Smart Urban Regions of the Future (SURF)

Vergelijkbare documenten
Wetenschappelijke bijeenkomsten ALW

1 Bezoekersbeurs. Call for proposals. Bezoekersbeurs. Den Haag, december 2015 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Wetenschappelijke bijeenkomsten ALW

Samenwerking China (NSFC) Reis- en verblijfkosten, seminars

Nationale Wetenschapsagenda - Matchmakingbijeenkomsten

Samenwerking China (NSFC) - Joint seminars

Regeling Subsidieverlening

Regeling Subsidieverlening

Maatscha Nationaal. Onderd. rie & de Sociale. eel van

Samenwerking Taiwan (MOST) - Scientist exchange

Call for proposals. Nationale Wetenschapsagenda. Den Haag, maart 2019 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Call for proposals. NRO Kennisbenutting Plus. Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek

Regeling Subsidieverlening

Smart Urban Regions of the Future (SURF) Pop Up

Bewegen en leerprestaties

Stimuleringsfonds Open Access - conferentiebijdrage

Duurzame Logistiek In samenwerking met het TKI Logistiek

Life Sciences & Health TKI 2015

Samenwerking Duitsland - Von Humboldt Stiftung (VHS)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

VerDuS SURF Pop Up. Call for proposals. Sociale en Geesteswetenschappen. 2019, 2de ronde

Verbinden van Duurzame Steden

Samenwerking China (NSFC) - Reis- en verblijfkosten

Samenwerking Taiwan (MOST)

Samenwerking Japan (JSPS) - Joint seminars

Programme for International Student Assessment (PISA) 2018

1 Bezoekersbeurs. Call for proposals. Bezoekersbeurs. Den Haag, november 2016 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Stimulering Europees Onderzoek

VerDuS SURF Pop Up. Call for proposals. Sociale en Geesteswetenschappen

Matchmaking Event Cyber Security Research 22 May 2012 Jan Piet Barthel

Het aanvraagformulier bevat kerngegevens van de aanvrager (hogeschool of onderzoeker aangesloten bij een universiteit).

BIJLAGE II: REGELING SUBSIDIEVERLENING INFORMATIE VOOR SUBSIDIEAANVRAGERS EN DE FINANCIËLE ADMINSITRATIES

Alfa Meerwaarde Impuls voor publiek-private samenwerking in de Geesteswetenschappen

NWA Ideeëngenerator. Call for proposals. Nationale Wetenschapsagenda ste ronde

Investeringen NWO-groot

Stimuleringsfonds Open Access - publicaties

Smart Urban Regions of the Future (SURF) Pop Up

Creatieve Industrie Kennis Innovatie Mapping (KIEM)

Schoolleiders innovatie ontwikkelfonds VO (SIOF) - Algemeen 2019

International Civic and Citizenship Education Study 2016 Programmaraad voor Fundamenteel Onderzoek (PROO)

URSES+: toepassing in stedelijke context

Call for proposals. NRO Kennisbenutting Plus. Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek

SCRIPTS: Mobiliteitsdiensten voor toekomst Beginnend in heden. Prof. Dr. Henk Meurs, Radboud Universiteit

Professionele Leergemeenschappen in het Voortgezet Onderwijs Overkoepelende Programmaraad voor Onderwijsonderzoek (OPRO)

Vluchtelingen in de wetenschap

Stimulering Europees Onderzoek

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Veranderingsstudies Subsidieronde voor definitieve aanvragen

Nederlandse regering investeert in de NWA

' * ^ ļ t. .. ' ' - v. - '.. - e 2015/2016. Den Haag, mei 2015 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk

Y Meerwaarde Plus Programma voor bevordering van kennisbenutting in de Maatschappij-en Gedragswetenschappen

Hieronder volgt een toelichting op de beschikbare budgetposten.

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

Evaluatie Passend Onderwijs Lange Termijn

Stichting Van Moorsel en Rijnierse

Zorgondersteuningsfonds Oproep kortdurende praktijkgerelateerde onderzoeken Programma Onderzoeken in de Praktijk Vastgesteld, 19 september 2016

CALL FOR PROPOSALS. Die initiatieven versterken we met geld. Wij helpen ideeën te realiseren met financiële ondersteuning tot ,- per project.

Aspasia. Call for proposals. Rondes Vidi en Vici met besluitvorming in 2016

NWA Route Jeugd in Ontwikkeling, Opvoeding en Onderwijs

DE GOUDEN KIEM Prijs voor de beste chemische start-up Oproep voor het nomineren van kandidaten voor

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

innovatiebevordering RIS3 MKB OPZuid Europees Innovatieprogramma voor Zuid-Nederland overheden living labs koolstofarme economie cross-overs design

Top-up. Call for proposals. Handleiding Top-up 2018, ronde 5 en 6

Maatscha. Progr Onder Excellen. voortgezet en hoger onderwijs

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Aan Provinciale Staten, PS2008MME13-1 -

CONCEPT-OPDRACHT STICHTING 2018EINDHOVEN BRABANT

1 Inhoud Toelichting Algemene gegevens Betrokkenen (aanvragende) hogeschool Betrokkenen extern Overige informatie...

Indien anders gewenst, hier omschrijving geven: (max. 20 tekens incl. spaties)

CONCEPT-OPDRACHT STICHTING EINDHOVEN/BRABANT 2018

Vrije Competitie in de Geesteswetenschappen

Call for proposals. Westerdijk Talentimpuls. Den Haag, maart 2017 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland

Zorgondersteuningsfonds Oproep aanvragen (research)masteropleiding - Programma Onderzoeken in de Praktijk Vastgesteld, 19 september 2016

Stimuleringsfonds Open Access - publicaties

Oproep tot het indienen van aanvragen promotieonderzoek voor het Programma Onderzoeken in de Praktijk

Subsidievoorwaarden Maag Lever Darm Stichting. Zorgprojecten 2019 Leefstijl in de MDL-zorg

Regionale financiering voor SMART CITIES in Brussel. Beata Bibrowska Senior Advisor- Dep Europa, OOI beleid en programma's- Innoviris

Call 1: Meer Veerkracht, Langer Thuis

Europese EFRO-subsidies voor innovatie en CO 2 -reductie

Logistieke uitdagingen en kansen binnen Horizon 2020

Leraar in onderzoek. Exacte Wetenschappen. Onderzoeksprogramma voor wis- en natuurkundedocenten

Teaching and Learning International Survey (TALIS) 2018

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

FAQ: Maak Ruimte voor Gezondheid fase2

Regionaal Platform 20 april 2016

Verbinden van wetenschap en samenleving. NWO-strategie

Titel van het project (Kort en krachtige weergave van het onderwerp)

Samenwerking Japan (JSPS)

Werkconferentie agenda omgevingsvisie Limburg

Vakmanschap. Call for proposals. Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek ste ronde

Instituties voor Open Samenlevingen

Alleen organisaties met een culturele doelstelling en zonder winstoogmerk kunnen een aanvraag indienen.

Kortlopend onderwijsonderzoek eerste fase

Programma: bewegen en cognitie. Call voor onderzoek naar effecten van bewegen op het cognitief functioneren bij ouderen met een mobiliteitsbeperking

Kortlopend onderwijsonderzoek

Innovatieve Publiek Private Samenwerking in ICT (IPPSI) - KIEM

Subsidies in de regio

Beschrijving aanvraagprocedure/aanvraagformulier

Onderzoeksvoorstel voor wetenschappelijk onderzoek in het kader van de Onderzoeksagenda Veteranenzorg Defensie

Transcriptie:

Maatschappij- en Gedragswetenschappen Ministerie van Infrastructuur en Milieu Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties NRPO SIA Platform31 Call for proposals Smart Urban Regions of the Future (SURF) 2015 Den Haag, oktober 2014 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek 1

Inhoud 1 Inleiding 3 1.1 Achtergrond 4 1.2 Beschikbaar budget 6 1.3 Geldigheidsduur call for proposals 7 2 Doel 8 3 Richtlijnen voor aanvragers 15 3.1 Wie kan aanvragen 16 3.2 Wat kan aangevraagd worden 17 3.3 Wanneer kan aangevraagd worden 20 3.4 Het opstellen van de aanvraag 21 3.5 Specifieke subsidievoorwaarden 22 3.6 Het indienen van een aanvraag 23 4 Beoordelingsprocedure 24 4.1 Procedure 25 4.2 Criteria 27 5 Contact en overige informatie 29 5.1 Contact 30 5.2 Overige informatie 31 6 Bijlage(n) 32 2

1 Inleiding 3

1.1 Achtergrond Waar en hoe organiseren we onze Nederlandse economie, onze welvaart, ons welzijn en onze quality of life in de mondiale economie van de 21ste eeuw tegen de achtergrond van grote geopolitieke en economische verschuivingen tussen metropolitane gebieden, landen en continenten? De economie wordt steeds mondialer en heeft zich nauw verbonden met stedelijke gebieden met massa en grote omvang. Hoe kunnen Nederlandse stedelijke regio s dan een betekenisvolle en grotere rol spelen in die globale economie? Over de voorwaarden hiertoe gaat dit programma. Op stedelijke regio's ligt de focus; net als elders in de wereld zijn dit de gebieden waar het allemaal gebeurt. Belangrijk is dat stedelijke regio's technologisch smart functioneren, om een competitief voordeel te behalen uit onze stedelijke (infra)structuren, en met smart multilevel governance om de steeds meer zelfsturende civil society te bedienen en te benutten. De vraag is niet alleen hoe we meer quality of life en meer veerkracht en vitaliteit voor alle Nederlandse huishoudens en het bedrijfsleven creëren, maar ook hoe dat kan zonder directe (economische) groei. Wat betekent dat voor bijvoorbeeld ons woonbeleid? Hoe passen we in onze steden de vele complexe netwerken en stromen van mensen, informatie, goederen, water, energie en afval in en hoe houden we de stedelijke regio s bereikbaar? Daarover gaat het nieuwe (praktijk)onderzoeksprogramma Smart Urban Regions of the Future (SURF) dat door de departementen van Infrastructuur en Milieu (I&M) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), door NWO en het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek Stichting Innovatie Alliantie (NRPO-SIA) en door Platform31 in het kader van het initiatief Verbinden van Duurzame Steden (VerDuS) wordt geïnitieerd. Voor de Stedelijke Praktijk! SURF biedt voor steden en stedelijke regio's een uitgelezen kans om aan de slag te gaan met urgente lokale vraagstukken. Steden hebben te maken met een grote stroom informatie en kennis op het gebied van stedelijke en regionale ontwikkeling. De beschikbare kennis sluit niet altijd goed aan bij de stedelijke praktijk van alle dag, zodat kennis blijft liggen. Hierdoor worden kansen gemist voor duurzame economische structuurversterking en een betere quality of life. In het SURF-programma zijn er mogelijkheden om naast de vraag naar het wat, de vertaling te maken naar het hoe. In SURF-projecten is het mogelijk om kennis geschikt en beschikbaar te maken voor de praktijk in de vorm van concrete handelingsperspectieven die benut kunnen worden in het dagelijks werk van professionals in de stedelijke regio s. Het is belangrijk dat belanghebbenden in steden en regio's in gesprek gaan met academische onderzoekers over de stedelijke uitdagingen en samen met hen een voorstel opstellen dat minimaal leidt tot jaarlijkse resultaten en reflectie op duurzame handelingsperspectieven. Inhoudelijk richt dit programma zich op de economische dynamiek en de leefkwaliteit van stedelijke regio's, de ruimtelijke condities daarvoor en de eisen die dit stelt aan governance (ruimte, wonen, bereikbaarheid, economie, bestuur). Platform31 speelt, wanneer hier behoefte aan is, graag een rol bij het mobiliseren van steden en andere partijen uit de stedelijke praktijk voor deelname aan concrete voorstellen, en later bij de disseminatie en toepassing van de resultaten van het onderzoek. Door de verbinding met Europese onderzoeksprogramma's ligt hier ook een mogelijkheid om te leren van buitenlandse praktijken. 4

De kennisontwikkeling en activiteiten voor kennisdisseminatie in SURF beogen de ontwikkeling van stedelijke regio s in Nederland in een internationale context in het nationale en stedelijk/regionale beleid te agenderen, en bij te dragen aan oplossingen en beleidsmakers met nieuwe kennis te faciliteren. SURF-onderzoek dient internationaal innovatief, praktijk- en beleidsrelevant te zijn. Projecten richten zich op concrete regio s; ruimtelijke gebieden van meerdere Nederlandse gemeenten met vele onderlinge economische, bestuurlijke en sociale relaties (woning- en arbeidsmarkt, transportsysteem, sociale relaties). Regio-vergelijkend onderzoek, waarbij ook buitenlandse regio s betrokken kunnen worden, wordt gewaardeerd. Om de maatschappelijke opgaven in SURF te adresseren is probleemgericht onderzoek (interen multidisciplinair) noodzakelijk. Het bevorderen van kruisbestuiving tussen verschillende onderzoeksterreinen en het scheppen van verbindingen tussen vraag en aanbod van kennis, is daarbij van essentieel belang. Onderzoekers, financierende partijen en stedelijke/regionale stakeholders zullen gezamenlijk vraagarticulatie en onderzoeksprogrammering vormgeven. Vanuit dit perspectief wordt samenwerking met hogescholen gestimuleerd. De verwachting is dat er meerdere consortia worden gevormd waarin ook hogescholen participeren. In het SURF-programma wordt ruimte gecreëerd om in te spelen op vraagstukken die vanuit de maatschappij later in dit decennium naar voren komen. Door een dynamische manier van gefaseerde onderzoeksprogrammering met meerdere calls kan ingespeeld worden op deze vragen of nieuwe (beleids)ontwikkelingen. Deze call is gericht op grote onderzoeksprojecten. Calls voor middelgrote projecten worden de komende jaren in samenwerking met andere Europese landen georganiseerd in het Joint Programming Initiative Urban Europe (www.jpiurbaneurope.eu). Daarnaast zullen er ad hoc middelen worden ingezet voor kleinere onderzoeksinitiatieven. Van de grote projecten wordt verwacht dat opgepakte onderwerpen kunnen meebewegen met nieuwe vragen die gedurende uitvoering van het project vanuit de maatschappij worden aangedragen. SURF gaat over de ontwikkeling van nieuwe kennis in cocreatie met de praktijk én over het beschikbaar stellen van bestaande en nieuwe kennis aan die praktijk (waaronder beleid en bestuur). In SURF wordt voortgebouwd op de kennis die is opgedaan in (af)lopende onderzoekprogramma s als Kennis voor Krachtige Steden (KKS), Duurzame Bereikbaarheid van de Randstad (DBR) en Urban Regions in the Delta (URD). Er wordt voortgebouwd op de ervaringen met praktijkverbinding, innovatie en valorisatie in genoemde programma s. De in VerDuS tot stand gekomen Communities of Research and Practice 'GO Spoor' en Fietscommunity worden gecontinueerd en uitgebouwd. Zij kunnen een functie vervullen in de beoogde aansluiting van wetenschappelijk onderzoek op de handelingspraktijk van belanghebbenden in steden en regio s. 5

1.2 Beschikbaar budget Het beschikbare budget voor deze call is maximaal zeven en een half miljoen euro en is beschikbaar gesteld door de Ministeries van Infrastructuur en Milieu en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, Platform31, NRPO-SIA en het NWO-gebied Maatschappij- en Gedragswetenschappen. Binnen de onderzoeksprojecten werken onderzoekers samen met private en/of publieke partners in cocreatie aan ontwikkeling van nieuwe kennis en verankering daarvan in de praktijk waarbij van deze partners verwacht wordt dat zij een financiële bijdrage (cash en/of in kind) leveren aan het onderzoeksproject. 6

1.3 Geldigheidsduur call for proposals Deze call for proposals is geldig tot en met de sluitingsdatum 8 september 2015. 7

2 Doel In het kader van het initiatief Verbinden van Duurzame Steden (VerDuS) hebben de departementen van Infrastructuur en Milieu en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, alsmede de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, NRPO SIA en Platform31 het initiatief genomen een vraaggestuurd (praktijk)onderzoeksprogramma te ontwikkelen voor de periode 2014-2020 onder de titel Smart Urban Regions of the Future (SURF). De ambitie is om in het SURF-programma een brede, duurzame kennisbasis te ontwikkelen die innovaties mogelijk maakt en die Nederland in staat stelt om toekomstige vraagstukken op het terrein van stedelijk/regionale ontwikkeling het hoofd te bieden door te komen tot handelingsperspectieven voor beleidsmakers en bestuurders. Het doel van het SURFprogramma is kennisontwikkeling die zal bijdragen aan het oplossen van stedelijke vraagstukken. Onderzoekers en gebruikers van kennis werken hierbij nauw samen, al vanaf de fase van de probleemformulering. Hierdoor ontstaat een vruchtbare bodem voor valorisatie en praktijktoepassingen. Centraal in het SURF-programma staat de identificatie van het onbenutte potentieel van steden en regio s om zo de werk- en leefkwaliteit van mensen en bedrijven in steden te verbeteren zonder de vanzelfsprekende en comfortabele wind mee van (economische) groei. Het onderzoek leidt tot begrip waarom sommige steden het goed doen en andere minder. Waarom bijvoorbeeld is de sociale keerzijde van de economische triumph of the city vaak niet ver weg? En welke beleidsinstrumenten dragen bij aan vitale en weerbare steden zowel de bestaande als mogelijk te ontwikkelen nieuwe beleidsinstrumenten? En wat is effectief bestuur? Kennisontwikkeling en kennisverspreiding beogen de ontwikkeling van stedelijke regio s in Nederland in internationaal competitief perspectief te agenderen. Drie opgaven staan in het SURF-programma centraal: (A) kenniscocreatie en multidisciplinaire samenwerking tussen onderzoekers, praktijkpartijen en beleidsmakers; (B) beschikbaar stellen en toepasbaar maken van bestaande en nieuwe kennis. De kennisinfrastructuur, die in de afgelopen jaren in VerDuS-programma s is opgebouwd, zal optimaal worden benut en verder ontwikkeld; (C) ontwikkeling van nieuwe kennis, waarbij nadrukkelijk aansluiting gezocht wordt bij de Grand Societal Challenges van de Europese Commissie 1. A. Cocreatie met de praktijk Het realiseren en onderhouden van een goede aansluiting tussen het voorziene onderzoek en beleid en bestuur is essentieel om tot beleidsrelevante kennis en valorisatie van kennisopbrengsten in de praktijk te komen. Deze praktijkverbinding dient tot uiting te komen in (1) participatie van de partners in de praktijk in het onderzoek, (2) inzet en cofinanciering door die partners, (3) aansluiting op mijlpalen op programmaniveau 2 en (4) inhoudelijke participatie (en inzet van uren) van onderzoekers in de SURF Community of Research and Practice. Hierin wisselen onderzoekers en experts uit het veld kennis, informatie en ervaringen uit. Het programmamanagement van SURF zal een actieve ondersteunende rol spelen in het formatieproces van regionale consortia en daarbij de ervaringen uit de huidige VerDuS- 1 Zie: http://ec.europa.eu/programmes/horizon2020/en/h2020-section/societal-challenges 2 Onder andere in het kader van het Jaar van de Ruimte, het Nederlands Voorzitterschap van de EU, de Agenda Stad, de Omgevingsvisie en de Innovatie-Estafettes 8

programma s inbrengen. De door VerDuS te organiseren Community of Research and Practice en Synthesestudie ontslaan de projecten zelf niet van hun verantwoordelijkheid om hun nieuwe inzichten en (tussen)resultaten actief en breed te verspreiden. B. Beschikbaar stellen van bestaande en nieuwe kennis Kennisverspreiding en verankering van de in het programma opgedane kennis in processen van beleid en bestuur maken onderdeel uit van SURF-projecten. Dit uit zich in: (1) het toegankelijk maken van onderzoeksresultaten voor professionals werkzaam bij (Nederlandse) overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties, (2) het beschikbaar stellen van onderzoeksresultaten (ook tussenproducten) via de VerDuS-website, (3) het breed verspreiden van resultaten onder relevante doelgroepen en (4) inhoudelijke participatie (en inzet uren) van onderzoekers in een op SURF-niveau (door VerDuS) te organiseren Synthesestudie. In een synthesestudie worden de relevante trends voor beleid nader belicht. Van de consortia wordt verwacht dat ze zich inzetten voor kennisdisseminatie en -verankering en dat dit in het projectvoorstel en in de begroting geconcretiseerd wordt. C. Ontwikkeling van nieuwe kennis De kennisontwikkeling binnen SURF sluit aan op maatschappelijke opgaven op de terreinen van: 1) ruimte, 2) wonen en bebouwde omgeving, 3) bereikbaarheid, 4) economie en 5) bestuur en is gericht op onderzoek naar creatieve ideeën op de terreinen van: (i) op stedelijke (infra)structuren toegepaste technologie, (ii) governance, waarbij het onderzoek zich richt op de effecten van die ideeën, (iii) vitaliteit en (iv) veerkracht van stedelijke regio s (zie ook de SURF Programmastudie in de bijlagen). Daarbij moet het onderzoek (v) regiospecifiek zijn. Scope van SURF Maatschappelijke Creatieve Ideeën Opgaven 1) Ruimte i. Technologie 2) Wonen ii. Governance 3) Bereikbaarheid iii. Vitaliteit 4) Economie iv. Veerkracht 5) Bestuur v. Regiospecifiek De vijf Maatschappelijke Opgaven, de vijf Creatieve Ideeën en de analytische benadering uit de SURF Programmastudie 3 (drijvende krachten, structurerende factoren en sturingsmechanismen) staan weergegeven in de volgende schematische weergave van de scope van SURF; een sturend concept voor de onderzoekers, een concept dat richting moet geven aan de zoektocht naar slimme oplossingen voor maatschappelijke opgaven die leiden tot vitale en veerkrachtige stedelijke regio s. Maatschappelijke opgaven zijn daarbij het vertrekpunt. 3 In de zomer van 2014 heeft een schrijfgroep gewerkt aan een programmastudie voor het SURF-programma. Deze programmastudie is beschikbaar op de verdus- website: http://surf.verdus.nl/3631 9

Trends Bereikbaarheid Stromen en Netwerken Opgaven Economie Concurrentiekracht Smart Solutions Bestuur technology Governance Ruimte Sociaal-ruimtelijke dynamiek Wonen Quality of Life REGIOSPECIFIEK - VITALITEIT VEERKRACHT In het programma SURF staat de S voor smart. In het SURF-programma worden twee aspecten onderscheiden in smart-toepassingen. 1) Smart staat voor slimme combinaties van bestaande technologieën, met name die op het gebied van ICT. Activiteiten in het stedelijk gebied, zoals reizen, wonen, recreëren en eten kunnen slimmer worden door gebruik te maken van de mogelijkheden van o.a. internet. Daarbij kan het om hightech gaan, of om lowtech. Deze technologie kan worden toegepast voor stedelijke diensten, de operaties van infrastructuren en voor stedelijk ontwerp. 2) Smart staat voor zelforganiserende, bottom-up initiatieven, waarin bewoners of consumenten samen met bedrijven voorzien in behoeften waarin eerder voorzien werd door de overheid en nutsbedrijven, of supply-chains in het bedrijfsleven. Onbenut potentieel kan hiermee worden aangeboord, leidend tot een meer duurzame, bereikbare, cohesierijke en gezonde stedelijke samenleving. Smart staat voor nieuwe allianties van organisaties in de publieke en private sfeer. Nadere beschrijving van de vijf Maatschappelijke opgaven in het SURF-onderzoek: 1. Ruimte: Smart structures for quality and contrast De ruimtelijke structuur van Nederland is uniek, met zijn netwerk van compacte steden in stedelijke regio s en zijn open en natuurlijk landelijk gebied. De uitdaging is deze internationaal onderscheidende kwaliteit te koesteren en te versterken. Enkele vragen die bij deze maatschappelijke opgave aan de orde zijn: Hoe kan een verbetering van de kwaliteit en benutting van natuur en landschap bereikt worden?. Hoe kan invulling gegeven worden aan een breder begrip van levenskwaliteit in samenhang met healthy urban living? Hoe kunnen nieuwe modellen ontwikkeld en toegepast worden voor beheer en financiering van stedelijke gebieden? Hoe kan een versterking van de specifieke relatie tussen stad en ommeland bereikt worden, bijvoorbeeld in de mozaïekmetropool BrabantStad? Welke rol spelen stedelijke interactiemilieus bij metropoolvorming en hoe dragen ze bij aan de internationale concurrentiekracht van regio s? Is dat voor kenniseconomieën anders dan voor bijvoorbeeld haveneconomieën? Hoe kan de ruimtelijke structuur van het stedelijk netwerk versterkt worden, o.a. door hoogstedelijke allure op toplocaties, en hoe kunnen we bij al deze vragen de juiste 10

schaalniveaus vinden, in denken, plannen en uitvoeren? Hoe en waar kan ruimte voor experimenten gecreëerd worden voor nieuwe oplossingen, bijvoorbeeld op vrijkomende locaties van defensie, kloosters en kerken, industrie en landbouw en voor benutting en herbestemming van cultureel erfgoed? 2. Wonen en bebouwde omgeving: Smart development avoiding social segregation Bevolkingskrimp en -groei stellen nieuwe uitdagingen, terwijl de leegstand van kantoren, winkels en andere bedrijfslocaties toeneemt. Veroudering en leegstand worden zichtbaarder, processen van sociale segregatie dreigen door te zetten. Enkele vragen die bij deze maatschappelijke opgave aan de orde zijn: hoe kan de stedelijke transformatieopgave geadresseerd worden, zowel in termen van woningvoorraad als van kantoren, winkels en maatschappelijk vastgoed? Hoe kan dat bij beperkte financiële ruimte zowel bij overheden en corporaties als marktpartijen en de woningmarkt die zich nog lang niet heeft hersteld? Hoe kan beter aangesloten worden bij de preferenties en gedragspatronen van bewoners, reizigers, en consumenten; hoger en lager opgeleid, met minimum- of hogere inkomens; bij nieuwe vormen van samenleven en samenwonen; vergrijzing, individualisering? Hoe kunnen 300.000 nieuwe woningen gebouwd worden in bestaand stedelijk gebied, zonder echter processen van sociale segregatie aan te jagen doordat starters en middeninkomens uit het centrum van stad verdreven worden? 3. Bereikbaarheid: Smart mobility, smart grids De mobiliteit blijft naar verwachting toenemen (stijgende welvaart, kleinere huishoudens, vergrijzing), met de sterkste groei op de achterlandverbindingen en in gebieden die nu al de grootste knelpunten kennen. Smart mobility vraagt om smart grids. Enkele vragen die bij deze maatschappelijke opgave aan de orde zijn: hoe kan de internationale bereikbaarheid bevorderd worden tussen toplocaties in Nederland en het buitenland (bijvoorbeeld: regio Eindhoven, Aken-Luik, Vlaamse Ruit, MRA, RDH) zowel voor goederen- als personenvervoer, zowel over de weg als over spoor en water? Wat zijn nieuwe concepten voor duurzame stedelijke mobiliteit? Hoe passen multimodaal personen- en goederenvervoer (stadsdistributie) daarin? Hoe kunnen we komen tot een betere benutting van OV-knopen, onder meer met digitale/elektrische techniek? Hoe kan de positie van duurzaam verkeer en vervoer (m.n. fiets en lopen) door ruimtelijke en gedragsmaatregelen versterkt worden? Hoe kan de Nederlandse infrastructuur, voor een groot deel aangelegd in de jaren zestig en zeventig, de komende decennia vernieuwd worden, waar mogelijk slim? Hoe kan de uitstoot van fijnstof, roet en andere verkeersgerelateerde luchtverontreiniging verder worden teruggedrongen, voor een gezonder en aantrekkelijker stedelijk milieu? Hoe kunnen elektrisch vervoer en nieuwe arrangementen in verkeer en vervoer als autodelen en ketenmobiliteit daaraan een bijdrage leveren? 4. Economie: Smart specialisation and smart cities in synergy Bij economische ontwikkeling gaat om een dubbele uitdaging: (a) een (hogere) ranking van Nederland in de mondiale top 10 van economieën, die in toenemende mate met elkaar verweven zijn en met elkaar concurreren en (b) succesvolle stedelijke regio s die op Europese en wereldschaal met elkaar in concurrentie zijn. Het gaat erom smart specialisation in samenhang met smart cities te ontwikkelen. Enkele vragen die bij deze maatschappelijke opgave aan de orde zijn: hoe komt het dat bepaalde regio s floreren en andere achterblijven? Aan welke buitenlandse regio s moeten we ons spiegelen, gelet op de internationale concurrentieverhoudingen? Wat is dan de juiste schaal (stedelijke regio, Randstad, Deltametropool) om succesvol te kunnen concurreren? Wat zijn de consequenties van de opkomst van Nederland als kenniseconomie (met nieuwe spelers en nieuwe geografie) voor onze ruimtelijke structuur? Hoe kunnen de potenties van grensregio s beter worden benut? Hoe kan ruimte gecreëerd worden voor herontwikkeling van havens en bedrijventerreinen, en in beperkte mate voor nieuwe 11

gebieden? Hoe kunnen investeringen geconcentreerd worden in focusgebieden? Hoe kunnen de topsectoren versterkt worden door het creëren van specifieke ruimtelijke gebieden: van regionale clusters en campusontwikkeling tot aantrekkelijke vestigingsmilieus voor (hoofd)kantoren, R&D- en designfaciliteiten, productie/logistiek, maar ook voor hoogopgeleide kenniswerkers met regionale kennis- en innovatienetwerken die deel uitmaken van mondiale netwerken? Hoe kan de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt versterkt worden, met name in sectoren met een tekort aan geschoold (technisch) personeel? Hoe kan transitie naar duurzame energie, circulaire economie en schone technologie bevorderd worden? Hoe zijn sectorale of regionale investeringsfondsen te creëren en hoe is de financiering van innovatief midden- en kleinbedrijf te verbeteren? Hoe kan de internationale allure van Nederlandse stedelijke gebieden vergroot worden, onder meer door internationale evenementen, waaronder (Brabant, Leeuwarden) culturele hoofdstad Europa? 5. Bestuur: Smart alliances and self-organisation for smart governance De organisatie van het bestuur in Nederland is ontoereikend voor de complexe opgaven die er nu liggen, terwijl het bestaande stelsel van regels en procedures innovatieve oplossingen belemmert. Meer dan met welk ander bestuurlijk onderwerp dan ook betekent agglomeratievorming in Nederland het verbinden van het bestaande, het uitgaan van borrowed size en het complementair denken: ofwel een vorm van governance waarbij binnen verschillende bestuurslagen in de geest van het geheel wordt gedacht en gehandeld. Het gaat in SURF niet alleen om governance binnen de stad, maar ook die tussen steden, omliggende gemeenten en die tussen de bestuurslagen. Deze uitdagingen doorsnijden de vier eerder genoemde maatschappelijke opgaven. SURF biedt verder ruimte om thema s als burgerschap 4 en bestuurskracht in relatie met stedelijk/regionale ontwikkeling te onderzoeken. Enkele vragen die bij deze maatschappelijke opgave aan de orde zijn: Hoe kunnen nieuwe vormen van sturing ontwikkeld worden zonder nieuwe besturen in het leven te roepen, met specifieke invullingen voor woningmarkt (koop, huur en huurkoop), specifieke en kwetsbare groepen en gebieden, energiecoöperaties en investeringen in smart grids, en beheer van natuur en landschap? Welke mogelijkheden zijn er voor ontregelbeleid dat burgers de kans geeft om duurzame initiatieven tot uitvoering te brengen zonder verstrikt te raken in het bestaande web van wet- en regelgeving? Hoe kan een balans gevonden worden tussen conventionele vormen van democratisch gelegitimeerde politieke besluitvorming en overheidssturing enerzijds en bottom-up - initiatieven uit de participatiesamenleving anderzijds? Welke balans is nodig tussen sturing en controle? Hoe komen we tot een nieuwe beleid van politics of smart governance? Hoe kunnen steden via strategische allianties een bijdrage leveren aan versterking van het regionale concurrentievermogen en het borgen van werkgelegenheid? Praktijkverbinding en co-creatie zijn hierbij noodzakelijk. Welke oplossingen zijn er voor het knelpunt dat overheden enerzijds in de bestuurlijke hoek worden gedrukt (bijvoorbeeld provincies en gemeenten in de periferie van een grootstedelijke regio) en anderzijds van belang zijn voor het organiseren van een gezamenlijke (regionale) aanpak van grootstedelijke vraagstukken die krachtig en eenduidig is? Welke succesfactoren zijn te onderscheiden bij de samenwerkingsstrategieën op het terrein van innovatie en welk governance-principe is daarbij leidend? Zijn er best principles te formuleren voor dergelijke samenwerkingsstrategieën? Geven maatschappelijke opgaven in stedelijke regio s (en de aanpak daarvan) aanleiding voor ingrepen in de bestuurlijke structuur in die regio s? Heeft de bestuurlijke inrichting van stedelijke gebieden invloed op de (economische) ontwikkeling daarvan? Welke bestuurlijke ordeningsprincipes zijn van belang voor stedelijke gebieden en wat valt te leren van gangbare praktijken? Welke condities/omstandigheden zijn nodig om sociale innovatie 4 zie RLI-advies De toekomst van de stad 12

in steden zoveel mogelijk ruimte te geven en welke bestuursstijl past daarbij? Welke (bestuurlijke/ambtelijke) competenties zijn nodig voor een effectieve aanpak van maatschappelijke vraagstukken in stedelijke gebieden? Welke (bestuurlijke/ambtelijke) competenties zijn nodig om beter aan te sluiten bij maatschappelijke initiatieven en hoe verhouden dergelijke initiatieven zich in de praktijk tot de formele democratische instituten, zoals de gemeenteraad? Creatieve ideeën voor vijf invalshoeken Er zijn creatieve ideeën rond vijf invalshoeken waarvan verwacht wordt dat ze zullen bijdragen aan het realiseren van doorbraken op de hierboven genoemde maatschappelijke opgaven: (i) Technologie Creatieve ideeën op technologisch gebied richten zich op de rol van ICT in de samenleving, op diverse infrastructuren gericht op netwerken en stromen (energie, water, verkeer en vervoer) en op het ontwerp- en besluitvormingsproces in steden, over netwerken en met implicaties voor de lokale quality of life en bedrijven. (ii) Governance Creatieve ideeën op het gebied van governance betreffen de mogelijkheden en wenselijkheid van zelforganiserend vermogen, publiek-private samenwerking en multilevel governance. Regio s ontlenen hun vitaliteit en veerkracht aan de bestuurskracht in brede zin van het woord. Versterken de verschillende bestuurslagen elkaar of niet? Slagen publieke, private partijen en kennisorganisaties er in interactie met burgers en NGO s in elkaar te versterken of niet? Lukt het om de verkokering bij overheden, bedrijven en kennisinstellingen te doorbreken en juist op de raakvlakken nieuwe combinaties te ontwikkelen? Er waar krijgt positieve zelforganisatie van burgers en bedrijven de ruimte en hoe wordt de meer parasitaire vorm van zelforganisatie vroegtijdig aangepakt door overheden? Wat zijn de meest krachtige vormen van governance, die regio s vitaliteit en veerkracht geven? Wat zijn hier de generieke lessen en vereisten en wat lukt er in sommige regio s wel, terwijl in andere regio s juist andere aanpakken gewenst zijn? (iii) Vitaliteit Onderzoeken drukken de vitaliteit van regio s uit in indicatoren voor People, Planet en Profit. Hiervoor zijn al diverse indicatorensets ontwikkeld. Vitaliteit betekent dat steden en regio s in staat zijn nieuwe ontwikkelingspaden te creëren, met innovatie, groei en een grotere quality of life als (lange termijn)gevolg. Het is aan de onderzoekers om in overleg met betrokken organisaties in de regio (overheden, bedrijven, belangengroeperingen) een keuze voor indicatoren(sets) te maken. Van groot belang is dat onderzoeken zowel het sociale (people), ecologische (planet) en economische (profit) domein goed en evenwichtig in kaart brengen. (iv) Veerkracht Veerkracht is in deze context het vermogen om onder wijzigende externe en interne factoren goed te blijven scoren op indicatoren voor ontwikkeling en vitaliteit, en terug te keren naar het ontwikkelingspad waar eerder van was afgeweken. Voorbeelden van wijzigende externe factoren betreffen technologische en demografische factoren, (deels mondiale) economische ontwikkelingen, en veranderende consumentenvoorkeuren. Voorbeelden van interne factoren betreffen ontwikkelingen in kwaliteit van infrastructuren en gebouwde omgeving. (V) Regiospecifiek Regiospecifiek betekent in deze context dat het onderzoek gericht is op concrete regio s. Regio s worden gedefinieerd als ruimtelijke gebieden van meerdere Nederlandse gemeenten met vele onderlinge economische en sociale relaties (woning- en arbeidsmarkt, transportsysteem, sociale relaties). Het kan zowel grotere regio s betreffen (bijvoorbeeld Noordvleugel, Zuidvleugel, Brabantstad), als middelgrote (bijvoorbeeld Knooppunt Arnhem Nijmegen) en kleinere: middelgrote steden, vaak maar niet per definitie buiten de Randstad, met hun omliggende kernen (bijvoorbeeld regio Groningen). Ook is regio-vergelijkend onderzoek mogelijk, waarbij 13

uitkomsten en inzichten uit buitenlandse regio s betrokken worden. Uiteindelijk is wel de potentie tot opschaling van de uitkomsten van het onderzoek van belang, dat wil zeggen de toepassing van de resultaten in andere regio s dan waar het onderzoek heeft plaatsgevonden. 14

3 Richtlijnen voor aanvragers 15

3.1 Wie kan aanvragen Onderzoekers van de volgende kennisinstellingen kunnen een aanvraag indienen: Nederlandse universiteiten; KNAW- en NWO-instituten; het Nederlands Kanker Instituut; het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen; onderzoekers van de Dubble-bundellijn bij de ESRF te Grenoble; NCB Naturalis; Advanced Research Centre for NanoLithography (ARCNL); Medeaanvrager: een lector of senior onderzoeker kan budget aanvragen als medeaanvrager namens een hogeschool die gefinancierd wordt door het ministerie van OCW: Aanvragers moeten voldoen aan de volgende eisen (ontvankelijkheidseisen): Elk projectvoorstel heeft één hoofdaanvrager. De hoofdaanvrager is hoogleraar of universitair hoofddocent aan een Nederlandse universiteit, dan wel een NWO- of KNAWinstituut, die een dienstverband heeft voor ten minste de looptijd van het aanvraagproces en de duur van de subsidieperiode. Om de interuniversitaire samenwerking en samenwerking tussen universiteiten en hogescholen te bevorderen dient minimaal één deelproject te worden uitgevoerd door onderzoekers die aan minimaal één andere universiteit, onderzoeksinstituut of hogeschool zijn verbonden dan de hoofdaanvrager. In geval van deelname van een hogeschool bestaat een projectaanvraag uit een deel A (universiteit) met een onderzoeker van een universiteit als hoofdaanvrager en mogelijk een deel B (HBO), gefinancierd door NRPO SIA, met een lector of senior onderzoeker als medeaanvrager en projectleider namens de hogeschool. De hogeschool is financieel verantwoordelijk voor dit deel van het project. Het SURF-programma is transdisciplinair van aard en gericht op samenwerking met nietuniversitaire partners, zoals bedrijven, overheden, hogescholen, maatschappelijke organisaties en publieke onderzoeksinstellingen (bijvoorbeeld TNO). Om dit uitgangspunt vorm te geven dienen alle bij een onderzoeksvoorstel betrokken samenwerkingspartners een consortium op te richten. Er dienen minimaal twee niet-wetenschappelijke partijen (publieke (overheden of maatschappelijke organisaties) of private (bedrijven) of een combinatie daarvan) bij de aanvraag betrokken te zijn (als medeaanvrager). De hoofdaanvrager vraagt aan namens het gehele projectconsortium en is verantwoordelijk voor de wetenschappelijke samenhang, de resultaten en de financiële verantwoording. In geval van deelname van een hogeschool middels een deel B, is de lector of senior onderzoeker (medeaanvrager) namens de hogeschool eindverantwoordelijk voor de financiële verantwoording van projectdeel B. De hoofdaanvrager en medeaanvrager(s) dienen gedurende de periode waarover subsidie wordt gevraagd effectief betrokken te blijven bij het onderzoek waarop de aanvraag betrekking heeft. De onderzoeksinstelling dient de aanvragers in de gelegenheid te stellen gedurende de looptijd van het aanvraagproces en het onderzoek voor een adequate begeleiding van het onderzoek zorg te dragen. De publieke en private partners (nietuniversitaire partners zoals bedrijven en overheden) dienen als mede-aanvrager op de aanvraag te worden opgenomen. Een onderzoeker kan in deze ronde niet meer dan tweemaal aanvragen, waarvan slechts één maal als hoofdaanvrager. Dat betekent dat zij/hij voor één aanvraag als hoofdaanvrager en voor één andere aanvraag als medeaanvrager kan fungeren, of tweemaal als medeaanvrager bij twee verschillende aanvragen. 16

3.2 Wat kan aangevraagd worden De procedure bestaat uit twee stappen: eerst moet een verplichte vooraanmelding ingediend worden, en na een positief advies kan een uitgewerkte aanvraag ingediend worden. De aan te vragen subsidie bedraagt maximaal 1.500.000. Er kan subsidie worden aangevraagd ter dekking van zowel de personele als de materiële kosten die voor het onderzoek moeten worden gemaakt. In het onderzoeksproject dienen minimaal twee onderzoekers (promovendi of postdoctoraal onderzoekers) te worden aangesteld. Onderzoekers moeten minimaal 0,8 fte gedurende twee (postdoc) tot vijf (promovendus) jaar aangesteld worden op het project. De totale looptijd van een project is ten minste drie jaar en niet langer dan vijf jaar. Voor hogescholen is een apart budget beschikbaar (zie onder); looptijd van voorstellen van de Hogeschool is maximaal 3 jaar. Subsidie voor de hogescholen is maximaal 300.000 en valt binnen de maximaal aan te vragen subsidie. Opbouwen consortium voor indienen uitgewerkte aanvraag Om het mogelijk te maken dat er een vitaal, evenwichtig en samenhangend consortium wordt gevormd om een gezamenlijke aanvraag in te dienen, kan een (matchmaking)workshop worden georganiseerd. Deze workshop vormt een onderdeel van de ontwikkeling van de uitgewerkte aanvraag. Voor de organisatie van de workshop kan contact worden opgenomen met de Netwerkmanager VerDuS (Jan Klinkenberg (zie paragraaf 5.1). Er kunnen middelen worden aangevraagd voor de organisatie van de workshop tot een maximum van 10.000. In dat geval dienen er in de vooraanmelding een programma, planning en uitgewerkt budget van deze workshop te zijn opgenomen. Indien er voor wordt gekozen om geen workshop te organiseren, dient in de vooraanmelding duidelijk te worden gemaakt hoe een vitaal, evenwichtig en samenhangend consortium gevormd zal worden. De middelen voor de workshop worden alleen beschikbaar gesteld bij een positief advies over de vooraanmelding. Bij de uitgewerkte aanvraag dienen Letters of Commitment van alle maatschappelijke partners te worden bijgesloten. Het toekennen van middelen voor de workshop betekent niet dat de uitgewerkte aanvraag meer kans heeft om gehonoreerd te worden. Het totale budget voor alle workshops op basis van de vooraanmeldingen is maximaal k 100. Voorwaarden voor Cofinanciering De niet-academische partners in het consortium dienen een concrete bijdrage te leveren aan het onderzoek. De minimale vereiste cofinanciering van het hele consortium cash en/of in kind is 250.000, waarvan minimaal de helft cash. Voor elke euro cofinanciering kan maximaal drie euro subsidie worden aangevraagd: cofinanciering is minimaal 25% van de projectkosten. De minimale aan te vragen subsidie is 750.000, de maximale subsidie is 1.500.000. Indien er bijvoorbeeld een subsidie van 900.000 wordt aangevraagd moet er dus minimaal 300.000 aan cofinanciering door niet-academische partners worden ingebracht waarvan minimaal 150.000 cash. Voor projectdeel B van de hogescholen gelden de RAAK voorwaarden en dezelfde voorwaarden voor cofinanciering: een minimale cofinanciering van 25 % waarvan 50% minimaal in cash De cofinanciering wordt toegevoegd aan het bij NWO aan te vragen subsidiebedrag (dit geldt niet voor projectdeel B van de hogescholen)en dient te worden opgenomen in de begroting. NWO is hoofdfinancier en de cofinanciering mag niet hoger zijn dan het bij NWO aangevraagde budget: hiermee is de maximale cofinanciering 100% van de bij NWO aan te vragen subsidie. De bijdrage in de vorm van cofinanciering moet in een brief bij de uitgewerkte aanvraag bevestigd worden door de private en/of publieke partners die als medefinancier optreden (Letter of commitment; zie ook paragraaf 3.4). De cash bijdrage zal na honorering door NWO bij de partners worden geïnd en met de NWO-subsidie tegelijk in tranches uitgekeerd. 17

Personele kosten Subsidie kan worden aangevraagd voor de salariskosten van voor het onderzoek aan te stellen personeel. Voor vast personeel, zoals hoogleraren en U(H)D s, is er de mogelijk voor vervanging van de onderwijsverplichtingen. De duur van de aanstellingen overschrijdt nooit de duur van de subsidie die voor het aangevraagde onderzoek is toegekend. De kosten voor een projectmanager (management van het projectconsortium) vallen onder de materiële kosten omdat de projectmanager niet bij de universiteit in dienst hoeft te zijn. Voor al het personeel is het door NWO met de VSNU op 2 oktober 2008 gesloten Akkoord Bekostiging Wetenschappelijk Onderzoek 2008, inclusief bijbehorende meest recente salaristarieven van toepassing. Voornoemd akkoord is ingegaan op 1 juli 2008, loopt tot en met 30 juni 2009 en wordt stilzwijgend verlengd voor telkens een jaar, tenzij NWO of de VSNU tenminste zes maanden voor de einddatum de overeenkomst schriftelijk opzegt (zie de NWOwebsite) 5. Wetenschappelijk personeel Onder wetenschappelijk personeel wordt personeel verstaan dat onderzoek verricht: promovendi, postdoctoraal onderzoekers en U(H)D s/hoogleraren die met een vervangingssubsidie vrijgesteld worden om onderzoek te verrichten. Per categorie gelden de volgende uitgangspunten. Promovendus (maximaal vijf jaar): een promovendus kan alleen vanaf het eerste jaar worden aangesteld. De aanstellingsduur bedraagt vier jaar bij een aanstellingsomvang van 1,0 fte (of vijf jaar bij een aanstelling van 0,8 fte). Postdoconderzoeker (maximaal vier jaar): een postdoconderzoeker is op het moment van de aanstelling gepromoveerd, of de promotiedatum is vastgesteld en de promotie vindt binnen zes maanden na aanstelling plaats. De aanstellingsduur voor een postdoconderzoeker bedraagt minimaal twee en maximaal vier jaar, de aanstellingsomvang minimaal 0,8 fte. Vervangingssubsidie Een hoogleraar of U(H)D kan voor een gedeelte van zijn of haar onderwijsverplichtingen worden vrijgesteld door middel van een vervangingssubsidie, zodat hij of zij zich voor een bepaalde periode kan wijden aan het gefinancierde onderzoek. Een vervangingssubsidie voor het verrichten van onderzoek wordt alleen toegekend indien de aanvrager kan aantonen dat een subsidie voor een promovendus of postdoc niet in het beoogde doel voorziet. Uit de vervangingssubsidie kunnen de salariskosten worden gedekt van de vervanger. Hiervoor wordt het vaste salaristarief van een postdoc gehanteerd met een maximum van 100.000 per vervanging. Niet-wetenschappelijk personeel Onder niet-wetenschappelijk personeel wordt personeel verstaan dat het onderzoek van de hierboven genoemde personen ondersteunt met specialistische niet-wetenschappelijke taken ten behoeve van het onderzoek, bijvoorbeeld computerprogrammering. Subsidie kan worden aangevraagd voor niet-wetenschappelijk personeel op mbo-, hbo- of academisch niveau. De inzet dient uitdrukkelijk gemotiveerd te worden, zowel wat betreft niveau, als wat betreft duur. Administratief ondersteunende taken kunnen niet onder deze subsidie worden aangevraagd. 5 De salaristabellen die gelden op het moment van indiening zijn van toepassing bij toekenning. 18

Kosten aan Hogescholen Hogescholen worden in de gelegenheid gesteld een eigen onderzoekdeel in te brengen in de logische context van het project en passend binnen de doelstellingen van het project. De maximale looptijd van een deelproject B aan een hogeschool is drie jaar. Het deelproject dient uiterlijk 31 december 2016 van start te zijn gegaan. Voor de deelname van de hogeschool aan een project gelden de financiële bepalingen die NRPO SIA hanteert. NRPO SIA stelt per gehonoreerd project maximaal 300.000 beschikbaar specifiek voor de deelname door hogescholen, deze wordt toegekend als onderdeel van het gehele project. Hogescholen en hun partners dragen minimaal 25% van de projectomvang van het eigen onderzoeksdeel in als cofinanciering. Cofinanciering is minimaal 25% van de projectkosten, waarvan minimaal de helft cash. Zie voor meer informatie de website van NRPO-SIA met betrekking tot de RAAK regeling: http://www.regieorgaan-sia.nl/content/raak-regeling (via FSR). Bench fee Aan promovendi en postdoconderzoekers wordt een persoonsgebonden bench fee toegekend. Dit is een vast bedrag ten behoeve van de onderzoeker (bijvoorbeeld voor congresbezoek of publicatie van de dissertatie). De hoogte van de bench fee is vastgesteld op maximaal 5.000 en is afhankelijk van het type onderzoeker en de aanstellingsduur. Materiële kosten In een aanvraag kan subsidie worden aangevraagd ter dekking van materiële kosten, zoals: de aanschaf van speciaal voor het onderzoek benodigde apparatuur en verbruiksgoederen, m.u.v. computers; het houden van interviews en enquêtes; de aanschaf van databestanden; reis- en verblijfkosten; management van het projectconsortium, bijvoorbeeld een (niet-wetenschappelijke) procesmanager, tot maximaal 5% van de subsidie; het organiseren van (internationale) workshops en bijeenkomsten; studentassistentie. Materiële kosten dienen zowel inhoudelijk gemotiveerd als financieel onderbouwd te worden. Kosten die niet worden vergoed: kosten voor computergebruik bij universitaire rekencentra en kosten voor het gebruik van laboratoria, komen niet in aanmerking voor subsidie. Er is een aparte call Rekentijd Nationale Computersystemen van het NWOgebied Exacte Wetenschappen voor toegang tot de nationale computersystemen. Huisvestings-, overhead-, en afschrijvingskosten komen niet voor subsidie in aanmerking. ;Kosten van apparatuur, van verbruiksgoederen, of van administratieve of technische hulp, die tot het gebruikelijke voorzieningenpakket van een universiteit of onderzoeksinstituut moeten worden gerekend, komen evenmin in aanmerking voor een vergoeding. Dit geldt ook voor kosten die zijn gemaakt ter verkrijging van een accountantsverklaring; kosten gemaakt voor het bemiddelen voor, en/of verwerven en uitvoeren van contractresearch, inclusief de daaraan toe te rekenen overige indirecte kosten; reserveringen voor toekomstige kosten c.q. reservevorming. 19

3.3 Wanneer kan aangevraagd worden De sluitingsdatum voor het indienen van vooraanmeldingen is donderdag 16 april 2015, 13:59 uur. De sluitingsdatum voor het indienen van uitgewerkte aanvragen is dinsdag 8 september 2015, 13:59 uur. 20

3.4 Het opstellen van de aanvraag Uw subsidieaanvraag bestaat uit twee delen: een factsheet en het aanvraagformulier. De factsheet dient direct in het elektronisch aanvraagsysteem Iris van NWO ingevuld te worden. Het aanvraagformulier staat op de subsidiepagina van dit programma op de NWOwebsite. Dit formulier dient, zodra ingevuld, toegevoegd te worden als PDF bestand aan de Iris-factsheet. Verplichte vooraanmelding De vooraanmelding is verplicht en dient via Iris ingediend te worden. De vooraanmelding bevat de naam en adresgegevens van de hoofdaanvrager, de titel van het onderzoek, de consortiumpartners (incl. publieke en private partners) met een kort cv, een korte beschrijving van het onderzoeksproject en een voorlopige begroting. De beschrijving omvat maximaal 2.000 woorden. Indien middelen voor een workshop worden aangevraagd (maximaal 10.000), dient deze ook beschreven te zijn in de vooraanmelding (maximaal 800 woorden; zie het vooraanmeldingsformulier). De vooraanmelding wordt inhoudelijk beoordeeld door de programmacommissie van SURF. De commissie zal een advies afgeven of het voorstel al dan niet kansrijk is bij het indienen van de uitgewerkte aanvraag. Aanvraagformulier Aanvragen dienen in het Engels te worden opgesteld en worden alleen geaccepteerd wanneer het aanvraagformulier gebruikt is. Nadere instructies staan in het aanvraagformulier dat kan worden gedownload van de website, www.nwo.nl/surf. Het pdf-document mag op geen enkele wijze beveiligd zijn om een goede verwerking van de aanvraag te garanderen. Uitgewerkte aanvragen: Letter(s) of commitment Bij het indienen van de uitgewerkte aanvraag moet het financieel commitment van publieke en private partner(s) worden bevestigd met een Letter of commitment. Deze brief bestaat uit een expliciete verklaring van de overeengekomen financiële en/of gekapitaliseerde personele en/of materiële bijdrage, een toelichting op hoe de cofinanciering wordt ingezet en een toelichting op hoe de resultaten van het onderzoek zullen bijdragen aan de beleids- of praktijkontwikkeling. De in de brief vermelde bedragen moeten overeenkomen met de bedragen in het budget van de aanvraag en tevens moet in de brief worden vermeld dat de financiële bijdrage aan NWO zal worden overgemaakt. Indien de aanvraag gehonoreerd wordt, keert NWO na ontvangst van de startformulieren het volledige subsidiebedrag in tranches uit aan de instelling van de projectleider. De Letter of commitment dient als bijlage bij de aanvraag te worden toegevoegd. Verdere afspraken dienen te worden vastgelegd in een (consortium)overeenkomst (zie paragraaf 3.5 en bijlage 6). 21

3.5 Specifieke subsidievoorwaarden NWO raamwerk voor Publiek-Private/Publieke Samenwerking (zie de bijlagen 6) De consortiumpartners dienen bij aanvang van het project een overeenkomst te sluiten met betrekking tot de rechten (bijvoorbeeld copyrights, intellectueel eigendom etc.) op producten of zaken die binnen het project worden ontwikkeld. NWO hanteert een PPS-Raamwerk voor publiek-private/publieke-samenwerking, waarin staat omschreven aan welke minimale eisen een Project agreement dient te voldoen. Het betreft het vastleggen van afspraken over de consortium-governance, financiën, publicaties, intellectueel eigendom, aansprakelijkheid en geschillen. De NWO-uitgangswaarden ten aanzien van intellectueel eigendom (IP) en kennisoverdracht staan in dit PPS-Raamwerk beschreven. Wanneer een onderzoeker een voorstel indient, dienen de consortiumpartners te bevestigen dat zij kennis hebben genomen van het PPS-Raamwerk, de NWO uitgangswaarden ten aanzien van IP en de kennisoverdrachtsregels zoals daarin beschreven. Voordat een toegekend project van start gaat, dienen de projectpartners een project agreement te sluiten in overeenstemming met het PPS-Raamwerk. Overige specifieke subsidievoorwaarden Voor aanvragen voor een subsidie van NWO geldt de Regeling subsidieverlening NWO 6. NWO houdt zich het recht voor een aanvraag op wetenschapsinhoudelijke, beleidsmatige of budgettaire gronden te laten inkorten of wijzigen als voorwaarde bij eventuele toekenning. Wordt een aanvraag toegekend, dan wijst NWO in principe de hoofdaanvrager aan als projectleider. Deze ontvangt de NWO-aanwijzingen voor projectleiders en de algemene subsidiebepalingen van NWO. NWO monitort de voortgang en evalueert de resultaten van het gesubsidieerde onderzoek ten opzichte van de in de aanvraag vermelde planning en beoogde opbrengst. Indien hierop een aanzienlijke wijziging, in negatieve zin, wordt geconstateerd, behoudt NWO zich het recht voor sancties uit te voeren die bij de toekenning nader zijn uiteengezet. 6 De Regeling Subsidieverlening staat op de NWO- website: http://www.nwo.nl/subscriptiondocuments/nwo/juridisch/regeling-subsidieverlening-nwo 22

3.6 Het indienen van een aanvraag Het indienen van een aanvraag bij NWO kan alleen via Iris, het elektronisch aanvraagsysteem. Aanvragen die niet via Iris zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen. Een hoofdaanvrager is verplicht zijn/haar aanvraag via zijn/haar eigen Irisaccount in te dienen. Indien de hoofdaanvrager nog geen Irisaccount heeft, dient deze dat minimaal een dag voor het indienen aan te maken. Dit is om eventuele aanmeldproblemen nog op tijd te kunnen verhelpen. Indien de hoofdaanvrager al een Iris account heeft, hoeft deze geen nieuw account aan te maken om een nieuwe aanvraag in te dienen. Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de Iris helpdesk (0900-696 47 47). 23

4 Beoordelingsprocedure 24

4.1 Procedure De eerste stap in de beoordelingsprocedure is een toets of de aanvraag in behandeling genomen kan worden. Criteria voor het in behandeling nemen van de aanvraag Het secretariaat gaat na of de aanvraag aan de volgende criteria voor indiening voldoet: Voor de vooraanmelding én de uitgewerkte aanvraag: - het voorstel is tijdig ingediend via Iris; - de aanvraag is in het Engels opgesteld; - er is gebruikgemaakt van het verplichte aanvraagformulier; - alle vragen zijn beantwoord; - het maximale aantal woorden wordt niet overschreden; - de aangevraagde onderzoeksformatie valt binnen de criteria. Aanvullend bij de uitgewerkte aanvraag: - er is een vooraanmelding ingediend; - de cofinanciering voldoet aan de gestelde voorwaarden; - Letter(s) of commitment zijn bijgesloten. Wanneer correctie van de aanvraag mogelijk is, zal de aanvrager de gelegenheid krijgen om haar/zijn aanvraag binnen 48 uur aan te passen. Als de aanvraag binnen de gestelde tijd niet is gecorrigeerd, zal de aanvraag niet in behandeling worden genomen. Gecorrigeerde aanvragen zullen na goedkeuring alsnog in behandeling worden genomen. Voor alle bij de beoordeling en/of besluitneming betrokken personen en betrokken NWOmedewerkers is de NWO-code belangenverstrengeling van toepassing. Alle commissie- en panelleden dienen de gedragscode belangenverstrengeling van NWO te ondertekenen. Indien nodig zullen commissie- en panelleden worden vervangen. NWO gebruikt met ingang van 1 januari 2012 een nieuwe kwalificatie voor beoordeelde aanvragen. Informatie over de kwalificatie vindt u op de NWO website: http://www.nwo.nl/kwalificaties. Het SURF-programma kent een staande Programmacommissie (PC), een ad hoc praktijkpanel en een internationale ad hoc Beoordelingscommissie. Alle uitgewerkte voorstellen worden door deze commissies behandeld. - Programmacommissie (PC) SURF: samengesteld uit leden uit beleid en praktijk en wetenschappers. De PC is ingesteld door de Raad van Toezicht VerDuS. - Praktijkpanel SURF: samengesteld uit experts uit de praktijk. Het praktijkpanel wordt ingesteld door NWO. PC-leden dragen namen aan van experts. Afhankelijk van het aantal uitgewerkte aanvragen is het mogelijk dat er meerdere praktijkpanels worden ingesteld. Vooralsnog wordt uitgegaan van één praktijkpanel. In deze tekst wordt daarom enkelvoud gebruikt. - Internationale Beoordelingscommissie SURF: samengesteld uit internationale experts en een technisch voorzitter. De Beoordelingscommissie wordt ingesteld door NWO. Afhankelijk van het aantal uitgewerkte aanvragen is het mogelijk dat er meerdere internationale beoordelingscommissies worden ingesteld. Vooralsnog wordt uitgegaan van één commissie. In deze tekst wordt daarom enkelvoud gebruikt. 25