Algemeen deel internationaal privaatrecht



Vergelijkbare documenten
HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHTELIJK PROCESRECHT

De erkenning en uitvoerbaarverklaring van vreemde rechterlijke beslissingen en akten

Samenvatting Internationaal Privaatrecht

BELGISCH INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

Inhoud Voorwoord 11 Lijst van afkortingen Verkort geciteerde literatuur

1. Internationaal privaatrechtelijk procesrecht

ECHTSCHEIDINGEN KENNEN GEEN GRENZEN (regels van internationaal privaat recht)

INHOUD. Ten geleide De UNCITRAL Modelwet nu ook in België Maud Piers... v. De arbitrageovereenkomst en de arbitreerbaarheid Luc Demeyere...

Hof van Cassatie van België


VERDRAG BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID, DE ERKENNING EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN

2. Soorten en verband

Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

HOOFDSTUK 1. AUTHENTIEKE AKTEN (ART. 28 WIPR)... 1

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Date de réception : 07/02/2012

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke en handelszaken

VERDRAG. betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

Afkortingen. Inleiding

Grensoverschrijdende erkenning en tenuitvoerlegging. mr. dr. M. Freudenthal

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

De nieuwe Belgische arbitragewet

Raad van de Europese Unie Brussel, 23 september 2014 (OR. en)

Voorstel van decreet. van de heren Sas van Rouveroij, Ivan Sabbe, Björn Rzoska, Bart Tommelein en Lode Vereeck

Inhoud... Voorwoord Gebruikte afkortingen Verkort geciteerde boeken, wetenschappelijke artikelen en rapporten... 5

Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Inleiding tot Recht. Uit Praktisch Burgerlijk Recht

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Rolnummer Arrest nr. 84/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

Europese IPR-verdragen

Auteur. Onderwerp. Datum

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

(2) voor titels gewezen op of nà geen exequatur meer vereist is.

Organisatie van de rechtspraak - België

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)

Belgisch Internationaal Privaatrecht

(Echt)scheiding en internationaal privaatrecht

Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 10 september 2007 (OR. en) 12247/07 JUSTCIV 218 CH 30 ISL 49 N 49

Hof van Cassatie van België

(2002/C 42/07) Gelet op de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst ( 1 ), inzonderheid op artikel 43, lid 1,

BEVOEGDHEID NA UITSLUITING ARBITRAGE

Datum van inontvangstneming : 31/08/2015

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015

INHOUD. Inleiding... xvii DEEL I. INTERNATIONALE BEVOEGDHEID

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

L 339 van de Europese Unie

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1976 Nr. 144

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

My Lawyer Info door Monard D Hulst

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GROENBOEK

GEWOGEN RECHTSMACHT IN HET IPR. Over forum (non) conveniens en forum necessitatis. mr. F. Ibili

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017

Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 5 LIJST VAN TABELLEN... 9 LIJST VAN PRAKTISCHE VOORBEELDEN I. INLEIDING... 13

Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts

ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES RSZ

inachtneming van het bepaalde in artikel 4 voorlegt aan de geschillencommissie.

Toelichting op de Regeling voor.nl-domeinnaamarbitrage

MATERIE BEVOEGDHEID TOEPASSELIJK RECHT EXEQUATUR EXTRA Bestaan en afwezigheid Boek blz. 420 Art. 41 WbIPR Art. 39 WbIPR Boek blz.

Kristof ROOX. Assistent I.P.R. Universiteit Gent Advocaat De Bauw & Maeyaert

Datum van inontvangstneming : 16/12/2016

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

Hof van Cassatie van België

Inhoudsopgave. Hoofdstuk 1 Inleiding J 5

LEIDRAAD BIJ DE INLEIDINGSZITTING VAN DE RECHTBANKEN VAN KOOPHANDEL VAN LIMBURG

Datum van inontvangstneming : 04/06/2015

Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk?

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

1HANDELSRECHT VERDRAG VERJARING

Grensoverschrijdend erfrecht in Europa: wat moet elke notaris weten in 2015? KU Leuven

Productaansprakelijkheid en de consument in het internationaal privaatrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hof van Cassatie van België

Tweede Kamer der Staten-Generaal

KNIPPERLICHTEN 2012 ACTUALIA INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT. Bart Volders advocaat 2 februari 2012 BV o.v.v. BVBA

(Wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Hof van Cassatie van België

EUROPESE UNIE Communautair Bureau voor Plantenrassen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Memorie van Toelichting. Algemeen

BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 april 2001 *

Vraag 1 Een nieuw Europees Verdrag zoals het Verdrag van Lissabon (2007) (a) is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

LEIDRAAD BIJ DE INLEIDINGSZITTING VAN DE RECHTBANKEN VAN KOOPHANDEL VAN LIMBURG

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Transcriptie:

Algemeen deel internationaal privaatrecht 1. INLEIDING...5 A. PROBLEEMSTELLING EN DEFINITIE...5 1 Algemeen...5 2 De relatie van het IPR met andere rechtstakken...5 (1) Het privaatrecht...5 (2) De rechtsvergelijking...5 (3) Het volkenrecht...5 (4) Het grondwettelijk recht...5 B. BRONNEN...6 1 Algemeen...6 2 De Wet...6 (1) Het WIPR...6 (2) Andere wetgeving...7 3 Europese regelgeving...7 4 Verdragen...7 5 Rechtspraak...7 6 Rechtsleer...7 C. OVERZICHT...8 2. HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHTELIJK PROCESRECHT...9 A. PROBLEEMSTELLING...9 1 De problemen van internationale processsen...9 2 Een alternatief: arbitrage...9 (1) Algemeen...9 (2) Basisbeginselen...9 B. PROCEDEREN VOOR DE OVERHEIDSRECHTER: OVERZICHT...9 C. HET EUROPEES INTERNATIONAAL BEVOEGDHEIDSRECHT...10 1 Historisch overzicht...10 2 Het toepassingsgebied van de Europese regeling inzake bevoegdheid en tenuitvoerlegging 10 (1) Ratione temporis...10 (2) Ratione materiae...10 (3) Ratione personae...10 3 De interpretatie van de verordening en de verdragen...11 4 De verschillende fora in de Brussel I- Vo....11 (1) De exclusieve fora (art. 22-23)...11 (2) Het geaccepteerde forum: art. 24...12 (3) De woonplaats van de verweerder als algemene bevoegdheidsgrond...13 (4) Alternatieve ora wegens een nauwe band tussen het geschil en een andere lidstaat...13 (5) Fora ter bescherming van zwakkere partijen...15 (6) Nevengeschikte fora...16 (7) Samenhang en connexiteit...17 (8) Aanhangigheid...17 (9) Voorlopige of bewarende maatregelen...17 D. HET BELGISCH INTERNATIONAAL BEVOEGDHEIDSRECHT...18 1 Voorafgaande opmerkingen...18 (1) De plaats van het WIPR in de hiërarchie der rechtsnormen...18 (2) Onderzoek van internationale bevoegdheid...18 2 De criteria nationaliteit, woonplaats en gewone verblijfplaats...18 3 De verschillende fora in het Belgisch recht...18 (1) Woonplaats of gewoonlijke verblijfplaats...18 (2) Nevenvestingen...18 (3) Prorogatie...18 Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 1

(4) Derogatie...19 (5) Vorderingen tot vrijwaring, tot tussenkomst en tegenvorderingen...19 (6) Samenhang...19 (7) Voorlopige en bewarende maatregelen en uitvoeringsmaatregelen...19 (8) Het noodforum...19 4 Interne bevoegdheid...19 5 Internationale aanhangigheid...20 E. DE INTERNATIONALE BETEKENING VAN STUKKEN...20 1 EG- verordening 1393/2007...20 (1) Algemeen - toepassingsgebied...20 2 Het Haags verdrag van 1965...20 3 Andere bepalingen...20 4 Gemeen recht...21 F. EUROPEES UNIFORM PROCESRECHT...21 1 De Europese betalingsbevelprocedure...21 2 Procedure voor geringe vorderingen (small claims)...21 G. ANDERE ASPECTEN VAN PROCESRECHT...21 1 Algemeen...21 2 De toegang van vreemdelingen voor de Belgische rechter...22 3 Bewijsvoering...22 (1) Het toepasselijke recht...22 (2) De Europese bewijsverordening...22 4 Andere procesrechtelijke vragen...22 3. DE ERKENNING EN UITVOERBAARVERKLARING VAN VREEMDE RECHTERLIJKE BESLISSINGEN EN AKTEN...22 A. DE RECHTSKRACHT VAN VREEMDE VONNISSEN EN AKTEN...22 1 Algemeen...22 2 De akte of beslissing als feit waaraan het recht gevolgen koppelt...23 3 De bewijskracht van een buitenlandse akte of beslissing...23 (1) Uitwendige bewijskracht...23 (2) Inwendige bewijskracht...23 4 Erkenning van een buitenlandse akte of beslissing...23 (1) Principe...23 (2) Voorwaarden...23 (3) Gevolgen...23 5 De titel tot tenuitvoerlegging...24 B. HET EUROPESE RECHT VAN HET ERKENNEN EN UITVOERBAAR VERKLAREN VAN BESLISSINGEN EN AKTEN...24 1 De Brussel I- Verordening...24 (1) Algemeen...24 (2) Gevolg van de erkenning de plano...24 (3) De uitvoerbaarheidverklaring...24 2 De Brussel IIbis- Verordening...25 3 De verordening tot invoering van een Europese executoriale titel...25 C. HET BELGISCH GEMEEN RECHT VAN HET ERKENNEN EN UITVOERBAAR VERKLAREN VAN BUITENLANDSE VONNISSEN EN AKTEN...25 1 Inleiding...25 2 De voorafgaande formaliteit van de legalisatie...25 (1) Algemeen...25 (2) Voorwerp...26 (3) Bevoegde ambtenaren...26 3 De akte of beslissing als feit...26 4 Het inroepen van de bewijskracht van een vreemd vonnis of akte...26 5 De erkenning van rechterlijke beslissingen...26 (1) Principe...26 (2) De erkenning van rechtswege zonder procedure...26 Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 2

(3) De erkenning door een rechter...26 (4) Over te leggen documenten...27 (5) Gronden tot weigering...27 (6) Gevolgen...27 (7) Procedure...27 6 De erkenning van authentieke akten...28 (1) Wijze van erkenning...28 (2) Voorwaarden...28 7 Uitvoerbaarverklaring...28 (1) Voorwerp...28 (2) Voorwaarden...28 8 De vermelding en overschrijving van buitenlandse rechterlijke beslissingen en authentieke akten inzake staat en bekwaamheid...28 (1) Algemeen...28 (2) Administratieve informatie- uitwisseling...28 9 Specifieke gronden tot weigering...29 4. CONFLICTENRECHT...29 A. DE ALGEMENE TECHNIEKEN VAN HET CONFLICTENRECHT...29 1 Het aanwijzen van het toepasselijke recht...29 (1) Een verwijzingsregel of conflictenregel...29 Algemeen...29 Soorten en vindplaats...29 De opbouw van de verwijzingsregels en complexe verwijzingsregels...29 (2) De herverwijzing...30 (3) De verwijzing naar een niet- geünificeerd rechtsstel De federale clausule...30 (4) Kwalificatieconflicten...30 (5) De hiërarchie in de verwijzingsregels...31 (6) De intertemporele conflicten in het internationaal privaatrecht...31 (7) Het conflit mobile...31 2 Het toepassen van vreemd recht...31 (1) Ambtshalve toepassing van de Belgische verwijzingsregel...31 (2) Ambtshalve toepassing van het vreemde recht...31 Algemeen...31 Kwalificaties binnen vreemd recht...32 (3) Cassatiecontrole...32 (4) Voorvragen...32 3 Het afwijken van vreemd recht...32 (1) De exceptie van internationale openbare orde...32 Algemeen...32 Gevolg...33 Kenmerken...33 (2) Voorrangsregels (imperatief recht)...33 Algemeen...33 Buitenlandse voorrangsregels en autolimitatieve regelingen...33 Communautaire voorrangsregels...34 (3) De wetsontduiking...34 Algemeen...34 Sanctie...34 (4) De algemene uitwijkclausule...34 B. DE NATIONALITEIT...35 1 Omschrijving...35 2 Voor- en nadelen van de verwijzing naar de nationaliteit...35 (1) Algemeen...35 (2) Alternatief: de verwijzing naar de gewone woon- of verblijfplaats...35 3 Het oude Belgische nationaliteitsrecht...35 (1) Algemeen...35 (2) Overgangsrecht...36 4 Het nieuwe Belgische nationaliteitsrecht...36 (1) Algemeen...36 Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 3

(2) De toekenning door afstamming...36 (3) Toekenning door geboorte op het Belgisch grondgebied...36 (4) Het huwelijk en de Belgische nationaliteit...36 (5) De naturalisatie...37 (6) Verlies van de Belgische nationaliteit...37 (7) Herverkrijging...37 (8) De bestrijding van bipatriditeit...37 5 Nationaliteitsconflicten- en betwistingen...38 (1) Negatieve conflicten...38 (2) Positieve conflicten...38 Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 4

1. Inleiding A. Probleemstelling en definitie 1 Algemeen In de huidige gemondialiseerde wereld bestaan landsgrenzen haast niet meer. Die internationalisering brengt automatisch meer internationale transacties en problemen met zich mee. Vaak hebben die aanknopingspunten in verschillende landen. Dat betekent dat niet elk land zomaar op alle rechtsvragen zijn eigen recht kan toepassen, en in de mate van het mogelijke moeten samenwerken. Het internationaal privaatrecht zoekt naar de regels die toelaten een privaatrechtelijk conflict op te lossen dat onstaat wanneer meerdere rechtsstelsels met elkaar in samenloop komen. Het IPR heeft dus een interterritoriale dimensie. Het IPR heeft ook een intertemporele dimensie. Omdat regels veranderen (en op verschillende tijdstippen veranderen in verschillende landen), stelt zich voortdurend de vraag hoe nieuw en oud recht zich verhouden. Maar ook het recht over die verhoudingen wijzigt, waardoor er overgangsrecht over overgangsrecht ontstaat. Het voorgaande zou de indruk kunnen wekken dat we met internationaalrechtelijke regels te maken hebben. Dat is echter slechts ten dele ware. Heel wat regels van internationaal privaatrecht zijn nog altijd nationaal geregeld. Elk land bepaalt zelf wanneer zijn recht toepasbaar is. 2 De relatie van het IPR met andere rechtstakken (1) Het privaatrecht Het IPR regelt het recht dat van toepassing is om privaatrechtelijke relaties. Het bepaalt welk recht er van toepassing is op de relaties tussen twee privé-personen, of op de overheid als die privaatrechtelijk optreedt (iure comercii). Dat neemt niet weg dat er heel wat imperatieve bepalingen zijn, bijvoorbeeld in het arbeidsrecht. (2) De rechtsvergelijking Er is een innige band tussen het IPR en de rechtsvergelijking. Immers, in een casus van IPR komt steeds vreemd recht te kijken. We moeten dus niet alleen dat recht vinden, maar het soms ook vergelijken, om zo te kijken welk land de gunstigste oplossing biedt. Het is steeds nodig een casus verschillende keren op te lossen, om zo het beste forum te kiezen (forum shopping). (3) Het volkenrecht Het volkenrecht is evenzeer belangrijk in het kader van het IPR. Veel IPR is geregeld in verdragen, en aldus rijst de vraag naar de werking en interpretatie daarvan. Ook het recht van internationale economische organisaties (zoals de WTO) heeft een invloed. Tot slot heeft eigenlijk het hele IPR te maken met de vragen naar de soevereiniteit van een bepaald land en de immuniteit van (bepaalde) inwoners van een land (denken we maar aan diplomatieke medewerkers). (4) Het grondwettelijk recht Het IPR raakt ook aan het grondwettelijk recht. Immers, het regelt in belangrijke mate de grenzen van de staatsmacht en bepaalt in welke mate overheidsambtenaren (zoals die van Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 5

de Burgerlijke stand) mogen optreden. Daarnaast regelt het de bevoegdheden van onze rechtbanken, bepaalt wie Belg is en wat de rechten van vreemdelingen zijn. Daarnaast valt er makkelijk een parallel te trekken tussen het internationaal conflictenrecht en het interfederaal conflictenrecht. Dat laatste is bijvoorbeeld sterk ontwikkeld in de VSA, waar het moet regelen welke van de 50 staten bevoegd is in het geval er meerdere aanknopingspunten zijn. Ook in België stelt zich steeds meer de vraag naar de regels die van toepassing zijn op conflicten met aanknopingspunten in verschillende gewesten of gemeenschappen. Als een Vlaming in Wallonië werkt, welke regels zijn dan van toepassing? Wat als twee gemeenschappen hun regels willen toepassen? Er is immers geen hiërarchie van normen. Alle normen van de verschillende deelstaten (en de federale overheid) zijn gelijkwaardig. In België bestaat evenwel geen interfederaal conflictenrecht. In tegenstelling tot het Hof van Cassatie gaat het Grondwettelijk Hof er immers van uit dat er nooit een conflict tussen twee regels van verschillende federale entiteiten kan zijn. Aangezien elke regelgever slechts kan normeren binnen het hem toegewezen territorium (gewest/taalgebied), zou elke uitbreiding daarvan een bevoegdheidsconflict uitmaken, dat dan door het Grondwettelijk Hof als arbiter wordt opgelost. Toch is die visie misschien te beperkt. Het IPR heeft in belangrijke mate een modus vivend tussen de verschillende landen tot stand gebracht. Wellicht kunnen daaruit lessen getrokken worden, en kan een voorbeeld genomen worden aan de VSA. Een voorbeeld van de doorwerking van die problematiek in het privaatrecht betreft de problematiek rond de wetten betreffende het taalgebruik in sociale zaken. Het Vlaamse Taaldecreet bepaalde dat het van toepassing was op relaties van werknemers met een werkgever die in het Vlaamse taalgebied een exploitatiezetel hebben of er mensen te werk stellen. Het Franstalige decreet ging nog verder en verklaarde zich bindend voor werkgevers die ofwel domicilie, hun maatschappelijke zetel, exploitatiezetel of maatschappelijke zetel in het Franse taalgebied hebben, of zelfs gewoon Franstalig personeel tewerkstellen. Het Arbitragehof oordeelde dat deze decreten hun territoriale boekje te buiten gingen en vernietigde alle criteria behalve de exploitatiezetel. B. Bronnen 1 Algemeen Het IPR is omvangrijk. Er zijn ontelbare bronnen die een rol kunnen spelen. Dat was vroeger nog erger. Voor de invoering van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht was er geen overzichtelijke geheel van de Belgische regelgeving, die verspreid stond in allerlei wetten en bovendien steunde op veel jurisprudentieel werk. Die veelheid van bronen doet onmiddellijk nieuwe interpretatievragen rijzen. Er stelt zich niet alleen vraag naar de hiërarchie van rechtsbronnen, maar ook naar het toepassingsgebied van de verschillende bronnen. Zo zijn er verdragen met één land, met meerdere landen, met specifieke toepassingsgebieden, enz. Inzake de hiërarchie van rechtsbronnen gelden de klassieke regels. Verdragenrecht gaat voor op Belgisch recht (en het WIPR verwijst regelmatig naar de toepasselijke verdragen). Europees recht gaat voor op verdragenrecht, tenzij het de EG is die een verdrag heeft gesloten. 2 De Wet (1) Het WIPR De belangrijkste wet inzake IPR is het WIPR (BB p. 381). Het wetboek trad in werking op 1 oktober 2004, waardoor er nog heel wat overgangsvragen rijzen (cf. art. 127 WIPR en Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 6

infra). Het wetboek was een consolidatie van de toenmalige stand van het recht. Het systematiseert het IPR, wat tot een belangrijke vereenvoudiging ervan geleid heeft. Bij de interpretatie van het WIPR is de Memorie van Toelichting (BB. P. 398) uitermate belangrijk. (2) Andere wetgeving Niet alle bepalingen van IPR zijn in het wetboek beland. Zo is de internationale adoptie nog altijd in het BW geregeld. Daarnaast bevatten heel wat wetten bepalingen van IPR die specifiek op die wetgeving van toepassing zijn (zoals het geval is bij de wetgeving over auteursrecht of concessies. Ook de deelstaten mengen zich steeds meer in het IPR. 3 Europese regelgeving De EU-wetgeving, zoals die tot uiting komt in de richtlijnen en verordeningen, is uiterst belangrijk geworden. Zowel op het vlak van bevoegdheid en exequatur heeft Europa ingrijpend opgetreden. Het was ook de inspirator van belangrijk conflictenrecht, bijvoorbeeld op het vlak van verzekeringen of consumententransacties. Het verdrag van Lissabon zal dat nog versterken, aangezien er een extra bevoegdheidsoverdracht is. Europa treedt in de eerste plaats op via verordeningen. Art. 61 en 65 EG laten de EG toe maatregelen te nemen op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke en op het gebied van samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen, voor zover dat (voor art. 65 EG) vereist is voor de goede werking van de interne markt. Volgens sommige auteurs is het IPR per definitie grensoverschrijdend en nodig voor een goede werking van de interne markt, en stellen zich hier dus weinig problemen. Europa kan dus het IPR makkelijk mee vorm geven om zo de gekende vier vrijheden te realiseren. Immers, als er twee regelingen op één situatie van toepassing zijn, belemmert dat de interne markt. De regelen die de interne markt regelen hebben dus ook een impact IPR. Zo moeten lidstaten bijvoorbeeld regelingen van andere lidstaten respecteren en mogen ze slechts redelijke eisen stellen. Bovendien treedt Europa steeds meer op als het orgaan dat internationale verdragen sluit, eerder dan de lidstaten. Zo heeft het EHJ zich opgeworpen als hoogste interpretator van het Lugano-verdrag (zie verder). Bij dat alles moet de EG in principe het subsidiariteitsprincipe respecteren, maar dat is door de praktijk uitgehold. 4 Verdragen Er blijven heel wat (vooral extra-europese) verdragen met een impact op het IPR. Er verdragen over bijna alle aspecten van het IPR. 5 Rechtspraak Door de invoering van het WIPR verloor de rechtspraak even wat aan belang, maar de gediversifieerde IPR-praktijk heeft ondertussen alweer nieuwe vragen doen rijzen. De rechtspraak is dan ook volop bezig met de interpretatie van het WIPR. Ook inzake de temporele toepassing van het wetboek rijzen heel wat vragen waar de rechtspraak een antwoord op zoekt. 6 Rechtsleer In de chaos van voor het WIPR was de rechtsleer de enige houvast. Dat is door de invoering van het wetboek even minder zo geweest, maar zoals voor de rechtspraak evolueert de Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 7

praktijk enorm snel en maakt dat er nood is aan rechtsgeleerde commentaar om nieuwe ontwikkelingen te duiden en te systematiseren. C. Overzicht Deze cursus omvat voornamelijk drie onderdelen: 1. Het recht inzake internationale bevoegdheid. Dit zijn de regels die bepalen wanneer de Belgische rechters bevoegd zijn voor een geschil met een grensoverschrijdende dimensie. 2. Het conflictenrecht. Dit is het recht dat bepaald welk materieel recht van toepassing is op bepaald geschil. Soms kunnen conflictrechtelijke regels met elkaar in conflict komen. In dat geval zijn er collisieregels, die bepalen wat welke regel in zo n geval primeert. 3. Het exequaturrecht. Deze regels bepalen in welke mate Belgische overheden akten mogen opstellen in grensoverschrijdende zaken en in welke mate buitenlandse akten in ons land rechtsgevolgen teweeg kunnen brengen. Het is belangrijk in stappen te redeneren. Eerst en vooral stelt zich de vraag naar bevoegde rechter. Dat is een vraag die losstaat van het toepasselijke recht. Zo kan het zijn dat de Belgische rechter bevoegd is, maar Nederlands recht zal moeten toepassen. We moeten dus het IPR van de bevoegde rechter toepassen om te kijken welk materieel recht van toepassing is. Toch is die tweedeling niet absoluut. Zoals we zullen zien verwijst het bevoegdheidsrecht soms naar het materiële recht, waardoor opnieuw conflictrechtelijke vragen rijzen. Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 8

2. Het internationaal privaatrechtelijk procesrecht A. Probleemstelling 1 De problemen van internationale processsen Procederen over de grenzen heen brengt heel wat problemen met zich mee. In de eerste plaats zijn er de kosten die de afstand met zich meebrengt. Er is het probleem van de taal. Daarnaast is er ook steeds een onzekerheid, niet alleen over de uitkomst, maar ook over de vraag of de dwanguitvoering wel zal slagen. Soms kan er ook geprocedeerd worden in meerdere landen (fora). De vraag rijst dan welk land het meest geschikt is. Daarbij spelen procesrechtelijke en materieelrechtelijke elementen mee. Een van de moeilijkheden in het IPR is dus de keuze van een goed forum (forum shopping). Soms heeft dit tot gevolg dat er twee parallelle processen lopen. Dat resulteert soms in een race om als eerste een vonnis te krijgen en dat in het andere land te laten erkennen. 2 Een alternatief: arbitrage (1) Algemeen Een alternatief voor een internationale procedure is een beroep op arbitrage. Daarbij komen de partijen overeen dat ze hun geschil zullen voorleggen aan één of meer arbiters. Arbitrage kan zowel gebeuren door beroep te doen op een instelling, met eigen reglementen ( institutionele arbitrage ) of door ad hoc een arbiter aan te wijzen. Daarbij komen de partijen zelf overeen hoe de procedure zal verlopen. Het voordeel van arbitrage is dat het snel en confidentieel is. De kostprijs kan soms wel hoog uitvallen. (2) Basisbeginselen De partijautonomie is het fundament van de procedure. De partijen bepalen bijvoorbeeld wie arbiter is, welk recht van toepassing is en waarover de arbiter zich mag uitspreken. De arbiter mag zich dan ook uitspreken over zijn eigen bevoegdheid als de partijen dat uitdrukkelijk overeenkomen. Over de vraag of de rechter dan nog daarover mag oordelen bestaat wat discussie. De arbitrageovereenkomst is autoom. De ongeldigheid van het hoofdcontract heeft geen weerslag op het arbitragegeding, zelfs al is het arbitragebeding opgenomen in het hoofdcontract. Dat is alleen niet zo als het bestaan van de arbitrageovereenkomst onzeker is. Een arbitrale uitspraak heeft gezag van gewijsde als ze niet in strijd is met de openbare orde, en als een aantal essentiële principes zoals de rechten van de verdediging zijn gerespecteerd. Er is in principe geen verschil tussen nationale en internationale arbitrage. Beide genieten in beginsel dezelfde erkenning, wat vragen van IPR doet rijzen. Toch worden de Belgische beginselen van openbare orde minder streng toegepast in internationale gevallen. Daarnaast zijn er ook Europese regels over grensoverschrijdende arbitrage (BB p. 366). B. Procederen voor de overheidsrechter: overzicht (zie slide 12 les 3) Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 9

C. Het Europees internationaal bevoegdheidsrecht 1 Historisch overzicht Een belangrijk stuk van het internationaal procesrecht is Europees geregeld. Oorspronkelijk was deze materie geregeld in het EEX-verdrag (1968) (BB p. 65), dat van toepassing was in burgerlijke en handelszaken. Het bevatte voorschriften inzake de internationale bevoegdheidsverdeling en de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen. Het EHJ was na 1971 bevoegd om het verdrag uit te leggen. In 1988 werd een gelijkaardig verdrag gesloten met de EFTA-landen, het EVEX-verdrag (ook wel het verdrag van Lugano genoemd) (BB p. 122). Door de uitbreiding van de Unie werd dit verdrag steeds minder belangrijk en geldt nog slechts voor Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein, in hun relaties met EG-landen en in hun onderlinge relaties. In 2000 werd het EEX-verdrag vervolgens omgevormd tot een Europese verordening, de Brussel I-verordening. Het EEXverdrag was enkel nog belangrijk voor Denemarken, maar ook dat land valt via een verdrag (BB p. 159) sinds 2007 onder de toepassing van de Brussel I-verordening. Ook het EVEX-verdrag wordt vernieuwd (BB p. 162). In wat volgt wordt enkel de Brussel I-verordening besproken. 2 Het toepassingsgebied van de Europese regeling inzake bevoegdheid en tenuitvoerlegging (1) Ratione temporis Art. 66 jo. 76 bepaalt dat de Brussel I-verordening van toepassing is op vorderingen die ingesteld zijn na 1 maart 2002. Voor lidstaten die toetraden in 2004 en 2007 geldt de datum van toetreding. Voor Denemarken geldt 1 juli 2007 als datum. Ook de hiërarchie is belangrijk. De toepassing van de Brussel I-verordening heeft voorrang op de toepassing van het verdrag met Denemarken (art. 68) en op de toepassing van het EVEX-verdrag (art. 64 e.v. EVEX 2007). (2) Ratione materiae Art. 1 (1) bepaalt dat de verordening van toepassing is in burgerlijke en handelszaken. Dit begrip heeft een autonome Europese betekenis. Het moet dus niet uitgelegd worden aan de hand van het recht van de lidstaten, maar wel volgens de doelen en de systematiek van de verordening en volgens de algemene beginselen die de rechtssystemen van de lidstaten gemeen hebben. Art. 1 (1) en (2) sluiten een aantal zaken uit, die buiten de bevoegdheid van de EG vallen, of geregeld worden in andere verdragen of verordeningen. (3) Ratione personae De Brussel I-Vo. is principieel toepasbaar zodra de verweerder zijn woonplaats in een lidstaat heeft, ongeacht zijn nationaliteit (art. 2). Wat de woonplaats is, wordt anders bepaald voor natuurlijke en rechtspersonen. Voor natuurlijke rechtspersonen moet aan de hand van het interne recht van het forum nagegaan worden of aldaar een woonplaats is (art. 59 (1)), zo niet moet de rechter hetzelfde procédé toepassen op andere lidstaten om te kijken of daar een woonplaats is. Dat geldt pas als de rechter concludeert dat de verweerder geen woonplaats heeft in het forum.voor rechtspersonen geldt dat hun woonplaats is op de plaats waar de rechtspersoon zijn statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging heeft (art. 60 (1)). Als die zich in verschillende lidstaten bevinden, dan heeft de eiser de keuze. Art. 4 (1) verduidelijkt dat principe. Als de verordening principieel toepasbaar is zodra de verweerder zijn woonplaats in een lidstaat heeft, is hij a contrario niet van toepassing als Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 10

de verweerder geen woonplaats in een lidstaat heeft. Het gemeen recht van de lidstaten is van toepassing. Dat gemeen recht mag EU-onderdanen niet discrimineren op basis van nationaliteit (art. 4 (2)). Het toepassingsgebied van de verordening wordt wel uitgebreid door art. 22 (cf. supra), dat ook geldt als geen van beide verweerders een woonplaats in een lidstaat heeft. Ook art. 23 voorziet in een uitzondering. Als één van beide partijen zijn woonplaats in een lidstaat heeft, dan kunnen de partijen een overeenkomst sluiten over welk gerecht bevoegd zal zijn. Dit gerecht is exclusief bevoegd, als het tenminste gaat om een gerecht van een van de lidstaten. 3 De interpretatie van de verordening en de verdragen Het Europees Hof van Justitie is exclusief bevoegd om de Brussel I-verordening te interpreteren. De hoogste gerechtelijke instanties op nationaal niveau zijn dan ook verplicht een prejudiciële vraag te stellen als ze geconfronteerd worden met een interpretatievraag betreffende de verordening. Ook de Raad, de Commissie en de in lidstaten kunnen vragen stellen aan het Hof. Wat het verdrag met Denemarken betreft, geldt ongeveer hetzelfde. Art. 2 van het verdrag van 19 oktober 2005 maakt de Brussel I-Vo. van toepassing, en omdat er gestreefd wordt naar een zo uniform mogelijke toepassing, is de rechtspraak van het Hof hier ook van belang. Het EVEX-verdrag kent geen formeel interpretatiemechanisme, maar voorziet wel in de uitwisseling van informatie (zie protocol 2). 4 De verschillende fora in de Brussel I-Vo. (1) De exclusieve fora (art. 22-23) ALGEMEEN Art. 22 en 23 bevatten bepalingen die een bepaald forum exclusief bevoegd maken. Als deze bepalingen van toepassing zijn is het met andere woorden niet nodig om de andere bevoegdheidsgronden te onderzoeken. Als er twee exclusieve rechtbanken zijn, moet de tweede rechter die wordt aangesproken de zaak verwijzen naar de eerste rechtbank (art. 29). ART. 22 Art. 22 bevat een limitatieve lijst van dwingende bevoegdheidsgronden. De bewoordingen bij uitsluiting moeten uitermate ruim geïnterpreteerd worden en sluiten elk ander artikel uit, inclusief art. 23. De rest van het artikel moet evenwel restrictief geïnterpreteerd worden. Bovendien moet de rechter ambtshalve onderzoeken of art. 22 van toepassing is (art. 25). Art. 22 omvat: Betwistingen inzake zakelijke rechten op onroerende goederen (art. 22 (1), eerste zin). Het gaat dus logischerwijze om zakenrechtelijke rechtsvorderingen, en niet om allerlei persoonlijke rechtsvorderingen. Bevoegd is het forum waar het onroerend goed gelegen is. Betwistingen inzake huur-verhuur en pacht van onroerende goederen (art. 22 (1)). Bevoegd is het forum waar het onroerend goed gelegen is. Dat geldt niet voor vorderingen die slechts zijdelings verband houden met het gebruik van het gehuurde, zoals een vordering omdat het vakantieplezier misgelopen is. Ook gemengde overeenkomsten vallen niet onder deze bepaling. Een voorbeeld is een reis waarbij de reisorganisator een goed verhuurt, maar ook bijvoorbeeld het vervoer regelt. Tot slot zijn voor huurovereenkomsten van minder dan zes maanden tussen onderdanen van dezelfde lidstaat ook de gerechten van die lidstaat bevoegd. Betwistingen over de geldigheid en ontbinding van vennootschappen (art. 22 (3)). De gerechten van de plaats van vestiging zijn bevoegd. Om te bepalen wat de Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 11

plaats van vestiging is moet het recht van het forum worden toegepast, en niet art. 60. Enkele andere bevoegdheidsgronden, inzake o betwistingen betreffende inschrijvingen in openbare registers (3). De rechters van de plaats waar de registers zijn gelegen zijn bevoegd. o betwistingen betreffende de registratie van intellectuele eigendomsrechten (4). De gerechten van de plaats waar de registratie wordt verzocht zijn bevoegd. o de tenuitvoerlegging van beslissingen. De gerechten van de plaats waar uitvoering wordt verzocht zijn bevoegd. ART. 23 De vrije keuze van de partijen speelt een belangrijke rol in de Brussel I-Vo. Als minstens één partij zijn woonplaats in een lidstaat heeft en de partijen een rechter van een lidstaat aanwijzen (progoreren), dan is die rechter in beginsel exclusief bevoegd, tenzij de partijen anders zouden overeenkomen (art. 23 (1)). Zelfs al het gaat om twee personen zonder woonplaats binnen de EU, is de aangewezen rechter exclusief bevoegd tot hij zich onbevoegd heeft verklaard op basis van zijn nationale recht (art. 23 (3)). Art. 23 is daarentegen niet van toepassing als de partijen een bepaalde rechter uitsluiten (derogeren). Een dergelijke clausule zal moeten beoordeeld worden op basis van het nationaal recht. Art. 23 stelt enkele simpele vormvereisten (art. 23 (1)-(2)). Die mogen niet aangevuld worden met voorwaarden uit het nationale recht, zoals taalvoorwaarden. Het beding kan één van de volgende vormen aannemen: Schriftelijk, of mondeling met schriftelijke bevestiging. Er zijn geen verdere vereisten. Het moet slechts duidelijk worden dat de partijen overeenkomst hebben bereikt, en dat aan de hand van de omstandigheden kan duidelijk worden over welk het geval het gaat. Statuten of ondertekende bestelbons zijn aanvaardbaar. Niet aanvaardbaar zijn niet-ondertekende bestelbons of voorwaarden die de andere partij niet kreeg, maar die slechts ergens gedeponeerd waren. Ook een elektronische mededeling volstaat, als de overeenkomst daarmee duurzaam geregistreerd wordt (art. 23 (2)). Mondeling met een schriftelijke bevestiging. De mondelinge overeenkomst moet bewezen worden, bijvoorbeeld door een latere erkenning. Een louter mondelinge overeenkomst volstaat evenwel niet. Het volstaat evenwel dat één partij een bevestiging stuurt naar de andere partij en dat die daartegen, na ontvangst, geen bezwaar maakt. Een mondelinge verwijzing naar algemene condities volstaat dus evenmin. Een vorm die toegelaten wordt door de handelswijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden. Een dergelijke handelswijze ontstaat bijvoorbeeld wanneer er herhaaldelijke handelsbetrekkingen plaatsvonden en er herhaaldelijk niet geprotesteerd werd tegen clausules in algemene voorwaarden. Eenmaal de gebruikelijke handelswijze is ontstaan is geen geschrift meer vereist. Een vorm die gebruikelijk is in de internationale handel en waarvan de partijen op de hoogte waren of hadden moeten zijn. Het gaat om handelsgewoontes uit een bepaalde sector van de internationale handel. In dat geval ontstaat een vermoeden van akkoord. Een beding ten gunste van derden is bindend. Indien in het nadeel van rechts-verkrijger: dan beslist het recht dat toepasselijk is op de overgang van de rechten enplichten of deze overgingen op de derde-verkrijger (cognossementen) (2) Het geaccepteerde forum: art. 24 Art. 24 voorziet dat als de verweerder berust in de dagvaarding, door te verschijnen voor de rechter, dan is die rechter toch bevoegd, tenzij de bedoeling van de partij was om de Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 12

bevoegdheid te betwisten, of tenzij er op deze manier een exclusieve bevoegdheid op basis van art. 22 wordt ontweken. (3) De woonplaats van de verweerder als algemene bevoegdheidsgrond PRINCIPE Het principiële aanknopingspunt in de Brussel I-Vo. het forum rei, de woonplaats van de gedaagde (art. 2). Slechts een uitzonderlijk nauwe band met een ander forum of een andere bepaling in de verordening kunnen de toepassing van deze bepaling uitsluiten, die immers van dwingend recht is. De verweerder met woonplaats in een lidstaat geniet bijkomende bescherming op basis van art. 3. Zij kunnen niet aangesproken worden op basis van het nationale recht van een lidstaat (wat logisch is gezien de voorrang van het Europees recht). Op dit principe bestaan drie uitzonderingen: De toepassing van art. 22. De toepassing van art. 23. Een aantal woonplaatsficties, met name inzake verzekerden (art. 9 (2)), consumenten (art. 15 (2)) en werknemers (art. 18 (2)). WOONPLAATS? Meteen stelt zich de vraag wat die woonplaats dan wel is. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. Voor natuurlijke personen (art. 59) geldt dat er moet gekeken worden naar de lex fori om te kijken of de verweerder in die lidstaat een woonplaats heeft (art. 59 (1)). Als dat niet het geval is, kijkt de rechter of er volgens het recht van andere lidstaten een woonplaats te vinden is (art. 59 (2)). Als meerdere woonplaatsen zijn kan de eiser dus in verschillende plaatsen dagvaarden en primeert de lex fori. Rechtspersonen (art. 60) worden geacht hun woonplaats te hebben op de plaats van hun statutaire zetel, ofwel van hun hoofdbestuur, ofwel van hun hoofdvestiging. Bevinden die zich in verschillende lidstaten, dan heeft de eiser de keuze. HET FORUM VAN DE MEDEVERWEERDER Als er meerdere verweerders zijn die allen hun woonplaats in een lidstaat hebben, kunnen ze allemaal in één van die lidstaten worden gedaagd (art. 6 (1)). Er is dan wel vereist dat er samenhang is tussen de verschillende zaken. (4) Alternatieve ora wegens een nauwe band tussen het geschil en een andere lidstaat OVEREENKOMSTEN Voor geschillen inzake overeenkomsten wordt aan de eiser een bijkomend forum geboden (art. 5 (1)): het forum executionis. Art. 5 (1) omvat twee delen: (b) bepaalt dat inzake koop-verkoop het forum de plaats van levering is (of de plaats waar had moeten geleverd zijn), terwijl voor diensten het forum de plaats is waar de dienst verstrekt is of had moeten verstrekt zijn. Alle andere verbintenissen vallen volgens (c) onder (a). (b) is niet van dwingend recht, en de partijen kunnen ervan afwijken. (a) bepaalt dat inzake overeenkomsten het forum de plaats is waar de verbintenis uitgevoerd is of had moeten uitgevoerd worden. Art. 5 (1), b) geeft aanleiding tot heel wat interpretatieproblemen. Zo moet aan de plaats van levering/uitvoering een autonome interpretatie worden gegeven, maar is het nog altijd niet duidelijk wat die plaats dan wel zou zijn. Het Hof van Justitie lijkt aan te geven dat het gaat om een feitenkwestie, maar dat is een slechte oplossing. Erauw stelt voor om voorlopig de conflictrechtelijke methode toe te passen (zie hieronder). Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 13

Ook over Art. 5 (1), a) bestaat heel wat rechtspraak. De precieze bewoordingen zijn uitermate belangrijk. In de eerste plaats gaat het om de plaats waar de verbintenis uitgevoerd is of had moeten uitgevoerd worden. Er moet dus gekeken worden welke specifieke verbintenis aan de vordering ten grondslag ligt. De plaats moet dan voor elk van die verbintenissen worden bepaald, wat in de praktijk tot gevolg kan hebben dat er voor één overeenkomst meerdere fora zijn. Het Hof van Justitie is evenwel bijzonder strikt. Slechts nevenvorderingen, die accessoir zijn bij een hoofdvordering, kunnen voor de rechter gebracht worden die bevoegd is voor de hoofdvordering. Om te betalen wat de plaats is moet eerst en vooral gekeken worden naar wat de partijen bepaald hebben. Is niets (geldig) bepaald, dan kijkt de rechter naar zijn eigen nationale recht (conflictrechtelijke methode). Moet de verbintenis op verschillende plaatsen worden uitgevoerd, dan heeft de eiser de keuze. Belangrijk is ook dat art. 5 (1) niet louter de lidstaat aanduidt, maar de specifieke rechter die bevoegd is. ONDERHOUDSVORDERINGEN Normaal wordt een forum actoris van de hand gewezen, maar om maatschappelijke redenen wordt daar voor onderhoudsvorderingen van afgeweken (art. 5 (2)). Er is bovendien, naast het normale forum rei, ook een forum connexitatis. De rechter die bevoegd is om kennis te nemen van vorderingen betreffende de staat van personen mag ook kennis nemen van de onderhoudsvorderingen, tenzij de staat louter met de nationaliteit zou te maken hebben. Het begrip onderhoudsvorderingen wordt autonoom uitgelegd, en is uitermate breed. Zelfs een eigendomsoverdracht bestemd om in het onderhoud van een ex-echtgenote te zien valt eronder. Overheden kunnen daarentegen geen beroep doen op art. 5 (2) als ze onderhoudsgelden wil terugvorderen. Een recente verordening (2008) brengt vanaf 2011 een aantal vernieuwingen. ONRECHTMATIGE DAAD Geschillen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad kunnen ook voor het forum delicti commissi gebracht worden het forum van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Ook preventieve maatregelen vallen daaronder. Het begrip verbintenis uit onrechtmatige daad wordt autonoom geïnterpreteerd en omvat elke aansprakelijkheid die geen verband houdt met een verbintenis uit overeenkomst. Daaronder vallen quasi-contracten niet. Ook over de frase de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan bestaat interpretatieve rechtspraak. Met het begrip wordt zowel de plaats bedoeld waar de schadeverwekkende handeling wordt gesteld (de locus acti) als de plaats waar de schade zich heeft gemanifesteerd (de locus damni). De locus damni moet wel strikt worden geïnterpreteerd. Het gaat om de plaats waar de initiële schade zich voordeed. Als er schade is in meerdere lidstaten, dan zijn er ook meerdere fora. Voor beledigingen via de pers of via andere media (zoals internet) zou dat een massa fora kunnen opleveren. Slechts in het forum rei kan over de volledige schade uitspraak worden gedaan. Rechters van andere lidstaten kunnen zich slechts uitspreken over de vergoeding voor de schade die in hun lidstaat is veroorzaakt. Een bijzonder geval is dat waarin er een strafzaak aanhangig is bij een bepaalde rechter. In dat geval kan die zich ook uitspreken over de burgerlijke vordering (art. 5 (4)). FILIALEN EN KANTOREN Rechtspersonen met een vestiging in een andere lidstaat dan die waar ze hun woonplaats hebben, kunnen ook in die lidstaat worden gedaagd voor geschillen die de exploitatie van die vestiging betreffen (art. 5 (5)). Het begrip vestiging heeft een autonome betekenis: het gaat om een materiële inrichting; een duurzame vestiging, waar handelingen in vertegenwoordiging gesteld worden tegenover derden. Agentuur valt bijvoorbeeld niet onder deze definitie, omdat er in dat geval te veel zelfstandigheid is. Het mag ook niet gaan om een afzonderlijke rechtspersoon, tenzij de schijn wordt gewekt dat het niet om Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 14

een zelfstandige inrichting gaat. Tot slot moet opgemerkt worden dat het weldegelijk de rechtspersoon is die gedaagd worden. (5) Fora ter bescherming van zwakkere partijen ALGEMEEN In een aantal gevallen voorziet de verordening in een aantal bijzondere regels die bepaalde zwakkere partijen moeten beschermen. Deze regels zitten vervat in afzonderlijke afdelingen, zodat ze de toepassing van de rest van de verordening uitsluiten, met uitzondering van art. 4, art. 5 (5) en art. 24 (art. 8, 15 en 18). VERZEKERINGSGESCHILLEN Art. 8-14 beschermen de verzekerde, de verzekeringsnemer, de begunstigde of de schadelijder. Ze beschermen de verzekeraar niet, en zijn a fortiori niet van toepassing in geschillen tussen beroepsverzekeraars. Drie hypotheses zijn denkbaar: De verzekerde daagt de verzekeraar. De verzekeraar kan gedaagd worden: o In zijn woonplaats (art. 9 (1), a), alsook op de plaats waar een filiaal tussenkwam (art. 5 (5)). o In een andere lidstaat: de woonplaats van de eiser, als het gaat om de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde (art. 9 (1), b) o In een andere lidstaat: de gerechten waar de vordering tegen de eerste verzekeraar is ingesteld, als het gaat om een medeverzekeraar. o Op de locus damni, als het gaat om een aansprakelijkheidsverzekering of om onroerende goederen of goederen die samen met een onroerend goed zijn verzekerd. o Op de plaats waar een geschil tegen de verzekerde bezig is, als de lex fori, een tussenkomst in vrijwaring toelaat (art. 11 (1)). De getroffene daagt de verzekeraar. Dezelfde regels gelden als voor de verzekerde (art. 11 (2)). De verzekeringsnemer of verzekerde kunnen voor hetzelfde gerecht in tussenkomst worden gedaagd, als het nationale recht dat toelaat (art. 11 (3)). De verzekeraar daagt een cliënt. De verzekeraar kan dagen: o Voor de gerechten van de woonplaats van verweerder (art. 12 (1)). o Voor het gerecht waar hij gedaagd is, als hij een tegenvordering instelt (art. 12 (2)). De partijen kunnen contractueel afwijken, maar dan moet aan een reeks voorwaarden voldaan zijn (art. 13). CONSUMENTENGESCHILLEN Een consument is een persoon die overeenkomsten sluit voor een gebruik dat niet als bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd. De verordening voorziet in een afwijkende regeling, die daarom ook eng moet worden geïnterpreteerd. Het gaat om gevallen waarin een zwakkere partij betrokken is. Als er geen economisch evenwicht is (wat in concreto wordt bekeken), vinden de bepalingen geen toepassing. Ook interpreteert het EHJ deze bepaling zo dat het moet gaan transacties die uitsluitend voor nietprofessionele doelstellingen gesteld worden, tenzij de professionele kant van de transactie maar marginaal is. Ook moet het weldegelijk gaan om een geschil over een overeenkomst. Art. 15 verfijnt het toepassingsgebied verder. De bescherming is van toepassing bij alle koopovereenkomsten van roerende goederen die op afbetaling gebeuren (art. 15 (1), a). Ook geschillen over de leningen en kredietovereenkomsten die met zo n verkoop gepaard gaan vallen onder deze afdeling (art. 15 (1), b). Voor andere overeenkomsten is er bescherming als de consument passief is en door de verkoper wordt aangezocht in de lidstaat van de consument. Dat omvat ook alle overeenkomsten over onroerende goederen. Twee hypotheses zijn denkbaar: De consument wil de andere partij dagvaarden. Hij kan dat: Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 15

o In zijn eigen woonplaats (forum actoris), of in de woonplaats van de verweerder (art. 16 (1)). o Op de plaats waar de andere partij een vestiging heeft, als die geen woonplaats in een lidstaat heeft (art. 15 (2)). De consument wordt gedaagd. Dat kan: o Voor de gerechten van de woonplaats van de consument (art. 16 (2)). o Voor het gerecht waar de consument een vordering instelde tegen de andere partij, als het gaat om een tegenvordering (art. 16 (3)). De mogelijkheid om per overeenkomst van deze regels af te wijken is uitermate beperkt (art. 17), opnieuw om de zwakkere partij te beschermen. ARBEIDSGESCHILLEN Art. 18-21 beschermen de werknemers. Twee hypotheses zijn denkbaar: De werkgever stelt een vordering in. Hij kan dat: o Voor het gerecht van de lidstaat waar de werkgever zijn woonplaats heeft (art. 19 (1)). Als er geen woonplaats is binnen een lidstaat, kan de werkgever gedaagd worden in de plaats waar hij een vestiging heeft die een band heeft met geschil (art. 18 (2)). o Op de (laatste) plaats van gewoonlijke tewerkstelling (art. 19 (2), a). Dit is een feitenkwestie. Het is de lidstaat waar de werknemer het grootste deel van zijn verplichtingen vervult. o Indien die plaats niet kan vastgesteld worden omdat er tewerkstelling is in verschillende lidstaten, dan op de plaats waar de vestiging die de werknemer heeft aangenomen zich bevindt. De werknemer stelt een vordering in. Hij kan dat: o In het forum rei (art. 20 (1)). o Voor het gerecht waar een zaak tegen hem aanhangig is, als het gaat om een tegenvordering (art. 20 (2)). Bevoegdheidsovereenkomsten zijn mogelijk maar moeten gesloten zijn na het geschil, of aan de werknemer meerdere mogelijkheden geven (art. 21). (6) Nevengeschikte fora MEDEVERWEERDERS Indien er meerdere verweerders zijn, kunnen zij voor het gerecht worden gedaagd van de woonplaats van één van hen (art. 6 (1)). Dat geldt enkel als de eerste verweerder zijn woonplaats in een lidstaat heeft. Het moet ook gaan om de woonplaats van een verweerder: als er bijvoorbeeld een forum executionis is, dan zal art. 6 (1) niet kunnen ingeroepen worden. Tot slot moet er samenhang tussen de verschillende vorderingen. Er moet een grond zijn om andere verweerders voor hetzelfde gerecht te dagen, met name dat de goede rechtsbedeling vereist dat verschillende samenhangende vorderingen samen behandeld worden, zodat er geen tegenstrijdige beslissingen kunnen zijn. VORDERING TOT TUSSENKOMST OF VRIJWARING Een derde persoon met woonplaats in een lidstaat kan door een procespartij geroepen worden in tussenkomst of vrijwaring voor de rechter van een lidstaat waar een procedure aanhangig is (art. 6 (2)). Deze bepaling doet geen afbreuk aan de exclusieve bevoegdheden ex art. 22 en 23 en mag niet gebruikt worden met als enige doel een derde voor een andere rechter dan zijn natuurlijke rechter te dagen. Er kunnen dan ook geen bijkomende vorderingen tegenover die derde worden ingeleid voor de rechter voor wie de derde in tussenkomst moet verschijnen. TEGENVORDERINGEN De verweerder met woonplaats in een lidstaat gedaagd is voor een rechter uit een lidstaat, kan een tegenvordering instellen voor diezelfde rechter (art. 6 (3)). Vereist is wel dat de tegeneis voortspruit uit de overeenkomst of uit het rechtsfeit waarop de oorspronkelijke Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 16

vordering gegrond is. Deze bepaling doet geen afbreuk aan art. 22-23 en aan de autonome afdelingen (consument, ). (7) Samenhang en connexiteit In principe voorziet de verordening niet in een forum voor samenhangende zaken. Vorderingen kunnen maar voor hetzelfde forum worden gebracht als dat forum voor elk van die vorderingen bevoegd is. Op dat principe bestaan een aantal uitzonderingen. Een eerste uitzondering bestaat in het kader van onderhoudsvorderingen (cf. supra) Een tweede uitzondering is voorzien in art. 6.4, dat handelt over het geval waarin er samenhang is tussen een zakelijke vordering betreffende een onroerend en een contractuele vordering, bijvoorbeeld omdat er een hypotheek gevestigd is. In dat geval is er onder voorwaarden een forum connexitatis causarum: dit is de plaats waar het goed gelegen is. De samenhangende vorderingen moeten wel tegelijkertijd, door dezelfde eiser en tegen dezelfde verweerder worden ingesteld. Art. 6.4 doet ook geen afbreuk aan een forumbeding in de zin van art. 23. Art. 28 voorziet in enkele procedureregels die dit opvangen. Dit is geen bevoegdheidsgrond! Art. 28 (1) verduidelijkt dat als samenhangende vorderingen voor rechters in verschillende lidstaten worden gebracht, de laatst aangesproken rechter de zaak kan aanhouden. Als beide vorderingen in eerste aanleg zijn, kan die rechter de zaak ook verwijzen op vraag van één van de partijen, maar slechts op voorwaarde dat de eerst aangesproken rechter bevoegd is en zijn nationale recht samenvoeging toelaat. Art. 28 (3) verduidelijkt wel dat die procedureregels slechts mogen gebruikt worden als de nauwe band tussen twee vorderingen een gelijktijdige behandeling vraagt of als er een gevaar is voor onverenigbare uitspraken. (8) Aanhangigheid Soms is er tussen twee partijen eenzelfde zaak aanhangig voor dezelfde rechter, en hebben die vorderingen hetzelfde voorwerp (het doel) en dezelfde oorzaak (dezelfde feiten en rechtsregels). In dat geval moet de tweede rechter de zaak ambtshalve aanhouden. Zodra de bevoegdheid van de eerste rechter vaststaat, moet de tweede rechter zich ambtshalve onbevoegd verklaren (art. 27). Het is uiteraard niet vereist dat beide partijen op beide processen fysiek aanwezig zouden zijn. Dit is een uitwerking van het principe lis alibi pendens: de forumkeuze is vrij, maar zodra een rechter gekozen is kan daar niet meer van worden afgeweken. (9) Voorlopige of bewarende maatregelen De rechter van het krachtens de Brussel I-Vo. bevoegde forum is ook bevoegd om voorlopige en bewarende maatregelen te nemen. Op dat principe biedt art. 31 een uitzondering voor de gevallen waarin het noodzakelijk is om in een specifieke lidstaat snel maatregelen te verkrijgen. De eiser kan in alle lidstaten voorlopige maatregelen vragen. Welke maatregelen mogelijk zijn hangt af van het nationale recht. Het EHJ stelt wel twee voorwaarden aan de toepassing van art. 31. Ten eerste moet er een band bestaan tussen de rechter en de gevraagde maatregel. Er moet met andere woorden een band bestaan tussen het forum en het voorwerp van de vordering. Ten tweede moet de rechter verzekeren dat zijn maatregelen een voorlopig karakter hebben. Die voorwaarden gelden zoals gezegd niet als de aangesproken rechter al gevat is op basis van een andere bevoegdheidsgrond, zoals die vermeld zijn in art. 2-23. Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 17

D. Het Belgisch internationaal bevoegdheidsrecht 1 Voorafgaande opmerkingen (1) De plaats van het WIPR in de hiërarchie der rechtsnormen Art. 2 WIPR herhaalt de normale hiërarchie der rechtsnormen. Dit is een aanwijzing voor de IPR-beoefenaar: er moet steeds rekening gehouden worden met het Europees recht en de internationale verdragen. Pas als er geen internationale of supranationale norm is, moet het WIPR worden toegepast (bv. in erfeniskwesties). (2) Onderzoek van internationale bevoegdheid De Belgische rechter onderzoekt zijn internationale bevoegdheid ambtshalve (art. 12 WIPR). Wel moet er rekening worden gehouden met het feit dat een vrijwillige verschijning tot bevoegdheid kan leiden (cf. infra), waardoor een exceptie van onbevoegdheid soms toch in limine litis moet worden opgeworpen. 2 De criteria nationaliteit, woonplaats en gewone verblijfplaats Art. 3 WIPR definieert wat verstaan moet worden onder nationaliteit, en hoe nationaliteitsconflicten moeten geworden opgelost. De nationaliteit is echter niet zo belangrijk in het kader van de bevoegdheid. Belangrijker is art. 4, dat definieert wat een woonplaats en een gewone verblijfplaats zijn: Natuurlijke personen hebben hun woonplaats op de plaats die in de bevolkingsregisters (en vreemdelingenregisters/wachtregisters) wordt aangeduid als hoofdverblijf, en hun gewone verblijfplaats op een plaats waar ze zich hoofdzakelijk gevestigd hebben, wat blijkt uit een duurzame band met de die plaats. Rechtspersonen hebben hun woonplaats op hun statutaire zetel, en hun voornaamste verblijfplaats op de plaats waar ze hun voornaamste vestiging hebben, wat onder meer bepaald wordt door rekening te houden met de locatie van het bestuurscentrum. 3 De verschillende fora in het Belgisch recht (1) Woonplaats of gewoonlijke verblijfplaats Behoudens andere regels zijn de Belgische rechters bevoegd als de verweerder zijn woonplaats of gewone verblijfplaats in België heeft (art. 5, 1, 1 WIPR). Als er meerdere verweerder zijn, volstaat het dat één van de verweerders zijn woonplaats of gewone verblijfplaats in België heeft (art. 5, 1, 2 WIPR)., tenzij de eiser de bedoeling had de medeverweerder van zijn natuurlijke rechter te onttrekken. (2) Nevenvestingen Rechtspersonen kunnen ook in België gedaagd worden voor geschillen die de exploitatie van een in België gelegen vestiging betreffen (art. 5, 2 WIPR). (3) Prorogatie Het is mogelijk dat de partijen de Belgische rechter bevoegd maken via een forumbeding. Art. 6, 1, lid 1 WIPR stelt een aantal voorwaarden. Als aan deze voorwaarden is voldaan, Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 18

is de Belgische rechter exclusief bevoegd. Ook de stilzwijgende forumkeuze (ook door vrijwillige verschijning) wordt aanvaard (art. 6, 1, lid 2 WIPR), tenzij de verschijning tot doel heeft de bevoegdheid te betwisten. Toch is een forumkeuze niet absoluut. De rechter kan zich op basis van art. 6, 2 WIPR onbevoegd verklaren als er geen enkele betekenisvolle band met België is (forum non conveniens). Dat zal echter uitzonderlijk zijn. Het volstaat bijvoorbeeld al dat een partij in België verblijft of dat Belgisch recht moet toegepast worden om de toepassing van art. 6, 2 WIPR uit te sluiten. (4) Derogatie Omgekeerd is ook mogelijk de Belgische rechtbanken onbevoegd te verklaren (art. 7 WIPR). Als die derogatieclausule rechtsgeldig is, moet de Belgische rechter zijn uitspraak uitstellen, tenzij voorzien kan worden dat de buitenlandse uitspraak in België niet zal kunnen uitgevoerd worden. (5) Vorderingen tot vrijwaring, tot tussenkomst en tegenvorderingen De Belgische rechters zijn bevoegd om vorderingen tot vrijwaring of tussenkomst te behandelen, als deze niet tot bedoeling hebben de gedaagde aan zijn natuurlijke rechter te onttrekken (art. 8, 1 WIPR). Ze zijn evenzeer bevoegd voor tegenvorderingen, als die voortvloeien uit een feit of handeling waarop de hoofdvordering waarvoor ze bevoegd zijn gegrond is (art. 8, 2 WIPR). (6) Samenhang In tegenstelling tot de Brussel I-Vo. erkent het Belgisch recht samenhang wel als een afzonderlijke bevoegdheidsgrond (art. 9 WIPR). De Belgische rechters zijn bevoegd als het wenselijk is twee nauw verbonden vorderingen samen te behandelen om tegenstrijdige beslissingen te voorkomen. (7) Voorlopige en bewarende maatregelen en uitvoeringsmaatregelen Ongeacht of de Belgische rechters bevoegd zijn voor de hoofdvordering, kunnen ze wel aangesproken worden voor voorlopige en bewarende maatregelen en uitvoeringsmaatregelen, tenminste als de maatregelen personen of goederen betreffen die zich in België bevinden (art. 10 WIPR). (8) Het noodforum Om rechtsweigering te vermijden voorziet art. 11 WIPR in een noodforum. De Belgische rechters zijn sowieso bevoegd wanneer de zaak nauwe banden heeft met België én het voor de rechtszoekende onmogelijk of onredelijk zou zijn om in het buitenland te procederen, bijvoorbeeld omdat dat absurd duur zou zijn of omdat een eerlijk proces niet kan gegarandeerd worden. 4 Interne bevoegdheid Soms wijzen de internationalebevoegheidsregels geen specifieke rechter aan, maar bepalen louter dat de Belgische rechters bevoegd zijn. In dat geval voorziet er art. 13 WIPR in een cascadeoplossing om de interne bevoegdheid te bepalen. In de eerste plaats moet gebruikgemaakt worden van het Gerechtelijk Wetboek. Voorziet dat niet in een oplossing, dan moet het WIPR worden toegepast. Is er nog altijd geen rechter bevoegd, dan zijn de rechters van het arrondissement Brussel bevoegd. Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 19

5 Internationale aanhangigheid Als de rechter merkt dat de voorliggende zaak ook aanhangig is voor een buitenlandse rechter, dan kan hij zich onbevoegd verklaren (art. 14 WIPR). Vereist is wel dat het gaat om een identieke vordering (zelfde partijen, zelfde voorwerp, zelfde oorzaak) en dat de rechter verwacht dat het buitenlandse vonnis in België zal kunnen uitgevoerd worden. Het is niet duidelijk wanneer een zaak aanhangig is. Bij gebrek aan een bepaling lijkt het erop dat dit moet beoordeeld worden naar Belgisch recht, al zou het wellicht meer opportuun zijn art. 30 Brussel I-Vo. toe te passen. E. De internationale betekening van stukken 1 EG-verordening 1393/2007 (1) Algemeen - toepassingsgebied Vanaf 13 november 2008 is voor betekening binnen de EG een nieuwe verordening van kracht (BB. P. 360). Deze verordening regelt de betekening in burgerlijke en handelszaken (art. 1). Naast traditionele methoden van betekening (art. 12-15) voorziet deze verordening dat elke staat aanduidt welke instellingen als ontvangende en verzendende instantie functioneren (art. 2). Daarnaast moet er een centrale instantie, die een coördineerde functie heeft. Wie wil betekenen in een andere lidstaat bezorgt zijn betekening aan de verzendende instantie, die het doorzendt naar de ontvangende instantie van de lidstaat, die binnen de maand zorgt voor de betekening. De verordening schrijft enkele formulieren voor die gebruikt moeten worden. De gebruikte taal is die van de ontvangende lidstaat, of een taal door die lidstaat aanvaard wordt. De akte zelf moet opgesteld zijn in een taal die de ontvanger begrijpt, zo niet kan hij weigeren of het stuk terugzenden (art. 8). Regularisatie is dan wel mogelijk. Art. 19 voorziet een regeling voor het geval de verweerder verstek laat. De rechter moet dan nagaan of de verweerder tijdig kennis heeft genomen van de dagvaarding, en zo niet, of de betekening rechtsgeldig en is gebeurd (lege fori). Zo niet houdt hij de beslissing aan, maar kan wel voorlopige en bewarende maatregelen treffen als de spoedeisendheid van de zaak dat vereist. Is er toch een veroordeling bij verstek, dan kan de rechter onder voorwaarden toelaten om toch rechtsmiddelen aan te wenden buiten de normale termijn. Art. 19 (2) voorziet dat landen kunnen afwijken, en ook een verstekvonnis kunnen toelaten op een drietal voorwaarden. Onder andere België voorziet daarin. 2 Het Haags verdrag van 1965 Het Haags verdrag (BB p. 58) trad in werking op 18 januari 1971. Het is nog steeds relevant voor betekeningen buiten Europa. Het mechanisme is ongeveer hetzelfde als binnen de EU. Naast een aantal gewone manieren van betekenen (art. 8-10) gebeurt de betekening via centrale autoriteiten, die lege fori betekenen als het adres gekend is. De eiser moet gebruikmaken van een bepaald formulier. Art. 15-16 voorzien in een regeling die gelijkaardig is aan die van art. 19 van de EGverordening 1393/2007. 3 Andere bepalingen Artikel IV van protocol 1 bij EVEX voorziet dat, naast de regelingen in andere verdragen, een gerechtsdeurwaarder bepaalde stukken rechtstreeks naar een deurwaarder van het ontvangende land kan zenden. Deze regeling enkel nog relevant voor betekening in Denemarken (art. 20 EG-verordening 1393/2007). Daarnaast zijn er nog enkele beperkte bilaterale verdragen. Academiejaar 2009-2010 samenvatting internationaal privaatrecht - Jeroen De Mets 20