COMMERCIEEL WEBVERKEER KMO-ADMINISTRATIE TOERISME EN ORGANISATIE TOERISME EN RECREATIE



Vergelijkbare documenten
Eindtermen Nederlands algemeen secundair onderwijs (derde graad)

2.3 Literatuur Schriftelijke vaardigheden Lezen LES GODVERDOMSE DAGEN OP EEN GODVERDOMSE BOL LEERPLAN ALGEMEEN:

Voor alle leraren Nederlands. 'Vergelijkend schema', eindtermen vaardigheden van de 3 graden: tekstsoorten, procedures/strategieën en attitudes.

D/1984/4244/5; D/1983/1984/10)

AV Nederlands. Basisvorming Specifiek gedeelte

SECUNDAIR ONDERWIJS FUNDAMENTEEL GEDEELTE

SECUNDAIR ONDERWIJS. eerste en tweede leerjaar. Beeldende kunsten Podiumkunsten

FUNCTIONELE TAALVAARDIGHEID / TEKSTGELETTERDHEID IN PAV

WAAROM ETEN WE WAT WE ETEN? EINDTERMEN EN LEERPLANNEN

Luister- en kijkvaardigheid in de lessen Nederlands

Eindtermen Nederlands lager onderwijs

ID bijdrage: Logo talenwebsite: wel niet

Eindtermen tweede graad ASO

Overzicht modules Algemene vorming TSO3

DOELSTELLINGEN EN VOET VAN COUDENBERG TOT KUNSTBERG

De laatste show. 2 e graad aso LUISTEREN - Schema publiek/verwerkingsniveau

~ 1 ~ selecteren. (LPD 1,8,27) (LPD 13,22,23,27)

Lokaliseren situeren van plaatsen op een landkaart (in een beperkt of ruim kader).

Realiseren van VOET in Geschiedenis: leren leren I II III Leren leren

Wat stelt de doorlichting vast? Enkele voorbeelden:

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde

Bijlage 9. Eindtermen Nederlands van de derde graad tso

Nederlands TSO - KSO. derde graad 2014/1032/1//D LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. eerste en tweede leerjaar. (vervangt 2004/080)

Maak je eigen folder! Leerkrachtenbundel

LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

AV Nederlands. 4/4 lt/w LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. ASO TSO KSO tweede graad eerste en tweede leerjaar

1 Basiscompetenties voor de leraar secundair onderwijs

6 november Leerlijnen Evaluatie: basis - verdieping

1 Luisteren. 2 Spreken/gesprekken voeren. Bijlage 6. Eindtermen Nederlands van de derde graad aso

SECUNDAIR ONDERWIJS BASISVORMING

Raamwerk met betrekking tot de talige behoeften en taaldoelen

VITAAL Plus 1 e graad

Zelfstandig werken = actief en zelfstandig leren van een leerling. Het kan individueel of in een groep van maximaal 6 leerlingen.

Hoe kan de school in het algemeen werk maken van het nieuwe concept (stam + contexten)?

Taal in beeld Spelling in beeld

1 Luisteren (koppeling Spreken/gesprekken voeren)

DATplus. Kerndoelanalyse SLO

EINDTERMEN en ONTWIKKELINGSDOELEN Zoektocht in het Maascentrum. A. Eindtermen voor het basisonderwijs vanaf 01/09/2010

Wat kan ik na het 1 ste jaar? SPREKEN SCHRIJVEN LUISTEREN

Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt:

SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart. Uitgeverij Alles-in-1

SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart. Uitgeverij Alles-in-1

AV Nederlands A-STROOM. eerste graad LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. 5/5 lt/w. eerste en tweede leerjaar. (vervangt 2006/004)

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. NEDERLANDS Derde graad BSO Derde leerjaar. Alle studierichtingen

Taal in beeld/ Spelling in beeld (tweede versie) Kerndoelanalyse SLO

Kunt u dat nog eens herhalen? Bewust werken aan luistervaardigheidslessen en -toetsen op structurerend en beoordelend niveau

Didactische competentie algemeen (DCA) A. Algemeen. Theorie X Praktijk Semester 1 X Semester 2 Semester 3 Semester 4

HOUT EN BOUW. Activerende werkvormen? De leraar doet er toe.


Resonans geletterdheidsmodules

EINDTERMEN Bosbiotoopstudie

AV Nederlands ASO. derde graad 2014/1023/1//D LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. 4/4 lt/w. eerste en tweede leerjaar. (vervangt 2007/088)

Didactische competentie algemeen (DCA) A. Algemeen. Theorie X Praktijk Semester 1 X Semester 2 Semester 3 Semester 4

PROGRAMMA (AALST) BIJEENKOMST VAKCOÖRDINATOREN NEDERLANDS April 2014 PROGRAMMA (SINT-NIKLAAS) PROGRAMMA (OUDENAARDE) Inleiding - rondleiding OLC

DOELSTELLINGEN BUURT IN ZICHT

DOELSTELLINGEN LESPAKKET OVERAL DNA

Pedagogische begeleiding wiskunde oktober 2016 Pagina 1

2011 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede

Eerste graad A-stroom

Syntheseproef kerst 2013 Theoretische richtingen

Zin in taal/ Zin in spelling tweede editie

WISKUNDIGE TAALVAARDIGHEDEN

EINDTERMENTABEL OVERZICHT. Flos en Bros werkboekjes. x x. x x x x x. x x x. Werkboekje blz e Leerjaar 6 e Leerjaar

Type 1: De Docent TEST LEERKRACHTSTIJL LAGER. Centrum voor Taal en Onderwijs MIJN PROFIEL

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

Kruistabel ter inspiratie voor het opmaken van een jaarplan Duits voor de derde graad Moderne Talen

Competentieleren in het vak Nederlands: een denkoefening

Nederlands ( 3F havo vwo )

VOET EN STUDIEGEBIED HANDEL

Model om schoolse taalvaardigheden te observeren en te reflecteren

KIJKWIJZER VOOR PAV-BUNDELS

OVERZICHT MODULES PAV

Leergebied Overstijgend Onderwijs in de VMBO stroom (versie juni 2018)

Groot gelijk?! Gelijke onderwijskansen in Vlaanderen 23 november 2004

BZL-groeipad BEGELEID ZELFSTANDIG LEREN. Algemeen. Diocesane Pedagogische Begeleiding Bisdom Gent Werkgroep BZL

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 3 (jaar 3)

3 LEERPLANDOELEN. In de basisschool geldt als streefdoel voor strategieën:

Profiel Professionele Taalvaardigheid

Onderwijsinspectie Vlaanderen

Op weg naar vlammende betogen. Een doorlopende leerlijn voor spreekvaardigheid

14 01 Versie 1 C3 Leren leren Tekst 3/1 Competentiematrix Observatie en evaluatie schema Deze competentiematrix werd ontwikkeld in samenwerking met

De Onderwijsraad heeft in deze zes kerndoelen geformuleerd waar het primair onderwijs aan moet voldoen inzake Actief Burgerschap:

VOET EN WISKUNDE. 1 Inleiding: Wiskundevorming

Deze les voor Saved by the bell (lager onderwijs) voldoet aan meerdere eindtermen. Een aantal eindtermen zijn gebundeld in onderstaande lijst.

Taalvaardigheid Preventie en remediëring. -betrokkenheid verhogende werkvormen creëren -een maximale -herformuleren de lln het probleem

BEOOGDE LEERDOELEN EN EINDTERMEN

Implementatie leerplan Nederlands eerste graad A- en B-stroom

FRIESE TAAL EN CULTUUR HAVO

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Staal. Kerndoelanalyse SLO

Onderzoekscompetenties. Schooljaar GO! atheneum Campus Kompas Noordlaan Wetteren

Common European Framework of Reference (CEFR)

Friese taal en cultuur VWO. Syllabus centraal examen 2010

19/12/2010. Vakconcept LO. Soorten ET/OD. Vakgebonden ET/OD LO. Vakconcept LO. Eindtermen/Ontwikkelingsdoelen. Regiovergaderingen LO

ECTS- FICHE. L.Fret, H. Hicketick, S. Van Schoubroeck

Aartsbisdom Mechelen-Brussel Vicariaat Onderwijs Diocesane Pedagogische Begeleiding Secundair Onderwijs

Huistaakbeleid. BS GO! Europaschool Genk en BS GO! Europaschool Genk campus Sledderlo Keinkesstraat GENK 089/

Uitwerking kerndoel 6 Nederlandse taal

Profiel Academische Taalvaardigheid PAT

Transcriptie:

SECUNDAIR ONDERWIJS Onderwijsvorm: TSO Graad: derde graad Jaar: derde leerjaar Studiegebied: Handel, Toerisme Studierichting: COMMERCIEEL WEBVERKEER KMO-ADMINISTRATIE TOERISME EN ORGANISATIE TOERISME EN RECREATIE SPECIFIEK GEDEELTE Vak(ken): AV Nederlands 2 lt/w Leerplannummer: 2006/096 (vervangt VR/1992/15) Nummer inspectie: 2006 / 60 // 1 / A / SG / 1 / III3 / / D/

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 1 INHOUD Beginsituatie...2 Leerlingen in de derde graad...2 Enkele kenmerken van adolescenten...2 Visie en algemene doelstellingen...3 De componenten...3 Selectiecriteria en structurering van de vaardigheden...4 Leerplandoelstellingen en leerinhouden...7 Vooraf...7 1. Luisteren en kijken...8 2. Spreken...9 3. Lezen...10 4. Schrijven...11 5 Taalbeschouwing...12 Pedagogisch-didactische wenken...13 Algemene principes...13 Inhoudelijke wenken...15 Varia...32 Jaarvorderingsplan...34 Minimale materiële vereisten...36 Evaluatie...37 Luisteren, spreken (en kijken)...39 Lezen...41 Schrijven...43 Taalbeschouwing...44 Bibliografie...45 Bijlage 1: Jaarvorderingsplan...53 Bijlage 2: Evaluatiefiche voor de leerling...55

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 2 BEGINSITUATIE LEERLINGEN IN DE DERDE GRAAD Leerlingen die het eerste leerjaar van de derde graad aanvatten in de onderwijsvormen ASO-TSO-KSO, hebben door het behalen van de eindtermen van de tweede graad de nodige basiscompetenties verworven om de overstap naar de derde graad met succes te kunnen maken. Het leerplan Nederlands van de derde graad stelt in de drie onderwijsvormen nagenoeg dezelfde doelstellingen voorop. Op het niveau van de vaardigheden moeten we immers, vertrekkend van de beginsituatie, dezelfde doelstellingen realiseren. Het verschil doet zich alleen voor op het niveau van taalbeschouwing en literatuur: sommige doelstellingen voor taalbeschouwing zijn voor leerlingen van het TSO slechts 'uitbreidingsdoelstellingen' en bij het lezen van literaire teksten kiezen we in het TSO bij voorkeur voor tekstervarend lezen. In het derde jaar van de derde graad TSO is literatuur zelfs weggevallen. In de derde graad wordt de differentiatie tussen ASO, TSO en KSO daarnaast vooral gerealiseerd via andere klemtonen in de didactische aanpak en in de keuze van de teksten. ENKELE KENMERKEN VAN ADOLESCENTEN Leerlingen van de derde graad verschillen qua aanleg en belangstelling op cognitief, psychomotorisch en sociaal-affectief vlak naargelang van de onderwijsvorm, het studiegebied en de studierichting. Leerlingen van de derde graad vormen aanvankelijk nog een zeer heterogene groep. Sommigen maken nog een identiteitscrisis door, anderen hebben thuis een goede verstandhouding en zoeken op school nog naar de juiste verhoudingen onderling en met volwassenen. Nog andere leerlingen hebben al met de buitenwereld een vorm van evenwicht gevonden, maar vechten nog om onafhankelijker te worden. Van tijd tot tijd zijn er zowel thuis als op school nog momenten van opstandigheid, confrontatie en experimenteren met grenzen. Het blijft belangrijk dat er duidelijke regels en afspraken zijn, wel binnen een kader van ontwikkelingsruimte en -kansen, in een overlegcultuur met gelijkwaardige partners. De leraar Nederlands kan hierop inspelen door aandacht te besteden aan de benodigde vaardigheden en de leerlingen de kans te geven deze in te oefenen. In de derde graad geven de meeste leerlingen in elk geval meer en meer vorm aan hun eigen identiteit. Hun zelfbeeld en zelfwaarde worden positiever, waardoor hun communicatie met de leeftijdgenoten en volwassenen gemakkelijker verloopt. De meeste leerlingen slagen er geleidelijk in weloverwogen beslissingen te nemen en verantwoordelijkheid op te nemen voor de eigen leefwereld en omgeving. Sommigen nemen sociale, politieke, culturele en andere taken op zich. Een aantal sociale rollen worden op kleine schaal geoefend: functies in de leerlingenraad, de organisatie van schoolfeesten, de medeorganisatie van projecten op school. Op die manier krijgen keuzes voor de toekomst meer en meer gestalte. Ze slagen erin om onafhankelijker en zelfstandiger te handelen en te denken. Onze taak is deze groei te begeleiden en te ondersteunen. Leerlinggericht werken, zelfstandig werken of leren evenals zelfverantwoordelijk leren zijn elementen uit het leerplan die deze groei van de leerling kunnen stimuleren, vormgeven en ondersteunen. Een duidelijk project, positief ingestelde leerkrachten, grenzen durven trekken en aandacht schenken aan de verbondenheid tussen jongeren en hun ouders zijn elementen die ertoe bijdragen adolescenten de goede voorbereiding naar volwassenheid te geven. (bron: Peter Adriaenssens, Van hieraf mag je gaan, Lannoo 2000)

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 3 VISIE EN ALGEMENE DOELSTELLINGEN Het vak Nederlands leent er zich uitermate toe om aan het Pedagogisch Project van het Gemeenschapsonderwijs gestalte te geven. Centraal in het PPGO staan immers de bekommernis om de ontwikkeling van de totale persoonlijkheid, de emancipatie van de leerlingen en het engagement om hen mondig te maken. Dat sluit nauw aan bij een communicatieve en leerlinggerichte aanpak, en bij de visie die we allebei terugvinden in de eindtermen. De concrete doelstellingen, leerinhouden, pedagogisch-didactische wenken en evaluatierichtlijnen worden verderop uiteengezet; hier behandelen we de algemene principes. De lessen Nederlands bevatten drie basiscomponenten: taalvaardigheid (luisteren (en kijken), spreken, lezen en schrijven), taalbeschouwing en literatuur. DE COMPONENTEN TAALVAARDIGHEID Zoals in de algemene doelstellingen van de leerplannen van de eerste en tweede graad graad expliciet staat beschreven, blijft de KERNDOELSTELLING VAN HET TAALONDERWIJS in de derde graad de verbreding en verdieping van de TAALVAARDIGHEID VAN DE LEERLINGEN. De leerlingen moeten, als resultaat van goed taalonderwijs, in staat zijn hun taal efficiënt en effectief te gebruiken in zoveel mogelijk verschillende situaties, dit zowel receptief (luisteren, kijken en lezen) als productief (spreken en schrijven). Hun schoolse, professionele en functionele taalvaardigheid dient uitgebreid en verfijnd te worden. Ons baserend op de doelstellingen zoals ze geformuleerd zijn in de leerplannen van de eerste en de tweede graad, geven we in de volgende punten aan over welke bekwaamheden taalvaardige leerlingen concreet moeten beschikken. Communicatieve vaardigheden De leerlingen kunnen taal gebruiken. Zij beschikken over vaardigheden om bij de communicatie met anderen rekening te houden met de factoren die de communicatie beïnvloeden en bepalen, zoals de situatie, de zender, de ontvanger, het kanaal, de bedoelingen, de relatie tussen de gesprekspartners, het wereldbeeld, de verwachtingen en de waardeschaal (van henzelf en van de anderen). Inzicht in taalregister en taalvariatie Om taal goed te kunnen gebruiken, moeten de leerlingen weten welk register en welke variant zij in een bepaalde situatie hanteren. Goed taalonderwijs zorgt er dus voor dat niet alleen de schoolse taalvaardigheid wordt uitgebreid en verfijnd, maar dat de leerlingen ook hun 'maatschappelijke' taalvaardigheid ontwikkelen, zowel voor de dagelijkse omgang als het beroepsleven. Kennis van leerstrategieën Om echt communicatief taalvaardig te worden, moeten de leerlingen kennis hebben van algemene leerstrategieën (OVUR: oriënteren, voorbereiden, uitvoeren en reflecteren) en van een aantal specifieke strategieën die eigen zijn aan de verschillende vaardigheden. Reflectie Om hun taalvaardigheid te ontwikkelen en te verbeteren, is het belangrijk dat leerlingen kunnen reflecteren op eigen en andermans taalgebruik. Een voorwaarde is dat die reflectie gebeurt op het niveau van abstractie waar de leerlingen aan toe zijn. Kijkvaardigheid is eveneens belangrijk. We leven in een multimediale wereld waarin tekst meer is dan louter beluisterde, geschreven of gedrukte tekst. Aandachtig teksten lezen stelt eisen aan de vaardigheid om woord en beeld te combineren; denk aan gebruiksaanwijzingen waarbij de grafische vormgeving (afbeelding, pictogrammen, schema s, tabellen) de instructie aanschouwelijk maakt. In de informatie- en communicatietechnologie duiken steeds meer niet-lineaire tekstsoorten op, bijvoorbeeld de hypertekst. Ook bij luisteren en spreken speelt kijken een belangrijke rol. Het non-verbale gedrag van de spreker of gesprekspartner inschatten, de reacties van het publiek beoordelen, het tv-nieuws volgen, dat alles stelt eisen aan spreek-, luister- én kijkvaardigheid. Informatie wordt steeds meer een samenspel van lezen en kijken, van luisteren en kijken of van spreken en kijken. Daarom wordt kijken in dit leerplan opgenomen als een aspect van de verschillende vakcomponenten.

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 4 Tegelijk willen we beklemtonen dat de verschillende vaardigheden in de praktijk normaal tegelijk voorkomen en dat ze dus logischerwijze zoveel mogelijk geïntegreerd aan bod dienen te komen. Ook bij taalbeschouwing en literatuur spelen ze een erg belangrijke rol. TAALBESCHOUWING Zoals in de leerplannen van de eerste en tweede graad wordt vermeld, moeten leerlingen ook in de derde graad bewust leren omgaan met taal, met de hele taal, d.w.z. de vorm en de inhoud, de structuur en het gebruik. Taalbeschouwing draagt daartoe bij op twee manieren: Enerzijds is ze een reflectie op het eigen taalgebruik en dat van anderen, en op de factoren die het communicatieproces beïnvloeden. De leerlingen reflecteren op en ontdekken de mogelijkheden van het taalsysteem (bijv. zinsbouw, betekenisverandering, enz.) en verwerven inzicht in aspecten van DE communicatie (bijv. verschillende taalregisters, schooltaal-thuistaal, tekstsoorten, tekstkenmerken). Taalbeschouwing is geen doel op zich, maar een middel om het eigen talig handelen (luisteren, kijken, lezen, spreken en schrijven) te verbeteren. Ze heeft dan een ondersteunende functie. Binnen de taalbeschouwing kan men anderzijds ook reflecteren op taalverschijnselen en op de taalkunde als kennisgebied (bijv. taalvarianten, taalmanipulatie ). De doelstelling ligt nu niet op het terrein van de taalvaardigheid, maar op dat van het leren denken (intellectueel-cognitief). Taal is zo belangrijk in het leven van elke mens en in de maatschappij dat het zinvol is en motiverend kan zijn ze te bestuderen. Voor alle duidelijkheid, de klemtoon ligt in de derde graad nog altijd op functionele taalbeschouwing, d.w.z. de taalbeschouwing dient de taalvaardigheid van de leerlingen te vergroten en hun concreet taalgebruik te ondersteunen. In het ASO gaat het ook om verbreding en verdieping van het kennisgebied van de taalbeschouwing. In het KSO en in het TSO gebeurt dit enkel occassioneel. LITERATUUR Literatuur lezen, ervaren en erop reflecteren (sommige didactici spreken hier van literatuurbeschouwing ) vormt een derde belangrijke pijler van de lessen Nederlands. Ook in de derde graad staat het eigenlijke Iezen van literatuur centraal. In de derde graad van het ASO wordt het tekstervarend lezen van de eerste en tweede graad aangevuld met tekstbestuderend lezen. Tekstbestuderend lezen veronderstelt dat leerlingen een beperkte hoeveelheid kennis verwerven over literatuur en van het literaire begrippenapparaat. Die dient in de eerste plaats als ondersteuning om hun leeservaring te verwoorden en te beargumenteren. In het KSO/TSO volstaat het dat de leerlingen vanuit een tekstervarende benadering een aantal inhoudelijke en vormkenmerken van literatuur herkennen. Het einddoel van het literatuuronderwijs in het secundair onderwijs is literaire competentie verwerven. De leerlingen zijn dan in staat: - teksten uit heden en verleden te interpreteren, te analyseren en te beoordelen (ASO); - een verslag uit te brengen van eigen ervaringen en hun persoonlijke voorkeur te ontwikkelen (ASO, TSO/KSO). Zij moeten daarbij de nodige literaire feiten, begrippen en werkwijzen kunnen hanteren en in staat zijn een waardeoordeel over de tekst te formuleren, dat ze bovendien kunnen toetsen aan dat van anderen. SELECTIECRITERIA EN STRUCTURERING VAN DE VAARDIGHEDEN Voor de vier vaardigheden zijn telkens afzonderlijke doelstellingen geformuleerd, die toenemen in moeilijkheidsgraad doorheen de zes jaren van het secundair onderwijs. De selectiecriteria hangen samen met de tekstsoort, de afstand t.o.v. het publiek en het verwerkingsniveau. Ze vormen de basis voor de opbouw van een leerlijn binnen de vaardigheden. TEKSTSOORTEN Taalvaardigheid staat nooit los van communicatiesituaties. Ook in de derde graad van het secundair onderwijs komen alle teksten in aanmerking die in de school, in de maatschappij en in het persoonlijke leven relevant zijn.

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 5 Het begrip tekst interpreteren we zo ruim mogelijk. Het gaat hier dus niet alleen om geschreven tekst, maar ook om teksten uit de audiovisuele en digitale media. Teksten kunnen afhankelijk van hun bedoeling ingedeeld worden in categorieën. In de vakliteratuur is er sprake van drie grote tekstsoorten: de uiteenzetting, de beschouwing, het betoog. In dit leerplan echter wensen we om didactische redenen tekstsoorten te koppelen aan tekstdoelen: informatief, persuasief, emotief, diverterend, activerend, didactisch. PUBLIEK Om te beschrijven wat leerlingen met taal precies moeten kunnen doen, wordt het criterium 'publiek' gebruikt. Elke tekst is voor een bepaalde doelgroep (publiek) bedoeld. Teksten bestemd voor 14- tot 16- jarigen zien er anders uit dan teksten voor volwassenen of voor jongere kinderen. De schrijver/spreker houdt rekening met het publiek, wat tot uiting komt in de formulering, de structurering, de omvang en de visuele ondersteuning van de tekst. De aanduiding 'publiek' verwijst naar de bedoelde gebruiker van een tekst en niet noodzakelijk naar de werkelijke gebruiker. Zo heeft een krantenartikel een onbekend publiek als bestemming en een jeugdtijdschrift een publiek van onbekende jongeren, ongeacht wie de teksten uiteindelijk leest. Het antwoord van een leerling op een vraag van de leraar heeft diezelfde leraar als publiek, een bekende volwassene dus. Teksten van eenzelfde soort zijn voor leerlingen in de regel afstandelijker en formeler naarmate het publiek waarvoor ze bedoeld zijn, verder van hen afstaat. De mate van bekendheid en het leeftijdsverschil bepalen de afstand. Dat geeft met een stijgende graad van formalisering en met de bijbehorende conventies de volgende ordening: teksten voor henzelf; teksten voor bekende leeftijdgenoten (bijv. klasgenoten of sportclubgenoten); teksten voor onbekende leeftijdgenoten (bijv. internetsites voor jongeren); teksten voor bekende volwassenen (bijv. een leraar, een sportmonitor of een stagebegeleider); teksten voor een onbekend publiek (om het even wie). Een tekst voor een onbekend publiek is volgens dit criterium afstandelijker en formeler dan een gelijksoortige tekst voor bekende leeftijdgenoten. Er is van uitgegaan dat leerlingen die in staat zijn een bepaalde tekstsoort voor een onbekend publiek te verwerken of te produceren, dat ook voor bekende leeftijdgenoten kunnen. Leerlingen die bijv. een bepaald soort brief aan een bekende volwassene kunnen schrijven, kunnen zo'n brief ook aan een klasgenoot schrijven. In de doelstellingen van dit leerplan is alleen het hoogste niveau opgenomen dat de leerlingen moeten bereiken; de onderliggende niveaus worden als bekend verondersteld. VERWERKINGSNIVEAU Om te beschrijven wat leerlingen met taal moeten kunnen doen, is het verwerkingsniveau als criterium gebruikt. Dit is het niveau waarop talige vaardigheden verwerkt moeten worden om de gestelde taaltaak goed uit te voeren. Het gaat hier om wat de taalgebruiker in zijn rol van zender of ontvanger moet doen met de hem geleverde informatie (kopiëren, beschrijven, structureren, beoordelen). Laten we een voorbeeld geven. Op elk moment in zijn schoolloopbaan kan een leerling een instructie krijgen of moet hij er een aan leeftijdgenoten geven. Van een 17-jarige mogen we daarbij echter een hoger verwerkingsniveau verwachten dan van een 14-jarige. De vier verwerkingsniveaus kunnen we als volgt omschrijven: Kopiërend niveau Hier worden de minste eisen gesteld aan de actieve verwerking van informatie: niet alleen de informatie zelf, maar ook de wijze waarop ze is geformuleerd, mag je letterlijk weergeven. Dat is bijv. het geval wanneer de opdracht zich beperkt tot het letterlijk overschrijven of het nazeggen van een tekst. Beschrijvend niveau De informatie wordt opgenomen of weergegeven zoals ze wordt aangeboden: in de informatie als dusdanig wordt geen transformatie aangebracht. Dat is o.m. het geval als een verhalende tekst beluisterd of gelezen wordt om kennis te nemen van de 'plot'. Een voorbeeld dat zich op productief ni-

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 6 veau situeert, is een verslag uitbrengen van een gebeurtenis zoals ze zich heeft voorgedaan, m.a.w. in chronologische volgorde. Structurerend niveau Hier is er een actieve inbreng in de wijze waarop de informatie wordt aangeboden of gepresenteerd. Naargelang van het luister- of leesdoel dat werd opgelegd of dat men zichzelf stelt, worden bepaalde elementen uit het geheel geselecteerd, brengt men een nieuwe ordening aan in het geheel of geeft men dit in een verkorte versie weer. Naargelang van het spreek- en schrijfdoel en van het publiek geeft men aan de tekst een welbepaalde structuur mee. Beoordelend niveau Dit niveau impliceert altijd een tweede 'perspectief': men confronteert de aangeboden informatie met een andere bron die hetzelfde onderwerp behandelt of met de eigen voorkennis die men rond het onderwerp al heeft opgedaan, of men stemt de eigen tekst af op informatie die door anderen in de communicatie werd ingebracht. Als leerlingen een bepaald verwerkingsniveau hebben bereikt, betekent dit automatisch dat ze elk lager niveau ook verworven hebben. VAKOVERSCHRIJDEND LEREN Goed taalonderwijs biedt bovendien de mogelijkheid om vakoverschrijdend te leren, om de totale persoonlijkheid van de leerlingen zo breed mogelijk te ontwikkelen en ze ook op cultureel en maatschappelijk gebied alle kansen op ontplooiing te bieden. Goed taalonderwijs betekent vanuit dit oogpunt tegelijk een concrete realisatie van ons pedagogisch project. Dat kan gebeuren via het ontwikkelen van literaire en taalbeschouwelijke competentie. Door de keuze van teksten en gespreksthema's kunnen burgerzin, milieueducatie en gezondheidsopvoeding aan bod komen en kunnen sociale vaardigheden ontwikkeld worden. Informatie uit bijvoorbeeld multimedia en reclame bespreekbaar stellen is een middel om de kritische zin van de leerlingen te bevorderen. Daardoor krijgen ze kansen om een volwaardige en constructieve rol te spelen in een multiculturele samenleving. Als de leerlingen leren omgaan met nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, kunnen ze beter standhouden in een steeds vlugger en complexer evoluerende samenleving. Goed taalonderwijs heeft bovendien aandacht voor het feit dat Nederlands een taal is die in alle vakken gebruikt wordt en dat taal een belangrijk instrument is om te leren leren. De strategieën die de leerlingen in de Nederlandse les aanleren bij het lezen, schrijven, luisteren, kijken en spreken, zijn toepasbaar in andere vakken: zich oriënteren op de taak; voorkennis oproepen; informatie verzamelen en selecteren; ze ordenen, presenteren en erop reflecteren. Ook leren analyseren, verbanden leggen en synthetiseren zijn een ondersteuning voor het leren in de andere vakken. TAALBELEID Als gevolg van een gewijzigde maatschappelijke context hebben vele scholen te maken met een leerlingenpopulatie waarvan een deel anderstalig is. Daarnaast hanteert een groot deel van de Nederlandstalige leerlingen een dialectische vorm van het algemeen Nederlands of de standaardtaal. Het is dan ook belangrijk dat de school nadenkt over de manier waarop ze met taaldiversiteit wil omgaan. De schooltaal die gebruikt wordt om kennis bij te brengen en om vaardigheden en attitudes te ontwikkelen, is heel wat complexer dan de dagelijkse omgangstaal van de leerlingen. Sommige leerlingen hebben bijgevolg heel wat problemen met die schoolse taalvaardigheid. Dit is niet enkel het geval voor meertalige allochtone leerlingen, maar eveneens voor taalzwakke autochtone leerlingen. Een taalbeleid voeren waarbij alle leraren betrokken worden, is daarom noodzakelijk, want ook leraren van de niettaalvakken dienen er rekening mee te houden dat alle leren verloopt via taal. Zelfs een wiskundevraagstuk begrijpen is voor leerlingen in de eerste plaats een taalprobleem. Met taalbeleid bedoelen we dan de weloverwogen en planmatige wijze waarop de school omgaat met het gebruik en het onderwijs van het Nederlands (en andere talen) op school en de mate waarin de school ernaar streeft het taalonderwijs te laten aansluiten bij de taalachtergrond van alle leerlingen. Het taalbeleid is er dan ook op gericht de schoolresultaten van leerlingen te verbeteren door de talige struikelblokken bij het leren weg te nemen. Een gezamenlijke aanpak op basis van afspraken tussen de leerkrachten Nederlands en die van andere vakken is een belangrijke voorwaarde om die doelstelling te verwezenlijken.

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 7 LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN VOORAF LEERPLANDOELSTELLINGEN Alle leerplandoelstellingen en leerinhouden moeten in de loop van de derde graad gerealiseerd worden. De vakgerichte doelstellingen sluiten nauw aan bij de eindtermen van de 3e graad ASO, TSO en KSO. Ze worden in de eerste kolom aangeduid met het decretale nummer. De opbouw van de leerplandoelstellingen en leerinhouden is gelijk voor elk van de vier vaardigheden: Eerst wordt het niveau en het publiek aangegeven voor de tekstsoorten die behandeld dienen te worden. Bepaalde tekstsoorten komen bij verschillende of alle vaardigheden voor, maar niet noodzakelijk op hetzelfde niveau of voor hetzelfde publiek. Zo wordt van de leerlingen verwacht dat ze op beoordelend niveau instructies voor een onbekend publiek kunnen lezen, maar bij schrijven staat dat ze dit slechts op structurerend niveau hoeven te kunnen. Daarna wordt ingegaan op de strategische vaardigheden die hierbij nodig zijn. De leerinhouden zijn telkens geordend volgens het OVUR-principe. Vervolgens wordt meestal ingegaan op de taalbeschouwelijke kennis die vereist is. Tot slot wordt gesteld waartoe de leerlingen bereid dienen te zijn voor de realisatie van de erboven genoemde leerplandoelstellingen en -inhouden. Bij taalbeschouwing en literatuur wordt ook verwezen naar de strategische vaardigheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de vereiste leeractiviteiten. Vakoverschrijdend leren en werken komt aan bod in de leerplandoelstellingen, de leerinhouden en de pedagogisch-didactische wenken. In het derde leerjaar van de derde graad is het bijzonder belangrijk goed samen te werken met de leerkrachten die de vakken geven die specifiek zijn voor de gekozen studierichting en met andere taalleerkrachten. Op deze manier worden de opdrachten niet alleen functioneler, maar ook praktisch haalbaar. Uitbreidingsdoelstellingen en -leerinhouden (U) zijn niet verplicht. Bij de leerinhouden komt geregeld het woord zoals voor. Dit betekent dat de vakgroep hier enige keuzeruimte heeft. TIJDSGEBRUIK In elk lesuur Nederlands komen alle vaardigheden zo veel mogelijk aan bod. Hierboven hebben we in de algemene pedagogisch-didactische wenken al gepleit voor een zo groot mogelijke integratie van de vaardigheden. Het is evident dat luisteren en spreken in de meeste communicatieve situaties tegelijk voorkomen. Zo ook kan de lectuur van een of meer teksten dienen als voorbereiding op een discussie en kan een schrijfopdracht perfect aansluiten bij een debat, de lectuur van een opiniestuk in een krant of de bespreking van een tv-documentaire. In de pedagogisch-didactische wenken bij taalbeschouwing worden verscheidene voorbeelden gegeven van integratie met de vaardigheden, maar ook bij literatuur is integratie niet moeilijk (bijv. een boek- en filmfragment vergelijken, informatie opzoeken op het internet, een leesdossier maken, een presentatie houden). Daarnaast ligt het voor de hand dat men tijdens een leerproces focust op één specifieke vaardigheid of component, die meer systematisch wordt ingeoefend. Dit geldt zowel voor de vijf vaardigheden als voor taalbeschouwing en literatuur. Zo kan de leraar de component taalbeschouwing over een heel schooljaar verdelen en die zowel occasioneel (als de noodzaak zich voordoet) als systematisch (vanuit het leerplan) behandelen. Hij heeft de vrijheid om de voorgeschreven leerplandoelstellingen volgens eigen inbreng en creativiteit op een persoonlijke manier uit te werken. Een goede planning is evenwel nodig om de verschillende componenten evenwichtig te behandelen.

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 8 1. LUISTEREN EN KIJKEN Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 1 De leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren en kijken naar teksten van een bekende volwassene bestemd voor bekende leeftijdgenoten. Dit wil zeggen dat de leerlingen bepaalde elementen kunnen selecteren, een nieuwe ordening kunnen aanbrengen of de gegevens verkort weergeven. 1 Uiteenzettingen en probleemstellingen m.b.t. een leerstofonderdeel. 2 De leerlingen kunnen op beoordelend niveau luisteren en kijken naar teksten bestemd voor een onbekend publiek. Dit betekent dat ze het materiaal kunnen confronteren met andere bronnen en/of eigen voorkennis. 2 Tekstsoorten via diverse media en multimediale informatiedragers: diverterende teksten zoals een reisverhaal of -film; informatieve teksten zoals toeristische informatie van een gids of in een documentaire, een routebeschrijving of verslag van reiservaringen; persuasieve teksten zoals standpunten en meningen in discussies of debatten, documentaires en films; activerende boodschappen zoals een aanvraag, instructie, tips, reservatie, afzegging, klacht, sollicitatiegesprek, commerciële boodschap i.v.m. vakanties of pretparken, een gesprek van een reisagent met een potentiële klant.

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 9 2. SPREKEN Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 1 De leerlingen kunnen op structurerend niveau spreken, d.w.z. ze kunnen uit tekstmateriaal bepaalde elementen selecteren, er een nieuwe ordening in aanbrengen of ze verkort weergeven. Ze kunnen dit voor: 1 Tekstsoorten: 1.1 bekende volwassenen; 1.1 In verband met leerstofonderdelen: vragen stellen; vragen beantwoorden. 1.2 een onbekend publiek. 1.2 Dit houdt zaken in zoals de volgende i.v.m. het vakgebied: telefonische gesprekken zoals een reservatie, afspraak of afzegging; een aanvraag; een animatieactiviteit uitleggen. 2 De leerlingen kunnen voor een onbekend publiek op beoordelend niveau spreken, d.w.z. ze kunnen spreken na confrontatie met andere bronnen en/of eigen voorkennis. 2 Dit houdt zaken in zoals de volgende i.v.m. het vakgebied: gedocumenteerde informatie presenteren (bijv. bij een gidsbeurt, over een excursie of animatieprogramma); problemen melden of oplossen (bijv. een klacht formuleren of erop reageren, omgaan met ontevreden of lastige klanten); instructies geven (bijv. een reisweg, hoe omgaan met mensen die slecht horen, de werking van e-mail uitleggen aan bejaarden, EHBO); tips geven (bijv. voor een reis naar een land met een heel andere cultuur); een enquête houden (bijv. peilen naar de tevredenheid van klanten); activerende boodschappen formuleren (bijv. mensen aansporen om deel te nemen aan een bepaalde recreatieve activiteit; een reis aanprijzen of afraden); standpunten of oplossingen voor problemen uiteenzetten en motiveren in een gedachtewisseling, discussie of (werk)vergadering; gevoelens in een passend register uitdrukken; een sollicitatiegesprek voeren.

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 10 3. LEZEN Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 1 De leerlingen kunnen teksten voor een onbekend publiek op structurerend niveau lezen, d.w.z. ze kunnen uit tekstmateriaal bepaalde elementen selecteren, er een nieuwe ordening in aanbrengen of ze in verkorte vorm weergeven. 2 De leerlingen kunnen teksten lezen op beoordelend niveau, d.w.z. ze kunnen ze lezen na confrontatie met andere bronnen en/of voorkennis. 1 Administratieve teksten en allerlei formulieren zoals: een aangifteformulier voor een reisongeval; een enquêteformulier; een douaneformulier; een reis- of arbeidscontract; een sollicitatieformulier. voor onbekende leeftijdgenoten; 2.1 Studieteksten in verschillende aanbiedingsvormen zoals: studieteksten; internetsites. 2.2 voor een onbekend publiek. 2.2 Niet-fictionele teksten, ook in digitale vorm, in verband met het vakgebied zoals: reisgidsen (bijv. samenhang tussen de reisgids en het beoogd publiek); toeristische informatie van de overheid (bijv. aan de infrastructuur) en van andere bronnen zoals vaktijdschriften, touroperators of het internet; toeristische of recreatieve websites vergelijken; activerende commerciële teksten (bijv. een advertentie, affiche, brochure of folder); een verslag (bijv. van een reis of van de stage van een klasgenoot); gedocumenteerde en beargumenteerde teksten (bijv. de voor- en nadelen van het massatoerisme; interculturele communicatie; de omgang met gehandicapten; emotionele intelligentie); een instructie (bijv. een volksspel); tips (bijv. voor toeristen i.v.m. een reis naar een land met een heel andere cultuur); schema s, tabellen en grafieken; een organigram; zakelijke brieven (zie Schrijven ). 2

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 11 4. SCHRIJVEN Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 1 De leerlingen kunnen voor een onbekend publiek op structurerend 1 De volgende tekstsoorten: 1.1 niveau teksten schrijven, d.w.z. ze kunnen uit tekstmateriaal bepaalde elementen selecteren, er een nieuwe ordening in aanbrengen of ze in verkorte vorm weergeven. 1.1 Allerlei functionele schema s en samenvattingen van teksten en beluisterde (of bekeken) informatie zoals: een documentaire; een interview; vakgebonden en vakoverschrijdende studieteksten. 1.2 1.2 Instructies (bijv. voor een animatieactiviteit) of tips (bijv. voor toeristen i.v.m. een reis naar een land met een heel andere cultuur). 1.3 1.3 Allerlei documenten of formulieren invullen zoals een reisof arbeidscontract, douaneformulier, aangifte van een ongeval of een sollicitatieformulier. 2 De leerlingen kunnen voor een onbekend publiek op beoordelend niveau teksten schrijven, d.w.z. ze schrijven na confrontatie met andere bronnen en/of eigen voorkennis. 2 Tekstsoorten zoals: een stagedossier en een stageverslag; een verslag van een animatieactiviteit; een memo; een reisbeschrijving met documentatiemap; een dossier over een toeristische regio; een activerende tekst zoals een advertentie, affiche, folder, brochure of reclamespot; een animatieprogramma met deelnemerslijsten, affiches en infoborden; een quiz; een sollicitatiebrief met CV; zakelijke brieven zoals een verzoek om informatie, een aanvraag, een bevestiging van een reservatie, een klachtenbrief of een antwoord erop, een rappelbrief.

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 12 5 TAALBESCHOUWING Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN De leerlingen kunnen in het taalgebruik enkele taalverschijnselen De taalverschijnselen: herkennen, benoemen en het gebruik ervan bespreken. 1 1 Taalvarianten: regionale varianten: dialect; sociale varianten of sociolecten: - vaktaal (bijv. een informatieve tekst in vaktaal herschrijven voor een breed toeristisch publiek); - leeftijdsgebonden taalvarianten (bijv. de taal van jongeren versus die van bejaarden); contextuele varianten of registers: bijv. een formele, geschreven tekst omzetten in gewone spreektaal; toeristische informatie bestemd voor jongeren omzetten in een register geschikt voor zakenlui). 2 2 Non-verbale elementen: bijv. een boeiende, enthousiaste boodschap versus een routineuze of saaie. 3 3 Interculturele communicatie: i.v.m. reizen naar andere culturen.

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 13 PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN ALGEMENE PRINCIPES Om de doelstellingen van dit leerplan te realiseren, willen we een vijftal klemtonen aangeven die noodzakelijk en typisch zijn voor een leerweg 'eigentijds communicatief taalonderwijs'. Daarbij verschuift de aandacht van louter leren over taal naar leren in taal. Leren over taal komt gaandeweg de tweede en derde graad eveneens aan bod, naarmate de leerlingen een hoger abstractieniveau kunnen bereiken. Leerlinggerichtheid In dit leerplan gaan we ervan uit dat de leerlingen centraal staan. Leerlinggericht onderwijs is meer dan kiezen voor leerstof die aansluit bij de leefwereld van de leerlingen. Het betekent tevens dat in de les de zelfwerkzaamheid van de leerling bevorderd moet worden. Leerlingen leren niet alleen met het hoofd, ze leren door uit te voeren, door te doen, door zelfstandig talig te handelen. Wat ze zelf ervaren, onthouden en leren ze beter. Kennis wordt pas zinvol als ze ook wordt toegepast. Kennis wordt het best verworven door er iets mee te doen. Aangezien ze snel veroudert, moeten de leerlingen leren nieuwe kennis en vaardigheden op te doen en hiermee zinvol om te gaan op alle niveaus (verwerven, selecteren, analyseren, structureren, beoordelen, integreren, toepassen). In feite verschuift in deze leerlinggerichte visie het accent van onderwijzen naar zelfstandig leren. Dit heeft o.m. de volgende consequenties: Een andere rol voor de leraar: van overdrager van kennis via instructeur naar begeleider van het leerproces; De keuze voor een aangepaste didactiek met ruimte voor inductieve en interactieve werkvormen; In de evolutie naar grotere zelfstandigheid, waarbij de leerling zelf zijn leerproces stuurt en evalueert, onderscheiden we 3 fasen. In elk ervan neemt de graad van zelfstandigheid in het leerproces toe. a. Zelfstandig werken: de handelende leerling Bij zelfstandig werken bepaalt de leraar nog in grote mate de opdrachten en de wijze waarop ze worden uitgevoerd. De leerlingen voeren, gestuurd door de leraar of door de instructie, zelfstandig de taken uit. De leraar organiseert nog alle leeractiviteiten, zo efficiënt en effectief mogelijk. Hij geeft aan welke stappen de leerlingen in het leerproces dienen te zetten: van Oriënteren over Voorbereiden naar Uitvoeren en Reflecteren (OVUR). Hij is nog in hoofdzaak verantwoordelijk voor het leerproces van de leerling, die optreedt als uitvoerder van de taak. Zelfstandig werken is een voorwaarde tot zelfstandig leren, maar een overdaad eraan kan het zelfstandig leren belemmeren. De leraar blijft in deze situatie immers nog steeds sturen. b. Zelfstandig leren: de leerbekwame leerling (aanzet in de tweede graad) In deze fase staan we een stap verder. De leerling leert zelf een batterij leerhandelingen op te bouwen om ten slotte zelfstandig een (taal)taak uit te voeren en een vooropgesteld doel te bereiken. Hij beheerst niet enkel het cognitief, maar ook het metacognitief handelen (bijv. reflecteren en op grond hiervan een andere strategie kiezen). Eigenlijk gaat het hier om het bereiken van leercompetenties die nodig zijn voor de aanpak en de planning bij het creatief uitvoeren van complexere leertaken. Zelfstandig leren bevindt zich dus op een hoger niveau dan zelfstandig werken. c. Zelfverantwoordelijk leren: de autonome leerling (aanzet in de derde graad/hoger onderwijs) De leraar geeft nu slechts globaal aan wat het einddoel is en laat het aan de leerlingen over hoe ze dit doel willen bereiken. Op dit hoogste niveau bepalen de leerlingen zelf wat en hoe ze leren. Taakgerichtheid De leerlingen ontwikkelen hun taalvaardigheid door concrete, realistische taken uit te voeren binnen een ruim taalaanbod, in de domeinen luisteren, kijken, spreken, lezen en schrijven. Belangrijk daarbij is dat er altijd een afstand is tussen de (taal)vaardigheid die de leerlingen al bezitten en de (taal)vaardigheid die de taak vereist. Deze moet groot genoeg zijn om uitdagend te zijn. De leerlingen kunnen pas iets leren als er iets te leren valt.

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 14 Anderzijds mag de afstand niet zo groot zijn dat de haalbaarheid van de taak in het gedrang komt. Daarom vertoont taakgericht onderwijs de volgende kenmerken: een zo motiverend mogelijk karakter; een veilig klimaat; een procesgerichte aanpak. De uitvoering van de taaltaken kan individueel gebeuren, maar het leereffect verhoogt aanzienlijk met interactieve werkvormen, doordat de taak in overleg met anderen wordt uitgevoerd (coöperatief leren). Daarna structureert en systematiseert de leraar, samen met de leerlingen, de leerinhoud. Wanneer de leerlingen op een zinvolle manier moeten samenwerken en wanneer aandacht besteed wordt aan de verschillende stappen bij de uitvoering van de taaltaken, wordt tegelijk gewerkt aan de realisatie van de vakoverschrijdende eindtermen leren leren en sociale vaardigheden. Aandacht voor leerstrategieën Dit impliceert dat men niet alleen aandacht heeft voor het eindproduct (de taaltaak zelf). Onder strategie verstaan we een handeling of een reeks mentale handelingen die planmatig en doelbewust worden uitgevoerd om een (taal)taak efficiënt (met meer rendement, in minder tijd, met minder energie) en effectief (met het beoogd resultaat) uit te voeren. Complexe taaltaken worden daartoe opgesplitst in verscheidene kleinere stappen. Aandacht voor reflectie Hiermee bedoelen we dat er nagedacht wordt over het bereikte resultaat, het product van de taaltaak én over de aangewende procedures. Reflecteren wordt gezien als een basisattitude, een op handelingen gerichte houding (leerplan eerste graad) die bovendien niet exclusief is voor het vak Nederlands, maar in elk leerproces centraal staat (leren leren). Geïntegreerd taalonderwijs Van volwaardig geïntegreerd taalonderwijs is er slechts sprake als aan minstens twee voorwaarden voldaan is: De taaltaken worden geplaatst in zo compleet mogelijke communicatieve situaties waarbij de vier componenten (luisteren en kijken, lezen, spreken, schrijven) én de reflectie hierop geïntegreerd geoefend en verfijnd worden. Bovendien vervullen de leerlingen verschillende rollen in de communicatie. Hierbij is de kans op transfer van het leereffect van de ene naar de andere component groter dan bij het gefragmenteerd in hokjes opdelen van de taalcomponenten. Vaardigheden of kennis verworven in de les Nederlands kunnen toegepast worden in nieuwe leer- of werksituaties in de andere schoolvakken, de vervolgstudie en het (beroeps)leven (vakoverschrijdend, schooloverstijgend en voor het leven leren). Werken aan een taalbeleid De visie, doelstellingen en pedagogisch-didactische wenken in dit leerplan Nederlands kunnen op school slechts concreet en in al hun facetten gerealiseerd worden als tussen de leraren Nederlands enerzijds en tussen de leraren Nederlands en het hele schoolteam anderzijds een cultuur heerst van samenwerking en overleg. Daarnaast heeft de ontwikkeling van een coherent taalbeleid op school ongetwijfeld een positief effect op de kwaliteit van het onderwijs in het Nederlands en de leerresultaten van de leerlingen. Met taalbeleid bedoelen we de weloverwogen en planmatige wijze waarop de school omgaat met het gebruik en het onderwijs van het Nederlands (en andere talen) en de mate waarin de school ernaar streeft om de vaktaal en het taalonderwijs te laten aansluiten bij de taalachtergrond van alle leerlingen.

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 15 INHOUDELIJKE WENKEN We verwijzen hier vooraf naar de algemene pedagogisch-didactische wenken op blz. 13 e.v. en geven nogmaals de vijf belangrijkste pijlers waarop het didactisch handelen van de leraar Nederlands dient te steunen. We geven bondig de essentiële aandachtspunten mee, die op blz. 13 e.v. uitgebreid worden toegelicht. Gerichtheid op zelfstandigheidsontwikkeling Aandachtspunten: gericht op zelfwerkzaamheid van de leerlingen; gericht op toenemende zelfstandigheid van de leerlingen; gericht op het verwerven van een algemene leerbekwaamheid: de bekwaamheid tot leren leren; inductieve leerweg: de leerlingen proberen zelf de systematiek achter bepaalde taalverschijnselen te ontdekken; de leraar is flexibel: hij stimuleert, begeleidt, stuurt en maakt gebruik van een aangepaste didactiek (bijv. interactieve werkvormen met heterogene samenstelling van de groepjes). Hierbij houdt hij ook rekening met de verschillende leerstijlen van de leerlingen. Gerichtheid op zinvolle, functionele opdrachten Aandachtspunten: ontwikkeling van de taalvaardigheid door middel van realistische taken met gevarieerd taalmateriaal; aansluitend bij de leefwereld van de leerlingen: realistisch, ervaringsgericht, zinvol, nuttig, interessant; leermeerwaarde: afstand tussen de taalvaardigheid die de leerling al bezit en de taalvaardigheid die de taak vereist, d.w.z. uitdagende opdrachten; probleemoplossend, confronterend, emanciperend, waardevormend. Gerichtheid op procesmatig en strategisch denken Aandachtspunten: opsplitsing van complexe taken in deeltaken en van complexe vaardigheden in deelvaardigheden; strategieën aanleren die bruikbaar zijn om taaltaken efficiënter uit te voeren. Gerichtheid op reflectie Aandachtspunten: reflectie op het product van de taaltaak én op de aangewende strategieën (wat, hoe, waarom?); afzonderlijke evaluatie van de verschillende deeltaken en strategieën. Gerichtheid op integratie, transfer en samenwerking Aandachtspunten: taaltaken in zo compleet mogelijke communicatieve situaties; integratie van de vier componenten (luisteren/kijken, lezen, spreken, schrijven) én de reflectie hierop; transfer van het leereffect van de ene naar de andere vakcomponent; transfer van verworven kennis en vaardigheden naar andere vakken en nieuwe leer- en werksituaties; nauwe samenwerking en overleg tussen de leraren Nederlands onderling; nauwe samenwerking en overleg tussen de leraren Nederlands en het hele schoolteam; een coherent en weloverwogen taalbeleid op school.

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 16 1 Luisteren (en kijken) VOORAF Zoals in de doelstellingen en in de leerinhouden wordt aangegeven, is het essentieel dat er voldoende variatie is in het aanbod van de tekstsoorten en dat de moeilijkheidsgraad van de (kijk- en) luisteroefeningen geleidelijk aan groter wordt doordat de afstand toeneemt en het verwerkingsniveau complexer wordt. Hierna volgen enkele concretiseringen van de leerinhouden luisteren (en kijken), waarbij een bepaalde tekstsoort gekoppeld wordt aan de afstand en het verwerkingsniveau. Op beoordelend niveau luisteren (en kijken) naar teksten bestemd voor een onbekend publiek. - Een filmisch verslag van een reis (analyseren en) beoordelen. - Twee toeristische reportages of documentaires over dezelfde streek vergelijken. - De gegevens uit een documentaire toetsen aan die uit enkele teksten of op een website. - Een gidsbeurt, routebeschrijving of een mondeling verslag van een reiservaring evalueren. - De argumenten bij een tv-discussie (schematiseren of samenvatten en) kritisch beoordelen. - De lichaamstaal beoordelen bij een presentatie, rede of discussie op tv. - Een standpunt innemen en argumenteren op basis van informatie uit een tv-programma. - Reclamespots kritisch analyseren. - De geschikte kandidaat kiezen na het bekijken van twee of drie sollicitatiegesprekken (rollenspel). - Een instructie beoordelen volgens een reeks criteria. - Een klacht analyseren en er al dan niet op ingaan, met de nodige motivatie. De beoordeling gebeurt bij voorkeur aan de hand van een hulpschema met beoordelingscriteria die ook samen met de leerlingen kunnen worden opgesteld (inductief). DE LERAAR BEGELEIDT DE LEERLINGEN IN HUN ONTWIKKELING TOT ZELFSTANDIGE, VAARDIGE EN EFFICIËNTE LUISTERAARS (EN KIJKERS) Een zelfstandige luisteraar (kijker) is een leerling die op het einde van de derde graad zonder sturing van de alwetende leerkracht-vragensteller in staat is zelfstandig de nodige leerstrategieën in het algemeen en de noodzakelijke (kijk- en) luisterstrategieën in het bijzonder in te zetten (bijv. voorkennis oproepen en inzetten bij voorspellend luisteren). Hij is bovendien bereid en in staat op zowel zijn leerstrategieën als (kijk- en) luisterstrategieën te reflecteren en ze waar nodig bij te stellen. In de derde graad zijn de oefeningen gericht op meer zelfstandigheid en zelfwerkzaamheid. Suggesties voor oefeningen en taken Kennismaken met en inzicht verwerven in mondelinge communicatievormen en audiovisuele media: - regels van gespreksvormen toepassen: bijv. discussie of debat; - lichaamstaal en bepaalde culturele of sociale verschillen herkennen en er rekening mee houden; - de kenmerken van de verschillende media kennen en er rekening mee houden bij de analyse en interpretatie: verschillen tussen bepaalde tv-zenders; verschil tussen radio- en tv-journaal of tussen radio- en tv-spot. De leerlingen kunnen doelgericht luisteren als de luisteropdrachten vooraf worden medegedeeld. Al luisterend zelfstandig notities nemen bij gesproken communicatie: - selectief luisteren of kijken, afhankelijk van het doel van de taak; - ordelijk en overzichtelijk noteren van informatie: brainstorming of hersenhoos, waaierschema; - afkortingen en symbolen gebruiken (ook eigen afkortingen en symbolen wanneer nodig). DE LERAAR BEGELEIDT DE LEERLINGEN BIJ DE KEUZE EN BIJ HET GEBRUIK VAN STRATEGIEËN Zich oriënteren op de luister- en kijktaak: zich afvragen waarom, waarnaar precies en hoe goed men moet luisteren en kijken. Suggesties voor oefeningen en taken Zelfstandige toepassingen (indien nodig in een eerste fase aan de hand van een schema of een reeks hulpvragen): de precieze taakomschrijving; het onderwerp en het inzetten van mogelijke voorkennis; de aanpak: hoe grondig, hoeveel tijd beschikbaar, hoeveel tijd nodig, opzoekwerk nodig ; de keuze van een geschikte strategie. Voorspellend luisteren en kijken: voorkennis activeren om allerlei voorspellingen te doen over de beluisterde tekst.

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 17 Oefeningen waarbij de leerlingen op grond van enkele gegevens (bijv. titel, zender, stem, publiek) voorspellingen doen i.v.m.: de inhoud; de tekstsoort; het doel; de zender; het doelpubliek; het medium of kanaal. De leerlingen gebruiken daarbij bijv.: topische vragen (wie, wat, waar, wanneer, hoe) of andere hulpvragen; vaste tekststructuren, bijv. van een advertentie. Ze proberen niet alleen vooraf te voorspellen, maar ook tijdens het luisteren en kijken (anticiperen), bijv. bij het bekijken van een tv-programma: vooraf: inhoud voorspellen op basis van titel, zender; tijdens het luisteren en kijken: af en toe stoppen en laten voorspellen; tijdens het luisteren en kijken de voorspellingen voortdurend bijsturen op basis van signalen in de tekst of het programma. Uiteraard hebben deze oefeningen ook als doel de aandacht bij het luisteren en kijken te stimuleren en de concentratie te verhogen. Oriënterend luisteren en kijken: de leerling vraagt zich af waarover de tekst gaat en wat er precies van hem verwacht wordt. De tekst wordt snel en selectief beluisterd (of bekeken) met de bedoeling een eerste globale indruk te verwerven van: de zender; het doel van de tekst/het programma en van het luisteren/kijken; de ontvanger: het doelpubliek en/of andere sprekers; de tekstsoort (o.a. typische structuur) en/of gespreksvorm; de taal, rekening houdend met het doel en de ontvanger; het medium of kanaal; de context of het referentiekader; de randvoorwaarden i.v.m. de luister/kijksituatie: waar, wanneer, duur, omstandigheden Zoekend luisteren en kijken: gerichte, welbepaalde gegevens of informatie uit de tekst halen. Oefeningen op het achterhalen van specifieke informatie: Inhoudelijk: - een formulier invullen; - etten op tekstsignalen; - bepaalde toeristische gegevens noteren; - bepaalde nieuwsfeiten achterhalen; - doorvragen bij een interview; - soorten vragen maken: denkvraag, weetvraag, toepassingsvraag, evaluatievraag; - bepaalde stukken parafraseren of samenvatten; - een onderscheid maken tussen feiten en meningen; - de aard van de argumentatie herkennen. Formeel: - voorbeelden van bepaalde vragen noteren bij een interview; - bepaalde voorbeelden van non-verbaal gedrag interpreteren; - het verbale gedrag (volume, tempo, hoogte, articulatie ) analyseren. Globaal luisteren en kijken: luisteren en kijken om hoofdzaken uit de tekst te halen. Oefeningen op het achterhalen van o.m.: de voornaamste argumenten; de kerngedachte van de hele tekst en van tekstgedeelten; het verbale en non-verbale gedrag van een spreker. Intensief luisteren en kijken: aandachtig luisteren en kijken naar de hele tekst om er allerlei belangrijke gegevens uit te halen. De leerlingen letten dus op hoofd- en bijzaken om de tekst helemaal te begrijpen. Oefeningen op het analyseren en begrijpen van zowel expliciete als impliciete (detail)informatie: 'tussen de regels' luisteren en kijken, inferenties maken, conclusies trekken. Dit houdt bijv. in:

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 18 enkele tekstafhankelijke en tekstonafhankelijke vragen beantwoorden; diverse soorten vragen stellen bij leerstofonderdelen; de hoofdgedachten schematisch weergeven; nagaan welke taalhandelingen de zender stelt; de argumenten pro en/of contra schematisch weergeven; aangeven welke houding een zender blijkt te hebben ten opzichte van het onderwerp en waar die uit blijkt (infereren); aanduiden welke uitspraken feiten zijn, welke meningen; enkele typische technieken van reclamespots herkennen. Hierbij wordt steeds de nodige taalbeschouwelijke kennis ingezet van tekstsignalen en tekststructuren. DE LERAAR BEGELEIDT DE LEERLINGEN BIJ DE REFLECTIE OP HUN (KIJK- EN) LUISTERSTRATEGIEËN EN OP DE RESULTATEN Het kijk- en luisteronderwijs moet voldoende aandacht schenken aan zowel de voorbereiding en de uitvoering als aan het resultaat van de taak door middel van gerichte observatieopdrachten. Suggesties voor oefeningen en taken De leerlingen doen nadenken over de volgende zaken: Het eindresultaat/rendement. De eigen prestatie en die van anderen (bijv. de eigen inbreng bij een discussie). De aanpak of strategieën: Hoe valt het eindresultaat te verklaren? Waar is het misgegaan? Wat kan concreet verbeterd worden? Hoe? De eigen luister- en kijkvaardigheid: Waar ben ik goed in? Waarom (niet)? Hoe zijn de ervaringen met dit soort taken? Het is ook zinvol de leerlingen tips te laten formuleren voor zichzelf of voor anderen. DE LERAAR BEGELEIDT DE LEERLINGEN IN HUN ONTWIKKELING TOT FLEXIBELE KIJKERS EN LUISTERAARS Een flexibele kijker/luisteraar heeft verschillende strategieën verworven die hij soepel kan inzetten bij het bekijken en beluisteren van om het even welke communicatieve situatie (tekstsoort) binnen de Nederlandse les, binnen andere lessen en buiten de school. Hierbij dient de leraar te zorgen voor voldoende afwisseling, zowel wat de soorten teksten betreft, de aard en moeilijkheidsgraad van de opdrachten als de gebruikte media (video, telefoon, schilderij...). Suggesties voor oefeningen en taken De luister/kijkactiviteiten kunnen ingeschakeld worden als voorbereiding op het spreken, bijv.: - de uiteenzetting van een persoonlijk standpunt; - de spreektechniek van nieuwslezers beluisteren/bekijken en analyseren. Terwijl klasgenoten praten, voeren de anderen een of meer van de volgende taken uit: - observeren en evalueren aan de hand van een hulpschema met criteria; - een verslag of samenvatting maken. Inschakelen van taalbeschouwing door middel van gerichte oefeningen, waarbij tijdens het luisteren en kijken gelet wordt op: - verbindende woorden, structuurmarkeerders, signaalwoorden, signaalzinnen; - vaste tekststructuren. Lichaamshouding. Bij een discussie of debat letten op positieve, stimulerende luister- en kijkhouding: - gesprekspartner aankijken; - storende zaken vermijden. Concentratie: - storende geluiden negeren; - bepaalde geluiden herkennen. In- en/of meeleven: - respect voor de gesprekspartner(s): openstaan voor andere standpunten, gebruiken of culturen; - laten uitspreken; - zich niet laten meeslepen door emoties.

TSO 3e graad Opties Commercieel webverkeer, KMO-administratie, Toerisme en organisatie, Toerisme en recreatie 19 2 Spreken VOORAF Zoals in de doelstellingen en in de leerinhouden wordt aangegeven, is het essentieel dat er voldoende variatie is in het aanbod van de tekstsoorten en dat de moeilijkheidsgraad van de spreekoefening geleidelijk aan groter wordt doordat de afstand toeneemt en het verwerkingsniveau complexer wordt. Hierna volgen enkele concretiseringen van de leerinhouden spreken: Op structurerend niveau spreken voor een onbekend publiek Een reeks afspraken maken in verband met een reis of een animatieactiviteit. Een bus of hotel reserveren. Op beoordelend niveau spreken voor een onbekend publiek Een klacht formuleren tijdens een stage (eventueel in de vorm van een rollenspel in de klas). Tijdens een stage uitleg geven over een excursie. Tijdens een stage instructies geven in verband met een bepaalde animatieactiviteit. Tips geven aan een reisgezelschap over cultuurverschillen. Deelnemen aan een sollicitatiegesprek (rollenspel). Een mondelinge enquête houden bij deelnemers aan een activiteit over hun tevredenheid. Een reclamespot maken voor radio of tv voor een reis, pretpark, vakantieoord Een geargumenteerd standpunt innemen bij een discussie of vergadering over een project. Deelnemen aan een werkvergadering i.v.m. de organisatie van een reis of animatieavond. Bij het beschrijven van de beginsituatie vooraan in dit leerplan hebben we al gewezen op de specifieke problemen van jonge adolescenten. Dit geldt ook nog bij vele jonge volwassenen. Ze zoeken nog naar hun eigen identiteit, naar een positief zelfbeeld en ze zijn bijzonder gevoelig voor groepsdruk. Vooral bij een vaardigheid als spreken is het belangrijk dat de leraar de leerlingen ruimte en tijd laat om met zichzelf en de wereld te leren omgaan, en om te ondervinden wat hen het best ligt. Vandaar dat het proces hier minstens even belangrijk is als het resultaat (m.n. het product); de leerlingen moeten volop de kans krijgen te oefenen, technieken te leren en in diverse spreeksituaties bepaalde conventies leren herkennen en hanteren. Uiteraard vraagt dit van de leraar in grote klassen een extra inspanning. DE LERAAR BEGELEIDT DE LEERLINGEN IN HUN ONTWIKKELING TOT ZELFSTANDIGE, VAARDIGE EN EFFICIËNTE SPREKERS Suggesties voor oefeningen en taken Kennismaken met en inzicht verwerven in verschillende mondelinge communicatievormen en audiovisuele media: de regels van gespreksvormen; het effect van bepaalde groepsverschijnselen, bijv. zich aanpassen aan gesprekspartners; de invloed van lichaamstaal en bepaalde culturele of sociale verschillen; het belang van illustratiemateriaal of audiovisuele media (gepast inschakelen). De efficiënte spreker bereikt zijn spreekdoel met meer rendement en hopelijk met meer plezier, en investeert daarvoor niet meer tijd dan nodig. De leraar streeft ernaar om alle aspecten van het complexe interactieproces in de lespraktijk evenredig aan bod te laten komen. Daarom is het wenselijk spreeklessen op te zetten in zo realistisch mogelijke communicatieve situaties. De voorkeur zou dan ook moeten uitgaan naar dialogische en polylogische gespreksvormen, werkvormen als groepswerk met rapportering, discussie, debat, interview, dramatische werkvormen. Niet elke leerling hoeft elke spreek-/luisteractiviteit ook werkelijk uit te voeren. Op die manier is het mogelijk om een grotere verscheidenheid aan spreek- en luisteroefeningen aan te bieden. We kunnen hierbij gebruikmaken van de rolwisseling spreker/luisteraar-observant. Hoe gaan we te werk? Iedereen bereidt elke spreektaak voor. In de loop van het jaar komt elke leerling voldoende keren sprekend aan bod. Wie niet deelneemt, observeert, luistert en evalueert. Eventueel worden gerichte vragen gesteld of beantwoord, of wordt een verslag of een samenvatting gemaakt. Intensief luisteren (en kijken) blijkt ook heel leerzaam.