehandicapten'. Deze centra worden bekostigd vanuit de A.W.B.Z. De beide instellingen zijn in 1986 door het toenmalige ministerie van W.V.C. erkend als achtervanginstellingen: in deze instellingen worden jongeren opgenomen die in andere instellingen niet meer kunnen worden geholpen. 2

12 Doordat Groot Emaus en De Beele voor deze groep de enige achtervanginstellingen in Nederland zijn, werken deze instellingen intensief samen. In het kader van het onderzoek is, in samenspraak met de beide instellingen, de volgende gemeenschappelijke doelstelling ontstaan uit de afzonderlijke doelstellingen van de beide instellingen: 'Op Groot Emaus en De Beele worden licht verstandelijk gehandicapten in de puberteits- en adolescentiefase toegelaten met zo ernstige ontwikkelings-, opvoedings- en/of secundaire leerproblemen, dat zij in andere voorzieningen niet (meer) kunnen worden opgevangen. Op het moment van verlaten van de instelling hebben ze, in verhouding tot hun mogelijkheden, voldoende handelingscompetentie verworven voor het bereiken van een zo zelfstandig mogelijke maatschappelijke positie, die leidt tot tevredenheid van henzelf en van de maatschappij.' Het gaat dus om jongeren, meestal tussen twaalf en 21 jaar, die het gewone onderwijs niet kunnen volgen doordat ze een verstandelijke beperking hebben. Bij toelating ligt hun IQ tussen 55 en 85 à 90 (Op weg naar behandelingsbeleid voor de jaren 90, 1991). Deze jongeren hebben bovendien ernstige gedragsproblemen: er is sprake van acting-out-gedrag, diefstal, prostitutie, incest, aanranding en zelfmoordpogingen. Daardoor zijn deze jongeren aangewezen op een instituut, waarin alle voorzieningen voor wonen, onderwijs, werk en recreatie aanwezig zijn (zogenaamde driemilieus-voorzieningen) en waar alle hulpverleners met elkaar samenwerken in de behandeling. Jongeren die ernstig psychotisch zijn, verslavingsproblemen hebben of ernstig suïcidaal zijn, worden niet opgenomen, evenmin als jongeren die niet voldoen aan het leeftijd- of intelligentie-criterium. In de zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen grenzen Groot Emaus en De Beele aan de regionale internaten voor mensen met een lichte verstandelijke beperking. In de jeugdzorg voor normaal begaafde jongeren grenzen de instellingen aan de Z.I.B.-internaten (voor Zeer Intensieve Behandeling) en aan de instituten voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Bovendien grenzen Groot Emaus en De Beele aan vormen van zorg voor volwassenen met verstandelijke beperkingen, bijvoorbeeld afdelingen voor (Sterk) Gedragsgestoorde Licht Verstandelijk Gehandicapten. Sommige jongeren maken na een verblijf in het behandelingscentrum van Groot Emaus of De Beele de overstap naar een decentrale unit of gaan, eventueel begeleid, op een kamer wonen. Daar zijn de verschillende aspecten van het dagelijks leven niet geïntegreerd. De jongeren worden er voorbereid op de algemene gang van zaken in de samenleving. De instel- 3

13 ling bereidt een andere groep jongeren voor op een geschikte plaats in een vervolgvoorziening, bijvoorbeeld een Gezins Vervangend Tehuis (G.V.T.) of een andere instelling voor mensen met verstandelijke beperkingen. Bij een kleinere groep besluit de instelling de behandeling te staken omdat men niet verwacht dat deze succesvol zal zijn. Ook zijn er jongeren die zelf besluiten uit de instelling weg te gaan zodra ze achttien jaar zijn, ongeacht of de deskundigen in de instelling vinden dat het doel van de specifieke opvoeding bereikt is Groot Emaus in Ermelo Groot Emaus werd in 1907 opgericht als tweede instelling van de Vereniging 's Heeren Loo, omdat de vereniging zich ook wilde belasten met de zorg voor 'verwaarloosde, achterlijke jongens, beneden de leeftijd van veertien jaar, die ter beschikking van de regering zijn gesteld (...). De Vereniging 's Heeren Loo is een protestant-christelijke vereniging tot opvoeding, verzorging en behandeling van mensen met een verstandelijke handicap'. Groot Emaus was in Nederland het eerste instituut voor jongeren met een lichte verstandelijke beperking. Het heeft zich door de jaren heen steeds gericht op de opvang van jongeren, die door hun beperking op de één of andere manier in de maatschappij waren vastgelopen of dreigden vast te lopen. Vanaf het begin werden zowel jongens als meisjes opgenomen. Anno 1998 maakt Groot Emaus deel uit van Kwadrant, de sector 'licht verstandelijk gehandicapten' binnen de Stichting Zorgverlening 's Heeren Loo. Het instituut heeft in totaal 286 plaatsen, waarvan 210 in het behandelingscentrum in Ermelo en de rest in decentrale units op andere plaatsen. Er zijn 33 leefgroepen met elk zes tot twaalf jongeren. De groepen verschillen van elkaar qua leeftijd, geslacht, aard en intensiteit van de problematiek van de groepsleden. Bij toelating tot Groot Emaus stelt men, op grond van uitgebreide diagnostiek, vast welke gedragsproblemen de jongere heeft. In het algemeen zijn er in de behandeling drie fasen te onderscheiden (Van der Schee, 1992). Er is een fase van 'wennen en erbij gaan horen', een fase waarin het leren door het op zich nemen van taken centraal staat en een fase van concentratie op wat er komt na het verlaten van Groot Emaus. Wanneer de vraag beantwoord moet worden of een jongere Groot Emaus kan verlaten en welke vervolgsituatie het meest geschikt is, wordt vooral het niveau van verstandelijk functioneren en de mate van zelfredzaamheid beoordeeld. 4

14 1.2.2 De Beele in Voorst De Beele werd opgericht in 1949 en maakt deel uit van de Hoogeland Zorggroep. Deze heeft een christelijke signatuur. Onder de Hoogeland Zorggroep vallen een centrum voor thuislozen, een verpleeghuis, een leefgemeenschap voor mensen met een verstandelijke beperking en het orthopedagogisch centrum De Beele. De Beele was oorspronkelijk een jongenshuis waar met name justitie kinderen met een lichte verstandelijke beperking plaatste. In 1984 begon men met het opvangen van elders afgewezen zeer problematische jongeren. In datzelfde jaar liet De Beele ook de eerste meisjes toe. De Beele heeft 94 plaatsen, waarvan acht in een decentraal huis in Apeldoorn. Sinds 1996 heeft De Beele een besloten paviljoen voor acht bewoners. Op grond van diagnostische criteria worden de jongeren geplaatst in een van de vier behandelstromen (Buter, 1998). Deze stromen zijn: conduct disorder laag niveau, conduct disorder hoog niveau, PDD-NOS laag niveau en PDD-NOS hoog niveau. De bewoners met ADHD-problematiek worden op grond van gedrags-en persoonlijkheidskenmerken in een van de stromen ingedeeld. Elke stroom bestaat uit drie fasen (Ament & Buter, 1997). In de eerste fase ('overnemen') is het doel het herstel van de pedagogische gezagsstructuur en het op gang brengen van het gewone leven. In de tweede fase ('samenwerken') worden de doelen samen met de kinderen opgesteld. Te hanteren waarden en normen worden daarvan afgeleid. In de derde fase ('zelf doen') wordt steeds meer een appèl gedaan op de eigen verantwoordelijkheid. De doelen in deze fase worden afgeleid van het perspectief van het kind. Geleidelijk aan vindt er een omslag plaats van behandeling naar begeleiding. Daarbij wordt niet meer alleen door de hulpverlening geformuleerd wat belangrijk is voor de bewoner, maar wordt er onderhandeld over de benodigde hulp. Doel van deze fase is dat de begeleiding overbodig wordt. Eind 1999 zal elke stroom gehuisvest zijn in een eigen accomodatie met voor elke fase een eigen leefgroep van vier tot acht bewoners. Daarbij kan in de eerste fase van de behandeling de mate van beslotenheid aangepast worden aan de behoefte van de bewoners. 5

15 1.3 Ongewoon opvoeden Groot Emaus en De Beele laten mensen met lichte verstandelijke beperkingen en gedragsproblemen toe. Zij hebben een deel van hun (gewone) opvoeding achter de rug, maar zij hebben zo'n ernstig opvoedingsprobleem, dat zij het opvoedingsdoel waarschijnlijk niet zonder een verblijf op Groot Emaus of De Beele kunnen bereiken. Hieronder zal de term 'ongewoon opvoeden' als middel tot het bereiken van het instellingsdoel en het opvoedingsdoel worden toegelicht, maar eerst komt het gewone opvoeden aan de orde Gewoon opvoeden en opvoedingsdoel Volgens Kok (1991) is opvoeden "het in relatie staan van opvoeder(s) en opvoedeling(en), waarin de opvoeder zich als persoon, als zijn wijze van mens-zijn presenteert, een klimaat creëert dat persoonlijkheidsgroei bevordert en leefsituaties zo hanteert dat deze optimale kansen bieden op zelfontplooiing" (p. 40). Het opvoedingsdoel (het eindpunt van de opvoeding van het individu) lijkt dus zelfontplooiing van de opvoedeling te zijn, hoewel Kok zelf aangeeft dat het doel van de opvoeding ligt in het "optimaliseren van het proces" (1991, p. 58). Daaronder verstaat hij "voortschrijden in de richting van het perspectief, namelijk een toekomst die (nog) niet gekend is". "Optimaliseren van het proces" geeft echter geen eindpunt van de opvoeding weer, in tegenstelling tot zelfontplooiing. Volgens Nakken (1997) is opvoeden "het voorbereiden van een kind op een zelfstandig bestaan in een gemeenschap". Volgens Ter Horst moet het opvoeden leiden tot de toenemende zelfstandigheid van het kind en de afnemende verantwoordelijkheid van de opvoeders Opvoedingsprobleem Er is volgens Kok (1991) sprake van een 'stokkend' opvoedproces (opvoedingsprobleem) als "het opvoeden voor kind, opvoeders en betrokkenen niet lijkt te leiden tot een beoogd resultaat, terwijl dit als een probleem wordt ervaren". Het beoogde resultaat is hierbij het opvoedingsdoel. Ter Horst (1980, p.101) spreekt van een "problematische opvoedingssituatie" (P.O.S.). als een "door de betrokkenen als nagenoeg perspectiefloos ervaren opvoedingssituatie, waarin men er zonder deskundige hulp van buitenaf niet in slaagt het geheel zodanig te veranderen dat het weer perspectief biedend wordt". Sipma (1996) plaatst hierbij de kanttekening, dat 6

16 ook als minder perspectiefloos ervaren opvoedingssituaties, problematische opvoedingssituaties kunnen zijn en hulp van buitenaf nodig kunnen hebben. Ter Horst vindt dit echter geen object van de orthopedagogiek, maar van de klinische pedagogiek en spreekt er verder niet over. Nakken spreekt van een "ongewone opvoedingssituatie" als er zich een (ernstig) probleem voordoet in de opvoeding, waarbij speciale hulp nodig is om het probleem op te lossen, te verminderen of zelfs te voorkomen. Sipma (1996) geeft verschillende gradaties van ongewone opvoeding aan. In haar continuüm kiest zij (in volgorde van toenemende problemen en afnemende bereidheid en bekwaamheid van de opvoeder) voor "verzwaarde opvoedingssituatie", "gespannen opvoedingssituatie", "problematische opvoedingssituatie" en "crisis in de opvoedingssituatie". Jongeren die in Groot Emaus of De Beele zijn opgenomen verkeren in een problematische opvoedingssituatie of er is sprake van een crisis in de opvoedingssituatie Oplossen van het opvoedingsprobleem In het geval van een opvoedingsprobleem, hoe men dat ook noemt of omschrijft, moet er zo worden gehandeld, dat het opvoedingsdoel alsnog kan worden bereikt. Kok hanteert daarvoor de term "specifiek opvoeden". Specifiek opvoeden is "het beantwoorden van een vraagstelling om overaccentuering in het opvoedproces, en wel zo, dat dit (weer) optimaal wordt, zodat een kind zijn eigenheid kan ontplooien" (Kok, 1991, p.48). Nakken spreekt van een "ongewone opvoeding", namelijk een "opvoeding die anders ingevuld wordt dan de ouders van plan waren (of gewoon gedaan zouden hebben)". Ter Horst (1980) noemt geen specifieke term, maar geeft aan dat het bij oplossen van een problematische opvoedingssituatie gaat om het optimaliseren van perspectief-mogelijkheden en opsporen en bestrijden van perspectief-belemmeringen. Kok, Nakken en Ter Horst spreken alle drie over het oplossen van een opvoedingsprobleem. In het vervolg wordt hiervoor de term "ongewoon opvoeden" (Nakken 1997) gebruikt omdat deze term het meest duidelijk is als tegenstelling tot 'gewoon opvoeden' en samen met het door Nakken gehanteerde opvoedingsdoel het best aansluit bij de gemeenschappelijke doelstelling van Groot Emaus en De Beele. 7

17 1.3.4 Instellingsdoel Voordat jongeren in Groot Emaus of De Beele gingen wonen was er sprake van een ernstig opvoedingsprobleem, door Sipma (1996) in haar continuüm "problematische opvoedingssituatie" of (nog erger) "crisis in de opvoedingssituatie" genoemd. De bereidheid en bekwaamheid van de opvoeder waren ernstig aangetast of plotseling of langdurig helemaal niet aanwezig. Rink et al. (1994) spreken over een "problematische opvoeding" of "pedagogische verwaarlozing". Groot Emaus en De Beele hebben zich ten doel gesteld hun bewoners "voldoende handelingscompetentie" bij te brengen in de tijd dat zij in één van beide instellingen verblijven. Dat is het instellingsdoel (het algemene doel van de ongewone opvoeding door de instelling). Dit instellingsdoel moet worden bereikt met het oog op het opvoedingsdoel, namelijk "een zo zelfstandig mogelijke maatschappelijke positie, die leidt tot tevredenheid van henzelf en van de maatschappij". De meeste bewoners van Groot Emaus en De Beele bereiken dit opvoedingsdoel enkele jaren nadat ze de instelling hebben verlaten. Hier is sprake van opvoedingsproblemen waaraan Groot Emaus en De Beele door middel van ongewone opvoeding werken om het instellingsdoel (voldoende handelingscompetentie) te bereiken. Na het verlaten van de instelling wordt door middel van een andere vorm van ongewone opvoeding of door middel van gewone opvoeding gestreefd naar een zo zelfstandig mogelijke maatschappelijke positie, die leidt tot tevredenheid van henzelf en van de maatschappij. 1.4 Probleemstelling, doelstelling en onderzoeksvragen Probleemstelling Aanvankelijk was er sprake van het volgende maatschappelijke probleem. De beide achtervanginstellingen waren niet op de hoogte van de huidige situatie van vroegere bewoners, terwijl kennis omtrent die situatie volgens de instellingen zou kunnen bijdragen aan de begeleiding van de huidige bewoners van de instellingen. Hiermee hangt een financiële kwestie samen. In Nederland wordt veel geld uitgegeven aan de zorg voor allerlei groepen die om uiteenlopende redenen niet (goed genoeg) voor zichzelf kunnen zorgen. Groot Emaus en De Beele onderscheiden zich van andere instellingen doordat ze jongeren opnemen voor wie de hulpverlening in een ander internaat is mislukt of dreigt te 8

18 mislukken, of die daar al bij voorbaat worden afgewezen omdat ze te moeilijk zouden zijn. De achtervangfunctie van deze instellingen betekent in de praktijk, dat de financiering per bewoner gelijkgesteld is aan die in de kinder- en jeugdpsychiatrie en dat er dus, vergeleken met andere instellingen voor jongeren met lichte verstandelijke beperkingen en gedragsproblemen, meer formatieplaatsen voor begeleiders beschikbaar zijn. Hierdoor is er meer aandacht voor de bewoner en zijn er meer specifieke behandelmethoden voor zijn problemen. Omdat de beide instellingen de gemeenschap veel geld kosten was het belangrijk na te gaan of degenen die in de achtervanginstituten opgenomen zijn geweest datgene bereiken wat zijzelf en de gemeenschap ervan verwachten, namelijk "een zo zelfstandig mogelijke maatschappelijke positie, die leidt tot tevredenheid van de ex-bewoners zelf en van de maatschappij" zoals de gemeenschappelijke doelstelling Groot Emaus en De Beele aangeeft. Het was niet bij voorbaat duidelijk welke normen moesten worden gehanteerd voor een 'zelfstandige maatschappelijke positie' en wie bepaalde of een ex-bewoner een zelfstandige maatschappelijke positie had: de exbewoner zelf, de onderzoeker of nog iemand anders. Voordat onderzocht kon worden hoe de situatie van mensen die jaren geleden in Groot Emaus of De Beele hebben gewoond, was, moest daarom eerst het concept 'maatschappelijke positie' worden geëxpliciteerd. Aan de hand daarvan is in het eerste deel van dit project onderzocht in hoeverre deze mensen hun opvoedingsdoel, namelijk een zo zelfstandig mogelijke maatschappelijke positie, hebben bereikt. In het onderzoek naar de maatschappelijke positie komt een conceptueel probleem aan het licht. Het concept 'maatschappelijke positie' blijkt niet goed bruikbaar in een onderzoek naar de situatie van mensen met een lichte verstandelijke beperking en hun tevredenheid daarover. In het tweede deel van het onderzoek wordt daarom een nieuw concept uitgewerkt: 'kwaliteit van het bestaan'. Ook worden de gegevens uit het onderzoek naar de maatschappelijke positie nogmaals geanalyseerd, nu met behulp van het nieuwe concept Doelstelling en onderzoeksvragen van het empirische onderzoek De maatschappelijke positie van de voormalige bewoners, enkele jaren nadat ze de instelling hebben verlaten, kan worden beschreven zonder de behandeling in de instellingen te evalueren. De maatschappelijke positie kan deels beschouwd worden als een gevolg van de ongewone opvoeding in de instellingen, voor een ander deel als resultaat van wat er in de jaren 9

19 voor en na het verblijf in de instelling is gebeurd, maar ook als gevolg van de mogelijkheden en beperkingen waarmee deze jongeren nu eenmaal geboren zijn. Het blijft onbekend hoe al deze factoren de huidige maatschappelijke positie beïnvloeden. De doelstelling van het onderzoek naar de maatschappelijke positie luidt als volgt: Beschrijving van de maatschappelijke positie van de ex-bewoners van Groot Emaus en De Beele, vijf tot negen jaar na het verlaten van de instelling. Hierbij horen de volgende deelvragen: Hoe moet het concept maatschappelijke positie worden geoperationaliseerd? Hoe is de maatschappelijke positie van ex-bewoners van ex-bewoners van Groot Emaus en De Beele? Doelstelling en onderzoeksvragen van het conceptuele onderzoek Na dit onderzoek is discussie ontstaan over de geschiktheid van de term 'maatschappelijke positie' (Van den Bosch, 1994). Er moest worden gezocht naar een term die meer geschikt is voor het beschrijven van de actuele situatie van mensen in deze maatschappij. Uitgangspunt is dat de nieuwe term de zin "een zo zelfstandig mogelijke maatschappelijke positie, die leidt tot tevredenheid van henzelf en van de maatschappij" (uit de gemeenschappelijke doelstelling van Groot Emaus en De Beele) op een juiste wijze kan vervangen. De doelstelling van het onderzoek naar de kwaliteit van het bestaan luidt: Het vervangen van het concept maatschappelijke positie door het concept kwaliteit van het bestaan. En de deelvragen zijn: Hoe moet het concept kwaliteit van het bestaan worden geoperationaliseerd? Welke aanwijzingen voor een goede kwaliteit van bestaan geven de data uit het onderzoek naar de maatschappelijke positie? 10

20 1.5 Deze dissertatie De tweeledige doelstelling zal in deze dissertatie 'geleed' worden uitgewerkt. In hoofdstuk 2 wordt de operationalisering weergegeven van het concept 'maatschappelijke positie'. In het eerste deel van hoofdstuk 3 wordt het instrument beschreven waarmee de maatschappelijke positie van ex-bewoners in kaart is gebracht. Dit instrument bestaat uit een uitgebreide vragenlijst voor ex-be-woners, en twee kortere, te weten één voor ouders en begeleiders en één voor de politie. Ook wordt de steekproef beschreven en wordt er aangegeven hoe de gegevens verzameld zijn. Het tweede deel van hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ex-bewoners op basis van de gegevens die zijn verzameld met behulp van het beschreven instrument. Hierbij zal een beeld worden weergegeven van verschillende aspecten van het leven van de voormalige bewoners van de instellingen vanuit hun eigen gezichtspunt. Met de conclusie dat het concept maatschappelijke positie niet voldoet voor dit onderzoek en moet worden vervangen wordt het onderzoek naar de maatschappelijke positie van ex-bewoners afgesloten en begint het onderzoek naar de kwaliteit van het bestaan. In hoofdstuk 4 wordt het concept 'kwaliteit van het bestaan' uitgewerkt in een model. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens het concept 'kwaliteit van het bestaan' toegepast op de reeds in het onderzoek naar de maatschappelijke positie verkregen gegevens over de ex-bewoners. Hoofdstuk 6 geeft kanttekeningen bij dit onderzoek. Hieruit vloeien aanbevelingen voort voor nader onderzoek en voor de praktijk. 11

21 Hoofdstuk 2 Maatschappelijke positie 2.1 Inleiding In de twee in hoofdstuk 1 beschreven instellingen werd geprobeerd de opvoedingsproblemen van pubers met lichte verstandelijke beperkingen te verminderen of op te lossen. Het streven op lange termijn na het verlaten van de instellingen was het verwerven van "een zo zelfstandig mogelijke maatschappelijke positie naar tevredenheid van de ex-bewoners en van de maatschappij" (gemeenschappelijke doelstelling). Het gaat in dit onderzoek om de maatschappelijke positie van ex-bewoners van de beide instellingen. Alvorens deze te kunnen onderzoeken, is het van belang het concept 'maatschappelijke positie' te omschrijven zoals het begrip wordt gehanteerd in dit onderzoek. In dit hoofdstuk zal worden beschreven hoe zowel de vaststelling van de inhoud als de keuze van de methode van onderzoek gestuurd worden vanuit het gezichtspunt van de maatschappij en vanuit het gezichtspunt van het individu. De keuzes in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op het principe van normalisatie. Normalisatie houdt in dat er in de maatschappij gelijke rechten en plichten bestaan voor alle mensen en dus ook voor mensen met verstandelijke beperkingen. Deze mensen zijn gelijkwaardig aan anderen en er moet dan ook vanuit worden gegaan dat zij aanspreekbaar zijn. Een kanttekening hierbij is, dat in het kader van het streven naar normalisatie in de maatschappij het uitgangspunt weliswaar is dat er gelijke rechten en plichten voor iedereen bestaan, maar dat deze om twee redenen niet door iedereen kunnen worden gerealiseerd. Ten eerste heeft nu eenmaal niet iedereen dezelfde mogelijkheden en is niet iedereen daardoor in dezelfde mate aanspreekbaar. Dit geldt niet alleen voor mensen met verstandelijke beperkingen, maar ook voor bijvoorbeeld psychiatrische patiënten en demente ouderen. Ten tweede ontbreekt het de maatschappij in een aantal opzichten aan mogelijkheden om vorm te geven aan het uitgangspunt van de normalisatie. Dit laatste is echter geen object van dit onderzoek. Normalisatie is in dit onderzoek het uitgangspunt. 12

22 2.2 Maatschappelijke positie Er zijn voor de analyse van het concept 'maatschappelijke positie' verschillende aanknopingspunten. In deze paragraaf wordt geprobeerd de betekenis van deze term te achterhalen door achtereenvolgens te rade te gaan bij het woordenboek en bij sociologische en andere literatuur over het betreffende onderwerp. Vervolgens wordt omschreven wat in dit onderzoek ten behoeve van het verzamelen van empirische gegevens onder 'maatschappelijke positie' wordt verstaan Het woordenboek Om dit begrip te omschrijven wordt hier eerst de woordenboek-betekenis van 'maatschappelijke positie' besproken. De eerste betekenis die Van Dale (1984) geeft van 'maatschappelijk' is "op de maatschappij betrekking hebbende, daartoe behorende, daarin voorkomende, sociaal". Van 'positie' geeft Van Dale drie betekenissen, die in aanmerking komen voor gebruik in dit onderzoek, te weten: "plaats, ligging", en "plaats die iemand inneemt ten opzichte van zijn medemensen, maatschappelijke stand" en "gesteldheid, geheel van toestanden". Kiezen voor de eerste betekenis houdt in dat dit onderzoek gaat over de plaats van deze ex-bewoners in de maatschappij. In feite is hierbij sprake van een metafoor: het gaat in het onderzoek niet om het letterlijk innemen van een plaats, maar van het figuurlijk hebben van een plaats. Wanneer de tweede betekenis zou worden gekozen, zou er in combinatie met 'maatschappelijk' sprake zijn van een pleonasme en zou besloten kunnen worden in dit onderzoek uitsluitend te spreken over 'positie'. Dat is echter even onduidelijk als zeggen dat het over de plaats van ex-bewoners gaat. Wanneer zou worden gekozen voor de derde betekenis, gaat het in dit onderzoek over de 'sociale gesteldheid' van ex-bewoners. Hoewel die term wel duidelijker is dan spreken van een 'plaats' die iemand inneemt, komen we met deze woordenboek-betekenis niet veel verder dan een ander woord voor 'maatschappelijke positie'. Een nadere uitwerking van het begrip is daarom noodzakelijk. 13

23 2.2.2 De vakliteratuur De tweede invalshoek voor de verkenning van het begrip 'maatschappelijke positie' is literatuuronderzoek. Daarbij is het uitgangspunt het zoeken naar overeenstemming in de literatuur over dit begrip. De eerste constatering is dat er niet veel literatuur over het algemene begrip 'maatschappelijke positie' bestaat. De literatuur die er is, heeft betrekking op specifieke groepen mensen, zoals bijvoorbeeld vrouwen of leerkrachten, maar gaat niet over mensen met verstandelijke beperkingen. 'Maatschappelijke positie' is van oorsprong een sociologisch begrip. Dahrendorf (1971) werkte de categorie van de sociale rol uit. Volgens hem neemt een mens verschillende sociale posities in in een maatschappij. Dat zijn "punten of plaatsen in een coördinatensysteem van sociale betrekkingen" (p. 36). De Jager en Mok (1989) omschrijven 'positie' als "de plaats die iemand in de maatschappij of in een groep inneemt in verhouding tot andere posities" (p. 119). Deze beide omschrijvingen hebben dezelfde strekking. 'Maatschappij' moet worden onderscheiden van 'gemeenschap'. Volgens Tönnies (1989, p. 21) is een maatschappij een "groep mensen die,..., vreedzaam naast elkaar leven en wonen, maar niet wezenlijk met elkaar verbonden zijn", terwijl in een gemeenschap mensen wel wezenlijk met elkaar verbonden zijn. Bij elke positie hoort een rol, namelijk "bepaalde gedragswijzen die men van de drager van deze positie verwacht" (Dahrendorf, 1971, p. 39). Vanuit een bepaalde positie in de maatschappij en de daarmee samenhangende sociale rol, gaat iemand relaties met andere personen aan. Voor Dahrendorf zijn 'sociale positie' en 'maatschappelijke positie' hetzelfde. 'Sociale status' is de aan een positie gekoppelde waardering door andere mensen. Status, ofwel prestige, is dus geen eigenschap van het individu zelf (De Jager & Mok, p. 121). Aanzien verwerft iemand als hij zijn sociale positie als persoon op een goede manier bekleedt, "aankleedt" (De Jager & Mok, p. 121). Ook de ex-bewoners in dit onderzoek hebben een bepaalde positie met daarmee samenhangende sociale rollen. In sociologische termen zou gezegd kunnen worden dat deze ex-bewoners de toegewezen tijdelijke positie van 'licht verstandelijk gehandicapten met gedragsproblemen' hadden en dat zij daarmee het gevaar lopen dat anderen hen een lage status toewijzen. Naarmate zij meer gaan leven als de andere mensen in de maatschappij, nemen zij een of meer andere posities in en kan de maatschappij een hogere status toewijzen. 14

24 Meer recente Nederlandse literatuur uit verschillende wetenschapsgebieden betreft de maatschappelijke positie van bepaalde minderheidsgroepen en van bepaalde beroepsgroepen. Minderheidsgroepen zijn bijvoorbeeld ouderen (Becker & Hermkens, 1989), meisjes en jonge vrouwen (Beleidsnota, 1988) of allochtonen (Alaerds, 1993). Ouderen, meisjes en allochtonen hebben als overeenkomst met de mensen met verstandelijke beperkingen in dit onderzoek, dat zij om een specifieke reden kwetsbaarder zijn dan andere groepen in de samenleving. Hoewel de beschreven groepen verder sterk verschillen van de in dit onderzoek te beschrijven mensen, is het toch zinvol om de gegeven omschrijvingen en aspecten van 'maatschappelijke positie' van deze groepen eens te beschouwen. Becker en Hermkens (1989) zien maatschappelijke positie als "verzamelaanduiding van hoe een individu er op de levensloopvariabelen in de samenleving voorstaat" (p. 11). De levensloopvariabelen zijn volgens hen: vruchtbaarheid, eindniveau onderwijs, relatievorm, loopbaan, inkomen, opbouw van pensioenaanspraken, sociale status, sociaal-economische status en beroepsprestige. In de Beleidsnota (1988) wordt geschreven dat de maatschappelijke oriëntatie van jonge vrouwen is veranderd, maar dat hun maatschappelijke positie erg is veranderd. Dit zou dan vooral gelden voor opvoeding, onderwijs, vrije tijd, arbeid en inkomen en hulpverlening. Dat zijn aspecten van 'maatschappelijke positie'. Andere literatuur gaat over de maatschappelijke positie van bepaalde beroepsgroepen. Depaepe, de Vroede en Simon (1993) beschrijven de lager wordende status van leerkrachten in Vlaanderen. 'Status' is bij hen synoniem met 'maatschappelijke positie'. Een expliciete omschrijving van 'maatschappelijke positie' geeft Ploeg (1991). Maatschappelijke positie is "iemands positie ten opzichte van de andere leden van dezelfde samenleving, in termen van opleidingsniveau, beroepsniveau en inkomensniveau" (p. 55). De factoren die volgens Ploeg de maatschappelijke positie bepalen, zijn, behalve de in de definitie genoemde factoren, het al of niet hebben van werk, het woningbezit en het bezit van luxe artikelen. Het begrip 'maatschappelijke positie' heeft in de literatuur meestal betrekking op de sociaal-economische of sociaal-culturele status van bepaalde groepen. Daarbij blijft de exacte betekenis van het begrip 'maatschappelijke positie' meestal impliciet, maar wordt de maatschappelijke positie van de onderhavige groepen vervolgens toch beschreven. De meeste auteurs noemen slechts kenmerken, die samen de bedoelde lading 15

25 onvoldoende dekken. In bijna alle gevallen beoordeelt de onderzoeker de positie van de betreffende groep en krijgen individuen uit de onderzoeksgroep geen inbreng in het beoordelen van hun eigen situatie. Ploeg vraagt wel systematisch naar de mening van zijn proefpersonen, maar hij bepaalt uiteindelijk zelf, op grond van de antwoorden van zijn proefpersonen, of iemand een goede of een minder goede maatschappelijke positie heeft. De competentie van individuen verschilt per levensfase en ook de maatschappij is in beweging. Daardoor is ook de maatschappelijke positie van een individu aan verandering onderhevig. 'Maatschappelijke positie' is, met andere woorden, een dynamisch begrip. In dit onderzoek is 'maatschappelijke positie' de met de tijd veranderende plaats die een individu ten opzichte van anderen in de maatschappij inneemt op grond van het op elkaar inwerken van zijn of haar handelingscompetentie en de eigenschappen van de sociale omgeving. Met deze omschrijving van 'maatschappelijke positie' is nog niet bekend welke kenmerken samenhangen met een goede maatschappelijke positie, noch wie bepaalt of iemand een goede maatschappelijke positie heeft. Het begrip 'maatschappelijke positie' is nu gedefinieerd, maar daarmee is nog niet duidelijk hoe de maatschappelijke positie van een individu zou moeten worden vastgesteld. 2.3 De maatschappelijke positie van het individu Hoewel de term 'maatschappelijke positie' vanaf het begin van dit onderzoek en in het onderzoek met betrekking tot oud-leerlingen van V.S.O.- scholen in Drenthe (Van der Bijl & Timmer, 1987; Van den Bosch, 1994) als uitgangspunt is genomen, kunnen bij deze term kanttekeningen worden geplaatst. Van der Bijl (1993, p. 10) vindt het begrip 'maatschappelijke positie' te beperkt, omdat dat begrip alleen zou verwijzen "naar de waarden, doeleinden en voorwaarden die de maatschappij van belang acht om de samenleving te doen voortbestaan" (de zogenaamde objectieve waarden; zie paragraaf 2.3) en niet naar waarden die door de ex-bewoners zelf belangrijk worden gevonden. Ten tweede zou het misverstand kunnen ontstaan, dat het met de term 'maatschappelijke positie' in dit onderzoek alleen gaat over de positie van de ex-bewoners ten opzichte van maatschappelijke aspecten, terwijl het ook betrekking heeft op persoonlijke zaken. 16

26 Een derde bezwaar is dat het onderzoeken van de 'maatschappelijke positie' van een groep mensen niet direct leidt tot onderzoek naar de tevredenheid van die groep mensen met hun positie in de maatschappij, terwijl dat juist de vraag is. Uit deze opsomming blijkt dat het begrip 'maatschappelijke positie' niet probleemloos is en dat er moet worden gezocht naar alternatieven. Termen als 'onafhankelijkheid', 'sociale redzaamheid' en 'aanpassing' (Van der Bijl, 1993), geven een vaardigheid van het individu aan in het omgaan met (aspecten van) de maatschappij. Derksen en Gerretsen (1979, in Van der Bijl, 1993) onderzochten of jongeren "zich kunnen handhaven in de maatschappij". Bij gebruik van deze termen beoordeelt de maatschappij de jongeren: de maatschappij is een statisch gegeven, waarbij het individu zich moet kunnen aanpassen, zich onafhankelijk opstellen, zich 'redden' of zich handhaven. Het zelfde bezwaar geldt bij 'socialisatie' en 'zelfstandigheid'. Gebruik van deze termen zou het uitgangspunt van normalisatie en dus van respect voor de medemens met een verstandelijke beperking negeren. In het vooronderzoek (Van der Bijl & Timmer, 1987) werd reeds genoemd, dat Frans (1978) het maatschappelijk welzijn heeft onderzocht van een bepaalde groep meisjes. Dit is een moeilijk te hanteren begrip omdat 'welzijn' een subjectieve term is die een individu persoonlijk betreft, terwijl 'maatschappelijk' betrekking heeft op de gemeenschap waarin dat individu leeft. Van der Bijl (1993) kiest voor de term 'maatschappelijk succes'. Zij definieert die term als de mate waarin iemand voldoet aan maatschappelijke normen èn de mate waarin iemand tevreden is met het eigen leven. Zij vat 'succes' op als een meervoudig begrip, waarbinnen zeven aspecten te onderscheiden zijn. Daaronder zijn zowel maatschappelijke als persoonlijke aspecten. Tegen de term 'maatschappelijk succes' kan als bezwaar worden aangevoerd, dat deze van zichzelf de betekenis die Van der Bijl eraan geeft, niet heeft. Pas na nadere operationalisatie kan de term worden gebruikt voor de bedoelde lading. Een ander bezwaar tegen deze term is dat sommige mensen het hebben van maatschappelijk 'succes' associëren met een glansrijke loopbaan. Daar gaat het in dit onderzoek niet om. Het laatste bezwaar tegen deze term is, dat de maatschappij en niet het individu zelf bepaalt of iemand succes heeft. Aan alle genoemde alternatieven kleven bezwaren. Vooralsnog is er geen term beschikbaar die de lading van het onderzoek overtuigend beter dekt dan 'maatschappelijke positie', zoals deze is beschreven in de vorige 17

27 paragraaf. Daarom wordt de term 'maatschappelijke positie' gehandhaafd, met de in paragraaf 2.2 genoemde omschrijving. De vraag wanneer de maatschappelijke positie goed is en wie dat vaststelt, is in deze omschrijving nog niet beantwoord. 2.4 Objectieve, intersubjectieve of subjectieve benadering Het onderwerp 'maatschappelijke positie' kan op twee manieren benaderd worden. Ten eerste kan de onderzoeker zich afvragen wat de eisen van de maatschappij zijn en in hoeverre het onderzochte individu daaraan voldoet. Bij de tweede manier vraagt de onderzoeker het individu zelf wat hij vindt van het eigen leven binnen onze gemeenschap. De eerste manier wordt in de literatuur (Schalock, 1995) wel 'objectief' genoemd, de tweede 'subjectief'. Dit zijn verwarrende termen, want een objectieve benadering van 'maatschappelijke positie' is niet mogelijk omdat niet iedereen het eens is over de vraag wanneer de maatschappelijke positie goed is. Men zou in dit geval eventueel kunnen spreken van een 'intersubjectieve' benadering, namelijk een zienswijze waarbij er overeenstemming is tussen verschillende mensen over de normen voor een beoordeling van de gegevens. Een andere reden om de term 'objectief' niet te gebruiken is de volgende. In dit onderzoek is de mens object van onderzoek. Wanneer men de mens objectief zou onderzoeken of met de woorden van Van Strien (1986) alleen zou "praten over" de mens, zou de mens vergelijkbaar zijn met bijvoorbeeld een hond in het onderzoek van een diergeneeskundige. Maar de mens is principieel een ander 'object' van onderzoek dan alle andere objecten, omdat de mens ook het 'subject' is. Dit subject, ook wel onderzoeker genoemd, praat ook 'met' het object van onderzoek. De mens kan daarom nooit 'objectief' over zichzelf praten. Intersubjectiviteit en subjectiviteit kunnen beide worden nagestreefd als het gaat om de inhoud van het begrip 'maatschappelijke positie' én als het gaat om de keuze van de methode. Een poging dit onderwerp intersubjectief te onderzoeken, zou bepaalde consequenties hebben. Bij een dergelijke benadering van de inhoud zouden er vragen worden gesteld die de maatschappij en de onderzoeker belangrijk vinden in verband met de maatschappelijke positie van individuen. Als het gaat om de keuze van een methode zou een intersubjectieve benadering kunnen betekenen dat 18

28 aan personen die voor het individu belangrijk zijn vragen worden gesteld over het leven van het betreffende individu. Zowel de intersubjectieve als de subjectieve benadering hebben voor- en nadelen. Binnen de intersubjectieve benadering krijgt de mens met een verstandelijke beperking zelf geen vragen over de onderzochte onderwerpen, en er worden vragen gesteld over aspecten die dat individu misschien niet belangrijk vindt. Een subjectieve benadering ondervangt deze nadelen. De Groot (1961) vindt dat de term 'objectief' niet in zo'n radicale betekenis mag worden gebruikt dat er geen subjectieve verschijnselen kunnen worden bestudeerd. Alleen 'storende' subjectiviteit moet worden uitgesloten. Als het gaat om een subjectieve benadering van de inhoud wordt er niet gevraagd naar wat 'de maatschappij' belangrijk vindt, maar naar de beoordeling van de eigen situatie, waarbij de ex-bewoner zelf (impliciet) duidelijk maakt wat hij belangrijk vindt en hoe het daarmee gesteld is. De subjectieve benadering houdt qua methode in dat de ex-bewoners zelf de vragen beantwoorden. Wanneer uitsluitend vragen worden gesteld aan de individuen zelf, in dit geval mensen met verstandelijke beperkingen, bestaat de mogelijkheid dat zij antwoorden geven die feitelijk niet overeenstemmen met de werkelijkheid, bijvoorbeeld sociaal-wenselijke antwoorden. En wanneer de vragen alleen gericht zijn op beoordeling van de situatie door het individu, krijgt de onderzoeker geen antwoord op vragen over dat wat de maatschappij en de onderzoeker zelf belangrijk vinden. Omdat beide benaderingen voor- en nadelen hebben, worden ze in dit onderzoek gecombineerd. Ten eerste zijn er vragen over aspecten die zowel de maatschappij als de ex-bewoners belangrijk vinden. Ten tweede vinden er om de gegevens te verzamelen eerst interviews met de exbewoners zelf plaats en daarna met een aantal van hun ouders en begeleiders. Daarna vindt een vergelijking plaats met de antwoorden van ouders en begeleiders. 2.5 Integratie Het opvoedingssysteem is volgens Dahrendorf (1971) het beslissende mechanisme voor het verwerven van posities. In dit onderzoek gaat het om mensen bij wie zich in de opvoeding grote problemen voordeden, waardoor ook de door hen verworven maatschappelijke positie problema- 19

University of Groningen. Gelukkig geïntegreerd Houten-van den Bosch, Elsje Joke van

University of Groningen. Gelukkig geïntegreerd Houten-van den Bosch, Elsje Joke van University of Groningen Gelukkig geïntegreerd Houten-van den Bosch, Elsje Joke van IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please

Nadere informatie

University of Groningen. Gelukkig geïntegreerd Houten-van den Bosch, Elsje Joke van

University of Groningen. Gelukkig geïntegreerd Houten-van den Bosch, Elsje Joke van University of Groningen Gelukkig geïntegreerd Houten-van den Bosch, Elsje Joke van IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please

Nadere informatie

Gelukkig geïntegreerd Houten-van den Bosch, Elsje Joke van

Gelukkig geïntegreerd Houten-van den Bosch, Elsje Joke van Gelukkig geïntegreerd Houten-van den Bosch, Elsje Joke van IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version

Nadere informatie

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Leloux-Opmeer Voorwoord Inhoudsopgave Een tijd geleden hebben Stichting Horizon

Nadere informatie

Samenvatting Samenvatting

Samenvatting Samenvatting Samenvatting Jaarlijks doen vele jeugdigen met een lichte verstandelijke beperking In Nederland een beroep op de hulpverlening. Een aanmerkelijk aantal van hen krijgt deze hulp van een LVG-instituut.

Nadere informatie

Iedereen heeft een eigen verhaal

Iedereen heeft een eigen verhaal informatie voor ouders Iedereen heeft een eigen verhaal > Goed om te weten als uw kind tijdelijk bij JJC verblijft Uw zoon of dochter gaat tijdelijk naar JJC in Den Haag. Wij gaan uw kind intensief begeleiden

Nadere informatie

Diagnostiek met vragenlijsten in de eerstelijn

Diagnostiek met vragenlijsten in de eerstelijn Diagnostiek met vragenlijsten in de eerstelijn drs. G.J. Kloens RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN DIAGNOSTIEK MET VRAGENLIJSTEN IN DE EERSTELIJN Proefschrift ter verkrijging van het doctoraat in de Psychologische,

Nadere informatie

Kort verslag van de beleidsanalyse van het programma Valor in India

Kort verslag van de beleidsanalyse van het programma Valor in India Kort verslag van de beleidsanalyse van het programma Valor in India Inspectie jeugdzorg Utrecht, april 2008 2 Inhoudsopgave= Samenvatting...5 1. Inleiding...7 1.1. Aanleiding...7 1.2. Vraagstelling...7

Nadere informatie

Iedereen heeft een verhaal

Iedereen heeft een verhaal informatie voor jongeren Iedereen heeft een verhaal > Goed om te weten als je tijdelijk naar JJC gaat Iedereen heeft een eigen verhaal. Veel verhalen gaan over waarom het niet allemaal gelopen is zoals

Nadere informatie

Ambulante begeleidingsdienst ZigZag

Ambulante begeleidingsdienst ZigZag Ambulante begeleidingsdienst ZigZag Gestichtstraat 4 9000 Gent 09/2401325 Ambulante begeleidingsdienst ZigZag Binnen ambulante begeleidingsdienst ZigZag onderscheiden wij twee types van ondersteuning in

Nadere informatie

Richtlijn / info voor ouders. Uithuisplaatsing. Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming. NVO, BPSW en NIP

Richtlijn / info voor ouders. Uithuisplaatsing. Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming. NVO, BPSW en NIP Richtlijn / info voor ouders Uithuisplaatsing Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming NVO, BPSW en NIP Inleiding Een kind opvoeden is niet makkelijk. Zo kan het zijn dat uw kind meer of andere zorg nodig

Nadere informatie

Een evaluatie-onderzoek

Een evaluatie-onderzoek Het aanbod van onderwijsverzorging Een evaluatie-onderzoek A.J. Koster RION Monografieën onderwijsonderzoek 21 CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Koster, A.J. Het aanbod van onderwijsverzorging.

Nadere informatie

Passend Onderwijs voor de kinderen op school: samen met ouders en leerkracht

Passend Onderwijs voor de kinderen op school: samen met ouders en leerkracht Passend Onderwijs voor de kinderen op school: samen met ouders en leerkracht Vanaf 1 augustus is de Wet passend onderwijs van kracht. De school van uw kind/uw school is aangesloten bij het samenwerkingsverband

Nadere informatie

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de SAMENVATTING Er is onderzoek gedaan naar de manier waarop kinderen van 6 8 jaar het best kunnen worden geïnterviewd over hun mening van de buitenschoolse opvang (BSO). Om hier antwoord op te kunnen geven,

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Scheepstra, A. J. M. (1998). Leerlingen met Downs syndroom in de basisschool Groningen: s.n.

Citation for published version (APA): Scheepstra, A. J. M. (1998). Leerlingen met Downs syndroom in de basisschool Groningen: s.n. University of Groningen Leerlingen met Downs syndroom in de basisschool Scheepstra, Adriana IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from

Nadere informatie

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting Een brede kijk op onderwijskwaliteit E e n o n d e r z o e k n a a r p e r c e p t i e s o p o n d e r w i j s k w a l i t e i t b i n n e n S t i c h t i n g U N 1 E K Samenvatting Hester Hill-Veen, Erasmus

Nadere informatie

Samen doen. Zorgvisie. Zorg- en dienstverlening van A tot Z

Samen doen. Zorgvisie. Zorg- en dienstverlening van A tot Z Samen doen Zorgvisie Zorg- en dienstverlening van A tot Z Wat en hoe? 3 W Samen met de cliënt bepalen we wát we gaan doen en hóe we het gaan doen. Mensen met een verstandelijke beperking kunnen op diverse

Nadere informatie

Aangeboren doofblindheid

Aangeboren doofblindheid Aangeboren doofblindheid Het ondersteunen van kinderen en volwassenen met beperkingen in zien en horen sinds de geboorte of vlak daarna Saskia Damen Mijkje Worm Bartiméus wil kennis en ervaring over de

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97 Wanneer gebruiken we kwalitatieve interviews? Kwalitatief interview = mogelijke methode om gegevens te verzamelen voor een reeks soorten van kwalitatief onderzoek Kwalitatief interview versus natuurlijk

Nadere informatie

Inhoudstafel Inleiding en probleemstelling Hoofdstuk 1. Leerlingenbegeleiding: een exemplarisch thema in het jeugdbeleid

Inhoudstafel Inleiding en probleemstelling Hoofdstuk 1. Leerlingenbegeleiding: een exemplarisch thema in het jeugdbeleid Inleiding en probleemstelling................................... 1 1. Situering............................................... 3 2. Onderzoeken die aan de basis liggen van deze studie............ 4 2.1

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

Inschatting wilsbekwaamheid volgens KNMG richtlijn

Inschatting wilsbekwaamheid volgens KNMG richtlijn Naam patiënt:.. Geboortedatum patiënt:... Naam afnemer: Datum afname: Inschatting wilsbekwaamheid volgens KNMG richtlijn 1. Wilsbekwaamheid wordt altijd beoordeeld ter zake een bepaald onderzoek of bepaalde

Nadere informatie

SECTORWERKSTUK 2013-2014

SECTORWERKSTUK 2013-2014 SECTORWERKSTUK 2013-2014 1 HET SECTORWERKSTUK Het sectorwerkstuk is een verplicht onderdeel voor alle leerlingen uit het Mavo. Het maken van een sectorwerkstuk is een manier waarop je, als eindexamenkandidaat,

Nadere informatie

Rijksuniversiteit Groningen

Rijksuniversiteit Groningen De adolescentiefase: over puberen, hersenontwikkeling, studiekeuze, risicogedrag en de relatie met ouders. Dr. Saskia Kunnen i.s.m. Dr. Anna Lichtwarck-Aschoff Afdeling Ontwikkelingspsychologie Rijksuniversiteit

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie

Cultuurparticipatie in Dordrecht.

Cultuurparticipatie in Dordrecht. Cultuurparticipatie in Dordrecht. Bas Hoeing CMV 2 09018387 Inhoudsopgave: Aanleiding Blz. 3 Het probleem Blz. 3 De opdrachtgever Blz. 3 Vraagstelling Blz. 4 Deelvragen Blz. 4 Aanpak Blz. 4 Definities

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

Waarom welzijn? Over de ethiek van diergebruik en de waarde van welzijn

Waarom welzijn? Over de ethiek van diergebruik en de waarde van welzijn Waarom welzijn? Over de ethiek van diergebruik en de waarde van welzijn Dr. Franck L.B. Meijboom Ethiek Instituut & Faculteit Diergeneeskunde Universiteit Utrecht Welzijn We zijn niet de eerste! Welzijn

Nadere informatie

Spaanse verpleegkundigen in Nederland.

Spaanse verpleegkundigen in Nederland. Spaanse verpleegkundigen in Nederland. Een casestudy naar de integratie van twaalf verpleegkundigen bij zorginstelling Archipel Zorggroep. Onderzoeksrapportage Naam: Arjen Klinkert Datum: 28-6-2013 Studentnummer:

Nadere informatie

Inleiding. Johan Van der Heyden

Inleiding. Johan Van der Heyden Inleiding Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail : johan.vanderheyden@iph.fgov.be

Nadere informatie

Diagnostiek van Ouderfunctioneren

Diagnostiek van Ouderfunctioneren Diagnostiek van Ouderfunctioneren Een functioneel-contextueel perspectief Jan van der Maas i ISBN 9789086595334 vormgeving uitgever Esther Mosselman Zwaar Water VU Uitgeverij Copyright 2010, J. van der

Nadere informatie

1 Aanbevolen artikel

1 Aanbevolen artikel Aanbevolen artikel: 25 november 2013 1 Aanbevolen artikel Ik kan het, ik kan het zélf, ik hoor erbij Over de basisingrediënten voor het (psychologisch) welzijn Een klassieke motivatietheorie toegelicht

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

&Ons Tweede Thuis VOLWASSENEN

&Ons Tweede Thuis VOLWASSENEN &Ons Tweede Thuis VOLWASSENEN & & VOLWASSENEN Ondersteuning voor mensen met een beperking Heb je een beperking of heeft je zoon of dochter een beperking? Dan is wat ondersteuning soms erg welkom. Ons Tweede

Nadere informatie

E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU?

E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU? E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU? Thuis en op school heb je allerlei waarden meegekregen. Sommigen passen bij je, anderen misschien helemaal niet. Iedereen heeft waarden. Ken

Nadere informatie

VAN ZORG NAAR PREVENTIE

VAN ZORG NAAR PREVENTIE VAN ZORG NAAR PREVENTIE Jaap van der Stel Jaap van der Stel Lector GGz Hogeschool Leiden Brijder-Parnassia GGZ ingeest Legitimatie psychische gezondheidszorg Legitimiteit van de psychische gezondheidszorg

Nadere informatie

Inleiding In mijn praktijk als orthopedagoog/gz-psycholoog komen natuurlijk ook ouders met een enig kind. Eerlijk gezegd zag ik hen tot nu toe niet als een aparte categorie. Voor mij is ieder mens uniek,

Nadere informatie

Kanjerbeleid. Doelstelling Voor de kinderen hebben we als doel dat ze zoveel mogelijk als volgt over zichzelf denken:

Kanjerbeleid. Doelstelling Voor de kinderen hebben we als doel dat ze zoveel mogelijk als volgt over zichzelf denken: Kanjerbeleid Inleiding Op de obs Stegeman werken we sinds januari 2012 met de kanjertraining. Voor u ligt het beleidsstuk Kanjertraining. We hopen dat het zicht geeft op wat we doen op school en waar we

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Langdurig ziekteverzuim is een erkend sociaal-economisch en sociaal-geneeskundig probleem op nationaal en internationaal niveau. Verschillende landen hebben wettelijke maatregelen genomen

Nadere informatie

Mantelzorg, waar ligt de grens?

Mantelzorg, waar ligt de grens? Mantelzorg, waar ligt de grens? CDA Talentacademie 2014-2015 Anita Relou Wat is volgens het christendemocratisch gedachtengoed de grens van mantelzorg. Inleiding 2015. Een jaar met veel veranderingen in

Nadere informatie

Workspace Design Onderzoeksopzet voor SOZAWE

Workspace Design Onderzoeksopzet voor SOZAWE Workspace Design Onderzoeksopzet voor SOZAWE Datum: 16 december 2010 Ir. Jan Gerard Hoendervanger Docent-onderzoeker Lectoraat Vastgoed Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte Hanzehogeschool Groningen

Nadere informatie

Vergrijzing binnen Careander Regio Zuid 30 juli 2010

Vergrijzing binnen Careander Regio Zuid 30 juli 2010 Titel: Vergrijzing binnen Careander Regio Zuid Wat is er nodig voor Regio Zuid om passende zorg te kunnen bieden aan de ouder wordende cliënten? Periode: Januari 2010 Augustus 2010 Auteurs: Aafke-Marie

Nadere informatie

Samenvatting onderzoek Bejegening van pleegouders in Zeeland Door Veerle de Leede In opdracht van Stichting Pleegoudersupport Zeeland

Samenvatting onderzoek Bejegening van pleegouders in Zeeland Door Veerle de Leede In opdracht van Stichting Pleegoudersupport Zeeland Samenvatting onderzoek Bejegening van pleegouders in Zeeland Door Veerle de Leede In opdracht van Stichting Pleegoudersupport Zeeland Beste pleegouder, U heeft aangegeven graag op de hoogte gehouden te

Nadere informatie

Regelgeving & Geldzaken

Regelgeving & Geldzaken MEE Ondersteuning bij leven met een beperking Regelgeving & Geldzaken Regelgeving & Geldzaken Hoe regel ik mijn geldzaken? Ik vind het moeilijk om overzicht te houden en wil geen schulden maken. Wie zorgt

Nadere informatie

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam Inleiding: ATB de Springplank, een algemeen toegankelijke basisschool en Vlietkinderen, maatwerk in kinderopvang, beiden gehuisvest

Nadere informatie

JEUGDIGEN. Hulp na seksueel misbruik. vooruitkomen +

JEUGDIGEN. Hulp na seksueel misbruik. vooruitkomen + > vooruitkomen + Hulp na seksueel misbruik JEUGDIGEN Heb jij seksueel misbruik meegemaakt of iemand in jouw gezin, dan kan daarover praten helpen. Het kan voor jou erg verwarrend zijn hierover te praten,

Nadere informatie

Netwerk Ouderenzorg Regio Noord

Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Vragenlijst Behoefte als kompas, de oudere aan het roer Deze vragenlijst bestaat vragen naar uw algemene situatie, lichamelijke en geestelijke gezondheid, omgang met gezondheid

Nadere informatie

Is een klas een veilige omgeving?

Is een klas een veilige omgeving? Is een klas een veilige omgeving? De klas als een vreemde sociale structuur Binnen de discussie dat een school een sociaal veilige omgeving en klimaat voor leerlingen moet bieden, zouden we eerst de vraag

Nadere informatie

Rapport. Eigen regie en zelfredzaamheid ; een enquête onder senioren

Rapport. Eigen regie en zelfredzaamheid ; een enquête onder senioren Rapport Eigen regie en zelfredzaamheid ; een enquête onder senioren Woerden, juli 2014 Inhoudsopgave I. Omvang en samenstelling groep respondenten p. 3 II. Wat verstaan senioren onder eigen regie en zelfredzaamheid?

Nadere informatie

narratieve zorg Elder empowering the elderly

narratieve zorg Elder empowering the elderly narratieve zorg Elder empowering the elderly huisbezoek 1: KENNISMAKING - 2 - KENNISMAKING - huisbezoek 1- a kennismaking huisbezoek 1: KENNISMAKING a vertrouwelijkheid individueel in teamverband naar

Nadere informatie

Ouders op (be)zoek. Feedback van ouders op de online aangeboden informatie van Opvoeden.nl. december 2011. door: in opdracht van:

Ouders op (be)zoek. Feedback van ouders op de online aangeboden informatie van Opvoeden.nl. december 2011. door: in opdracht van: Ouders op (be)zoek Feedback van ouders op de online aangeboden informatie van Opvoeden.nl december 2011 door: in opdracht van: Inhoudsopgave Voorwoord blz. 3 1. Onderzoeksgroep blz. 4 2. Simulaties blz.

Nadere informatie

Welkom. Pedagogische verwaarlozing anno 2013. Het Kind Eerst (juni 2013) www.hetkindeerst.nl

Welkom. Pedagogische verwaarlozing anno 2013. Het Kind Eerst (juni 2013) www.hetkindeerst.nl Welkom Pedagogische verwaarlozing anno 2013 Bron: Haren de Krant d.d. 22 april 2010 1 2 Het Kind Eerst (juni 2013) www.hetkindeerst.nl Vraagstelling n.a.v. twitterbericht d.d. 12-06-2013 van Chris Klomp

Nadere informatie

Ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs

Ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs Ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs Een goede relatie tussen ouders en school komt het leerresultaat ten goede en dat is wat we allemaal willen! Convenant Impuls Kwaliteitsverbetering Onderwijs

Nadere informatie

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken? Werkblad: 1. Wat is je leerstijl? Om uit te vinden welke van de vier leerstijlen het meest lijkt op jouw leerstijl, kun je dit simpele testje doen. Stel je eens voor dat je zojuist een nieuwe apparaat

Nadere informatie

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind MEE Nederland Raad en daad voor iedereen met een beperking Moeilijk lerend Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind Moeilijk lerend Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind Inhoudsopgave

Nadere informatie

Soorten gezinnen. 2. Vakgebied en vakonderdeel: Wereldoriëntatie / Godsdienst. Eerste graad Tweede graad Derde graad 1 2 3 4 5 6

Soorten gezinnen. 2. Vakgebied en vakonderdeel: Wereldoriëntatie / Godsdienst. Eerste graad Tweede graad Derde graad 1 2 3 4 5 6 Soorten gezinnen 1. Thema: Diversiteit 2. Vakgebied en vakonderdeel: Wereldoriëntatie / Godsdienst 3. Doelgroep Eerste graad Tweede graad Derde graad 1 2 3 4 5 6 4. Duur: 50 min. 5. Doelen Eindtermen Wereldoriëntatie:

Nadere informatie

Of misschien zoek je een leuke werkplek of dagbesteding voor jezelf of voor een familielid. Of je wilt iets zinnigs doen in je vrije tijd.

Of misschien zoek je een leuke werkplek of dagbesteding voor jezelf of voor een familielid. Of je wilt iets zinnigs doen in je vrije tijd. Welkom bij De Zijlen Wie wil het niet? Wonen in een prettig dorp of in een leuke buurt. Waar je kunt zijn wie je bent en je leven kunt leiden zoals dat bij jou past. Waar je meedoet aan dat wat er om je

Nadere informatie

Onderzoek cliëntervaringen Wmo, Jeugdwet, sociale wijkteams en basisteams jeugd en gezin

Onderzoek cliëntervaringen Wmo, Jeugdwet, sociale wijkteams en basisteams jeugd en gezin Onderzoek cliëntervaringen Wmo, Jeugdwet, sociale wijkteams en basisteams jeugd en gezin Gemeente s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Augustus 2015 2 Samenvatting De gemeente wil weten hoe

Nadere informatie

Belbin Teamrollen Vragenlijst

Belbin Teamrollen Vragenlijst Belbin Teamrollen Vragenlijst Lindecollege 2009 1/ 5 Bepaal uw eigen teamrol. Wat zijn uw eigen teamrollen, en die van uw collega s? Deze vragenlijst kan u daarbij behulpzaam zijn. Zeven halve zinnen dienen

Nadere informatie

Eindverslag Academische Opleidingsschool Sophianum, juni 2011

Eindverslag Academische Opleidingsschool Sophianum, juni 2011 Eindverslag Academische Opleidingsschool Sophianum, juni 2011 Welke middelen kan een docent tijdens zijn les gebruiken / hanteren om leerlingen van havo 4 op het Sophianum meer te motiveren? Motivatie

Nadere informatie

Centrum voor Psychotherapie

Centrum voor Psychotherapie Centrum voor Psychotherapie Je zit al een langere tijd niet goed in je vel. Op steeds dezelfde punten in je leven loop je vast. Je hebt al geprobeerd te veranderen. Waarschijnlijk heb je ook al behandelingen

Nadere informatie

Onzichtbare voice-over in beeld

Onzichtbare voice-over in beeld Onzichtbare voice-over in beeld Een explorerend onderzoek naar de vormgeving van de documentaire in afstemming op het publiek met betrekking tot de onzichtbare voice-over in tekst en beeld Masterscriptie

Nadere informatie

DE BEELE. Jongeren met een licht verstandelijke handicap en gedragsproblemen

DE BEELE. Jongeren met een licht verstandelijke handicap en gedragsproblemen DE BEELE Jongeren met een licht verstandelijke handicap en gedragsproblemen DE BEELE Zoeken naar de juiste aanpak Bij De Beele wonen jongeren in de leeftijd van 12 tot 23 jaar met een licht verstandelijke

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Vraag 4 Wat vind jij de meest geschikte houding? Vergelijk je antwoord met dat van je medestudenten. Typ het antwoord in in het antwoordformulier.

Vraag 4 Wat vind jij de meest geschikte houding? Vergelijk je antwoord met dat van je medestudenten. Typ het antwoord in in het antwoordformulier. Open vragen bij Casus Marco Vraag 1 Bekijk scène 1 nogmaals. Wat was jouw eerste reactie op het gedrag van Marco in het gesprek met de medewerker van Bureau HALT? Wat roept zijn gedrag op aan gedachten,

Nadere informatie

Delinquent gedrag bij jongeren met een licht verstandelijke beperking

Delinquent gedrag bij jongeren met een licht verstandelijke beperking DC 72 Delinquent gedrag bij jongeren met een licht verstandelijke beperking Dit thema is een bewerking van het krantenartikel uit NRC Handelsblad Vroeger een debiel, nu een delinquent. In dit artikel zegt

Nadere informatie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek. Rapportage over de tevredenheid van de jongeren die een programma volgen bij Prins Heerlijk.

Tevredenheidsonderzoek. Rapportage over de tevredenheid van de jongeren die een programma volgen bij Prins Heerlijk. Tevredenheidsonderzoek Rapportage over de tevredenheid van de jongeren die een programma volgen bij Prins Heerlijk. Stichting Buitengewoon leren & werken Prins Heerlijk Juni 2013 Stichting Buitengewoon

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking

Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking Nederlandse Associatie voor Examinering 1 Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking Met de scriptie voor Compensation & Benefits Consultant (CBC) toont de kandidaat een onderbouwd advies

Nadere informatie

Huid en hersenen de actieve rol van de verpleegkundige

Huid en hersenen de actieve rol van de verpleegkundige Huid en hersenen de actieve rol van de verpleegkundige L I L I A N F I G E E S E N I O R V E R P L E E G K U N D I G E P O L I D E R M A T O L O G I E U M C / W K Z U T R E C H T Kwaliteit van leven Definitie

Nadere informatie

Pedagogisch beleidsplan

Pedagogisch beleidsplan Pedagogisch beleidsplan Auteur: Ingeborg van der Zanden Bartels Datum: 05 januari 2015 Plaats: Kerkdriel Versie: 0.1 Pedagogisch beleidsplan BSO VillaDriel 12 april 2015 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding...

Nadere informatie

Samenvatting. Summary in Dutch

Samenvatting. Summary in Dutch 6 Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Emotionele en sociale processen bij pesten, gepest worden en verdedigen Pesten op school is een wereldwijd probleem met negatieve korte- en langetermijngevolgen

Nadere informatie

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze. 2015 Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze. 2015 Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou! DEEL 1 1 WERKBOEK 5 Eigen keuze Inhoud 2 1. Hoe zit het met je keuzes? 3 2. Hoe stap je uit je automatische piloot? 7 3. Juiste keuzes maken doe je met 3 vragen 9 4. Vervolg & afronding 11 1. Hoe zit het

Nadere informatie

In verbinding zelf keuzes maken. Petri Embregts

In verbinding zelf keuzes maken. Petri Embregts In verbinding zelf keuzes maken Petri Embregts Cliënten eigen keuzes laten maken, ze regie geven over hun eigen leven, dat is wat we nastreven Dhr Hans Bouter Leidsch Dagblad Eigen regie, zelf keuzes maken

Nadere informatie

Samenvatting: Zorgen rondom IVF Sociale steun en professionele begeleiding in het IVF behandelingstraject

Samenvatting: Zorgen rondom IVF Sociale steun en professionele begeleiding in het IVF behandelingstraject Samenvatting: Zorgen rondom IVF Sociale steun en professionele begeleiding in het IVF behandelingstraject Janine Boekaar en Mare Riemersma Inleiding De vraag naar dit onderzoek kwam vanuit de patiëntenvereniging

Nadere informatie

Postmaster opleiding diagnostiek en behandeling (SG)LVB

Postmaster opleiding diagnostiek en behandeling (SG)LVB mensenkennis Ik vond het een meerwaarde om binnen te kijken in een andere keuken. Het is inhoudelijk een sterke opleiding, mede door de goede organisatie en begeleiding. Postmaster opleiding diagnostiek

Nadere informatie

Wier. Behandelcentrum voor mensen die moeilijk leren, met gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen. Patiënten & familie

Wier. Behandelcentrum voor mensen die moeilijk leren, met gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen. Patiënten & familie Wier Behandelcentrum voor mensen die moeilijk leren, met gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen Patiënten & familie 2 Voor wie is Wier? Wier is er voor mensen vanaf achttien jaar (en soms jonger)

Nadere informatie

Het onderwijsprogramma van de opleidingen Pedagogiek mei 2013

Het onderwijsprogramma van de opleidingen Pedagogiek mei 2013 Bijlage 7: Het onderwijsprogramma van de opleidingen Pedagogiek mei 2013 Visie opleidingen Pedagogiek Hogeschool van Amsterdam Wij dragen als gemeenschap en daarom ieder van ons als individu, gezamenlijk

Nadere informatie

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder!

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder! even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder! Als we over cliënten praten, bedoelen we kinderen, jongeren en hun ouders. Als we over ouders praten, bedoelen we ook eenoudergezinnen, verzorgers, voogden en/of

Nadere informatie

Post-hbo opleiding autismespecialist

Post-hbo opleiding autismespecialist Post-hbo opleiding autismespecialist mensenkennis De docente is duidelijk, enthousiast en motiverend. Ik heb inzicht gekregen in wat ik in mijn rol als hulpverlener kan doen en waar ik rekening mee moet

Nadere informatie

Stichting In de Ruimte Suriname

Stichting In de Ruimte Suriname Stichting INFORMATIE MATERIAAL Een stichting met hart voor mensen met een lichamelijke beperking Colofon De Stichting Stichting In de Ruimte is een onafhankelijke Christelijke organisatie die het welzijnsniveau

Nadere informatie

University of Groningen

University of Groningen University of Groningen Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen Mooren, Francisca Catharina Theodora

Nadere informatie

Wat vinden ouders ervan?

Wat vinden ouders ervan? Wat vinden ouders ervan? Een samenvatting van het onderzoek naar de ervaringen van ouders/wettelijk vertegenwoordigers met betrekking tot de geboden zorg bij Nieuw Woelwijck. Jorien Luijkx, MSc. Annet

Nadere informatie

Klanttevredenheid. Vereenzaming Ouderen Soest VOS

Klanttevredenheid. Vereenzaming Ouderen Soest VOS 2011 Klanttevredenheid Vereenzaming Ouderen Soest VOS Stichting Welzijn Ouderen Soest Molenstraat 8c 3764 TG Soest 035 60 23 681 info@swos.nl www.swos.nl KvK 41189365 Klanttevredenheidsonderzoek Vereenzaming

Nadere informatie

Begeleiding in de thuissituatie

Begeleiding in de thuissituatie Begeleiding in de thuissituatie Wie zijn wij? Profila Zorg is een evangelische zorgorganisatie die naast de mogelijkheid voor wonen en dagbesteding ook begeleiding en ondersteuning biedt in de eigen woonomgeving

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 8 Ten geleide 10 Inleiding 12. Hoofdstuk 1 Persoonlijke grenzen: Wat we eronder verstaan en hoe ze worden gevormd 16

Inhoud. Voorwoord 8 Ten geleide 10 Inleiding 12. Hoofdstuk 1 Persoonlijke grenzen: Wat we eronder verstaan en hoe ze worden gevormd 16 Inhoud Voorwoord 8 Ten geleide 10 Inleiding 12 Hoofdstuk 1 Persoonlijke grenzen: Wat we eronder verstaan en hoe ze worden gevormd 16 Hoofdstuk 2 Hypnotherapie: Een reis naar binnen 30 Hoofdstuk 3 Het behandelplan:

Nadere informatie

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Uitleg Start De workshop start met een echte, herkenbare en uitdagende situatie. (v.b. het is een probleem, een prestatie, het heeft

Nadere informatie

Handleiding bij het maken van een profielwerkstuk. april 2012

Handleiding bij het maken van een profielwerkstuk. april 2012 Handleiding bij het maken van een profielwerkstuk april 2012 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. De tijdlijn 3. De verschillende fasen 4. Onderwerp zoeken 5. Informatie zoeken 6. Nog 10 tips 7. De beoordeling

Nadere informatie

NIEUWSBRIEF 2. Het Onderzoek

NIEUWSBRIEF 2. Het Onderzoek NIEUWSBRIEF 2 ZonMw akkoord met Onderzoek Van maart tot juli 2009 hebben we een vooronderzoek uitgevoerd om een eerste indruk te krijgen over hoe het nu gaat met binnen Nederland geadopteerden en hun adoptieouders.

Nadere informatie

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft) De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft) Inleiding Veel mensen ervaren moeilijkheden om werk te vinden te behouden, of van baan / functie te veranderen. Beperkingen, bijvoorbeeld

Nadere informatie

Kennisdeling in lerende netwerken

Kennisdeling in lerende netwerken Kennisdeling in lerende netwerken Managementsamenvatting Dit rapport presenteert een onderzoek naar kennisdeling. Kennis neemt in de samenleving een steeds belangrijker plaats in. Individuen en/of groepen

Nadere informatie

gezinsvormen [ behandeling in een gezin ]

gezinsvormen [ behandeling in een gezin ] gezinsvormen [ behandeling in een gezin ] 03 Gezinshuis meestal een passend antwoord op een uithuisplaatsing voorwoord Ambiq biedt specialistische zorg aan kinderen, jongeren, hun ouders en volwassenen

Nadere informatie

I n l e i d i n g. 1 He t b e g r i p a r m o e d e

I n l e i d i n g. 1 He t b e g r i p a r m o e d e DEEL C ARMOEDE 1 Het b e g r i p a r m o e d e I n l e i d i n g Dit deel is enigszins afwijkend van de voorgaande twee, in die zin dat het intellectuele debat over armoede en de oorzaken daarvan niet

Nadere informatie

Inspectie jeugdzorg. Matching in het belang van het kind Landelijk beeld onderzoek Inspectie jeugdzorg bij vergunninghouders interlandelijke adoptie

Inspectie jeugdzorg. Matching in het belang van het kind Landelijk beeld onderzoek Inspectie jeugdzorg bij vergunninghouders interlandelijke adoptie Matching in het belang van het kind Landelijk beeld onderzoek Inspectie jeugdzorg bij vergunninghouders interlandelijke adoptie Inspectie jeugdzorg Utrecht, november 2005 1 2 Inhoudsopgave Aanleiding onderzoek...5

Nadere informatie

GEDRAGSMANAGEMENT. Inleiding. Het model. Poppe Persoonlijk Bas Poppe: 06 250 30 221 www.baspoppe.nl info@baspoppe.nl

GEDRAGSMANAGEMENT. Inleiding. Het model. Poppe Persoonlijk Bas Poppe: 06 250 30 221 www.baspoppe.nl info@baspoppe.nl GEDRAGSMANAGEMENT Dit kennisitem gaat over gedrag en wat er komt kijken bij gedragsverandering. Bronnen: Gedragsmanagement, Prof.dr. Theo B. C. Poiesz, 1999; Samenvatting boek en college, A.H.S. Poppe,

Nadere informatie

Inhoud Pesten op de (voetbal)club... 3 De trainer... 3 De verenigen... 3 Wat is pesten?... 3 Het SOVA-model... 3 Het SOVA-model... 4 Eerste fase...

Inhoud Pesten op de (voetbal)club... 3 De trainer... 3 De verenigen... 3 Wat is pesten?... 3 Het SOVA-model... 3 Het SOVA-model... 4 Eerste fase... Pesten Inhoud Pesten op de (voetbal)club... 3 De trainer... 3 De verenigen... 3 Wat is pesten?... 3 Het SOVA-model... 3 Het SOVA-model... 4 Eerste fase... 4 De fase van de stabilisering... 5 De kiem voor

Nadere informatie

Intensieve Ondersteuning Gezin en begeleiding

Intensieve Ondersteuning Gezin en begeleiding Advanced Therapy Intensieve Ondersteuning Gezin en begeleiding Ibtisam Rizkallah 06-44464540 026-3891964 info@advancedtherapy.nl Inhoud 1 Intensieve Ondersteuning Gezin (IOG)... 2 1.1 Inhoud en doelgroep...

Nadere informatie

Doelstellingen van PAD

Doelstellingen van PAD Beste ouders, We kozen er samen voor om voor onze school een aantal afspraken te maken rond weerbaarheid. Aan de hand van 5 pictogrammen willen we de sociaal-emotionele ontwikkeling van onze leerlingen

Nadere informatie

Post-mbo opleiding autisme

Post-mbo opleiding autisme Post-mbo opleiding autisme mensenkennis De docent zocht aansluiting bij onze wensen en dat is erg prettig. Post-mbo opleiding autisme Wie werkt met mensen met autisme, weet dat zij een heel eigen benadering

Nadere informatie

Samenvatting. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2015-5 5

Samenvatting. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2015-5 5 Samenvatting De Algemene Rekenkamer (AR) heeft aanbevolen dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie beter inzicht verschaft in niet-gebruik van gesubsidieerde rechtsbijstand. Onder niet-gebruikers

Nadere informatie