rmenta tion of liquid diets and byproducts

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "rmenta tion of liquid diets and byproducts"

Transcriptie

1 ir. M.M.J.A. Rijnen ir. R.H.J. Scholten rmenta tion of liquid diets and byproducts during storage _- -_ Locatie: Proefstation voor de Varkenshouderij Postbus AB Rosmalen tel Proefverslag nummer P augustus 1998 ISSN

2 < 0 =: -8

3 INHOUDSOPGAVE SAMENVA 7-7-ING 5 SUMMARY 7 1 INLEIDING : * * FERMENTATIE Algemeen Soorten fermentatie Melkzuurvormende bacteriën Omgevingsfactoren Homo- versus heterofermentatief Werkingsmechanisme melkzuurbacteriën MATERIAAL EN METHODE 15 Proefopzet 15 Producten 15 Monstername 16 Waarnemingen 16 Droge stof 16 Zuurgraad en temperatuur 17 Buff ercapaciteit 17 (An)organische stof 17 Ruw eiwit en werkelijk eiwit 18 Ruw vet 18 Zetmeel 18 Reducerende suikers en oplosbaar zetmeel 19 Lactose 19 Organische zuren 19 Melkzuur, mierenzuur en ethanol 19 Statistische analyses 19 4 RESULTATEN 4.1 Droge stof 4.2 Zuurgraad 4.3 Buff ercapaciteit 4.4 Ruw as 4.5 Ruw eiwit en werkelijk eiwit 46 4:7 Ruw vet Zetmeel 4.8 Reducerende suikers en oplosbaar zetmeel 4.9 Lactose 4.10 Organische zuren Mierenzuur (Cl) Azijnzuur (C2) Propionzuur (C3) (iso-)boterzuur (C4) en (iso-)valeriaanzuur (C5) 4.1 -l Melkzuur 4.12 Ethanol 4.13 Afaeleide resultaten

4 mm E E m 2

5 SAMENVATTING In de Nederlandse varkenssector worden in toenemende mate vochtrijke bijproducten uit de humane levensmiddelenindustrie gebruikt. Het betreft met name koolhydraatrijke bijproducten. Deze bijproducten worden bij de fabriek van herkomst, de handelaren en/ of de varkenshouders in grote tanks opgeslagen Deze tanks kunnen als fermentatievaten fungeren. Producten die gedurende de fermentatie ontstaan zijn onder andere melkzuur, azijnzuur en alcohol. Bij voedering van vochtrijke bijproducten hebben de fermentatieproducten mogelijk een gunstige invloed. De in proeven geconstateerde verbetering van gezondheid en technische resultaten van varkens kan hiermee samenhangen. Mogelijk is het vormen van organische zuren en alcohol niet voorbehouden aan bijproducten, maar worden deze ook gevormd tijdens de opslag van brijvoer, waarbij traditioneel mengvoer wordt opgeslagen met water. Doel van dit onderzoek is het kwantificeren van de veranderingen in fysische en chemische kenmerken van brijvoeders en vochtrijke bijproducten gedurende een 6-daagse opslag. Twee brijvoeders, bestaande uit mengvoer en water, en drie vochtrijke, koolhydraatrijke bijproducten zijn onderzocht. De twee brijvoeders bestonden respectievelijk uit startvoer en afmestvoer met water in een water : voer verhouding van 25 : 1. De onderzochte bijproducten waren Borculo-voerwei, vloeibare tarwezetmeel (Bondatar) en gemalen aardappelstoomschillen (Duynie-SUVA Aviko). Deze producten werden gedurende een periode van zes dagen opgeslagen in pvc-opslagvaten van 50 liter. Het onderzoek is opgedeeld in twee fasen. Beide fasen bestonden uit drie afzonderlijke opslagperioden van elk zes dagen. In fase A werden het drogestofgehalte, de ph en de temperatuur gevolgd in de tijd. In fase B werden per product en per herhaling tien monsters genomen op tijdstippen die bepaald waren op basis van resultaten uit fase A. Deze monsters werden ingevroren en op een later tijdstip geanalyseerd op ph, droge stof, buffercapaciteit, anorganische stof, ruw eiwit, werkelijk eiwit, ruw vet, enkelvoudige reducerende suikers lactose, (oplosbaar) zetmeel, mierenzuur, azijnzuur, propionzuur, (iso-)boterzuur, (iso-) valeriaanzuur, melkzuur en ethanol. De resultaten zijn binnen producten statistisch geanalyseerd, waarbij alleen gekeken is naar het verschil tussen tijdstip 0 en 144 uur. De belangrijkste resultaten en conclusies zijn: - De ph van alle onderzochte producten neemt af gedurende opslag, waarbij de drie bijproducten na zes dagen een ph hebben van circa 35 en de brijvoeders een ph van circa 3,8. Opvallend is de daling van de ph van beide brijvoeders, welke via een omgekeerde S-curve verloopt. - Het drogestofgehalte van alle onderzochte producten neemt af gedurende opslag. Voor startvoer, wei en aardappelstoomschillen is de afname aantoonbaar, voor afmestvoer en tarwezetmeel niet. - Het drogestofgehalte gecorrigeerd voor de vluchtige componenten van alle producten neemt gedurende opslag af. In wei en aardappelstoomschillen is de afname aantoonbaar; in startvoer, afmestvoer en tarwezetmeel is er geen aantoonbare afname. - Het verschil tussen het drogestofgehalte en het gecorrigeerde drogestofgehalte kan, absoluut gezien, oplopen tot 13,9 g/kg na 144 uur opslag. Het drogestofpercentage, bepaald volgens de droogstoofmethode, wordt dan onderschat. - De buffercapaciteit van de onderzochte producten neemt aantoonbaar af in de tijd, met uitzondering van die van vloeibare tarwezetmeel. De waarde van de buffercapaciteit van de brijvoeders is beduidend hoger dan die van de vochtrijke bijproducten. - De gehalten aan ruw eiwit, werkelijk eiwit, ruw vet en ruw as veranderen niet tijdens de opslagperiode. Uitzonderingen hierop zijn de aantoonbare toename van het gehalte aan anorganische stof van afmestvoer en de aantoonbare toename van het gehalte aan werkelijk eiwit van aardappelstoomschillen. - Het zetmeelgehalte van beide brijvoeders en aardappelstoomschillen neemt aan- 5

6 toonbaar af tijdens opslag. Bij vloeibare tarwezetmeel wordt geen afname gezien. - Tussen 0 uur en 144 uur na de start van de opslag nemen het suikergehalte van startvoer en het lactosegehalte van de voerwei aantoonbaar af. Het suikergehalte van aardappelstoomschillen heeft een tendens tot toename, de suikergehalten van tarwezetmeel en afmestvoer veranderen niet. - Het oplosbaar-zetmeelgehalte van vloei bare tarwezetmeel heeft een tendens tot toename tijdens opslag. De gehalten aan oplosbaar zetmeel van startvoer, afmestvoer en aardappelstoomschillen op tijdstip 0 zijn niet verschillend van de gehalten op tijdstip Het gehalte aan mierenzuur neemt aantoonbaar toe in startvoer. Het gehalte aan azijnzuur neemt aantoonbaar toe in beide brijvoeders. Ook in de bijproducten neemt het gehalte aan azijnzuur toe, maar deze toename is niet aantoonbaar. Het propionzuurgehalte verandert niet in de onderzochte producten. Met uitzondering van vloei bare tarwezetmeel neemt het gehalte aan melkzuur aantoonbaar toe in de onderzochte producten Hierbij is opvallend dat het verloop van het melkzuurgehalte van beide brijvoeders volgens een S-curve verloopt. Het gehalte aan ethanol neemt aantoonbaar toe in startvoer, afmestvoer en voerwei en verandert niet in vloeibare tarwezetmeel en aardappelstoomschillen. Tussen diverse leveringen van de producten is er sprake van een behoorlijke variatie in chemische veranderingen. 6

7 SUMMARY In the Dutch pig husbandry increasing amounts of liquid byproducts, most commonly with high contents of carbohydrates, are fed to pigs. These byproducts are usually stored in big tanks, in which fermentation can easily take place. Products most commonly formed during fermentation are lactic acid, acetic acid and alcohol. Fermentation may also occur in liquid diets, although it is not known to what extent fermentation products are formed. The fermentation products may have a positive effect on the health and performance of pigs. In this study, therefore, the changes in physical and chemical traits of liquid diets and liquid byproducts are quantified during a storage of 6 days. Two liquid diets and three liquid carbohydrate-rich byproducts were used in this experiment. The liquid diets were a grower and a finisher diet mixed with water in a water to feed ratio of 2.5 : 1. The liquid byproducts were whey, wheat starch and mashed potato steam peel. Both liquid diets and products were stored in 50 I pvc-storage tanks for a period of 6 days. The experiment consisted of two phases. In both phases, the storage of liquid byproducts and diets were repeated three times. In the first phase dry matter content, ph and temperature were measured over time to determine the optimum time points of sampling for the second phase of the experiment. In the second phase samples of all products were taken at 10 times during storage. Each of the samples were frozen to be later analysed for ph, dry matter, buffering capacity, (in)organic matter, crude protein, true protein, crude fat, deoxidizing monosaccharides, lactose, (soluble) starch, formic acid, acetic acid, propionic acid, (iso-)butyric acid, (iso-)valerit acid, lactic acid and ethanol. Differences between components due to storage time were statistically analyzed for all components within products, where only the 0 and 144 h time points are considered. The most important results and conclusions of this experiment are: - Acidity of all products decrease during storage. At the end of the storage period the ph of the by-products and liquid diets is 3.5 and 3.8 respectively. Noticeable is the turned S-curve pattern of the reduction of the ph in both liquid diets. - The dry matter content of the liquid grower diet, whey and potato steam peel decrease significantly during storage. On the other hand dry matter content of liquid finisher diet and liquid wheat starch after 144 hours of storage did not differ from the content at the beginning of storage. - Dry matter content adjusted for volatile components of whey and potato steam peel decrease significantly during storage. The dry matter content of both liquid diets and liquid wheat starch did not decrease significantly during storage. - The differente between the dry matter content and the adjusted dry matter content may increase to 13.9 g/kg after 144 hours storage, absolutely. - Except liquid wheat starch, buffering capacity of all products decreases significantly over time. Buffering capacity of the two liquid diets is higher than that of the three liquid by-products. - Contents of inorganic matter, crude protein, true protein, crude fat of all products did not change during storage. Only the inorganic matter content of finisher liquid diet and the true protein content of potato steam peel showed an increase. - Starch content of both liquid diets and potato steam peel decrease significantly during storage. The starch content of liquid wheat starch did not change during a storage of 6 days. - Content of sugar of liquid grower diet and content of lactose of whey decreased significantly. The sugar content of potato steam peel has a tendency to increase, that of liquid wheat starch and liquid finisher diet did not change. - Content of soluble starch of the liquid diets and potato steam peel after 144 hours of storage do not differ from the content at the beginning of storage. The soluble starch content in liquid wheat starch has a tendency to decrease. - Formic acid concentrations increased sig-

8 nificantly in liquid grower diet. The content of acetic acid increased significantly in both liquid diets. The propionic content did not change in all products. - Lactic acid concentrations increase significantly in all products, except for liquid wheat starch. Noticeable is the S-curve pattern of the lactic acid leve1 of both liquid diets during storage. - Content of ethanol of liquid grower diet and whey increased significantly during storage and it has a tendency to increase in liquid finisher diet. The content of ethanol of liquid wheat starc h did not change - Variations in chem cal composition between the three repeatments occur. Based on the results of this experiment, it may be concluded that remarkable differences in physical and chemical properties of liquid by-products and liquid diets are observed at the time of delivery. If storage period is prolonged, however, in the liquid diets fermentation occur also. During storage, fermentation does not only occur in liquid by-products, but also in liquid diets. The main components of the fermentation process are the Iowered ph due to increased Ievels of lactic acid and acetic acid. These fermentation components may contribute to improved growth performance and pig health. 8

9 1 INLEIDING In de Nederlandse varkenssector worden in toenemende mate vochtrijke bijproducten uit de humane levensmiddelenindustrie gebruikt. Over het algemeen worden met bijproductenrantsoenen betere technische resultaten (Scholten et al., 1997; Siva, 1997; Van de Loo & Scholten, 1997) en een betere gezondheid (Van de Loo & Scholten,l997) gehaald dan met rantsoenen zonder bijproducten. De meest gebruikte vochtrijke bijproducten in de Nederlandse varkenshouderij zijn vloei bare tarwezetmeel, voerwei en (gemalen) aardappelstoomschillen. Zij vormen samen circa tweederde van het totale aanbod van vochtrijke bijproducten op de Nederlandse markt (OPNV, 1997). Een belangrijk kenmerk van deze drie producten is het hoge koolhydraatgehalte. Wanneer koolhydraatrijke bijproducten worden opgeslagen in opslagtanks, kunnen deze tanks als fermentatievaten functioneren. De omstandigheden in de tanks zijn gunstig voor microbiële, fermentatieve omzettingen. Bijproducten zijn vochtrijk, ze worden met een temperatuur van 20 tot 50X geleverd, ze worden enige tijd opgeslagen en ze bevatten fermenteerbare voedingsstoffen zoals suikers en zetmeel (Scholten en Rijnen, 1998). Bovendien hebben of bereiken de meeste vochtrijke bijproducten een lage ph (tussen ph = 4 en ph = 3,5), waarbij melkzuurbacteriën nog goed groeien en waarbij een overmaat aan melkzuurbacteriën de groei van schimmels en gisten belemmert. Deze kenmerken zijn duidelijk afwijkend van droogvoerrantsoenen en brijvoerrantsoenen die bestaan uit mengvoer en water. Droogvoer wordt immers niet en brijvoer nauwelijks ingeweekt, waardoor fermentatie niet of nauwelijks optreedt. Voor fermentatie is namelijk de aanwezigheid van water noodzakelijk (Prescott et al., 1996). Fermentatie is een mogelijke reden voor de geconstateerde verbetering van technische resultaten en gezondheid wanneer brijvoerrantsoenen met vochtrijke, koolhydraatrijke bijproducten worden gevoerd (Scholten et al., 1997, Van de Loo en Scholten, 1997). Als dit inderdaad het geval is, dan biedt fermentatie van vochtrijke grondstoffen en/of volledige brijvoeders wellicht perspectief in de verbetering van de gezondheid en technische resultaten van varkens. De producten die tijdens de fermentatie ontstaan zijn afhankelijk van de aanwezige nutriënten, de aanwezige micro-organismen en de omstandigheden, zoals temperatuur en ph. Melkzuur, azijnzuur, mierenzuur en alcohol zijn waarschijnlijk belangrijke producten die bij fermentatie van koolhydraatrijke bijproducten gevormd worden. De vorming van organische zuren (melkzuur, mierenzuur, azijnzuur, propionzuur, (iso-)boterzuur en (iso-)valeriaanzuur) kan een positieve invloed hebben op de gezondheid van het varken. Daarbij is te denken aan minder diarree ten gevolge van reductie van het aantal E. co/;-kiemen in het maagdarmkanaal (Kirchgessner et al., 1992) reductie van het gehalte aan ammoniak en biogene aminen in het maagdarmkanaal (Eckel et al., 1992; Schneider et al., 1989) of een mogelijk positieve invloed op het voorkomen van vlokatrofie bij gespeende biggen (Van Beers- Schreurs, 1996). Ook zijn er diverse publicaties over het positieve effect van organische zuren op de technische resultaten van biggen (Eckel et al, 1992; Eidelsburger et al., 1992; Giesting et al., 1991; Kirchgessner & Roth, 1982) waarbij met name de voerbenutting verbeterde. Daarnaast is er een toenemende aandacht voor de effecten van melkzuurbacteriën (probiotica), die ook in vochtrijke bijproducten voorkomen, op de gezondheid van dieren. De vorming van organische zuren en alcohol (ethanol) uit koolhydraten kan mogelijk een effect hebben op de energiewaarde van bijproducten door een verandering in nutritionele gehalten. Dit onderzoek moet leiden tot het kwantificeren van de fermentatieve omzettingen tijdens opslag van vochtrijke bijproducten. In de praktijk worden brijvoerrantsoenen op basis van het drogestofpercentage samengesteld. Hierbij wordt over het algemeen met één vast drogestofpercentage per levering van een vochtrijk bijproduct gewerkt. De door fermentatie gevormde organische 9

10 zuren en alcohol vervluchtigen door verhitting geheel of gedeeltelijk bij de bepaling van het drogestofgehalte volgens de droogstoof- en infraroodmethode (CVB-reeks, 1997; persoonlijke mededeling Smits, 1998). Omdat het gehalte aan microbiële omzettingsproducten, zoals organische zuren en alcohol, waarschijnlijk stijgt gedurende de periode van opslag, betekent dit dat het drogestofpercentage afneemt indien volgens de droogstoof- of infraroodmethode wordt gemeten. Het gebruiken van slechts één waarde voor het drogestofpercentage heeft mogelijk invloed op de voederwaarde van het rantsoen dat de varkens krijgen. Met andere woorden, we zouden graag weten hoe het drogestofgehalte verandert gedurende opslag. Tot op heden is er geen inzicht in de processen die zich in de opslagtanks van vochtrijke bijproducten afspelen. Ook resten brijvoer (bestaande uit mengvoer met water) in leidingen, voerbakken en brijvoerinstallatie staan bloot aan fermentatie. Het is interessant om te weten of de vorming van bepaalde microbiële omzettingsproducten alleen voorbehouden is aan vochtrijke bijproducten, of dat ook in brijvoer zonder bijproducten microbiële omzettingsproducten gevormd worden. Mogelijk worden bepaalde omzettingsproducten dan juist niet of in mindere mate gevormd. Gedetailleerde informatie over de microbiële omzettingen in vochtrijke bijproducten en brijvoer is mogelijk een eerste stap in het ophelderen van het feit dat brijvoerrantsoenen met bijproducten betere technische resultaten en een betere gezondheid geven dan (niet gefermenteerde) rantsoenen zonder bijproducten (Scholten et al., 1997; Van de Loo & Scholten, 1997). Hiertoe heeft het Praktijkonderzoek Varkenshouderij dit onderzoek uitgevoerd. De vraagstelling van het onderzoek is: Hoe veranderen fysische en chemische kenmerken van brijvoeders en vochtrijke bijproducten gedurende een 6-daagse opslag? De keuze voor een bewaarperiode van zes dagen had meerdere redenen. Ten eerste zijn vochtrijke bijproducten dikwijls binnen deze termijn opgevoerd. Ten tweede bleek uit waarnemingen op het Varkensproefbedrijf te Sterksel dat tarwezetmeel en voerwei die opgeslagen waren in tanks van 50 kuub op dag 3 tot 4 na levering een stabiele ph en een stabiel gehalte aan droge stof hadden (niet gepubliceerd). Uit een oriënterende proef op het Proefstation voor de Varkenshouderij te Rosmalen bleek dat bijproducten en brijvoeders circa vier dagen na aanmaken een stabiele ph en een stabiel drogestofpercentage hadden (niet gepubliceerd). Tenslotte blijkt uit een artikel van Russell et al. (1996) dat de ph van brijvoer binnen vijf dagen stabiel is. In hoofdstuk 2 van dit verslag wordt allereerst een beeld geschetst van hoe de fermentatie verloopt. Vervolgens worden in twee hoofdstukken de materialen, methoden en resultaten beschreven. Tenslotte volgt in hoofdstuk 5 een discussie en geeft hoofdstuk 6 de conclusies weer. 10

11 2.1 Algemeen Fermentatie is de ontleding van stoffen door micro-organismen, waarbij met name koolhydraten worden omgezet in organische zuren en alcohol. Een reeds lang bestaande toepassing van fermentatie is het conserveren van levensmiddelen. Dit principe wordt voor de meest uiteenlopende producten gebruikt, van yoghurt tot salami en van bier tot wijn. In de landbouw wordt fermentatie ter conservering gebruikt bij bijvoorbeeld het inkuilen van gras en het langer houdbaar maken van vochtrijke bijproducten. De conservering is gebaseerd op de aanwezigheid van micro-organismen, zoals melkzuurvormende bacteriën of gisten, in het betreffende product. Melkzuurvormende bacteriën produceren tijdens hun metabolisme melkzuur Het gevormde melkzuur maakt het product zuurder, met andere woorden het verlaagt de ph-waarde. Dit zorgt voor het tegengaan van bederf en de groei van pathogenen (Ewing en Cole, 1994; Prescott et al., 1996). Melkzuurbacteriën gebruiken met name koolhydraten als nutriënten en zetten deze om in onder andere organische zuren (mierenzuur, azijnzuur, propionzuur, (iso-)boterzuur, (iso-)valeriaanzuur en melkzuur), alcohol (ethanol) en koolstofdioxide (CO,) (Nout et al., s.a.). 2.2 Soorten fermentatie Vanuit microbiologisch oogpunt wordt fermentatie gezien als een energie-vormend proces, waarbij energie ontstaat in de vorm van adenosinetrifosfaat (ATP), dat door het betreffende micro-organisme wordt gebruikt voor groei, ontwikkeling en voortplanting. De meest voorkomende fermentaties zijn melkzuurfermentatie, alcoholische fermentatie en mierenzuurfermentatie. Bij melkzuurfermentatie worden de aanwezige suikers voor het grootste deel omgezet in melkzuur, maar er ontstaan, afhankelijk van de omstandigheden, ook kleinere hoeveelheden van andere producten zoals mierenzuur, azijnzuur, ethanol en CO*. Bij alcoholische fermentatie wordt ook suiker gefermenteerd, maar het pyrodruivenzuur, dat bij de fermentatie van koolhydraten als intermediair ontstaat, wordt dan verder afgebroken tot ethanol en CO,. Bij mierenzuurfermentatie wordt het intermediair pyrodruivenzuur omgezet in een heel scala aan organische zuren (mierenzuur, azijnzuur, propionzuur, boterzuur) en ethanol (Prescott et al., 1996). 2.3 Melkzuun/ormende bacteriën Melkzuurbacteriën vormen een zeer belangrijke groep binnen diverse fermentatieprocessen en worden bovendien als gunstig beschouwd. Deze groep wordt hier nader toegelicht Omgevingsfactoren Melkzuurbacteriën worden al eeuwenlang gebruikt bij de productie van voedingsmiddelen, omdat ze de smaak en de houdbaarheid van de producten positief be invloeden (Anonymus, 1997). Melkzuurbacteriën, waarvan Lactobacilli een belangrijke groep vormen, zijn een belangrijke groep bacteriën in het maagdarmkanaal van varkens. Deze bacteriën kunnen groeien binnen een temperatuurtraject van 15 tot 45 C, maar hebben een optimum van 37OC. Verder prefereren ze een licht zuur milieu (ph 58) maar groeien ook door bij een veel lagere ph (3,5 tot 3,0 ). Lactobacilli zijn nuttige, niet pathogene bacteriën (Gilliland, 1979, Sandine, 1979 in Ewing en Cole, 1994). Door de vorming van melkzuur, met name onder anaërobe omstandigheden, wordt de ph snel verlaagd tot onder ph = 5,O. Hierdoor worden andere anaërobe bacteriën onderdrukt in hun groei. Ter voorkoming van de groei van pathogene micro-organismen moet de ph dalen tot 4,0 (Russell et al., 1996). De producten die tijdens de fermentatie ontstaan zijn afhankelijk van de aanwezige nutriënten, de aanwezige micro-organismen en de omstandigheden, zoals temperatuur en PH* Homo- versus heterofermentatief De microben die de melkzuurfermentatie 11

12 gebruiken als energiebron worden veelal opgesplitst in twee groepen, namelijk homofermentatieve melkzuurbacteriën en heterofermentatieve melkzuurbacteriën. De homofermentatieve bacteriën breken met behulp van enzymen glucose af tot melkzuur, waarbij pyrodruivenzuur als intermediair ontstaat. Behalve melkzuur worden er ook kleine hoeveelheden andere producten gevormd, zoals vluchtige vetzuren en alcohol. Afhankelijk van de hoeveelheid zuurstof die voorhanden is, is circa 90% van de gevormde eindproducten melkzuur. Via deze weg worden er per glucose-molecuul twee moleculen melkzuur gevormd (Prescott et al., 2ADP 2NAD 2ATP 2NAD CH,OH H OH Glucose ~ COOH c=o CH3 2 pyruvate I Lactate CH3 2 melkzuur Embden-~eyer~of pathway dehydrogenase Figuur 1: Schematische weergave homofermentatieve fermentatie (Prescott et al., 1996) 1996; Ewing en Cole, 1994). In figuur 1 staat dit schematisch weergegeven. Bij heterofermentatieve melkzuurbacteriën vormt melkzuur ongeveer 50% van alle gevormde producten. Daarnaast ontstaan er grote hoeveelheden CO* (20-25%), azijnzuur en ethanol. Door de heterofermentatieve melkzuurbacteriën wordt per molecuul glucose slechts één molecuul melkzuur gevormd (Prescott et al., 1996, Ewing en Cole, 1994). Homofermentatieve melkzuurbacteriën zullen op den duur suikers volledig omzetten in melkzuur, omdat dit de meeste energie oplevert voor deze bacteriën. Heterofermentatieve bacteriën zullen naast melkzuur ook ethanol en azijnzuur vormen, waarbij azijnzuur de voorkeur geniet, omdat dit van deze twee weer de meeste energiewinst oplevert voor de microben. De verhouding tussen het gevormde azijnzuur en ethanol ligt onder aërobe omstandigheden verder naar azijnzuur dan onder anaërobe omstandigheden (Nout et al., s.a.; Prescott et al., 1996). De aanwezige melkzuurbacteriën geven niet de voorkeur aan de vorming van alcohol, omdat dit veel energie kost. De verliezen die ontstaan door de vorming van CO,-gas worden in dit verslag niet verder uitgewerkt. Tenslotte bestaan er nog alternatieve routes voor fermentatie waarbij naast de eerder genoemde producten mierenzuur, propionzuur en boterzuur gevormd kunnen worden Werkingsmechanisme. melkzuurbacte- - rien Zoals reeds genoemd wordt van de verzurende eigenschap van melkzuurbacteriën in de levensmiddelenindustrie dankbaar gebruik gemaakt bij de productie van onder andere yoghurt en andere gefermenteerde melkproducten, maar ook bij de productie van brood en bier (Ewing en Cole, 1994). Melkzuurbacteriën worden tot de probiotica gerekend. Probiotica zijn bacteriën die in de darm een gunstige invloed op de gezondheid uitoefenen. Voorwaarde voor de probiotische werking van melkzuurbacteriën is overleving van de passage door het zure milieu van de maag. Verder moeten ze bestand zijn tegen de werking van galzuren 12

13 in de darm. Een andere belangrijke voorwaarde is binding, hetzij permanent hetzij tijdelijk, van de melkzuurbacteriën aan de darmcellen. Over het algemeen overleven melkzuurbacteriën de vertering in de maag en dunne darm zodat ze, mits opgenomen in het rantsoen, een bijdrage kunnen vormen aan de levende micro-flora in de darm. Van deze eigenschap wordt ook gebruik gemaakt bij de toepassing van probiotica in het rantsoen van dieren (Breves, 1996). Lactobacilli vervullen een belangrijke functie tegen het koloniseren van coliforme bacteriën in het maagdarmkanaal. Ewing en Cole (1994) geven enkele suggesties die, al dan niet in combinatie, het effect van gunstige microben kunnen verklaren. Een overzicht van deze suggesties staat weergegeven in figuur 2. Een eerste mogelijkheid is de competitie van binding van micro-organismen aan de darmwand, waarbij de voorkeur uitgaat naar de binding van niet-pathogenen als Lactobacilli boven de binding van pathogenen als E. co/i. Bij normale infectiedruk zullen Lactobacilli de competitie om binding aan de maagdarmwand winnen en zodoende bescherming bieden tegen E. coli (Fuller and Booker, 1974) en Salmonella (Weinack et al., 1979). Bonhoff et al. (1964) rapporteerden bovendien na een experiment met muizen dat er in de blindedarm door bacteriën vluchtige vetzuren werden gevormd en zij verbonden deze vluchtige vetzuren met de bescherming tegen Salmonella. Deze voor het gastdier positieve competitie tussen micro-organismen komt voor in het gehele maagdarmkanaal als er Lactobacilli met het voer worden opgenomen (Ewing en Cole, 1994). Behalve competitie om binding aan het darmepitheel, winnen Lactobacilli ook de competitie om nutriënten (Muralidhara et al., 1977; Roach et al., 1977). Een tweede verklaring voor het positieve effect van Lactobacilli is de reducerende werking op de productie van toxische aminen (Porter en Kenworthy, 1969). Aminen worden onder andere gezien als een oorzaak van diarree (Porter en Kenworthy, 1969; Hill et al., 1970). De productie van organische zuren door Verbeterde gezondheid en technische resultaten Meer nutriënten beschikbaar\ Verbeterde microbiologische balans + Reductie van amine-productie - Productie van Productie van ---+ organische zuren stoffen Productie van (terugdringen pathogenen) Anti-endotoxische antigenen activiteit (verbeterde immuniteit) Figuur 2: Schematische weergave van de mogelijke werkingsmechanismen van melkzuurbacteriën op de gezondheid en technische resultaten (Ewing en Cole, 1994) 13

14 melkzuurbacteriën is een derde factor waardoor pathogene micro-organismen in het maagdarmkanaal worden onderdrukt (Cole et al., 1968). Met name het verlagende effect op de ph is hierbij van invloed (Fuller en Booker, 1974). Daarnaast worden als mogelijk verklarende factoren genoemd: het produceren van anti bacteriële substanties (Savage et al., 1968) het neutraliseren van door pathogenen gevormde toxines (Fuller en Cole, 1988) en de productie van natuurlijke geur- en smaakstoffen met invloed op de smakelijkheid van het voer (Schindler en Schmid, 1982), met mogelijke stimulatie van de voeropname. 14

15 3 MATERIAAL EN METHOC)E 3.1 Proefopzet Het experiment is uitgevoerd met vijf producten, te weten twee brijvoeders, bestaande uit volledige mengvoeders gemengd met water, en drie vochtrijke, koolhydraatrijke bijproducten Deze producten werden opgeslagen in vijf pvc-opslagvaten van 50 liter (foto), waarin de te onderzoeken producten gedurende zes dagen (144 uren) werden bewaard. Deze vaten waren voorzien van een afsluitbare deksel met een afsluitbare opening voor monstername en een mixer. Het experiment was opgedeeld in twee fasen: A en B. In beide fasen waren er drie afzonderlijke opslagperioden (= herhalingen) van elk zes dagen. In fase A zijn het drogestofgehalte, de ph en de temperatuur van de producten gevolgd in de tijd (zie bijlage 1). In fase B zijn naast deze metingen ook complexere bepalingen uitgevoerd, waarover in paragraaf 3.4 meer. De tijdstippen van monstername in fase B zijn vastgesteld op basis van de resultaten uit fase A, om daarmee een zo goed mogelijk inzicht te krijgen in het verloop van de te bepalen gehalten in de tijd (zie bijlage 1). 3.2 Producten Zoals reeds vermeld zijn vijf producten onderzocht. De twee gepelleteerde mengvoeders, startvoer en afmestvoer (Startvoer 333 en Afmestvoer 310, van mengvoedercoöperatie Cehave Voeders BV), werden ingezet als brijvoer met een water : voerverhouding van 25 : 1. De hoeveelheden water en voer zijn met behulp van een bovenweger afgewogen. Het water en voer werden gedurende een uur intensief gemengd en ingeweekt, Meetopstelling fermentatievaten Praktijkonderzoek Varkenshouderij

16 voordat de waarnemingen startten. De drie vochtrijke koolhydraatrijke bijproducten die zijn onderzocht waren tarwezetmeel (Bondatar van de firma Bonda s Veevoederbureau BV), wei (Voerwei van de firma Borculo Whey Products) en gemalen aardappelstoomschillen (Duynie-SUVA Aviko van de firma BV Duynie). Wekelijks werd een hoeveelheid product van een representatieve kwaliteit afgeleverd, onder de kwaliteitseisen c.q. kwaliteitsnormen van een levering aan een varkensbedrijf. De bijproducten werden s morgens rond uur op de betreffende fabriek afgetapt en vóór uur op het Proefstation voor de Varkenshouderij afgeleverd. Bij aankomst van de producten werd direct een monster genomen en ingevroren, om achteraf de chemische kenmerken te bepalen en daarmee de representativiteit van het geleverde monster vast te stellen. Ook de ph en temperatuur werden direct bepaald. Van alle vijf producten werd circa 45 kilogram op een bovenweger afgewogen en in de opslagtankjes gedaan, waarna de waarnemingen startten. De samenstelling van de vijf onderzochte producten is weergegeven in bijlage Monstername Vanuit elke opslagtank zijn op opeenvolgende tijdstippen monsters genomen (bijlage 1). Alvorens de monsters te nemen werden de producten gedurende één minuut met een mixer gemixt met een toerental van 100 tot 250 toeren per minuut, afhankelijk van het product. Bovendien is er standaard elke twee uur gedurende één minuut geroerd. Hiertoe was ieder vat voorzien van een eigen roerwerk. Een uitzondering hierop vormde het bijproduct aardappelstoomschillen, dit is niet gemixt. In de praktijk worden aardappelstoomschillen ook niet geroerd; het product ontmengt niet of nauwelijks tijdens opslag. De monsternames zijn uitgevoerd met een aan de onderkant door een rubberen stop afsluitbare pvc-buis. De monsters zijn genomen via een afsluitbare opening in het deksel van het vat. Zodoende werd een representatief dwarsdoorsnedemonster genomen. Elke opslagtank had zijn eigen, gemerkte monsterbuis, waardoor contaminatie tussen opslagtanks is voorkomen. Na elke monstername werden de monsterbuizen gereinigd met heet water (circa 65 C) en gedroogd. Na afronding van elke 6-daagse monsterperiode werden de opslagtanks en roerwerken grondig gereinigd en gedurende enkele uren geweekt in heet water met pipe-cieans. De toewijzing in elke monsterperiode van een product aan een opslagtankje geschiedde at random, zodat voorkomen is dat een bepaald product gekoppeld was aan een bepaalde opslagtank of een bepaalde plaats in de onderzoeksruimte. 34. Waarnemingen In fase A werden drogestofgehalte, ph en temperatuur bepaald. In fase B zijn daarnaast ook gehalten aan mierenzuur, azijnzuur, propionzuur, (iso-)boterzuur, (iso-)valeriaanzuur, melkzuur, ethanol, reducerende suikers, lactose, (oplosbaar) zetmeel, ruw as, ruw eiwit, werkelijk eiwit, ruw vet en buffercapaciteit bepaald. In fase A zijn de waarnemingen in het verse monster bepaald. In fase B zijn gehalten aan droge stof, ruw eiwit, vluchtige vetzuren, melkzuur en ethanol en de ph en buffercapaciteit in het verse monster bepaald. De overige analyses zijn verricht in gevriesdroogd materiaal. Vriesdrogen is een proces waarbij het water uit de monsters wordt verwijderd door sublimeren, dat wil zeggen een direct overgaan van vaste stof (ijs) naar damp. Hiertoe zijn de monsters eerst ingevroren tot een temperatuur van circa O C. Vervolgens zijn de monsters in een vriesdroger geplaatst. Door de druk- en temperatuurverschillen die er binnen in een vriesdroger heersen sublimeerde het aanwezige vocht uit de monsters. Van de gevriesdroogde monsters is bovendien het drogestofgehalte bepaald, om later de gegevens uit de analyses terug te kunnen rekenen naar het verse product. Alle analyses zijn in duplo uitgevoerd, tenzij anders aangegeven Droge stof Vers product Per opslagtankje is een representatief monster in een plastic monsterpot gedaan, van 16

17 waaruit drie monsters (een triplo) van 5 tot 75 gram brijvoer- of bijproductmonster in aluminium bakjes werden afgewogen. In het aluminium bakje was vooraf al 30 gram fijnkorrelig, gewassen en gegloeid zand ingewogen De bakjes met zand waren voorgedroogd in een droogstoof (103 C) en, na een afkoelingsperiode van een uur in een exsiccator, op een analytische balans gewogen (0,1 mg nauwkeurig). Het drogestofgehalte van de monsters is bepaald door middel van de droogstoofmethode. Dit houdt in dat de monsters gedurende zestien uur bij 103 C zijn gedroogd, vervolgens op een analytische balans zijn gewogen en daarna gedurende twee uur zijn nagedroogd en wederom zijn gewogen. Indien het absolute verschil tussen beide wegingen meer dan O,l% van het ingewogen monster bedroeg, werd het monster opnieuw twee uur gedroogd en gewogen (ISO 6469 / NEN 3332). Gevriesdroogd product Van het gevriesdroogde materiaal werd circa 3 gram in een voorgedroogde glasdoos gewogen met behulp van een analytische balans. Afhankelijk van het product zijn de monsters vervolgens vier uur gedroogd en twee uur nagedroogd in een droogstoof (103 C) of een vacuümstoof (80 C 13 kpa). De monsters van de twee brijvoeders en de aardappelstoomschillen zijn gedroogd in een droogstoof, de monsters van de voerwei en het tarwezetmeel zijn vanwege een hoog suikergehalte gedroogd in een vacuümstoof, waardoor caramellisering voorkomen is. Na de eerste droogperiode van vier uur zijn de monsters een uur afgekoeld in een exsiccator en gewogen op een analytische balans. Vervolgens zijn de monsters twee uur nagedroogd en opnieuw gewogen. Indien het absolute verschil tussen beide wegingen meer dan O,l% bedroeg van het ingewogen monster, werd het monster opnieuw gedurende twee uur gedroogd en gewogen (ISO 6469 / NEN 3332) Zuurgraad en temperatuur Gedurende het gehele experiment, zowel in fase A als B, zijn temperatuur en ph in de opslagtankjes het gehele etmaal met een interval van één uur volautomatisch gemeten en geregistreerd (niet in dit verslag opgenomen). De ph en temperatuur zijn gemeten door een Consort ph controller R301@, voorzien van een industriële ph-glas-elektrode en een industriële temperatuur-glas-elektrode, die in de vloeistof of brij hingen. Na iedere meetperiode van zes dagen zijn de elektrodes gereinigd met een pepsine-hcioplossing en is de ph-elektrode geijkt in een bufferoplossing met ph = 4,Ol en ph = 7,00 (Radiometer analytical S.A., Copenhagen). Ook is van de monsters uit fase B de ph, gecorrigeerd voor temperatuur, bepaald. Deze resultaten zijn in dit verslag gerapporteerd Buffercapaciteit De buffercapaciteit of beter gezegd de zuurbindingscapaciteit is gedefinieerd als het aantal mmol H+ dat door het uitgangsmateriaal wordt opgenomen tijdens een incubatieperiode. De zuurbindingscapaciteit is bepaald door het monster gedurende een uur bij 37 C te incuberen met een bekende hoeveelheid OJOOO M HCI. Na deze incubatieperiode is de overmaat aan HCI, met andere woorden de niet gebonden hoeveelheid H+ionen, bepaald door middel van terugtitratie tot ph = 3,OO. De zuurbindingscapaciteit is op drie tijdstippen per product per herhaling bepaald. De zuurbindingscapaciteit kan gezien worden als een maat voor de hoeveelheid zuur die de maag moet produceren om de ph zoveel te doen dalen dat er een optimale werking van pepsine mogelijk is. Het protocol staat in bijlage (An)organische stof Anorganische stof (Ruw as) Het gehalte aan ruw as is bepaald door het monster in een moffeloven bij 55OC te verbranden. Het restant is ruw as, bestaande uit oxiden en zouten van de minerale bestanddelen in het monster. Hiertoe werd per product circa 3 gram in duplo in een porseleinen schaaltje gewogen met behulp van een analytische balans. Vervolgens zijn de monsters verast bij een temperatuur van 55O C. Na een afkoelingsperiode van een uur in een exsiccator zijn de monsters gewogen met een analytische balans en vervolgens een uur na-verast en wederom gewogen. Indien het absolute verschil tussen 17

18 beide wegingen meer dan O,l% bedroeg van het ingewogen monster, werd het monster opnieuw gedurende een uur na-verast en gewogen (ISO 5984 / NEN 3329). Organische stof De organische stof van een product is dat deel van de droge stof, dat bij verbranding in de moffeloven verloren gaat. Het gehalte aan organische stof is berekend door het gehalte aan anorganische stof van het drogestofgehalte af te trekken. Omdat het hier om berekende gegevens gaat, worden de gehalten aan organische stof niet in het hoofdstuk resultaten vermeld Ruw eiwit en werkelijk eiwit Ruw eiwit Het ruw-eiwitgehalte is bepaald door het stikstofgehalte van het product te bepalen. Dit is gedaan door de Kjeldahl-stikstofbepaling. Hierbij werd het product gedestrueerd door het met geconcentreerd zwavelzuur te koken ( C) na toevoeging van een katalysator (CuSO,). Stikstof wordt vanwege de hoge oxidatiepotentiaal niet geoxideerd, maar omgezet tot NH4+. Na destructie is het destructiemengsel verdund met water en basisch gemaakt met geconcentreerde natronloog. Vervolgens is de vrijgekomen ammoniak kwantitatief overgedestilleerd en opgevangen in een bekende hoeveelheid 0,100 M boorzuur. Door de ammoniak direct terug te titreren met een sterk zuur kan de hoeveelheid stikstof in het monster worden berekend. Door het stikstofgehalte te vermenigvuldigen met de zogenaamde internationale eiwitfactor (6,25) is het ruw-eiwitgehalte berekend. Bij de monsters voerwei is het stikstofgehalte met 6,38 vermenigvuldigd, omdat het hier melkeiwit betreft en dit bevat per molecuul iets minder stikstof (ISO 5983 / NEN 3145). Werkelijk eiwit Voor de bepaling van het werkelijk eiwit is met de methode van Stutzer een scheiding aangebracht tussen het werkelijke eiwit en de overige N-houdende verbindingen (amiden) in het product. Hiertoe is het monster ingewogen en gesuspendeerd in heet water. Vervolgens is het werkelijk eiwit neergeslagen als een koperhydroxidecomplex. Hierna werd gefiltreerd en is het neerslag grondig uitgewassen met kokend demi-water. Vervolgens is in het filtraat het gehalte aan stikstof bepaald volgens de Kjehldahlmethode, zoals beschreven bij de ruw-eiwitbepaling Ruw vet Ter bepaling van het ruw-vetgehalte van de monsters is de methode van Berntrop gebruikt. Dit houdt in dat de monsters voordat de extractie begint eerst zijn ontsloten door ze een uur te koken met zoutzuur (3,0 N HCI). Na het koken zijn de monsters gefiltreerd en uitgewassen totdat er geen zuur meer op het filter aanwezig was. De filters met monster zijn vervolgens gedroogd in een vacuümstoof en daarna is het geheel geëxtraheerd in een Soxhlet-apparaat. Deze extractie gebeurde met petroleumether Het aanwezige ruw vet werd opgevangen in kolven, waarvan het droge leeggewicht bekend was. Door na de extractie de kolven opnieuw te drogen en te wegen is het ruw-vetgehalte berekend (ISO-DIS 6492) Zetmeel Het gehalte aan zetmeel en aan hoogmoleculaire afbraakproducten van zetmeel die onoplosbaar zijn in 40% ethanol is enzymatisch bepaald. Allereerst vond er extractie plaats met 40% ethanol, ter verwijdering van dextrinen en lagere suikers. Vervolgens werd het residu overgebracht in een maatkolf en gesuspendeerd in water. Door het monster achtereenvolgens vijf minuten in een kokend schud-waterbad en drie uur in een autoclaaf (13O C, 180 kpa) te plaatsen is het aanwezige zetmeel ontsloten. Ter hydrolyse van het aanwezige zetmeel zijn de monsters een uur ge incubeerd in een zwak zuur milieu met een enzymcocktail, bestaande uit amyloglucosidase, alpha-amylase en pullulanase. Door deze incubatie is al het aanwezige zetmeel gehydrolyseerd tot glucose. De monsters zijn gefiltreerd en in het filtraat is het gehalte aan glucose bepaald. Dit glucosegehalte is bepaald met behulp van een spectrofotometer bij 365 nm. Bedroeg het verschil tussen de duplo-bepalingen meer dan 2 g/kg absoluut + 2% van de gemiddelde waarde, dan werd de bepaling herhaald (NIKO-MEMO ). 18

19 3.4.8 Reducerende suikers en oplosbaar zetmeel De suikers en het oplosbaar zetmeel zijn uit het monster geëxtraheerd met 40% ethanol. Het extract is vervolgens met een zwak zuur (0,100 M HCI) gekookt, met als doel de suikers te hydrolyseren tot monosachariden. Hierdoor ontstond het extract waarin in aparte bepalingen het gehalte aan reducerende suikers en aan oplosbaar zetmeel zijn bepaald. De in het extract aanwezige vrije reducerende monosachariden kunnen koper( ll) reduceren naar koper(l). Koper(l) vormt met neocuproine (29 dimethyl-l,lo fenantroline hydrochloride) een okergeel gekleurd complex dat spectrofotometrisch is gemeten bij 460 nm. Het gehalte is in glucose-eenheden uitgedrukt. Voor de bepaling van het oplosbaar zetmeel is het extract geincubeerd met amyloglucosidase, waarna nogmaals het gehalte aan reducerende suikers is bepaald, zoals hierboven vermeld. Het verschil tussen dit tweede gehalte aan reducerende suiker en het eerste, vermenigvuldigd met een factor 0,9, is het gehalte aan oplosbaar zetmeel. Het protocol voor de bepaling van reducerende suikers en oplosbaar zetmeel staat in bijlage Lactose Omdat met de bepaling van het gehalte aan reducerende suikers niet geheel duidelijk was in welke mate de individuele suikers (lees: disachariden) worden meegenomen, is het lactosegehalte van de monsters voerwei met behulp van High Performance Anion Exchange - Pulsed Amperometric Detection (HPAE-PAD) bepaald. Het lactose is in hetzelfde supernatant als bij de bepaling van de vluchtige vetzuren bepaald, alleen is het supernatant nu niet verdund met fosforzuur Organische zuren Het gehalte aan vluchtige organische zuren (C2 t/m C6) is bepaald met behulp van gaschromatografie (GC). Ter voorbereiding van de bepaling zijn de verse monsters onder koeling (4 C) gecentrifugeerd ( rpm, G) en is het supernatant afgezogen. Het supernatant werd verdund met fosforzuur in de verhouding 1 : 20. In dit verdunde supernatant is met GC de gehalten aan vluchtige organische zuren bepaald. Mierenzuur (Cl) kon niet op deze manier bepaald worden, omdat het geheel in de GC verzadigd werd met mierenzuur Melkzuur, mierenzuur en ethanol Het gehalte aan melkzuur, mierenzuur en ethanol is bepaald met behulp van High Performance Liquid Chromatografie (HPLC). De monsters zijn op dezelfde wijze voorbereid als bij de bepaling van de organische zuren. Aan het supernatant werden nu echter enkele druppels geconcentreerd zwavelzuur toegevoegd tot ph = 2,0, om er zeker van te zijn dat de fermentatie gestopt was. In dit supernatant zijn met behulp van de HPLC de gehalten aan mierenzuur, melkzuur en ethanol bepaald. 3.5 Statistische analyses In de statistische analyse is alleen gekeken naar het verschil tussen de tijdstippen 0 en 144. De veranderingen van de gehalten op tijdstip 0 en tijdstip 144 zijn per herhaling berekend. Van de drie herhalingen is de Standard Error of Mean (SEM) berekend. De SEM is in de tabellen opgenomen. 19

20 4 RESULTATEN Alle gehalten zijn uitgedrukt in gram per kilogram product (g/kg). Bijlage 21 geeft van de geanalyseerde kenmerken de gehalten in gram per kilogram gecorrigeerde droge stof (gkg DSc). 4.1 Droge stof Het verloop van het drogestofgehalte van de onderzochte producten is weergegeven in figuur 3 en bijlagen 5a en 5b. Het drogestofgehalte is bepaald met behulp van de droogstoofmethode. Hierbij is niet gecorrigeerd voor de hoeveelheid melkzuur, vluchtige vetzuren en alcohol die tijdens deze bepaling vervluchtigt. Het gecorrigeerde drogestofgehalte wordt behandeld in paragraaf Het drogestofpercentage neemt weliswaar in alle producten af, maar de afname is alleen in startvoer, wei en aardappelstoomschillen aantoonbaar. In afmestvoer en tarwezetmeel is het drogestofgehalte op tijdstip 0 en 144 niet aantoonbaar verschillend. Start- en afmestvoer hebben absoluut gezien een grotere afname in drogestofgehalte dan tarwezetmeel, terwijl ze op tijdstip 0 uur een vergelijkbaar drogestofpercentage hebben. De variatie in totale afname van het drogestofgehalte gedurende 144 uur opslag was met name groot in afmestvoer en tarwezetmeel (zie bijlage 5a+b). De relatieve afname, uitgedrukt in procenten, geeft een iets ander beeld van de afname van de drogestofpercentages. De drogestofgehalten van startvoer en afmestvoer nemen gemiddeld met respectievelijk 8,5% en 9,4% af. Dit is redelijk vergelijkbaar met de 7,7% afname in aardappelstoomschillen. Het drogestofgehalte van de voerwei neemt relatief het meeste af, namelijk met 11,9%. Het drogestofgehalte van tarwezetmeel neemt gemiddeld het minst af, namelijk met 2,4%. 4.2 Zuurgraad In figuur 4 is het verloop van de zuurgraad (ph) per product uitgezet tegen de opslagduur. Het verloop van de ph per product staat in tabelvorm weergegeven in bijlage 6a. De variatie in het ph-verloop staat grafisch weergegeven in bijlage 6b. Met uitzondering van tarwezetmeel is een duidelijke verzuring van de opgeslagen producten te zien. Start- en afmestvoer laten ; s o ;2 ;4I & (-- Startvoer -+- Afmestvoer --EB- Voerwei.-&- Tarwezetmeel -+- Aardappelstoo~schillen Figuur 3: Het verloop van het drogestofgehalte (g/kg) in de tijd 20

21 een vergelijkbaar verloop van de ph zien. Ze hebben beide een relatief hoge ph op 0 uur (circa 58) waarna deze via een omgekeerde S-curve afneemt tot een ph van circa 3,8. De eindwaarde van de ph van beide brijvoeders is redelijk vergelijkbaar met de zuurgraden van de onderzochte vochtrijke bijproducten, die op tijdstip 144 uur circa 35 bedragen. Er is in alle producten sprake van een daling van de ph gedurende een opslag van 144 uur. De variatie in ph-afname tussen de drie herhalingen is klein voor alle producten (zie bijlage 6b). 4.3 Buffercapaciteit In tabel 1 is het verloop van de buffercapaciteit van de vijf onderzochte producten weergegeven De buffercapaciteit neemt in alle producten aantoonbaar af, uitgezonderd in tarwezetmeel. Ook blijkt dat de buffercapaciteit van startvoer hoger ligt dan die van Tabel 1: Verloop van de buffercapaciteit (meq/kg) per product in de tijd product1 tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS ,2 60,O 77, ,4 76,0 71,o ,o 164, ,2 156,5 48,8 74,5 64,2 Afname3 38,3 r+r 3,75 12,7 zt l,36 11,2 -tz 0,41 2,5 k 1,55 l5,3 zt 1,52 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 geen monster behorende bij dat tijdstip (zie bijlage 1) 3 absolute afname in buffercapaciteit op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 + Standard Error of Mean (SEM) , ,6 s 434 = 4, ,--+f- Startvoer d)- Afmestvoer -EI-- Voerwei +-- Tarwezetmeel --+- Aardappelstoomschi~le~ Figuur 4: Het verloop van de ph per product in de tijd 21

22 afmestvoer; beide zijn overigens hoger dan de buffercapaciteit van de drie vochtrijke bijproducten 4.4 Ruw as In tabel 2 zijn de gehalten aan ruw as op uur 0 en uur 144 weergegeven. De toename aan ruw as is alleen bij het afmestvoer aantoonbaar. Bij de overige producten is het ruwasgehalte op tijdstip 0 niet aantoonbaar verschillend met dat op tijdstip 144 uur. 4.5 Ruw eiwit en werkelijk eiwit In tabel 3 wordt het ruw-eiwitgehalte op uur 0 en uur 144 weergegeven. Aan de Standard Errors of Mean in de tabel is te zien dat de verandering in het ruw-eiwitgehalte tussen tijdstip 0 en 144 behoorlijk varieert, met name in beide brijvoeders. Voor alle producten is het ruw-eiwitgehalte op uur 144 niet aantoonbaar afwijkend van het ruw-eiwitgehalte op uur 0. Het gehalte aan werkelijk eiwit op tijdstip 0 en 144 wordt weergegeven in tabel 4. Het werkelijk eiwitgehalte van de aardappelstoomschillen na 144 uur opslag is aantoonbaar hoger dan bij het begin van de opslag. In de andere producten verandert het gehalte aan werkelijk eiwit niet gedurende opslag. De variatie van de afname aan werkelijk eiwit is aanzienlijk (zie SEM in tabel 4). 4.6 Ruw vet In tabel 5 worden de gehalten aan ruw vet weergegeven op uur 0 en uur 144. De gehalten aan ruw vet verschillen in geen van Tabel 2: De gehalten aan ruw as (g/kg) op uur 0 en uur 144 product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS 0 17,o l7, ,l 18, Toename* 0,l -t 0,17 0,8 * 0,15-0,3 -f: 0,16 0,o -t: 0,02-0,i $I 0,ll 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko * absolute toename in ruw-asgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 $- Standard Error of Mean (SEM) Tabel 3: De gehalten aan ruw eiwit (g/kg) op uur 0 en uur 144 product tijdstip (uren) STV AFM WEI TVVZ ASS 0 52,5 48,5 10,6 31,4 18, ,5 48,9 10,5 31,3 18,O Afname* 0,O k 0,81-0,4 $- 0,82 0,l -t 0,04 0,l -t 0,02 0,2 $- 0, STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko absolute afname in ruw-eiwitgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 -t: Standard Error of Mean (SEM) 22

23 de onderzochte producten op uur 144 ten 4.8 Reducerende suikers en oplosbaar opzichte van uur 0. zetmeel 4.7 Zetmeel Het verloop van het zetmeelgehalte per product is weergegeven in figuur 5 en bijlagen 7a en 7b. In zowel de brijvoeders als de aardappelstoomschillen is het zetmeelgehalte na 144 uur opslag aantoonbaar lager dan aan het begin van opslag. Bij tarwezetmeel verandert het zetmeelgehalte niet tijdens de opslag. De variatie tussen de drie herhalingen is beperkt (zie bijlage 7b). Voerwei bevat geen zetmeel en is derhalve ook niet geanalyseerd op zetmeel. Het verloop van het gehalte aan reducerende suikers staat weergegeven in figuur 6 en bijlagen 8a en 8b. Opvallend is de toename van het suikergehalte in startvoer en afmestvoer gedurende de eerste 36 uur van opslag, waarna het suikergehalte weer afneemt. In aardappelstoomschillen neemt het suikergehalte ook toe gedurende de eerste 36 uur en blijft dit vervolgens constant, De variatie in totale suikerafname tussen de drie herhalingen is met name groot in afmestvoer en tarwezetmeel (zie bijlagen 8a+b). De analyse zoals beschreven in bijlage 4 geeft Tabel 4: De gehalten aan werkelijk eiwit (g/kg) op uur 0 en uur 144 product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS ,2 41, ,9 13, ,2 40,9 57 j 16,9 135 Afname* 1,o fi 1,20 0,4 zl 059 0,4 rt: 0,18 0,O -1: 0,28-0,5 zt: 0,05 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TVVZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko * absolute afname in werkelijk eiwitgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 rt: Standard Error of Mean (SEM) Tabel 5: De gehalten aan ruw vet (g/kg) op uur 0 en uur 144 product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS! 0 12,o 17,6 13 J 7,5 14 f ,9 18, I 15 j Afname 1,l -f- 0,47-1,l I& 054 0,l -1-0,15 0,6-1- 0,34 0,l 1-0,06 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 absolute afname in ruw-vetgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 k Standard Error of Mean (SEM) 23

24 voor de voerwei geen volledig beeld, van- Het verloop van het oplosbaar-zetmeelgedaar dat er een extra analyse op lactose in halte staat grafisch weergegeven in figuur 7 voerwei is, die wordt beschreven in para- en is in tabelvorm weergegeven in bijlage 9. graaf 4.9. Het gehalte in beide brijvoeders neemt toe I I I I I,. B I I, I I I I I I I l I I I i t_ Startvoer +D-- Afmestvoer -&- Tarwezetmee~ --+- Aardappelstooms~hillen Figuur 5: Het verloop van het zetmeelgehalte (g/kg) in de tijd * Startvoer Afmestvoer -t%-- Tarwezetmeel -+- Aardappelstoomschillen Figuur 6: Het verloop van het gehalte aan reducerende suikers (g/kg) in de tijd 24

25 vervolgens constant. De gehalten aan oplos- baar zetmeel op tijdstip 0 en tijdstip 144 zijn voor startvoer, afmestvoer en aardappel- stoomschillen niet aantoonbaar verschillend. Voor tarwezetmeel is er een tendens tot een gedurende de eerste 36 uur en blijft vervolgens constant tot 72 uur, waarna het gehalte weer iets afneemt. Het oplosbaar-zetmeelgehalte van de aardappelstoomschillen neemt iets toe gedurende de eerste 36 uur en blijft = g 18 E 16?G 14 r g 8 = ~* Startvoer Afmestvoer -et- Tarwezetmeel --+ Aardappe~stoo~schi~~en Figuur 7: Het verloop van het gehalte aan oplosbaar zetmeel (g/kg) in de tijd Z E! 42 Z v: 38 0 Cs j I I I I I I, I I I I I I I I I I I I I Figuur 8: Het verloop van het lactosegehalte van voerwei (g/kg) in de tijd 25

26 afname. Voerwei bevat geen oplosbaar zetmeel. 4.9 Lactose Het verloop van het lactosegehalte in voerwei staat grafisch weergegeven in figuur 8 en bijlage 10b en is in tabelvorm weergegeven in bijlage loa. Duidelijk is de aantoonbare afname van het gehalte aan lactose. Op uur 12 is het gehalte aan lactose al lager dan op uur 0. Vanaf uur 48 tot uur 96 neemt het lactosegehalte nog verder af, maar iets geringer dan in de eerste 48 uur. Het laatste deel van de opslag (uur 96 tot uur 144) is de afname van het gehalte aan lactose weer iets geringer. Opvallend is de kleine variatie van de totale afname van het lactosegehalte tussen de drie herhalingen (zie bijlagen 10a+b). Het verschil tussen het lactosegehalte na 144 uur opslag en aan het begin van de opslag is aantoonbaar Organische zuren Mierenzuur (Cl) Het verloop van het mierenzuurgehalte staat grafisch weergegeven in figuur 9 en is in tabelvorm weergegeven in bijlage 11. In het startvoer is een aantoonbare toename van het gehalte aan mierenzuur te zien, waarbij de gehalten aan het eind van de fermentatie redelijk vergelijkbaar zijn met de gehalten in voerwei en aardappelstoomschillen (zie bijlage 11). In beide brijvoeders is het gehalte aan mierenzuur op tijdstip 144 ongeveer verdubbeld ten opzichte van tijdstip 0. In tarwezetmeel, wei en aardappelstoomschillen verandert het gehalte aan mierenzuur niet aantoonbaar. Het valt op dat het gehalte aan mierenzuur in tarwezetmeel op uur 0 duidelijk hoger is dan het gehalte in de andere producten Azijnzuur (C2) Het verloop van het azijnzuurgehalte staat weergegeven in figuur 10 en in bijlagen 12a en 12b. In elk product is een toename te zien in het azijnzuurgehalte, waarbij het verschil tussen tijdstip 0 en tijdstip 144 alleen voor de brijvoeders aantoonbaar is. Gedurende opslag wordt er meer azijnzuur gevormd in startvoer dan in afmestvoer. Daarentegen lijkt het azijnzuurgehalte in startvoer wel eerder stabiel dan in afmestvoer. In aardappelstoomschillen is het azijn- 2,00 T l,40 2 1,20 Z l,oo Z! & 5 0,80 z-_ 0, ,* Startvoer Afmestvoer --e- Voerwei -+- Tarwezetmeel -+ Aar~appelstoomsc~illen Figuur 9: Het verloop van het mierenzuurgehalte (g/kg) in de tijd 26

27 zuurgehalte vanaf uur 36 stabiel. De toename van azijnzuur in voerwei vindt met name in het tweede deel van de opslagperiode plaats. Tarwezetmeel bevat op tijdstip 0 al een hoog gehalte aan azijnzuur. Met uitzondering van afmestvoer en voerwei is de variatie van de totale toename van het azijnzuurgehalte behoorlijk groot (zie bijlagen 1 Za+b) Propionzuur (C3) De gehalten aan propionzuur worden grafisch weergegeven in figuur 11 en in tabelvorm weergegeven in bijlage 13. Uit deze tabel valt af te lezen dat in geen van de vijf producten een aantoonbare verandering van het gehalte aan propionzuur optreedt. Opvallend is het propionzuurgehalte in tarwezetmeel. Dit is hoger dan in de andere producten (iso-)boterzuur (C4) en (iso-)valeriaanzuur (CS) De gehalten aan iso-boter-, boter-, iso-valeriaan en valeriaanzuur op de diverse monstertijdstippen staan in tabelvorm weergegeven in respectievelijk bijlage 14, 15, 16 en 17. De gehalten aan iso-boterzuur zijn in alle monsters erg laag en liggen in de orde van enkele milligrammen per kg. Het gehalte aan iso-boterzuur na 144 uur opslag verschilt niet aantoonbaar van het gehalte aan het begin van de opslag. In geen van de onderzochte producten is een aantoonbaar verschil gevonden in het gehalte aan boterzuur tijdens de 6-daagse opslag. Het boterzuurgehalte in beide brijvoeders varieert tussen 0,OO g/kg en 0,02 g/kg. In voerwei varieert het boterzuurgehalte tussen 0,O-l g/kg en 0,02 g/kg en inaardappelstoomschillen tussen 0,02 en 0,04 g/kg. Het gehalte aan boterzuur in tarwezetmeel ligt hoger dan in de andere producten en varieert tussen 0,20 g/kg en 0,41 g/kg. De gehalten aan iso-valeriaanzuur liggen laag. Voor geen van de producten is er een verschil tussen het gehalte op tijdstip 0 en tijdstip 144. Voor start- en afmestvoer neemt het gehalte aan iso-valeriaanzuur toe van 0,OO g/kg tot 0,lO g/kg. In de monsters tarwezetmeel neemt het gehalte aan iso-valeriaanzuur tijdens opslag toe van 0,06 g/kg op uur 0 tot O,l9 g/kg op uur 144. Bij zowel de voerwei als de aardappelstoomschillen lig- 7,00 6,50 6,00 5,50 5,00 4,50 g 4,00 = 3,50 5 3,00 & 2,50 N 3 2,00 l,50 l,oo 0, , * Startvoer Afmestvoer ff- Voerwei --k+ Tarwezetmeel -+ Aarda~~e~stoomsc~i~len Figuur 10: Het verloop van het azijnzuurgehalte (g/kg) in de tijd 27

28

29 tijdens opslag van 0,12 g/kg op uur 0 tot 0,22 g/kg op uur 144. In afrnestvoer varieert het gehalte tussen 0,22 g/kg en 0,54 g/kg, in voerwei tussen 0,14 g/kg en 0,18 g/kg en in tarwezetmeel tussen 2,65 g/kg en 3,05 g/kg Melkzuur De gehalten aan melkzuur op de diverse monstertijdstippen zijn weergegeven in figuur 12 en in bijlage 18a en 18b. Met uitzondering van vloeibare tarwezetmeel neemt het gehalte aan melkzuur in alle producten aantoonbaar toe. Gedurende de opslag stijgen de melkzuurgehalten in start- en afmestvoer tot waarden die hoger zijn dan die in de bijproducten. Het patroon van de vorming van melkzuur is voor de brijvoeders een soort S-curve en is daarmee afwijkend van de bijproducten, hoewel het verloop in de aardappelstoomschillen ook naar een S-curve neigt. In het startvoer wordt meer melkzuur gevormd dan in het afmestvoer. Op productbasis zijn de gehalten aan melkzuur vergelijkbaar tussen de onderzochte bijproducten. Voerwei laat een vrijwel lineaire toename aan melkzuur zien. De toename van het melkzuurgehalte was voor alle producten consistent tussen de drie herhalingen (zie bijlage 18b) Ethanol Het verloop van het ethanolgehalte staat grafisch weergegeven in figuur 13 en bijlage 19b en is in tabelvorm weergegeven in bijlage 19a. In startvoer, afmestvoer en voerwei vindt een aantoonbare toename in ethanolgehalte plaats. Het afmestvoer laat met name vanaf uur 96 een sterk verhoogd ethanolgehalte zien, terwijl dit bij startvoer niet optreedt. Beide brijvoeders hebben overigens een duidelijk hoger ethanolgehalte dan de drie vochtrijke bijproducten, Tarwezetmeel en aardappelstoomschillen hebben een vrij constant ethanolgehalte. De variatie in het verloop van het ethanolgehalte is voor alle producten behoorlijk groot (zie bijlage 19b) Afgeleide resultaten In deze paragraaf worden enkele afgeleide resultaten gegeven. De afgeleide resultaten omvatten 1) het verloop in droge stof, gecorrigeerd voor vluchtige componenten, 2) een inschatting van het mogelijke verlies aan 12,50-11, , ,50 -- G * _cs) 6,25 -- aa z 5,00 -- Cs, = 3,75 -- Z 1, Startvoer -+- Afmestvoer -8_ Voerwei,+ Tarwezetmeel Aardappelstoomsc~il~en Figuur 13: Het verloop van het ethanolgehalte (g/kg) in de tijd 29

30 droge stof, 3) de verhouding tussen werkelijk eiwit en ruw eiwit, 4) de samenstelling van de gevormde organische zuren en ethanol, 5) het verloop van het gehalte aan nietzetmeel-koolhydraten (NSP) en 6) de berekening van de netto energie-inhoud van de producten Gecorrigeerde droge stof In tabel 6 wordt het verloop van het gehalte aan gecorrigeerde droge stof weergegeven in de tijd. Het drogestofgehalte is hierbij gecorrigeerd voor de vervluchtiging van organische zuren en alcohol. Bij de berekening is aangenomen dat de vluchtige vetzuren voor 50% vervluchtigen, het melkzuur voor 8% en de ethanol voor 100% (persoonlijke mededeling Smits, 1998; CVB-reeks, 1997). Bij vergelijking van de waarden in deze tabel met die in tabel 1 valt op dat het verlies aan gecorrigeerde droge stof in de tijd minder is dan het verlies aan droge stof, bepaald volgens de droogstoofmethode. De afname van het gecorrigeerde drogestofpercentage is voor wei en aardappelstoomschillen aantoonbaar De relatieve afname is het grootst bij voerwei (9,6%), gevolgd door aardappelstoomschillen (6,2%), startvoer (4,6%), afmestvoer (4,2%) en tarwezetmeel (1,9%) Verhouding ruw as en droge stofgecorrigeerd De verhouding tussen het ruw-asgehalte (RAS) en het gecorrigeerde gehalte aan droge stof (DSc) geeft een indicatie voor het werkelijke verlies aan organisch materiaal en staat weergegeven in tabel 7. Aangenomen is dat de totale hoeveelheid RAS in de droge stof niet verandert tijdens het fermentatieproces. Een toename van deze verhouding duidt op een verlies aan droge stof. In alle vijf producten treedt er verlies op, maar dit is alleen in startvoer, afmestvoer en wei aantoon baar, Verhouding tussen werkelijk eiwit en ruw eiwit In tabel 8 staat de berekende verhouding tussen het werkelijke eiwitgehalte en het Tabel 6: Verloop van het gecorrigeerde droge stof (g/kg) in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS ,1 24; , -l 248,6 238,5 253,9 253,4 252,7 250,7 253,O 253,9 254,5 249,3 248,l 243,4 70,7 70,l 70,2 70,o 69,l 68,5 67,9 66,2 64,7 63,9 232,4 232,l 232,2 231,8 231,7 231,l 229, ,0 141,2 139,4 139,8 138,3 138,5 136, f Afname3 11,6 zt- 4,83 10,5-1: 7,61 6,8 -$_ 0,78 4,4 zt 2,07 8,8-1: 1,18 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 geen monster behorende bij dat tijdstip (zie bijlage 1) 3 absolute afname in gecorrigeerde drogestofgehalte tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 Of- Standard Error of Mean (SEM) 30

31 ruw-eiwitgehalte op uur 0 en uur 144 weergegeven Allereerst valt op dat het aandeel werkelijk eiwit binnen het totaal aan stikstof voor de beide brijvoeders hoger is dan voor de bijproducten. Alleen bij de aardappelstoomschillen treedt er een aantoonbare verandering op in de verhouding tussen WE en RE. Hierbij valt op dat deze verhouding toeneemt, terwijl bij de overige producten deze verhouding neigt naar afnemen Niet-zetmeet-koolhydraten (NSP) In tabel 9 wordt het gehalte aan niet-zet- meel-kool hydraten (NSP) weergegeven. Het gehalte aan NSP neemt in startvoer en af- mestvoer aantoonbaar toe. In de drie vocht Onderling verloop van de aanwezige vluchtige vetzuren, melkzuur en ethanol in de tijd In figuur 14 staat het onderlinge verloop van de aanwezige vluchtige vetzuren (VFA s), melkzuur en ethanol weergegeven. Hierbij zijn de concentraties van de VFA s, melkzuur en ethanol uitgezet tegen de tijd. In start- en afmestvoer is duidelijk te zien dat er tijdens opslag hoofdzakelijk melkzuur wordt gevormd. Tegen het eind van de opslag vindt er in afmestvoer een verschuiving plaats van de vorming van melkzuur naar de vorming van ethanol. In de drie vochtrijke bijproducten verandert er weinig in de onderlinge verhouding waarin de fermentatieproducten aanwezig zijn. In voerwei en aardappelstoomschillen is dit hoofdzakelijk melkzuur, in tarwezetmeel omvat het totaal aan vluchtige vetzuren zo n 40% van het totaal aan aanwezige fermentatieproducten.. Tabel 7: Verloop van de verhouding ruw as/gecorrigeerde droge stof in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TVVZ ASS 0 0,068 0,068 0,101 0,028 0, ,072 0,074 0,107 0,028 0,056 Verlies2 53 t 1,50 9,6 t 2,50 6,3 $I 1,34 2,3 k 1,39 5,7+ 2,33 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; WZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko * absolute verlies aan organisch materiaal in procenten (berekening: Tl44 / 7-0 x ) $- Standard Error of Mean (SEM) Tabel 8: De verhouding tussen werkelijk eiwit en ruw eiwit op product-basis op uur 0 en uur 144 product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS 0 0,86 0,85 0,58 0,54 0, ,84 0,84 0, ,75 Verschuiving* 2,3 -t 4,19 1,9 zt: 1,82 7,3 zt: 250 o,-l -t 1,57-5,l & 0,45 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TMIZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko absolute verschuiving van werkelijk eiwit naar ruw eiwit in procenten (berekening: Tl44 / TO x ) + Standard Error of Mean (SEM) 31

32 Tabel 9: Het verloop van het gehalte aan NSP (g/kg) in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS 0 54,3 58,6 37 j 61,O 26, ,0 76, ,6 34,7 Toename2 21,7 -f; 4,05 17,7 z!z 1,76 2,9 * 2,89 3,6 3-2,41 2,9 I!z 2,91 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TVVZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 absolute toename in NSP-gehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0-1: Standard Error of Mean (SEM) Woetwei 45,oo.f Startvoer 4 Cs; $= 35,oo = 3 c G 25,OO E zo,00 z E 15,oo 2 1 5,oo 40,OO" G e 35,OO" s 30,OO" E G 25,OO" + 20,OO" 5 E 15,OO" s 10,OO" 5,oo t, 0 4-: 24 afil/ 72 Tarwezetmeel 45,oo Afmestvoer g ,oo.g 3 =_ CD z 25,OO g zo,00 E v: 15,oo 1 5,oo =ì 45,oo Li. - 4 g 35,oo.- = - 3 m 25,OO z zo,00 E 15,oo VS 1 5,oo I_ J Melkzuur B Ethanol -1 Vluchtige vetzuren Figuur 14: Verloop van aanwezige vluchtige vetzuren, melkzuur en ethanol in de tijd 32

33 rijke bijproducten is er geen aantoonbaar verschil tussen het NSP-gehalte op 144 uur na opslag en bij het begin van opslag Netto energiewaarde Om het geheel aan analyses in een praktisch kader te plaatsen is vóór opslag en na 144 uur opslag de netto energiewaarde van het voerdermiddel berekend. Hierbij is uitgegaan van de aangepaste formule voor NEv, zoals deze is vastgelegd in CVB-reeks, nr. 21 (juni 1997): NEv (MJ/kg) = (10,8 VRE + 36,l VRVET (ZETe + OZET) + 12,2 SUle + 95 (VOOS + CF Dl x SUIf + ZETf - OZET) + 4,9 AZZ + 11,5~Z + 14,l PRZ + 17,7 BZ + 21,3 ALC)/I,000 In deze formule zijn alle gehalten uitgedrukt in gram per kilogram gecorrigeerde droge stof * (Bijlage 20 bevat de verklaringen voor de gebruikte afkortingen en aannames) Op basis van de formule voor netto energie voor varkens kan de energiewaarde worden berekend door de uitkomst te delen door 8,8 (CVB, 1997). De in tabel 10 berekende waarden zijn berekend volgens de nettoenergieformule en derhalve op de in bijlage 20 vermelde aannames gebaseerd. De door de leveranciers opgegeven energiewaarden (EW) van startvoer, afmestvoer, voerwei, tarwezetmeel en aardappelstoomschillen bedragen respectievelijk: 1,20; 1,24; 1,27; 1,40; en 1,21 (100% ds). De energiewaarde van startvoer, tawvezetmeel, voerwei en aardappelstoomschillen wijzigt niet of nauwelijks gedurende een 6-daagse opslag. De energiewaarde van afmestvoer neemt iets toe in de tijd; dit beeld was in twee van de drie herhalingen consistent, maar in de derde herhaling bleef de energiewaarde gelijk. In de derde herhaling nam het ethanolgehalte, in tegenstelling tot in de eerste twee herhalingen, aan het einde van de opslagperiode minder toe. De ethanolgehalten op tijdstip 144 bedroegen 14,2 g/kg, 13,7 g/kg en 3,9 g/kg product in respectievelijk herhaling 1, 2 en 3. De energiewaarden blijven redelijk constant in de tijd, maar zoals reeds in paragraaf aangegeven is, is er in alle vijf producten wèl verlies aan organische stof. Voor een nadere discussie zie paragraaf 5.4. Tabel 10: Voederwaarde per kg droge stof, uitgedrukt in NEv en EW product STV AFM WEI TWZ ASS tijd NE@ EW2 NEv2 EW NEv2 EW2 NEv2 EW2 NEv2 EW ,20 10,89 1,24 11,ll 1,26 12,13 1,38 11,21 1, ,53 1,20 11,43 1,30 11,16 1,27 12,Ol 1,36 11,07 1,263 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 NEv = Netto energie-inhoud voor varkens in MJ/kg, EW = Energiewaarde (= NEv / 8,8). 33

34 5 DISCUSSIE 5.1 Proefopzet, monstername en producten Bij de opzet van dit experiment was het onmogelijk om de praktijksituatie, met opslagtanks van 50 tot 100 m3, volledig na te bootsen. Dit is ten eerste veroorzaakt doordat het van belang is dat alle te testen producten op hetzelfde tijdstip worden geleverd en gedurende dezelfde periode en bij gelijke omstandig heden worden opgeslagen. Ten tweede is het van groot belang dat representatieve monsters van een homogeen product worden genomen. Tenslotte werd deze monstername per product tien keer per week werd uitgevoerd. Een zo intensieve en representatieve monstername is op praktijkschaal niet realiseerbaar. De opslag van de brijvoeders en bijproducten is op kleine schaal nagebootst door opslagtankjes met 50 liter inhoud te gebruiken. Kleine vaten zullen sneller afkoelen of opwarmen bij respectievelijk lagere of hogere temperaturen in de onderzoeksruimte. De onderzoeksruimte had echter gedurende de etmalen een vrij constante temperatuur en bovendien was de omgevingstemperatuur voor alle producten identiek. De onderzochte vochtrijke bijproducten zijn iedere dinsdag tussen en uur geleverd. De producten zijn zo vers mogelijk geleverd om het fermentatieverloop zo goed mogelijk in kaart te brengen. Dit betekent dat de afname van bijvoorbeeld de gehalten aan suikers en zetmeel gedurende de eerste 24 uur relatief groter zijn dan in een praktijksituatie. De producten zijn bij iedere herhaling in schone tanks opgeslagen. Het fermentatieproces begon dus iedere week opnieuw. In de praktijksituatie blijven er in de opslagtanks resten van de vorige levering achter, waardoor de nieuwe batch geënt wordt met restproduct. Dit enten met restproduct versnelt de start van het fermentatieproces (Russell et al., 1996). Wanneer de hygiëne in de tank te wensen overlaat zullen wellicht andere omzettingen of verliezen door schimmels en gisten optreden. Het enten van producten met bacterie-stammen en/of vormingsproducten van bacteriën, zoals azijnzuur en melkzuur, kan een belangrijk hulpmiddel zijn om de fermentatie in de hand te houden en/of te sturen (Brooks, 1998). Het beheersen van het fermentatieproces wordt als één van de grootste problemen ervaren. In de praktijk is het veelal toeval of in de opslagtanks gewenste fermentatie door melkzuurbacteriën optreedt of juist ongewenste fermentatie door gisten en schimmels Door gebruik te maken van de in paragraaf 3.3 beschreven monsterbuizen en mixers is er bij het bemonsteren van de producten een representatief en homogeen monster genomen. Elk product had een eigen monsterbuis en mixer, zodat contaminatie tussen de producten werd voorkomen. De gekozen opslagperiode van 144 uur is voor het inzichtelijk maken van het fermentatieproces voldoende lang geweest. De ph en het drogestofgehalte zijn redelijk stabiel in het laatste traject van de fermentatie. Dit zijn de twee kenmerken waarop, in een vóórfase van dit onderzoek, de selectie voor de duur van de opslag en de bemonsteringstijdstippen is gemaakt. In de praktijk worden vochtrijke bijproducten en brijvoeders het meeste bij vleesvarkens gebruikt. De keuze voor start- en afmestvoer én de drie meest gebruikte bijproducten voerwei, tarwezetmeel en aardappelstoomschillen (OPNV, 1997) lag daarom voor de hand. In de praktijk worden bijproducten individueel opgeslagen, wat ook in de huidige proef is gedaan. In de praktijk wordt weliswaar een mengsel van bijproducten en een aanvullend mengvoer aan de dieren verstrekt, maar dit mengsel wordt globaal een uur voor het voeren in de brijvoerinstallatie gemengd en gemixt. Fermentatie zal derhalve niet of nauwelijks optreden. Daarom is zo n mengsel in de huidige proef niet opgenomen. Tenslotte is het van belang te beseffen dat deze proef is uitgevoerd met specifieke bijproducten, namelijk Borculo-Voerwei, Bondatar en Duynie-SUVA Aviko. Het fermentatieproces is sterk afhankelijk van de samenstelling en herkomst van het product. 34

35 5.2 Fysische eigenschappen 5.21 Droge stof De resultaten van deze proef laten zien dat tijdens de opslag het drogestofpercentage afneemt. Deze afname is het grootst in voerwei, gevolgd door aardappelstoomschillen De drogestofafname in start- en afmestvoe is bijna gelijk. Het drogestofgehalte van tar wezetmeel neemt slechts weinig af, hoewe de variatie tussen de diverse leveringen (lees: herhalingen) aanzienlijk is. Er is wein literatuur over veranderingen in het droge- g stofgehalte van bijproducten tijdens opslag. Edwards et al. (1986) onderzochten een partij aardappelstoomschillen tijdens een 7- weekse opslagperiode. Het drogestofgehalte op tijdstip 0 bedroeg 11,7% en na een week was dit gedaald tot 10,8%. De gevonden absolute daling van 1% van het drogestofgehalte is goed vergelijkbaar met de drogestofdaling van 1,08% van aardappelstoomschillen in de huidige proef. Met betrekking tot veranderingen in drogestofgehalte van voerwei, tarwezetmeel en start- en afmestvoer is geen literatuur voorhanden. De afname van het drogestofgehalte kan duiden op een omzetting van de aanwezige koolhydraten in melkzuur, vluchtige vetzuren (VFA s) en ethanol. Daarom dient het drogestofgehalte gecorrigeerd te worden voor de vervluchtiging van de gevormde fermentatieproducten tijdens het droogstoofproces. In de CVB-reeks (1997) worden indicaties gegeven voor het vervluchtigingspercentage van melkzuur, azijnzuur en alcohol tijdens drogen: respectievelijk 8%, 50% en 100%. Recentelijk heeft het ID-DL0 onderzoek uitgevoerd naar de vervluchtigingspercentages. Smits (persoonlijke mededeling, 1998) bevestigt dat deze percentages redelijk goed kloppen. Hij raadt aan om ook voor de overige VFA s een vervluchtiging van 50% te hanteren. Wanneer het gedeelte dat vervluchtigd is bij het drogestofgehalte wordt opgeteld, blijkt dat de afname van het drogestofgehalte geringer is, maar nog steeds voor alle vijf producten afneemt gedurende 144 uur opslag. Het verschil tussen het drogestofgehalte en het gecorrigeerde drogestofgehalte loopt binnen de drie bijproducten uiteen van 1,O g/kg tot 8,7 g/kg, afhankelijk van de hoeveelheden aan fermentatieproducten die zijn gevormd. In afmestvoer loopt het verschil zelfs op tot 13,9 g/kg. Over het algemeen loopt dit verschil op gedurende de fermentatie. In de praktijk wordt het drogestofgehalte niet gecorrigeerd voor de vluchtige componenten die in de onderzochte bijproducten aanwezig zijn. Bovendien wordt het gehalte niet aangepast in de tijd, dus in werkelijkheid wordt het drogestofpercentage van de bijproducten onderschat. Relatief neemt het (gecorrigeerde) drogestofgehalte het meeste af in voerwei, gevolgd door aardappelstoomschillen, startvoer, afmestvoer en tarwezetmeel. Een indicatie van het werkelijke verlies aan organische stof wordt verkregen door het ruw-asgehalte te delen door het gecorrigeerde drogestofgehalte. Alle onderzochte producten hebben een lagere verhouding tussen ruw as en gecorrigeerde droge stof, die bovendien varieert tussen de drie leveringen. Dit houdt in dat er inderdaad wat organische stof verloren gaat tijdens opslag. Met ander woorden de totale absolute hoeveelheid product neemt af gedurende opslag. Voor startvoer, afmestvoer en wei is het verlies aantoon baar, voor tarwezetmeel en aardappelstoomschillen niet ph en buffercapaciteit De ph van start- en afmestvoer verloopt volgens een omgekeerde S-curve. Na het inweken van start- en afmestvoer neemt de ph eerst licht toe, waarschijnlijk ten gevolge van het vrijkomen van bufferende componenten als eiwit en krijt die in deze voeders aanwezig zijn Op tijdstip 36 uur is de ph verlaagd, waarna op 96 uur een niveau bereikt wordt dat vervolgens constant blijft. In de literatuur is weinig informatie voorhanden met betrekking tot het fermentatieverloop van brijvoeders. Russell et al. (1996) vermelden dat de ph van brijvoer voor biggen direct na het aanmaken ongeveer 6,0 is en binnen 4 à 5 dagen daalt tot onder ph = 4,O. Ook zij gebruikten mengvoer met daarin koper en antimicrobiële groeibevorderaars. De phdaling was goed vergelijkbaar met die in het huidige onderzoek. De ph van voerwei en aardappelstoomschillen vertoont ook een neerwaartse curve: direct na levering een vrij snelle daling en daarna meer afvlakkend. Op zich lijkt het 35

36 reëel te suggereren dat ook bij deze producten de ph volgens een omgekeerde S-curve verloopt, alleen het tijdstip waarop deze producten worden afgeleverd bevindt zich later in de S-curve. De vochtrijke bijproducten zijn immers afkomstig van een nat productieproces en bevatten van nature meer melkzuurbacteriën dan droogvoer. Deze suggestie wordt ondersteund door bevindingen van Nicholsen et al. (1988); zij vermelden dat de ph van aardappelstoomschillen direct na de productie op de fabriek circa 5,8 is en daalt tot tussen de 4,5 en 3,0 op het moment dat de aardappelstoomschillen gevoerd worden. Edwards et al. (1986) vermelden dat in hun onderzoek de ph van aardappelstoomschillen binnen een week daalt van 3,9 naar 3,8. De beginwaarde is daarmee duidelijk lager dan in de huidige proef (ph = 4,4). Edwards et al. (1986) vermelden niets over de versheid van de onderzochte aardappelstoomschillen. Smits et al. (1996) onderzochten diverse partijen aardappelstoomschillen en vermelden een gemiddelde begin-ph van 3,9. De gemiddelde begin-ph van de voerwei was in dit experiment 4,l en is lager dan de waarde 45, die de fabrikant als jaargemiddelde opgeeft (productinfo Borculo Whey Products, 1997). De ph-waarde van tarwezetmeel neemt niet of nauwelijks af. De begin-ph is duidelijk lager dan die van de andere producten. Dit is het gevolg van de aflevereisen die de firma Bonda aan hun product stelt: de ph moet onder de 4,0 zijn voordat het product mag worden afgeleverd. Om dit te bereiken wordt aan het tarwezetmeel een mengsel van organische zuren toegevoegd dat dient als conserveermiddel. Net als in de andere producten zorgt het natte productieproces ervoor dat er in de fabriek al fermentatie heeft plaatsgevonden. De leverancier vermeldt een jaargemiddelde van ph = 3,7 (productinfo Bonda s Veevoederbureau BV, 1997), een waarde die goed overeenkomt met die van de in dit onderzoek gebruikte partijen tarwezetmeel (ph = 3,61). De buffercapaciteit van een rantsoen zegt iets over de hoeveelheid zuur die het rantsoen opneemt zonder dat de ph daalt. Met andere woorden: rantsoenen met een hoge buffercapaciteit, of beter gezegd een hoge zuurbindingscapaciteit, kunnen veel zuur dat in de maag van het varken wordt geproduceerd, binden. Vooral bij gespeende biggen met over het algemeen een ontoereikende zuurproductie kan dit problemen geven. Decuypere et al. (1997) vermelden dat een hoge buffercapaciteit bij biggen een aantoon baar lagere precaecale verteerbaarheid van organische stof, ruw eiwit, zetmeel en suikers geeft. In een literatuurstudie naar vochtrijke bijproducten (Scholten en Rijnen, 1998) wordt dit nader beschreven. Zeer opvallend is het feit dat startvoer een hogere buff ercapaciteit heeft dan afmestvoer. Dit wordt onder meer veroorzaakt door het hogere krijt- en eiwitgehalte, beide sterk bufferende componenten. Ook is de grondstoffensamenstelling van start- en afmestvoer verschillend. De hoge buffercapaciteit van startvoer lijkt tegenstrijdig met het gegeven dat jongere dieren meer problemen kunnen hebben met het laag houden van de ph in de maag. Tot op heden is er erg weinig literatuur verschenen over de buffercapaciteit van vochtrijke bijproducten. De in dit experiment onderzochte bijproducten hebben een lagere buffercapaciteit dan de twee brijvoeders. Normaliter zullen rantsoenen met deze vochtrijke bijproducten een lagere buffercapaciteit hebben dan droge mengvoeders of brijvoeders zonder bijproducten. Opvallend in dit experiment is ook dat de buffercapaciteit afneemt gedurende opslag, met uitzondering van de buffercapaciteit van tarwezetmeel. Nader onderzoek naar de buffercapaciteit van bijproducten en brijvoeders en de veranderingen tijdens de opslag is gewenst. 5.3 Chemische eigenschappen 53.1 Zetmeel, oplosbaar zetmeel en suikers Uit de resultaten blijkt dat het zetmeelgehalte in startvoer, afmestvoer en gemalen aardappelstoomschillen aantoonbaar afneemt. Wat betreft de aardappelstoomschillen moet rekening worden gehouden met het productieproces. Zoals de naam al aangeeft ontstaat dit bijproduct bij het, met behulp van stoom, schillen van aardappels, bij een temperatuur van 200 tot 210 C (Smits en Jongbloed, 1996). Het zetmeel dat in dit bijproduct aanwezig is wordt als volledig ontsloten beschouwd, waardoor de beschikbaarheid 36

37 van dit nutriënt voor de fermentatie hoger wordt. Ook Sourdioux et al. (1992) en Edwards et al. (1986) maken melding van een afname van het zetmeelgehalte in de tijd, waarbij alleen Edwards et al. (1986) ook de daadwerkelijke afname vermelden; het gehalte aan koolhydraten daalt binnen een week van 470 g/kg ds naar 365 g/kg ds. Goed vergelijkbaar hiermee is de absolute afname in het huidige experiment (van 604 g/kg ds naar 485 g/kg ds). Met betrekking tot de zetmeelafname in brijvoeders is er geen literatuur voorhanden. Suikers, en dan met name de kleinere suikers, worden gezien als de meest geschikte bron voor fermentatie (Prescott et al., 1996; Nout et al., s.a.). In de huidige proef neemt bij de twee brijvoeders, bestaande uit mengvoer met water, het suikergehalte eerst toe en later af. Hetzelfde geldt voor het gehalte aan oplosbaar zetmeel. In het begin worden er dus òf meer brokstukken van zetmeel gevormd dan later in de fermentatie òf later worden er per tijdseenheid meer brokstukken afgebroken tot suikers, waaruit vervolgens met name melkzuur en azijnzuur ontstaan. De toename van het suikergehalte is mogelijk toe te schrijven aan het gedeeltelijk afbreken van oligosachariden en polysachariden tot di- en monosachariden. Dit betekent echter niet dat de microben het aanwezige suiker niet fermenteren, maar waarschijnlijk is in het begin van de fermentatie het aanbod aan gevormde suikers groter dan de afbraak. Als de fermentatie op gang komt neemt eerst het aantal bacteriën enorm toe (exponentiële fase), gevolgd door een hoge productie van fermentatieproducten (Prescott et al., 1996). De gehalten aan suiker en oplosbaar zetmeel van de aardappelstoomschillen nemen eerst toe, waarna ze constant worden. Dit kan duiden op een afbraak van zetmeel naar reducerende suikers en oplosbaar zetmeel en in het begin van de fermentatie een iets lagere afbraak van deze suikers en oplosbaar zetmeel naar de fermentatieproducten. Tarwezetmeel vertoont een geringe afname van zetmeel en suikers tijdens de opslagperiode, hoewel er variatie tussen de drie leveringen is. De geringe afname zal een gevolg zijn van het feit dat tarwezetmeel in een stabiele fase van het fermentatieproces zit. Dit wordt mede bevestigd door de geringe veranderingen in drogestofgehalte, ph en organische zuren. Ook de toevoeging van een mengsel van organische zuren tijdens het productieproces speelt hierbij wellicht een rol. Het suikergehalte van de voerwei neemt af in de tijd. Hierbij dient opgemerkt te worden dat bij de analyse de reducerende suikers zijn bepaald. Het is niet duidelijk in welke mate lactose met het gebruikte protocol wordt bepaald. Daarom is in voerwei ook het lactosegehalte bepaald. Het gehalte aan lactose van voerwei neemt duidelijk af tijdens de opslag. Een groot deel van de lactose wordt omgezet in melkzuur. De afname van lactose in de drie leveringen is zeer constant Organische zuren, melkzuur en ethanol Uit deze proef blijkt duidelijk dat zetmeel, oplosbaar zetmeel en suikers tijdens opslag zijn omgezet naar onder andere vluchtige vetzuren, melkzuur en ethanol. In startvoer, afmestvoer, voerwei en aardappelstoomschillen worden grote hoeveelheden van deze producten gevormd. Edwards et al. (1986) sloegen aardappelstoomschillen op en vonden dat het gehalte aan melkzuur en azijnzuur van respectievelijk 18,8 g/l en 2,0 g/l toenam naar respectievelijk 29,l g/l en 6,7 g/l. In het huidige onderzoek neemt het gehalte aan melkzuur en azijnzuur in aardappelstoomschillen toe van respectievelijk 5,5 g/kg en 0,9 g/kg naar respectievelijk 18,8 g/kg en 2,2 g/kg. De waarden van Edwards et al. (1986) bij het begin van de proef komen goed overeen met de waarden die in huidige proef na zes dagen opslag worden bereikt. De begin-ph in het experiment van Edwards et al. (1986) was ook duidelijk lager dan de begin-ph in het huidige experiment. Dit geeft eens te meer aan dat het tijdstip waarop een bijproduct op het bedrijf komt van belang is voor het stadium waarin het fermentatieproces zich bevindt. In deze proef is aangedrongen op verse bijproducten, om daarmee het fermentatieproces zo volledig mogelijk in beeld te brengen. Bij de aardappelstoomschillen komt dit goed naar voren: de leverancier vermeldt melk- en azijnzuurgehalten van ongeveer 11,2 g/kg en 1,4 g/kg (productinfo BV Duynie, 1997). Deze waarden liggen tussen de 37

38 begin- en eindwaarden die gevonden zijn in de huidige proef. Smits et al. (1996) onderzochten diverse partijen aardappelstoomschillen van de firma Duynie, en melden gemiddelde melkzuur- en azijnzuurgehalten van respectievelijk 1 OJ g/kg en 3,7 g/kg. De leverancier van tarwezetmeel vermeldt melk- en azijnzuurgehalten van respectievelijk 8,7 g/kg en 3,8 g/kg (productinformatie Bonda s Veevoederbureau BV, 1997). De beginwaarden in de huidige proef bedroegen respectievelijk l5,8 g/kg en 4,9 g/kg, en namen toe tot 17,O g/kg en 6,8 g/kg. Smits et al. (1996) onderzochten diverse partijen tarwezetmeel van de firma Bonda, en melden gemiddelde melkzuur- en azijnzuurgehalten van respectievelijk 17,8 g/kg en 7,0 g/kg. Deze waarden komen goed overeen met de waarden gevonden in deze proef. Tarwezetmeel bevat naast melk- en azijnzuur ook ruimere hoeveelheden propionzuur en mierenzuur op het moment van leveren. Deze laatste twee organische zuren zijn geheel of deels toegevoegd als onderdeel van het organische zurenmengsel dat aan Bondatar wordt toegevoegd. Voerwei bevat op productbasis een vergelijkbaar melkzuurgehalte als aardappelstoomschillen en tarwezetmeel, maar op drogestofbasis bevat wei verreweg het hoogste melkzuurgehalte (232 g/kg op tijdstip 144; zie bijlage 21). Ook in start- en afmestvoer worden grote hoeveel heden melkzuur en organische zuren gevormd. Op productbasis is het melkzuurgehalte in de brijvoeders zelfs hoger dan in de bijproducten Fermentatie van brijvoeders lijkt dus goed mogelijk. Opvallend is dat in startvoer hogere gehalten aan melkzuur, azijnzuur en mierenzuur bereikt worden dan in afmestvoer. Daarentegen heeft afmestvoer hogere ethanolgehalten. Dit alles duidt op een ander soort fermentatie in de vorm van andere bacteriën die de overhand hebben of gisten die aan het einde van de opslagperiode de overhand krijgen. De grondstoffensamenstelling en het type antimicrobiële groeibevorderaar kunnen hierin een rol hebben gespeeld. Afmestvoer bevat een andere antimicrobiële groeibevorderaar dan startvoer (zinkbacitrine versus olaquindox) en ook de koolhydratenbron is verschillend (tapioca versus tarwe). Bovendien is er tussen de drie herhalingen een behoorlijke mate van variatie van het verloop van diverse kenmerken. Met andere woorden er is variatie in de omzetting van zetmeel, oplosbaar zetmeel en suikers in organische zuren en ethanol. Dit geeft aan dat wilde fermentatie een moeilijk te sturen proces is. Aanvullend onderzoek naar het effect van grondstoffensamenstelling op het fermentatieproces is gewenst. Het mogelijke effect van het tijdens de fermentatie gevormde melkzuur en de overige organische zuren op de technische resultaten en gezondheid wordt nader beschreven in een Iiteratuurstudie naar het gebruik van vochtrijke bijproducten (Scholten en Rijnen, 1998). 5.4 Ruw vet, ruw eiwit en werkelijk eiwit, NSP en voederwaarde Op productbasis zijn er van het ruw-vet- en ruw-eiwitgehalte geen aantoonbare veranderingen gevonden. Fermentatie van ruw vet door melkzuurbacteriën is ook niet waarschijnlijk zolang er andere voedingsbronnen zijn. Het feit dat het ruw-eiwitgehalte niet wijzigt is géén garantie dat er geen eiwit en/of aminozuren worden omgezet. Bacteriën hebben immers stikstof nodig voor hun groei en zullen dus een deel van het eiwit gebruiken voor het aanmaken van nieuwe biomassa. Ook is het mogelijk dat biogene aminen en/of ammoniak worden gevormd. Ruw eiwit bestaat grofweg uit werkelijk eiwit en niet-eiwit-stikstof (NPN). Veranderingen in de verhouding tussen het ruw eiwit en werkelijk eiwitgehalte (tabel 8) geeft iets aan over de veranderingen in NPN-fractie. De vraag of bacteriën werkelijk eiwit of NPN zullen gebruiken voor hun metabolisme is afhankelijk van de verteerbaarheid van het werkelijk eiwit en van de inhoud van de fractie NPN. De aantoonbare toename van de verhouding tussen ruw eiwit en werkelijk eiwit in aardappelstoomschillen duidt erop dat een deel van de NPN-fractie wordt gebruikt, mogelijk als bron voor nieuwe biomassa. Daarentegen lijkt de verhouding tussen ruw eiwit en werkelijk eiwit in startvoer, afmestvoer en voerwei af te nemen. Dit kan betekenen dat een deel van het werkelijk eiwit wordt gebruikt. De NSP-gehalten in de vijf producten nemen

39 toe gedurende de opslagperiode, hoewel dit alleen voor startvoer en afmestvoer aantoonbaar is. De NSP-fractie is een berekende fractie, waarbij geen rekening wordt gehouden met vluchtige componenten. Door een duidelijke suiker- en zetmeelafname neemt automatisch het gehalte aan (berekende) NSP toe. De berekening van de voederwaarde, en de daaraan ten grondslag liggende formules en wegingsfactoren, zijn in principe aan discussie onderhevig. De laatste jaren hebben er diverse aanpassingen van de NEv-formule plaatsgevonden. Dit rapport gaat daarom niet in op de juistheid van de absolute energiewaarden van de vijf producten, maar legt de nadruk op de verandering in de tijd. De berekende voederwaarden laten zien dat tijdens de 6-daagse opslag de voederwaarde nauwelijks afneemt, of in het geval van afmestvoer zelfs licht toeneemt. Dit is voornamelijk het gevolg van de hoge ethanolgehalten die in twee van de drie herhalingen zijn aangetoond (zie bijlage 19b). De berekende voederwaardes van de vijf producten komen goed overeen met de waarden zoals deze worden opgegeven door de leveranciers en er vinden geen duidelijke verhogingen of verlagingen in deze voederwaarde plaats tijdens dit experiment. De energiewaarde van de onderzochte producten is gelijk gebleven doordat er ten eerste een gewenste fermentatie is opgetreden en melkzuur hierbij het belangrijkste fermentatieproduct was. Ten tweede zijn de, in de rekenformule gebruikte, gehalten uitgedrukt op basis van de gecorrigeerde droge stof. Bij de opmerking dat de voederwaarde van de producten gelijk blijft dient nogmaals opgemerkt te worden dat de absolute hoeveelheid product, met andere woorden het totaal aantal kilo s, wèl afneemt (tabel 7). Dit houdt in dat er door fermentatie sowieso een deel van de ingekochte partij verloren gaat. Het verlies is mede afhankelijk van het type fermentatie dat optreedt. Met name fermentatie door gisten en schimmels is inefficiënt en zal meer verliezen geven. 5.5 Perspectief van gefermenteerde voeders Fermentatie van vochtrijke voeders en/of bijproducten staat sinds kort in de belangstelling van diverse onderzoeksgroepen in Denemarken, Engeland en Nederland. In een Deens experiment van Mikkelsen en Jensen (1997) met 16 gespeende biggen werd gefermenteerd brijvoer, betaande uit mengvoer en water, vergeleken met niet-gefermenteerd brijvoer. Uit analyses van het gefermenteerde voer bleek dat Lactobacilli de meest dominante micro-organismen waren en dat de aantallen coliformen en gisten laag waren. De lage ph van het voer (gemiddeld 43 werd grotendeels veroorzaakt door de hoge concentraties melkzuur en azijnzuur in het brijvoer (respectievelijk 19,l g/kg en 2,7 g/kg). De technische resultaten van de acht biggen die het gefermenteerde brijvoer kregen waren iets beter (p > 0,lO) dan die van de acht biggen die niet-gefermenteerd brijvoer kregen. In een Engels experiment van Russell et al. (1996) werd ook gefermenteerd brijvoer aan biggen verstrekt. Het experiment was gestart om droogvoer met brijvoer te vergelijken, maar door het brijvoer met het restvoer te enten werd er in feite (onbewust) gefermenteerd voer verstrekt. In het tweede deel van dit experiment werd dit enten wèl bewust gedaan en werd getracht controle op het fermentatieproces te behouden door te enten met 50% restvoer. Het voeren van het brijvoer verhoogde de voeropname en de groei aantoonbaar (Russell et al., 1996). Gefermenteerde brijvoeders zonder bijproducten zijn in feite een combinatie van mogelijk positieve aspecten; vochtrijk voer, de aanwezigheid van probiotica, hoge gehalten aan organische zuren en melkzuur en een lage ph. In een literatuurstudie naar het gebruik van vochtrijke bijproducten (Scholten en Rijnen, 1998) wordt aandacht besteed aan vochtrijke, koolhydraatrijke bijproducten en brijvoeders. Hierin worden onder andere de specifieke kenmerken en de mogelijke werkingsmechanismen van gefermenteerd voer en de invloed hiervan op de technische resultaten en de gezondheid van varkens behandeld. Bij het fermenteren van mengvoer is belangrijk dat het fermentatieproces onder zeer strikt gestuurde omstandigheden plaatsvindt, waarbij het enten van het brijvoer met specifieke bacteriestammen wellicht noodzakelijk is. Ook is het interessant meer ken- 39

40

41 6 CONCLUSIES - Gedurende een 6-daagse opslagperiode nemen zowel het drogestofgehalte als het gecorrigeerde drogestofgehalte in startvoer, afmestvoer, voerwei, vloeibare tarwezetmeel en aardappelstoomschillen af. - De ph neemt in alle vijf producten af in de tijd. Het ph-verloop van startvoer en afmestvoer is vergelijkbaar en neemt af van circa 5,7 op tijdstip 0 naar circa 3,8 op tijdstip 144. De eind-ph van de drie bijproducten is onderling vergelijkbaar en bedraagt circa 35 - De buffercapaciteit neemt in alle producten aantoonbaar af in de tijd, uitgezonderd in vloei bare tarwezetmeel. De buff ercapaciteit van de drie bijproducten is lager dan die van de brijvoeders. - Het zetmeelgehalte van beide brijvoeders, bestaande uit mengvoer en water, en van aardappelstoomschillen neemt aantoonbaar af in de tijd. Het zetmeelgehalte van vloei bare tarwezetmeel verandert niet in de tijd. - Het oplosbaar-zetmeelgehalte in beide brijvoeders neemt eerst toe, waarna het gehalte daalt. Bij tarwezetmeel is er een tendens tot een afnemend oplosbaar-zetmeelgehalte in de tijd. Bij aardappelstoomschillen worden geen veranderingen waargenomen. - Het suikergehalte neemt aantoonbaar af in startvoer en voerwei (lactose). - Met uitzondering van tarwezetmeel neemt in alle producten het melkzuurgehalte aantoonbaar toe. Op productbasis hebben start- en afmestvoer de hoogste melkzuurgehalten, waarbij startvoer een hogere eindwaarde bereikt dan afmestvoer. Het verloop van het melkzuurgehalte in de brijvoeders is volgens een S-curve, in de voerwei neemt het melkzuurgehalte rechtlijnig toe. In startvoer neemt mierenzuur aantoonbaar toe in de tijd. In alle vijf producten neemt azijnzuur toe, hoewel de toename alleen in de brijvoeders aantoonbaar is. Het propionzuurgehalte verandert niet. Op productbasis bevat tarwezetmeel op het tijdstip van leveren al hoge gehalten aan melkzuur, mierenzuur, azijnzuur en propionzuur. Het ethanolgehalte in startvoer, afmestvoer en voerwei neemt aantoonbaar toe. Het ruw-vet-, ruw-eiwit- en ruw-asgehalte veranderen niet in de tijd, uitgezonderd het ruw-asgehalte in afmestvoer. Het gehalte aan niet-zetmeel-koolhydraten (NSP) neemt aantoonbaar toe in startvoer en afmestvoer. De NSP-fractie van de drie vochtrijke bijproducten verandert niet. De berekende energiewaarde (EW) van startvoer, afmestvoer, voerwei, tarwezetmeel en aardappelstoomschillen verandert nauwelijks gedurende de opslagperiode. De verhouding tussen ruw as en gecorrigeerde droge stof laat in alle producten een afname zien. Er treedt verlies aan organische stof op. Dit is aantoonbaar voor startvoer, afmestvoer en wei. De chemische veranderingen in de tijd vertonen in alle producten veel variatie tussen de diverse leveringen. 41

42 LITERATUUR Anonymus, Zuivel, Voeding en Gezondheid. Uitgave van de Stichting Zuivel, Voeding en Gezondheid. Beers-Schreurs, H.M.G. van The changes in function of the large intestine of weaned pigs. Proefschrift Faculteit Diergeneeskunde Rijksuniversiteit Utrecht Bohnhoff, M., C.P. Miller and W.R. Martin Resistance of the mouse s intestinal tract to experimental Salmonella infection: factors which interfere with the initiation of infection by oral inoculation. Journal of Expt. Med., 20, p Breves, G Effects of probiotics and growth promotor antibiotics on health and performance of farm animals. In: Proceedings of the 5th International Symposium on Animal Nutrition, Kaposvar, Hongarije, p Brooks, P Realising the growth potential of newly weaned pigs: The problems and promise of liquid feeding. Pig Progress, 14, 1, p Cole, D.J.A., R.M. Beal and JR. Luscombe The effect on performance and bacterial flora of lactic acid, propionic acid, calcium acryla te in the drinking water of weaned pigs. Veterinary Records, 83, p CVB Berekeningswijze van de netto energie waarde van voedermiddelen voor varkens. CVB-reeks nr. 21, juni CVB Centraal Veevoederbureau, Veevoedertabel Decuypere, J., M. de Bruyn and N. Dierick Influence of the buffering capacity of the feed on the precaecal digestibility in pigs. In: Proceedings VII th International Symposium on Digestive Physiology in Pigs, Saint Malo, France, May , p Eckel, B., M. Kirchgessner und F.X. Roth Zum Einfluss von Ameisensaure auf tägliche Zunahmen, Futteraufnahme, Futterverwertung und Verdaulichkeit. Journal of Animal Physiology and Animal Nutrition, 67, p Edwards, S.A., C.B. Fairbairn and A.L. Capper Liquid potato feed for finishing pigs: feeding value, inclusion rate and storage properties. Animal Feed Science and Technology, 15, p Eidelsburger, U., F.X. Roth und M. Kirchgessner Zum Einfluss von Ameisensäure, Calciumformiat und Natriumhydrogencarbona t auf tägliche Zunahmen, Futteraufnahme, Futterverwertung und Verdaulichkeit. Journal of Animal Physiology and Animal Nutrition, 67, p Ewing, W.N. and D.J.A. Cole The living gut - an introduction to micro-organisms in nutrition. The Midlands Book Typesetting Company, Loughborough, England. Fuller, R. and B.E. Booker Lactobacilli which attach to the crop epithelium of the fowl. American Journal of Clinical Nutrition, 27, p Fuller, R. and C.B. Cole The scientific basis of the probiotic concept. In Probiotics: Theory and Applications, Stark. B.A., J.M. Wilkinson (eds.), p Chalcombe Publications, Marlow. Giesting, D.W., M.A. Roos and R.A. Easter Evaluation of the effect of fumaric acid and sodium bicarbonate addition on performance of starter pigs fed diets of different types. Journal of Animal Science, 69, p Gilliland, S.E Benefical inter-relationships between certain microorganisms and humans: candida te micro-organisms for use as dietary adjuncts. Journal of Food Prot., 42, p Hill, I.R., R. Kenworthy and P. Porter Studies on the effect of dietary Lactobacilli on in-vitro catabolic activities of the smal/ 42

43 intestinal micro-flora of newly weaned pigs. Journal of Med. Microbioloy, 3, p Kirchgessner, M. and F.X. Roth fumarit acid as a feed additive in pig nutrition. Pig News and Information, 3, 3, p Kirchgessner, M., B. Eckel, F.X. Roth und U. Eidelsburger Zum Einf/uss von Ameisensäure auf Korperzusammensetzung und Nahrstoffretention. Journal of Animal Physiology an Animal Nutrition, 67, p. lol Loo, D.J.P.H. van de en R.H.J. Scholten Brjproducten via de drinknippel bij gespeende biggen en vleesvarkens. Proefverslag Pl. 186, Praktijkonderzoek Varkenshouderij, Rosmalen. Mikkelsen, L.L. and B.B. Jensen Effect of fermented liquid feed (FLF) on growth performance and microbial activity in the gastrointestinal tract of weaned pigs. In: Proceedings VII th International Symposium Digestive Physiology in Pigs, Saint Malo, France, May , p Muralidhara, K.S., G.C. Sheggeby, P.R. Elliker, D.C. England and W.E. Sandine Effect of feeding Lactobacilli on the coliform and Lactobacillus flora of intestinal tissue and faeces from piglets. Journal of Food Protection, 40, p Nicholson, J.W.G., P.M. Snoddon and P.R. Dean Digestibility and acceptability of potato steem peal by pigs. Canadian Journal of Animal Science, 68, p Nout, M. J.R., F.M. Rombouts, A. Noomen en B. Krol, s.a.. Fermentatie van Levensmiddelen. Dictaat Leerstoelgroep Levensmiddelentechnologie, Landbouwuniversiteit Wageningen OPNV Persbericht Overleggroep Producenten Natte Veevoeders. Porter, P. and R. Kenworthy A study of intestinal and urinary amines in pigs in relation to weaning. Res. Veterinary Science, 10, p Prescott, L.M., J.P. Harley and D.A. Klein Microbiology. WCB publishers, Chicago, United States of America. Productinfo Bonda s Veevoederbureau BV ProduCtinfo Borculo Whey Products Productinfo BV Duynie Prohászka, L. and F. Baron The predisposing role of high dietary protein supplies in en teropa thogenic E. coli in fections of weaned pigs. Zbl. Vet. Med. B. Vol. 28, p Roach, S., D.C. Savage and G.W. Tannock Lactobacilli isolated from the stomach of conventional mice. Applied Environmental Microbiology, 33, p Russell, P.J., T.M. Geary, P.H. Brooks and A. Campbell Performance, water use and effluent output of weaner pigs fed ad libitum with either dry pellets or liquid feed and the role of microbial activity in the liquid feed. Journal of Science for Food and Agricultur, 72, p Sandine, W.E Roles of Lactobacillus in the intestinal tract. Journal of Food Protection, 42, p SAS SAS/STAT Users Guide: Statistics (Release 6.04 Ed.) SAS Institute Inc., Cary, NC, USA. Savage, D.C., R.J. Dubos and R.W. Schaed- Ier The gastrointestinal epithelium and its autochtonous bacterial flora. Journal of Exp. Medicine, 127, p_ Schindler, J. and R.D. Schmid Fragrance of aroma chemicals -microbial synthesis and enzymatic transformation- A Review. Process. Biochem., 17, p Schneider, R., F. Kreienbring, G. Bolduan und M. Beek Biogene Amine in der Digesta von Schweinen. Archives in Animal Nutrition, 39, 12, p

44 Scholten, R.H.J., A. I.J. Hoofs en N. Verdoes Bijproducten in relatie tot technische resultaten en milieukenmerken bij vleesvarkens. Proefverslag Pi, 187, Praktijkonderzoek Varkenshouderij, Rosmalen. Scholten, R.H.J. en M.M.J.A. Rijnen liet gebruik van vochtrijke bijproducten. Proefverslag Pl.21 0, Praktijkonderzoek Varkenshouderij, Rosmalen. Siva Kengetallenspiegel Smits, B. en R. Jongbloed //ea/e en feacale verteerbaarheid en voederwaarde van twee partijen aardappelstoomschillen voor v/eesvarkens. Rapport ID-DLO, nr , Lelystad, Smits, B., A.H. van Gelder en J.W. Cone Samenstelling koolhydraa tfractie in partijen aardappelstoomschillen, ontsloten aardappelzetmeel, tarweibdampconcentraat en tarwezetmeel. Rapport ID-DLO, nr , Lelystad. Sourdioux, M., F. Gatel, J.P. Bonhoure et C. Kerveadou Utilisation de Sous-Produits Agro-lndustriels dans L Alimentation Porcine: 2. Composition chimique et digestibilité de sous-produits de I amidonnerie de blé et de Industrie de la pomme de terre. Journées Rech. Porcine en France, 24, p Weinack, O.M., G.H. Snoeyenbos and C.F. Smyser A supplemental test system to measure competitive exclusion of Salmonellae by native micro-flora of the chicken gut. Avian Dis., 23, p

45 BIJLAGEN Bijlage 1: Bemonsteringsschema fase A en B FASE A Alle vijf producten Uur 0 Uur 4 Uur 10 Uur 22 Uur 28 Uur 34 Uur 46 Uur 52 Uur 58 Uur 70 Uur 76 Uur 82 Uur 100 Uur 124 Uur 148 X X X X X X X X X X X X X X X FASE B STV AFM WEI TVVZ ASS Uur 0 Uur 3 Uur 6 Uur 12 Uur 24 Uur 36 Uur 42 Uur 48 Uur 60 Uur 72 Uur 96 Uur 144 X X X. X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X STV = startvoer + water; AFM = afrnestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 45

46 ! Bijlage 2: Samenstelling onderzochte voeders en bijproducten Product Nutriënt2/ grondstof3 STV AFM WEI TWZ ASS Vocht 113,2 107,7 AS 62,8 62,2 Eiwit 182,l 163,3 Vet 38,4 54,3 Ruwe celstof 59,5 67,9 Zetmeel 379,7 372,3 Suiker 50,6 53,4 EW 1,06 1,09 992,9 750,o 100,o 24,0 155,o 131,o 25,0 29,0 00 f 17,o ,0 148,O 1,27 1,40 860,O 60,O 130,o Tarwe Gerst ** Kr@ Raapschroot 00 Soyaschroot 50% Cassave Overige Olaquindox Zinkbacitracine Zuurtoevoeging l75,0 10,o 81,O 160,O 233, Ja 34, la 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko * Nutriënten in g/kg ds voor de vochtrijke bijproducten en in 88% ds voor de beide mengvoeders 3 Grove samenstelling van mengvoeders in g/kg ds, indicatie van aanwezige anti-microbiële groeibevorderaar 46

47 Bijlage 3: Protocol ter bepaling van de buffercapaciteit 1 Doel en toepassingsgebied Bepaling van de zuurbindingscapaciteit van (natte) voeders, (natte) bijproducten en grondstoffen. Met name de zuurbindingscapaciteit van voeders voor jonge biggen moet voldoende laag zijn, omdat deze diercategorie moeite heeft met de zuurproductie in de maag. Dit kan verterings- en gezondheidsproblemen veroorzaken. Door goede kennis van de zuurbindingscapaciteit van voeders en grondstoffen kan rekening gehouden worden met de verterings- en secretiecapaciteiten van het dier. 2 Definitie/toelichting De zuurbindingscapaciteit, uitgedrukt in mmol H+ per kg, wordt verkregen volgens de beschreven methode. De zuurbindingscapaciteit is het aantal mmol zuur (H+) dat door het uitgangsmateriaal kan worden opgenomen tijdens een incubatieperiode. 3 Principe Aan een vaste hoeveelheid product wordt een bekende overmaat zuur toegevoegd, waarna dit mengsel gedurende een uur wordt ge incubeerd bij een temperatuur van 37 C. Hierdoor wordt een gedeelte van het zuur door het uitgangsproduct gebonden (nabootsing van de opname van het maagsecreet door het voer). De (niet gebonden) overmaat van het zuur wordt vervolgens bepaald door middel van een terugtitratie met natronloog, waarna de hoeveelheid gebonden zuur eenvoudig berekend kan worden. De zuurbindingscapaciteit wordt uitgedrukt in mmol H+ per kg. Indien gewenst kan het ook op basis van het percentage droge stof worden uitgedrukt. 4 Precisie Met uitzondering van verse monsters worden duplo-analyses niet in dezelfde meetserie gemeten. Het verschil tussen de duplo s mag niet meer bedragen dan 2 mmol H+/kg l * * Benodigdheden Verbruiksmaterialen Zoutzuur, 0,lOOO M Natronloog, 0,lOOO M Gebruiksmaterialen Analytische balans (0,l mg) Automatische buret (20 ml) Schud-waterbad (37 C) Wijdmondige erlemeyers (100 ml) ph-meter (inclusief temperatuurcorrectie) Werkwijze Monste~oorbereiding Het is van groot belang om met een goed gehomogeniseerd monster te werken. Droge producten worden op de gebruikelijke wijze gehomogeniseerd en bemonsterd; natte producten worden goed gemengd en met een lepel of pipet bemonsterd. Uitvoering van de bepaling Weeg 2 gram droge sitof van het monster af in een wijdmondige erlemeyer van 100 ml op 0,1 mg nauwkeurig. Voeg met een automatische buret 20,OO ml 0,lOOO M HCI (5.1.1) toe. 47

48 6.2.3 Plaats de erlemeyer gedurende 1 uur in een schud-waterbad (120 rpm, 37 C) Plaats de ph-elektrode in het monster en voeg met een automatische buret, onder licht schudden, druppelsgewijs OJOOO M NaOH toe tot ph = 3,OO De overgang van ph = 2,99 naar ph = 3,00 is het eindpunt. Bij extra toevoeging van enkele druppels NaOH blijft de ph 3,00, maar de titratie is dan te ver doorgevoerd. 7 Berekening De zuurbindingscapaciteit, uitgedrukt in mmol H+ per kg, wordt als volgt berekend: (20,00ml x OJOOO M HCI) - ( x ml x 0,lOOO M NaOH) inweeggewicht (g) x Bij uitdrukking van het resultaat op basis van de droge stof van het product wordt vermenigvuldigd met 1.OOO/DS (g/kg). 8 Normale waarden Binnen grondstoffen is de spreiding van de zuurbindingscapaciteit doorgaans klein, mits ze geen verschillende bewerkingen hebben ondergaan. Tussen grondstoffen c.q. voeders is de spreiding enorm. Uitgedrukt op basis van de droge stof liggen normale waarden voor de zuurbindingscapaciteit van grondstoffen en voeders tussen 600 en 900 mmol Hf per kg. Met name afzonderlijke (natte) grondstoffen kunnen hier iets onder liggen. Zo hebben respectievelijk tarwezetmeel en aardappelstoomschillen een zuurbindingscapaciteit tussen respectievelijk 300 en 400 mmol H+ per kg en 400 en 500 mmol H+ per kg DS. In enkele dierlijke grondstoffen komen erg hoge waarden voor; vismeel en diermeel hebben respectievelijk een zuurbindingscapaciteit van en mmol H+ per kg DS, onder andere veroorzaakt door een hoog vetgehalte. 9 Literatuur Prohaszka, L. en ~ Baron, The Predisposing Rok of High Dietary Protein Supplies in Enteropathogenic E. Coli Infections of Weaned pigs. Zbl. Veterinary Medicine B, 27, p

49 Bijlage L 1;: Protocol ter bepaling van de gehalten aan reducerende suikers en oplosbaar zetmeel 1 Doel en toepassingsgebied Bepaling van de gehalten aan reducerende suikers (c.q. ruw totaal suiker) en oplosbaar zetmeel. Toepasbaar op veevoeders, veevoedergrondstoffen en producten van dierlijke oorsprong. 2 Definitie De gehalten aan reducerende suikers en oplosbaar zetmeel worden verkregen volgens de beschreven methode. Onder reducerende suikers wordt verstaan alle koolhydraten die een reducerend karakter hebben en oplosbaar zijn in 40% ethanol. Onder oplosbaar zetmeel wordt verstaan het verschil tussen het gehalte aan reducerende suikers vóór en ná een enzymatische behandeling (vermenigvuldigd met een correctiefactor 0,9). 3 a. b. Principe Reducerende suikers De aanwezige suikers worden uit het monster geëxtraheerd met 40% ethanol en vervolgens in een zwak zuur milieu gehydrolyseerd tot monosachariden. Na deze hydrolyse wordt koper (11) door oxidatie van de monosachariden gereduceerd tot koper (1). Koper (1) vormt met neocuproine (2,9 di-methyl-1,lo fenantroline hydro~hloride) een okergeel gekleurd complex dat spectofotometrisch wordt gemeten bij 460 nm. Het gehalte aan reducerende suikers wordt uitgedrukt in glucose-eenheden. Oplosbaar Zetmeel Na de extractie en hydrolyse tot monosachariden, zoals vermeld bij a, wordt het extract geïncubeerd met amyloglucosidase. Vervolgens wordt het gehalte aan reducerende suikers bepaald met behulp van de neocuproïne-kleuringsreactie, zie a. Het gehalte aan oplosbaar zetmeel is nu het verschil tussen dit gehalte aan reducerende suikers en het gehalte aan reducerende suikers gevonden bij bepaling a, vermenigvuldigd met een factor 0,9. 4 Precisie Met uitzondering van verse monsters worden duplo-analyses niet in dezelfde meetserie gemeten. Bij de vaststelling van het maximale verschil tussen de duplo s wordt onderscheid gemaakt tussen de eerste bepaling van het gehalte aan reducerende suikers (3a) en het tweede gehalte aan reducerende suikers (3b). Het verschil tussen de duplo s mag bij bepaling 3a niet meer bedragen dan 2 g/kg + 1% van de gemiddelde waarde van de duplo s. Het verschil tussen de duplo s mag bij bepaling 3b niet meer bedragen dan 5 g/kg bij een gehalte aan reducerende suikers van 50 g/kg en niet meer dan 8 g/kg bij een gehalte aan reducerende suikers van 100 g/kg. 5 Benodigdheden 51 Verbruiksmaterialen 5 1.l Ethanol, 40% (v/v) geneutraliseerd ten opzichte van fenol~ale ien Zoutzuur, 0,lOOO M Natronloog, 0,lOOO M. 5 1 *. 4 Kleurreagens Los 0,100 g neocupro ine ( 2,9 di-methyl-1 JO fenantroline hydrochloride ) op in circa 150 ml water (millipore). Voeg toe 0,060 g koper( II)suIfaat-5-hydraat en 4,82 g natriumcarbonaat (watervrij). 49

50 Vul aan met water (millipore) tot 500 ml. (voldoende voor ruim 100 bepalingen) De oplossing maximaal twee dagen in een donkere fles bewaren Glucose standaardoplossingen (0, 20, 40, 60, 80, 100 mg glucose per liter) Voorbeeld: Stock-oplossing bevat 1,000 gram glucose per liter. Pipetteer dan achtereenvolgens 0, 1, 2, 3, 4, 5 ml van deze stockoplossing in maatkolven van 50 ml. Vul de maatkolven aan met water (millipore) tot aan de streep Acetaatbuffer, ph = 4,8. Vul 400 ml 2,0 mol/1 azijnzuur aan tot 1,00 liter met 2 mol/1 natriumacetaat Amyloglucosidase-oplossing. Vul 350 mg amyloglucosidase aan met tienmaal verdunde acetaatbuffer tot 100 ml * 5 2 * :2:10 Gebruiksmaterialen Analytische balans (0,l mg) Magneetroerders Diluter Centrifuge, geschikt voor 100 ml-buizen Schud-waterbaden (60 C 75OC en 100 C) Vortex Maatkolven (100 ml en 50 ml) Spectrofotometer (460 nm) Dispensers (voor alcohol: 25 ml, voor water: instelbare hoeveelheid tot 30 ml) Divers glaswerk 6 Werkwijze 61. Monstervoorbereiding De luchtdroge of vriesdroge monsters worden op de gebruikelijke wijze gehomogeniseerd en bemonsterd. 62. a Uitvoering van de bepaling Het aanmaken van de werkoplossing (oplossing A): Weeg 2 gram monster (lucht- of vriesdroog) op 0,l mg nauwkeurig af in een maatkolf van 100 ml. (Het is belangrijk om per serie twee blanco-bepalingen mee te nemen, dat wil zeggen alle reagentia zonder ingewogen monster) Voeg met een dispenser circa 75 ml 40% ethanol (5.1.1) toe en meng (extraheer) gedurende één uur, met behulp van een vlo en een magneetroerder. Vul, na verwijdering van de vlo, de maatkolf aan tot aan de streep met 40% ethanol. Homogeniseer en centrifugeer de oplossing 10 minuten bij rpm (circa 1.300G). Pipetteer 10 ml supernatant in een maatkolf van 50 ml en voeg circa 15 ml H,O (millipore) toe. Voeg met een automatische pipet 7,50 ml OJOOO M HCI (5.1.2) toe en plaats de maatkolven gedurende 30 minuten in een kokend schud-waterbad (circa 140 rpm). Koel de maatkolven af in stromend water en neutraliseer de oplossing vervolgens met 7,50 ml 0,lOOO M NaOH (5.1.3). Vul de maatkolven aan met H,O (millipore) tot de streep. Homogeniseer de oplossing (= oplossing A) en breng deze over in monsterpotten van 100 ml. In oplossing A wordt vóór en ná incubatie met AGS het gehalte aan reducerende suikers bepaald. b Bepaling van het gehalte aan reducerende suikers: Verdun met behulp van een diluter oplossing A tien keer, dit is afhankelijk van de geschatte hoeveelheid aanwezige suikers. Houdt hierbij rekening met het gehalte aan glucose van de hoogste standaardoplossing (100 mg/l) Breng met behulp van een diluter, met kleurreagens (5.7.4) als diluent, 0,20 ml van de verdunde oplossing A en 3,80 ml kleurreagens in een kleine reageerbuis. 50

51 0 s

52 - Oplosbaar Zetmeel = (Suiker 2 - Suiker 1) x 0,9 - Suiker 2 = S2 x Vl x V2 x (V3) x Volume Inweeg x Waarbij: Suiker 2 s2 Vl v2 (V3) Volume Inweeg = Het gehalte aan reducerende suikers uitgedrukt als glucose in g/kg = Het gehalte aan glucose berekend uit de ijklijn in mg/l, gecorrigeerd voor de blancobepaling. = Eerste verdunningsfactor (5) (6.2.5) = Tweede verdunningsfactor (123 (6.2.14) = Eventueel een derde verdunning (6.2.17) = Het volume van de maatkolf waar het monster wordt ingewogen (100) (6.2.1) = Het inweeggewicht (g) (6.2.1) 52

53 Bijlage 5a: Verloop van het drogestofgehalte (g/kg product) in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS ,5 253,3 248,4 252,9 246,8 252, -l 244,4 248,9 244,9 250,i 247,l 250,3 245,1 250,2 243,l 244,8 240,4 240,6 228,4 229,5 69,5 69,0 68,9 68,6 67,5 66,9 66,O 64,0 62,2 61,2 224,7 224,6 225,O 224,l 224,-l 223, ,9 220,4 219,2 139,8 138,O 138,3 136,2 135,9 133,5 135,2 133,3 130,8 129,o Afname3 21,i & 3,83 23,8 & 10,89 8,3 -t: 0,84 5,5 I!I 2,69 10,8 -f- 1,57 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 geen monster behorende bij dat tijdstip (zie bijlage 1) 3 absolute afname in drogestofgehalte tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 & Standard Error of Mean (SEM) 53

54 Bijlage 5b: Verloop van het drogestofgehalte (g/kg) per herhaling per product in de tijd DS Startvoer c: 27OT én 250 cy. en DS Afmestvoer Week 1 -t3_ Week 2 --Et- Week3 -+- Week 1-0- Week 2 -Et_ Week3 DS Voerwei 245 DS Tarwezetmeel s 230 ;L -z 225 cn lijd (uren) Week Week 2 --EI--- Week3 --+ Week 1 --8_ Week 2 -ff Week3 DS Aar~appelstoomsc~~llen 140 = 135 ci. g 130 n : ! : f :! : * Week 1-8_ Week 2 --Eì-- Week3 54

55 Bijlage 6a: Verloop van de zuurgraad (ph) per product in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS ,74,L 5, ,36 4,88 4,72 4,48 4,25 3,95 3,77 5,61 4,lO 4,ll 4,06 5,65 4,00 5,65 3,89 5,04 3,78 4,67 4,39 3,72 4,21 4,14 3,59 4,02 3,52 3,89 3,46 3,61 3,60 3,60 3,58 3,57 3,56 3,54 3,56 3,53 3,51 4,40 4,38 4,25 3,97 3,80 3,71 3,70 3,68 3,63 3,53 Afname3 1,97 k 0,06 1,72 $I 0,02 0,64 zt 0,15 0,lO -t: 0,03 0,87 I!I 0,07 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TlNZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 geen monster behorende bij dat tijdstip (zie bijlage 1) 3 absolute afname in ph op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 -t standaardeviatie (SD) 55

56 Bij lage 6b: Verloop van de ph per herhaling per product in de tijd 6,00 5, ,25 ph Startvoer -+- Week 1 --f3-- Week 2 --Ei- Week3 5,75 5,50 5,25 s 5900 = 4,75 4,50 4,25 4,00 3,75 ph Aftnestvoer Week 1 --@- Week 2 -Ei- Week3 ph Voerwei ph Tarwezetmeel 4,50 = 4,25 4,00 3,75 3,50 bigot x 4,25 = 4,00 3,75 3,50 3,25 I ::::::::::: i Week 1 -Q- Week 2 -fci-- Week Week 1 --ff- Week 2 -El- Week 3 ph Aardappe~stoo~schil~e~ 4,75 4,50 = 4,25 4,00 3,75 3,50 3,25 3, Week 1 --Q- Week 2 -ff- Week3 56

57 Bijlage 7a: Verloop van het zetmeelgehalte (g/kg) in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI -TvvZ ASS 0 93,5 88,3 n.v.t. 75,0 85, ,6 70,4 n.v.t. 73,7 71, ,3 63,4 n.v.t. 73,3 68, ,5 61,8 n.v.t. 73,0 64,3 Afname* 26,0 Zr 2,81 26,5 zt: 1,39 n.v.t. 2,0 zt: 1,80 121,Ok 1,07 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko * absolute afname in zetmeelgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 $_ Standard Error of Mean (SEM) Bijlage 7b: Verloop van het zetmeelgehalte (g/kg) per herhaling per product in de tijd Zetmeel Startvoer Zetmeel Afmestvoer 90 Gì * 85 = g 70 N : : : : : : : : : :! i ?+ Week 1-0- Week 2 i3- Week Week 1-8_ Week 2 -EI-- Week 3 Zetmeel Tarwezetmeel Zetmeel Aardappe~stoomschil~en G 90 e 85 = 80 z 75 $j 70 N : : : : : : : :!!! I h- Week 1 -ff3- Week 2 -EI-- Week3 d- Week 1 --f)- Week 2 --EI- Week3 57

58 Suiker (g/kg) Suiker (g/kg) Suiker (g/kg)

59 OZET ww 0 NPQ, G

60 Bijlage 10: Verloop van het lactosegehalte van voerwei (g/kg) in de tijd tijdstip (uren) ,0 47,0 46,7 45,4 44,2 43,l 42,3 39,5 37,9 351 Afname 12,9 + 0,32 1 absolute afname in lactosegehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 t- Standard Error of Mean WM) Bijlage 1Ob: Verloop van het lactosegehalte (g/kg) per herhaling per product in de tijd Lactose Woerwei 0 z _y I I I I I 9 8 * Week 1 -O_ Week 2 -EI-- Week3 60

61 Bijlage 11: Verloop van het mierenzuurgehalte (g/kg) in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS ,45 3,L 0,43 0,59 0,66 0,74 0,75 0,79 0,75 0,87 0,86 0,37 0,33 0,31 0,26 0,32 0,44 0,40 0,44 0,55 0,67 0,45 0,46 0,47 0,48 0,46 0,47 0,49 0,50 0,53 0,5l 1,77 0,45 1,72 0,59 1,75 0,48 -l,71 0,40 1,72 0,49 1,71 0,48 1,72 0,52 1,72 0,50 1,71 0,52 1,73 0,51 Toename3 0,41 zt 0,07 0,30 I!I 0,12 0,06 k 0,03-0,04 I!I 0,Ol 0, ,03 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 geen monster behorende bij dat tijdstip (zie bijlage 1) 3 absolute toename in mierenzuurgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 It: Standard Error of Mean (SEM) 61

62 Bijlage 12a: Verloop van het azijnzuurgehalte (g/kg) in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS 0 0, , , ,oo 42 1, , , , , ,62 0,18 3 -L 0,15 0,16 0,63 0,96 l,29 1,77 l,45 1,49 1,84 0,30 0,27 0,26 0,26 0,31 0,32 _L 0,28 0,36 0,40 0,52 5,00 5,05 4,64 5,32 5,35 5,80 5,69 _L 5,75 5,90 6,75 0,94 0,75 0,96 1,48 1,46 1,72 1,70 1,86 2,06 2,18 Toename3 2,48 zfi 0,31 1,66 I!I 0,09 0,22 -t: 0,08 -l,75 + 0,97 1,24 $_ 0,60 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 geen monster behorende bij dat tijdstip (zie bijlage 1) 3 absolute toename in azijnzuurgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 t- Standard Error of Mean (SEM) 62

63 Bijlage 12b: Verloop van het azijnzuurgehalte (g/kg) per herhaling per product in de tijd 3,5T Azijnzuur Startvoer Azijnzuur Afmestvoer s 2,0 = 1 5 N :s 1,o 2 Os Week 1 -f3- Week 2 -Ef- Week 3 +B- Week 1 f;3- Week 2 -El-- Week3 395 Azijnzuur _ Voetwei 10,OT Azijnzuur Tarwezetmeel 330 f Week 1 --fp- Week 2 -f3- Week Week Week 2 -EI-- Week 3 Azijnzuur Aarda~~elstoomsc~illen 3,5T d : : : : :! : : : : : I f- Week 1 --f3-- Week 2 -f3-- Week3 63

64 Bijlage 13: Verloop van het propionzuurgehalte (g/kg) in de tijd product1 tijdstip (uren) SIV AFM WEI TWZ ASS 0 0, , , , , , , , , ,07 0,08...rL. 0,055 0,06 0,03 0,07 0,03 0,07 0,05 0,06 0,07 0,14 0,l-l 0,13 0,09 0,lO 0,08 0,ll 1,51 1,57 1,44 1,53 1,47 1,56.L 1,47 1,47 1,50 -l,57 0,22 0,15 0,16 0,16 0,14 0,14 0,17 0,19 0,20 0,20 Toename3 0,03 zt 0,01-0,Ol zt: 0,03-0,07 k 0,05 0,06 Jr 0,04-0,oz Ik 0,03 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; 71/vZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 geen monster behorende bij dat tijdstip (zie bijlage 1) 3 absolute toename in propionzuurgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 rt Standard Error of Mean (SEM) 64.,

65 ! Bijlage 14: Verloop van het iso-boterzuurgehalte (g/kg) in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS 0 00! 3 00! ,o-l ,Ol 0,Ol ,Ol 0,Ol 96 0,Ol 0,Ol 144 0,oi 0,02 TOename + k zt: 0,02 zl: 0,Ol zt: 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TN/Z = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 geen monster behorende bij dat tijdstip (zie bijlage 1) 3 absolute toename in iso-boterzuurgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 -t Standard Error of Mean (SEM) 65

66 Bijlage 15: Verloop van het boterzuurgehalte (g/kg) in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS A L 0,Ol 0,02 0,Ol 0,Ol 0,02 0,02...L 0,Ol 0,Ol 0,oi 0,02 0,02 0,Ol 0,Ol 0,Ol 0,01 0,Ol 0,Ol 0,oi 0,Ol 0,01 0,o-l 0,02 0,Ol 0,20 0,31 0,29 0,30 0,28 0,31 0,29 0,33 0,37 0,41 0,04 0,02 0,03 0,03 0,03 0,03 n di 0,03 Is _L 0,02 0,04 0,03 Toename3 Ik -0,Ol $_ 0,02 zt: 0,02 0,21 I!I 0,17-0,Ol zt: 0,Ol 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TVVZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 geen monster behorende bij dat tijdstip (zie bijlage 1) 3 absolute toename in boterzuurgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 rt: Standard Error of Mean (SEM) 66

67 Bijlage 16: Verloop van het iso-valeriaanzuurgehalte (g/kg) in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS ,02 0,04 0,06 0,lO A _L 0,o-l 0,Ol 0,Ol 0,04 0,lO 0,06 0,07 0,08 0,09 0,08 0,13 0,i 1 0,14 0,16 OJ9 3.. Toename3 0,lO rt: 0,04 0,lO zt: 0,05 zt 0,13 k 0,08 +o,oo 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TM/Z = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 geen monster behorende bij dat tijdstip (zie bijlage 1) 3 absolute toename in iso-valeriaanzuurgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 + Standard Error of Mean (SEM) 67

68 Bijlage 17: Verloop van het valeriaanzuurgehalte (g/kg) in de tijd producti tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS ,48 0,61 0,70 0,75 0,70 0,65 0,47 0,27 0, ,53 di 0,42 0,45 0,35 0,33 0,22 0,43 0,54 0,47 0,45 0,16 0,17 0,18 0,15 0,16 0,15 A _L 0,14 A _L 0,16 O,l6 O,l8 2,97 2,83 2,65 2,83 2,65 3,05 2,87 2,84 2,81 3,05 0,12 0,09 0,ll 0,16 O,l4 0,16 0,18 A _L 0,22 0,22 0,22 Toename3 0,05 zt: 0,13-0,08 zl: 0,05 0,02 zt 0,04 0,08 zfr 0,42 OJO $_ 0,03 1 STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TVVZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 geen monster behorende bij dat tijdstip (zie bijlage 1) 3 absolute toename in valeriaanzuurgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 k Standard Error of Mean (SEM) 68

69 Bijlage 18a: Verloop van het melkzuurgehalte (g/kg) in de tijd product' tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS 0 0, , , , , , , , , ,76 0,61 _L 0,64 0,68 6,15 10,25 13,65 16,60 18,ll 19,70 22,41 6,78 7,03 7,07 7,60 8,35 9,48 15,81 15,60 15,79 15,79 15,98 16,68 16,31 l-~ '12 16'53 14'87 f 17'04 5 5,80 6,51 7,50 10,97 13,67 14,80 15,79 16,14 17,21 18,67 Toename3 30,29 & 1,47 21,80 zf- 0,32 8,09 I!I 0,27 1,23 + 0,76 12,87+ 0,52 1 STV = startvoer + water; AFM = afrnestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 geen monster behorende bij dat tijdstip (zie bijlage 1) 3 absolute toename in melkzuurgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 It: Standard Error of Mean (SEM) 69

70 Bijlage 18b: Verloop van het melkzuurgehalte (g/kg) per herhaling per product in de tijd Melkzuur Startvoer Melkzuur Afmestvoer Week 1 --f3- Week 2 -f+ Week Week 1 -f)- Week 2 --EI- Week3 Melkzuur Voerwei Melkzuur Tarwezetmeel 0 : : : f :! f : :!! :!! :! :! : : : : Week 1-8_ Week 2 -Ei- Week 3 d)- Week 1 --f)- Week 2 -Ei- Week 3 35 Melkzuur Aardappelstoomschillen 30 g Week 1 --f3-- Week 2 --ff Week3 70

71 Bijlage 19a: Verloop van het ethanolgehalte (g/kg) in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS ,46 0, ,39 1, ,60 1, ,69 1, ,77 1, , ,59 0,12 0,60 0,52 0,19 0,51 0,23 0,56 0,38 0,52 0,39 0,47 0,57 0,57 c).dl _L 0,70 0,64 0,86 0,53 0,90 0,48 0,04 0,05 0,06 0,07 0,37 0,32 0,23 0,18 0,30 0,33 Toename3 5,47 & 1,20 10,59 $_ 3,37 0,78 zt: 0,ll -0,12 k 0,08 0,29 k STV = startvoer + water; AFM = afmestvoer + water; WEI = Borculo voerwei; TWZ = Bondatar; ASS = Duynie-SUVA Aviko 2 geen monster behorende bij dat tijdstip (zie bijlage 1) 3 absolute toename in ethanolgehalte op tijdstip 144 ten opzichte van tijdstip 0 + Standard Error of Mean (SEM)

72 Bijlage 19b: Verloop van het ethanolgehalte (g/kg) per herhaling per product in de tijd Ethanol Startvoer 16,0 16,0.$2,0 $!glo,o 14,0 14,0 =z 8,0 g 630 = 4, =12,0 go,0 =z 8,0 m 5 6,0 UJ 4,0 Ethanol Afmestvoer Week 1 -@-- Week 2 --El- Week3-4+ Week 1 --f3-- Week 2 -El- Week3 Ethanol Woerwei Ethanol Tarwezetmeel c: l, o.ii üi 0,5 o.oi Week Week 2 SI- Week3-4- Week 1 -ff Week 2 -Et-- Week3 23 Ethanol Aar~appelstoomschillen $_ Week 1 --Et- Week 2 -El-- Week 3 72

73 Bijlage 20: Afkortingen en aannames in NEv-formule Bij de berekening van de netto energie-inhoud (NEv) van de onderzochte producten is gebruik gemaakt van onderstaande afkortingen. Opgemerkt hierbij dient te worden dat alle gehalten bij de berekening uitgedrukt dienen te worden in g/kg ds-gecorrigeerd. Afkorting ALC AZZ BZ CF -SUI MZ OZET PRZ RAS SUle SUlf voos VRE VRVET ZETe ZETf Omschrijving alcohol azijnzuur boterzuur correctiefactor voor enzymatisch verteerbare suikers melkzuur oplosbaar zetmeel propionzuur ruwe anorganische stof enzymatisch afbreekbaar suiker fermentatief afbreekbaar suiker verteerbare overige organische stof verteerbaar ruw eiwit verteerbaar ruw vet enzymatisch verteerbaar zetmeel fermentatief afbreekbaar zetmeel Bij de berekening van de NEv voor de bijproducten zijn gegevens gebruikt uit CVB-reeks, nr 21. Bij de berekening van de NEv voor de brijvoeders zijn enkele aanames gemaakt: VC-RE: 80% VC-RVET: 80% vc-sui: 80% vc-00s : 50% 73

74 N I+ 8 N- -Co Cd- -ü-l -w T;G _! i E -Cd I+ 07 P Cd P

75

76 Verloop van het oplosbaar-zetmeelgehalte in g/kg DSc in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS 0 11,o 790 n.v.t. 90, ,7 28,0 n.v.t. 94, ,4 32,6 n.v.t. 91,2 22,l 144 l7,l 24,l n.v.t. 88,2 21,2 Toename3 6,l zt 3,68 l7,i zt: 9,84 n.v.t. 2,0 zt: 1,20 14,2 zt: 7,60 Verloop van het lactosegehalte van voerwei in g/kg DSc in de tijd tijdstip (uren) ,O 672,9 667,6 653,5 642,7 630,8 625,6 596,9 587,l 550,l Afname3 130,9 zl: 1,53 Verloop van het mierenzuurgehalte in g/kg DSc in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS ,81 1,47 1,74 1,30 2,40 1,24 2,67 -l,o5 3,00 l,25 3,00 l,75 3,13 1,563 3,00 1, ,20 3,58 2,77 6,37 6,68 6,65 6,84 6,73 6,86 7, ,23 8,09 7,59 7,38 7,53 7,35 7,40 7,38 7,47 7,49 7,47 7,59 3,20 4,22 3,46 2,91 3,55 3,50 3, L 3,69 3,91 3,83 Toename3 l,77 k 0,24 1,30 I!I 0,54 1,72 $z 0,54 zt: 0,09 0,63 k 0,23 76

77 Verloop van het azijnzuurgehalte in g/kg DSc in de tijd product' tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS ,56 0,72 0,64 0,69 4,06 6,03 7,08 8,17 8,87 10,12 10,98 A _L 0,59 0,64 2,51 3,79 5,08 6,95 5,83 6,02 7,53 4,27 3,87 3,61 3,59 4,38 4,60 4,18 5,42 6,ll 8,02 21,41 21,73 19,96 22,88 23,06 25,15 24, '92 29'74 f 6,67 5,37 6,86 10, , '70 15'41 16'57 Toename3 10,43+ 1'19 6'81 I!I Of26 3'75 zt: 1'25 8'33 k4,80 9'90 +4,59 Verloop van het propionzuurgehalte in g/kg DSc in de tijd product' tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS '17 3,L,L 0'10 0'20 0'17 0'22 Of16 0'13 Of26 Of26 0'15 0'13 Of18 Of27 Of16 0'22 0'31 Of24 Of28 0'30 2'00 6'55 1'60 6'81 1'85 6'21 1,29 6'63 1'52 6'37 1,25 6'76 1'65 6'41 3 -L -L 1'48 6'42 1'45 6'60 1'16 6,90 1'57 1'06 1'12 1'16 1'03 1'06 1'23 1'38 1'47 1'50 Toename3 0'11 kofo3-0,03if- 0'13-0,84'0,73 Of35 $_ Of08 -Of07 -f: Of23 77

78 ty0-0 -.A ~ l..a -0 cn\imiv-po _O _o_o_o_o_o_o_o_o_o ru k m-g3ncdnm- 0 2 I$_ 0-0 _-l 0-53 I+ _O 0 _o_o_o_o_o_o_o_o_o k.2 kj_ ò B I$_ 0 -$i _o_o_o_o_o_o_o_o_o ru iu_ PPNcDN~cdcJl-P E _O _o_o_o_o_o_o_o_o_o fu NOO ;f _O 0 -I _O _O _O 0 Es fuik It- _O 2 N O -i2 Al g -g 6 g z _O iu -0 0 I+ _O 5 d l?xzix - P I b-l LA_L.LL-lo _O kj -0 ru ma: E ~PooO8 I-t _O Fl -is ò ru -0 LI I+ 0 0 F%G Ei NNIUN-N NcdcdN~(s> -cz ò K3-0 fu I NN 2

79 Verloop van het iso-valeriaanzuurgehalte in g/kg DSc in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS L,L 0,oi 0,Ol 0,Ol 0,02 0,02 0,02 0,08 0,04 0,17 0,04 0,23 0,15 0,43 0,42 0,Ol 0,oi 0,o-l 0,Ol 0,Ol A _L 0,Ol 0,04 0,04 0,24 0,30 0,33 0,38 0,35 0,57 0,47 0,62 0,71 0,87 0,02 Toename3 0,43 zt: 0,15 0,41 + 0,22 0,04 $z 0,04 0,63 zl: 0,37-0,02 Ik 0,02 Verloop van het valeriaanzuurgehalte in g/kg DSc in de tijd product tijdstip (uren) STV AFM WEI TWZ ASS ,92 2,46 2,81 3,03 2,81 2,57 1,89 1,06 1,03 2,21 1,68 1,79 1,40 1,30 0,89 1,67 2,17 l,88 1,85 2,33 2,45 2,66 2,25 2,44 2,29 2,08 2,42 2,48 2,77 12,69 12,04 11,27 12,04 11,30 13,09 12,34 12,23 12,15 13,19 0,85 0,66 0,81 IJ9 1,oo 1,21 1,29 1,60 1,65 1,70 Toename3 0,29 k 0,56-0,25 t- 0,19 0,44 k 0,58 0,50 -)_ 1,77 0,85 k 0,27 79

80 Verloop van het melkzuurgehalte in g/kg DSc in de tijd product' tijdstip (uren) STV AFM WEI 77/vZ ASS ,90 1,63 1,83 19,33 36,43 49,41 65,89 77,90 104,IO 129,39 2,40 L 2,53 2,70 24,49 40,56 53,82 65,24 72,6I 79,42 92,12 94,82 67,85 41,07 99,22 67,07 46,76 99,50 67,84 53, ,OI 79,57 119,71 68,88 98,76 137,33 72,01 108, ;98 I77,36 71,80 201,69 72,32 232,33 74,78 11~45 f 11~ ,12 Toename3 127,49 dz 9,30 89,72 k 2,13 137,51 k 1,91 6,93 k 4,15 100,05 k 2,56 Verloop van het ethanolgehalte in g/kg DSc in de tijd product1 tijdstip (uren) STV AFM WEI TVVZ ASS , , , , , , ,78 2 2,86 4,98 5,89 6,40 7,36 18,23 43,90 1,63 2,60 2,24 2,77 2,22 3,23 2,42 5,48 2,25 5,57 2,03 8,25 2,47 1; ,90 2,81 2,31 2,12 0,30 0,36 0,42 0,49 2,65 2,35 3 -cc._ 1,69 1,28 2,26 2,54 Toename3 22,78 $I 4,74 43,90 $_ 14,25 12,27 zt 1,43-0,48 $I 0,36 2,24 $-: 1,23 80

81 Gul _! - w -00

Gezondheid en gefermenteerde voeders

Gezondheid en gefermenteerde voeders Gezondheid en gefermenteerde voeders OPNV Ede, 12 juni 2012 Ronald Scholten (Nutreco R&D) 1 Introductie 1993 1999 Proefstation Varkenshouderij Rosmalen project brijvoer en bijproducten 1997 2001 PhD Fermentation

Nadere informatie

Vergisting van eendenmest

Vergisting van eendenmest Lettinga Associates Foundation for environmental protection and resource conservation Vergisting van eendenmest Opdrachtgever: WUR Animal Sciences Group Fridtjof de Buisonjé Datum: 3 oktober 2008 Lettinga

Nadere informatie

Citaverde College. Dierverzorging Pluimveehouderij 4 april Jeroen Leenen Selko BV. Produkt Specialist water Nederland /België

Citaverde College. Dierverzorging Pluimveehouderij 4 april Jeroen Leenen Selko BV. Produkt Specialist water Nederland /België Citaverde College Dierverzorging Pluimveehouderij 4 april 212 Jeroen Leenen Selko BV Produkt Specialist water Nederland /België 65185411 1 Programma --.-- Introductie Selko --.-- Micro-organismen in drinkwater

Nadere informatie

2.2 De Weende-analyse bij veevoeding

2.2 De Weende-analyse bij veevoeding 2.2 De Weende-analyse bij veevoeding Scheikunde voor VE31-VE41, 2018-2019 Auteur: E. Held; bewerkt door H. Hermans : Hoofdstuk 2 De Weende-analyse (presentatie) 1 Bij het oprispen boeren komt methaan (CH4)

Nadere informatie

De Weende-analyse bij veevoeding. Scheikunde voor VE41, Auteur: E. Held; bewerkt : door H. Hermans

De Weende-analyse bij veevoeding. Scheikunde voor VE41, Auteur: E. Held; bewerkt : door H. Hermans De Weende-analyse bij veevoeding Scheikunde voor VE41, 2017-2018 Auteur: E. Held; bewerkt : door H. Hermans Weende-analyse: DS-gehalte Droge stof (DS): Het materiaal dat overblijft als, door verwarming

Nadere informatie

De invloed van Bergafat F 100 op melkproductie en samenstelling in tankmelk van melkkoeien in mid-lactatie op een siësta beweidingssysteem

De invloed van Bergafat F 100 op melkproductie en samenstelling in tankmelk van melkkoeien in mid-lactatie op een siësta beweidingssysteem De invloed van Bergafat F 100 op melkproductie en samenstelling in tankmelk van melkkoeien in mid-lactatie op een siësta beweidingssysteem Proefverslag nr. 649 oktober 2004 auteur: dr. ir. W.M. van Straalen

Nadere informatie

Grasland Klas 1. Inkuilen

Grasland Klas 1. Inkuilen Grasland Klas 1 Inkuilen Voederwinning Tijdstip van maaien 1) Vragen bij video Juiste tijdstip van maaien. a. Waar hangt het maaimoment van af? Noem er drie. b. Bij hoeveel kg DS/ha wil je oogsten. c.

Nadere informatie

Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held

Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held Inkuilproces Proces bij het inkuilen: In de kuil ondergaat het gewas een biochemisch proces onder invloed van micro-organismen Een

Nadere informatie

Van maaien..tot inkuilen

Van maaien..tot inkuilen Van maaien..tot inkuilen Tijdstip van maaien Weersverwachtingen Voldoende RE in het gras 15 a 16% RE in basisrantsoen Meer maïs in het rantsoen hoger RE-gehalte in gras Voldoende suiker in het gras Minimaal

Nadere informatie

Brew a better Breezer

Brew a better Breezer Brew a better Breezer Workshop Woudschoten Conferentie Sonja Isken / Marieke Beijer Levensmiddelenmicrobiologie Biotechnologie Wageningen Universiteit Workshop - Brew a better breezer Breezer Levensmiddelenfermentaties

Nadere informatie

Minimum bepaalbaarheidsgrens

Minimum bepaalbaarheidsgrens Stofnaam Type methode Te onderzoeken in Minimum bepaalbaarheidsgrens Vocht Gravimetrisch Mengvoeders uitgezonderd mineralenmengsels; diervoedergrondstoffen en enkelvoudige diervoeders uitgezonderd minerale

Nadere informatie

SPECTROFOTOMETRISCHE BEPALING VAN HET ORGANISCH KOOLSTOFGEHALTE IN BODEM

SPECTROFOTOMETRISCHE BEPALING VAN HET ORGANISCH KOOLSTOFGEHALTE IN BODEM SPECTROFOTOMETRISCHE BEPALING VAN HET ORGANISCH KOOLSTOFGEHALTE IN BODEM 1 DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED Deze methode beschrijft de spectrofotometrische bepaling van het organisch koolstofgehalte in bodem

Nadere informatie

Veevoeder Ruw eiwit ONTWERPMETHODE ONTWERPMETHODE ONTWERPMETHODE

Veevoeder Ruw eiwit ONTWERPMETHODE ONTWERPMETHODE ONTWERPMETHODE Bemonsterings- en analysemethodes voor mest, bodem en veevoeder in het kader van het mestdecreet Veevoeder Versie juni 2014 BAM/deel 2/05 1 DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED Het gehalte aan ruw eiwit in diervoeders

Nadere informatie

Optimale biggen voeding Hoe verteerd een big en hoe kan ik hem daarbij helpen?

Optimale biggen voeding Hoe verteerd een big en hoe kan ik hem daarbij helpen? Optimale biggen voeding Hoe verteerd een big en hoe kan ik hem daarbij helpen? Albert Timmerman Hoe kunnen we door middel van voer onze biggen helpen opnemen en verteren en daarmee de weerstand en resultaten

Nadere informatie

Bewaarbaarheid van de kuil. Blgg

Bewaarbaarheid van de kuil. Blgg Bewaarbaarheid van de kuil Blgg Inhoud Kengetallen gemiddeld bedrijf Conservering Belang ds bij conservering Verloop conservering Ontstaan van broei Nieuw kengetal broeigevoeligheid Voorbeelden broei Maatregelen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie stofwisseling. Begrippen 5,8. Samenvatting door S woorden 2 jaar geleden. 4 keer beoordeeld.

Samenvatting Biologie stofwisseling. Begrippen 5,8. Samenvatting door S woorden 2 jaar geleden. 4 keer beoordeeld. Samenvatting Biologie stofwisseling Samenvatting door S. 1156 woorden 2 jaar geleden 5,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Bio stofwisseling[1] Begrippen Absorptie is het fysisch

Nadere informatie

Bovendien werkt EM- Silage broei-remmend, hierdoor ligt het rendement veel hoger. Er zijn namelijk veel minder inkuil en uitkuilverliezen.

Bovendien werkt EM- Silage broei-remmend, hierdoor ligt het rendement veel hoger. Er zijn namelijk veel minder inkuil en uitkuilverliezen. EM- Silage Doeltreffend inkuilmiddel voor een betaalbare prijs EM- Silage is een inkuilmiddel dat naast melkzuur bacteriën ook gisten bevat, dit in tegenstelling tot vele andere preparaten. Het is een

Nadere informatie

Inkuilmanagement. dé specialist voor land- en tuinbouw

Inkuilmanagement. dé specialist voor land- en tuinbouw Inkuilen 2 e snede Inkuilmanagement Inkuilmanagement t.b.v. het voorkomen van broei en het verbeteren van de rantsoenefficiëntie. Ruwvoer is droog broei Ruwvoer heeft minder eiwit en meer suiker meer broei

Nadere informatie

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai De student moet de bouw en werking van enzymen kunnen beschrijven moet het proces van

Nadere informatie

Voederwaarde-onderzoek Gras ingekuild Kuilkenner Excellent kuil 1

Voederwaarde-onderzoek Gras ingekuild Kuilkenner Excellent kuil 1 Onderzoek Onderzoek-/ordernummer: Datum verslag: 731267/002743994 22-07-2011 Oogstdatum: Datum monstername: Monster genomen door: Contactpersoon monstername: 16-05-2011 07-07-2011 Dick Huiberts: 0652002131

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj Samenvatting door Fabienne 1166 woorden 24 oktober 2017 5 2 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Hoofdstuk 1: stofwisseling Paragraaf

Nadere informatie

Versie 03 Datum van toepassing 2014-04-28

Versie 03 Datum van toepassing 2014-04-28 Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Bestuur Laboratoria I-MET-FLVVT-055 I-MET-FLVVT-055 BEPALING VAN RUW VET IN DIERENVOEDERS Versie 03 Datum van toepassing 2014-04-28 Opgesteld

Nadere informatie

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof Boekverslag door A. 1802 woorden 20 juni 2007 5 71 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting stofwisseling Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen in een organisme

Nadere informatie

Invloed voeding op pensfermentatie in melkvee

Invloed voeding op pensfermentatie in melkvee Invloed voeding op pensfermentatie in melkvee André Bannink andre.bannink@wur.nl Animal Sciences Group Wageningen UR in samenwerking met : Jan Dijkstra, Lsg Diervoeding, Wageningen Universiteit Pensfermentatie

Nadere informatie

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor veevoeder in het kader van het mestdecreet Veevoeder Droge stof gehalte

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor veevoeder in het kader van het mestdecreet Veevoeder Droge stof gehalte - Bemonsterings- en analysemethodes voor veevoeder in het kader van het mestdecreet Veevoeder Droge stof gehalte VERSIE 3.1 juni 2010 Pagina 1 van 6 BAM/deel 2/03 1 DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED Het voorschrift

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 106 Samenvatting Samenvatting Actieve sportpaarden krijgen vaak vetrijke rantsoenen met vetgehalten tot 130 g/kg droge stof. De toevoeging van vet verhoogt de energiedichtheid van voeders.

Nadere informatie

23 keer beoordeeld 18 juni Plantaardige stoffen.

23 keer beoordeeld 18 juni Plantaardige stoffen. 7,9 Samenvatting door F. 1034 woorden 23 keer beoordeeld 18 juni 2013 Vak Scheikunde Methode Nova Scheikunde hoofdstuk 7. 7.1. Energie haalt je lichaam uit brandstoffen: - Koolhydraten bestaan uit koolstof,

Nadere informatie

Veevoeder Vochtgehalte

Veevoeder Vochtgehalte Bemonsterings- en analysemethodes voor mest, bodem en veevoeder in het kader van het mestdecreet Veevoeder Versie juni 2014 BAM/deel 2/03 Inhoud INHOUD 1 Doel en toepassingsgebied 3 2 Principe 3 3 Materiaal

Nadere informatie

e use of liquid by~products review

e use of liquid by~products review ir. R.H.J. Scholten ir. M.M.J.A. Rijnen e use of liquid by~products review rakt Locatie: Proefstation voor de Varkenshouderij Postbus 83 5240 AB Rosmalen tel: 073-528 65 55 Proefverslag nummer P 1.210

Nadere informatie

Aanmeldingsformulier voor proeven met gewervelde dieren.

Aanmeldingsformulier voor proeven met gewervelde dieren. Aanmeldingsformulier voor proeven met gewervelde dieren. Secretariaat DEC Aanvrager: Afdeling: Titel dierproef: Practicum ANU30806: Invloed koolhydraten en vetten op de energiestofwisseling bij varkens

Nadere informatie

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO,

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO, Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO, Hoofdstuk 8 Opgave 1 Bruistabletten bevatten onder andere natriumwaterstofcarbonaat. Als je deze tabletten in water brengt, treedt een reactie op waarbij

Nadere informatie

BUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding

BUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding BUFFEROPLOSSINGEN Inleiding Zowel in de analytische chemie als in de biochemie is het van belang de ph van een oplossing te regelen. Denk bijvoorbeeld aan een complexometrische titratie met behulp van

Nadere informatie

Wageningen UR Livestock Research

Wageningen UR Livestock Research Wageningen UR Livestock Research Partner in livestock innovations Mestverwerking met Evodossysteem Oktober 2009 Colofon O Opdrachtgever/financier / financier: Evodos BV Uitgever Wageningen UR Livestock

Nadere informatie

Verterende bodembacteriën? Aanwezigheid van amylase producerende bacteriën in de bodem

Verterende bodembacteriën? Aanwezigheid van amylase producerende bacteriën in de bodem Inleiding In de bodem leven bacteriën die het enzym amylase produceren. Amylase breekt zetmeelmoleculen (lange ketens van aan elkaar gekoppelde glucosemoleculen) af tot losse glucosemoleculen. In dit experiment

Nadere informatie

Conservering van monsters voor chemische voedingsanalyses

Conservering van monsters voor chemische voedingsanalyses www.eurofins.com Conservering van monsters voor chemische voedingsanalyses S. Meersseman Eurofins Analytico Food www.eurofins.com Conserveren monsters Food Overzicht Wat schrijven de normen voor De praktijk

Nadere informatie

Tentamen T1 Chemische Analysemethoden 6 maart 2014

Tentamen T1 Chemische Analysemethoden 6 maart 2014 Tentamen T1 Chemische Analysemethoden 6 maart 2014 Naam: Student nummer: Geef uw antwoord op dit papier. U mag uw tekstboek, aantekeningen, liniaal en een rekenmachine gebruiken. 1) De stralingsdosis van

Nadere informatie

Samenvatting door Daphne 1139 woorden 25 mei keer beoordeeld. Scheikunde

Samenvatting door Daphne 1139 woorden 25 mei keer beoordeeld. Scheikunde Samenvatting door Daphne 1139 woorden 25 mei 2016 4 3 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Par 4.1 voedsel Voedsel is leven Een deel van je voeding wordt in je lichaamscellen verbrand.

Nadere informatie

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU 4 FEBRUARI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen

Nadere informatie

Lunchbijeenkomst DAP Horst

Lunchbijeenkomst DAP Horst Lunchbijeenkomst DAP Horst Hoe groeit een big? Hoe groeit S.Suis? 19 & 27 januari 2016 Merijn Veldkamp Denkavit Nederlands familiebedrijf (sinds 1929) Hoofdactiviteiten: Voeders voor jonge dieren (± 420.000

Nadere informatie

Ruwvoerontwikkelingen Nederland

Ruwvoerontwikkelingen Nederland Ruwvoerontwikkelingen Nederland Visie op (R)uwvoer - technisch Drogestofpercentage Nederlandse kuilen Drogestof % voorjaarskuilen 600 Drogestof % 500 400 300 Drogestof % 200 100 0 1994 1996 1998 2000 2002

Nadere informatie

In deze circulaire zal aandacht worden besteed aan maatregelen om deze ongewenste situaties te voorkomen of te beperken.

In deze circulaire zal aandacht worden besteed aan maatregelen om deze ongewenste situaties te voorkomen of te beperken. SCH-1996-20 DE INTERNE OF VOERGEBONDEN WARMTE VAN VARKENSVOEDERS Inleiding Van de energie die met het voer aan varkens wordt verstrekt komt een aanzienlijk deel vrij als warmte. Dit is de interne of voergebonden

Nadere informatie

Wereldoriëntatie - Natuur Wereldoriëntatie - Techniek Geschatte lesduur Hoofdstuk 1.2. Nuttige microben benadrukt dat niet alle

Wereldoriëntatie - Natuur Wereldoriëntatie - Techniek Geschatte lesduur Hoofdstuk 1.2. Nuttige microben benadrukt dat niet alle Wereldoriëntatie - Natuur Algemene vaardigheden: 1.1 & 1.2 Levende en niet-levende natuur: 1.3 & 1.5 Wereldoriëntatie - Techniek 2.16* Geschatte lesduur 50 minuten Hoofdstuk 1.2. Nuttige microben benadrukt

Nadere informatie

Fundamenten rekenregels enterisch methaan

Fundamenten rekenregels enterisch methaan Fundamenten rekenregels enterisch methaan ( in de KringLoopWijzer ) André Bannink Wageningen Livestock Research Monitoren BKG emissies On-line meting CH 4 -emissie, onzeker op nationale schaal en op bedrijfsniveau,

Nadere informatie

Inschatten van nutriëntenbenutting via NIRS analyses

Inschatten van nutriëntenbenutting via NIRS analyses Inschatten van nutriëntenbenutting via NIRS analyses Louis Paternostre, Johan De Boever, Laid Douidah, Sam Millet 02/04/2019 Wat is NIRS? NIRS = Nabij infrarood reflectie spectroscopie Spectroscopie verwijst

Nadere informatie

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Examenopgaven VMBO-KB 2004 Examenopgaven VMBO-KB 2004 tijdvak 1 maandag 24 mei tijdsduur voor het gehele examen 09:00 11:00 LANDBOUW EN NATUURLIJKE OMGEVING VERWERKING AGRARISCHE PRODUCTEN CSE KB Het examen Landbouw en natuurlijke

Nadere informatie

Deze bijlage is geldig van: 08-05-2012 tot 01-01-2016 Vervangt bijlage d.d.: 21-12-2011

Deze bijlage is geldig van: 08-05-2012 tot 01-01-2016 Vervangt bijlage d.d.: 21-12-2011 Met vestigingen te: Monstername a Water Monstername ten behoeve Legionella onderzoek LOGI003W conform NEN 6265 b Water Monstername ten behoeve microbiologische analyses LOGI003W conform ISO 19458 c Zwembadwater

Nadere informatie

2 Paard en voeropname Gebit en speeksel Maag en darmorganen Afsluiting 20

2 Paard en voeropname Gebit en speeksel Maag en darmorganen Afsluiting 20 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Samenstelling voedermiddelen 11 1.1 Weenderananlyse 11 1.2 Droge stof en water 13 1.3 Anorganische stoffen 13 1.4 Organische stoffen 14 1.5 Afsluiting 15 2 Paard en voeropname

Nadere informatie

EUROPEAN UNION SCIENCE OLYMPIAD ANTWOORDENBUNDEL TEST 1 13 APRIL 13, 2010. Land:

EUROPEAN UNION SCIENCE OLYMPIAD ANTWOORDENBUNDEL TEST 1 13 APRIL 13, 2010. Land: EUROPEAN UNION SCIENCE OLYMPIAD ANTWOORDENBUNDEL TEST 1 13 APRIL 13, 2010 Land: Team: Namen en handtekeningen 1 OPDRACHT 1 Relatieve vochtigheid van de lucht 1.1: Het dauwpunt is (noteer ook de eenheid)

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling Samenvatting door M. 1566 woorden 14 januari 2017 4,2 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 1: stofwisseling Paragraaf

Nadere informatie

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 1: Stofwisseling

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 1: Stofwisseling Antwoorden Biologie Hoofdstuk 1: Stofwisseling Antwoorden door een scholier 1478 woorden 16 februari 2009 5,6 56 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie voor jouw Havo 5 Hoofdstuk

Nadere informatie

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. 10.2.2010 Publicatieblad van de Europese Unie L 37/21 VERORDENING (EU) Nr. 118/2010 VAN DE COMMISSIE van 9 februari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 900/2008 tot vaststelling van de analysemethoden

Nadere informatie

Deze bijlage is geldig van: 12-12-2012 tot 01-01-2016 Vervangt bijlage d.d.: 12-11-2012

Deze bijlage is geldig van: 12-12-2012 tot 01-01-2016 Vervangt bijlage d.d.: 12-11-2012 Deze bijlage is geldig : 12-12-2012 tot 01-01-2016 Vergt bijlage d.d.: 12-11-2012 Met vestigingen te: Monstername a Water Monstername ten behoeve Legionella onderzoek conform NEN 6265 b Monstername ten

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Bepaling van de droogrest

Bepaling van de droogrest Bepaling van de droogrest september 2009 Pagina 1 van 5 WAC/III/A/001 INHOUD 1 TOEPASSINGSGEBIED... 3 2 PRINCIPE... 3 3 OPMERKINGEN... 3 4 APPARATUUR EN MATERIAAL... 4 4.1 APPARATUUR... 4 4.2 MATERIAAL...

Nadere informatie

Deze bijlage is geldig van: 25-02-2011 tot 01-02-2012 Vervangt bijlage d.d.: 16-11-2010

Deze bijlage is geldig van: 25-02-2011 tot 01-02-2012 Vervangt bijlage d.d.: 16-11-2010 Deze bijlage is geldig : 25-02-2011 tot 01-02-2012 Vergt bijlage d.d.: 16-11-2010 Met vestigingen te: Monstername a Water Monstername ten behoeve Legionella onderzoek LOGI003W conform NEN 6265 b Water

Nadere informatie

Waterkwaliteit 2: Natuur/chemie

Waterkwaliteit 2: Natuur/chemie Waterkwaliteit 2: Natuur/chemie Prof. ir. Hans van Dijk 1 Afdeling Watermanagement Sectie Gezondheidstechniek Inhoud hydrologische kringloop kwalitatief 1. regenwater 2. afstromend/oppervlaktewater. infiltratie

Nadere informatie

Rapport: Fruitmix (mango/avocado) als voeder voor BSF larven. Thomas Spranghers VIVES

Rapport: Fruitmix (mango/avocado) als voeder voor BSF larven. Thomas Spranghers VIVES Rapport: Fruitmix (mango/avocado) als voeder voor BSF larven Thomas Spranghers VIVES Op vraag van een afvalverwerkend bedrijf werd een fruitmix onderzocht in het Insectlab. Over de samenstelling van deze

Nadere informatie

Opgave 1. Opgave 2. b En bij een verbruik van 10 ml? Dan wordt de procentuele onnauwkeurigheid 2 x zo groot: 0,03 / 20 x 100% = 0,3% Opgave 3

Opgave 1. Opgave 2. b En bij een verbruik van 10 ml? Dan wordt de procentuele onnauwkeurigheid 2 x zo groot: 0,03 / 20 x 100% = 0,3% Opgave 3 Hoofdstuk 13 Titratieberekeningen bladzijde 1 Opgave 1 Wat is het theoretisch eindpunt? Het theoretisch eindpunt is het titratievolume waarbij de bedoelde reactie precies is afgelopen. En wat is dan het

Nadere informatie

BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo

BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai De student moet de bouw en werking van enzymen kunnen beschrijven moet het proces van foto

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.: Locatie(s) waar activiteiten onder accreditatie worden uitgevoerd Hoofdkantoor Burgstraat 12 4283 iessen Nederland Locatie Afkorting Hoofdlocatie Burgstraat 12 4283 iessen Nederland Deze bijlage is goedgekeurd

Nadere informatie

INVLOED VAN PENSVERZURING OP DE VOEROPNAME EN MELKPRODUCTIE EN MAATREGELEN OM PENSVERZURING TE VERHELPEN

INVLOED VAN PENSVERZURING OP DE VOEROPNAME EN MELKPRODUCTIE EN MAATREGELEN OM PENSVERZURING TE VERHELPEN SCH-2002-17 INVLOED VAN PENSVERZURING OP DE VOEROPNAME EN MELKPRODUCTIE EN MAATREGELEN OM PENSVERZURING TE VERHELPEN De fermentatie van voedermiddelen in de pens speelt een cruciale rol in de voorziening

Nadere informatie

inbreng en heeft als gevolg minder scaling (kalkafzetting in de vorm van calciumcarbonaat).

inbreng en heeft als gevolg minder scaling (kalkafzetting in de vorm van calciumcarbonaat). Mest verwerken Dierlijke mest is vaak vloeibaar en bevat onder andere ammoniak en ammoniumzouten. Men kan uit deze drijfmest ammoniumsulfaat maken dat als meststof kan dienen. Omdat de prijs van kunstmest

Nadere informatie

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van het I-change Model The explanation of the physical activity of elderly by determinants of the I-change Model Hilbrand Kuit Eerste begeleider:

Nadere informatie

Labanalyse in de voedingsmiddelenindustrie, ook een kwestie van chemie. Ron Davidse Cargill B.V. Rotterdam, 31 maart 2011 www.cargill.

Labanalyse in de voedingsmiddelenindustrie, ook een kwestie van chemie. Ron Davidse Cargill B.V. Rotterdam, 31 maart 2011 www.cargill. Labanalyse in de voedingsmiddelenindustrie, ook een kwestie van chemie. Ron Davidse Cargill B.V. Rotterdam, 31 maart 2011 www.cargill.com Waarom analyseren we voedingsmiddelen? Eisen van overheidswege

Nadere informatie

Micro-organismen. Waar gaat deze kaart over? De soorten micro-organismen. Wat wordt er van je verwacht? Wat zijn micro-organismen?

Micro-organismen. Waar gaat deze kaart over? De soorten micro-organismen. Wat wordt er van je verwacht? Wat zijn micro-organismen? Waar gaat deze kaart over? De soorten micro-organismen Deze kaart gaat over micro-organismen. Microorganismen zitten in voedsel. Als je voedsel bereidt is het belangrijk om te weten wat micro-organismen

Nadere informatie

Waarom mestscheiding?

Waarom mestscheiding? Opdrachtnr.: 12061301 In opdracht van: Jan Feersma-Hoekstra Uitgevoerd door: Jan Siemen Atsma Datum: 13-6-12 Fermentatieproef dikke fractie koemest Doel Onderzoeken of de dikke fractie van koemest, afkomstig

Nadere informatie

BEPALING VAN RUW VET IN DIERENVOEDERS

BEPALING VAN RUW VET IN DIERENVOEDERS Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Bestuur Laboratoria 2015/I-MET-055/LAB/FLVVT BEPALING VAN RUW VET IN DIERENVOEDERS Versie 05 In toepassing vanaf 30/04/2015 Verantwoordelijke

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel SE voorbeeldtoets 5AV antwoordmodel Stikstof Zwaar stikstofgas bestaat uit stikstofmoleculen waarin uitsluitend stikstofatomen voorkomen met massagetal 15. 2p 1 oeveel protonen en hoeveel neutronen bevat

Nadere informatie

Tit. Haagsteeg 6, 6708 PM Wageningen Tel.: (Publikatie uits]uitend met toestemming van de directeur RAPPORT NO Mw. H.

Tit. Haagsteeg 6, 6708 PM Wageningen Tel.: (Publikatie uits]uitend met toestemming van de directeur RAPPORT NO Mw. H. Tit S P R E N G E R I N S T I T U U T Haagsteeg 6, 6708 PM Wageningen Tel.: 08370-19013 (Publikatie uits]uitend met toestemming van de directeur RAPPORT NO. 2297 Mw. H. Sonneveld DE INVLOED VAN EEN WISSELENDE

Nadere informatie

Cellulomonas knipt! Aantonen van cellulose afbraak door Cellulomonas sp.

Cellulomonas knipt! Aantonen van cellulose afbraak door Cellulomonas sp. Aantonen van cellulose afbraak door Cellulomonas sp. Inleiding In de hout en papierindustrie ontstaat veel afval in de vorm van cellulose. Als men dit zou kunnen verwerken tot veevoer, wordt waardeloos

Nadere informatie

Effect van het additief 11GFT op de kuilkwaliteit, chemische samenstelling en in vitro verteerbaarheid van Engels raaigras

Effect van het additief 11GFT op de kuilkwaliteit, chemische samenstelling en in vitro verteerbaarheid van Engels raaigras Effect van het additief 11GFT op de kuilkwaliteit, chemische samenstelling en in vitro verteerbaarheid van Engels raaigras Auteurs Joos Latré, Elien Dupon Eva Wambacq Johan De Boever, Leen Vandaele 6/05/2014

Nadere informatie

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.: Locatie(s) waar activiteiten onder accreditatie worden uitgevoerd Hoofdkantoor Burgstraat 12 4283 iessen Nederland Locatie Afkorting Burgstraat 12 4283 iessen Nederland raaf Hendrikstraat 3d 4651 TB Steenbergen

Nadere informatie

Ronald Scholten, BSc., MSc., PhD.

Ronald Scholten, BSc., MSc., PhD. Ronald Scholten, BSc., MSc., PhD. 1993-1999 Project Manager Brijvoer & Bijproducten (Proefstation Varkenshouderij, Rosmalen, NL) 1997-2001 PhD Fermentation of liquid feed for pigs (Wageningen Universiteit,

Nadere informatie

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en Effecten van een op MBSR gebaseerde training van hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en compassionele tevredenheid. Een pilot Effects of a MBSR based training program of hospice caregivers

Nadere informatie

Oefenvraagstukken 5 HAVO Hoofdstuk 13 Antwoordmodel

Oefenvraagstukken 5 HAVO Hoofdstuk 13 Antwoordmodel Oefenvraagstukken 5 AVO oofdstuk 13 Antwoordmodel Reactieomstandigheden 1 + 2 et zuur was in overmaat aanwezig dus de hoeveelheid O 2 is afhankelijk van de hoeveelheid ao 3. Alle drie gaan uit van dezelfde

Nadere informatie

Encounters with Oxygen. Aerobic Physiology and H2O2 Production of Lactobacillus johnsonii R.Y. Hertzberger

Encounters with Oxygen. Aerobic Physiology and H2O2 Production of Lactobacillus johnsonii R.Y. Hertzberger Encounters with Oxygen. Aerobic Physiology and H2O2 Production of Lactobacillus johnsonii R.Y. Hertzberger Samenvatting (voor breed publiek) Melkzuurbacteriën zijn belangrijke organismen in het leven van

Nadere informatie

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media Hoofdstuk 11 Biomoleculen bladzijde 1 Opgave 1 Geef de reactie van de verbranding van glucose (C 6H 12O 6) tot CO 2 en water. C 6H 12O 6 + 6 O 2 6 CO 2 + 6 H 2O Opgave 2 Hoe luidt de reactie (bruto formules)

Nadere informatie

LANDBOUW EN NATUURLIJKE OMGEVING VERWERKING AGRARISCHE PRODUCTEN CSE KB

LANDBOUW EN NATUURLIJKE OMGEVING VERWERKING AGRARISCHE PRODUCTEN CSE KB Examen VMBO-KB 2006 tijdvak 1 vrijdag 19 mei 9.00-11.00 uur LANDBOUW EN NATUURLIJKE OMGEVING VERWERKING AGRARISCHE PRODUCTEN CSE KB Het examen landbouw en natuurlijke omgeving CSE KB bestaat uit twee deelexamens

Nadere informatie

Snijmaïs oogsten 1971. Inkuilmanagement. Wat komt aan de orde? Welke verliezen bij inkuilen, bewaring en voeren

Snijmaïs oogsten 1971. Inkuilmanagement. Wat komt aan de orde? Welke verliezen bij inkuilen, bewaring en voeren Inkuilmanagement Betere snijmaïs voeren door minder verliezen Snijmaïs oogsten 1971 Herman van Schooten Maïschallenge bijeenkomst 4 september 2012 De normale oogsttijd valt van 20 september tot 20 oktober

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting door K. 1077 woorden 22 maart 2016 6,1 9 keer beoordeeld Vak Scheikunde Impact 3 vwo Scheikunde hoofdstuk 1 + 2 Paragraaf 1: Stoffen bijv. Glas en hout,

Nadere informatie

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.: (s) waar activiteiten onder accreditatie worden uitgevoerd Hoofdkantoor Bijdorpplein 21-23 2992 LB rendrecht Nederland Afkorting Bijdorpplein 21-23 2992 LB rendrecht Nederland Leeuwarderstraatweg 129 8441

Nadere informatie

Voorlopige lijst maatregelen stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij. Toelichting:

Voorlopige lijst maatregelen stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij. Toelichting: Voorlopige lijst maatregelen stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij Rijk-IPO-VNG-werkgroep Actieplan Ammoniak Veehouderij, 6 juli 12 Toelichting: De lijst is een voorlopige lijst, in die zin dat

Nadere informatie

Brijvoer. Excellente brij

Brijvoer. Excellente brij Brijvoer Excellente brij üde Brijchecklist Hoe staat uw brij ervoor? Bekijk samen met uw adviseur Brij van Agrifirm eens deze punten: Samenstelling > Keuze co-producten > Grondstoffenanalyse > Kostprijs

Nadere informatie

Oefen-SE SE4 Havo 5. Micro-organismen

Oefen-SE SE4 Havo 5. Micro-organismen Oefen-SE SE4 Havo 5 Bij alle berekeningen moeten de antwoorden in wetenschappelijke notatie, in het juiste aantal significante cijfers en indien nodig met de juiste eenheid weergegeven worden. Micro-organismen

Nadere informatie

Praktijk : Voorschrift bacterieel wateronderzoek

Praktijk : Voorschrift bacterieel wateronderzoek LTO42 Toets 5.1 Boek: Biologie voor het MLO. (zesde druk) H17, pag 347 t/m 350 H17, pag 354 t/m 357 H17, pag 362 t/m 373 (dit is hoofdstuk 16 van de vijfde druk, Blz 321-324, Blz 328-332, Blz 336-345)

Nadere informatie

TITRATIES Een korte inleiding en voorbeelden voor het HAVO en VWO

TITRATIES Een korte inleiding en voorbeelden voor het HAVO en VWO TITRATIES Een korte inleiding en voorbeelden voor het HAVO en VWO versie juli 2017 WOORD VOORAF De in dit document besproken titratiemethoden vormen de basis van de diverse varianten die in de loop der

Nadere informatie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:

Nadere informatie

Toets 5.1 Waterzuivering (ppt + aanvullend lesmateriaal)

Toets 5.1 Waterzuivering (ppt + aanvullend lesmateriaal) LTO42 Toets 5.1 Waterzuivering (ppt + aanvullend lesmateriaal) Biologie voor het MLO. (zesde druk) H17, pag 347 t/m 350 H17, pag 354 t/m 357 H17, pag 362 t/m 373 (dit is hoofdstuk 16 van de vijfde druk,

Nadere informatie

Transfertoets blok 5 BIER VAPRO B

Transfertoets blok 5 BIER VAPRO B Transfertoets blok 5 BIER VAPRO B Versie: november 2008 Werkwijze transfertoets Aan het einde van je VAPRO A opleiding dien je zo mogelijk het totale dan wel een deel van het productieproces van je bedrijf

Nadere informatie

Vitaminen. Definitie. Classificatie en functie

Vitaminen. Definitie. Classificatie en functie Vitaminen Definitie Vitaminen zijn essentiële organische voedingsstoffen, die in tegenstelling tot andere voedingsstoffen (koolhydraten, vetten, eiwitten) geen energie of bouwstoffen leveren, maar die

Nadere informatie

Voeding voor en na spenen , Carola van der Peet-Schwering

Voeding voor en na spenen , Carola van der Peet-Schwering Voeding voor en na spenen 10-04-2017, Carola van der Peet-Schwering Inhoud Geboortegewicht Biestopname Belang van voeropname rond spenen Hoe voeropname na spenen stimuleren Conclusies Body gain, g/d Invloed

Nadere informatie

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR. PaccoParameters

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR.   PaccoParameters PACCO-PARAMETERS PH DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR PH De ph geeft de zuurtegraad van het water weer. Ze varieert doorgaans op een schaal

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2006-I

Eindexamen scheikunde havo 2006-I 4 Beoordelingsmodel Rood licht Maximumscore 1 1 edelgassen 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: De (negatieve) elektronen bewegen zich richting elektrode A dus is elektrode A de positieve elektrode.

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde H7 en H8

Samenvatting Scheikunde H7 en H8 Samenvatting Scheikunde H7 en H8 Samenvatting door een scholier 1312 woorden 1 jaar geleden 5,5 2 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Scheikunde tentamenweek Hoofdstuk 7 en 8 H7 Paragraaf

Nadere informatie

CHIPS. light versus naturel

CHIPS. light versus naturel CHIPS light versus naturel 1 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Voedingswaarden van chips volgens de etiketten op de verpakking... 4 3. Experimenten... 5 Experiment 1: Vetgehalte van chips bepalen... 5 Experiment

Nadere informatie

Produktspecificatie. Artikelbenaming 1090374-001 KEURSLAGERS TOMATENSAUS FINESSE

Produktspecificatie. Artikelbenaming 1090374-001 KEURSLAGERS TOMATENSAUS FINESSE Artikelbenaming 1090374-001 KEURSLAGERS TOMATENSAUS FINESSE Handelsbenaming kruidensaus Ingrediënten (in afnemende volgorde) water, tomaten, sacharose, gemodificeerd maïszetmeel: geacetyleerd dizetmeeladipaat

Nadere informatie

ßCalciumChloride oplossing

ßCalciumChloride oplossing Samenvatting door R. 1673 woorden 17 februari 2013 8 1 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Additiereactie Bij een reactie tussen hexeen en broom springt de C=C binding open. Aan het molecuul

Nadere informatie