RAPPORT Steunpunt sociale planning ARMOEDE IN VLAAMS-BRABANT. Tine De Rijck, Filip De Maesschalck en Vicky Heylen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "RAPPORT Steunpunt sociale planning ARMOEDE IN VLAAMS-BRABANT. Tine De Rijck, Filip De Maesschalck en Vicky Heylen"

Transcriptie

1 RAPPORT Steunpunt sociale planning ARMOEDE IN VLAAMS-BRABANT Tine De Rijck, Filip De Maesschalck en Vicky Heylen

2

3 Voorwoord Hoeveel armen zijn er nu eigenlijk in Vlaams-Brabant? Een vraag die vaak wordt gesteld, maar waar u in dit dossier geen antwoord op zal vinden. Er bestaat namelijk geen databank of een indicator die ons toelaat op het aantal mensen dat in armoede leeft een precies cijfer te plakken. In deze tweede editie van het dossier Armoede in Vlaams-Brabant, brengt het steunpunt sociale planning wel de beschikbare cijfers over armoede op een overzichtelijke manier samen. Deze schets van de lokale armoedesituatie in Vlaams-Brabant kan beleidsmakers ondersteunen bij het voeren van een beleid dat armoede tegengaat. Armoede betekent meestal dat men een lager inkomen heeft dan wat men nodig heeft. Deze inkomensarmoede leidt echter tot uitsluiting op vele levensdomeinen, zoals huisvesting, onderwijs, vrije tijd, gezondheidszorg, waardoor het steeds moeilijker wordt om uit de armoede te ontsnappen. Armoede is niet alleen een complex, maar blijkt ook een structureel probleem. Het aandeel armen in België blijft volgens de Europese enquêtes naar inkomens en levensomstandigheden al jaren schommelen rond 15% van de bevolking. Sommige groepen hebben een grotere kans om in armoede te belanden: kinderen, alleenstaande ouders, huurders, mensen afkomstig van buiten de EU In dit dossier worden verschillende dimensies en gezichten van armoede in beeld gebracht. We hopen zo bij al wie met armoedebestrijding bezig is, meer inzicht te brengen in deze problematiek. Armoede bestrijden kan alleen via een brede aanpak: over alle beleidsdomeinen en niveaus heen. Vanaf 1 januari 2018 is armoedebeleid geen provinciale bevoegdheid meer. Toch blijft het belangrijk om binnen een provinciale context te kijken hoe maatregelen en acties binnen andere beleidsdomeinen de situatie van kwetsbare mensen kunnen verbeteren. De provincie werkt aan een betaalbare woningmarkt via het bevorderen van kleinschalig wonen, subsidies voor isolatie bij maatschappelijk kwetsbare doelgroepen en aanpassingspremies voor woningen van ouderen en personen met een handicap. Ook op het vlak van vrije tijd zijn er initiatieven, zoals Iedereen Toerist en het voor iedereen toegankelijke aanbod binnen de provinciedomeinen. De provincie ondersteunt verder arbeidszorginitiatieven en sociale economie organisaties om de tewerkstelling van kansengroepen te verbeteren, en bevordert gelijke kansen voor leerlingen op de provinciale scholen. We hopen van harte dat dit dossier kan bijdragen tot een actief armoedebeleid door zowel lokale besturen als middenveldorganisaties in onze provincie. Monique Swinnen gedeputeerde voor welzijn Marc Florquin gedeputeerde voor armoede en gelijke kansen 3

4 Inhoudstafel Voorwoord...3 Inhoudstafel... 4 Inleiding... 6 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Fiscale inkomens Een grote inkomensongelijkheid Verschillende inkomensgroepen, verschillende inkomensbronnen Grote verschillen tussen de gemeenten Verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering Pensioenen Gezinsvorm en pensioenbedrag Evolutie van de pensioenbedragen Lage en hoge pensioenen in Vlaams-Brabant De inkomensgarantie voor ouderen Werkloosheid Werkloosheidsgraad Kenmerken van de werklozen Het leefloon en het recht op maatschappelijke integratie Het leefloon en het equivalent leefloon Verschillen naar geslacht, leeftijd en gezinsvorm Tegemoetkomingen voor personen met een handicap Samenvatting Deel I: Indicatoren voor een laag inkomen DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Opleiding Demografische factoren Eenoudergezinnen Alleenwonenden Bevolking van niet-belgische herkomst Ouderen Gezondheidsproblemen Algemene gezondheidstoestand Gezondheidszorg Woonsituatie en woonkosten Kwetsbare huurders

5 11.2 Hoge woning- en huurprijzen Woningkwaliteit Energie-armoede Gezinnen met schuldenlast Samenvatting Deel II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen Kinderen met verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering Kinderen in gezinnen zonder werk Gezinssituatie Kansarmoederegistratie door Kind en Gezin Kansarmoede-index Kansarmoedecriteria Risicokenmerken van leerlingen Leerlingen met een schooltoelage Leerlingen waarvan de moeder geen diploma secundair onderwijs heeft Leerlingen met een thuistaal anders dan het Nederlands Risicoschoolloopbanen Vroegtijdige schooluitval...79 Samenvatting Deel III: Armoede bij gezinnen met kinderen DEEL IV: Aanbod voor mensen in armoede Het lokale armoedebeleid Samenlevingsopbouw Algemeen Welzijnswerk Verenigingen waar armen het woord nemen Welzijnsschakels Sociale kruideniers, voedselverdeelpunten en sociale restaurants Wijkgezondheidscentra Algemene conclusies

6 Inleiding Inleiding In dit dossier brengen we, aan de hand van de beschikbare cijfers, op een zo fijn mogelijk niveau de armoede in de provincie Vlaams-Brabant in beeld. We bekijken daarbij niet enkel het gebrek aan inkomen, maar ook verschillende levensdomeinen waarop uitsluiting zich kan manifesteren, zoals de huisvestingsmarkt en gezondheidszorg. Het team van OASeS (Universiteit Antwerpen) gebruikt sinds het jaarboek volgende definitief van armoede: Armoede is de situatie waarin iemand een zodanig tekort heeft aan economische middelen in verhouding tot de algemene levensstandaard dat hij/zij sociaal uitgesloten raakt op meerdere levensdomeinen. (Dierckx & Ghys, 2013). Deze definitie plaatst de ongelijke toegang tot economische middelen centraal: armoede is steeds relatief ten opzichte van de normen en rijkdom van anderen in de samenleving. Tegelijk geeft de definitie aan dat armoede zich manifesteert in uitsluiting op meerdere levensdomeinen, zoals wonen, gezondheid, tewerkstelling, vrije tijd, mobiliteit. Armoede is niet altijd het gevolg van een gebrek aan inkomen, maar kan het gevolg zijn van een veelheid aan oorzaken, maar een gebrek aan inkomen speelt wel meestal een sleutelrol in het genereren van een opeenhoping van uitsluitingen. Het meten van armoede De European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC) is een enquête die jaarlijks wordt afgenomen bij Belgische huishoudens, en die peilt naar de inkomens- en leefomstandigheden van gezinnen. Mensen met een inkomen lager dan 60% van het mediaan inkomen worden als arm beschouwd. In 2016 leefde in België 15,5% van de bevolking met een verhoogd armoederisico. Deze enquêtegegevens zijn echter enkel betrouwbaar op het niveau van het Vlaams Gewest, en niet op een fijner niveau. Om de situatie op gemeentelijk niveau te schetsen, zijn we aangewezen op administratieve gegevens. De enquêtegegevens van de EU- SILC leren ons wel welke groepen aandacht verdienen in dit dossier, aangezien ze een verhoogd armoederisico kennen: alleenstaande ouders, alleenstaanden, werklozen, andere niet-actieven, laaggeschoolden, huurders en personen geboren buiten de Europese Unie. Met administratieve gegevens bedoelen we hier gegevens die door overheidsinstanties worden verzameld in het kader van het heffen van belastingen, het toekennen van een uitkering Ze omvatten wel vaak heel de bevolking, maar geven bijna steeds maar een deel van de werkelijkheid weer. Een van de oorzaken daarvoor is dat niet iedereen die recht heeft op een tegemoetkoming of uitkering deze ook aanvraagt. De redenen voor niet-opname kunnen heel verschillend zijn: gebrek aan informatie, problemen met de administratieve afhandeling, sociale en psychologische factoren als stigma en schaamtegevoelens Tegelijk kan het belang van deze niet-opname verschillen van gemeente tot gemeente. Hiermee moeten we rekening houden bij de interpretatie van de gegevens. Omdat bij heel wat van de beschikbare gegevens, naast de niet-opname, ook nog andere factoren mogelijke scheeftrekkingen veroorzaken (zie verder bij de beschrijving van de indicatoren zelf), raden we aan om steeds verschillende indicatoren te bundelen of te vergelijken en geen conclusies te trekken op basis van een bepaalde indicator. 1 OOSTERLYNCK S., RAEYMAECKERS P., COENE J., DELBEKE B, DEBRUYNE P en GHYS R (red.), Jaarboek armoede en sociale uitsluiting, 2016 Blik op energiearmoede. 6

7 Inleiding Overzicht dossier In een eerste deel worden een reeks indicatoren op een rijtje gezet die wijzen op een beperkte financiële armslag. In een tweede deel worden een aantal groepen afgebakend die een verhoogd armoederisico kennen, zoals alleenstaande ouders of personen met een zwakke gezondheid. Deze cijfers wijzen dus niet op armoede zelf. Zo hebben alleenstaande ouders een groter armoederisico, maar dit wil niet zeggen dat alle alleenstaande ouders arm zijn. De richting van het verband is ook niet altijd eenduidig: is men arm omdat men een slechte gezondheid heeft of heeft men een slechte gezondheid omdat men arm is? Het oorzakelijk verband is meestal wederzijds. In een derde deel maken we een overzicht van het aanbod van voorzieningen voor mensen in armoede in Vlaams-Brabant. In dit dossier worden een hele reeks gegevens samengebracht, verwerkt, toegelicht en weergegeven in tabellen, grafieken en kaarten. Voor de cijfers per gemeente verwijzen we graag naar de interprovinciale databank van de steunpunten sociale planning: Gegevens die daar niet beschikbaar zijn, of op een fijner niveau gewenst zijn, kunnen opgevraagd worden bij het steunpunt sociale planning via mail: Waar mogelijk worden de gegevens van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest meegenomen. 2 Op die manier kan worden nagegaan in hoeverre er een ruimtelijke continuïteit bestaat tussen de Vlaams-Brabantse en Brusselse gemeenten. Veel ontwikkelingen stoppen immers niet aan de administratieve grenzen, en er bestaat een sterke wisselwerking tussen Brussel en de rand. 2 Wanneer de gegevens beschikbaar zijn, worden de gemeenten van het Brussels Gewest mee ingekleurd op de kaarten, ze worden echter niet meegenomen bij het bepalen van klassegrenzen. Omwille van de leesbaarheid worden de absolute aantallen, in de vorm van cirkels, niet weergegeven op de kaarten. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft immers meer inwoners dan Vlaams-Brabant, en dit op een relatief kleine oppervlakte. Voor cijfers van Vlaamse instellingen die in Brussel actief zijn, maar waarvoor er ook een Franstalige tegenhanger bestaat waarvan we geen gegevens beschikbaar hebben, zoals VDAB en Kind en Gezin, worden de Brusselse gemeenten niet ingekleurd, aangezien dit een vertekend beeld kan geven. 7

8 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Hoewel armoede een multidimensionele problematiek is, en vele oorzaken kan hebben, is het toch vooral een tekort aan economische middelen dat leidt naar problemen en uitsluiting op andere gebieden. In dit eerste deel verzamelen we daarom indicatoren die rechtstreeks wijzen op een beperkt inkomen. 1 Fiscale inkomens De fiscale gegevens geven een beeld van het inkomen dat gezinnen ter beschikking hebben. Het gaat natuurlijk alleen om de inkomens die aan de fiscus worden doorgegeven. Zo ontbreken vaak de inkomsten uit roerend goed, zoals spaarboekjes en beleggingen. Specifiek in Vlaams-Brabant, en zeker in de gemeenten ten oosten en ten zuiden van Brussel, speelt nog een ander fenomeen. Daar wonen immers een groot aantal werknemers van internationale organisaties. Heel wat van deze groepen zijn vrijgesteld van belastingen. Zo zijn de beroepsinkomsten die EU-ambtenaren ten laste van de EU verkrijgen bij overeenkomst vrijgesteld van belastingen in België. Hierdoor dienen deze inkomsten niet te worden aangegeven in de belastingaangifte. Andere inkomsten (bv. uit onroerend goed of andere beroepsinkomsten in het fiscale huishouden) moeten wel worden aangegeven, zodat de aangegeven inkomsten van deze huishoudens sterk beneden de werkelijke inkomsten liggen. In onderstaande cijfers wordt meestal het inkomen per aangifte gebruikt, en niet het inkomen per inwoner. Het inkomen per aangifte houdt geen rekening met de grootte van het huishouden, maar heeft wel het voordeel dat aangiften zonder fiscale inkomsten niet worden meegeteld in de cijfers. Het gaat om niet-belastbare aangiften, bijvoorbeeld omwille van een erg laag inkomen, of omdat men ambtenaar is bij de EU. Natuurlijk zijn ook de huishoudens die geen aangifte hebben gedaan niet inbegrepen. In deze statistiek wordt meestal het netto belastbaar inkomen gebruikt. Dat bestaat uit alle netto inkomsten verminderd met de aftrekbare uitgaven. Netto inkomsten zijn de inkomsten vóór aftrek van belastingen, zoals bedrijfsvoorheffing, maar na aftrek van de solidariteitsbijdrage (RSZ). Het gaat niet alleen om inkomsten uit arbeid: aangegeven inkomsten van onroerende goederen, inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen, bedrijfsinkomsten en diverse inkomsten zijn inbegrepen. 1.1 Een grote inkomensongelijkheidi Het totale inkomen is erg ongelijk verdeeld, ook nadat belastingen werden geïnd. Figuur 1 geeft het totale inkomen weer, na aftrek van belastingen, van een aantal inkomensgroepen, de zogenaamde inkomensdecielen. Deze tien inkomensgroepen werden bepaald door 10% van de aangiften te nemen met het laagste inkomen, vervolgens 10% met het op één na laagste inkomen, enz. Daaruit blijkt dat de helft van de Vlaams-Brabantse aangiften meer dan drie kwart van het totale inkomen cumuleert. Een tiende van de aangiften totaliseert zelfs meer dan een kwart van het totale inkomen. Deze aangiften omvatten een groter inkomen dan de 50% laagste aangiften. 8

9 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Figuur 1: : Aandeel van de verschillende inkomensgroepen in het totale inkomen in Vlaams-Brabant (2014) 33,1% 16,9% 0,6% 3,0% 4,3% 12,5% 5,4% 6,6% 8,0% 9,7% Inkomensdecielen 1 = 10% laagste inkomens = 10% hoogste inkomens Bron: Algemene Directie Statistiek, Statistics Belgium Hoewel Vlaams-Brabant als regio rijker is dan gemiddeld in Vlaanderen, is de inkomensongelijkheid er groter. De interkwartiele coëfficiënt 3, die aangeeft hoe sterk de inkomens gespreid zijn rond de mediaan (het middelste inkomen), bedraagt voor Vlaanderen 103, en voor Vlaams-Brabant Verschillende inkomensgroepen, verschillende inkomensbronnen Figuur 2 geeft voor deze 10 inkomensgroepen, gerangschikt van laag naar hoog, het belang van de verschillende inkomensbronnen. Gemiddeld (kolom uiterst rechts) zijn wedden en lonen de belangrijkste inkomensbron (62,4%), gevolgd door de pensioenen (21,4%) en de bedrijfsinkomens van zelfstandigen (10,1%). Ziekte- en invaliditeitsuitkeringen (2,6%), werkloosheidsuitkeringen (1,7%) en inkomsten uit onroerend goed (1,6%), nemen een veel kleiner aandeel in. Andere inkomsten, zoals een leefloon, zijn erg beperkt (0,1%). Er zijn echter grote verschillen tussen de inkomensgroepen. We zien algemeen een stijging van het aandeel van wedden en lonen naarmate het inkomen stijgt. Alleen de laagste 3 Men bepaalt het inkomen dat overeenkomt met de aangifte die de centrale plaats inneemt in de reeks, gaande van het laagste inkomen tot het mediaaninkomen, nl. Q1 (eerste kwartiel). Evenzo bepaalt men Q3 (derde kwartiel), zijnde het inkomen van de aangifte centraal tussen het mediaaninkomen en het hoogste inkomen. Het verschil van Q3 en Q1 of het interkwartiel verschil geeft een idee van de spreiding van de inkomens rond de mediaan. De interkwartiele coëfficiënt is de verhouding tussen het interkwartiel verschil en de mediaan. 9

10 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen inkomensgroepen vormen hierop een uitzondering. Mogelijk speelt hier de invloed van deeltijds werk, bijvoorbeeld van jobstudenten, of van inkomens uit arbeid die gedeeltelijk vrijgesteld zijn van belastingen. Het aandeel van ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en werkloosheidsuitkeringen daalt naargelang het inkomen stijgt. De laagste inkomensgroep vormt hier wel opnieuw een uitzondering. Het aandeel van diverse inkomsten, zoals leeflonen, vinden we bijna enkel terug in de twee laagste inkomensgroepen (6,6 en 0,7%). De pensioenen kennen een oververtegenwoordiging in de derde laagste inkomensgroep, om vervolgens aan belang in te boeten naarmate het inkomen stijgt. De andere inkomensbronnen kennen een minder duidelijk verloop, hoewel bedrijfsinkomens van zelfstandigen wel het grootste aandeel kennen bij de hoogste inkomensgroepen. Figuur 2: : Inkomensbronnen van de verschillende inkomensgroepen in Vlaams-Brabant (2014) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% Diverse Bedrijfsinkomens zelfstandigen Kapitalen en roerende goederen Onroerende goederen (Brug)pensioenen Ziekte- en invaliditeitsuitkeringen Werkloosheidsuitkeringen Lonen en wedden 0% 1 = 10% laagste inkomens = 10% hoogste inkomens Decielen Totaal inkomen Bron: Algemene Directie Statistiek Statistics Belgium Algemeen kunnen we dus stellen dat rijke huishoudens hun inkomsten vooral uit wedden en lonen en uit bedrijfsinkomens halen, terwijl dat voor arme huishoudens vaak leeflonen, ziekteen invaliditeitsuitkeringen en werkloosheidsuitkeringen zijn. Huishoudens die hun inkomen in belangrijke mate uit pensioenen halen, vallen eerder onder de lagere inkomensgroepen. 1.3 Grote verschillen tussen de gemeenten Kaart 1 geeft het netto belastbaar inkomen per aangifte weer per gemeente. Dit is vooral hoog in de residentiële rand rond (bijvoorbeeld euro in ) en in de eveneens residentiële zone in de zuidoostrand van Brussel (bijvoorbeeld in ). en Brussel zelf kennen een lager gemiddeld inkomen, wat vooral in Brussel uitgesproken is. De laagste inkomens in Vlaams-Brabant vinden we in het industriële gebied van de Zennevallei, van ( euro) over (32.811) en (29.324) tot (32.624) en (31.452). Verder zijn er lage inkomens in het oosten van het Hageland, zowel in de steden als op het platteland ( in, in en in ). Ook de gemeente kent een opvallend lage waarde (33.385). 10

11 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Binnen Vlaanderen is Vlaams-Brabant als geheel echter een rijkere regio. Het gemiddeld inkomen in het Vlaams Gewest bedraagt immers slechts euro, terwijl dit in Vlaams- Brabant om euro gaat. Kaart 1: : Gemiddeld inkomen per p aangifte: per gemeente (2014) in euro (Brussel: ) Vlaams-Brabant: Vlaams Gewest: Bron data: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium Wanneer we de opsplitsing maken naar deelgemeente (Kaart 2), dan zien we dat in ( euro), (29.869) en (29.552) vooral de stadscentra een erg laag gemiddeld inkomen hebben. Ook in andere gemeenten, vooral in de Brusselse rand, zijn er grote verschillen tussen de verschillende deelgemeenten. In heeft Ruisbroek een gemiddeld inkomen van euro en Oudenaken van euro. Ook elders in de Zennevallei vinden we lage inkomens. (29.570) hoort tot de weinige (deel)gemeenten met een gemiddeld inkomen onder euro. In ligt het inkomen iets hoger (32.430), maar de gemeenten wordt slechts opgesplitst in twee deelgemeenten. Moest het centrum afgesplitst worden, zou het cijfer waarschijnlijk nog een stuk lager liggen. Ook in is dit het geval. In en zien we dat het vooral de deelgemeenten zijn die aansluiten bij Brussel die een lager inkomen hebben: Zellik en Strombeek-. 11

12 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Kaart 2: : Gemiddeld inkomen per aangifte: per deelgemeente (2014) in euro , , , , , , , , , ,6 (Brussel: , ,6) Vlaams-Brabant: Vlaams Gewest: Bron data: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium De kaarten van het aandeel aangiften lager dan euro en aangiften hoger dan euro zijn ongeveer elkaars spiegelbeeld. De lage aangiften vinden we vooral in de Zennevallei (,, en ), in, en in, en. De regio rond, met een uitloper naar en, telt weinig lage aangiften. Kaart 3: : Aangiften kleiner of gelijk aan euro (2014) % van de aangiften 36,6-42,7 (Brussel: 36,6-67,2) 34,3-36,5 32,4-34,2 30,5-32,3 29,2-30,4 Vlaams-Brabant: 34,2% Vlaams Gewest: 37,2% Brussels Gewest: 52,4% Bron data: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium 12

13 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen In deze zelfde ring van gemeenten rond vinden we veel hoge belastingsaangiften, net als in en. In de Zennevallei (nu ook uitgebreid met ), en het grootste deel van het Hageland vinden we deze veel minder. Kaart 4: : Aangiften groter dan euro (2014) % van de aangiften 27,7-31,6 25,4-27,6 22,6-25,3 19,2-22,5 12,3-19,1 (Brussel: 4,2-19,1) Vlaams-Brabant: 22,6% Vlaams Gewest: 18,5% Brussels Gewest: 11,2% Bron data: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium Tussen 2004 en 2014 zijn de inkomens overal toegenomen. Gemiddeld ging het zowel in Vlaams-Brabant als in Vlaanderen om een toename van 33%. In een aantal gemeenten in het Hageland (,,, ) zijn de inkomens gemiddeld met meer dan 40% gestegen, hoewel elk van deze gemeenten nog steeds bij de laagste gemiddelde inkomens blijven zitten. In een aantal rijkere gemeenten zijn de inkomens de laatste 10 jaar eveneens sterk gestegen, zoals in,,,. Behalve in de zuidoostrand, zien we echter dat in heel de rand rond Brussel de inkomens minder gestegen zijn dan gemiddeld in Vlaams-Brabant. 13

14 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Kaart 5: : Inkomensevolutie index (2004 = 100) 140,0-144,9 137,0-139,9 133,2-136,9 129,0-133,1 118,8-128,9 (Brussel: 118,2-128,9) Vlaams-Brabant: 133,2 Vlaams Gewest: 132,9 Bron data: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium Als we de evolutie van de consumptie-index mee in rekening brengen, is in de meeste gemeenten rond Brussel het reële inkomen er amper op vooruit gegaan. De inflatie maakt immers dat een inkomen dat in bedroeg, 123 euro moest bedragen in 2014 om hetzelfde pakket goederen en diensten aan te schaffen. Ook in Brussel is het reële inkomen er in heel wat gemeenten op achteruit gegaan. Dat zien we ook op Figuur 3, die links de inkomensevolutie weergeeft in de Vlaams-Brabantse arrondissementen, Vlaams-Brabant, het Vlaams Gewest en het Brussels Gewest, en rechts dezelfde inkomensevolutie, maar dan geïndexeerd. Daarop zien we dat het inkomen in Brussel gedaald is in de beschouwde periode. Dat is nog meer uitgesproken wanneer we naar de mediaan zouden kijken. Figuur 3: Inkomensevolutie Inkomen per aangifte Vlaams-Brabant Vlaams Gewest Brussels Gewest Geïndexeerd inkomen per aangifte (basis=2013)

15 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen 2 Verhoogde tegemoetkoming etkoming in de ziekteverzekering De voorkeursregeling in de ziekteverzekering maakt de gezondheidszorg goedkoper (minder remgeld, lager plafondbedrag voor de maximumfactuur,...) voor bepaalde personen. Sinds 1 januari 2014 is een hervorming van de verhoogde tegemoetkoming in werking getreden. Door deze hervorming kan de verhoogde tegemoetkoming op twee manieren worden verkregen: (1) automatisch, op basis van het krijgen van een uitkering, of op basis van een situatie waarin men zich bevindt: - leefloon - inkomensgarantie voor ouderen - tegemoetkoming voor personen met een handicap - toeslag voor kinderen met een handicap of aandoening - wees - niet-begeleide minderjarige vreemdeling (2) na een inkomensonderzoek uitgevoerd door het ziekenfonds. In beide gevallen gaat het om personen met een laag inkomen, zodat dit een zeer goede indicator is om armoede in kaart te brengen. Dit geldt echter niet voor de oudere bevolking, omdat bij velen uit deze groep het netto belastbaar inkomen (dat de basis is voor de toekenning van het statuut) niet goed overeen komt met het reëel beschikbare inkomen. Veel gepensioneerden komen door een tamelijk laag pensioen in aanmerking voor de verhoogde tegemoetkoming. Aanvullende pensioenen (door de werkgever gefinancierd of opgebouwd via pensioensparen) en roerende inkomsten worden echter niet meegerekend, en het kadastraal inkomen van oudere woningen wordt zwaar onderschat. We krijgen daardoor dus een overschatting van het aantal arme gepensioneerden. We bekijken de spreiding van de verhoogde tegemoetkoming voor drie leeftijdscategorieën: kinderen en jongeren (0-24 jaar), personen op actieve leeftijd (25-64 jaar) en ouderen (65+). De jongeren vinden we voornamelijk terug in de Zennevallei ( (19%), (17%), (15%) en (16%)), in (16%) en (15%), in (16%) en in (17%). Het centrale deel van de provincie, uitgezonderd, heeft lage cijfers, net als het Pajottenland. Kaart 6: : Personen van jaar met verhoogde e tegemoetkoming (01/01/2016) % van de verzekerden 13,4-19,8 10,1-13,3 7,7-10,0 5,2-7,6 3,4-5,1 Vlaams-Brabant: 10,0 Vlaams Gewest: 13,7 Brussel: 13,4-54,4 Bron data: IMA 15

16 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Bij de volwassenen op actieve leeftijd (Kaart 7) zien we een gelijkaardig beeld. Minder dan 4% met een verhoogde tegemoetkoming vinden we in,, en, terwijl het percentage in,,, en oploopt tot meer dan 10%. Kaart 7: : Personen van jaar met verhoogde tegemoetkoming (01/01/2016/) % van de verzekerden 10,0-12,7 7,5-9,9 5,9-7,4 4,6-5,8 3,2-4,5 Vlaams-Brabant: 7,4 Vlaams Gewest: 10,2 Brussel: 10,0-40,1 Bron data: IMA Bij de oudere bevolking zien we in het algemeen veel hogere percentages (tot meer dan 40% van de ouderen in en ), waarvoor de redenen hierboven werden aangehaald. Ruimtelijk zien we op Kaart 8 een omgekeerd beeld aan dat van de andere leeftijdscategorieën: we krijgen nu hoge cijfers in de landelijke gebieden van het Pajottenland en het Hageland, met een uitloper naar en, en lage aandelen in de hele rand rond Brussel, uitgezonderd.,, en zijn gemeenten met een hoog aandeel met verhoogde tegemoetkoming in alle leeftijdscategorieën. 16

17 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Kaart 8: : Personen van 65 jaar of ouder met verhoogde tegemoetkoming (01/01/2016) % van de verzekerden 29,1-41,5 24,8-29,0 22,2-24,7 17,3-22,1 8,8-17,2 Vlaams-Brabant: 22,1 Vlaams Gewest: 28,8 Brussel: 29,1-59,1 Bron data: IMA Voor de provincie Vlaams-Brabant, het Vlaams Gewest en de gemeenten met de 10 hoogste aandelen met verhoogde tegemoetkoming in Vlaams-Brabant stellen Figuur 4, Figuur 5 en Figuur 6 de evolutie voor, per leeftijdscategorie, van 2003 tot Voor de leeftijdsgroepen van de 0-24-jarigen en de jarigen, zien we vanaf 2007 zo goed als overal een stijging. De stijging is deels te verklaren door de uitbreiding van de groepen die in aanmerking komen voor de verhoogde tegemoetkoming of aan wie de tegemoetkoming automatisch wordt toegekend. 4 Ook hebben heel wat OCMW s stappen gezet om meer rechthebbenden naar de tegemoetkoming toe te leiden. De toename verschilt echter van gemeente tot gemeente. Bij de kinderen en jongeren zien we dat de aandelen in 2003 rond 5% lagen, en dat er sindsdien een sterke stijging is geweest. klimt de laatste jaren zelfs naar de 20%, en in zien we eveneens een sterke stijging. Ook bij de volwassenen (25-64 jaar) hebben vooral en, die in 2007 nog een cijfer hadden onder het Vlaams gemiddelde, sindsdien een sterke toename gekend. had reeds van bij het begin een hoog aandeel. In was er een stagnering van de groei in de jaren , maar daarna ging het weer omhoog naar meer dan 12% in Bij de kinderen en jongeren zien we in dezelfde evolutie. 4 De voorkeursregeling werd in de loop van deze periode enkele keren hervormd. Zo kwam er in 2007 het OMNIO-statuut voor gezinnen met een laag inkomen die niet hoorden tot de groep van gepensioneerden, weduwen en weduwnaars, wezen en invaliden (WIGW), tot de oudere langdurig werklozen, of tot de groep die een sociaal voordeel ontving zoals leefloon of verhoogde kinderbijslag. In 2014 verdwijnt het OMNIO-statuut weer en kan de verhoogde tegemoetkoming op twee manier worden verkregen: op basis van een voordeel (bv. leefloon) of een situatie (bv. kind met een ernstige handicap) of na een inkomensonderzoek door het ziekenfonds. 17

18 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Figuur 4: : Evolutie personen van jaar met verhoogde tegemoetkoming ( ) 2016) 25% 20% 15% 10% 5% 0% Vlaams-Brabant Vlaams Gewest Bron: IMA Figuur 5: : Evolutie personen van jaar met verhoogde tegemoetkoming ( ) 2016) 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% Vlaams-Brabant Vlaams Gewest Bron: IMA 18

19 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen In tegenstelling tot bij de jongere leeftijdsgroepen zien we bij de 65-plussers een daling in het aandeel personen met verhoogde tegemoetkoming. In het volgende hoofdstuk gaan we dieper in op de pensioenen en geven we verklaringen voor de daling van het aandeel ouderen met een laag inkomen. Figuur 6: : Evolutie personen van 65 jaar of ouder met verhoogde tegemoetkoming etkoming ( ) 2016) 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Vlaams-Brabant Vlaams Gewest Bron: IMA 19

20 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen 3 Pensioenen De inkomens van ouderen worden in belangrijke mate bepaald door de pensioenen. Verderop gaan we ook nog in op de Inkomensgarantie voor Ouderen. 3.1 Gezinsvorm en pensioenbedrag Figuur 7 toont het pensioenbedrag voor verschillende gezinsvormen. De eerste balk toont de pensioenbedragen van alleenstaanden. Meer dan de helft daarvan ligt onder euro, 6% zelfs onder euro. 10% heeft daarentegen een pensioen van meer dan euro. Het pensioenbedrag van een alleenstaande is vanzelfsprekend gemiddeld lager dan het totale pensioenbedrag van een koppel. Bij koppels met 1 pensioen en een andere inkomensbron (arbeid, RVA-uitkering, OCMW-steun of arbeidsongeschiktheid) zijn er minder lage pensioenen (40% heeft minder dan euro) en meer hoge pensioenen. Bij koppels met slechts 1 pensioen heeft 30% een pensioenbedrag lager dan euro. Bij koppels met 2 pensioenen bedraagt dit slechts 5%. Van deze koppels heeft 64% een totaal pensioenbedrag gelijk aan of hoger dan euro. Deze figuur geeft het relatieve aandeel weer naar gezinsvorm. In absolute aantallen waren de alleenstaanden in de meerderheid (59.410), vervolgens de koppels met twee pensioenen (43.484), de koppels met één pensioen en nog een ander inkomen (22.940), de koppels met enkel één pensioen (15.587) en tenslotte de andere gezinsvormen (12.163). Figuur 7: : Pensioenbedrag naar gezinsvorm (31/12/2014) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 10,7 8,3 25,7 49,4 17,0 13,3 29,6 30,7 6,0 9,4 alleenstaanden koppels met 1 pensioen + ander inkomen 13,5 26,4 30,5 64,0 48,9 21,7 16,3 9,2 21,3 45,7 19,7 16,6 24,9 10,7 10,9 4,7 4,9 7,4 0,6 koppels met 1 pensioen koppels met 2 pensioenen totaal koppels met enkel pensioen(en) 1,8 andere gezinsvormen >= <1000 Bron: KSZ, DWH AM&SB 20

21 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen 3.2 Evolutie van de pensioenbedragen nbedragen Figuur 8 toont de evolutie van de pensioenbedragen van alleenstaanden (bovenste lijnen) en koppels zonder ander inkomen (onderste lijnen). Terwijl in 2003 nog meer dan 80% van de alleenstaanden een pensioen had van minder dan euro is dit in 2014 teruggelopen naar ongeveer 60%. Voor de koppels liep het aandeel in dezelfde periode in Vlaams-Brabant terug van ongeveer 45% met een laag pensioen naar iets meer dan 10%. In 2014 waren in Vlaams- Brabant de aandelen met een laag pensioen in beide groepen minder groot dan gemiddeld in Vlaanderen. De sterke daling van het aandeel lage pensioenen is te wijten aan verschillende factoren: naast de indexeringen, die algemeen een verhoging van de inkomens geven, zijn ook de bedragen van de minimumpensioenen verhoogd. Tegelijk was er ook een toenemende participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt, zodat zij ook een (hoger) pensioen ontvangen. We zien dit effect ook op Figuur 9, met de evolutie van de pensioenen hoger dan euro: vooral het aandeel van de koppels met een hoog pensioen is sterk gestegen. Gemiddeld is dit een jongere groep, waarbij de vrouwen vaker gewerkt hebben en er dus vaker 2 pensioenen zijn. Er zijn in Vlaams-Brabant minder lage pensioenen en meer hoge pensioenen dan gemiddeld in het Vlaams Gewest. Het Brussels Gewest had in 2003 het laagste aandeel lage pensioenen en het hoogste aandeel hoge pensioenen, maar dit is niet meer het geval in Voor koppels is de situatie nu zelfs volledig omgekeerd. Figuur 8: : Pensioenen lager dan euro: alleenstaanden en koppels zonder ander inkomen 90,0 80,0 70,0 % 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0, alleenstaanden, Vlaams-Brabant alleenstaanden, Vlaams Gewest alleenstaanden, Brussels Gewest koppels, Vlaams-Brabant koppels, Vlaams Gewest koppels, Brussels Gewest Bron: KSZ, DWH AM&SB 21

22 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Figuur 9: : Pensioenen hoger dan euro: alleenstaanden en koppels zonder ander inkomen 90,0 80,0 70,0 % 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0, alleenstaanden, Vlaams-Brabant alleenstaanden, Vlaams Gewest alleenstaanden, Brussels Gewest koppels, Vlaams-Brabant koppels, Vlaams Gewest koppels, Brussels Gewest Bron: KSZ, DWH AM&SB 3.3 Lage en hoge pensioenen in Vlaams-Brabant Kaart 9 en Kaart 10 tonen, respectievelijk voor alleenstaanden en voor koppels, het aantal gezinnen met een pensioenbedrag lager dan euro. De koppels met nog andere inkomens buiten het pensioen worden hier niet beschouwd. De bollen geven niet alleen de absolute aantallen weer van alleenstaanden en koppels met een laag pensioenbedrag, maar verfijnen nog naar hoogte van dit bedrag: meer of minder dan euro. Bij de alleenstaanden (die gemiddeld ouder zijn, aangezien de partner vaak al is overleden) vinden we vooral op het platteland hoge waarden. Opvallend is het centrale Hageland, maar ook het Pajottenland, en. Het omgekeerde zien we in stedelijk gebied. Lage waarden vinden we in het se, en, en in heel wat gemeenten rond Brussel. Bij de koppels zien we een gelijkaardig beeld, maar de aandelen liggen veel lager (maximum 26% ten opzichte van 79% bij de alleenstaanden). De hogere aandelen in de zuidoostrand kunnen te verklaren zijn doordat één van de partners niet in de Belgische sociale zekerheid is ingeschreven (bijvoorbeeld als werknemer bij de instellingen van de EU of de NAVO). Dit verklaart ook waarom het in deze regio vaker gaat om een pensioenbedrag onder euro. In het noordoosten van de provincie (,, ) is het aandeel met een laag pensioen bij de koppels relatief klein, in vergelijking met de hoge aandelen bij de alleenstaanden. 22

23 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Kaart 9: : Alleenstaanden met een pensioen lager dan euro % van alleenstaanden met een pensioen 65,4-79,2 (Brussel: 65,4-80,9) 60,4-65,3 55,4-60,3 50,4-55,3 41,4-50,3 Vlaams-Brabant: 55,4 Vlaams Gewest: 60,9 Brussels Gewest: 58,1 Aantal 500 < Bron data: KSZ DWH AM&SB Kaart 10: : Koppels met een pensioen lager dan euro % van koppels met enkel pensioen(en) 19,8-25,9 (Brussel: 19,8-48,0) 15,8-19,7 12,8-15,7 10,8-12,7 8,6-10,7 Vlaams-Brabant: 12,8 Vlaams Gewest: 15,4 Brussels Gewest: 21,1 Aantal 150 < Bron data: KSZ DWH AM&SB 23

24 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen De hogere pensioenen (2.000 euro of meer) zijn in grote lijnen een spiegelbeeld van de lagere pensioenen (<1.500 euro). Bij de alleenstaanden geldt dit wat minder voor de Zennevallei en het zuiden van het Hageland, waar er relatief veel pensioenen zijn tussen en euro. Kaart 11: : Alleenstaanden met een pensioen van euro of meer % van alleenstaanden met een pensioen 22,8-31,4 19,0-22,7 15,8-18,9 13,8-15,7 6,5-13,7 Vlaams-Brabant: 18,9 Vlaams Gewest: 15,8 Brussels Gewest: 19,6 Aantal >= 2500 Bron data: KSZ DWH AM&SB Kaart 12: : Koppels met een pensioen van euro of meer % van koppels met enkel pensioen(en) 74,7-78,0 70,7-74,6 66,7-70,6 62,7-66,6 48,8-62,6 (Brussel: 30,7-62,6) Vlaams-Brabant: 70,6 Vlaams Gewest: 64,3 Brussels Gewest: 63,7 Aantal >= 2500 Bron data: KSZ DWH AM&SB 24

25 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen 4 De inkomensgarantie voor ouderen De Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) is een uitkering die toegekend wordt aan 65-plussers die niet over voldoende financiële middelen beschikken. Sinds 1 januari 2014 zijn er nieuwe regels, zoals het gelijkschakelen van samenwonen met een huwelijk, strengere controles op de verblijfvoorwaarden, minder schommelingen in de bedragen. Wanneer iemand op 65 (of ouder) zijn pensioen aanvraagt of wanneer een bruggepensioneerde de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, onderzoekt de Federale Pensioendienst automatisch of hij recht heeft op een IGO. 65- plussers die denken recht te hebben op een IGO, kunnen daarnaast zelf een aanvraag indienen. 5 Hoge aandelen ouderen met een inkomensgarantie vinden we in Vlaams-Brabant (Kaart 13) in (58 per 1.000) en in de Zennevallei ( 59 per 1.000, 42, 41), (39) en (38).Daarnaast heeft het Hageland hoge cijfers, vooral in (41 per 1.000) en (40). Ten opzichte van enkele jaren geleden zijn de cijfers in het Hageland gedaald. De gemeenten ten zuidoosten van Brussel (behalve ), ten zuiden en oosten van en in het centraal gelegen noorden van de provincie (van tot ) hebben lage aandelen. Opvallend zijn ook de lage cijfers in het zuidelijke Pajottenland, waar zich net als in het Hageland een daling heeft voorgedaan. Kaart 13: : Ouderen met een inkomensgarantie (2016) per inwoners van 65 jaar of ouder Aantal 37,1-59,0 Brussel: 37,1-270,0 30,1-37,0 23,1-30,0 20,1-23,0 13,0-20, Vlaams-Brabant: 30 per Vlaams Gewest: 43 per Bron data: FOD Sociale Zekerheid; bevolking: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium 5 Meer informatie: 25

26 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Het aandeel 65-plussers met een inkomensgarantie daalde duidelijk tot 2006, en sinds 2015 is er terug een daling ingetreden. Figuur 10: : Evolutie van het aandeel 65-plussers met een inkomensgarantie ( ) per Vlaams Gewest Vlaams-Brabant Bron: FOD Sociale zekerheid; bevolking: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium Het bedrag dat wordt uitgekeerd is afhankelijk van het pensioen en de bestaansmiddelen waarover men kan beschikken. Voor alleenwonenden is het bedrag hoger. Het gemiddeld bedrag per begunstigde gaat wel wat omhoog in de beschreven periode. Kaart 14 toont het gemiddelde bedrag per begunstigde. Het bedrag is vooral hoog in de rand rond Brussel, van tot. Ook in gaat het om een hoog gemiddeld bedrag. In het Hageland zijn er wel veel mensen met een IGO, maar het gemiddeld uitgekeerd bedrag ligt daar veel lager. Omgekeerd zijn er in en weinig mensen met een IGO, maar daar ligt het gemiddelde bedrag wel hoog. Kaart 14: : Gemiddeld uitgekeerd bedrag van de IGO (2016) euro per begunstigde 444,4-514,0 Brussel: 444,4-574,6 392,0-444,3 339,2-391,9 255,8-339,1 208,4-255,7 Vlaams-Brabant: 391,9 Vlaams Gewest: 397,0 Bron data: FOD Sociale Zekerheid 26

27 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen 5 Werkloosheid 5.1 Werkloosheidsgraad De werkloosheidsgraad is de verhouding tussen het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) van 18 tot 64 jaar oud en de beroepsbevolking van 18 tot 64 jaar oud. Niet werkende werkzoekenden zijn als werkzoekende ingeschreven bij de VDAB en kunnen zowel uitkeringsgerechtigd als niet uitkeringsgerechtigd zijn. De beroepsbevolking is de som van de niet-werkende werkzoekende bevolking en de werkende bevolking. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld huisvrouwen en -mannen niet worden meegerekend, net als mensen die niet binnen de Belgische sociale zekerheid vallen. De werkloosheidscijfers die hier worden gebruikt zijn jaargemiddelden (het gemiddelde van het aantal werkzoekenden op het einde van elke maand). Figuur 11 geeft de evolutie van de werkloosheidsgraad in Vlaams-Brabant en het Vlaams Gewest. Deze is sterk afhankelijk van de conjunctuur. Zo zien we in beide gebieden een sterke stijging in het begin van de jaren 2000, die vanaf 2006 terug sterk daalt om opnieuw te stijgen in Op dit moment zijn de werkloosheidsgraden licht dalend. In Vlaams-Brabant liggen de cijfers heel wat lager dan in het Vlaams Gewest als geheel. Binnen Vlaams-Brabant heeft het arrondissement de laagste waarde, terwijl dat in het begin van de beschouwde periode nog - was. Ook in Brussel is de trend dalend, maar met een werkloosheidsgraad (bij de 15 tot 64-jarigen) van 16,9% 6 is die nog steeds erg hoog. 7 Figuur 11: : Evolutie werkloosheidsgraad ,5 8 7,5 7 6,5 6 5,5 5 4, Arr. - Arr. Prov. Vlaams-Brabant Vlaams Gewest Bron: VDAB 6 Bron: Actiris 7 Ook de werkloosheidsduur varieert met de economische conjunctuur. Hoe beter de conjunctuur, hoe lager het aandeel langdurig werklozen (dit effect werkt met enige vertraging). 27

28 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Kaart 15 toont de werkloosheidsgraad in de Vlaams-Brabantse gemeenten. We zien hoge werkloosheidsgraden rond Brussel, zij het minder uitgesproken in het zuidoosten, en verder in,, en in het noorden en het zuiden van het Hageland. De laagste waarden zijn er rond en in het zuidelijke Pajottenland. Kaart 15: : Werkloosheidsgraad (2016) % NWWZ op de beroepsbevolking 7,6-10,3 6,2-7,5 5,2-6,1 4,2-5,1 3,4-4,1 aantal NWWZ Vlaams-Brabant: 6,1% Vlaams Gewest: 7,5% Bron data: VDAB, eigen verwerking Er kunnen grote verschillen zijn binnen een gemeente. De werkloosheidsgraad hebben we niet per deelgemeente ter beschikking, maar wel het aandeel werkzoekenden t.o.v. alle jarigen. Kaart 16 toont dit eerst op gemeenteniveau. Het beeld is in grote lijnen hetzelfde als bij de werkloosheidsgraad, maar dan op een lager niveau. Opvallend is wel de heel wat lagere waarde in en een aantal andere gemeenten ten zuidoosten van Brussel. Dit komt omdat bij de berekening van de beroepsbevolking de gegevens van de Belgische sociale zekerheid worden gebruikt, en EU-ambtenaren en andere internationale medewerkers vallen hier niet onder. Deze zijn daar relatief belangrijk, zodat de werkloosheidsgraad er overschat wordt (de noemer is veel kleiner dan in werkelijkheid). 28

29 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Kaart 16: : Niet werkende werkzoekenden (2016) % op inwoners van jaar 5,1-7,5 4,6-5,0 3,8-4,5 3,4-3,7 2,8-3,3 aantal NWWZ Vlaams-Brabant: 4,5% Vlaams Gewest: 5,6% Bron data: VDAB, eigen verwerking Kaart 17 geeft de cijfers per deelgemeente. Er zijn inderdaad grote verschillen binnen een aantal gemeenten. De grootste verschillen zien we in de rand rond Brussel (,,,, ), en in, en waar vooral de stadscentra hoge waarden hebben. Kaart 17: : Niet werkende werkzoekenden - deelgemeenteniveau (2016) % op inwoners van jaar 5,9-7,9 4,6-5,8 3,5-4,5 2,7-3,4 1,0-2,6 Vlaams-Brabant: 4,5% Vlaams Gewest: 5,6% Bron data: VDAB 29

30 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen 5.2 Kenmerken van de werklozen De werkloosheid is groter of kleiner afhankelijk van een aantal demografische kenmerken. Zo is de werkloosheid hoger onder jongeren en in mindere mate onder ouderen. Ook de opleiding speelt een grote rol: hoe lager de scholing, hoe hoger de kans op werkloosheid. Laaggeschoolden zijn onder de werkzoekenden sterk vertegenwoordigd in het noorden en het zuiden van het Hageland (Kaart 18), in de Zennevallei van tot en in. Dit zijn ook gebieden waar de opleiding onder de bevolking lager is (zie DEEL II:8 Opleiding), en waar de algemene werkloosheid hoog is (maar niet uitsluitend: dit geldt bv. ook voor waar het aandeel laaggeschoolden beneden het gemiddelde ligt). Kaart 18: : Laaggeschoolde niet-werkende werkzoekenden (2016) % van de niet-werkende werkzoekenden 40,6-51,7 36,5-40,5 34,0-36,4 27,2-33,9 18,2-27,1 aantal laaggeschoold Vlaams-Brabant: 36,4% Vlaams Gewest: 45,7% Bron data: VDAB, eigen verwerking Tenslotte zijn ook personen met een arbeidshandicap vaker werkloos. Binnen de werkzoekenden zijn deze sterker vertegenwoordigd in het Hageland (Kaart 19), waar in het algemeen ook meer personen met een handicap wonen 8. 8 Zie ook HEYLEN, V. (2016), Dossier Gezondheid in Vlaams-Brabant 2016 ( 30

31 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Kaart 19: : Niet-werkenden werkzoekenden met een arbeidshandicap (2016) % van de niet-werkende werkzoekenden 18,1-23,2 11,7-18,0 9,3-11,6 5,8-9,2 2,3-5,7 aantal arbeidshandicap Vlaams-Brabant: 11,6% Vlaams Gewest: 14,4% Bron data: VDAB, eigen verwerking 6 Het leefloon en het recht op maatschappelijke integratie Het leefloon wordt toegekend door een OCMW en wordt omschreven als een minimuminkomen voor wie niet over toereikende bestaansmiddelen beschikt, noch er aanspraak op kan maken, noch in staat is deze te verwerven. Het bedrag is afhankelijk van de gezinssituatie. Belangrijk is dat het leefloon een recht is dat niet automatisch wordt toegekend. Personen die aan alle voorwaarden voldoen voor het verkrijgen van een leefloon, maar het niet hebben aangevraagd, ontvangen het dus niet. Naast een aantal inkomensvoorwaarden, gelden de volgende voorwaarden: de meerderjarigheid (tenzij ze getrouwd zijn, kinderen ten laste hebben of zwanger zijn), het verblijf in België, en een nationaliteitsvoorwaarde. De volgende nationaliteiten komen in aanmerking: Belgen, EU-onderdanen met een verblijfsrecht van meer dan 3 maanden, vreemdelingen opgenomen in het bevolkingsregister (gevestigde vreemdelingen), erkende vluchtelingen en staatlozen. Het equivalente leefloon is financiële steun die het OCMW toekent aan personen die geen recht hebben op een leefloon (omdat ze niet aan alle vereiste voorwaarden voldoen), maar die in België verblijven en zich in een vergelijkbare noodsituatie bevinden. De bedragen van het equivalent leefloon zijn gelijk aan die van het leefloon. Het gaat vooral over niet-belgen die niet in het bevolkingsregister zijn opgenomen, maar in het vreemdelingen- of wachtregister. 31

32 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen 6.1 Het leefloon en het equivalent leefloon Voor de cijfers in dit dossier gebruiken we het gemiddeld aantal leefloners. Elke maand wordt het aantal inwoners geteld dat recht had op een leefloon. Het gemiddelde van dit aantal over het jaar heen, geeft het gemiddeld aantal leefloners voor dat jaar. Figuur 12 geeft de evolutie van het aandeel leefloners en equivalent leefloners (per inwoners) sinds Wat de leefloners betreft zien we voor Vlaanderen in de eerste jaren een daling, dan een verhoging in 2009 en 2010 als gevolg van de crisis in 2008, waarna het aandeel weer ging dalen. Sinds 2013 is er weer een toename, en in 2015 kwam het aandeel weer boven 4 per inwoners uit. Voor Vlaams-Brabant liggen de cijfers per inwoners heel wat lager, namelijk voor ,2 per De curve van het arrondissement volgt dezelfde trends als die van Vlaanderen, maar die van - daarentegen kent een constante stijging tot 2010, daalt daarna lichtjes en stijgt daarna terug tot iets minder dan het Vlaams- Brabantse gemiddelde in De stijging in 2015 (+9,7% in Vlaanderen) zette zich volgens de POD Maatschappelijke Integratie (MI) door in 2016 (+14,3%). Ze wordt door de POD MI voor een groot deel toegeschreven aan de hervorming van de werkloosheidsreglementering 9 en het stijgend aantal studenten met een leefloon. Er is ook een invloed van de toename van het aantal personen dat erkend werd als vluchteling of een statuut kreeg als subsidiair beschermde. Op Belgisch niveau zorgen ze voor een stijging van de leefloners van 2,3% in 2015 en met 4,4% in Daarnaast blijven de gevolgen van de financieel-economische crisis nog nazinderen, waardoor er telkens nog een structurele toename is van het aantal ouderen, laaggeschoolden, alleenstaande ouders met kinderen ten laste De daling van het aandeel equivalent leefloners op de bevolking tussen 2003 en 2008 is te wijten aan aanpassingen in de wetgeving. Nieuwe asielzoekers krijgen niet langer financiële hulp, maar materiële hulp vanuit de opvangstructuren. Vreemdelingen die zijn ingeschreven in het bevolkingsregister krijgen een leefloon in plaats van een equivalent leefloon. De stijging in de jaren 2010 en 2011 is te wijten aan de stijging van het aantal regularisaties en het gebrek aan plaatsen in de opvangstructuren op dat moment. Een aantal maatregelen op het vlak van asiel- en migratie (zoals versnelling procedures, verstrenging van voorwaarden van gezinshereniging, vermindering van de instroom) zorgen sinds 2012 terug voor een daling. 9 De wijzigingen houden o.a. aanpassingen in voor schoolverlaters, zoals de beperking in de tijd van de beroepsinschakelingsuitkering. 10 POD Maatschappelijk Integratie (2017), Statistisch verslag, nr. 18 Juni 2017; via 32

33 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Figuur 12: : Leefloners L en equivalent leefloners per inwoners,, evolutie ,0 4,5 4,0 3,5 per inwoners 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0, leefloon leefloon Vlaams-Brabant leefloon Vlaams Gewest leefloon - equivalent leefloon equivalent leefloon Vlaams-Brabant equivalent leefloon Vlaams Gewest equivalent leefloon Bron: POD Maatschappelijk Integratie; bevolking: Rijksregister, verwerking Steunpunt sociale planning Kaart 7 toont de spreiding van de leefloners en equivalent leefloners over de gemeenten in de provincie. Het hoogste aandeel vinden we terug in, met 10,3 (equivalent) leefloners per inwoners. Daarna volgen (7,7), (7,6), (6,1) en (6,1). Ook en hebben meer dan 5 leefloners op In de meeste gemeenten is het aandeel van de equivalente leefloners binnen deze groep beperkt tot minder dan 15%. In enkele gemeenten loopt hun aandeel op tot meer dan een vijfde van het totaal aantal leefloners:,,, en. Het gaat hier wel telkens om relatief kleine aantallen. De grote absolute aantallen vinden we in, met leefloners waarvan bijna 200 equivalent leefloners, (258), (215), (175), (160) en (142). 33

34 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Kaart 20: : Leefloners en equivalent leefloners (2015) per inwoners aantal 4,7-10,3 Brussel: 7,4-57,9 3,8-4,6 1,9-3,7 1,4-1,8 0,6-1,3 100 Leefloon Equivalent ll Vlaams-Brabant: 3,7 per Vlaams Gewest: 5,1 per Bron data: POD Maatschappelijke Integratie; bevolking: Rijksregister, verwerking Steunpunt sociale planning 6.2 Verschillen naar geslacht, leeftijd en gezinsvorm De POD MI waarschuwt dat het aantal jongeren van 18 tot en met 24 jaar een steeds grotere groep binnen de leefloners uitmaken: in 2016 reeds 33%. In absolute cijfers blijft ook in Vlaams-Brabant de groep van jaar het grootst (Figuur 13), maar de jongeren zijn oververtegenwoordigd in verhouding tot hun aanwezigheid in de bevolking. Personen van 65 jaar of ouder met een leefloon zijn mensen die om een bepaalde reden geen recht hebben op een inkomensgarantie voor ouderen (IGO, zie 4). Min-18-jarigen en 65-plussers zijn niet op de grafiek weergegeven, aangezien het over kleine groepen gaat. Er zijn meer vrouwen dan mannen onder de leefloners, hun aandeel is groter dan hun aandeel in de bevolking. Twee leefloners op vijf zijn alleenstaanden, wat eveneens meer is dan hun aandeel in de bevolking. Bijna een derde heeft een gezin ten laste. Het statistisch verslag van de POD MI meldt verder dat vrouwen vaker een gezin ten laste hebben dan mannen. Bij vrouwen met een gezin ten laste gaat het bovendien in 87% om een eenoudergezin, ten opzichte van 42% bij de mannen. De meeste leefloners hebben de Belgische nationaliteit, minder dan 1 op 10 komt uit een land van de Europese Unie, en 1 op 6 heeft een niet-europese nationaliteit. Bij de equivalent leefloners zien we dat de mannen meer vertegenwoordigd zijn dan de vrouwen. Ze zijn gemiddeld ook iets ouder dan de leefloners. Ze tellen in verhouding meer alleenstaanden. 34

35 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Figuur 13: Leefloners en equivalent leefloners in Vlaams-Brabant naar leeftijd, geslacht en gezinssituatie (2015) jaar jaar jaar man vrouw alleenstaande samenwonende gezin ten laste Lichtblauw, lichtgroen, lichtrood: leefloners; Donkerblauw, donkergroen, donkerrood: equivalent leefloners Bron: POD Maatschappelijke Integratie 7 Tegemoetkomingen voor personen met een handicap Voor personen met een handicap, jonger dan 65 jaar, bestaan er twee soorten tegemoetkomingen: de inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT): voor wie door een handicap niet kan gaan werken of voor wie het verdienvermogen beperkt is tot 1/3 van wat een gezond persoon op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen; de integratietegemoetkoming (IT): voor wie een handicap van invloed is op de zelfredzaamheid en daardoor moeilijkheden ondervindt bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten zoals koken, eten, wassen, poetsen, Deze tegemoetkomingen worden in principe toegekend vanaf de leeftijd van 21 jaar. Personen van 65 jaar of ouder kunnen een beroep doen op een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) als ze moeilijkheden ondervinden bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten, zoals bij de integratietegemoetkoming. Mensen die al eerder een IVT of IT ontvingen, kunnen die blijven ontvangen als het bedrag ervan hoger is dan het bedrag van de THAB. De tegemoetkomingen worden niet automatisch toegekend. Voor de toekenning zijn er voorwaarden op het vlak van inkomen, verblijf en nationaliteit. Kaart 21 geeft de ruimtelijke spreiding van de uitkeringen voor personen met een handicap voor de leeftijdscategorie van 21 tot en met 64 jaar. De cijfers kunnen beïnvloed worden door de aanwezigheid van grote voorzieningen voor personen met een handicap, bijvoorbeeld in, en. Er zijn wel duidelijk lage cijfers in de oostrand van Brussel, van tot. In het noordelijke (van tot ) en oostelijke (van tot en in ) Hageland zijn er daarentegen hoge aandelen personen met een uitkering. In het noordwesten van Brussel liggen de aandelen eveneens zeer hoog, maar anders dan bij sommige andere variabelen, zien we deze hoge concentraties niet doorlopen naar de rand. 35

36 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Kaart 21: : Personen van jaar met een IT en/of een IVT (2017) per inwoners jaar 20,1-28,1 13,9-20,0 11,1-13,8 Aantal 200 Enkel IT Enkel IVT IVT en IT 9,1-11,0 7,5-9,0 Vlaams-Brabant: 13,8 Vlaams Gewest: 19,0 Bron data: FOD Sociale Zekerheid, DG Personen met een handicap Kaart 22 toont de uitkeringen voor de leeftijdsklasse van 65 jaar of ouder. Hierbij zijn ook de inwoners begrepen met een tegemoetkoming hulp aan bejaarden. Omdat heel wat ouderen voor een THAB in aanmerking komen, liggen de cijfers heel wat hoger dan bij de jongere leeftijdsklassen. Ook hier zien we hoge cijfers in het Hageland, maar ook in het Pajottenland, de twee landelijke regio s van de provincie. In (182 per 1.000),,,,, en ontvangen meer dan 120 inwoners per een of meer van de uitkeringen. In de rand van Brussel, tussen Brussel en en ten zuiden van vinden we lage cijfers. In, en gaat het om minder dan 20 ouderen per Kaart 22: : Personen van 65 jaar of ouder met een IVT en/of IT of THAB (2017) per inwoners van 65 of ouder 97,4-182,4 64,3-97,3 53,0-64,2 40,4-52,9 17,8-40,3 Vlaams-Brabant: 64,2 Vlaams Gewest: 95,0 Aantal 300 Enkel IT IVT en IT Enkel IVT THAB Bron data: FOD Sociale Zekerheid, DG Personen met een handicap 36

37 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Samenvatting Deel I: Indicatoren voor een laag inkomen Vlaams-Brabant is algemeen een rijke regio, maar wel met een grote inkomensongelijkheid. Bovendien zijn er grote verschillen tussen de gemeenten. Het gemiddeld fiscaal inkomen is vooral hoog in de residentiële zone in de zuidoostrand rond Brussel. Hoge inkomens vinden we verder in de gemeenten die omringen. De laagste inkomens zijn te vinden in het (post- )industriële gebied van de Zennevallei: van, en, door Brussel, naar en. en hebben eveneens lage gemiddelde inkomens, net als het oosten van het Hageland (,,, - Zichem). Binnen de gemeenten zijn er nog grote verschillen tussen de deelgemeenten: in, en hebben vooral de stadscentra een laag gemiddeld inkomen. In (Ruisbroek), (Zellik) en (Strombeek-) zijn het vooral de deelgemeenten die aansluiten bij Brussel. We zien we in alle gemeenten een stijging van het gemiddeld en mediaan inkomen in de laatste tien jaar. Wanneer we rekening houden met de inflatie is dat in een aantal gemeenten van Brussel en de rand rond Brussel echter niet het geval. De voorkeursregeling in de ziekteverzekering gaat naar personen met een laag inkomen, en is dus een goede indicator om armoede in kaart te brengen. Zowel de jongeren (0-24 jaar) als de volwassenen op actieve leeftijd (25-64 jaar) met een laag inkomen wonen vooral in de Zennevallei (,,, ), in,, en. Het centrale deel van de provincie en het Pajottenland hebben lage cijfers. Het aandeel jongeren en actieven met een verhoogde tegemoetkoming is de laatste jaren toegenomen, de stijging was vooral erg uitgesproken in en. Bij de oudere bevolking geeft de voorkeursregeling in de ziekteverzekering een overschatting van het aantal arme ouderen. De indicator kan bij deze leeftijdscategorie dus enkel richtinggevend gebruikt worden. Terwijl de armoede bij jongeren en actieven zich vooral situeert in stedelijke gebieden, is dat voor de ouderen niet het geval: hoge aandelen van de verhoogde tegemoetkoming bij ouderen, en een concentratie van lage pensioenen, zien we voornamelijk in het centrale Hageland (zoals en ) en het Pajottenland, en verder in en, maar ook in. In de rand van Brussel is er minder armoede bij ouderen. De spreiding van de ouderen met een inkomensgarantie verschilt op een aantal punten met deze van de lage pensioenen en verhoogde tegemoetkoming: ook hier vallen vooral een aantal gemeenten van het Hageland op (,, ). Maar we vinden ook hoge cijfers in,,,, en. En in het Pajottenland zijn de aandelen eerder laag. In en in de gemeenten in de rand rond Brussel is het gemiddeld uitgekeerd bedrag hoog, terwijl dit in het Hageland veel minder is. Algemeen is de armoede bij ouderen afgenomen de laatste 10 jaar, door de verhoging van de (minimum-)pensioenen en uitkeringen (zoals de inkomensgarantie voor ouderen) en de toenemende participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Bij 65-plussers zien we een vermindering van het aandeel met een verhoogde tegemoetkoming in de laatste jaren. Naast deze algemene inkomensindicatoren zetten we een aantal vervangingsinkomens op een rijtje. De werkloosheidsgraad ligt in Vlaams-Brabant algemeen laag, maar is hoog rond Brussel, uitgezonderd het zuidoosten, en in,, en het noorden en zuiden van het Hageland. Rond en in het zuidelijke Pajottenland zijn de percentages lager. Op deelgemeenteniveau zien we vooral hoge waarden in de stadscentra en in de deelgemeenten die grenzen aan het Brussels Gewest. Laaggeschoolde werklozen zijn extra kwetsbaar omdat zij het moeilijker hebben om werk te vinden. We zien dat ze vooral vertegenwoordigd zijn in het noorden en het zuiden van het Hageland, in de Zennevallei en in. Dit zijn gebieden waar de algemene werkloosheidscijfers ook reeds hoog liggen. 37

38 DEEL I: Indicatoren voor een laag inkomen Terwijl het aandeel werkzoekenden daalt, geldt dat niet voor de leefloners. Het aandeel leefloners is de laatste jaren in stijgende lijn, het aandeel equivalent leefloners is gedaald doordat nieuwe asielzoekers materiële hulp krijgen in de opvangstructuren, in plaats van financiële steun. In,,,,, en worden veel leeflonen uitgekeerd. Als laatste vervangingsinkomen bekijken we de tegemoetkomingen voor personen met een handicap. Hoge aandelen personen met een Inkomensvervangende (IVT) en/of Integratietegemoetkoming (IT) zijn er in het noordelijke en zuidelijke Hageland, vooral in, en. Daarnaast valt op met een hoog cijfer. In de rand zijn de aandelen veel lager, vooral in het oosten en het zuiden en in. Dit sluit aan bij de spreiding van het aandeel personen met een handicap in het algemeen, waarbij eveneens een lagere aanwezigheid vastgesteld wordt in deze regio. Net als bij de voorgaande indicatoren voor ouderen, zijn er voor IVT, IT en de Tegemoetkoming Hulp aan Bejaarden (THAB) minder grote aandelen in de rand rond Brussel en hoge aandelen in het Hageland en het Pajottenland. 38

39 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Specifieke bevolkingsgroepen lopen meer risico dan andere om in armoede terecht te komen. Zo zijn eenoudergezinnen kwetsbaarder dan gezinnen met twee volwassenen en twee kinderen, is er een duidelijke kloof tussen huurders en eigenaars, en hebben laagopgeleiden het moeilijker op de arbeidsmarkt dan hoogopgeleiden. De gezinssamenstelling, het opleidingsniveau, gezondheidsproblemen, de woonsituatie en het hebben van schulden zijn factoren die zowel gevolg als oorzaak kunnen zijn van de armoedesituatie, en ze hangen vaak ook samen. Toch gaat het hier steeds om gemiddelde kansen, en is het niet zo dat iemand met een slechte gezondheid of een lage opleiding per definitie in armoede belandt. 8 Opleiding Een laag opleidingsniveau leidt, via de arbeidsmarkt, tot een hoger armoederisico. De Europese enquête naar inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) van 2016 geeft voor België cijfers over het armoederisicopercentage: voor personen met een lage opleiding is dit 26%, voor mensen met een gemiddelde opleiding 14% en voor hoogopgeleiden slechts 7%. Ook Figuur 14 toont dat het aandeel personen dat werkt globaal sterk toeneemt met het opleidingsniveau. Figuur 14: : Aandeel werkzame personen naar hoogst behaalde opleidingsniveau (2011) hoger onderwijs (incl. doctoraat) Hoger secundair (incl. postsecundair niet hoger) Lager secundair onderwijs Lager onderwijs Geen diploma of getuigschrift Vlaams Gewest 0,0 20,0 40,0 60,0 80,0 100,0 Provincie Vlaams-Brabant % Bron: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium, Census 2011 Verderop in dit dossier gaan we dieper in op de leerlingen die nu op de schoolbanken zitten, maar er zijn weinig gegevens beschikbaar over het opleidingsniveau van de volwassen bevolking. De Census geeft ons gegevens over de bevolking van 15 jaar of ouder met hoogstens een diploma lager middelbaar onderwijs. 11 Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium, Census

40 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Hoge aandelen vinden we in (42%), (43%), (44%), (45%) en (44%). In het Hageland is de bevolking van - Zichem, en minder hoog opgeleid (telkens 42%). Algemeen vinden we lage aandelen in het centrum van de provincie rond en ten zuidoosten van Brussel (slechts 23% in en ) en hoge in zowel het westen als het oosten. Gedeeltelijk kan dit wel samenhangen met de leeftijdsstructuur van de bevolking: de oudere leeftijdscategorieën zijn gemiddeld minder hoog opgeleid dan de jongere. Maar het verschil in leeftijd tussen de verschillende gemeenten is veel kleiner dan de verschillen in opleiding. De gemeenten rond Brussel hebben bovendien een eerder jonge bevolking, dus in deze gemeenten speelt deze factor helemaal niet. Kaart 23: Bevolking (ouder dan 15 jaar) met hoogstens diploma lager middelbaar onderwijs (2011) % op de bevolking >15 jaar 40,1-45,4 33,7-40,0 31,6-33,6 27,1-31,5 22,7-27,0 Vlaams-Brabant: 33,6% Vlaams Gewest: 38,7% Bron data: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium, Census

41 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico 9 Demografische factoren Sommige demografische groepen hebben een hoger relatief armoederisico dan andere. Tabel 1 geeft de armoederisicopercentages weer voor een aantal demografische groepen uit de EU-SILC enquête Groepen met een sterk verhoogd armoederisico zijn eenoudergezinnen, alleenstaanden en personen geboren buiten de EU. Ook kinderen en jongeren hebben een hoger risico. De cijfers over deze groep worden besproken in DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen. Tabel 1: : Armoederisico in België (2016) Totaal 15,5 Man 14,4 Vrouw 16, jaar 17, jaar 21, jaar 13, jaar 14,3 65 jaar en ouder 15,4 Alleenstaande 21,8 Twee volwassenen (minders 1 > 65 jaar) 13,3 Twee volwassenen (beide < 65 jaar) 9,7 Eenoudergezin 41,4 Twee volwassenen en één afhankelijk kind 11,9 Twee volwassenen, twee afhankelijke kinderen 8,2 Twee volwassenen, drie of meer afhankelijke kinderen 19,2 Geboren in België (18+) 11,1 Geboren in EU, uitgezonderd België (18+) 19,0 Geboren buiten EU (18+) 44,9 Bron: EU-SILC Eenoudergezinnen Terwijl van de huishoudens met kinderen gemiddeld 16,5% geconfronteerd wordt met armoede is dit voor de eenoudergezinnen wel 41,4%. Kaart 24 toont het aandeel eenoudergezinnen in de gemeenten van Vlaams-Brabant, ten opzichte van het totaal aantal gezinnen met kinderen (minstens 1 minderjarig kind) in de gemeente. We vinden hoge aandelen in de rand rond Brussel, behalve in het zuidoosten, en in. Wanneer we inzoomen op deelgemeenteniveau (Kaart 25) blijkt nog meer dat eenoudergezinnen vooral wonen in verstedelijkte deelgemeenten, namelijk in de centra van 41

42 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico,,, en, en in de rand voornamelijk in de deelgemeenten die bij Brussel aanleunen. In, -Centrum en Strombeek- gaat het om ongeveer een vierde van het aantal gezinnen met kinderen. De situatie in, en vooral in het centrum is wel specifiek, aangezien er weinig gezinnen met kinderen wonen, maar veel alleenwonenden. In absolute cijfers gaat het echter wel om het grootste aantal van alle deelgemeenten, namelijk 628 eenoudergezinnen. Lage cijfers vinden we vooral in de landelijke gebieden, het Pajottenland en centraal Hageland. Kaart 24: : Eenoudergezinnen met minstens 1 minderjarig kind, per gemeente (2016) % op aantal gezinnen met minstens 1 minderjarig kind aantal 18,5-24,8 16,6-18,4 14,7-16,5 12,9-14,6 8,5-12, Vlaams-Brabant:16,5% Vlaams Gewest: 16,4% Bron data: Rijksregister; verwerking Steunpunt sociale planning Kaart 25: : Eenoudergezinnen met minstens 1 minderjarig kind,, per deelgemeente (2016) % op aantal gezinnen met minstens 1 minderjarig kind 20,6-27,9 16,6-20,5 13,3-16,5 10,1-13,2 4,8-10,0 Vlaams-Brabant:16,5% Vlaams Gewest: 16,4% Bron data: Rijksregister; verwerking Steunpunt sociale planning 42

43 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico 9.2 Alleenwonenden Het armoederisico volgens de EU-SILC van alleenwonenden is bijna 22% ten opzichte van 15,5 voor de gehele bevolking. Ze kunnen slechts rekenen op 1 inkomen, terwijl heel wat vaste kosten even hoog blijven. Kaart 26 toont het aandeel alleenwonenden op het totaal aantal huishoudens. Het centrum van steekt hier boven alle andere (deel)gemeenten uit, met 38% alleenstaanden. In absoluut aantal (Kaart 27) zijn dat personen. Ook in Heverlee en Kessel-Lo gaat het nog eens om een behoorlijk aantal (respectievelijk en 4.426). telt eveneens veel alleenstaanden (4.651), maar gezien op het totaal aantal huishoudens is dit 11%, wat minder is dan gemiddeld in Vlaams-Brabant. Kaart 26: : Alleenwonenden aandeel (2016) % op totaal huishoudens 23,3-37,8 12,2-23,2 10,9-12,1 8,7-10,8 4,6-8,6 Vlaams-Brabant: 12,1% Bron data: Rijksregister; verwerking Steunpunt sociale planning Kaart 27: : Alleenwonenden aantal (2016) aantal Bron data: Rijksregister; verwerking Steunpunt sociale planning 43

44 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico 9.3 Bevolking van niet-belgische herkomst De EU-SILC 2016 geeft voor België aan dat het armoederisico van volwassenen die in België geboren zijn 11% is, terwijl dit voor personen die geboren zijn in de EU buiten België 19% is, en voor personen geboren buiten de EU wel 45% bedraagt. Personen van buitenlandse herkomst zijn achtergesteld op domeinen zoals tewerkstelling, onderwijs en huisvesting. Kaart 28 geeft de bevolking van niet-europese herkomst. 12 Deze groep is sterk aanwezig rond Brussel, vooral ten noordoosten van de stad. Verder zien we concentraties in de centra van,, en, en in. In Diegem gaat het om 46% van de bevolking, en ook in Zellik (36%), (34%), Ruisbroek (31%) en (31%) gaat het om meer dan 30%. Kaart 29 toont de absolute cijfers en meteen ook de verdeling over een aantal nationaliteitsgroepen. In de rand, behalve ten zuidoosten van Brussel, gaat het vooral over personen met een herkomst uit de Maghreblanden en Turkije. Ook in is dit het geval. Personen met een herkomst uit het ex-oostblok (buiten de EU) vinden we vooral in de noordrand en in en. In de zuidoostrand zien we een relatief belangrijk aandeel uit rijke OESO-landen 13. In het se, in en rond vinden we vooral personen met een herkomst uit andere landen. Per (deel)gemeente kan dit over zeer specifieke herkomstgebieden gaan, zoals in waar er een Aziatisch overwicht is, en in, met vooral mensen afkomstig uit Afrika. Kaart 28: : Bevolking van niet-europese herkomst: percentage (2016) % van de bevolking 23,7-45,9 11,8-23,6 7,8-11,7 4,1-7,7 0,3-4,0 Vlaams-Brabant: 11,7% Bron data: Rijksregister; verwerking Steunpunt sociale planning 12 Dit wil zeggen een niet-belgische nationaliteit, nationaliteit bij geboorte en/of nationaliteit bij geboorte van één van de ouders. Voor een volledige definitie, zie 13 Noord-Amerika, Oceanië en andere niet-eu-landen die door de Wereldbank worden omschreven als High-income OECD Countries (Chili, Ijsland, Israël, Japan, Noorwegen, Zuid-Korea en Zwitserland). Ook de mini-staatjes Andorra, Liechtenstein, Monaco, San Marino en Vaticaanstad worden bij deze groep gerekend. 44

45 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Kaart 29: : Bevolking van niet-europese herkomst: aantal (2016) aantal niet EU ex-oostblok Maghreb-landen en Turkije rijke OESO-landen andere landen Bron data: Rijksregister; verwerking Steunpunt sociale planning Omdat in Vlaams-Brabant ook heel wat bemiddelde mensen wonen die van niet-eu-afkomst zijn, maar werken bij internationale organisaties en bedrijven in Brussel, geven we ook de spreiding van de mensen specifiek met een origine uit Turkije en de Maghreb. De spreiding van deze herkomstnationaliteiten gaat vooral terug op klassieke arbeidsmigratie, en ze blijken een zeer groot armoederisico te hebben. 14 In Diegem gaat het om ongeveer een derde van de bevolking (33,6%). Ook in (23%), (19%), Ruisbroek (18%), Zellik (17%), Strombeek- (16%) en -Centrum (16%) wonen meer dan 15% mensen met deze afkomst. In de meeste deelgemeenten komt de meerderheid van hen uit de Maghreb-landen (voornamelijk Marokko). Uitzonderingen zijn, en een aantal deelgemeenten ten noordoosten van Brussel (Stevens-Woluwe, Diegem), waar vooral mensen van Turkse afkomst wonen. 14 VAN ROBAEYS B., VRANKEN J., PERRIN N., MARTINIELLO M. (2007), De kleur van armoede. Armoede bij personen van buitenlandse afkomst. Acco. 45

46 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Kaart 30: : Bevolking met herkomst uit Turkije en de Maghreblanden (2016) % van de bevolking 18,7-33,6 8,4-18,6 4,8-8,3 1,6-4,7 0,0-1,5 Vlaams-Brabant: 4,8% Bron data: Rijksregister; verwerking Steunpunt sociale planning 9.4 Ouderen Ouderen vanaf 65 jaar hebben als groep geen groter risico op armoede dan gemiddeld (Tabel 1). Tien jaar geleden was dit nog anders, maar de armoede bij senioren is sindsdien met een derde afgenomen. 15 De verklaring hiervan ligt in de verhoging van de minimumpensioenen en de toenemende participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt, waardoor ze eveneens hogere pensioenen ontvangen. Ook het bedrag van de inkomensgarantie voor ouderen werd verhoogd. Oudere senioren, en vooral alleenstaanden, kunnen echter nog wel kwetsbaar zijn. Kaart 31 toont de 75-plussers op de bevolking. De laagste aandelen zien we in, en, de hoogste in,, en. heeft een laag aandeel, maar is in absolute cijfers wel de grootste. Binnen elke gemeente zijn er grote verschillen tussen de deelgemeenten, bijvoorbeeld in waar het aandeel 75-plussers in het centrum erg laag is, in tegenstelling tot, waar juist veel 75-plussers in het centrum wonen. Dit heeft ook te maken met de ligging van ouderenvoorzieningen binnen de gemeenten. Twee derde van de 75-plussers is jonger dan 85 jaar. Deze verdeling verschilt weinig van gemeente tot gemeente. 15 EU-SILC, via Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium. 46

47 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Kaart 31: Inwoners van 75 jaar of ouder (2016) % op totale bevolking 10,7-16,2 9,5-10,6 8,7-9,4 7,8-8,6 4,4-7,7 Vlaams-Brabant: 9,4% Bron data: Rijksregister; verwerking Steunpunt sociale planning Kaart 32 geeft ons een ander beeld. Hierop wordt uitgezet welk aandeel van de 75-plussers alleen woont. In sommige gemeenten met een laag aandeel 75-plussers is wel een hoog aandeel alleenstaande 75-plussers, namelijk in en,, en. heeft een hoog aandeel ouderen op de bevolking en binnen deze groep zijn er dan ook nog eens veel alleenstaanden. In, en is dit ook het geval, maar in iets mindere mate. Ook hier zien we verschillen tussen de deelgemeenten van eenzelfde gemeente. In, en vinden we de alleenstaande 75-plussers bijvoorbeeld vooral in de centra terug. Kaart 32: : Alleenwonenden van 75 jaar of ouder (2016) % op totaal 75-plussers 37,4-53,3 33,5-37,3 31,4-33,4 28,9-31,3 10,6-28,8 Vlaams-Brabant:33,4% Bron data: Rijksregister; verwerking Steunpunt sociale planning 47

48 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico 10 Gezondheidsproblemen Er is een grote samenhang tussen de socio-economische kenmerken van mensen en hun gezondheidstoestand: personen met een hogere sociale positie zijn gemiddeld gezonder. Maatschappelijk kwetsbare groepen hebben meer kans op langdurige ziektes en beperkingen, en hebben minder vaak een goede algemene gezondheid dan mensen die zich hoger op de sociale ladder bevinden. De gezondheidsverschillen kunnen worden verklaard door de verschillen in levensomstandigheden, die dan weer afhangen van factoren als inkomen, opleiding, woonomgeving, gezinssamenstelling, persoonlijke competenties Algemene gezondheidstoestand Sterftecijfers worden vaak gebruikt om de gezondheidstoestand van een bevolking te beschrijven. Om verschillende groepen te kunnen vergelijken moeten we rekening houden met een mogelijk verschillende samenstelling van deze groepen. De leeftijdsopbouw heeft bijvoorbeeld een heel duidelijk effect op het aantal overlijdens. De sterftecijfers worden daarom gecorrigeerd naar geslacht en leeftijd. In een gemeente met een hoog gestandaardiseerd sterftecijfer zijn er dus meer overlijdens dan verwacht op basis van de samenstelling van de bevolking. Het gaat dus om de sterfte in elke gemeente moest deze gemeente dezelfde leeftijdsen geslachtsverdeling als Vlaanderen hebben. Het gestandaardiseerde sterftecijfer is lager in Vlaams-Brabant dan in het Vlaams Gewest. Het ligt echter hoger dan het Vlaams gemiddelde in het Hageland, delen van de Zennevallei en de oude industriezones (, en ). In de regio rond en in de zuidoostelijke rand van Brussel is het gestandaardiseerde sterftecijfer dan weer het laagst van de hele provincie Zie o.a. VAN DER HEYDEN J. en CHARAFEDDINE R. (red.) (2014), Gezondheidsenquête Rapport 1: Gezondheid en Welzijn. Samenvatting van de onderzoeksresultaten 17 Zie ook: HEYLEN, V. (2016), Dossier Gezondheid in Vlaams-Brabant 2016 ( 48

49 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Kaart 33: : Gestandaardiseerde sterftecijfers fers ( ) 2013) per inwoners 1106,1-1251,2 927,1-1106,0 892,1-927,0 806,7-892,0 681,8-806,6 Vlaams-Brabant: 892 Vlaams Gewest: 927 Bron data: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid; bevolking: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium Figuur 15 toont de samenhang tussen het gestandaardiseerde sterftecijfer (dus de sterfte in het geval het gebied dezelfde leeftijds- en geslachtverdeling zou hebben als België) en de verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering, die enkel wordt toegekend bij een laag inkomen. Per inwoners in Vlaams-Brabant bedraagt het gestandaardiseerd sterftecijfer van mannen zonder verhoogde tegemoetkoming 6,1, terwijl dit voor mannen met verhoogde tegemoetkoming 22,6 is. Ook bij vrouwen is dit verschil zo groot. Figuur 15: Samenhang gestandaardiseerde g sterftecijfers en verhoogde tegemoetkoming (2014) per Bron: IMA Totaal Mannen zonder VT Mannen met VT Vrouwen zonder VT Vrouwen met VT Vlaams-Brabant Vlaanderen Brussel-Hoofdstad 49

50 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico 10.2 Gezondheidszorg Mensen met een lagere sociale status hebben ook een verminderde toegang tot gezondheidszorg en nemen minder deel aan preventieve gezondheidsacties (screeningsacties, controlebezoeken bij huisarts en tandarts ). In Vlaams-Brabant blijkt bijvoorbeeld 39% van de mensen met een verhoogde tegemoetkoming over drie jaar heen ( ) geen bezoek aan de tandarts te brengen. Voor mensen zonder verhoogde tegemoetkoming bedraagt dit aandeel 22%. Kaart 34 toont ons het aandeel personen 18 dat over de periode van 2012 tot en met 2014 geen bezoek bracht aan een tandarts. We zien hoge aandelen in de Zenne-as:,,, en. Ook in, en zijn de cijfers hoog. Ten zuidoosten van Brussel en rond brachten veel meer mensen een bezoek aan de tandarts, in tegenstelling tot zelf. In het zuidelijke Hageland zijn de percentages zonder tandartsbezoek dan weer hoog. Kaart 34: Geen tandartsbezoek in de periode % zonder tandartsbezoek op totaal rechthebbenden in de ziekteverzekering 26,1-29,7 24,6-26,0 23,1-24,5 21,6-23,0 19,6-21,5 Bron data: IMA 11 Woonsituatie en woonkosten Mensen met een laag inkomen zijn vaak aangewezen op de huurmarkt. De fiscale stimulering van eigendomsverwerving zorgt er voor dat huishoudens met een voldoende inkomen een eigen woning verkiezen boven een huurwoning. De huurmarkt wordt zo meer en meer een restcategorie voor huishoudens die (nog) geen woning kunnen verwerven, en niet terecht kunnen in de sociale huisvesting. 18 Het gaat om de personen die aangesloten zijn bij een ziekenfonds of de Hulpkas en dus recht hebben op de ziekteverzekering 50

51 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico In Vlaams-Brabant verscherpen twee kenmerken van de woningmarkt dit probleem: ten eerste is er een lager aanbod van sociale woningen dan elders in Vlaanderen, ten tweede zijn de woningen huurprijzen in het grootste deel van Vlaams-Brabant (zeer) hoog Kwetsbare huurders Vooral huurders op de private huurmarkt zijn kwetsbaar. 30% van de private huurders hebben een zwak socio-economisch profiel, en vaak ook een onstabiele gezinssituatie. 19 Uit de OCMWbarometer-woonbeleid 2016 van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) blijkt dat in Vlaanderen huurders bedreigd werden met uithuiszetting. 20 En ook de EU- SILC enquête 2016 kent aan eigenaars een armoederisicopercentage toe van 7,6% en aan huurders 36,2%. De Census levert gegevens over het aantal huurders. Het aandeel huurders hangt in grote mate samen met de verstedelijking: hoge aandelen vinden we rond het Brusselse, en in de centra van,,,, en. In de landelijke (deel)gemeenten van het Hageland en ook het Pajottenland vinden we de kleinste aandelen. In de kernen zijn vaker appartementsgebouwen te vinden, die vaker worden verhuurd dan gewone woonhuizen. Kaart 35: : Huurwoningen (2011) % van woningen bewoond door een eigenaar of huurder 36,2-70,8 Brussel: 36,2-74,7 26,6-36,1 17,5-26,5 12,1-17,4 6,0-12,0 Vlaams-Brabant: 26,5% Vlaams Gewest: 29,3% 19 Vlaamse Woonraad, Strategische Adviesraad (2015), Aanbodbeleid op de private huurmarkt. Bevraging van actoren en voorstellen van de Vlaamse Woonraad. 20 Zie: 51 Bron data: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium, Census 2011 In 2013 kon 2,6% van de private huurders gebruik maken van een huursubsidie. Slechts een klein aandeel van de huurders met betaalbaarheidsproblemen kan zo worden geholpen. Ook de sociale huisvesting kan onvoldoende een alternatief bieden aan gezinnen met een laag inkomen.

52 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico In Vlaams-Brabant kan slechts 3,7% van de huishoudens terecht in een sociale huurwoning van Sociale Huisvestingsmaatschappijen en Sociale Verhuurkantoren. De gemeenten in de Zennevallei (,, en ) hebben aandelen boven het Vlaamse gemiddelde van 5,8%, net als,, en. Heel wat gemeenten in het Hageland en het Pajottenland, en ook, en, tellen echter slechts heel weinig sociale huurwoningen (Kaart 36). In,,,,, en gaat het zelfs over minder dan 10 woningen. Kaart 36: : Sociale huurwoningen urwoningen van SHM en SVK (2016) % van de huishoudens 5,3-9,6 3,8-5,2 1,7-3,7 0,8-1,6 0,1-0,7 Vlaams-Brabant: 3,7% Vlaams Gewest: 5,8% aantal 500 Eengezinswoningen Appartementen Bron data: Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen; Huishoudens: Rijksregister Als gevolg van het kleine aanbod, staan heel wat gezinnen op de wachtlijst voor een sociale huurwoning. Op 31/12/2015 waren er in Vlaams-Brabant unieke gezinnen op de wachtlijst van sociale huisvestingsmaatschappijen. Dit is 2,7% van het aantal huishoudens, wat minder is dan gemiddeld in Vlaanderen, met 4,2%. In zijn er wachtenden, of 5,6% van het aantal huishoudens. In, en gaat het eveneens om meer dan 4%. Daarna volgen,,,, en. Dit zijn gemeenten waar een aanbod bestaat van huurwoningen in het goedkopere segment, die daarom vaak een heel beperkte kwaliteit bieden. 52

53 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Kaart 37: : Kandidaat-huurders (2016) % van de huishoudens aantal 3,7-5,6 2,8-3,6 1,9-2,7 1,4-1,8 0,3-1, Vlaams-Brabant: 2,7% Vlaams Gewest: 4,2% Bron data: Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen; Huishoudens: Rijksregister 11.2 Hoge woning- en huurprijzen Wie huurt op de private huurmarkt spendeert gemiddeld ongeveer een derde van het inkomen aan woonkosten (water en elektriciteit niet inbegrepen). Voor sociale huurders is dit 26% en voor eigenaars met een hypotheek 24%. 30% van de private huurders houdt minder dan de norm over van het inkomen na aftrek van deze woonkosten. Bij sociale huurders is dit zelfs 35% (het inkomen ligt daar gemiddeld nog lager) en voor eigenaars met een hypotheek slechts 10%. Vlaams-Brabant is algemeen een dure provincie om te wonen. Wanneer we de verkoopprijzen van gewone woonhuizen bekijken, was het gemiddelde voor Vlaams-Brabant euro, tegenover in Vlaanderen. De hoogste prijzen vinden we in een strook vanuit het zuidoosten van Brussel over, ( euro!), ( ) en naar ( ). Daarnaast zijn ook,, en erg duur, met gemiddelde verkoopprijzen boven euro. Goedkopere prijzen vinden we verder van Brussel af, in het Hageland, met als laagste gemiddelde euro in.,,, en hebben eveneens een gemiddelde prijs onder euro. Ook het zuidelijke deel van het Pajottenland (van tot ) is relatief goedkoop. Opvallend zijn de voor de rand rond Brussel lagere prijzen in ( ) en ( ). Dit hangt natuurlijk ook samen met de kwaliteit van de woningen. 53

54 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Kaart 38: Gemiddelde verkoopprijs gewone woonhuizen (2016) in euro , ,5 Brussel: , , , , , , , , , ,0 Vlaams-Brabant: Vlaams Gewest: Bron data: Algemene Directie Statistiek, Statistics Belgium 11.3 Woningkwaliteit De werking van de woningmarkt in België zorgt ervoor dat vooral mensen met een beperkt budget terecht komen in woningen van gebrekkige kwaliteit. Volgens de EU-SILC enquête 2015 woont 18,2% van de Belgische bevolking in een woning van slechte kwaliteit (lekkend dak, vochtige muren, vloeren en/of rottend raamwerk), en is er een duidelijk verband met armoede. In een slecht geïsoleerde woning stijgt dan weer de energiekost, waardoor het beschikbare budget weer kleiner wordt. Leven in een slechte woning kan verder gezondheidsklachten veroorzaken, zowel fysiek (luchtwegklachten) als mentaal (stress, sociale isolatie). Op basis van het Grote Woononderzoek van 2013 definieerde het Steunpunt Wonen 21 de kwaliteit van 37,2% van de woningen in Vlaanderen als ontoereikend. Hoe ouder de woning, hoe groter dit aandeel. 47% van de private huurwoningen is zo ontoereikend. Dit is echter nauwelijks meer dan het aandeel binnen de groep van sociale huurwoningen (44%). Bij eigenaars ligt het aandeel ontoereikende woningen wel lager: 33%. En ook in deze studie werd een verband vastgesteld met het inkomen: hoe lager het inkomen, hoe vaker men een woning betrekt van ontoereikende kwaliteit. Omdat er op gemeentelijk niveau weinig gegevens beschikbaar zijn over de kwaliteit van de woningen, gebruiken we hier als indicator het bouwjaar (Census 2011). Kaart 39 geeft het aandeel woningen 22 met een bouwjaar van vóór 1946, per deelgemeente. Naast heel wat deelgemeenten die gelegen zijn aan de grens met Wallonië, tekent zich de Zennevallei af, van tot. Ten noordwesten van Brussel vinden we lage aandelen, net als in, en delen van. Verder ook in een aantal gemeenten in 21 VANDERSTRAETEN L. en RYCKEWAERT M. (2015), Grote woononderzoek Deel 3. Technische woningkwaliteit, : Steunpunt Wonen. 22 Enkel bewoonde conventionele woningen, d.w.z. woningen die bestemd zijn voor permanente menselijke bewoning. 54

55 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico het noorden van de provincie (,, ), en rond het se (delen van en ). In deze gemeenten met een lager percentage is het aandeel van de oudste woningen (van vóór 1919) meestal kleiner dan dat van de woningen gebouwd in de periode 1919 tot In de gemeenten tegen de taalgrens, en overheersen de woningen uit de periode van vóór Kaart 39: : Woningen met bouwjaar vóór r 1946 (2011) % van woningen met gekend bouwjaar 44,0-61,4 Brussel: 44,0-82,2 33,1-43,9 26,8-33,0 17,5-26,7 9,2-17,4 Vlaams-Brabant: 26,8% Vlaams Gewest: 26,9% Bron data: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium, Census 2011 Kaart 40: : Woningen met bouwjaar vóór r 1946 (2011), aantal per periode aantal voor Bron data: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium, Census

56 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico 11.4 Energie-armoede Energiearmoede verwijst naar een toestand waarbij een persoon of huishouden bijzondere moeilijkheden ondervindt in zijn/haar woonst om zich te voorzien van de energie die nodig is om zijn/haar elementaire noden te bevredigen. 23 Een te laag inkomen en slechte woonomstandigheden, gecombineerd met hoge energieprijzen vormen vaak de basis. Maar niet iedereen die leeft in energiearmoede heeft een inkomen onder de armoedegrens en niet alle mensen in armoede zijn energiearm. Wel raakt energiearmoede vaak huishoudens die zich reeds in een precaire (woon)situatie bevinden (bijvoorbeeld in een slecht geïsoleerde woning). Net als de woningprijzen zijn ook de energiekosten de laatste jaren sterk gestegen. Figuur 16 geeft weer hoe de prijzen van energie en water geëvolueerd zijn sinds De zwarte lijn geeft de index weer van de algemene consumptieprijzen. Deze zijn met 23% toegenomen ten opzichte van Terwijl de elektriciteitsprijs in 2014 nog een korte periode op hetzelfde niveau zat als deze algemene consumptieprijzen, is hij sindsdien gestegen tot bijna het dubbele van de prijs in De waterprijs is systematisch gestegen over heel deze periode tot 60% boven de prijs van De prijs van aardgas ligt nu 13% boven die van 2006, wat dus een minder sterke stijging is dan de algemene consumptie-index. Enkel de prijs van de vloeibare brandstoffen ligt nu lager dan in 2006 (91%). Gezinnen met een laag inkomen maken vaker gebruik van duurdere bronnen, zoals elektriciteit. Figuur 16: : Algemene index en index van aardgas, stookolie, elektriciteit en water jan-06 jan-07 jan-08 jan-09 jan-10 jan-11 jan-12 jan-13 jan-14 jan-15 jan-16 jan-17 elektriciteit vloeibare brandstoffen leidingwater aardgas vaste brandstoffen (hout, steenkool) consumptieprijsindex Bron: Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium 23 HUYBRECHS, MEYER & VRANKEN (2011), Energiearmoede in België, finaal rapport december

57 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Bij een verhoging van de energieprijzen wordt de kans op betalingsachterstand groter. Bij mensen in armoede betaalde 18,6% minstens een keer de rekeningen van nutsvoorzieningen niet in het jaar voorafgaand aan de EU-SILC-enquête Een huishoudelijke afnemer die de energiefactuur niet tijdig betaalt, heeft de mogelijkheid om een afbetalingsplan te sluiten. Als de klant de afspraken van het afbetalingsplan niet nakomt, mag de leverancier het contract opzeggen. Lukt het de afnemer niet om een andere leverancier te vinden, dan neemt de distributienetbeheerder de levering over. 2,97% van de huishoudens die elektriciteit afnemen en 3,25% van de huishoudens die aardgas verbruiken worden beleverd door de distributienetbeheerder. Als de huishoudelijk afnemer ook daar de facturen niet betaalt, ook niet na een herinnering en een in gebrekestelling, plaatst de distributienetbeheerder gratis een budgetmeter. Dit is zowel mogelijk voor elektriciteit als voor aardgas. De huishoudelijke afnemer kan dan energie verbruiken voor zover er krediet op zijn budgetmeterkaart staat. Hij kan deze kaart opladen in het plaatselijke OCMW kantoor of in een klantenkantoor van de netbeheerder. Als het opgeladen bedrag volledig opgebruikt is, treedt het noodkrediet in werking (niet gratis). Wanneer dit is opgebruikt kan de afnemer de stroombegrenzer in de budgetmeter inschakelen en zo verder elektriciteit verbruiken aan een beperkt vermogen. Voor aardgas is dergelijke beperkte levering onmogelijk en valt de afnemer dus wel zonder aardgas. Een huishoudelijke afnemer die in de winter onvoldoende financiële middelen heeft om zijn budgetmeterkaart voor aardgas op te laden, kan bij het OCMW een aanvraag indienen om een minimumlevering aardgas te verkrijgen. In Vlaams-Brabant waren er eind actieve ingeschakelde budgetmeters voor elektriciteit. Dat is 11,8 per huishoudelijke afnemers met een actief toegangspunt voor elektriciteit. Eind 2010 waren dit er nog of 10,8 per Op Vlaams niveau ging het eind 2016 over 14,8% van de afnemers. In, en bedraagt het aandeel actieve budgetmeters ongeveer 25 per afnemers. Ook in en gaat het om meer dan 20 per Lage aandelen vinden we rond met een uitloper in het oosten naar, en, en in het noorden naar en. Ook in het Pajottenland hebben een aantal gemeenten lage cijfers (,, ). 24 Zie ook OOSTERLYNCK S., RAEYMAECKERS P., COENE J., DELBEKE B, DEBRUYNE P en GHYS R (red.), Jaarboek armoede en sociale uitsluiting, 2016 Blik op energiearmoede. 57

58 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Kaart 41: : Geplaatste actieve budgetmeters voor elektriciteit (31/12/2016) per aansluitingspunten elektriciteit Vlaams-Brabant: 11,8 Vlaams Gewest: 14,8 Aantal ,9-25,3 11,9-16,8 7,9-11,8 4,9-7,8 1,3-4,8 Bron data: Vlaamse Regulator voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) Enkel de distributienetbeheerder kan de elektriciteits- en/of aardgastoevoer van een huishoudelijke klant afsluiten. De distributienetbeheerder heeft hiervoor (uitgezonderd in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij onveiligheid of fraude) een positief advies nodig van de LAC (Lokale Adviescommissie). Tijdens de winterperiode (tussen 1 december en 1 maart) mogen huishoudelijke afnemers zelfs na een positief advies van de LAC niet afgesloten worden. Beschermde afnemers zijn afnemers die recht hebben op de sociale maximumprijs voor elektriciteit en aardgas. Dit is een elektriciteits- of aardgasprijs die lager is dan de gemiddelde marktprijzen. Om hiervoor in aanmerking te komen, moet de afnemer een bepaalde uitkering of tegemoetkoming krijgen (zoals een leefloon, IGO, IVT, IT, THAB). Het aantal beschermde afnemers in Vlaanderen is toegenomen (VREG, 2016). 25 Ook het aantal opgestarte afbetalingsplannen is sterk gestegen de afgelopen jaren. Meer huishoudelijke afnemers verloren hun commerciële leverancier en minder keerden er terug van de distributienetbeheerder naar de commerciële markt. Het aantal afsluitingen bleef wel stabiel met gezinnen afgesloten voor elektriciteit en voor aardgas. 12 Gezinnen met schuldenlast Het Vlaams Centrum Schuldenlast (VCS) geeft aan dat in Vlaanderen een toenemende groep met betalingsmoeilijkheden wordt geconfronteerd. De toenemende schuldenproblematiek blijkt onder andere uit de stijging van de openstaande betalingsachterstanden en de evolutie van het aantal uitstaande berichten collectieve schuldenregeling volgens de Centrale voor Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank. Het VCS registreert jaarlijks het aantal gezinnen in budgeten/of schuldhulpverlening. Schulden bij nutsvoorzieningen en gezondheidszorgschulden komen 25 VREG (2016) Sociaal rapport

59 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico in meer dan de helft van het aantal geregistreerde dossiers voor, samen met telecomschulden vormen ze de top drie van de vaakst voorkomende schulden. 26 Het aandeel openstaande betalingsachterstanden bij lopende kredietovereenkomsten 27, geregistreerd de Nationale Bank, is in Vlaanderen lichtjes toegenomen van 3,5% in 2012 tot 3,8% in In Vlaams-Brabant ging de stijging van 3,0% naar 3,4%. Het aandeel achterstallige leningen op afbetaling is echter gedaald en het aandeel achterstallige hypothecaire kredieten is gelijk gebleven. De stijging doet zich vooral voor bij de kredietopeningen (meestal gekoppeld aan een kredietkaart). De Nationale Bank stelt de cijfers ter beschikking op postcodeniveau. In Vlaams-Brabant vinden we de hoogste aandelen achterstallige kredietovereenkomsten: - in de noordrand van Brussel: van Relegem/Zellik (7,2%), over (5,2%), (5,5%) en (6,3%) tot (5,2%) en Stevens-Woluwe (5,4%). - ten zuiden van Brussel in een lijn van (5,6%) over Ruisbroek (6,9%) en Lot (5,2%) naar (5,2%). - in -Centrum (6,6%), /Schaffen/Webbekom (5,0%) en in (5,6%). Lagere aandelen vinden we in een cirkel rond (van tot ), in en in enkele deelgemeenten in het noorden van de provincie:, Molenstede (), Langdorp (). Op de meeste plaatsen nemen de leningen op afbetaling ongeveer de helft in van het aantal achterstallige kredieten. In (postcode 3000) is er op 12% van de leningen op afbetaling een achterstallig bedrag, en zijn er relatief veel andere kredietovereenkomsten (verkopen op afbetaling en kredietopeningen) met een betalingsachterstand. 28 Kaart 42: : Kredietnemers met minstens 1 achterstallig lig krediet (31/12/2016) op postcodeniveau % van kredietnemers met minstens 1 krediet 4,9-7,2 Brussel: 4,9-17,3 3,5-4,8 2,7-3,4 1,8-2,6 0,4-1,7 Vlaams-Brabant: 3,4% Vlaams Gewest: 3,8% Bron data: Nationale Bank van België - Centrale voor Kredieten aan Particulieren 26 Vlaams Centrum Schuldenlast (februari 2016), Onderzoeksrapport: Cijfer- en profielgegevens van de Vlaamse huishoudens in budget- en/of schuldhulpverlening anno Deze kredietovereenkomsten omvatten de leningen op afbetaling, verkoop op afbetaling, kredietopeningen en hypothecaire kredieten. 28 Nationale Bank van België, Centrale voor kredieten aan particulieren (2016), Statistieken. Via 59

60 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Kaart 43: Aantal kredietnemers k met minstens 1 achterstallig krediet (31/12/2016), naar type krediet aantal 500 Lening op afbetaling Hypothecaire lening Ander Bron data: Nationale Bank van België - Centrale voor Kredieten aan Particulieren 60

61 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Samenvatting Deel II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Bepaalde groepen lopen meer risico dan anderen om in armoede terecht te komen. Op basis van de EU-SILC enquête 2016 is het armoederisico in België gelijk aan 15,5%. Voor laagopgeleiden (26%), eenoudergezinnen (41,4%) en mensen geboren buiten de Europese Unie (44,9%) ligt dit risico een stuk hoger. Ook alleenstaanden en jongeren tussen jaar zijn kwetsbare groepen. Mensen met een laag opleidingsniveau hebben het vaak moeilijker op de arbeidsmarkt en hebben dus een grotere kwetsbaarheid. In Vlaams-Brabant is de opleidingsgraad relatief hoog, maar er zijn toch een aantal gemeenten met 40 à 45% laagopgeleiden, die voornamelijk gelegen zijn in de Zennevallei (,, en ) en in het Hageland (, en ). Ook in is het aandeel hoog. De hogere cijfers in het Hageland kunnen gedeeltelijk verklaard worden door de leeftijdsstructuur van de bevolking: oudere leeftijdscategorieën zijn gemiddeld lager opgeleid. Wanneer we de gezinssituatie bekijken, dan zien we dat vooral eenoudergezinnen het moeilijker hebben. Eenoudergezinnen blijken vooral te wonen in meer verstedelijkte gemeenten, zoals in de rand rond Brussel, en in de stadkernen, zoals in de centra van,, en. In het centrale Hageland en in het Pajottenland vinden we ze minder terug. De grootste aantallen alleenwonenden vinden we in en deelgemeenten Kessel-Lo en Heverlee, in, en. Als aandeel op de bevolking zijn ze ook meer vertegenwoordigd in een aantal (deel)gemeenten rond Brussel en in het noordelijke Hageland. Mensen die uit het buitenland afkomstig zijn, en dan vooral van buiten de EU, zijn op verschillende domeinen achtergesteld en hebben een erg hoog risico om in armoede terecht te komen. In Vlaams-Brabant zijn ze sterk vertegenwoordigd, voornamelijk in de rand rond Brussel, in,, en. Vanwege de aanwezigheid van internationale instellingen en bedrijven in Brussel, gaat het in de rand echter vaak net om meer bemiddelde mensen. Daarom brengen we ook de bevolking van Turkse en Marokkaanse herkomst in kaart, waarbij dit fenomeen minder speelt. In beide deelgemeenten van,, Ruisbroek, Zellik, Strombeek- en -Centrum is meer dan 15% van de bevolking van Turkse of Marokkaanse herkomst. Door de verhoging van de minimumpensioenen en de toenemende participatie van vrouwen aan de arbeidsmarkt, hebben 65-plussers op dit moment niet meer risico om in armoede terecht te komen dan de algemene bevolking. Oudere senioren hebben wel vaker nog een laag pensioen en zijn ook vaker verweduwd, zodat ze toch een meer kwetsbare groep vormen. In gemeenten als,, en wonen veel alleenstaande 75- plussers. We vinden ze vooral terug in de centra van deze gemeenten. Maatschappelijk kwetsbare groepen hebben meer kans op langdurige ziektes en beperkingen, en hebben minder vaak een goede algemene gezondheid dan mensen die zich hoger op de sociale ladder bevinden. Zo zien we dat het gestandaardiseerd sterftecijfer bij mensen met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering veel hoger ligt. Het gestandaardiseerde sterftecijfer ligt hoger dan het Vlaams gemiddelde in het Hageland, delen van de Zennevallei en de oude industriezones (, en ). In de regio rond en in de zuidoostelijke rand van Brussel is het gestandaardiseerde sterftecijfer dan weer het laagst van de hele provincie. Mensen met een lagere sociale status hebben ook een verminderde toegang tot gezondheidszorg en nemen minder deel aan preventie-acties. Zo brachten we het tandartsbezoek in kaart voor de periode , waarbij ook weer de Zenne-as,,,, en het zuidelijke Hageland slechte cijfers hebben. 61

62 DEEL II: Indicatoren voor een verhoogd armoederisico Mensen met een laag inkomen hebben veel risico om in een slechte woonsituatie terecht te komen. In Vlaams-Brabant kan slechts 3,7% van de huishoudens terecht in een sociale huurwoning van Sociale Huisvestingsmaatschappijen en Sociale Verhuurkantoren. Er staan dan ook meer dan gezinnen op de wachtlijst van sociale huisvestingsmaatschappijen. Vooral in,,, en zijn er veel wachtenden. Het merendeel van de kwetsbare gezinnen komt dus terecht in private huurwoningen, die vooral te vinden zijn in verstedelijkte gemeenten en waarbij, op Vlaams niveau, bijna de helft van ontoereikende kwaliteit is. Bijkomend probleem in Vlaams-Brabant zijn de hoge woningprijzen, vooral in het centrale gedeelte van de provincie. De combinatie tussen een te laag inkomen, slechte woonomstandigheden en hoge energieprijzen vormt vaak de basis voor energie-armoede armoede. Bij huishoudelijke afnemers wiens contract overgenomen is door de distributienetbeheerder en die ook daar de facturen niet kunnen betalen, wordt een budgetmeter geplaatst. In, en bedraagt het aandeel actieve budgetmeters ongeveer 25 per afnemers. Ook in en gaat het om meer dan 20 per Een toenemende groep gezinnen wordt geconfronteerd met betalingsmoeilijkheden. Het aandeel openstaande betalingsachterstanden bij lopende kredietovereenkomsten is in Vlaams- Brabant hoog in de Zennevallei, zowel ten noorden als ten zuiden van Brussel, en verder in -Centrum, en. 62

63 DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen Het risico op armoede volgens de EU-SILC is 17% voor kinderen van 0-15 jaar. Bijna 1 op 6 van de kinderen in België leeft dus in armoede. Terwijl het armoederisico bij 65-plussers is gedaald, nam dat van kinderen nog toe. Een kind dat in armoede opgroeit loopt het risico cruciale ontwikkelingskansen te missen, en een achterstand op te lopen. Daardoor heeft het later minder kansen op de arbeidsmarkt, en loopt het een groter risico om zelf in armoede terecht te komen. Vooral laaggeschoolde jongeren, en jongeren met een migratieachtergrond hebben het moeilijk om een job te vinden. Met het inperken van de inschakelingsuitkering moeten meer jongeren zich noodgedwongen wenden tot het OCMW. Het armoederisico voor jongeren van 16 tot 24 jaar bedraagt nu zelfs 21,2%. We gaan in dit hoofdstuk meer gedetailleerd in op de voorkeursregeling in de ziekteverzekering bij kinderen en jongeren. Daarna bekijken we enkele groepen die zich in een kwetsbare positie bevinden: kinderen in gezinnen zonder werk, en kinderen in een eenoudergezin. Kind en Gezin en het departement Onderwijs registreren respectievelijk de geboorten en de leerlingen, en verzamelen daarbij ook gegevens die kunnen duiden op kansarmoede. 13 Kinderen met verhoogde tegemoetkoming etkoming in de ziekteverzekering Zoals reeds aangegeven, is de verhoogde tegemoetkoming een goede indicator voor een laag inkomen en dus voor aanwezigheid van armoede. De volgende kaarten geven de cijfers per gemeente per leeftijdsklasse: van 0 tot 4, van 5 tot 9, van 10 tot 14 en van 15 tot 19 jaar. Qua ruimtelijke spreiding is er weinig verschil tussen de leeftijdsklassen: we zien heel hoge cijfers in de Zennevallei (,, en ), in en in. Ook in en is de situatie voor kinderen en jongeren helemaal niet goed. Het centrale deel van de provincie, rond, en het Pajottenland hebben lage cijfers, net als de zuidoostrand van Brussel. 63

64 DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen Kaart 44: : 0-4-jarigen 0 met verhoogde tegemoetkoming (2016) % van de verzekerden van 0-4 jaar 13,0-18,4 9,7-12,9 6,1-9,6 4,3-6,0 2,2-4,2 Vlaams-Brabant: 9,6 Vlaams Gewest: 12,8 Brussel: 13,0-50,8 Bron data: IMA Kaart 45: : 5-9-jarigen 5 met verhoogde tegemoetkoming (2016) % op verzekerden 5-9 jaar 14,1-20,5 10,0-14,0 6,8-9,9 4,6-6,7 2,6-4,5 Vlaams-Brabant: 9,9 Vlaams Gewest: 13,8 Brussel: 14,1-55,2 Bron data: IMA 64

65 DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen Kaart 46: jarigen met verhoogde tegemoetkoming (2016) % op verzekerden jaar 15,3-22,7 10,8-15,2 7,3-10,7 5,5-7,2 2,5-5,4 Vlaams-Brabant: 10,7 Vlaams Gewest: 14,8 Brussel: 15,3-58,1 Bron data: IMA Kaart 47: : jarigen met verhoogde tegemoetkoming (2016) % op verzekerden jaar 14,5-20,2 11,1-14,4 7,0-11,0 5,5-6,9 3,1-5,4 Vlaams-Brabant: 11,0 Vlaams Gewest: 15,2 Brussel: 14,5-59,2 Bron data: IMA 65

66 DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen 14 Kinderen in gezinnen zonder werk De Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ) levert gegevens over gezinnen zonder inkomen uit arbeid of pensioen. We kunnen dan nagaan hoeveel kinderen er per gemeente opgroeien in een dergelijk gezin. Een belangrijke nuance hierbij is echter dat inwoners die niet verbonden zijn met de Belgische sociale zekerheid, zoals grensarbeiders en werknemers van bepaalde internationale organisaties (EU, NAVO), door de KSZ meegerekend worden als inwoner zonder inkomen uit arbeid of pensioen. In Vlaams-Brabant vinden we enkele regio s met een grote aanwezigheid van werknemers van internationale organisaties, voornamelijk ten zuidoosten van Brussel. Het InterMutualistisch Agentschap (IMA) kan gegevens leveren over het aantal inwoners dat niet aangesloten is bij een Belgische verzekeringsinstelling. 29 De gemeenten met meer dan 4,5% niet aangesloten inwoners werden gearceerd op de kaart. In deze gemeenten zijn de cijfers van het aantal gezinnen met minderjarige kinderen en zonder inkomen uit arbeid of pensioen dus weinig betrouwbaar. Buiten deze gearceerde gemeenten zien we hoge cijfers in alle randgemeenten van Brussel, in, in en in. In bijna al deze gemeenten gaat het bij een meerderheid van deze gezinnen zonder werk om een eenoudergezin. Kaart 48: : Gezinnen met minderjarige kinderen en zonder inkomen uit arbeid of pensioen (31/12/2014) ( % op gezinnen met minderjarige kinderen 11,1-24,9 Brussel: 21,4-36,5 7,1-11,0 4,6-7,0 3,3-4,5 1,6-3,2 Vlaams-Brabant:7,0% Vlaams Gewest: 8,0% > 4,5% niet aangesloten aantal 250 koppels alleenstaande ouders Bron data: IMA 29 Meer bepaald hebben zij gegevens over het aantal inwoners dat aangesloten is bij een ziekteverzekering én het totaal aantal inwoners. Het verschil tussen beiden geeft het aantal niet-aangesloten inwoners. 66

67 DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen 15 Gezinssituatie Het armoederisico van kinderen hangt sterk samen met de gezinsvorm. Vooral kinderen die leven in een eenoudergezin hebben een verhoogd risico op armoede. Terwijl slechts 9,3% van de kinderen in een gezin met 2 volwassen en 2 kinderen onder de armoededrempel leeft, is dat voor kinderen in eenoudergezinnen 35,7%. Eenoudergezinnen vinden we vooral terug in een verstedelijkte omgeving. We zien dan ook hoge aandelen kinderen die in een eenoudergezin opgroeien in de rand rond Brussel. In de grotere gemeenten zijn de cijfers vaak het hoogst in de deelgemeenten die tegen Brussel aanleunen: in Stevens-Woluwe in, Strombeek- in en Zellik in woont telkens meer dan een vijfde van de kinderen in een eenoudergezin. Ook in Schepdaal (),, en vinden we veel kinderen in eenoudergezinnen. In het oosten van de provincie zien we vooral concentraties in de centra van,, en. Het absolute aantal in -centrum is voor deze indicator niet zo hoog, aangezien in -Centrum relatief weinig kinderen en jongeren onder 18 jaar wonen, maar ook hier gaat het wel om meer dan een vijfde van de kinderen. In het Hageland vinden we lage aandelen buiten de kernen van,, en, en ook in het Pajottenland zijn de cijfers minder hoog. Kaart 49: : Kinderen (< 18 jaar) in een eenoudergezin (2016) % van minderjarigen 18,1-26,5 14,3-18,0 Vlaams-Brabant:14,2% aantal 11,8-14,2 8,7-11,7 2,9-8, Bron data: Rijksregister; verwerking Steunpunt sociale planning 67

68 DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen 16 Kansarmoederegistratie door Kind en Gezin Tijdens hun contacten met gezinnen gaan de verpleegkundigen en gezinsondersteuners van Kind en Gezin op 6 domeinen na of er signalen zijn van kansarmoede. Het gaat om het maandinkomen van het gezin, de opleiding van de ouders, het stimulatieniveau van de kinderen, de arbeidssituatie van de ouders, de huisvesting en de gezondheid. Wanneer een gezin zwak scoort op 3 of meer criteria, spreekt Kind en Gezin over kansarmoede. 30 Vooral in de rand rond Brussel zijn er wel enkele kanttekeningen te plaatsen bij deze gegevens. De beoordeling van de verschillende criteria kan immers enkel gebeuren als er voldoende contacten zijn met het gezin van de pasgeborene. Kind en Gezin houdt daarom ook cijfers bij over het aandeel kinderen dat niet op consultatie komt. In vier gemeenten in de rand ligt dit aandeel op meer dan een derde:,, en. En ook in heel wat andere gemeenten in - ligt dit aandeel hoog. Het kan gaan om anderstaligen, mensen die verhuisd zijn vanuit Brussel, maar ook kwetsbare gezinnen, waardoor er een vertekening in de gegevens kan optreden. In veel gemeenten zijn er immers jaarlijks slechts een beperkt aantal geboorten, zodat enkele kansarme kinderen meer of minder wel een groot verschil in het aandeel kunnen opleveren. Voorzichtigheid bij de interpretatie van deze gegevens is dus wel aangewezen Kansarmoede-index Om de evolutie van kansarmoede op te volgen berekent Kind en Gezin een kansarmoede-index. Kind en Gezin hanteert hierbij de volgende definitie: De kansarmoede-index voor het Vlaamse Gewest voor jaar X is het aantal kinderen geboren in jaar X, X-1 en X-2 in een gezin dat leeft in kansarmoede en dat woont in het Vlaamse Gewest op 31 december van het jaar X, gedeeld door het totaal aantal kinderen geboren in die 3 jaar en dat woont in het Vlaamse Gewest op 31 december van het jaar X (in percentage). De gemeentelijke kansarmoede-index wordt op analoge manier berekend. Er worden drie jaren samen genomen om vertekeningen door kleine aantallen te vermijden: in gemeenten en jaren met weinig geboorten kan een lichte toename of afname van het aantal geboorten in kansarme gezinnen procentueel tot een groot verschil leiden. Kaart 50 toont de gegevens van de geboorten in de periode van 2014 tot In,, en werden meer dan 15% van de door Kind en Gezin geregistreerde gezinnen bestempeld als kansarm. Ook in,,, en vinden we hoge aandelen. Gemiddeld ligt het aandeel op 8% in Vlaams- Brabant en op bijna 13% in Vlaanderen als geheel. De beschikbare gegevens per deelgemeente dateren van een jaar eerder ( ) 31. Hierbij zien we dat in de noordrand vooral de deelgemeenten die tegen Brussel gelegen zijn hoge aandelen kansarme geboorten tellen (Kaart 51). In vinden we de hoogste aandelen in -Centrum en Kessel-Lo. In en vinden we hoge aandelen in de centra. In en zijn er eveneens hoge aandelen in bepaalde deelgemeenten, maar daar gaat 30 Zie ook 31 Deze gegevens worden door het Steunpunt sociale planning zelf berekend op basis van de gegevens die K&G beschikbaar stelt. Er zijn wel enkele verschillen met de kansarmoede-index (KI): - bij de KI wordt het laatst gekende adres gebruikt, hier het adres bij geboorte - bij de KI wordt de laatste beoordeling van de kansarmoedecriteria gebruikt, hier de beoordeling bij geboorte 68

69 DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen het steeds om kleine aantallen (minder dan 10 kansarme geboorten worden niet weergegeven op de kaart), waardoor de betrouwbaarheid minder wordt. Kaart 50: : Kansarmoede-index Kind en Gezin ( ) 2016) % van totaal aantal geboorten 15,1-20,2 8,2-15,0 5,1-8,1 3,1-5,0 0,7-3,0 Vlaams-Brabant: 8,1 Vlaams Gewest: 12,8 Bron data: Kind en Gezin Kaart 51: Kansarme geboorten Kind en Gezin per deelgemeente ( ) 2015) % van totaal aantal geboorten 11,2-31,8 6,3-11,1 3,8-6,3 1,5-3,7 0,0-1,4 < 10 geboorten aantal Bron data: Kind en Gezin Voor de gemeenten met een aandeel van meer dan 15% kansarme geboorten zetten we op Figuur 17 de evolutie uit tussen 2001 en 2016, naast die van Vlaams-Brabant en Vlaanderen. De fluctuaties zijn vaak de wijten aan de kleine aantallen geboorten per jaar. 69

70 DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen Het aandeel kansarme geboorten blijft in Vlaams-Brabant een stuk onder het Vlaamse gemiddelde, en de stijging van het aandeel kansarme geboorten is in deze periode ook nog iets sterker in Vlaanderen als geheel dan in Vlaams-Brabant. In zien we op deze 15 jaar een zeer sterke stijging van het kansarmoedecijfer: van 5% naar 20%. klimt, na een aantal kleinere fluctuaties, sinds 2011 op naar 17,5% in Ook in, en zien we een sterke toename sinds 2011/2012. In en werd deze wel afgevlakt in de periode In was er omgekeerd een stijging van het kansarmoedecijfer tot 2011 en is er sinds 2013 terug een daling naar iets meer dan 10%. Figuur 17: Evolu olutie van de kansarmoedek ansarmoede-index van Kind en Gezin 25,0 % 20,0 % 15,0 % 10,0 % 5,0 % 0,0 % Bron: Kind en Gezin Vlaams-Brabant Vlaams Gewest 16.2 Kansarmoedecriteria Kaart 52 toont hoeveel gezinnen er per gemeente een onvoldoende scoren op de verschillende criteria (enkel voor de gemeenten met meer dan 6% kansarme geboorten). Het gaat om het totaal aantal gezinnen in de periode , en hebben naast hoge aandelen, ook hoge absolute aantallen geboorten in kansarme gezinnen. In worden het maandinkomen, het arbeidsniveau en het opleidingsniveau alle drie vaak aangevinkt als onvoldoende. Daarna volgt de huisvestingssituatie, terwijl de stimulatie van het kind en de gezondheidstoestand minder vaak als criterium worden aangeduid. Dit laatste geldt ook voor en. In is het opleidingsniveau een veel voorkomend criterium met een onvoldoende. Het maandinkomen, het arbeidsniveau en de huisvesting zijn alle drie even belangrijk. In de meeste andere gemeenten zien we een groot belang van de criteria maandinkomen, arbeidsniveau en opleiding:,,,,,,. 70

71 DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen Kaart 52: : Criteria van kansarmoede geregistreerd door Kind en Gezin ( ) 2015) aantal geboorten met een onvoldoende 110 maandinkomen arbeidsniveau opleiding huisvesting stimulatie gezondheid Bron data: Kind en Gezin 17 Risicokenmerken van leerlingen Van de leerlingen die les volgen in een Nederlandstalige school die gefinancierd of gesubsidieerd wordt door de Vlaamse Gemeenschap worden een aantal socio-economische gegevens geregistreerd, om de socio-economische status (SES) van de leerlingen te bepalen. Dit SES-beleid volgt het vroegere Gelijke Onderwijskansen (GOK) beleid op. Om kinderen zoveel mogelijk gelijke kansen te geven, krijgen de scholen een extra pakket lestijden/lesuren en extra werkingsmiddelen voor kinderen die aan bepaalde indicatoren voldoen. Voor het toekennen van extra werkingsmiddelen houdt men rekening met het opleidingsniveau van de moeder, het krijgen van een schooltoelage, de thuistaal en een buurtindicator. Bij deze buurtindicator kijkt men naar de leerlingen met minstens 2 jaar schoolse vertraging in de buurt waarin de leerling woont. De indicator wordt niet gebruikt voor de toekenning van de extra lestijden. In het kader van dit dossier brengen we de leerlingen met een schooltoelage en met een laaggeschoolde moeder in beeld, als kenmerken die op dit moment een risico op armoede aanduiden. Daarnaast bekijken we ook welke leerlingen zelf een risicoschoolloopbaan doorlopen, wat wil zeggen dat ze meer kans hebben op vroegtijdige schooluitval (het onderwijs verlaten zonder diploma) en later op werkloosheid. Onderstaande kaarten bevatten enkel gegevens over onderwijsinstellingen erkend door de Vlaamse Gemeenschap. In de meeste gemeenten die aan Brussel grenzen, vooral in het zuidoosten, gaat echter meer dan een kwart van de leerlingen niet naar het secundair onderwijs erkend door de Vlaamse Gemeenschap, maar (voornamelijk) naar het Franstalige onderwijs in Brussel. In de faciliteitengemeenten is dat meer dan de helft. In,, en gaat het zelfs om meer dan driekwart. Vooral in de rand rond Brussel kan dat leiden tot vertekeningen, als bijvoorbeeld net wel of net niet de leerlingen die slecht scoren op de socio-economische indicatoren meer naar school gaan in het Franstalige onderwijs. In het lager onderwijs stelt zich dit probleem minder, omdat deze leerlingen vaker in de gemeente zelf naar school gaan. Omdat we voor Brussel enkel de gegevens van de Nederlandstalige scholen hebben, brengen we de Brusselse gemeenten niet mee in kaart in dit hoofdstuk met onderwijsindicatoren. 71

72 DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen 17.1 Leerlingen met een schooltoelage Het krijgen van een schooltoelage is afhankelijk van het gezinsinkomen, zodat het een rechtstreekse indicator is voor armoede. Kaart 53 geeft voor het basisonderwijs en Kaart 54 voor het secundair onderwijs het aandeel leerlingen dat een schooltoelage krijgt, per deelgemeente. Omdat we enkel beschikken over de gegevens van het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (Nederlandstalig), geven we de gegevens voor Brussel niet weer. In Vlaams-Brabant krijgt 16% van de leerlingen in het basisonderwijs (lager en kleuter) een schooltoelage. De waarden zijn vooral hoog in de (vroegere) industriële as langs het kanaal Charleroi - Brussel - Schelde dat de Zenne volgt van tot. Ook in het oostelijk Hageland zijn er een aantal hoge percentages, maar buiten de centra van en gaat het eerder om kleine aantallen. Verder zijn er nog hoge cijfers in enkele gemeenten ten westen van Brussel ( en ) en in -Centrum. De laagste waarden worden opgetekend in de residentiële zone ten zuidoosten van Brussel en rond, en in sommige delen van het Pajottenland. Kaart 53: : Leerlingen basisonderwijs met een schooltoelage (01/02/2016) 2016) % van leerlingen basisonderwijs aantal 23,2-40,5 15,8-23,1 10,4-15,7 6,2-10,3 0,0-6, Vlaams-Brabant:15,7% Vlaams Gewest: 22,2% Bron data: Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap In het secundair onderwijs ontvangt bijna 20% van de leerlingen in Vlaams-Brabant een schooltoelage. In Vlaanderen bedraagt dit 28%. De ruimtelijke spreiding over de provincie is gelijkaardig aan die van de schooltoelage in het basisonderwijs. 72

73 DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen Kaart 54: : Leerlingen secundair onderwijs met een schooltoelage (01/02/2016) % van leerlingen secundair onderwijs aantal 46,6-73,4 29,9-46,5 19,6-29,8 11,9-19,5 0,0-11, Vlaams-Brabant: 19,6% Vlaams Gewest: 27,5% Bron data: Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap 17.2 Leerlingen waarvan de moeder geen diploma secundair onderwijs heeft Er bestaat een sterk verband tussen opleidingsniveau enerzijds en werkzekerheid en inkomen anderzijds. Leerlingen waarvan de moeder geen diploma heeft van het secundair onderwijs, vormen dus een risicogroep voor armoede. Kaart 55 en Kaart 56 tonen voor het basisonderwijs en het secundair onderwijs de aandelen en aantallen in Vlaams-Brabant per deelgemeente (indien het totaal aantal leerlingen kleiner of gelijk is aan 10 wordt het aantal niet getoond). Voor het basisonderwijs gaat het in Vlaams-Brabant om 14% van de leerlingen, op Vlaams niveau om 20%. De cijfers zijn opnieuw hoog in de Zennevallei, met de hoogste waarden ten noorden van Brussel in, en het centrum van, en ten zuiden van Brussel in Ruisbroek () en. In is er een groot contrast tussen Zellik met 32% van de leerlingen met een laaggeschoolde moeder, en Mollem (4,3%) en Kobbegem (3,4%). In het Hageland vinden we hoge waarden in de centra van en. De cijfers van de se deelgemeenten (Haasrode met zeer klein aantal uitgezonderd) liggen op dit vlak niet zo hoog als bij andere variabelen. De laagste waarden vinden we in het gebied rond, vooral in een aantal deelgemeenten ten zuiden en ten oosten van (,,, het westen van, ). 73

74 DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen Kaart 55: : Leerlingen basis onderwijs met laaggeschoolde moeder (01/02/2016) % van leerlingen basisonderwijs aantal 24,4-43,1 14,1-24,3 9,7-14,0 5,1-9,6 0,0-5, Vlaams-Brabant:14,0% Vlaams Gewest: 20,1% Bron data: Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap Het gemiddelde cijfer voor Vlaams-Brabant ligt in het secundair iets hoger dan in het basisonderwijs, namelijk 16% van de leerlingen met een laaggeschoolde moeder. Dit hogere percentage heeft wellicht te maken met het feit dat het gemiddelde opleidingsniveau daalt met de leeftijd. Het ruimtelijke beeld in Vlaams-Brabant stemt overeen met dat van het basisonderwijs, met de hoogste waarden in de Zennevallei en in de centra van en., een groot deel van en het centrum van hebben eveneens bovengemiddelde waarden. Kaart 56: : Leerlingen secundair onderwijs o met laaggeschoolde moeder (01/02/2016) Bron data: Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap 74

BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2015 Welzijnsbarometer: samenvatting

BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2015 Welzijnsbarometer: samenvatting BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2015 Welzijnsbarometer: samenvatting De Welzijnsbarometer verzamelt jaarlijks een reeks indicatoren die verschillende aspecten van armoede in het Brussels Gewest belichten. De sociaaleconomische

Nadere informatie

Welzijnsbarometer 2014 Samenvatting en besluit

Welzijnsbarometer 2014 Samenvatting en besluit Welzijnsbarometer 2014 Samenvatting en besluit De Welzijnsbarometer verzamelt jaarlijks een reeks indicatoren die verschillende aspecten van armoede in het Brussels Gewest belichten. De sociaaleconomische

Nadere informatie

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES «WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES Brussel wordt gekenmerkt door een grote concentratie van armoede in de dichtbevolkte buurten van de arme sikkel in het centrum van de stad, met name

Nadere informatie

FOCUS "Senioren en het OCMW"

FOCUS Senioren en het OCMW FOCUS "Senioren en het OCMW" Nummer 11 Mei 2015 1. Inleiding In België leeft 15,1% van de bevolking onder de armoededrempel. Dit percentage ligt nog hoger binnen de leeftijdsgroep ouder dan 65 jaar. 18,4

Nadere informatie

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE Bij het openen van het rapport worden de meest recente gegevens uit de databank gehaald. Inleiding In dit document worden de kansarmoede-indicatoren weergegeven

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers Hoeveel bedraagt het leefloon en hoeveel mensen moeten ermee rondkomen? Laatste aanpassing: 28/06/2019

Nadere informatie

Kinderarmoede in het Brussels Gewest

Kinderarmoede in het Brussels Gewest OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL Senaat hoorzitting 11 mei 2015 Kinderarmoede in het Brussels Gewest www.observatbru.be DIMENSIES VAN ARMOEDE

Nadere informatie

Lunchgesprek: Armoede in Gent

Lunchgesprek: Armoede in Gent Lunchgesprek: Armoede in Gent Armoede in Gent 1. Kaderingarmoederapporten 2. Wat is armoede en hoe wordt het gemeten? 3. Armoede in Gent 4. Besluit 1. Kadering armoederapporten 2009: oprichting cel armoedebestrijding,

Nadere informatie

Lunchgesprek: Armoede in Gent

Lunchgesprek: Armoede in Gent Lunchgesprek: Armoede in Gent Armoede in Gent 1. Kaderingarmoederapporten 2. Wat is armoede en hoe wordt het gemeten? 3. Armoede in Gent 4. Besluit 1. Kadering armoederapporten 2009: oprichting cel armoedebestrijding,

Nadere informatie

Welzijnsbarometer Samenvatting

Welzijnsbarometer Samenvatting OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES Welzijnsbarometer Samenvatting BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2016 Auteurs : Marion Englert, Sarah Luyten, Déogratias

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

Welzijnsbarometer 2015

Welzijnsbarometer 2015 OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL "Cultuur aan de macht" de sociale rol van cultuur en kunst 26 november 2015 Welzijnsbarometer 2015 Marion

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Inkomen en armoede SAMENVATTING

Inkomen en armoede SAMENVATTING Inkomen en armoede SAMENVATTING 18.780 gemiddeld jaarinkomen lager dan het Vlaamse gemiddelde +14% t.a.v. 2010 Zuiderkempen gemiddeld hoger jaarinkomen, uitz. Vosselaar en Oud-Turnhout 3.811 leefloners

Nadere informatie

Armoedebarometer 2012

Armoedebarometer 2012 Armoedebarometer 2012 Jill Coene An Van Haarlem Danielle Dierckx In opdracht van Decenniumdoelen 2017 Armoede in cijfers Kinderen geboren in een kansarm gezin verdubbeld tot 8,6% op tien jaar tijd - Kwalijke

Nadere informatie

Welzijn inkomen en armoede

Welzijn inkomen en armoede Streekpact 2013-2018 Cijferanalyse Publicatiedatum: 10 oktober 2013 Contactpersoon: Kim Nevelsteen Welzijn inkomen en armoede Samenvatting gemiddeld inkomen per Kempenaar 16.423/jaar (2010) iets lager

Nadere informatie

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen De impact van de economische crisis in West Limburg Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen MEI 2009 1. Werkloosheid 1.1 Niet werkende werkzoekenden Een eerste indicator die de economische

Nadere informatie

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld 2010-2017 September 2018 Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen 2 INHOUDSTAFEL INLEIDING... 5 1. ARBEIDSZORG IN OOST-VLAANDEREN: ALGEMEEN OVERZICHT...

Nadere informatie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie Lange duur werkfractie / werkfractie Werkfractie Spotlight Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht Deze keer: De evoluties van de overgangen naar werk van de werklozen volgens hun profiel. 1 Inleiding

Nadere informatie

FOCUS Situatie vóór het leefloon

FOCUS Situatie vóór het leefloon FOCUS Situatie vóór het leefloon Nummer 15 - juni 2016 2 1. Inleiding In België beschikken een heel aantal mensen niet over voldoende bestaansmiddelen of hebben zij vaak geen vaste verblijfplaats. Deze

Nadere informatie

30 augustus blauw. Toelatingsexamen arts en tandarts. Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2

30 augustus blauw. Toelatingsexamen arts en tandarts. Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2 Kleef hier onmiddellijk een identificatiesticker blauw Toelatingsexamen arts en tandarts 30 augustus 2016 Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2 Figuur 1: Kerncijfers over armoede in België.

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015 PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015 Positieve arbeidsmarktevoluties in het derde kwartaal van 2015 De werkgelegenheidsgraad bij de 20- tot 64-jarigen bedroeg in het derde kwartaal van 2015 67,4% en steeg

Nadere informatie

Situering op kaart. WIJKFICHES Bloemekenswijk. statistische sectoren Bloemekenswijk. 1,67 km 2 (1,1% van Gent) Oude Lieve. Rustoord.

Situering op kaart. WIJKFICHES Bloemekenswijk. statistische sectoren Bloemekenswijk. 1,67 km 2 (1,1% van Gent) Oude Lieve. Rustoord. 9 Bloemekenswijk In dit document staan een hele reeks data uit verschillende bronnen vermeld. Meer uitleg over de gehanteerde bronnen en begrippen vind je in Bronnen en Begrippen. WIJKFICHES Bloemekenswijk

Nadere informatie

Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid

Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid 1 Inleiding Tijdens het laatste kwartaal 21 is het aantal alleenwonenden in de loop van de eerste vergoedingsperiode ( 1 jaar) aanzienlijk

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 Werkgelegenheid stabiel, werkloosheid opnieuw in stijgende lijn Arbeidsmarktcijfers derde kwartaal 2013 Na het licht herstel van de arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 15 mei 2017

PERSBERICHT Brussel, 15 mei 2017 PERSBERICHT Brussel, 15 mei 2017 Armoede-indicatoren in België in 2016 (EU-SILC) Werklozen, eenoudergezinnen en huurders meest kwetsbaar voor armoede Vandaag publiceert de Algemene Directie Statistiek

Nadere informatie

a) Nationaliteitsgroepen

a) Nationaliteitsgroepen 113 1.4.1.2.3. Allochtonen Allochtonen zijn één van de doelgroepen van het minderhedenbeleid. De definitie gebruikt in de integratiesector is de volgende: allochtonen zijn mensen van een andere etnische

Nadere informatie

Socio-economische blik op de Kempen

Socio-economische blik op de Kempen Socio-economische blik op de Kempen AAN : CC : AUTEUR : Streekplatform Kempen Kim Nevelsteen, Dominique Van Dijck DATUM : 6 maart 2017 BETREFT : Socio-economische analyse van de Kempen 517.884 inwoners

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015 PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015 Lichte daling werkloosheid Arbeidsmarktcijfers tweede kwartaal 2015 De werkloosheidgraad gemeten volgens de definities van het Internationaal Arbeidsbureau daalde

Nadere informatie

Socio-economische blik op de Kempen

Socio-economische blik op de Kempen Socio-economische blik op de Kempen AAN : CC : AUTEUR : Streekplatform Kempen Kim Nevelsteen, Dominique Van Dijck DATUM : 6 maart 2017 BETREFT : Socio-economische analyse van de Kempen 517.884 inwoners

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015 PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015 Jeugdwerkloosheid gedaald in het eerste kwartaal van 2015 Arbeidsmarktcijfers eerste kwartaal 2015 In het eerste kwartaal van 2015 was 67,4% van de 20- tot 64-jarigen

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 Geen heropleving van de arbeidsmarkt in 2013 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten 4.530.000 in België wonende personen zijn aan het werk in 2013. Hun aantal

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 De Belgische arbeidsmarkt in 2012 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten Hoeveel personen verrichten betaalde arbeid? Hoeveel mensen zijn werkloos? Hoeveel inactieve

Nadere informatie

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE. 0. KENGETALLEN Brugge Midden- West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid- West-Vlaanderen West- Vlaanderen Vlaams Gewest Totale bevolking (01/01/2008) 275.599 233.200 149.287 213.729 278.672 1.150.487 6.161.600

Nadere informatie

11/10/2010. Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES

11/10/2010. Observatorium voor Gezondheid en Welzijn  OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES 11/10/2010 OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL Armoede in Brussel Armoederapport 2010 Welzijnsbarometer Observatorium voor Gezondheid en Welzijn

Nadere informatie

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S B E S T A A N S O N Z E K E R E N Editie 2011

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S B E S T A A N S O N Z E K E R E N Editie 2011 Gemeente Borgloon Welkom op de startpagina van de lijke fiches bestaansonzekeren! De lijke fiches bestaansonzekeren bevatten een basisdatafiche en een fiche. Basisdatafiche Indicatorfiche LAGE INKOMENSGROEPEN

Nadere informatie

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S B E S T A A N S O N Z E K E R E N Editie 2011

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S B E S T A A N S O N Z E K E R E N Editie 2011 Gemeente Sint-Truiden Welkom op de startpagina van de lijke fiches bestaansonzekeren! De lijke fiches bestaansonzekeren bevatten een basisdatafiche en een fiche. Basisdatafiche Indicatorfiche LAGE INKOMENSGROEPEN

Nadere informatie

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis Oktober 2009 De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis De werkloosheid: moet het ergste nog komen? De uitzendarbeid en het aantal openstaande betrekkingen lopen weer terug Het

Nadere informatie

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid 1 Samenvatting van de IMA-studie Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid Het aantal arbeidsongeschikten alsook de betaalde uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid

Nadere informatie

Augustus 2018: aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990

Augustus 2018: aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990 Augustus : aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990 Eind augustus telt het Brussels Gewest 8.605 jonge werkzoekenden. Voor de maand augustus is dat het laagste aantal in 28 jaar. Er zijn

Nadere informatie

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S B E S T A A N S O N Z E K E R E N Editie 2011

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S B E S T A A N S O N Z E K E R E N Editie 2011 Gemeente Alken Welkom op de startpagina van de lijke fiches bestaansonzekeren! De lijke fiches bestaansonzekeren bevatten een basisdatafiche en een fiche. Basisdatafiche Indicatorfiche LAGE INKOMENSGROEPEN

Nadere informatie

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S B E S T A A N S O N Z E K E R E N Editie 2011

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S B E S T A A N S O N Z E K E R E N Editie 2011 Gemeente Bree Welkom op de startpagina van de lijke fiches bestaansonzekeren! De lijke fiches bestaansonzekeren bevatten een basisdatafiche en een fiche. Basisdatafiche Indicatorfiche LAGE INKOMENSGROEPEN

Nadere informatie

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S B E S T A A N S O N Z E K E R E N Editie 2011

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S B E S T A A N S O N Z E K E R E N Editie 2011 Gemeente Lommel Welkom op de startpagina van de lijke fiches bestaansonzekeren! De lijke fiches bestaansonzekeren bevatten een basisdatafiche en een fiche. Basisdatafiche Indicatorfiche LAGE INKOMENSGROEPEN

Nadere informatie

Juni 2018: van de jonge Brusselaars zijn nu minder dan werkzoekende

Juni 2018: van de jonge Brusselaars zijn nu minder dan werkzoekende Brusselse werkloosheid blijft dalen Juni 2018: van de 102 000 jonge Brusselaars zijn nu minder dan 8 000 werkzoekende Er wonen 102.460 jongeren (18-24 jaar) in Brussel. Van hen zijn er vandaag minder dan

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in maart 2016

De arbeidsmarkt in maart 2016 De arbeidsmarkt in maart 2016 Datum: 11 april 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche maart 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat 1.

Nadere informatie

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S B E S T A A N S O N Z E K E R E N Editie 2011

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S B E S T A A N S O N Z E K E R E N Editie 2011 Gemeente Herk-de-Stad Welkom op de startpagina van de lijke fiches bestaansonzekeren! De lijke fiches bestaansonzekeren bevatten een basisdatafiche en een fiche. Basisdatafiche Indicatorfiche LAGE INKOMENSGROEPEN

Nadere informatie

Arbeidsmarktbarometer 2011 Basisonderwijs en Secundair onderwijs

Arbeidsmarktbarometer 2011 Basisonderwijs en Secundair onderwijs Arbeidsmarktbarometer 2011 Basisonderwijs en Secundair onderwijs Vlaams ministerie van Onderwijs & Vorming Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel http://www.ond.vlaanderen.be/wegwijs/agodi

Nadere informatie

Algemeen rapport: vergelijk Postzones: Antwerpen Noord (2060), Antwerpen Kiel (2020), Antwerpen Linkeroever (2050), Borgerhout (2140)

Algemeen rapport: vergelijk Postzones: Antwerpen Noord (2060), Antwerpen Kiel (2020), Antwerpen Linkeroever (2050), Borgerhout (2140) Inhoud Algemeen rapport: vergelijk Postzones: Antwerpen Noord (2060), Antwerpen Kiel (2020), Antwerpen Linkeroever (2050), Borgerhout (2140) Dit rapport brengt de Postzones: Antwerpen Noord (2060), Antwerpen

Nadere informatie

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29). In het kader van het onderzoek kreeg de RVA de vraag om op basis van de door het VFSIPH opgestelde lijst van Rijksregisternummers na te gaan welke personen op 30 juni 1997 als werkloze ingeschreven waren.

Nadere informatie

Titel VII. Enkele statistische en financiële gegevens

Titel VII. Enkele statistische en financiële gegevens Titel VII. Enkele statistische en financiële gegevens I. Werkgelegenheid en beroepsbevolking De arbeidsmarkt is gestructureerd rond een aanbod van arbeidskrachten (de beroepsbevolking) en een vraag naar

Nadere informatie

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA Vooraf Door de aanbevelingen van de Europese Unie is de aandacht momenteel vooral gericht op de werkgelegenheidsgraad van de oudere uitkeringstrekkers.

Nadere informatie

FOCUS. Erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden die zich melden bij het OCMW

FOCUS. Erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden die zich melden bij het OCMW FOCUS Erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden die zich melden bij het OCMW Nummer 18 Juni 2017 1. Inleiding: statuut van vluchteling en subsidiair beschermde Wanneer een vreemdeling een asielaanvraag

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2019 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2019 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers Hebben laaggeschoolden een hoger risico om in armoede te belanden? Ja. Laagopgeleiden hebben het vaak

Nadere informatie

RAPPORT SOCIALE KERNCIJFERS

RAPPORT SOCIALE KERNCIJFERS RAPPORT SOCIALE KERNCIJFERS (laatste actualisatie op 24 april 2013) Demografie Bevolking en loop van de bevolking Totale bevolking Private huishoudens Familiekernen Bevolkingsdichtheid Geboorten per 1.000

Nadere informatie

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -534 eenheden

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -534 eenheden Mei 2018: De jeugdwerkloosheid daalt 5 jaar ononderbroken De daling van de werkloosheid zet zich verder in Brussel. Eind mei telt het Brussels Gewest 87.912 werkzoekenden, wat overeenkomt met een werkloosheidsgraad

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt INHOUDSOPGAVE Maandverslag November 2013 Inhoudsopgave en kerncijfers...1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau...2 Door de RVA vergoede werklozen...3 Overzicht

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in augustus 2015

De arbeidsmarkt in augustus 2015 De arbeidsmarkt in augustus 2015 Datum: 8 september 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche augustus 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we

Nadere informatie

Bijlage III Het risico op financiële armoede

Bijlage III Het risico op financiële armoede Bijlage III Het risico op financiële armoede Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 is armoede een veelzijdig begrip. Armoede heeft behalve met inkomen te maken met maatschappelijke participatie, onderwijs, gezondheid,

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in januari 2016

De arbeidsmarkt in januari 2016 De arbeidsmarkt in januari 2016 Datum: 12 februari 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche januari 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we

Nadere informatie

Kinderarmoede in Antwerpen

Kinderarmoede in Antwerpen Kinderarmoede in Antwerpen Inleiding Studiedienst Stadsobservatie verschillende gegevensbestanden m.b.t. verschillende thema s. Weinig gegevens meten direct armoede Enkel gegevens rond OCMW-steun, kansarmoederegistratie

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Februari 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Februari 2019 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Februari 2019 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in augustus 2013

De arbeidsmarkt in augustus 2013 De arbeidsmarkt in augustus 2013 Datum: 5 september 2013 Van: Stad Antwerpen Actieve stad Werk en Economie Betreft: Arbeidsmarktfiche augustus 2012 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen eind

Nadere informatie

WORKLESS HOUSEHOLDS IN VLAANDEREN Hoofdstuk 21

WORKLESS HOUSEHOLDS IN VLAANDEREN Hoofdstuk 21 WORKLESS HOUSEHOLDS IN VLAANDEREN Hoofdstuk 21 Seppe Van Gils De manier waarop individuele arbeidsmarktposities (werkzaam, werkloos of niet-beroepsactief) op gezinsniveau worden gecombineerd, kan belangrijke

Nadere informatie

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs Arbeidsmarktbarometer Onderwijs Basisonderwijs en secundair onderwijs December 29 VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN (AgODi) Arbeidsmarktbarometer Onderwijs december

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in april 2015

De arbeidsmarkt in april 2015 De arbeidsmarkt in april 2015 Datum: 12 mei 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche april 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in oktober 2013

De arbeidsmarkt in oktober 2013 De arbeidsmarkt in oktober 2013 Datum: 8 november 2013 Van: Stad Antwerpen Actieve stad Werk en Economie Betreft: Arbeidsmarktfiche oktober 2013 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen eind

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Augustus 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Augustus 2017 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Augustus 2017 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2017 Samenvatting en kernboodschappen Juli 2017 ANNEX 5 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE VAN DE

Nadere informatie

Wat is armoede? Maatschappelijke participatie. Armoede in de Kempen

Wat is armoede? Maatschappelijke participatie. Armoede in de Kempen Armoede in de Kempen 30 april 2009 Bérénice Storms Wat is armoede? Armoede is een situatie waarbij het mensen ontbreekt aan de economische middelen om een aantal basisfuncties te realiseren (Van den Bosch,

Nadere informatie

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs Nieuwsbrief SEPTEMBER 2011 Arbeidsmarkt Onderwijs Inleiding In dit nummer 1 Inleiding 1 Vlaanderen - Vraag 3 Vlaanderen - Aanbod 5 Brussel - Vraag 6 Brussel - Aanbod Elke maand schetsen we u aan de hand

Nadere informatie

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs R A P P O RT Arbeidsmarktbarometer Onderwijs Basisonderwijs en secundair onderwijs december 2009 Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) Koning Albert II-laan

Nadere informatie

De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd

De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd Brussel, 1 oktober Eind september bedraagt de jongerenwerkloosheidsgraad, na een 64 e daling op rij, 24,7%. Brussel telt 9.477

Nadere informatie

Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen

Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen PERSONEN IN FINANCIËL E MOEILIJKHEDEN : PROFIELEN? Colloquium van het Observatorium Krediet en Schuldenlast, 5 december 2013, Brussel Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in augustus 2017

De arbeidsmarkt in augustus 2017 De arbeidsmarkt in augustus 2017 Datum: 7 september 2017 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche augustus 2017 In deze arbeidsmarktfiche zien we

Nadere informatie

Hoeveel werkzoekenden telt uw gemeente?

Hoeveel werkzoekenden telt uw gemeente? Hoeveel werkzoekenden telt uw gemeente? Tanja Termote Sociaaleconomisch beleid, WES Van de 25.500 werkzoekenden in West-Vlaanderen wonen er 306 in en 166 in Moorslede. Maar hoe zit dat precies in uw gemeente?

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS De tijd die kinderen doorbrengen in en buiten het eigen gezin, o.a. in de kinderopvang, hangt nauw samen met de werksituatie van de ouders. Werk is

Nadere informatie

April 2018: Brusselse werkloosheidsgraad op laagste niveau in 25 jaar

April 2018: Brusselse werkloosheidsgraad op laagste niveau in 25 jaar April 2018: Brusselse werkloosheidsgraad op laagste niveau in 25 jaar Brussel, 3 mei 2018 Eind april telt het Brussels Gewest 89.367 werkzoekenden, wat overeenkomt met een werkloosheidsgraad van 15,9%.

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in mei 2017

De arbeidsmarkt in mei 2017 De arbeidsmarkt in mei 2017 Datum: 6 juni 2017 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche mei 2017 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat 1. Antwerpen

Nadere informatie

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013 Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 24/ 213 Dienst Studies Studies@rva.be Inhoudstafel: 1 INLEIDING 1 2 METHODOLOGIE 1 3 PROFIEL VAN DE UVW-WZ IN 24 EN IN 213 VOLGENS HET GEWEST 2 3.1 De -5-jarigen die

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013 PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013 Meer 55-plussers aan het werk Arbeidsmarktcijfers eerste kwartaal 2013 66,7% van de 20- tot 64-jarigen is aan het werk. Dat percentage daalt licht in vergelijking met

Nadere informatie

34,0 31,9 % 32,0 30,0 28,0 26,7 % 26,0 26,5 % 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -992 eenheden

34,0 31,9 % 32,0 30,0 28,0 26,7 % 26,0 26,5 % 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -992 eenheden 20 000 Brusselse werkzoekenden minder op 4 jaar tijd Brussel telt 91.877 werkzoekenden, voor een werkloosheidsgraad van 16,5%. Daarmee daalt de werkloosheid voor de 39 e maand op rij: in vergelijking met

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in oktober 2015

De arbeidsmarkt in oktober 2015 De arbeidsmarkt in oktober 2015 Datum: 9 november 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche oktober 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat

Nadere informatie

Arbeidsmarkt personen met een arbeidshandicap

Arbeidsmarkt personen met een arbeidshandicap Streekpact 2013-2018 Cijferanalyse Publicatiedatum: 30 september 2013 Contactpersoon: Kim Nevelsteen Arbeidsmarkt personen met een arbeidshandicap Samenvatting De ene persoon met een arbeidshandicap is

Nadere informatie

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0 20,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -291 eenheden

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0 20,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -291 eenheden Juli 2018: opnieuw daling van Brusselse werkloosheid Eind juli telt het Brussels Gewest 90.673 werkzoekenden, wat overeenkomt met een werkloosheidsgraad van 16,2%. Het is geleden van het jaar 2000 dat

Nadere informatie

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 5 februari 2009 Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal 2008 - Het hoeft geen

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2018 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Algemene indicator domein overschrijdende kinderarmoede Nulmeting 2008 (cijfers 2006)

Algemene indicator domein overschrijdende kinderarmoede Nulmeting 2008 (cijfers 2006) Bijlage : Overzicht tabellen Armoedes Algemene indicator domein overschrijdende kinderarmoede ) ) ) ) ) Het aandeel kinderen geboren in een kansarm gezin - - - 8.2% 8.6% 9.7% 10.5% Kind en Gezin, Het kind

Nadere informatie

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau. Een aantal arbeidsgehandicapten uit onze onderzoekspopulatie waren tijdens de referteperiode ingeschreven bij zowel RVA als RSZ. Deze (relatief kleine) groep van mensen bespreken we in dit deel van het

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in juni 2015

De arbeidsmarkt in juni 2015 De arbeidsmarkt in juni 2015 Datum: 15 juli 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche juni 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in maart 2015

De arbeidsmarkt in maart 2015 De arbeidsmarkt in maart 2015 Datum: 9 april 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche maart 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2018 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2017 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2017 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Achtergrondcijfers WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT 165 1000 BRUSSEL 02 502 55 75 WWW.WELZIJNSZORG.BE INFO@WELZIJNSZORG.BE

Achtergrondcijfers WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT 165 1000 BRUSSEL 02 502 55 75 WWW.WELZIJNSZORG.BE INFO@WELZIJNSZORG.BE Achtergrondcijfers WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT 165 1000 BRUSSEL 02 502 55 75 WWW.WELZIJNSZORG.BE INFO@WELZIJNSZORG.BE NATIONAAL SECRETARIAAT Huidevettersstraat 165 1000 Brussel T 02 502 55 75 F

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2019 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2019 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

1. Welke doelgroepen waren afgelopen vijf jaren afnemers van de dienstencheques? Graag cijfers per doelgroep en jaar.

1. Welke doelgroepen waren afgelopen vijf jaren afnemers van de dienstencheques? Graag cijfers per doelgroep en jaar. SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 325 van PETER VAN ROMPUY datum: 5 februari 2015 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Dienstencheques - Doelgroepenbeleid Door de zesde staatshervorming

Nadere informatie