NVI (voor stieren die net dochters hebben gekregen in vergelijking met de laatste genomics draai zonder dochters)

Transcriptie

1 Rangorde met Genomics Gemiddelde betrouwbaarheid: 64% Eerste kijk op genomics realiteit Na drie draaien met genomische fokwaarden gaan we proberen een eerste voorzichtige analyse te doen. We kijken naar stieren die net dochters in de fokwaarden gekregen hebben en daarvoor gepubliceerd zijn met alleen genomische fokwaarden. Dat blijken er 13 te zijn bij zwartbont en maar liefst 31 bij roodbont. We hebben ons daarbij gebaseerd op alle stieren die in de perspublicaties zijn verschenen. We hebben geen verdere selectie toegepast en gebruiken de fokwaarden zoals deze op onder stierzoeken opgeroepen kunnen worden. NVI We kijken eerst naar de totaal index en zijn benieuwd of de ranglijst van goed naar slechter zoals voorspelt door genomics ook in tact blijft als de stieren dochters in de fokwaarden hebben gekregen. Als de voorspelling perfect zou zijn geweest dan is een stier op plaats 20 met genomics ook op plaats 20 gebleven met dochters. In de volgende grafiek zouden alle stieren netjes op de diagonaal moeten liggen. 14 NVI (voor stieren die net dochters hebben gekregen in vergelijking met de laatste genomics draai zonder dochters) ZB Rangorde met dochters Gemiddelde betrouwbaarheid: 77% Maar een perfecte diagonaal mogen we niet verwachten want de betrouwbaarheid voor NVI in de genomics ranglijst is gemiddeld nog maar 64% en deze stijgt naar 77% voor de NVI met dochters. De eerste indruk is dat met de wolk van punten in deze grafiek weinig nuttigs te doen is. Een voorspelde goede stier met genomics kan middelmatig uitpakken en andersom. Maar we moeten eerst nog even verder studeren. Een ranglijst zegt niet zo veel als deze groep stieren toevallig dicht bij elkaar ligt qua NVI. Dus kijken we ook nog even naar het volgende plaatje.

2 NVI met Genomics Gemiddelde betrouwbaarheid: 64% 200 NVI (voor stieren die net dochters hebben gekregen in vergelijking met de laatste genomics draai zonder dochters) ZB NVI met dochters Gemiddelde betrouwbaarheid: 77% Ook in dit plaatje zouden de punten in het ideale geval op de diagonaal moeten liggen. In deze groep zwartbont stieren zaten nog niet de genomics toppers van 250+ NVI. De NVI met dochters vertoond een redelijke spreiding zoals we die in de praktijk tegen komen, terwijl de NVI met genomics wat platgedrukt lijkt op erg gemiddelde waarden. Met roodbont hebben we meer stieren om te vergelijken en kunnen we in de twee zelfde plaatjes kijken of het zelfde beeld naar voren komt.

3 NVI met Genomics Gemiddelde betrouwbaarheid: 64% Rangorde met Genomics Gemiddelde betrouwbaarheid: 64% 35 NVI (voor stieren die net dochters hebben gekregen in vergelijking met de laatste genomics draai zonder dochters) RB Rangorde met dochters Gemiddelde betrouwbaarheid: 77% NVI (voor stieren die net dochters hebben gekregen in vergelijking met de laatste genomics draai zonder dochters) RB NVI met dochters Gemiddelde betrouwbaarheid: 77%

4 Rangorde bij eerste draai Gemiddelde betrouwbaarheid: 71% Voor roodbont zijn de puntenwolken ook over de hele grafiek verspreid en blijkt dus een genomics top stier voor het zelfde geld heel middelmatig kan zijn en andersom. Dit geldt dus voor voorspellingen op NVI niveau. Hierbij moeten we rekening houden dat er in de NVI met dochters nog steeds genomics verwerkt is (met gemiddelde aanpassing van 8 NVI punten)en verder zelf ook nog beperkt is qua betrouwbaarheid. Hoe zat het eigenlijk in de tijd van voor de genomics met dergelijke ranglijsten. Hoe vergeleek de rangorde van een eerste draai met laatst beschikbare draai van stieren. NVI (voor stieren op basis van dochters met vergelijking eerste draai en laatste draai) ZB Rangorde bij laatste draai Gemiddelde betrouwbaarheid: 85%

5 NVI bij eerste draai Gemiddelde betrouwbaarheid: 71% NVI (voor stieren op basis van dochters met vergelijking eerste draai en laatste draai) ZB NVI bij laatste draai Gemiddelde betrouwbaarheid: 85% Te zien is dat de puntenwolken zich meer rond de diagonaal hebben samengetrokken, maar er zit nog steeds een fikse variatie tussen de eerste en de laatste draai samenhangend met een betrouwbaarheidstoename van 71% naar 85%. Dus de oude wijsheid om nog niet geheel blind af te gaan op eerste draaien van stieren met een typische betrouwbaarheid van 71% zou men naar onze mening dubbel en dik moeten doortrekken naar een genomics draai met een typische betrouwbaarheid van maar 64% op NVI niveau. Het is daarom misschien goed de betekenis van betrouwbaarheid nog eens wat verder toe te lichten. Het is een indicatie van de foutmarge die nog in de schatting van de fokwaarde zit. Voor NVI is dat te zien aan de volgende grafiek.

6 De foutmarge is aangeduid met een betrouwbaarheidsinterval, in dit geval 95% interval. Even grof aangeduid betekent deze grafiek bijvoorbeeld dat bij een betrouwbaarheid van 70% er nog 5% kans is dat de NVI schatting een afwijking heeft van meer dan 72 NVI punten naar boven of naar beneden. Er zit dan nog een spreiding in de schatting van maar liefst 55% ten opzichte van de totale spreiding in NVI van alle stieren bij elkaar. Met andere woorden: je heb nog niet zo bijster veel aan een fokwaarde met betrouwbaarheid van 70% of lager. Hoe zit het dan met de genomics voorspellingen op fokwaarden voor specifieke kenmerken. De eerlijkheid gebied te zeggen dat voor een aantal fokwaarden dit er in dit stadium redelijk uitziet en voor anderen weer niet. We laten nu in één keer de grafieken zien voor andere fokwaarden en steeds voor roodbont.

7 Rangorde met Genomics Gemiddelde betrouwbaarheid: 66% 35 Kg melk (voor stieren die net dochters hebben gekregen in vergelijking met de laatste genomics draai zonder dochters) RB Rangorde met dochters Gemiddelde betrouwbaarheid: 87%

8

9

10

11

12

13

14 Rangorde met Genomics Gemiddelde betrouwbaarheid 63% 35 Vruchtbaarheid (voor stieren die net dochters hebben gekregen in vergelijking met de laatste genomics draai zonder dochters) RB Rangorde met dochters

15

16 Voor Kg melk, %eiwit en celgetal zien de plaatjes er ogenschijnlijk redelijk goed uit. Dit zijn de fokwaarden waarvoor de eerste dochterinformatie relatief snel beschikbaar komt. In dit stadium zijn wij gedwongen om de laatste genomics draai te nemen voordat dochters officieel in de fokwaarde worden opgenomen. Er worden dan al wel dochters gemolken en de methodiek van produktiefokwaardenberekening (testdag model, NL-TDM) kunnen we teruglezen dat al na 3 maal scheppen van 100 dochters deze fokwaarde omhoog springt van 40% betrouwbaarheid naar 70% betrouwbaarheid (op voorwaarde dat de stiervader en stiermoeder betrouwbare cijfers heeft). Ons is niet bekend hoe deze beschikbare informatie wordt verwerkt in de genomics fokwaarde. Bij celgetal kunnen we al duidelijk concluderen dat deze vroege productie informatie is meegenomen in de genomics fokwaarden want de betrouwbaarheid voor celgetal springt van typisch 63% voor een jonge stier naar 73% voor de laatste genomics draai. In een later stadium zijn wij in staat deze analyse nog een keer te herhalen met genomics fokwaarden van ruim voordat er dochters kunnen worden gemolken. Kg melk, %eiwit en celgetal hebben alle drie een effect op de NVI en als deze vroege productie informatie wegvalt dan is dat een verdere bron van variatie in de NVI rangschikking zoals hier getoond. Voor INET zijn de rangordes al aanzienlijk meer door elkaar gehusseld dan voor kg melk en %eiwit. Ook voor de Exterieur kenmerken vervaagt de informatie al tussen genomics rangschikking en de rangschikking met dochters. Voor uier werkt de voorspelling nog het best, maar voor beenwerk is het meer een tombola en dit lijkt vooral te komen omdat er zo wie zo weinig spreiding zit in de huidige lichting stieren voor benen. Bij levensduur en Vruchtbaarheid is er nog geen noemenswaardige toename van betrouwbaarheid met de eerste op dochters gebaseerde fokwaarde. Toch worden de rangordes al flink overhoop gehaald. De veranderingen in deze twee fokwaarden tellen wel vol mee in de NVI terwijl het dubieus is of de stier echt beter kan worden ingeschat. Om dit te relativeren laten we weer als voorbeeld het 95% betrouwbaarheidsinterval zien dat bij 60% betrouwbaarheid hoort. Er is dan nog 5% kans op een afwijking van plus of min 5,1 of meer. De mogelijke spreiding in het toekomstige verloop van deze fokwaarde is dan ongeveer 63% van de totale spreiding in deze fokwaarde voor de hele populatie.

17 95% interval bovengrens '95% interval ondergrens 8,0 6,0 Fokwaarde betrouwbaarheidsinterval (met 100 als rasgemiddelde) 4,0 2,0 0,0 Voorbeeld: Bij 60% betrouwbaarheid is er nog 5% kans dat de Fokwaarde met meer dan plus of min 5,1 gaat afwijken van de huidige waarde 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% -2,0-4,0-6,0-8,0 % Betrouwbaarheid Dit wijst er op dat we wellicht de neiging hebben om %betrouwbaarheid wat te overschatten als indicator van bruikbaarheid. Kijkt u nog eens goed naar de volgende grafiek. Onze interpretatie is dat rond de 70% betrouwbaarheid je hoogstens kunt zeggen of een stier tot de slechtste helft of beste helft van alle stieren voor een fokwaarde behoord. Maar wil je echt zekerheid

18 hebben dat je een topstier gaat gebruiken voor een bepaald kenmerk dan heb je een betrouwbaarheid nodig van 95% of hoger. Samenvattend: Waakt u ervoor om veel waarde te hechten aan betrouwbaarheden van 70% of lager ongeacht of dit op genomics of dochters gebaseerd is.