Rapport Onderzoek biologische afbraak bodemverontreiniging Hoeksterend te Leeuwarden



Vergelijkbare documenten
Eindvaluatieverslag met nazorgplan bodemsanering voormalig gasfabrieksterrein Benedendorpsweg Oosterbeek

Rapportage Sanscrit.nl

Deze bodemsanering is uitgevoerd op de locatie kadastraal bekend als: Kadastrale gemeente Sectie Nummer De Bilt D 7723

Provincie Gelderland Afdeling Handhaving Bodem, Water Bevoegd Gezag Wbb voor Gemeente Nunspeet Postbus GX ARNHEM. t.a.v. de heer C.

Rapportage Sanscrit.nl

Handleiding nazorgmodel

provincie:: Utrecht VERZO N D EN 0 1 APR 2003 Aan: Houtkamp, s Bouwbedrijf B. V. t.a.v. de heer ing. P. KeIler Boterdijk NA Uithoorn

Verkennend bodemonderzoek Jonasweg 6a/6 te Vaassen

Bodemverontreiniging en grondwaterbeheerssysteem Chemours, Baanhoekweg Dordrecht.

Rapport. Voormalige stortplaats Ullerberg te Ermelo. Monitoring grondwater, oppervlaktewater en grondwaterstanden Definitief

SKB-project 6416 Nieuwe processen achterna. Demonstratielocatie Venlo

1 Inleiding. Aan: Provincie Utrecht Afdeling Bodem en Water T.a.v. de heer A.W.J. van Mensvoort. Postbus TH Utrecht

Grondwatermonitoring 2011 Hupselsedwarsweg 2a te Eibergen

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Engelenweide - Cuneraweg te Rhenen

De duiker bevindt zich globaal op de volgende coördinaten: X = en Y =

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004

Fugro GeoServices B.V. Hydrologie. BK Bodem bv T.a.v. de heer E. van der Most Koraalrood SB ZOETERMEER :

Voortgangsrapportage nazorglocatie Aldlân-Oost te Leeuwarden 2012

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Grondwatermonitoring 2012 Hupselsedwarsweg 2a te Eibergen

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Uitdampingrisicos. S.Picone, J.Valstar

SKB-project 6416 Nieuwe processen achterna. Demonstratielocatie Geleen

Bureau Schmidt T.a.v. de heer R. Schmidt Westersingel CK LEEUWARDEN

Beschrijving geohydrologische situatie Vondelpark en Willemsparkbuurt te Amsterdam

Tekeningen O-1 Overzichtstekening met ligging locatie S-1 Situatietekening met boringen en peilbuizen

Aan Hoeflaken Advies, bemiddeling & regie, T.a.v. de heer J.A. Hoeflaken, Maasdijk 10, 5308 LW Aalst. Geachte heer Hoeflaken,

Monitoringsplan Wederik Heerenveen, kenmerk /

Gemeente Losser T.a.v. de heer H. Plegt Raadhuisplein AG Losser. Geachte heer Plegt,

KBBL Milieu, John Braam. Biotechnologische technieken voor bodemsanering. meer onderzoek, minder kosten

BIJLAGE 1 - Onderzoekslocatie -

BRL 2000 NADER BODEMONDERZOEK PLAN NIEUWELAAN OOST TE LIMMEN. HB Adviesbureau bv

Referentie Doorkiesnummer Faxnummer adres Onderwerp

Aan: Janssen de Jong Vastgoed B.V. T.a.v. de heer J.A.R. Looye Postbus AB BODEGRAVEN. Geachte heer Looye,

2001, RAPPORT: Verkennend bodemonderzoek Dorshout (ong.) te Veghel (Plan Dorsveld) PROJECTNUMMER: B OPDRACHTGEVER: V.O.F.

Gelria Beheer T.a.v. de heer A. Pondes Klaasbos SZ LICHTENVOORDE

Gemeente Voorst T.a.v. de heer N. Wisselink Postbus HA Twello

contactpersoon: D.C. van Winsum T

Modelberekeningen. 1 Geohydrologische berekeningen

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Resultaten bodemonderzoek. Wederik Heerenveen. Creating with the power of nature. Subtitel. Marloes Luitwieler, Heerenveen, 26 nov.

RAPPORTAGE AANVULLEND ONDERZOEK Locatie Coupépolder gemeente Alphen aan de Rijn. Projectnummer: Datum: 23 oktober 2012 BRL SIKB

In-situ gestimuleerde biologische afbraak:

1 Inleiding en projectinformatie

C01N Grondwatermonitoring inclusief MTBE en ETBE conform AS SIKB Protocol 2002

ONTWERPBESCHIKKING. Gasunielocatie S-4735 van K. Brokweg te Witteveen, gemeente Midden-Drenthe, instemming met het evaluatieverslag

Verkennend bodemonderzoek Pakopseweg 1 en 1a te Didam (gemeente Montferland)


Alette Langenhoff. Anaërobe afbraak van benzeen; Het ultieme bewijs

Bodemonderzoek op de voormalige stort Brandlichterweg te Denekamp

ONTWERPBESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Natuurlijke Afbraak: Het is niet niks!

Bodemsanering; locatie Monierweg 4 te Coevorden, gemeente Coevorden, ontwerpbeschikking instemming met het evaluatieverslag

Bouwbedrijf Swart T.a.v. de heer T. Offringa Grote Hornstweg 19 D 9261 VW EASTERMAR

: M. Scheffers en mevr. G.P.M. Scheffers - de Jong Oliviersweg achter 9A 5061 PL Oisterwijk

1 Inleiding. Aan: BP Nederland B.V T.a.v. de heer B. van de A Postbus BC Rotterdam. Geachte heer Van de A,

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Eindhoven, Onderwerp: Briefrapportage grondwatermonitoring Uden-Centrum 2016/ 2017 Projectnummer: Referentienummer: SWNL

Memo. Datum 21 december 2016 Aantal pagina's 5 Van Bas van der Zaan. Doorkiesnummer +31(0)

Rapport Historisch onderzoek Sportpark Van den Wildenberg te Goirle

Verkennend bodemonderzoek centrumplan Oldebroek

NADERE UITWERKING MONITORING LANDBOUW Januari 08

VERKENNEND BODEMONDERZOEK. Groenstrook ter hoogte van Maerlant 1 t/m 9 Lelystad Kenmerk: A. Opdrachtgever: Gemeente Lelystad

omgevingsdienst HAAGLANDEN

1 Inleiding. Aan: De heer W.H.A. Brouwer De Waag CM EEMNES. Geachte heer Brouwer,

Martens Aannemingsbedrijf bv t.a.v. de heer M. Martens Postbus AB Lekkerkerk.

Gestimuleerde biologische afbraak. Ervaringen uit het verleden en garanties voor de toekomst

Aan: Kuwait Petroleum Nederland BV Postbus AH ROTTERDAM. Geachte meneer, mevrouw,

Mevrouw M. Schotte Datum 6 september 2016 Projectnummer Actualisatie bodemparagraaf ontwikkeling De Krijgsman te Muiden

Sanering uitgevoerd, restverontreiniging aanwezig. Ernstig, niet urgent geval van bodemverontreiniging.

2001, RAPPORT: Verkennend bodemonderzoek, Kattestraat te Eindhoven PROJECTNUMMER: B

VERKENNEND EN NADER BODEMONDERZOEK EN ACTUALISEREND GRONDWATERONDERZOEK Schoolstraat 42 Nijkerkerveen Kenmerk: A

Het Zand 3811 GC AMERSFOORT. plaatse van. met onder meer een loodgehalte. het NEN. pakket. Beoordeling NVT Voldoet Troebel T 0547

Adri Nipshagen (Bioclear), Niels van Ras (Stichting Bosatex)

DHV B.V. Woningstichting Barneveld/Apeldoornsestraat te Voorthuizen bijlage 1 MD-DE

Verkennend bodem- en asbestonderzoek

Ons Kenmerk: IBZ7339. Versie. Definitief. Datum: 1 mei Kopiën aan:

De maaiveldhoogte is ca. NAP +0,5 m. In tabel 1 is een globale schematisatie van de bodemopbouw gegeven.

Geachte heer Van Zijl,

Omgevingsdienst West-Holland

NN001543_MON_ Openbaar tankstation voor wegverkeer. Activiteitenbesluit milieubeheer, Type C: - Gemeentelijke vergunning + +

Verkennend bodemonderzoek Horstweg en Eerbeekseweg te Loenen

ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR

Het centrum van het gebied is gelegen op de coördinaten: X = en Y =

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

CKW-kern Nooitgedagt IJlst

E Van. Hydrologisch onderzoek invloed bemaling tunnelbak op VOCL verontreiniging

Uitbreiding begraafplaats Hogeweg te Wamel

EFFECTEN PEILVERHOGING watergang langs het voormalige DEK terrein nabij Oostersingel en Vlietsingel te MEDEMBLIK

Membrane Interface Probe

1 Inleiding. 2 Beschikking saneringsplan. Aan: de heer A.W. van de Grift Kerkstraat 83a 3764 CS Soest. Geachte heer Van de Grift,

In bijlage 2 is de ligging van de sterke verontreiniging met vinylchloride.

Aan: Houtkamp s Bouwbedrijf BV t.a.v. de heer P. Keller Boterdijk NA UITHOORN. Geachte heer Keller,

onderwerp Sanering bodem Keplerstraat annex Sloterweg 239, Badhoevedorp

omgevingsdienst HAAGLANDEN

1 Inleiding. 2 BUS-melding. Aan: BAM Techniek T.a.v. de heer J. Van Manen Postbus AB VEENENDAAL. Geachte heer Van Manen,

Transcriptie:

Rapport Onderzoek biologische afbraak bodemverontreiniging Hoeksterend te projectnr. 14207-151231 revisie 00 15 november 2010 Auteur(s) ing. G. ten Have Opdrachtgever Gemeente Dienst Stadsontwikkeling Sector Bouwen, Wonen en Milieu Team Advies en ontwikkeling Postbus 21000 8900 AA LEEUWARDEN datum vrijgave beschrijving revisie 00 goedkeuring vrijgave ing. G. ten Have ir. A. Kant

projectnr. 14207-151231 Gemeente Inhoud Blz. 1 Inleiding 2 2 Achtergrondinformatie 3 2.1 Sanering 3 2.2 Geohydrogie 3 2.2.1 Bodemopbouw 3 2.2.2 Hydrologie 4 2.3 Verontreinigingsituatie 4 2.4 Biologische afbraak 5 3 Resultaten onderzoek 6 3.1 Onderzoeksopzet 6 3.2 Resultaten metingen 7 3.2.1 Kwaliteit middeldiep en diep grondwater in kernzone 7 3.2.2 Bodemcondities 8 3.2.3 Elektronen-donoren 8 3.2.4 Elektronen-acceptoren 9 3.2.5 Benzeen-index 10 4 Conclusies en aanbevelingen 12 Bijlagen 1. Monitoringresultaten bodemcondities biologische afbraak 2. Analysecertificaten Tekeningen 151231-S1A Situatietekening 151231-AN1.2 Verontreinigingssituatie ondiep grondwater (tot 4 m -mv.) 151231-AN2.2 Verontreinigingssituatie middeldiep grondwater (6-8 m -mv.) blad 1 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente 1 Inleiding Algemeen In opdracht van de gemeente (brief 22 september 2010, kenmerk 18978/AL) is door Ingenieursbureau Oranjewoud in oktober 2010 een onderzoek uitgevoerd naar de biologische afbraak van de bodemverontreiniging aan het Hoeksterend te. Op deze locatie bevinden zich restverontreinigingen van de voormalige gasfabriek die aan het Hoeksterend en ook aan de overzijde van de Oosterstadsgracht gevestigd is geweest. Aanleiding In 2010 is door Ingenieursbureau Oranjewoud samen met A & G Milieutechniek in opdracht van de gemeente een heroverweging van de nazorg op het voormalig gasfabrieksterrein uitgevoerd. Heroverweging nazorg voormalig gasfabrieksterrein Hoeksterend te, projectnr. 14207-151231, rev. 01, d.d. 01 april 2010. In het rapport zijn conclusies opgenomen over het bereiken van een stabiele eindsituatie wanneer de onttrekking op deze locatie zou worden beëindigd. Het betreffende rapport is voor een second opinion beoordeeld door Deltares. Door Deltares is aangegeven dat biologische afbraakprocessen een belangrijke rol kunnen spelen in het bereiken van een stabiele eindsituatie. Naast de complexe cyanideverbindingen en polycyclische aromaten die biologisch niet of slecht afbreekbaar zijn, komen op het gasfabrieksterrein ook verontreinigende stoffen voor die biologische wel afbreekbaar zijn zoals benzeen, naftaleen en thiocyanaten. Bij de monitoring van de verontreinigingsituatie op het gasfabrieksterrein zijn geen procesparameters voor biologische afbraak bepaald. Voorgesteld is alsnog een onderzoek hiernaar uit te voeren. Doel Het doel van het onderzoek is om een indruk te krijgen van de biologische afbraakpotentie op deze locatie en daarmee de conclusies ten aanzien van het verspreidingsgedrag van de verontreiniging bij een minder intensieve saneringsaanpak (stoppen onttrekking) verder te kunnen onderbouwen. Leeswijzer In dit rapport zijn de resultaten van het onderzoek naar de biologische afbraakprocessen beschreven. In hoofdstuk 2 is eerst achtergrondinformatie opgenomen met betrekking tot de uitgevoerde saneringsmaatregelen, de geohydrologie, de verontreinigingsituatie en de biologische afbraak van verontreinigende stoffen op gasfabrieksterreinen. Vervolgens zijn in hoofstuk 3 de resultaten van het uitgevoerde onderzoek toegelicht. Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de conclusies van het onderzoek opgenomen. blad 2 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente 2 Achtergrondinformatie 2.1 Sanering In 1986 is de grond op het gasfabrieksterrein gesaneerd en vervolgens in 1987/1988 het grondwater (ondiep, middeldiep en diep). Na een heroverweging van de sanering in de jaren 90 is vervolgens gekozen voor een IBC-variant (isoleren, beheersen en controleren). Voor de motivatie wordt hier verwezen naar het in de inleiding genoemde rapport. De restverontreiniging in grond en grondwater zijn geohydrologisch geïsoleerd van de omgeving. Er vindt onttrekking plaats in het middeldiepe zandpakket (Bastion en Bleekhoven) en op één plaats in het eerste watervoerende pakket (Bastion). Met de onttrekking in het middeldiepe pakket moet ook de verontreiniging in het freatisch grondwater worden beheerst. De onttrekking ter plaatse van het Bastion en de 'Uitloper' is 13 december 2000 gestart en op het terrein Bleekhoven 24 november 2003. Rondom de parkeergarage (in gracht) en ter plaatse van de Uitloper staan vacuümfilters in het middeldiepe pakket die via een centrale pomp (LUWA) in de zuiveringsunit, clustergewijs en intermitterend worden bemalen. Op het terrein Bleekhoven zijn 5 deepwells geplaatst met het filter in het middeldiepe pakket. Op het Bastionterrein bevindt zich nabij de zuiveringsunit de deepwell in het eerste watervoerende pakket (filter tot 18,2 m -mv.). 2.2 Geohydrogie 2.2.1 Bodemopbouw Tabel 1: Geschematiseerde bodemopbouw Diepte Grondsoort Schematisatie (in m mv.) 0 tot 1 à 5 (ophoog-)zand Freatisch pakket 1 tot 3,5 Klei/zavel 3,5 tot 6,5 Veen + kleilagen Eerste slecht doorlatende laag 6,5 tot 7,5 Zand Matig doorlatende laag (tussenzandlaag; middeldiep pakket) 7,5 tot circa 15 Keileem Tweede slecht doorlatende laag > circa 15 Zand Watervoerende pakket Bij de sanering is plaatselijk de klei-/veenlaag ontgraven en bestaat het bodemprofiel nu tot 5 m mv. uit zand (o.a. ter plaatse van de Oosterstadsgracht en het Bastionterrein). Bij de grondsanering is de weerstandbiedende laag niet hersteld en dit heeft invloed op de grondwaterstand ter plaatse. Dit geeft een risico op kortsluitstromen tussen het freatisch en middeldiepe pakket. Op het terrein Bleekhoven is een leeflaag van 1,5 m dikte aangebracht op het bestaande maaiveld, waardoor de opgebrachte laag dikker is dan elders in het gebied. De maaiveldligging rondom het Bastionterrein is circa N.A.P. +1,6 à +1,8 m en op het Bleekhoventerrein circa N.A.P. + 1,25 m. blad 3 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente 2.2.2 Hydrologie Freatische grondwater De grondwaterstand van het freatische grondwater varieerde in de natuurlijke situatie van N.A.P. +0,75 m tot N.A.P. 0,5 m. Het freatisch grondwater zal in de natuurlijke situatie deels naar de Oosterstadsgracht afstromen (peil N.A.P. 0,5 m) en via beter doorlatende cunetten van wegen/riooltracées ook naar de omgeving van de locatie. De stroomsnelheid van het freatische grondwater zal in de zandige ophooglagen en wegcunetten naar schatting 20 tot 30 m/jaar kunnen bedragen. In de slechter doorlatende klei-/zavellaag is de stroomsnelheid maar 1 à 2 m/jaar. Middeldiep grondwater De stijghoogte van het middeldiepe grondwater varieert in de natuurlijke situatie van N.A.P. 0,7 tot 1,15 m. Een gradiënt is veelal nauwelijks aanwezig in dit pakket. De horizontale stroming in dit pakket is derhalve gering (< 0,5 m per jaar). Gezien het stijghoogteverschil tussen het freatisch grondwater en het middeldiepe grondwater is sprake van een infiltratiesituatie (potentiaalverschil circa 1 à 1,2 m). Diep grondwater De stijghoogte van het grondwater in het watervoerende pakket (> 15 m -mv.) is bepaald op N.A.P. 0,75 tot 1,25 m. Er is sprake van een zeer geringe gradiënt en er kan nauwelijks gesproken worden van een regionale stroming. In principe zal de stroming gericht zijn naar de lager gelegen polders in de omgeving van (oostelijke/noordoostelijke stromingsrichting). Een onttrekking heeft een relatief grote invloed op het lokale stromingsbeeld. In het verleden vonden grote onttrekkingen plaats bij Friesland Foods (tot 550.000 m 3 /jaar). Deze onttrekkingen hadden lokaal een belangrijke invloed op het stromingspatroon in het diepere pakket. 2.3 Verontreinigingsituatie Grond en slib in waterbodem aangrenzende gracht Op het voormalig gasfabrieksterrein en in de omgeving hiervan komen in de bodem gehalten verontreinigende stoffen voor boven de streefwaarden (en lager dan de destijds geldende B-waarden). Op enkele plaatsen komen zowel in de land- als waterbodem teerverontreinigingen voor waarin gehalten verontreinigende stoffen aanwezig zijn hoger dan de huidige interventiewaarden (m.n. vluchtige aromaten en polycyclische aromaten). Grondwater Het grondwater ter plaatse van het Bastionterrein en omgeving hiervan bevat concentraties verontreinigende stoffen (benzeen en thiocyanaat) boven de interventiewaarden. Op de overzichtskaarten 151231-AN1.2 en 151231-AN2.2 is schetsmatig de verontreinigingssituatie in het ondiepe en middeldiepe grondwater weergegeven, respectievelijk voor vluchtige aromaten, cyaniden en naftaleen (situatie 2009). blad 4 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente 2.4 Biologische afbraak Algemeen Bij de afbraak van organische stoffen komen elektronen vrij. Deze worden overgedragen op elektronen-acceptoren. Onder aërobe omstandigheden is zuurstof de elektronenacceptor. Onder anaërobe omstandigheden kan in plaats van zuurstof onder andere nitraat, ijzer, mangaan, sulfaat of kooldioxide als elektronen-acceptor worden gebruikt. Bij deze redoxreacties komt energie vrij die micro-organismen gebruiken voor hun groei. Het verdwijnen van de elektronen-acceptoren (zuurstof, nitraat, ijzer (III), mangaan, sulfaat) in combinatie met de afname van de verontreinigende stoffen in de tijd geven een indicatie over het optreden van natuurlijke afbraak. De maatgevende verontreinigende stoffen op het voormalige gasfabrieksterrein zijn vluchtige aromaten (benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen (BTEX), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en cyaniden. Daarnaast komen minerale olie en fenolen voor. BTEX, fenolen en minerale olie BTEX, fenolen en minerale olie zijn onder aërobe omstandigheden goed afbreekbaar en worden volledig afgebroken tot CO 2 en H 2 O. Er treedt in het algemeen geen ophoping op van intermediairen. BTEX, fenolen en minerale olie kunnen ook onder anaërobe omstandigheden worden afgebroken. De afbraaksnelheid ligt echter veel lager; voor benzeen is de afbraak onder deze omstandigheden nog maar incidenteel aangetoond. Onder anaërobe condities vindt voor BTEX een tijdelijke ophoping van tussenprodukten plaats (fenolen en benzoëzuren). PAK (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) De biologische afbraak van PAK verschilt sterk per component. Met name de lichtere PAKcomponenten zoals bijvoorbeeld naftaleen, zijn onder aërobe omstandigheden afbreekbaar. De PAK worden daarbij omgezet in CO 2 en H 2 O. Bij de lichtere componenten worden geen intermediairen gevormd; bij de zwaardere PAK wel (hydroxycomponenten). PAK kunnen onder anaërobe omstandigheden (ijzer en sulfaatreducerende omstandigheden) worden afgebroken, maar de afbraak verloopt dan veel langzamer dan onder aërobe omstandigheden. Cyaniden Cyaniden komen voor als vrije cyaniden (CN - ), complexe cyaniden (bijv. Fe(CN) 6 4- ) en thiocyanaten (SCN - ). Vrije cyanide is zowel aëroob als anaëroob goed afbreekbaar en worden daarbij omgezet in CO 2 en NH 3. Dit geldt ook voor thiocyanaten die worden omgezet in CO 2 en NH 3 en SO 4 2-. Complexe cyaniden op gasfabrieksterreinen worden in het algemeen niet microbiologisch afgebroken; voor zover afbraak plaatsvindt is dit niet-biologisch (bijv. dissociatie onder invloed van UV). blad 5 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente 3 Resultaten onderzoek 3.1 Onderzoeksopzet Het onderzoek omvatte vooralsnog een grondwaterkarakterisatie, waarbij in bestaande peilbuizen/filters veldmetingen zijn verricht en monsters zijn genomen voor het bepalen van een aantal macro-parameters. Voor het onderzoek is onderscheid gemaakt in de kernzone, de pluimzone en het referentiegebied. Daarbij is het eigenlijke gasfabrieksterrein als kernzone aangemerkt en de randzone daaromheen als de pluimzone. Indicaties voor het optreden van biologische afbraak moet met name worden verkregen door de macro-parameters in de kern- en pluimzone te vergelijken met het referentiegebied. Met dit onderzoek dient inzicht te worden verkregen in de redoxomstandigheden en de verhouding tussen elektronen-donoren en elektronen-acceptoren, respectievelijk in de kernzone, de pluimzone en daarbuiten (referentiegebied). Op basis hiervan kan worden aangegeven of onder de heersende redoxomstandigheden in relatie tot de verontreinigingsituatie natuurlijke afbraak is opgetreden c.q. nog optreedt. In overleg met Deltares is het volgende onderzoeksprogramma opgesteld. Tabel 2: Onderzoeksprogramma Watervoerende laag Locatie Kernzone Pluimzone Referentie Veldmetingen 1 Analyses 2 Ondiep Bastion 513 (2-3) 509 (2-3) 523 (2-3) X X (1,0-3,0 m -mv.) 518 (2-3) 510 (1,7-2,7) 522 (2-3) X X 516 (2-3) X X Bleekhoven 4.1 (2-3) 505 (2-3) 1.1 (2-3) X X 5.1 (2-3) 506 (2-3) 3.1 (2-3) X X Middeldiep Bastion 513 (5-7) 509 (6,2-8,2) 515 (5,8-7,8) X X (ca. 6,0-7,0 m -mv.) Bronfilters 511 (5-7) 521 (5-7) X X 517 (5-7) X X Bleekhoven 4.2 (6-7) 506 (4,6-6,6) 1.2 (6-7) X X 5.2 (6-7) 504 (5,4-7,4) 501 (6-7) X X 3.2 (6,0-7,0) X X Diep (> 13 à 15 m -mv.) Deepwell (filter tot 18,2) 517 (13-15) 508 (13-15) X X 1: Veldmetingen: Zuurstof, redoxpotentiaal, temperatuur, ph en EC 2: Analyses: - IJzer (Fe II, Fe-totaal) en mangaan - Nitraat, sulfaat, bicarbonaat - Organische stof (DOC) In afwijking van vorenstaande tabel is peilbuis 501 (6,0-7,0 m -mv.) niet bemonsterd omdat deze peilbuis niet bleek terug te vinden. Met betrekking tot de zuurstofmetingen moet worden vermeld dat een aantal ondiepe peilbuizen slecht water geven met tot gevolg dat de zuurstofmetingen onbetrouwbaar worden en dus niet representatief zijn. blad 6 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente Zoals in tabel 2 is aangegeven, is ook voorgesteld metingen te verrichten ter plaatse van de deepwell (18,2 m -mv.) en in een bronfilter (ca. 6-7 m -mv.). Ter plaatse van deze locaties zijn geen actuele gegevens beschikbaar van de grondwaterkwaliteit. Voorgesteld is uit de genoemde onttrekkingsfilters tevens een watermonster te nemen voor onderzoek op vluchtige aromaten (BTEXN) en cyaniden (cyanide totaal, cyanide vrij en thiocyanaten). De deepwell is conform het voorstel bemonsterd. Voor wat betreft de bemonstering van de bronfilters, kan doordat dit een vacuümsysteem is alleen een monster worden genomen uit de verzamelleiding. Ten tijde van de monstername stonden de bronfilters 5, 6, 7, 9 en 17 dicht (afsluiter). Het genomen monster heeft betrekking op de grondwaterkwaliteit op 6-7 m -mv. ter plaatse van de filters 1 t/m 4, 8, 10 t/m 16. De filters ter plaatse van de Uitloper zijn bewust buiten beschouwing gelaten (tijdelijk uitgeschakeld). 3.2 Resultaten metingen De resultaten van de veldmetingen zijn samen met de analyseresultaten vemeld in bijlage 1. In bijlage 2 zijn de analysecertificaten opgenomen. 3.2.1 Kwaliteit middeldiep en diep grondwater in kernzone Middeldiep grondwater Ter plaatse van de bronfilters is een concentratie benzeen en naftaleen gemeten boven de interventiewaarden (gemeten 65 en 75 μg/l; i=30 respectievelijk 70 μg/l). De concentraties tolueen, ethylbenzeen, xylenen, minerale olie en cyaniden zijn in het algemeen licht verhoogd ten opzichte van de streefwaarden. Diep grondwater Ter plaatse van de deepwell is een licht verhoogde concentratie benzeen en cyanidetotaal (en thiocyanaat) gemeten. De concentraties tolueen, ethylbenzeen, xylenen, naftaleen, minerale olie en vrij-cyanide zijn lager dan de desbetreffende detectiegrenzen. De gemeten concentraties zijn lager dan bij de vorige meting in 2006. In tabel 3 zijn de gemeten concentraties weergegeven samen met de resultaten uit 2005/2006. Tabel 3: Vergelijking concentraties kernzone 2006-2009 (concentraties in μg/l) Component Bronfilters Deepwell 10-03-2006 25-10-2010 10-03-2006 25-10-2010 Benzeen 110 65 23 4,0 Tolueen < 0,2 1,0 < 0,2 < 0,2 Ethylbenzeen 4,0 9,9 2,5 < 0,2 Xylenen 0,7 6,8 1,4 0,21 BTEX-totaal 110 83 27 4,4 Naftaleen 50 75 43 < 0,05 Minerale olie 65 120 < 50 < 100 Cyanide-totaal 90 23 34 15 Cyanide-vrij < 5 < 5 Thiocyanaat 2.400 47 126 55 blad 7 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente 3.2.2 Bodemcondities Redoxpotentiaal In tabel 4 zijn de gemiddelde redoxpotentialen vermeld in respectievelijk de kernzone, de pluimzone en het referentiegebied. Peilbuis 509 (ondiep) is daarbij buiten beschouwing gelaten; hier is een redoxpotentiaal gemeten die afwijkt van de andere metingen (+330 mv). Tabel 4: Redoxpotentiaal (E h in mv) Watervoerende laag Kernzone Pluimzone Referentie Freatisch (ca. 1-3 m -mv.) +126 +115 +150 Middeldiep (ca. 6-7 m -mv.) +134 +125 +144 Diep (> 13 à 15 m -mv.) +138 +84 +135 In de pluimzone lijkt de redoxpotentiaal iets lager ten opzichte van de kernzone en het referentiegebied. Meer in het algemeen wijkt de redoxpotentiaal in de kern- en pluimzone niet significant af van het referentiegebied. Ook zijn er geen significante verschillen te constateren tussen de verschillende watervoerende pakketten en ook niet tussen de twee onderscheiden locaties (Bastion en Bleekhoven). Zuurgraad (ph) In het ondiepe grondwater is de ph gemiddeld 7,1 (gemeten 6,6-7,6); In middeldiepe grondwater is de ph gemiddeld 6,7 (gemeten 6,5-7,0); In het diepe grondwater is de ph gemiddeld 7,1. De ph van het middeldiepe grondwater blijkt iets lager dan van het ondiepe en diepe grondwater. Er is geen significant verschil tussen de kern- en pluimzone en het referentiegebied. De ph is in principe optimaal voor biologische afbraak (tussen 6,5 en 8). Electrisch geleidingsvermogen (EC: Electric Conductivity) In het ondiepe grondwater is de EC gemiddeld circa 1.800 μs/cm (gemeten 470-3.100 μs/cm); In middeldiepe grondwater is met uitzondering van de kernzone, de EC gemiddeld circa 4.400 μs/cm (gemeten 2.150-8.500 μs/cm). In de kernzone blijkt het EC lager dan in de pluimzone en het referentiegebied. Mogelijk dat het EC van het middeldiepe grondwater hier wordt beïnvloedt door kortsluitstromen tussen het freatische en middeldiepe pakket. In het diepe grondwater is de EC gemiddeld circa 2.600 μs/cm (gemeten 1.980-3.610 μs/cm). Er is geen significant verschil tussen de kern- en pluimzone en het referentiegebied. 3.2.3 Elektronen-donoren DOC (Dissolved Organic Carbon) In het ondiepe grondwater is de DOC gemiddeld 22 mg/l (gemeten 11-58 mg/l); In middeldiepe grondwater is de DOC gemiddeld 43 mg/l (gemeten 7,9-97 mg/l); In het diepe grondwater is de DOC gemiddeld 11 mg/l (gemeten 6,7-14 mg/l). blad 8 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente In het middeldiepe grondwater is de DOC-concentratie duidelijk hoger dan in het ondiepe en diepe grondwater. Hoewel lokaal verschillen voorkomen is er geen significant verschil waar te nemen tussen de kern- en pluimzone en het referentiegebied. 3.2.4 Elektronen-acceptoren Zuurstof In het ondiepe is de zuurstofconcentratie grondwater gemiddeld 0,75 mg/l (gemeten 0,4 tot 1,2 mg/l); In het middeldiepe grondwater is de zuurstofconcentratie gemiddeld 0,55 mg/l (gemeten 0,4 tot 1,2 mg/l); In het diepe grondwater is de zuurstofconcentratie 0,5 mg/l. Het middeldiepe en diepe grondwater is anaëroob. Het ondiepe grondwater is licht aëroob. IJzer Voor ijzer is de concentratie ijzer-totaal bepaald en de concentratie tweewaardig ijzer; uit het verschil van beide kan de concentratie driewaardig ijzer worden afgeleid. De concentratie ijzer-totaal is in het ondiepe en middeldiepe grondwater circa 5 mg/l en varieert nogal sterk (gemeten 0,05 tot 17 mg/l). Het percentage driewaardig ijzer is in het ondiepe en middeldiepe grondwater zowel in de kern- als pluimzone lager dan in het referentiegebied (kern- /pluimzone gemiddeld 30-50%; referentiegebied 50-60%); In de kern- en pluimzone lijkt sprake van ijzerreductie (omzetting van driewaardig ijzer in tweewaardig ijzer). Mangaan In het ondiepe grondwater is de concentratie mangaan gemiddeld 0,7 mg/l (gemeten 0,1 tot 2,2 mg/l); In het middeldiepe grondwater is de concentratie mangaan gemiddeld 0,8 mg/l (gemeten 0,24 tot 1,5 mg/l); In het diepe grondwater is de concentratie mangaan 0,4 mg/l (gemeten 0,26 tot 0,59 mg/l). Er is geen significant verschil tussen de kern- en pluimzone en het referentiegebied. Bicarbonaat In het ondiepe grondwater in de kern- en pluimzone is de concentratie bicarbonaat gemiddeld circa 450 mg/l (gemeten 230 tot 550 mg/l) en is in het algemeen lager dan in het referentiegebied (gemeten 800 tot 1.000 mg/l); In het middeldiepe grondwater in de kernzone is de concentratie bicarbonaat gemiddeld circa 600 mg/l (gemeten 420 tot 790 mg/l) en is in het algemeen lager dan in de pluimzone en het referentiegebied (gemiddeld respectievelijk circa 1.800 en 2.100 mg/l); In het diepe grondwater is de concentratie bicarbonaat circa 700 mg/l en daarbij is geen significant verschil tussen de verschillende zones. Nitraat Met uitzondering van een aantal peilbuizen, zowel ondiep, middeldiep als diep, is er in het algemeen geen nitraat in het grondwater aangetoond (< 0,75 mg/l). Daar waar wel verhoogde concentraties nitraat zijn aangetoond, variëren deze tussen 1,4 en 35 mg/l. De omstandigheden wijzen op nitraatreducerende omstandigheden. blad 9 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente Er zijn echter geen significante verschillen waar te nemen tussen de kern- en pluimzone of het referentiegebied. Sulfaat Met uitzondering van een aantal peilbuizen, zowel ondiep als middeldiep, is er in het algemeen geen sulfaat in het grondwater aangetoond (< 5 mg/l). Daar waar wel verhoogde concentraties sulfaat zijn aangetoond, variëren deze in het algemeen tussen 34 en 100 mg/l. De omstandigheden wijzen op sulfaatreductie. Er zijn echter geen significante verschillen waar te nemen tussen de kern- en pluimzone of het referentiegebied. 3.2.5 Benzeen-index Voor wat betreft de concentraties vluchtige aromaten op deze locatie is benzeen maatgevend. De benzeen afbraak kan worden beoordeeld met de NA- benzeen -index (zie onderstaande formules). Bij deze index wordt het aandeel benzeen beoordeeld ten opzichte van het totaal aan BTEX. Benzeen is mobieler ten opzichte van tolueen, ethylbenzeen en xylenen en wordt slechter afgebroken. Dit betekent dat de relatieve concentratie toeneemt met toenemende afstand tot de kernzone. NA benzeen = %B bron - %B pluim %B bron %B = B * 100 BTEX Waarin: B BTEX NA = Concentratie benzeen = Som concentraties benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen = Natuurlijke Afbraak Uit de analyses van de monitoringronde in 2009 blijkt dat in de meeste peilbuizen geen vluchtige aromaten zijn gemeten. Ook de concentratie benzeen is in de betreffende peilbuizen lager dan de detectiegrens, met uitzondering van de ondiepe peilbuis 518 en de middeldiepe peilbuizen 503, 504, 509, 510 en 511. Ter plaatse van peilbuis 518 zijn in het ondiepe grondwater (pluimzone) verhoogde concentraties vluchtige aromaten gemeten, waarbij de verontreiniging voor 95% uit benzeen bestaat. Voor wat betreft het middeldiepe grondwater zijn op meer plaatsen verhoogde concentraties vluchtige aromaten gemeten. In de kernzone (bronneringsfilters) is het percentage benzeen 80-100%. Ook bij eerdere metingen (2006) was het percentage benzeen 75-100%. In de peilbuizen 503, 504, 509, 510 en 511 langs de westzijde van het terrein (pluimzone) varieert het percentage benzeen van 7 tot 63 %. De NA- benzeen -index is in dat geval circa 0,5 à 0,6; een positieve score zou kunnen duiden op benzeen afbraak. Echter wanneer de analyseresultaten van 2009 worden vergeleken met eerder gemeten concentraties blijkt dat ook in 1992, 1995 en 2005 de verontreiniging in het ondiepe, middeldiepe en diepe grondwater met name uit benzeen bestaat. De afname van de blad 10 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente benzeenconcentraties in de tijd kan daarbij echter niet per definitie worden toegeschreven aan biologische afbraakprocessen omdat ook onttrekking van grondwater heeft plaatsgevonden. Het feit dat de verontreiniging met name uit benzeen bestaat, lijkt het er op dat benzeen op deze locatie onder natuurlijke omstandigheden niet of nauwelijks biologisch wordt afgebroken en de andere vluchtige aromaten mogelijk wel. blad 11 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente 4 Conclusies en aanbevelingen Conclusies Voor de biologische afbraak van de verontreinigingen op het voormalige gasfabrieksterrein is met name de aërobe afbraak van organische componenten (vluchtige aromaten, minerale olie, fenolen en PAK) en cyaniden (vrij cyanide en thiocyanaten) relevant. Met uitzondering van vrij cyanide en thiocyanaten worden de genoemde stoffen onder anaërobe omstandigheden niet of slechts zeer langzaam biologisch afgebroken. Uit de resultaten van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd. Het ondiepe grondwater is licht aëroob en in principe kan hier afbraak van de hiervoor genoemde verontreinigende stoffen optreden; Het middeldiepe en diepe grondwater is anaëroob en afbraak van de genoemde verontreinigende stoffen zal hier onder de heersende redox-omstandigheden naar verwachting niet of nauwelijks optreden; De redoxpotentiaal is voor aërobe afbraakcondities relatief laag en er is geen significant verschil tussen de kern-/pluimzone en het referentiegebied; Er heeft vermoedelijk een zekere mate van biologische afbraak plaatsgehad, maar deze afbraak heeft betrekking op een deel van de verontreiniging (TEX verbindingen); benzeen, PAK en cyaniden lijken niet te worden afgebroken. Aanbevelingen In het eerder genoemde rapport Heroverweging saneringsaanpak is de verwachte pluimontwikkeling bij het stoppen van de onttrekking aangegeven. De pluimontwikkeling is daarbij gebaseerd op de geohydrologie en de stofeigenschappen van de maatgevende verontreinigingen. Met de resultaten van het onderzoek naar de biologische afbraakpotentie zou worden aangegeven wat het effect hiervan is op het aangegeven beeld van de pluimontwikkeling. Op basis van het onderzoek naar de biologische afbraak is geconcludeerd dat mogelijk een deel van de verontreiniging biologisch is/wordt afgebroken. Benzeen en ook cyaniden en PAK lijken niet te worden afgebroken. Voor wat betreft het verspreidingsgedrag zijn benzeen en cyaniden maatgevend beschouwd voor de pluimontwikkeling, omdat de verplaatsingssnelheid van de componenten het grootst is. De resultaten van het onderzoek naar de biologische afbraakpotentie op deze locatie vormt geen aanleiding om het eerder opgestelde rapport ten aanzien van de mogelijke pluimontwikkeling bij het stoppen van de onttrekking te herzien. Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Heerenveen, november 2010 blad 12 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente Bijlage 1: Monitoringresultaten bodemcondities blad 13 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente Bijlage 2: Analysecertificaten blad 14 van17

projectnr. 14207-151231 Gemeente Tekeningen blad 15 van17