Vraag 1 Bij de definitie van welk begrip staat de vraag Wat is juist handelen centraal?

Transcriptie

1 Proeftoets LCO/LCP Module 1 en Oriëntatie Compliance Deze proeftoets bevat een dertigtal meerkeuze vragen met betrekking tot de inhoud van het Handboek Compliance Professional De proeftoets heeft het doel de deelnemer voor te bereiden op het eerste examenonderdeel van de LCO, LCP en de Oriëntatie Compliance. Na de toetsvragen is een overzicht van de antwoorden en de normeringstabel opgenomen. Wij wensen u veel succes met het doorlopen van de proeftoets. Vraag 1 Bij de definitie van welk begrip staat de vraag Wat is juist handelen centraal? a. Moraal. b. Ethiek. c. Integriteit. d. Compliance. Vraag 2 Hieronder volgen twee beweringen met betrekking tot de beïnvloeding van het gedrag van medewerkers. I. Het toezicht op organisatiecultuur is voorbehouden aan DNB. II. Het beïnvloeden van gedrag van medewerkers wordt door DNB gezien als manipulatie en daarmee als onwenselijk. Wat is juist? a. Alleen I is juist. b. Alleen II is juist. c. I en II zijn juist. d. Geen van beide stellingen is juist. Vraag 3 Op welk product is het provisieverbod van toepassing? a. Opstal verzekering. b. Auto verzekering. c. Arbeidsongeschiktheid verzekering. d. Op al deze producten. Vraag 4 De compliancefunctie voor Nederlandse ondernemingen kreeg eerst vorm met betrekking tot regelgeving betreffende: a. de bestrijding van misbruik van voorwetenschap. b. de bestrijding van witwassen. c. de bestrijding van terrorismefinanciering. d. de handhaving van de zorgplicht. Vraag 5 Wat is volgens de principes van het Basel Comité voor Bankentoezicht de hoofdverantwoordelijkheid van de compliancefunctie? a. Het stimuleren van een bedrijfscultuur die de beheersing van risico s waarborgt. b. Het implementeren van compliance wet- en regelgeving in de bedrijfsvoering van de organisatie. c. Het houden van toezicht op de naleving van externe normen. d. Het assisteren van het management bij het managen van compliancerisico s.

2 Vraag 6 Hieronder volgen twee beweringen over de positie van de compliance officer. I. De compliance officer geniet een wettelijk vastgelegde ontslagbescherming. II. De onafhankelijkheid van de compliance officer wordt mede geborgd door een escalatielijn naar de Raad van Commissarissen. Wat is juist? a. Alleen I is juist. b. Alleen II is juist. c. I en II zijn juist. d. Geen van beide stellingen is juist. Vraag 7 Wat is de basis/het hart van de compliancecyclus? a. Monitoring. b. Adviseren. c. Compliancerisicoanalyse. d. Awareness. Vraag 8 Welke taak of bevoegdheid hoort bij de compliancefunctie? a. Het opleggen van arbeidsrechtelijke sancties in geval van overtreding van complianceregels. b. Het uitvoeren van de Integriteitrisicoanalyse. c. Het opleggen van sancties bij overtreding van de gedragscode. d. Bindend adviseren over toepassing regels privé transacties. Vraag 9 Wat houdt het functioneel toezichtmodel in? a. Dat er sprake is van een strikt sectorale scheiding bij het toezicht op financiële ondernemingen. b. Dat in het toezicht een onderscheid wordt gemaakt tussen prudentieel en gedragstoezicht. c. Dat toezichthouders elkaar betrekken in het nemen van besluiten tot oplegging van sancties. d. Dat de Pensioen en Verzekeringskamer is gefuseerd met DNB om het toezicht efficiënter in te richten. Vraag 10 Welk begrip wordt in de Wft als verzamelbegrip gebruikt om de meest omvangrijke groep aan te duiden? a. Financiële instellingen. b. Financiële dienstverleners. c. Kredietinstellingen. d. Financiële ondernemingen. Vraag 11 Hieronder volgen twee beweringen over het verschil tussen rule-based en principle-based wetgeving. I. Door de principle-based-benadering krijgen organisaties meer vrijheid om de eisen die worden gesteld, meer passend bij de bestaande bedrijfsvoering te implementeren. II. De Nadere regeling gedragstoezicht gaat uit van een principle-based-benadering. Wat is juist? a. Alleen I is juist. b. Alleen II is juist. c. I en II zijn juist.

3 d. Geen van beide stellingen is juist. Vraag 12 In welke Wet- en regelgeving zijn onder andere de bepalingen met betrekking tot de zorgplicht verankerd? a. In deel 2 van de Wft en het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen. b. In deel 5 van de Wft en het Besluit Marktmisbruik. c. In deel 3 van de Wft en het Besluit prudentiële regels Wft. d. In deel 4 van de Wft en het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen. Vraag 13 In welke van de onderstaande gevallen dient een incident ook aan de vergunningverlenende toezichthouder gemeld te worden? a. Een medewerker van de effectenafdeling heeft zich niet gehouden aan de locatieplicht. b. Een riskofficer heeft niet gemeld dat hij een nevenfunctie bekleedt als voorzitter van de kerkgemeenschap. c. Een klant die eerder de wacht is aangezegd heeft getracht zich bij een ander filiaal als klant in te schrijven. d. Omdat het controlesysteem heeft gefaald heeft een klant die op de sanctiecirculaire staat nog steeds beschikking over zijn tegoeden. Vraag 14 Welke Europese regelgeving heeft directe werking voor marktpartijen? a. Markets in financial Instruments Directive. b. Markets in financial Instruments Regulation. c. Payment Services Directive. d. Esma Richtsnoeren. Vraag 15 Welk van de onderstaande producten wordt gezien als impactvol, maar niet-complex? a. Krediet waarvan de kredietsom meer dan EUR bedraagt. b. Combinatie van een hypothecairkrediet met een beleggingsverzekering. c. Beleggingsobject. d. Inboedelverzekering. Vraag 16 Wie moet een dienstverleningsdocument aan de klant verstrekken bij advisering over een complex product? a. Alleen de aanbieder van een financieel product. b. Alleen de bemiddelaar in een financieel product. c. Zowel de aanbieder als de bemiddelaar. d. Bij een complex product hoeft geen dienstverleningsdocument verstrekt te worden. Vraag 17 Wanneer vindt de passendheidstoets plaats? a. Bij advisering. b. Bij execution only. c. Bij vermogensbeheer. d. Bij iedere vorm van dienstverlening. Vraag 18 Welke transactiecategorie valt onder het verbod tot handelen bij voorwetenschap?

4 a. Optieplannen met betrekking tot personeelsreglementen. b. Dividenduitkeringen. c. Uitoefenen van optierechten door een bestuurder. d. Koersstabilisatie na emissie. Vraag 19 In welke fase(s) van het witwasproces wordt getracht de paper-trail te verbreken? Kies het meest juiste antwoord. a. Plaatsing. b. Versluiering. c. Integratie. d. In alle drie de fases. Vraag 20 Ten laste van een bankrekening, waarop verschillende stortingen in kleine bedragen zijn gedaan, wordt contant een bedrag van US$ opgenomen. Vervolgens wordt dit bedrag in kleine porties op verschillende andere bankrekeningen gestort. Van daaruit wordt het geld weer naar een andere rekening geboekt, veelal in een ander land. In welke fase van het witwasproces hoort deze handeling thuis? a. Plaatsingsfase. b. Versluieringfase. c. Integratiefase. d. Filteringsfase. Vraag 21 Welke vorm van identificatie is NIET in de Wwft opgenomen? a. Introductie. b. Gemachtigde identificatie. c. Uitbestede identificatie. d. Afgeleide identificatie. Vraag 22 Wat is op grond van de Wwft GEEN geldig identificatiemiddel? a. Amerikaanse identiteitskaart. b. Reisdocument voor vluchtelingen. c. Duits rijbewijs. d. Vreemdelingendocument. Vraag 23 Is een trustkantoor verplicht een compliancefunctie in te richten? Kies het antwoord met de juiste redenering. a. Ja, op basis van de Rib moet een onafhankelijke compliancefunctie ingericht worden. b. Nee, trustkantoren vallen niet onder Wft verplichtingen tot het inrichten van een compliancefunctie. c. Ja, maar de compliancefunctie mag gecombineerd worden met de auditfunctie. d. Nee, er is geen wettelijke verplichting tot het inrichten van een compliancefunctie. Dit is echter wel een voorschrift vanuit branchevereniging Holland Quaestor. Vraag 24 Wat is een rol van de ECB? a. De ECB stuurt alle nationale toezichthouders aan. b. De ECB houdt prudentieel toezicht op verzekeraars in de eurozone.

5 c. De ECB is houdt rechtstreeks toezicht op nationale significante banken. d. De ECB faciliteert nationale toezichthouders in lidstaat overschrijdend toezicht. Vraag 25 Aan welke van de onderstaande financiële ondernemingen wordt de vergunning verleend door de AFM? a. Kredietinstelling. b. Verzekeraar. c. Clearinginstelling. d. Financiële dienstverlener. Vraag 26 Wat is GEEN sanctiebevoegdheid van de AFM? a. Aanvragen van de noodregeling. b. Binnentreden. c. Aanstellen van een curator. d. Aanwijzing geven. Vraag 27 Welke hypotheekvorm mag anno 2016 nog wel aangeboden worden aan starters? a. Spaarhypotheek. b. Bankspaarhypotheek. c. Beleggingshypotheek. d. Aflossingsvrije hypotheek. Vraag 28 Wat maakt doorgaans onderdeel uit van het Compliancestatuut? a. Overzicht budget. b. Monitoringsprogramma. c. Overzicht rapportagelijnen. d. Compliance manual. Vraag 29 Wat is de rol van het management bij het complianceprogramma? a. Het management accordeert de compliancedoelstellingen zoals genoemd in het complianceprogramma. b. De rol van het Top management is vooral uitvoerend. c. Het Top management speelt geen rol bij het complianceprogramma, dit document is alleen bedoeld als leidraad voor de Compliance afdeling. d. Het Top management stelt het complianceprogramma op. Vraag 30 Bij welke dienstverlening hoort de hoogste mate van zorgplicht? a. Beleggingsadvies aan in aanmerking komende tegenpartijen. b. Execution only dienstverlening aan professionele tegenpartijen. c. Vermogensbeheer voor consumenten. d. Execution only afsluiten van een schadeverzekering door een niet professionele klant.

6 Vraag Antwoord Vindplaats Handboek Compliance Professional 1. b. Pagina d. Pagina 26, 29 en c. Pagina a. Pagina 19 en d. Pagina b. Pagina c. Pagina d. Pagina b. Pagina d. Pagina a. Pagina 95 en d. Pagina d. Pagina 112 en b. Pagina a. Pagina 131, 132 en c. Pagina 135 en b. Pagina c. Pagina d. Pagina b. Pagina b. Pagina a. Pagina a. Pagina c. Pagina d. Pagina a. Pagina d. Pagina c. Pagina a. Pagina c. Pagina 129

7 Normeringstabel Leergang Compliance Module 1 Aantal vragen goed ,6 28 9,2 27 8,8 26 8,4 25 8,0 24 7,6 23 7,2 22 6,8 21 6,4 20 6,0 19 5,6 18 5,2 17 4,9 16 4,5 15 4,1 14 3,7 13 3, ,8 10 2,5 9 2,2 8 1,9 7 1,6 6 1,3 5 1,0 eindcijfer